13.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 211/58


Beroep ingesteld op 11 april 2016 — Megasol Energie/Commissie

(Zaak T-152/16)

(2016/C 211/72)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Megasol Energie AG (Deitingen, Zwitserland) (vertegenwoordiger: T. Wegner, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/185 en (EU) 2016/184 van de Commissie van 11 februari 2016 nietig verklaren;

subsidiair, uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/185 en (EU) 2016/184 van de Commissie van 11 februari 2016 nietig verklaren voor zover daarbij ten aanzien van de door verzoekster naar de Unie uitgevoerde zonnemodules een antidumpingrecht en een compenserend recht worden ingesteld terwijl de zonnemodules oorspronkelijk uit Taiwan verzonden zonnecellen bevatten van ondernemingen die van de maatregelen zijn vrijgesteld;

subsidiair, uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/185 en (EU) 2016/184 van de Commissie van 11 februari 2016 nietig verklaren voor zover daarbij ten aanzien van de door verzoekster naar de Unie uitgevoerde zonnemodules een antidumpingrecht en een compenserend recht worden ingesteld terwijl de zonnemodules oorspronkelijk uit Taiwan verzonden zonnecellen van verschillende ondernemingen bevatten;

meer subsidiair, uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/185 en (EU) 2016/184 van de Commissie van 11 februari 2016 nietig verklaren voor zover zij verzoekster betreffen;

verweerster verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster zes middelen aan.

1.

Eerste middel: ontoereikend onderzoek met betrekking tot uitvoer uit Zwitserland

Verzoekster voert aan dat antidumpingrechten enkel mogen worden uitgebreid indien de voorwaarden van artikel 13 van verordening nr. 1225/2009 (hierna: „antidumpingbasisverordening”) zijn vervuld. Dat houdt in het bijzonder in dat een onderzoek naar ontwijking met betrekking tot de betreffende uitvoer moet worden ingesteld en effectief moet worden uitgevoerd.

Aangezien verzoekster zonnemodules uit Zwitserland naar de Unie uitvoert, maar ten aanzien van Zwitserland in strijd met artikel 13, lid 3, van de antidumpingbasisverordening geen onderzoek is ingesteld, kunnen ten aanzien van de zonnemodules van verzoekster geen maatregelen worden vastgesteld.

2.

Tweede middel: onjuiste vaststelling van de feiten wat betreft Taiwan

De Commissie heeft in strijd met artikel 13, lid 1, derde volzin, van de antidumpingbasisverordening de feiten inzake de verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen China en Taiwan onjuist vastgesteld. Meer bepaald zijn de op de handelsstatistieken gebaseerde waarden niet sluitend. Uit die waarden kon niet de conclusie worden getrokken dat er sprake was van overlading via Taiwan. Evenmin is er sprake van een aanzienlijke verandering van de structuur van het handelsverkeer wat betreft Taiwan, aangezien de uitvoer uit Taiwan slechts beperkt is toegenomen.

3.

Derde middel: onjuiste vaststelling van de feiten wat betreft Zwitserland

Ten aanzien van de door verzoekster uitgevoerde zonnemodules kunnen geen uitgebreide rechten worden ingesteld op de enkele grond dat wat betreft de handelsbetrekkingen tussen China en Zwitserland helemaal geen veranderingen in de structuur van het handelsverkeer zijn vastgesteld met het oog op artikel 13, lid 3, derde alinea, van de antidumpingbasisverordening.

4.

Vierde middel: geen ongerechtvaardigde veranderingen in de structuur van het handelsverkeer

Gesteld dat er sprake zou zijn van een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen Taiwan en Zwitserland — quod non –, dan heeft de Commissie nagelaten vast te stellen dat daarvoor geen rechtvaardiging bestaat.

5.

Vijfde middel: onjuiste beoordeling van de Commissie bij de vaststelling van de bestreden verordeningen aangezien verzoekster niet om vrijstelling kan verzoeken aan de hand van een handelsfactuur

Terwijl ondernemingen in de Unie door middel van een handelsfactuur producten die van de maatregelen zijn vrijgesteld, kunnen invoeren, heeft verzoekster deze mogelijkheid niet. De bewoordingen van de verbintenisverklaring zijn niet afgestemd op ondernemingen in derde landen die cellen uit Maleisië of Taiwan gebruiken.

6.

Zesde middel: onjuiste beoordeling door de Commissie bij de vaststelling van de bestreden verordeningen wegens schending van grondrechten van de Unie en de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat

Verzoekster stelt tot slot dat de vrijheden van beroep en ondernemerschap (artikelen 15 en 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; hierna: „Handvest”), het recht op eigendom (artikel 17 Handvest) en het gelijkheidsbeginsel (artikel 20 Handvest) zijn geschonden, aangezien zij zich met name ten aanzien van ondernemingen in de Unie in een ongunstigere positie bevindt. De Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat verbiedt discriminatie van ondernemingen uit de verdragsluitende Staten.