19.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/31


Beroep ingesteld op 31 maart 2017 — Calhau Correia de Paiva/Commissie

(Zaak T-202/17)

(2017/C 195/44)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Ana Calhau Correia de Paiva (Brussel, België) (vertegenwoordigers: V. Villante en G. Pandey, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

onderstaande besluiten en handelingen op basis van artikel 277 VWEU nietig verklaren na in voorkomend geval eerst de aankondiging van het vergelijkend onderzoek EPSO/AD/293/14 en de daarin toegepaste talenregeling onrechtmatig en niet van toepassing op verzoekster te hebben verklaard:

het besluit van het Europees Bureau voor personeelsselectie (EPSO) en de jury van 9 november 2015 om de naam van kandidate niet op de reservelijst te plaatsen zoals die op basis van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/293/14 is opgesteld;

het besluit van EPSO en de jury van 23 juni 2016 om het besluit van 9 november 2015 niet te heroverwegen en de naam van kandidate niet alsnog op de reservelijst te plaatsen;

het besluit van EPSO van 22 december 2016 tot afwijzing van het op basis van artikel 90, lid 2, van het Ambtenarenstatuut ingediende administratief bezwaar van verzoekster tegen het besluit van de jury haar naam niet op de reservelijst van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/293/14 te plaatsen en tegen het negatieve besluit met betrekking tot het heroverwegingsverzoek.

de reservelijst van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/293/14.

de Europese Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vijf middelen aan.

1.

Eerste middel, ontleend aan schending van artikel 1 van het Ambtenarenstatuut, het non-discriminatiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van gelijke kansen in verband met de door EPSO gestelde eis om bij de case study gebruik te maken van een QWERTY EN-, AZERTY FR/BE- of QWERTZ DE-toetsenbord, evenals aan een kennelijke beoordelingsfout.

2.

Tweede middel, ontleend aan schending van verordening nr. 1 van 1958 in verband met de talenregeling zoals die in de aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/293/14 is onderschreven en op strikte wijze toegepast, in combinatie met een exceptie van onwettigheid en van niet-toepasselijkheid van de aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/293/14.

3.

Derde middel, ontleend aan schending van artikel 1 van het Ambtenarenstatuut, het non-discriminatiebeginsel en het evenredigheidsbeginsel in verband met de door EPSO en/of de jury tot Duits, Engels en Frans beperkte keuze van de tweede taal die kandidaten bij het vergelijkend onderzoek moeten gebruiken.

4.

Vierde middel, ontleend aan schending van het beginsel van gelijke kansen in verband met de beoordelingsprocedure voor EPSO’s vergelijkend onderzoek.

5.

Vijfde middel, ontleend aan schending van artikel 296, lid 2, VWEU en artikel 25 van het Ambtenarenstatuut in verband met EPSO’s ontoereikende motivering van zijn beslissingen om een bepaalde talenregeling toe te passen en te bevorderen, en tevens ontleend aan schending van de aankondiging van een vergelijkend onderzoek en van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie voor zover EPSO taken uitvoerde die aan de jury zijn toebedeeld.