28.10.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 382/1


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN — EACEA/31/2014

Erasmus+-programma, Kernactie 3 — Ondersteuning van beleidshervormingen

Samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van onderwijs en opleiding en jongeren

(2014/C 382/01)

INLEIDING

Samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren is van essentieel belang om te zorgen voor een zo breed mogelijke betrokkenheid inzake strategieën en een beleid op het gebied van een leven lang leren en om recht te doen aan de inbreng van de belanghebbenden op alle niveaus. Dit is belangrijk om de Europa 2020-strategie voor groei en banen, het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebeid van onderwijs en opleiding (ET 2020), specifieke beleidsagenda's zoals het Bolognaproces voor het hoger onderwijs of het proces van Brugge/Kopenhagen voor beroepsonderwijs en -opleiding, alsmede de EU-strategie voor jongeren beter onder de aandacht te brengen. Dit is van vitaal belang om te waarborgen dat belanghebbenden actief worden betrokken bij de uitvoering van beleidshervormingen in de verschillende landen, om hun deelname aan het Erasmus+-programma en andere Europese programma's te bevorderen en om beleids- en programmaresultaten en goede praktijken via hun uitgebreide lidmaatschapsnetwerken te verspreiden.

In dit kader zal op basis van onderstaande percelen van deze oproep financiële ondersteuning worden verleend:

1.

Samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van onderwijs en opleiding (perceel 1)

2.

Samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van jongeren (perceel 2)

NB: In het kader van deze oproep mag een organisatie slechts één aanvraag indienen. Zij kan daarbij kiezen voor perceel 1 of perceel 2, maar niet voor beide.

GEMEENSCHAPPELIJKE ELEMENTEN DIE OP BEIDE PERCELEN VAN TOEPASSING ZIJN

1.   Algemene doelstellingen

Het doel van deze oproep tot het indienen van voorstellen is de verlening van structurele steun in de vorm van een exploitatiesubsidie aan Europese niet-gouvernementele organisaties (Engo's) en EU-brede netwerken die op het gebied van onderwijs en opleiding of op het gebied van jongeren werkzaam zijn en de volgende algemene doelstellingen nastreven:

vergroten van het bewustzijn onder belanghebbenden van Europese beleidsagenda's op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren, met name Europa 2020, Onderwijs en opleiding 2020, specifieke beleidsagenda's zoals het proces van Bologna of het proces van Brugge/Kopenhagen en de EU-strategie voor jongeren;

stimuleren van de betrokkenheid van belanghebbenden bij en hun samenwerking met overheden voor de uitvoering van beleid en hervormingen op de gebieden onderwijs, opleiding en jongeren, zoals de landspecifieke aanbevelingen die in het kader van het Europees semester zijn gedaan;

bevorderen van de participatie van belanghebbenden op het gebied van onderwijs, opleiding en jongeren;

bevorderen van de betrokkenheid van belanghebbenden om de acties en resultaten van het programma en goede praktijken onder hun leden en daarbuiten te verspreiden.

Deze doelstellingen dienen duidelijk ingebed te zijn in de werkplannen, activiteiten en prestaties van de aanvragende organisaties.

2.   Subsidiabiliteit

2.1.   In aanmerking komende gegadigden

De oproep staat open voor twee categorieën van entiteiten:

—   categorie 1: Europese niet-gouvernementele organisaties (Engo's) op het gebied van onderwijs en opleiding of op het gebied van jongeren;

—   categorie 2: EU-brede netwerken op het gebied van onderwijs en opleiding of op het gebied van jongeren.

Een organisatie mag slechts één aanvraag indienen, voor categorie 1 of voor categorie 2.

Om in aanmerking te komen, moeten de aanvragers:

een niet-gouvernementele organisatie zijn;

geen winstoogmerk hebben.

In de percelen worden de twee categorieën van in aanmerking komende aanvragers nader omschreven.

Nationale Erasmus+-agentschappen en organisaties met een ledental dat grotendeels uit nationale Erasmus+-agentschappen bestaat (minstens 2/3), komen niet in aanmerking in het kader van deze oproep.

2.2.   In aanmerking komende landen

Rechtspersonen moeten in een van onderstaande landen zijn gevestigd om voor subsidie in aanmerking te komen:

EU-lidstaten: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden;

de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die deel uitmaken van de Europese Economische Ruimte (EER): IJsland, Liechtenstein, Noorwegen;

de kandidaat-lidstaten waarvoor een pretoetredingsstrategie bestaat overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden zoals bepaald in de kaderovereenkomsten die met deze landen zijn gesloten voor hun deelname aan EU-programma's: voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Turkije.

3.   Financieringsregeling

Deze oproep tot het indienen van voorstellen biedt de mogelijkheid een aanvraag in te dienen voor:

kaderpartnerschapsovereenkomsten (voor de percelen 1 en 2), en voor

jaarlijkse exploitatiesubsidies (alleen perceel 2 Formula jongeren). In dit geval mag een organisatie slechts één aanvraag indienen. Zij kan daarbij kiezen voor een kaderpartnerschapsovereenkomst of voor een jaarlijkse exploitatiesubsidie.

3.1.   Kaderpartnerschapsovereenkomst

Kaderpartnerschapsovereenkomsten hebben betrekking op samenwerking op Europees niveau voor een lange termijn. Dit type overeenkomst formaliseert een partnerschap voor drie jaar.

Aanvragen voor een kaderpartnerschapsovereenkomst moeten het volgende omvatten:

een gedetailleerd werkprogramma voor twaalf maanden (jaarlijks werkprogramma) voor 2015, met de benodigde informatie voor het berekenen van de subsidie (zie Richtsnoeren voor aanvragers, hoofdstuk 11, paragraaf 2);

een actieplan voor drie jaar voor de periode 2015-2017.

In het actieplan voor drie jaar moet een strategie worden uitgestippeld met doelstellingen, te verwachten resultaten en prestaties voor de periode 2015-2017, in het algemeen genomen en voor elk van de drie jaren afzonderlijk, alsook de acties die zullen worden verricht om de verwezenlijking te waarborgen.

Het jaarlijkse werkprogramma moet worden gebaseerd op het actieplan voor de periode 2015-2017 en zal de basis vormen voor een specifieke jaarlijkse exploitatiesubsidie voor elk van de drie betrokken begrotingsjaren. De samenhang en de complementariteit tussen de meerjarige en de jaarlijkse elementen van het programma moeten duidelijk worden aangetoond.

3.2.   Jaarlijkse exploitatiesubsidie (alleen van toepassing op perceel 2 Formula jongeren)

Jaarlijkse exploitatiesubsidies zijn gericht op samenwerking op Europees niveau voor een korte termijn.

Aanvragen voor jaarlijkse exploitatiesubsidies omvatten een gedetailleerd werkprogramma voor twaalf maanden (jaarlijks werkprogramma) voor 2015, met de benodigde informatie voor het berekenen van de subsidie.

4.   Toekenningscriteria

De kwaliteit van subsidiabele aanvragen wordt op grond van de volgende criteria beoordeeld (1):

relevantie (maximaal 30 punten);

kwaliteit van het werkplan met betrekking tot ontwerp en uitvoering (maximaal 20 punten);

profiel, aantal deelnemers alsook aantal landen waarop de activiteiten betrekking hebben (maximaal 20 punten);

effect, verspreiding en duurzaamheid (maximaal 30 punten).

Om voor financiering in aanmerking te komen, moeten voorstellen:

een score van ten minste 60 punten in totaal behalen, en

op elk van bovengenoemde toekenningscriteria minstens de helft van de maximale score behalen (15 punten voor de criteria „relevantie” en „effect, verspreiding en duurzaamheid”, 10 punten voor de criteria „kwaliteit van het werkplan met betrekking tot ontwerp en uitvoering” en „profiel, aantal deelnemers alsook aantal waarop de activiteiten betrekking hebben”).

5.   Begroting

Het doel van deze oproep tot het indienen van voorstellen is het selecteren van organisaties waarmee overeenkomsten worden gesloten voor een jaarlijkse exploitatiesubsidie voor het begrotingsjaar 2015.

Het totale bedrag aan begrotingsgelden dat in 2015 wordt uitgetrokken voor deze oproep (percelen 1 en 2) bedraagt 6 300 000 EUR.

Het Agentschap behoudt zich het recht voor om niet alle beschikbare financiële middelen toe te kennen.

6.   Indiening van aanvragen

De subsidieaanvragen moeten worden ingediend met behulp van een elektronisch formulier (eForm).

Het elektronisch formulier is beschikbaar in de Duitse, de Engelse en de Franse taal op het volgende internetadres:

http://eacea.ec.europa.eu/erasmus-plus/funding/eacea312014-civil-society-cooperation_en

Het moet naar behoren worden ingevuld in een van de officiële talen van de EU.

Het eForm moet, naar behoren ingevuld, uiterlijk op 17 december 2014 worden ingediend (vóór 12.00 uur 's middags, Brusselse tijd) met inbegrip van de relevante bijlagen (2):

verklaring op erewoord.

Verplichte aanvullende bijlagen (3) moeten binnen dezelfde termijn per e-mail worden ingediend bij het Agentschap.

7.   Aanvullende informatie

De aanvragen moeten voldoen aan de bepalingen van de Richtsnoeren voor aanvragers Formula Oproep tot het indienen van voorstellen EACEA/31/2014, beschikbaar op het volgende internetadres:

http://eacea.ec.europa.eu/erasmus-plus/funding/eacea312014-civil-society-cooperation_en

SPECIFIEKE ELEMENTEN

PERCEEL 1

Samenwerking met maatschappelijke organisaties: onderwijs en opleiding

1.   Specifieke doelstellingen

Van de organisaties die actief zijn op het gebied van onderwijs en opleiding wordt verwacht dat zij innovatieve, gerichte en creatieve strategieën en activiteiten ontwikkelen en uitvoeren om de doeltreffende uitvoering van hervormingen en acties op de volgende gebieden te ondersteunen:

het bevorderen van excellentie en innovatie via formele, niet-formele en informele benaderingen van leren en het bijbrengen van basis- en transversale vaardigheden, waaronder taalvaardigheid, digitale en ondernemerschapsvaardigheden,volgens een benadering waarbij de lerende centraal staat; het onder de aandacht brengen van innovatieve onderwijsconcepten zoals open leermiddelen (Open Educational Resources, OER's) en open onlinecursussen voor een groot publiek (Massive Open Online Courses, MOOC's); het ontwikkelen van open leeromgevingen en sectoroverschrijdende partnerschappen onder belanghebbenden;

het aanpakken van het probleem van laaggeschooldheid door doeltreffende en duurzame investeringen in onderwijs en opleiding te vergemakkelijken; het bevorderen van analyses en debatten op Europees, nationaal en regionaal niveau om innovatieve financieringsbenaderingen te verkennen of te ontwikkelen; het verhogen van opleidingsniveaus en het tot een minimum beperken van schooluitval; het aantrekkelijker maken van leeromgevingen; het vergemakkelijken van overgangen en flexibele of alternatieve leertrajecten; het ontwikkelen van beroepsonderwijs en -opleiding van hoge kwaliteit met leren op de werkplek, stages of leerlingplaatsen, het afstemmen van beleid op strategieën voor economische ontwikkeling; het ontwikkelen van nieuwe kwalificatietrajecten op potentiële groeigebieden of gebieden waar een tekort aan vaardigheden bestaat; het verbeteren van gelijke kansen bij de toegang tot onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit, zoals voor leerlingen uit achterstandssituaties; het bevorderen van innovatieve aanpakken voor begeleiding en counselling;

het ondersteunen van de nieuwe generatie van educatoren door het versterken van het beroepsprofiel van leerkrachten, opleiders en leidinggevenden in het onderwijs, door het verbeteren van selectie, aanwerving en in de sector houden van arbeidskrachten, doeltreffend initieel onderwijs, ondersteuning aan het begin van de loopbaan, beroepsonderwijs en -ontwikkeling gedurende de gehele loopbaan, pedagogische feedback en stimulansen; het stimuleren van wederzijds leren en leergemeenschappen; het bevorderen van gegevensverzameling en analyses op het gebied van onderwijs en opleiding;

het erkennen en beoordelen van vaardigheden via Europese instrumenten voor transparantie en de erkenning van verworven competenties Formula waaronder leerresultaten verkregen door niet-formeel en informeel leren Formula en ervaringen; het uitrusten van personen van alle leeftijdsgroepen met betere en relevantere vaardigheden via een leven lang leren, waaronder het bijhouden en verbeteren van vaardigheden van laaggeschoolde volwassenen; het ontwerpen, onderwijzen en evalueren van cursussen, rekening houdend met vaardigheden en groeiprognoses en gegevens over werkgelegenheid; het ontwikkelen van interdisciplinaire leertrajecten.

In het werkplan dient duidelijk te worden aangetoond dat de organisatie concreet effect kan genereren op ten minste twee van deze gebieden.

2.   Aanvragende entiteiten

Alleen de organen die aan de hierna gestelde voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor subsidie in het kader van perceel 1:

Categorie 1: Europese niet-gouvernementele organisaties (Engo's)

In het kader van perceel 1 moeten Engo's:

actief zijn bij de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) in ten minste één van de volgende sectoren: onderwijs en opvang voor jonge kinderen, schoolonderwijs, hoger onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding, volwassenenonderwijs, of op ten minste één belangrijk sectoroverschrijdend gebied, zoals ICT, talen, ondernemerschapsonderwijs enz.;

ten minste één belangrijke groep belanghebbenden vertegenwoordigen, zoals studenten, leerkrachten/opleiders/schoolleiding, aanbieders van educatie, ouders enz.;

functioneren op basis van een formeel erkende structuur, bestaande uit a) een Europees orgaan/secretariaat (de aanvrager) dat op de datum van indiening van de aanvraag sinds minstens twee jaar in een in aanmerking komend land wettelijk geregistreerd is, en b) nationale organisaties/afdelingen (4) in ten minste twaalf in aanmerking komende landen die statutair met het Europese orgaan/secretariaat verbonden zijn;

onafhankelijk zijn van overheden en politieke partijen of commerciële organisaties;

ten minste één bezoldigd medewerker in dienst hebben (voltijdsequivalent).

Categorie 2: EU-breed netwerk (formeel netwerk)

In het kader van perceel 1 is een EU-breed netwerk een koepelorganisatie van Europese niet-gouvernementele organisaties (Engo's zoals omschreven in categorie 1). Kenmerkend voor een dergelijk EU-breed netwerk is dat de leden zelf ngo's zijn op Europees niveau. Een Europese koepelorganisatie vertegenwoordigt dus een zeer groot aantal Europese belanghebbenden en bestrijkt een grote reeks beleidsgebieden. Het EU-breed netwerk moet:

bestaan uit juridisch zelfstandige Engo's zoals omschreven in categorie 1 en actief zijn bij de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020);

voldoen aan de volgende drie vereisten:

a)

meer dan één representatieve groep belanghebbenden

Formula

zoals: leerlingen (op alle onderwijs- en opleidingsniveaus), personen werkzaam in het onderwijs (zoals leerkrachten, opleiders en schoolleiding), ouders enz.,

Formula

vertegenwoordigenen

b)

actief zijn in alle volgende sectoren:

onderwijs en opvang voor jonge kinderen;

schoolonderwijs;

hoger onderwijs;

beroepsonderwijs en -opleiding;

volwassenenonderwijs

en

c)

actief zijn op meer dan één belangrijk sectoroverschrijdend gebied (zoals ICT-onderwijs, taalonderwijs, ondernemerschapsonderwijs enz.) met de betrokkenheid van één of meer representatieve groepen belanghebbenden zoals hierboven beschreven;

op de datum van indiening van de aanvraag sinds minstens twee jaar formeel opgericht zijn, d.w.z. rechtspersoonlijkheid hebben, en in een in aanmerking komend land wettelijk geregistreerd zijn (aanvragers moeten een kopie indienen van de statuten en het officieel registratiecertificaat van de aanvragende organisatie);

ten minste 20 lidorganisaties hebben (Engo's zoals omschreven in categorie 1);

onafhankelijk zijn van overheden en politieke partijen of commerciële organisaties;

ten minste één bezoldigd medewerker in dienst hebben (voltijdsequivalent).

3.   Activiteiten

Subsidiabele activiteiten moeten rechtstreeks verband houden met de algemene en specifieke doelstellingen van deze oproep en moeten uitvoerig zijn omschreven in een jaarlijks werkprogramma.

Hierna volgt een indicatieve, niet-uitputtende lijst:

activiteiten die het voor belanghebbenden makkelijker maken toegang te verkrijgen tot en deel te nemen aan de uitvoering van de beleidsprioriteiten van de EU op het gebied van onderwijs en opleiding;

uitwisseling van ervaringen en goede praktijken; het vormen van netwerken en het aangaan van partnerschappen met andere belanghebbenden;

capaciteitsopbouw voor de lidorganisaties, inclusief peer learning, training, adviesverlening en begeleiding om de doeltreffendheid van beleidsacties te verbeteren;

initiatieven en evenementen voor de ontwikkeling van het lidmaatschap van de Engo/het EU-brede netwerk;

thematische en landspecifieke studies, analyses, enquêtes en verslagen betreffende prioriteiten van de EU op het gebied van onderwijs en opleiding, vooral in het kader van de Europa 2020-strategie (Europees semester, landspecifieke aanbevelingen) en het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020);

bewustmakings-, informatie-, verspreidings- en promotieactiviteiten (seminars, workshops, campagnes, bijeenkomsten, publieke debatten, raadplegingen enz.) over beleidsprioriteiten van de EU op het gebied van onderwijs en opleiding en over financieringsinstrumenten van de EU (Europese programma's Formula in het bijzonder Erasmus+, Europese structuur- en investeringsfondsen) om deze prioriteiten te ondersteunen. Activiteiten voor de totstandbrenging van synergieën tussen Erasmus+ en andere EU- of nationale/regionale financieringsbronnen worden aangemoedigd;

samenwerkingsprojecten om het beleidseffect op doelgroepen en/of -stelsels te vergroten.

De activiteiten mogen op Europees, grensoverschrijdend, nationaal, regionaal of lokaal niveau worden uitgevoerd.

4.   Begroting

Het totale bedrag aan EU-begrotingsgelden dat wordt uitgetrokken voor de medefinanciering van samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van onderwijs en opleiding bedraagt 2 500 000 EUR.

Ter indicatie:

ongeveer 90 % van de beschikbare begroting voor onderwijs en opleiding wordt voorbehouden aan entiteiten van categorie 1 (Engo's);

ongeveer 10 % van de beschikbare begroting voor onderwijs en opleiding wordt voorbehouden aan netwerken van Engo's van categorie 2.

De jaarlijkse exploitatiesubsidie in het kader van een driejarige kaderpartnerschapsovereenkomst bedraagt in 2015 maximaal:

 

Categorie 1: Europese niet-gouvernementele organisaties (Engo's)

125 000 EUR

 

Categorie 2: EU-brede netwerken

200 000 EUR

PERCEEL 2

Samenwerking met maatschappelijke organisaties: jongeren

1.   Specifieke doelstellingen

Van de organisaties die actief zijn op het gebied van jongeren en die in het kader van deze oproep steun ontvangen, wordt verwacht dat zij activiteiten uitvoeren waarmee wordt beoogd:

de inzetbaarheid van jongeren te vergroten, vooral door middel van activiteiten die de ontwikkeling van hun competenties en vaardigheden stimuleren op basis van niet-formeel onderwijs;

jongeren mondiger te maken in de samenleving en hun deelname aan besluitvormingsprocessen te stimuleren;

bij te dragen aan de persoonlijke, sociaal-educatieve en beroepsontwikkeling van jongeren in Europa;

bij te dragen aan de ontwikkeling van jongerenwerk op Europees, nationaal, regionaal of lokaal niveau;

bij te dragen aan het debat over de ontwikkeling van beleidspunten die jongeren en jongerenorganisaties aangaan op Europees, nationaal, regionaal of lokaal niveau;

intercultureel leren, respect voor diversiteit en de waarden van solidariteit, gelijke kansen en mensenrechten onder jongeren in Europa te bevorderen;

de integratie te bevorderen van kansarme jongeren in de samenleving.

2.   Aanvragende entitieten

In het kader van samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van jongeren zijn de volgende omschrijvingen van toepassing:

 

Categorie 1: Een Europese niet-gouvernementele organisatie (Engo) moet:

functioneren op basis van een formeel erkende structuur, bestaande uit a) een Europees orgaan/secretariaat (de aanvrager) dat op de datum van indiening van de aanvraag sinds minstens een jaar in een in aanmerking komend land wettelijk geregistreerd is, en b) nationale organisaties/afdelingen in ten minste twaalf in aanmerking komende landen die statutair met het Europese orgaan/secretariaat verbonden zijn;

actief zijn op jongerengebied en activiteiten verrichten die de uitvoering ondersteunen van de EU-strategie voor jongeren;

jongeren betrekken bij het beheer en bestuur van de organisatie.

 

Categorie 2: Een EU-breed netwerk (informeel netwerk) moet:

bestaan uit juridisch zelfstandige organisaties zonder winstoogmerk die jongerenactiviteiten ontplooien die de uitvoering ondersteunen van de actiegebieden van de EU-strategie voor jongeren;

functioneren op basis van een informele bestuursstructuur, bestaande uit a) een organisatie die op de datum van indiening van de aanvraag sinds minstens een jaar in een in aanmerking komend land wettelijk geregistreerd is met functies voor coördinatie van en steun aan het netwerk op Europees niveau (de aanvrager), en b) andere organisaties in ten minste twaalf in aanmerking komende landen;

jongeren betrekken bij het en bestuur van het netwerk.

3.   Activiteiten

De aanvragende entiteiten moeten een consistent werkplan indienen met daarin activiteiten zonder winstoogmerk en door jongeren geleide initiatieven die aansluiten op de verwezenlijking van de doelstellingen van de oproep.

Het gaat daarbij met name om het volgende:

niet-formele en informele leer- en activiteitenprogramma's gericht op jongeren en jongerenwerkers;

activiteiten voor de kwalitatieve ontwikkeling van jongerenwerk;

activiteiten voor de ontwikkeling en bevordering van erkennings- en transparantie-instrumenten op jongerengebied;

seminars, bijeenkomsten, workshops, raadplegingen, debatten onder jongeren over jongerenbeleid en/of Europese vraagstukken;

raadplegingen van jongeren als input voor de gestructureerde dialoog op jeugdgebied;

activiteiten die de actieve participatie van jongeren in het democratisch bestel bevorderen;

activiteiten die intercultureel leren en begrip in Europa bevorderen;

media- en communicatieactiviteiten en -instrumenten betreffende jongeren en Europese vraagstukken.

4.   Begroting

Het totale bedrag aan EU-begrotingsgelden dat wordt uitgetrokken voor de medefinanciering van samenwerking met maatschappelijke organisaties op het gebied van jongeren bedraagt 3 800 000 EUR.

Ter indicatie:

ongeveer 70 % van de beschikbare begroting voor jongerensubsidies wordt voorbehouden aan categorie 1-entiteiten (Engo's) die zich geheel richten op jongeren;

entiteiten van categorie 1 (Engo's) met een bredere doelstelling waarvan een deel van de activiteiten op jongeren is gericht, zijn goed voor circa 10 % van de beschikbare begroting voor jongerensubsidies;

ongeveer 20 % van de beschikbare begroting voor jongerensubsidies wordt voorbehouden aan categorie 2-entiteiten (EU-brede netwerken) die zich geheel richten op jongeren.

De jaarlijkse exploitatiesubsidie bedraagt maximaal:

 

Categorie 1: Europese niet-gouvernementele organisaties (Engo's)

50 000 EUR voor aanvragen voor kaderpartnerschapsovereenkomsten

35 000 EUR voor aanvragen voor jaarlijkse exploitatiesubsidies

 

Categorie 2: EU-brede netwerken

50 000 EUR voor aanvragen voor kaderpartnerschapsovereenkomsten

35 000 EUR voor aanvragen voor jaarlijkse exploitatiesubsidies


(1)  Voor nadere gegevens over de toekenningscriteria wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van de Richtsnoeren voor aanvragers.

(2)  Alle andere administratieve documenten die overeenkomstig de Richtsnoeren voor aanvragers vereist zijn, moeten uiterlijk op 17 december 2014 (vóór 12.00 uur 's middags, Brusselse tijd) per e-mail worden ingediend bij het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur op het volgende e-mailadres: Perceel 1: EACEA-CIVIL-EDU@ec.europa.eu Formula Perceel 2: EACEA-YOUTH@ec.europa.eu

(3)  Voor nadere gegevens over de in te dienen bijlagen wordt verwezen naar hoofdstuk 14 van de Richtsnoeren voor aanvragers.

(4)  De Engo moet aantonen dat alle nationale organisaties/afdelingen statutair met het Europese orgaan/secretariaat verbonden zijn.