16.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 134/3


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 22 februari 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de Cataluña — Spanje) — Jessica Porras Guisado / Bankia SA e.a.

(Zaak C-103/16) (1)

((Prejudiciële verwijzing - Sociale politiek - Richtlijn 92/85/EEG - Maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie - Artikel 2, onder a) - Artikel 10, punten 1 tot en met 3 - Ontslagverbod voor werkneemsters gedurende de periode vanaf het begin van hun zwangerschap tot het einde van hun zwangerschapsverlof - Toepassingsgebied - Uitzonderingsgevallen die geen verband houden met de toestand van de betrokken werkneemster - Richtlijn 98/59/EG - Collectief ontslag - Artikel 1, lid 1, onder a) - Redenen die geen betrekking hebben op de persoon van de werknemer - Zwangere werkneemster die ontslagen is in het kader van een collectief ontslag - Motivering van het ontslag - Voorrang bij behoud van de arbeidsplaats van de werkneemster - Voorrang bij herplaatsing in een andere functie))

(2018/C 134/04)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Superior de Justicia de Cataluña

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Jessica Porras Guisado

Verwerende partijen: Bankia SA, Sección Sindical de Bankia de CCOO, Sección Sindical de Bankia de UGT, Sección Sindical de Bankia de ACCAM, Sección Sindical de Bankia de SATE, Sección Sindical de Bankia de CSICA, Fondo de Garantía Salarial (Fogasa)

in tegenwoordigheid van: Ministerio Fiscal

Dictum

1)

Artikel 10, punt 1, van richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van richtlijn 89/391/EEG) moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling volgens welke een zwangere werkneemster naar aanleiding van een collectief ontslag in de zin van artikel 1, punt 1, onder a), van richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag kan worden ontslagen.

2)

Artikel 10, punt 2, van richtlijn 92/85 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een werkgever een zwangere werkneemster als onderdeel van een collectief ontslag kan ontslaan zonder andere redenen te geven dan die welke het collectief ontslag rechtvaardigen, mits de objectieve criteria worden vermeld die zijn gehanteerd bij het selecteren van de voor ontslag in aanmerking komende werknemers.

3)

Artikel 10, punt 1, van richtlijn 92/85 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die het ontslaan van een werkneemster tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie in beginsel niet preventief verbiedt, maar slechts, bij wijze van herstel, een dergelijk ontslag nietig verklaart indien het onrechtmatig is.

4)

Artikel 10, punt 1, van richtlijn 92/85 moet aldus worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling die bij een collectief ontslag in de zin van richtlijn 98/59 niet bepaalt dat werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie voorafgaand aan het ontslag voorrang krijgen bij behoud van de arbeidsplaats of bij herplaatsing in een andere functie. De lidstaten hebben echter de mogelijkheid om werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie beter te beschermen.


(1)  PB C 165 van 10.5.2016.