Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 29 juli 2010 – Commissie/Italië

(Zaak C‑19/10)

„Niet-nakoming – Verordeningen (EG) nrs. 273/2004 en 111/2005 – Drugsprecursoren – Controle en toezicht binnen Unie – Toezicht op handel tussen Unie en derde landen – Sancties”

Beroep wegens niet-nakoming – Onderzoek van gegrondheid door Hof – In aanmerking te nemen situatie – Situatie bij verstrijken van in met redenen omkleed advies gestelde termijn (Art. 258 VWEU; verordening nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad, art 12; verordening nr. 111/2005 van de Raad, art. 31) (cf. punten 15‑18)

Voorwerp

Niet-nakoming – Verzuim om binnen de gestelde termijn de bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan artikel 12 van verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (PB L 47, blz. 1) en aan artikel 31 van verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren (PB 2005, L 22, blz. 1)

Dictum

1)

Door niet de nationale maatregelen te hebben getroffen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van, enerzijds, artikel 12 van verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren, en anderzijds, artikel 31 van verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren, is de Italiaanse Republiek de krachtens die verordeningen op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

2)

De Italiaanse Republiek wordt verwezen in de kosten.