ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

7 september 2017 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Vervoer – Verordening (EG) nr. 261/2004 – Artikel 7, lid 1 – Gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten – Vlucht met verscheidene deeltrajecten – Begrip ,afstand’ die in aanmerking moet worden genomen”

In zaak C‑559/16,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Amtsgericht Hamburg (rechter in eerste aanleg Hamburg, Duitsland) bij beslissing van 4 oktober 2016, ingekomen bij het Hof op 4 november 2016, in de procedure

Birgit Bossen,

Anja Bossen,

Gudula Gräßmann

tegen

Brussels Airlines SA/NV,

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: M. Vilaras, kamerpresident, J. Malenovský (rapporteur), en M. Safjan, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Birgit Bossen, Anja Bossen en Gudula Gräßmann, vertegenwoordigd door F. Puschkarski, Rechtsanwältin,

Brussels Airlines SA/NV, vertegenwoordigd door D. Smielick, Rechtsanwalt,

de Franse regering, vertegenwoordigd door D. Colas, E. de Moustier en M.‑L. Kitamura als gemachtigden,

de Italiaanse regering, vertegenwoordigd door G. Palmieri als gemachtigde, bijgestaan door P. Garofoli, avvocato dello Stato,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door W. Mölls en N. Yerrell als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen enerzijds Birgit Bossen, Anja Bossen en Gudula Gräßmann en anderzijds Brussels Airlines SA/NV betreffende het bedrag van de compensatie die hun is verschuldigd wegens de langdurige vertraging die zich op een vlucht van deze luchtvaartmaatschappij heeft voorgedaan.

Toepasselijke bepalingen

3

In artikel 2, onder h), van verordening nr. 261/2004, „Definities”, wordt bepaald:

„Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

[...]

h)

‚eindbestemming’: de bestemming die vermeld staat op het bij de incheckbalie aangeboden ticket of, in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten, de bestemming van de laatste vlucht; indien de geplande aankomsttijd is gerespecteerd, wordt er geen rekening gehouden met haalbare alternatieve aansluitende vluchten.”

4

Artikel 5, lid 1, onder c), van die verordening luidt:

„1.   In geval van annulering van een vlucht:

[...]

c)

hebben de betrokken passagiers recht op de in artikel 7 bedoelde compensatie door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, tenzij

i)

de annulering hun ten minste twee weken voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld, of

ii)

de annulering hun tussen twee weken en zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan twee uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan vier uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt, of

iii)

de annulering hun minder dan zeven dagen voor de geplande vertrektijd wordt meegedeeld en hun een andere vlucht naar hun bestemming wordt aangeboden die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt.”

5

Artikel 6 van deze verordening luidt:

„Vertragingen

1.   Wanneer een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert redelijkerwijs kan verwachten dat een vlucht een vertraging tot na de geplande vertrektijd oploopt, en wel

a)

van twee uur of meer voor alle vluchten van 1500 km of minder,

b)

van drie uur of meer voor alle vluchten binnen de Gemeenschap van meer dan 1500 km en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km, of

c)

van vier uur of meer voor alle vluchten die niet onder a) of b) vallen,

wordt de passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, bijstand geboden als bedoeld in:

i)

artikel 9, lid 1, onder a), en artikel 9, lid 2, en

ii)

artikel 9, lid 1, onder b), en artikel 9, lid 1, onder c), in geval de vertrektijd, naar redelijkerwijs wordt verwacht, ten vroegste daags na de geplande vertrektijd is, en

iii)

artikel 8, lid 1, onder a), in geval van een vertraging van ten minste vijf uur.

2.   In ieder geval volgt de aanbieding van de bijstand binnen de in dit artikel voor iedere vluchtafstand bepaalde tijdspanne.”

6

Artikel 7 van deze verordening bepaalt:

„Recht op compensatie

1.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, krijgen de passagiers compensatie ten belope van:

a)

250 EUR voor alle vluchten tot en met 1500 km;

b)

400 EUR voor alle intracommunautaire vluchten van meer dan 1500 km, en voor alle andere vluchten tussen 1500 en 3500 km;

c)

600 EUR voor alle niet onder a) of b) vallende vluchten.

Bij de bepaling van de afstand wordt gekeken naar de laatste bestemming waar de passagier als gevolg van de instapweigering of annulering na de geplande tijd zal aankomen.

[...]

4.   De in de leden 1 en 2 vermelde afstanden worden gemeten volgens de groot-cirkelmethode (orthodromische lijn).”

Hoofdgeding en prejudiciële vraag

7

Verzoeksters hebben bij Brussels Airlines een vlucht geboekt van Rome (Italië) naar Brussel (België), met een rechtstreeks aansluitende vlucht naar Hamburg (Duitsland). Volgens plan zou de vlucht van Rome naar Brussel om 10.25 uur vertrekken en om 12.40 uur aankomen, en de vlucht van Brussel naar Hamburg om 13.35 uur vertrekken en om 14.45 uur aankomen.

8

De vlucht van Rome naar Brussel heeft vertraging opgelopen. Het vliegtuig is pas om 13.22 uur in Brussel geland en verzoeksters hebben hun aansluitende vlucht niet tijdig kunnen halen.

9

Verzoeksters zijn vervolgens naar Hamburg vervoerd met de daaropvolgende vlucht, die om 18.35 uur is geland, dus met een vertraging van drie uren en vijftig minuten ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd.

10

De afstand tussen Rome en Hamburg bedraagt volgens de groot-cirkelmethode 1326 km. De afstand tussen Rome en Brussel bedraagt 1173 km en de afstand tussen Brussel en Hamburg 483 km, dus een totale afstand van deze twee vluchten samen van 1656 km.

11

Verzoeksters hebben op grond van artikel 7, lid 1, van verordening nr. 261/2004 bij het Amtsgericht Hamburg een vordering tot compensatie ingesteld voor een bedrag van elk 400 EUR.

12

Volgens de verwijzende rechterlijke instantie bestaat er tussen partijen geen betwisting over het feit dat wegens de langdurige vertraging die zich heeft voorgedaan, er in beginsel recht op compensatie bestaat. Brussels Airlines heeft hun bovendien op grond daarvan reeds elk 250 EUR betaald.

13

Verzoeksters vorderen nu een aanvullend bedrag van elk 150 EUR aangezien volgens hen de berekening van de afstand hun twee deeltrajecten diende te omvatten – en dus hoger diende te zijn dan 1500 km – en niet de orthodromische afstand tussen Rome en Hamburg.

14

In die omstandigheden heeft het Amtsgericht Hamburg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Dient artikel 7, lid 1, tweede zin, van verordening (EG) nr. 261/2004 aldus te worden uitgelegd dat met het begrip ,afstand’ uitsluitend de volgens de groot-cirkelmethode vast te stellen rechtstreekse afstand tussen het vertrekpunt en de eindbestemming wordt bedoeld, ongeacht de werkelijk afgelegde vluchtafstand?”

Beantwoording van de prejudiciële vraag

15

Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 7, lid 1, van verordening nr. 261/2004 aldus dient te worden uitgelegd dat met het begrip „afstand” in het geval van luchtverbindingen met rechtstreeks aansluitende vluchten uitsluitend de volgens de groot-cirkelmethode vast te stellen afstand tussen het eerste vertrekpunt en de eindbestemming wordt bedoeld, ongeacht de daadwerkelijk afgelegde vluchtafstand.

16

Vooraf dient erop te worden gewezen dat vaststaat dat verzoeksters in het hoofdgeding recht op compensatie hebben, aangezien zij met vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. Enkel de vaststelling van het bedrag van deze compensatie overeenkomstig de in artikel 7, lid 1, van verordening nr. 261/2004 gestelde voorwaarden is in de onderhavige zaak aan de orde.

17

Allereerst zij eraan herinnerd dat artikel 7, lid 1, van verordening nr. 261/2004 met name bepaalt dat wanneer naar dit artikel wordt verwezen, de passagiers compensatie krijgen waarvan het bedrag varieert van 250 EUR tot 600 EUR naargelang de afstand van de betrokken vluchten, rekening houdend met de laatste bestemming van de betrokken passagier en gelet op het feit dat deze afstand overeenkomstig artikel 7, lid 4, van deze verordening moet worden berekend volgens de groot-cirkelmethode.

18

In dit verband dient te worden opgemerkt dat, anders dan in artikel 5 van verordening nr. 261/2004 met betrekking tot annulering het geval is, in artikel 6 van diezelfde verordening met betrekking tot vertraging niet naar artikel 7 van deze verordening wordt verwezen.

19

Het Hof heeft evenwel reeds eraan herinnerd dat elke Unierechtelijke handeling in overeenstemming met het gehele primaire recht dient te worden uitgelegd, daaronder begrepen het gelijkheidsbeginsel, dat vereist dat vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld, tenzij dit objectief gerechtvaardigd is (zie in die zin arrest van 23 oktober 2012, Nelson e.a., C‑581/10 en C‑629/10, EU:C:2012:657, punt 33).

20

Het Hof heeft verklaard dat passagiers wier vlucht is vertraagd met drie uur of meer, en passagiers wier vlucht is geannuleerd en die een andere vlucht aangeboden krijgen onder voorwaarden die niet aan de limieten van artikel 5, lid 1, onder c), iii), van verordening nr. 261/2004 voldoen, zich in een vergelijkbare situatie bevinden, aangezien zij allen vergelijkbare ongemakken ondervinden, die de grondslag voor hun compensatie vormen (zie in die zin arrest van 23 oktober 2012, Nelson e.a., C‑581/10 en C‑629/10, EU:C:2012:657, punt 34).

21

Hieruit volgt dat verordening nr. 261/2004 aldus moet worden uitgelegd dat passagiers wier vlucht is vertraagd met drie uur of meer op dezelfde compensatie aanspraak kunnen maken als degenen wier vlucht is geannuleerd en die een andere vlucht aangeboden krijgen onder voorwaarden die niet aan de limieten van artikel 5, lid 1, onder c), iii), van verordening nr. 261/2004 voldoen (arrest van 23 oktober 2012, Nelson e.a., C‑581/10 en C‑629/10, EU:C:2012:657, punt 38).

22

Deze rechtspraak moet aldus worden begrepen dat passagiers van beide in het vorige punt genoemde categorieën gelijk moeten worden behandeld, niet enkel wat het ontstaan van het recht op compensatie maar ook wat het bedrag van die compensatie betreft.

23

Het is dus in het licht van dit vereiste dat artikel 7, lid 1, en artikel 5, lid 1, onder c), iii), van verordening nr. 261/2004 moeten worden uitgelegd.

24

Zoals uit de bewoordingen zelf van deze bepalingen blijkt, geldt het recht op compensatie van passagiers ongeacht of zij hun eindbestemming met een rechtstreekse vlucht dan wel met een rechtstreeks aansluitende vlucht bereiken.

25

Hetzelfde moet gelden voor de berekening van het bedrag van die compensatie.

26

De keuze en de reikwijdte van de verschillende maatregelen die door de wetgever van de Unie in verordening nr. 261/2004 zijn vastgesteld, variëren immers naargelang van de omvang van de door de passagiers geleden schade (zie in die zin arrest van 10 januari 2006, IATA en ELFAA, C‑344/04, EU:C:2006:10, punt 85). De verschillende hoogtes van het aan de passagiers verschuldigde compensatiebedrag dienen dus te worden beschouwd als een weerspiegeling van de verschillen in de ongemakken die de betrokken passagiers ondervinden in de verschillende situaties van artikel 7, lid 1, onder a) tot en met c), van verordening nr. 261/2004.

27

In dit verband heeft het Hof reeds gepreciseerd dat de compensatie van passagiers op grond van artikel 5, lid 1, onder c), iii), van deze verordening wordt gerechtvaardigd door het feit dat zij praktisch niet langer hun verplaatsing naar believen kunnen organiseren wegens hun op het laatste moment geannuleerde vlucht. Wanneer zij om een of andere reden hun eindbestemming op een bepaald tijdstip moeten bereiken, kunnen zij dus niet ontkomen aan het tijdverlies dat met de nieuwe situatie gepaard gaat, daar zij op dat vlak geen manoeuvreerruimte hebben (arrest van 23 oktober 2012, Nelson e.a., C‑581/10 en C‑629/10, EU:C:2012:657, punt 35).

28

Gelet op de aard van de aldus ondervonden ongemakken, verhoogt het feit dat bepaalde passagiers als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), iii), van verordening nr. 261/2004 hun eindbestemming niet met een rechtstreekse vlucht maar met aansluitende vluchten bereiken, waardoor de afgelegde afstand daadwerkelijk wordt verlengd, op zich niet de omvang van dergelijke ongemakken ten opzichte van de door passagiers met een rechtstreekse vlucht geleden ongemakken.

29

Bij de vaststelling van het bedrag van de compensatie dient dus enkel de afstand tussen de luchthaven van het eerste vertrek en de eindbestemming in aanmerking te worden genomen, zonder dat rekening wordt gehouden met eventuele aansluitende vluchten.

30

Voorts dient, zoals het in punt 21 van onderhavig arrest vermelde vereiste impliceert, dezelfde berekeningsmethode te worden vastgesteld voor passagiers wier vlucht is vertraagd met drie uur of meer.

31

Meer in het bijzonder heeft het Hof gepreciseerd dat als basis voor de compensatie voor die passagiers moet worden gekeken naar de ongemakken die voortvloeien uit een tijdsverlies van drie uur of meer – zoals dit in casu vaststaat – ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming, ook in geval van rechtstreeks aansluitende vluchten (zie in die zin arrest van 26 februari 2013, Folkerts, C‑11/11, EU:C:2013:106, punt 35).

32

Gelet op de aard van de aldus ondervonden ongemakken, wordt de omvang ervan geenszins beïnvloed door mogelijke verschillen wat de daadwerkelijk afgelegde afstand betreft.

33

Uit een en ander volgt dat artikel 7, lid 1, van verordening nr. 261/2004 aldus moet worden uitgelegd dat met het begrip „afstand” in het geval van vluchten met rechtstreekse aansluitingen enkel de volgens de groot-cirkelmethode vast te stellen afstand tussen de luchthaven van het eerste vertrek en de eindbestemming wordt bedoeld, ongeacht de daadwerkelijk afgelegde vluchtafstand.

Kosten

34

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, moet aldus worden uitgelegd dat met het begrip „afstand” in het geval van vluchten met rechtstreekse aansluitingen enkel de volgens de groot-cirkelmethode vast te stellen afstand tussen de luchthaven van het eerste vertrek en de eindbestemming wordt bedoeld, ongeacht de daadwerkelijk afgelegde vluchtafstand.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.