61995J0383

Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 9 januari 1997. - Petrus Wilhelmus Rutten tegen Cross Medical Ltd. - Verzoek om een prejudiciële beslissing: Hoge Raad - Nederland. - EEG-Executieverdrag - Artikel 5, sub 1 - Gerecht van plaats van uitvoering van verbintenis uit overeenkomst - Arbeidsovereenkomst - Plaats waar werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht - Arbeid verricht in meer dan één land. - Zaak C-383/95.

Jurisprudentie 1997 bladzijde I-00057


Samenvatting

Trefwoorden


Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen - Bijzondere bevoegdheden - Gerecht van plaats van uitvoering van verbintenis uit overeenkomst - Arbeidsovereenkomst - Plaats waar werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht - Begrip - Arbeid verricht in meer dan één verdragsluitende staat

(Executieverdrag van 27 september 1968, art. 5, sub 1, zoals gewijzigd bij het Toetredingsverdrag van 1989)

Samenvatting


Artikel 5, sub 1, van het Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij het Verdrag van 26 mei 1989 betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, moet aldus worden uitgelegd, dat in het geval van een arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering meebrengt dat de werknemer zijn arbeid in meer dan één verdragsluitende staat verricht, de plaats waar de werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht, in de zin van deze bepaling, de plaats is waar de werknemer het werkelijke centrum van zijn beroepswerkzaamheden heeft gevestigd. Voor het vaststellen van deze plaats in het concrete geval moet rekening worden gehouden met de omstandigheid, dat de werknemer het grootste deel van zijn arbeidstijd doorbrengt in één van de verdragsluitende staten, waar hij een kantoor heeft van waaruit hij de voor zijn werkgever te verrichten werkzaamheden organiseert en waar hij na elke in verband met zijn werk gemaakte buitenlandse reis terugkeert.