Brussel, 10.8.2021

COM(2021) 462 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

ter evaluatie van de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor vlees van varkens, pluimvee, schapen en geiten









1.INLEIDING

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1337/2013 1 van de Commissie (hierna “de verordening” genoemd) is, overeenkomstig artikel 26, lid 2, punt b), van Verordening (EU) nr. 1169/2011 2 , met ingang van 1 april 2015 de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor vlees van varkens, pluimvee, schapen en geiten ingevoerd.

Ingevolge artikel 26, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 dient de Commissie binnen een periode van vijf jaar na de datum waarop de nieuwe regels van toepassing worden bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor die vleesproducten wordt geëvalueerd.

In het onderhavige verslag wordt vooral ingegaan op de uitvoering en de gevolgen van de verordening wat betreft de doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang, relevantie en Europese meerwaarde ervan.

Andere overwegingen met betrekking tot de algemene kwestie van oorsprongsetikettering en de mogelijke uitbreiding tot andere productcategorieën (niet-voorverpakt vlees of vlees dat als ingrediënt in bereidingen en verwerkte producten wordt gebruikt) komen niet aan de orde, aangezien de Commissie daarnaar specifieke effectbeoordelingen zal verrichten in het kader van de “van boer tot bord”-strategie 3 .

2.ACHTERGROND EN JURIDISCH KADER

Verordening (EU) nr. 1169/2011 legt de basis voor de waarborging van een hoog niveau van consumentenbescherming ten aanzien van voedselinformatie, rekening houdend met de verschillen in de perceptie van de consumenten en hun informatiebehoeften, en zorgt daarbij ook voor het soepel functioneren van de interne markt. Krachtens de verordening is de vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor vers, gekoeld of bevroren vlees van varkens, schapen, geiten en pluimvee verplicht en is de Commissie gemachtigd een uitvoeringshandeling vast te stellen waarin specifieke regels worden vastgelegd.

De verplichting heeft betrekking op voorverpakt vers, gekoeld of bevroren onverwerkt vlees in welke vorm dan ook, met inbegrip van gehakt vlees.

In de effectbeoordeling ter voorbereiding van de wetgeving 4 heeft de Commissie drie beleidsopties onderzocht: het eenvoudige model met de vermelding “EU/niet-EU”, het tussenmodel met de verplichte vermelding van het land waar het dier is gehouden en geslacht, en het rundvleesmodel, dat ook de verplichte vermelding van het geboorteland omvat. Uitgaande van een situatie waarin geen informatie over de oorsprong of de plaats van herkomst aan de consument werd verstrekt, werd gekozen voor het tussenmodel, aangezien dit als optimaal werd beschouwd wat betreft het verstrekken van nauwkeurige, duidelijke en nuttige informatie over de oorsprong van vlees aan consumenten zonder dat de administratieve lasten voor de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten buitensporig worden verhoogd.

De belangrijkste bouwstenen van het bij de verordening opgezette regelgevingskader zijn:

1)het traceerbaarheidssysteem (artikel 3), om te garanderen dat in de gehele keten tot aan de eindverbruikers betrouwbare informatie wordt doorgegeven;

2)de regels voor de samenstelling van partijen (artikel 4), aangezien deze een grote invloed kunnen hebben op de normale werkstroom en de inkooppraktijken;

3)de criteria om de productiefasen te koppelen aan de informatie op etiketten (artikel 5), aangezien dieren vaak in meer dan één land worden gehouden;

4)de noodzaak om flexibiliteit te bieden in het geval van gehakt vlees of afsnijdsels (artikel 7): voor deze categorieën producten gelden specifieke vereenvoudigde regels, aangezien de productievolumes en de verwerkingsketen het moeilijk maken om op eenvoudige wijze te garanderen dat de verschillende partijen fysiek gescheiden blijven.

De verordening is sinds 1 april 2015 rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

3.EVALUATIE

Dit verslag is grotendeels gebaseerd op het werkdocument van de diensten van de Commissie met een evaluatie van de verplichte vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor vers, gekoeld of bevroren vlees van varkens, schapen, geiten en pluimvee 5 , waarin alle details over de voor het verzamelen van bewijzen gebruikte methode en de bijzonderheden van de evaluatie te vinden zijn.

Voorts heeft een externe contractant in opdracht van DG AGRI een externe studie ter ondersteuning van de interne evaluatie uitgevoerd 6 en werd er van 9 december 2019 tot en met 2 maart 2020 een openbare raadpleging gehouden 7 .

Het verzamelde bewijsmateriaal is gebruikt om de doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang, relevantie en meerwaarde voor de Europese Unie (EU) van de verordening te evalueren.

3.1Doeltreffendheid en efficiëntie van de verordening

De volgende aspecten zijn onderzocht:

1.de mate waarin de marktdeelnemers het huidige traceerbaarheidssysteem en de bestaande inkoopstrategieën moesten wijzigen, de gevolgen van eisen met betrekking tot partijen en de vraag of deze drie aspecten van invloed waren op de kosten;

2.de gevolgen van de verordening voor de verschillende actoren in de voedselketen, voor de administratieve lasten en extra kosten, en of kosten aan de eindverbruikers worden doorberekend;

3.de mate waarin de bevoegde autoriteiten de informatie kunnen controleren;

4.de mate waarin aan de consumenten duidelijke en nauwkeurige informatie wordt verstrekt;

5.de positieve/negatieve gevolgen voor de eengemaakte markt van de EU en voor de mogelijke hernationalisering van de vleesmarkt;

6.vaststelling van de tastbare en immateriële voordelen.

1.Noodzakelijke wijzigingen in bestaande systemen en strategieën en gevolgen voor marktdeelnemers

De bestaande traceerbaarheidssystemen die zijn opgezet in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 178/2002 8 en in samenhang met de wetgeving inzake de identificatie en registratie van dieren 9 kunnen over het algemeen alle informatie verschaffen die de marktdeelnemers nodig hebben om het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het vlees correct te vermelden. De verstrekte informatie wordt door zowel de bevoegde autoriteiten als de marktdeelnemers in de toeleveringsketen betrouwbaar geacht.

Het belangrijkste verschil tussen de voorschriften inzake de traceerbaarheidsinformatie en inzake de informatie voor de oorsprongsetikettering betreft de toegankelijkheid van de informatie: traceerbaarheidsinformatie is doorgaans niet onmiddellijk vereist en daarom kunnen meer geavanceerde informatiesystemen nodig zijn om toegang te krijgen tot oorsprongsinformatie voor etiketteringsdoeleinden. Uit de evaluatie is niet gebleken dat de informatie overeenkomstig de traceerbaarheidsvoorschriften ontoereikend was om aan de etiketteringsvoorschriften van de verordening te voldoen. Er is veel vertrouwen in de doeltreffendheid van het traceerbaarheidssysteem.

Om aan de nieuwe regels te voldoen, waren voor de marktdeelnemers slechts minimale wijzigingen nodig in de traceerbaarheidssystemen die reeds in gebruik zijn. De wijzigingen waren vooral bedoeld om te zorgen voor een correcte doorgifte van de in de voedselketen verzamelde informatie en om het interne systeem zodanig aan te passen dat levende dieren en vleesproducten goed gescheiden blijven. Deze wijzigingen waren hoofdzakelijk nodig voor marktdeelnemers die zich zowel met binnenlandse dieren en/of binnenlands vlees als met ingevoerde dieren en/of ingevoerd vlees bezighouden.

De meeste marktdeelnemers die in meerdere landen inkopen, veranderden hun inkooppraktijken niet, maar verbeterden het systeem voor het gescheiden houden van levende dieren en vlees met het oog op een correcte etikettering. De eisen met betrekking tot partijen 10 leidden evenmin tot veranderingen in de inkooppraktijken, aangezien de standaardprocedures die in de meeste gevallen worden toegepast al duidelijke regels bevatten voor de samenstelling van partijen met het oog op de traceerbaarheid.

In de verschillende enquêtes werden sporadisch enkele (door marktdeelnemers gesignaleerde) negatieve gevolgen gemeld:

— de verordening zou het beeld van de consument in de hand kunnen werken dat ingevoerde producten van mindere kwaliteit zijn en daarom steeds vaker door marktdeelnemers in de vleesverwerkende industrie worden gebruikt in plaats van voor verse consumptie;

— een mogelijk verlies aan flexibiliteit in het aanbod, aangezien het in tijden van schaarste niet mogelijk is gemakkelijk over te stappen op leveranciers uit andere lidstaten.

Bij de evaluatie werd echter geen systematisch en kwantificeerbaar bewijs gevonden van deze negatieve gevolgen die door enkele marktdeelnemers in de enquête over de toeleveringsketen werden gemeld.

2.Gevolgen voor de kosten en nieuwe administratieve lasten

Uit de enquête over de toeleveringsketen en de casestudy’s is gebleken dat de aangebrachte wijzigingen slechts geringe gevolgen voor de kosten hadden, aangezien de kosten van de toepassing van nieuwe regels zijn inbegrepen in de reeds onderbouwde kosten voor de algemene traceerbaarheidsregels. Uit de verstrekte ramingen blijkt dat de kostenstijging varieerde van verwaarloosbare waarden tot maximaal 2 % in de toeleveringsketen van varkensvlees en pluimvee, terwijl in de sectoren voor schapen- en geitenvlees geen ramingen konden worden gegeven.

Deze minimale kostenstijgingen werden niet in de keten doorgegeven en uit de studie bleek niet dat de consumentenprijzen zijn veranderd als gevolg van de uitvoering van de verordening.

De nieuwe administratieve lasten die de verordening met zich meebrengt, werden als zeer gering beschouwd: er bestonden al traceerbaarheidssystemen vóór de inwerkingtreding van de verordening en marktdeelnemers met complexe inkoopstrategieën konden ervoor kiezen gebruik te maken van vereenvoudigde vermeldingen op etiketten, waardoor de voor naleving benodigde wijzigingen tot een minimum konden worden beperkt. Dankzij de afwijkingen voor gehakt vlees en afsnijdsels konden marktdeelnemers met complexe inkoop kiezen voor vereenvoudigde etiketteringsstrategieën.

3.Mate waarin de bevoegde autoriteiten de informatie kunnen controleren

De bevoegde autoriteiten en marktdeelnemers meldden geen systematische moeilijkheden of problemen bij de uitvoering van de verordening. Voorts hebben de bevoegde autoriteiten bij de controle van de voorschriften van de verordening geen specifieke problemen geconstateerd, met name wat de eis inzake de houderijperiode betreft.

4.Kwaliteit van de aan consumenten verstrekte informatie

Uit de consumentenenquête is gebleken dat het land van oorsprong een belangrijke overweging is bij de aankoop van vlees van varkens, pluimvee, schapen of geiten. De meeste consumenten geven de voorkeur aan vlees van nationale oorsprong, omdat zij het in eigen land geproduceerde vlees veiliger of van betere kwaliteit achten, en de tevredenheid over de informatie op het etiket was over het algemeen hoog.

Volgens de enquête is er echter een beperkt begrip van de termen “gehouden in” en “oorsprong”. De meeste consumenten interpreteren de term “gehouden in” als het land waar het dier zijn hele leven heeft doorbracht of als het geboorteland van het dier. Sommige consumenten zullen daarom waarschijnlijk menen dat ze (onbewust) zijn misleid door de etikettering wat de houderijperiode betreft. Dit kan met name worden toegeschreven aan een gebrek aan duidelijke communicatie en specifieke kennis, en niet aan de verordening zelf.

5.Gevolgen voor de interne handel

Om de potentiële gevolgen voor de handel binnen de EU en een mogelijke hernationalisering van de markt te onderzoeken, werden handelsstromen vóór en na de inwerkingtreding van de verordening geanalyseerd. De bestaande intra-EU-handelsstromen in levende dieren of vlees zijn na de inwerkingtreding van de verordening niet significant veranderd en dat kan twee belangrijke redenen hebben:

-in de betrokken sectoren worden levende dieren ingevoerd op een leeftijd die geen invloed heeft op de uiteindelijke vermelding op het etiket van de plaats waar het dier is gehouden;

-het marktaandeel van in de detailhandel verkocht nationaal vlees was al groot vóór de inwerkingtreding van de verordening.

6.Tastbare en immateriële voordelen

Wat betreft uit de inwerkingtreding van de verordening voortvloeiende voordelen heeft meer dan de helft van de geraadpleegde marktdeelnemers geen concrete tastbare voordelen van de uitvoering van de verordening gemeld; in slechts enkele lidstaten (IE, EL, DE, DK) hebben enkele marktdeelnemers in de varkensvleessector melding gemaakt van een lichte verbetering van de toegang tot de binnenlandse markt, maar dit heeft niet geleid tot hogere producentenprijzen. Marktdeelnemers uit andere lidstaten meldden geen veranderingen in de dynamiek van de binnenlandse markt. Wat de immateriële voordelen betreft, werd de toename van de transparantie en bijgevolg van het vertrouwen van de consument het vaakst gemeld.

3.2Samenhang van de verordening met andere regels en voorschriften

De belangrijkste doelstelling van de verordening is dat de consumenten duidelijke, nauwkeurige en zinvolle informatie krijgen over de oorsprong van vers, gekoeld of bevroren vlees van varkens, schapen, geiten en pluimvee, en houdt verband met de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten.

Met Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten wordt hetzelfde doel nagestreefd; in dat opzicht zijn de twee verordeningen volledig samenhangend, ondanks het feit dat Verordening (EG) nr. 1760/2000 een ruimer toepassingsgebied heeft, zoals hieronder wordt toegelicht.

De meeste deelnemers aan de enquête over de toeleveringsketen meldden geen inconsistenties of tegenstrijdigheden tussen de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1337/2013 en de doelstellingen van andere EU-wetgeving.

Een minderheid van de ondervraagden meldde mogelijke inconsistenties of tegenstrijdigheden tussen de verplichte vermelding van het land van oorsprong en de doelstelling om het soepel functioneren van de eengemaakte markt te waarborgen, aangezien oorsprongsetikettering kan leiden tot de hernationalisering van de markten. Er werd echter geen concrete verandering in de dynamiek van de EU-markt gesignaleerd en uit de analyse zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat de verordening het soepel functioneren van de eengemaakte markt heeft gestimuleerd of belemmerd.

De regels inzake de vermelding van de oorsprong zijn voor rundvlees anders en strenger dan voor andere soorten vlees en sommige marktdeelnemers hebben dit als een mogelijke inconsistentie gemeld. Op het etiket van rundvlees wordt immers altijd het geboorteland vermeld; dit ontbreekt in de verordening, behalve wanneer de aanduiding “oorsprong” wordt gebruikt en er derhalve informatie over het geboorteland wordt verstrekt.

Er zij echter op gewezen dat de regels inzake de vermelding van de oorsprong op het etiket van rundvlees van Verordening (EU) nr. 1760/2000 onmiddellijk na de crisis in verband met de boviene spongiforme encefalopathie zijn vastgesteld omwille van de volksgezondheid en de voedselveiligheid en om het vertrouwen van de consument na de ernstige verstoring van de markt te herstellen. Daarom waren de doelstellingen ervan ruimer dan die van de verordening en was een striktere aanpak vereist 11 .

Tijdens het evaluatieonderzoek werden evenmin inconsistenties in de definities, traceerbaarheids- en etiketteringsvoorschriften vastgesteld met betrekking tot andere EU-wetgeving.

Wat betreft de afwijkingen die gelden voor ingevoerd vlees en gehakt vlees en afsnijdsels, zijn de afwijkingen van Verordening (EU) nr. 1760/2000 voor rundvlees anders dan die van Verordening (EU) nr. 1337/2013 en niet gebaseerd op het systematische gebruik van de vereenvoudigde oorsprongsaanduiding “EU/niet-EU”.

Deze verschillen werden in de enquêtes echter niet significant geacht en op basis van het overwegend positieve oordeel van zowel de belanghebbenden in de toeleveringsketen als de bevoegde autoriteiten kan worden geconcludeerd dat de afwijkingen waarin de verordening voorziet, beter zijn afgestemd op de werkelijke productiesituatie van gehakt vlees voor deze soorten vlees.

In de enquête over de toeleveringsketen is bovendien geen tegenstrijdigheid gebleken ten opzichte van de afwijkingen op het gebied van etikettering waarin andere relevante EU-wetgeving voorziet.

Met name is het overeenkomstig de verordening toegestane gebruik van de vereenvoudigde oorsprongsaanduiding “EU/niet-EU” voor gehakt vlees en afsnijdsels ook toegestaan voor specifieke producttypologieën (honing, verse groenten en fruit, olijfolie) 12  die vaak zijn afgeleid van meer of minder complexe combinaties van primaire ingrediënten met een verschillende EU- en niet-EU-oorsprong, die ook vrij vaak kunnen veranderen, waardoor de scheiding van de producten wat betreft verschillende oorsprong lastig of zinloos wordt.

Ten slotte is de vereenvoudigde oorsprongsaanduiding “EU/niet-EU” ook een van de opties voor het vermelden van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt van een levensmiddel overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) 2018/775 13 wanneer de oorsprong van het primaire ingrediënt niet dezelfde is als die van het eindproduct. Aangezien gehakt vlees en afsnijdsels in veel bereidingen als primaire ingrediënten worden gebruikt, lijken de voorschriften van Verordening (EU) nr. 1337/2013 en Verordening (EU) 2018/775 volledig samenhangend te zijn.

3.3Relevantie van de verordening

Uit de enquête over de toeleveringsketen en de consumentenenquête is duidelijk gebleken dat het verstrekken van duidelijke, nauwkeurige en zinvolle informatie aan consumenten zeer relevant blijft. Dit is in overeenstemming met de huidige politieke discussie over de mogelijke uitbreiding van de verplichtingen inzake oorsprongsetikettering tot een breder scala van productcategorieën. Evenzo, maar met minder nadruk, wordt de doelstelling om onnodige lasten voor marktdeelnemers, handelaars, de overheid en het milieu te voorkomen, nog steeds relevant geacht.

Bijna driekwart van de deelnemers aan de enquête over de toeleveringsketen geeft aan dat er sinds de opstelling van de verordening geen nieuwe behoeften zijn ontstaan. De nieuwe behoeften die door een klein aantal ondervraagden worden genoemd, kunnen als volgt worden samengevat:

-uitbreiding van verplichte oorsprongsetikettering tot de levensmiddelensector en de horeca, bereidingen en vlees dat als ingrediënt in verwerkte levensmiddelen wordt gebruikt;

-opneming van niet-voorverpakt vlees in de categorieën waarvoor oorsprongsinformatie verplicht moet zijn;

-opneming van konijnenvlees.

De opvattingen over deze nieuwe behoeften worden niet algemeen gedeeld en de huidige rechtsgrondslag (Verordening (EU) nr. 1169/2011) voorziet niet in sommige ervan (te weten opneming van konijnenvlees).

Uit de analyse van de ontwikkeling van de context is gebleken dat het gebruik van internet om levensmiddelen te kopen toeneemt (online kopen). Bijgevolg wordt de behoefte aan betrouwbare online-informatie ook gezien als een belangrijke factor die de komende jaren moet worden aangepakt.

Concluderend was de meerderheid van de deelnemers aan de enquête onder de belanghebbenden in de toeleveringsketen en de enquête onder de nationale bevoegde autoriteiten van mening dat de verordening “volledig” relevant of “in grote mate” relevant moet blijven.

3.4Europese meerwaarde van de verordening

Om de meerwaarde van een EU-verordening betreffende de verplichte vermelding van de oorsprong of de plaats van herkomst voor de betrokken soorten vlees te beoordelen, werden de volgende aspecten onderzocht:

-of de lidstaten soortgelijke regels zouden invoeren bij afwezigheid van de verordening en de mogelijke gevolgen van een niet-geharmoniseerd systeem;

-de voordelen voor de interne markt van de geharmoniseerde regels waarin de verordening voorziet;

-een evaluatie van de bestaande nationale regels die door de lidstaten zijn uitgevaardigd naast die welke zijn opgenomen in Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende voedselinformatie aan consumenten en in de verordening, en de redenen voor die regels.

Het aantal bevoegde autoriteiten dat bij afwezigheid van de verordening waarschijnlijk nationale regels zou invoeren en het aantal dat dit niet zou doen, was ongeveer gelijk.

Voor de lidstaten die regels zouden hebben ingevoerd, zou de vraag van de consument naar dergelijke informatie de belangrijkste reden daarvoor zijn. Slechts een derde van de ondervraagden was echter van mening dat het “goed haalbaar” zou zijn om nationale regels in te voeren en geen van de ondervraagden achtte het “volstrekt haalbaar”. In die zin vergemakkelijkt de verordening de invoering van dergelijke regels in de lidstaten die eerder geneigd zijn de oorsprongsetikettering te reguleren.

Volgens een grote meerderheid van de bevoegde autoriteiten, organisaties op EU-niveau en nationale brancheorganisaties zou met nationale regels niet volledig aan de EU-doelstellingen van de verordening worden voldaan. Slechts een vijfde van de bevoegde autoriteiten was van mening dat nationale regels aan dezelfde doelstellingen zouden beantwoorden als de verordening. Volgens de meerderheid zouden nationale regels hebben geleid tot een gebrek aan harmonisatie met mogelijke gevolgen voor de handel binnen de eengemaakte markt of misschien tot misleiding van consumenten, aangezien nationale regels alleen van toepassing zijn op binnenlandse producten. De standpunten van de belanghebbenden liepen uiteen naargelang de mate waarin de binnenlandse toeleveringsketen afhankelijk is van de intra-EU-handel. Waar deze afhankelijkheid groter is (bijvoorbeeld varkens en pluimvee in Duitsland; pluimvee in Nederland en varkens in Spanje) was men van mening dat met nationale regels de EU-doelstellingen niet of slechts in beperkte mate zouden worden bereikt, bij afwezigheid van de verordening.

Hoewel de inwerkingtreding van de verordening, zoals al eerder geconstateerd, de ontwikkeling van de handel in levende dieren of vers vlees binnen de EU niet heeft belemmerd en de werking van de eengemaakte markt van de EU niet heeft verstoord, zijn de belangrijkste vastgestelde risico’s van een niet-geharmoniseerd systeem:

-de verschillende mate van informatieverstrekking aan consumenten;

-mogelijke belemmeringen voor de handel binnen de eengemaakte markt;

-de verschillende voorwaarden voor marktdeelnemers.

Al deze potentiële negatieve gevolgen werden doeltreffend voorkomen door de inwerkingtreding van de verordening. De consumenten in de EU krijgen nu dezelfde informatie over de producten die onder het toepassingsgebied van de verordening vallen en alle marktdeelnemers in de EU moeten aan dezelfde regels voldoen zonder dat er verschillen tussen de lidstaten bestaan.

Sommige lidstaten hebben nationale wetgeving tot invoering van een controleregeling aangenomen (DK, IE, IT) en andere hebben de bestaande nationale wetgeving gewijzigd om de naleving van de verordening te garanderen (EL, PL, RO).

In twee lidstaten (EL, PL) omvat de nationale wetgeving ook de aanvullende verplichting om informatie over het land van oorsprong te verstrekken voor vers, gekoeld of bevroren vlees van varkens, schapen, geiten en pluimvee dat los (d.w.z. niet voorverpakt) wordt verkocht.

Twee lidstaten (FI, FR) hebben aanvullende nationale regels uitgevaardigd om het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden tot vlees dat als ingrediënt wordt gebruikt of vlees dat in de horeca wordt verkocht. 

Uit de studie is gebleken dat deze nationale regels geen rechtstreekse gevolgen hadden voor de uitvoering van de verordening.

4.CONCLUSIES

De in het kader van de algemene levensmiddelenwetgeving ontwikkelde traceerbaarheidssystemen zijn doeltreffend gebleken voor het waarborgen van de naleving van de verordening en er waren slechts minimale wijzigingen (met name in de verwerkingsfase) nodig om de correcte doorgifte van de informatie te waarborgen. Er was geen bewijs dat specifieke informatie voor een correcte oorsprongsetikettering systematisch ontoereikend is.

De sectoren konden dus zonder buitensporige administratieve lasten en kosten aan de eisen voldoen, met name dankzij de afwijkingen voor gehakt vlees en afsnijdsels.

De geringe extra kosten voor de marktdeelnemers werden niet in de gehele keten doorberekend en hadden geen gevolgen voor de prijzen voor de eindverbruikers.

De verordening had minimale gevolgen voor de handel binnen de eengemaakte markt van de EU; de verordening bevat geharmoniseerde regels en heeft daarmee het functioneren van de eengemaakte markt bevorderd door te voorzien in gemeenschappelijke voorwaarden voor de marktdeelnemers in de EU.

In die zin, en aangezien de doelstellingen van de verordening nog steeds relevant worden geacht, bestond de Europese meerwaarde erin de consumenten in de EU evenveel informatie te verstrekken zonder de eengemaakte markt van de EU en de intra-EU-handel in gevaar te brengen.

De verstrekte informatie is betrouwbaar gebleken en in overeenstemming met de definities voor de etikettering, en kan zonder veel inspanning of lasten volledig door de bevoegde autoriteiten worden gecontroleerd.

Consumenten begrijpen deze definities echter niet goed. Consumenten hebben met name een beperkt begrip van de term “gehouden in” zoals gedefinieerd in artikel 5 van de verordening, die vaak wordt opgevat als de plaats waar het dier is geboren en zijn hele leven heeft doorgebracht. Bijgevolg kan niet worden geconcludeerd dat de informatie volledig duidelijk en zinvol is voor consumenten. Deze kwestie houdt echter geen verband met de uitvoering van de verordening, maar kan worden aangepakt door middel van betere communicatie, met name op het niveau van de detailhandel.

Uit de analyse is gebleken dat de verordening samenhangt met andere EU-wetgeving inzake oorsprongsaanduiding, ondanks verschillen ten opzichte van de wetgeving inzake de etikettering van rundvlees, die gerechtvaardigd zijn door de verschillende contexten en perioden waarin de twee wetteksten zijn opgesteld.

Tot slot was de verordening zo opgezet dat de gevolgen voor de sector minimaal zijn, terwijl consumenten worden voorzien van passende informatie voor hun aankoopbeslissingen. Uit de gegevens blijkt dat deze doelstellingen zijn bereikt. Het is in dit stadium dus niet nodig de huidige bepalingen te herzien. Deze conclusie staat los van het algemene onderzoek naar consumenteninformatie als bedoeld in de “van boer tot bord”-strategie.

(1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1337/2013 van de Commissie van 13 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft het vermelden van het land van oorsprong of de plaats van herkomst voor vers, gekoeld of bevroren vlees van varkens, schapen, geiten en pluimvee (PB L 335 van 14.12.2013, blz. 19).
(2)  Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).
(3)  Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem (COM(2020) 381 final). https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52020DC0381  
(4)

Effectbeoordeling: “Mandatory Origin Indication for Unprocessed Pig, Poultry, Sheep and Goat Meat” (verplichte oorsprongsaanduiding voor onbewerkt vlees van varkens, pluimvee, schapen en geiten) ; externe studie: Study on mandatory origin labelling for pig, poultry and sheep and goat meat (studie naar de verplichte vermelding van de oorsprong voor vlees van varkens, pluimvee, schapen en geiten): https://ec.europa.eu/info/food-farming-fisheries/key-policies/common-agricultural-policy/cmef_nl#indicator

(5) SWD(2021)218 — Werkdocument van de diensten van de Commissie: “Evaluation of mandatory indication of country of origin labelling for certain meats” (evaluatie van de verplichte vermelding van het land van oorsprong voor bepaalde vleessoorten).
(6) Agra Ceas Consulting SA/ IHS Market en Areté Srl: Evaluation support study on mandatory indication of country of origin labelling for certain meats, https://ec.europa.eu/info/food-farming-fisheries/key-policies/common-agricultural-policy/cmef/products-and-markets/mandatory-indication-country-origin-labelling-certain-meats_nl
(7)   https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/1892-Evaluation-of-mandatory-country-of-origin-labelling-for-certain-meats/public-consultation_nl
(8)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(9)    Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1);      — Richtlijn 2008/71/EG van de Raad van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en de registratie van varkens (PB L 213 van 8.8.2008, p. 31);— Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).
(10) ”Partij” zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 2, punt b), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1337/2013: al het vlees dat is verkregen van één enkele soort (varkens, schapen, geiten of pluimvee), met of zonder been, al dan niet uitgesneden of gehakt, en dat onder nagenoeg dezelfde omstandigheden is uitgesneden, gehakt of verpakt.
(11)  Zie voor een gedetailleerde analyse het verslag Evaluation of EU beef labelling rules (evaluatie van de EU-voorschriften inzake de etikettering van rundvlees). https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/bda60704-8451-11e5-b8b7-01aa75ed71a1
(12) Richtlijn 2001/110/EG voor honing (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 41), Verordening (EU) nr. 543/2011 voor verse groenten en fruit (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1) en Verordening (EU) nr. 29/2012 voor olijfolie (PB L 12 van 14.1.2012, blz. 14).
(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/775 van de Commissie tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van informatie over het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt van een levensmiddel wanneer dat of die verschilt van het vermelde land van oorsprong of de vermelde plaats van herkomst van het levensmiddel (PB L 131 van 29.5.2018, blz. 8).