31.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 249/33


Beroep ingesteld op 22 mei 2017 — Aldridge e.a./Commissie

(Zaak T-319/17)

(2017/C 249/49)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Adam Aldridge (Schaerbeek, België) en tweeëndertig andere verzoekers (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en A. Tymen, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het onderhavige beroep ontvankelijk en gegrond verklaren;

dientengevolge:

nietig verklaren het besluit van 15 juli 2016 tot afwijzing van het verzoek om herindeling van 16 maart 2016;

nietig verklaren het besluit van 13 februari 2017 tot afwijzing van de klacht van 14 oktober 2016;

vergoeding gelasten van de materiële en immateriële schade die verzoekers hebben geleden;

de verwerende partij verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vier middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan een exceptie van onwettigheid van het besluit van de directeur van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (hierna: „OLAF”) van 16 oktober 2012 om alleen over te gaan tot een eenmalige herindeling voor tijdelijk functionarissen met een overeenkomst voor onbepaalde tijd.

Volgens verzoekers is het besluit onwettig, omdat het strijdig is met de artikelen 10, lid 3, en 15 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (hierna: „RAP”), met de hiërarchie van normen alsmede met het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen. De besluiten van de directeur van OLAF van 15 juli 2016 tot afwijzing van het verzoek om herindeling van 16 maart 2016 alsmede van 13 februari 2017 tot afwijzing van de klacht van 14 oktober 2016 (hierna: „bestreden besluiten”) zijn dus genomen op basis van een onwettig besluit en moeten derhalve nietig worden verklaard.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van het beginsel van behoorlijk bestuur, met name omdat de inwerkingtreding van het nieuwe Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie van 2014 en van de bepalingen die de loopbaanperspectieven boven de rangen AD 12 en AST 9 beperken, geen geldige reden zijn om die tijdelijk functionarissen uit te sluiten van de organisatie van herindelingen.

3.

Derde middel, ontleend aan schending van het beginsel van gelijke behandeling, aangezien de bestreden besluiten in strijd zijn met een besluit van de Commissie, gericht tot de agentschappen van de Europese Unie, waarin wordt bepaald dat tijdelijk functionarissen in aanmerking kunnen komen voor herindeling. Zo geldt er voor de tijdelijk functionarissen met een contract voor onbepaalde tijd van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek („GCO”) van de Commissie een jaarlijks herindelingssysteem, hetgeen een ongerechtvaardigd verschil in behandeling oplevert.

4.

Vierde middel, ontleend aan schending van het evenredigheidsbeginsel, met name doordat de beperking tot één herindeling per loopbaan geen maatregel is die beantwoordt aan het in het besluit van 16 oktober 2016 omschreven doel om te voorzien in de behoeften van OLAF aan specifieke deskundigheid, maar OLAF juist niet de mogelijkheid biedt om tijdelijk functionarissen voor langere periodes in dienst te houden.