Brussel, 29.4.2016

COM(2016) 235 final

2016/0124(NLE)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot uitvoering van de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012, zoals gewijzigd op 8 mei 2013, betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2016) 143 final}
{SWD(2016) 144 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In 2002 is de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) mondiale besprekingen begonnen over een volledige en actuele reeks internationale normen voor de visserijsector om wereldwijd adequate bescherming te waarborgen voor vissers. Die besprekingen hebben in 2007 geleid tot aanneming van het Verdrag inzake arbeid in de visserij 1 . Tot dusver is Frankrijk de enige lidstaat die dit Verdrag heeft geratificeerd 2 .

In 2007 is de Commissie de eerste raadplegingsfase met de sociale partners in de EU gestart overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU); de sociale partners werden uitgenodigd "de mogelijkheden te onderzoeken van een gezamenlijk initiatief om de toepassing binnen de EU van de bepalingen van het recente IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 te bevorderen" 3 . Het algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie ("Cogeca"), de Europese Federatie van vervoerswerknemers ("ETF") en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie ("Europêche") begonnen de onderhandelingen in 2009. Op 21 mei 2012 werd een overeenkomst gesloten, die later werd gewijzigd op 8 mei 2013. Op 10 mei 2013 hebben de sociale partners in overeenstemming met artikel 155, lid 2, VWEU, de Commissie verzocht hun Overeenkomst uit te voeren door een besluit van de Raad.

Het doel van dit voorstel is de Overeenkomst betreffende de uitvoering van het IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 tussen Cogeca, ETF en Europêche uit te voeren.

Met dit voorstel wil de Commissie de leef- en werkomstandigheden voor vissers die werkzaam zijn aan boord van schepen die de vlag van een EU-lidstaat voeren, verbeteren door een geconsolideerd rechtskader op te stellen dat aangepast is aan de arbeidsomstandigheden in de zeevisserij.

   Samenhang met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit initiatief past in de prioriteit van de Commissie voor een diepere en eerlijkere interne markt, met name in de sociale dimensie. Het strookt met de werkzaamheden van de Commissie om een eerlijke en werkelijk pan-Europese arbeidsmarkt te creëren die werknemers behoorlijke bescherming en duurzame banen biedt 4 . Dat omvat bescherming van de veiligheid en de gezondheid op het werk, werktijden, sociale bescherming en rechten in verband met de arbeidsovereenkomst.

Wettelijke EU-bepalingen in verband met de leef- en werkomstandigheden van vissers zijn vastgesteld in een aantal wettelijke instrumenten, met name in de EU-richtlijnen inzake arbeidsrecht en de EU-wetgeving inzake veiligheid en gezondheid op het werk (OSH). Voor aangelegenheden die niet door EU-wetgeving worden bestreken, zoals het recht op medische behandeling aan wal, het recht op repatriëring en het medisch certificaat waaruit de arbeidsgeschiktheid van vissers blijkt, hebben de EU-lidstaten zeer uiteenlopende normen ingevoerd.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De ex-postevaluatie van het OSH-acquis is nog lopende en een aantal belangrijke onderwerpen voor de herziening van de EU-wetgeving zijn nog niet bepaald, met name met betrekking tot de nieuwe architectuur en de exacte inhoud van de bepalingen van het toekomstige OSH-regelgevingskader van de EU. Gedurende de voorbereidende werkzaamheden hebben belanghebbenden aangegeven dat het nodig is de huidige OSH-bepalingen voor de zeevisserijsector af te stemmen op de recente IAO-verdragen, zoals het IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007. Het is duidelijk dat de Overeenkomst het huidige OSH-acquis van de EU aanvult en afstemt op het Verdrag. Bij de toekomstige herziening van het OSH-kader van de EU zal rekening moeten worden gehouden met de Overeenkomst.

De EU draagt ook bij tot de verbetering van de leef- en werkomstandigheden van de vissers via het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) 5 , dat tot doel heeft te zorgen voor de ecologische, economische en sociale duurzaamheid van visserij- en aquacultuuractiviteiten op de lange termijn. Inderdaad, vissers hebben op hun beurt baat bij gezonde visbestanden. Hulpbronnen op een duurzame manier beheren zal het concurrentievermogen van de visserijsector in de EU verhogen en nieuwe banen creëren.

De doelstellingen van het GVB worden ook op internationaal niveau bevorderd en er wordt voor gezorgd dat EU-visserijactiviteiten buiten de wateren van de Unie gebaseerd zijn op dezelfde beginselen en normen van het toepasselijke Unierecht; tegelijk worden daarbij gelijke mededingingsvoorwaarden voor de marktdeelnemers uit de Unie en de marktdeelnemers uit derde landen gestimuleerd. Daartoe streeft de Unie er actief naar het voortouw te nemen in het proces om de prestaties van de regionale en internationale visserijorganisaties te versterken, zodat zij beter in staat zijn de levende rijkdommen van de zee waarvoor zij bevoegd zijn, in stand te houden en te beheren en onder meer illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) te bestrijden 6 .

Lage gezondheids- en veiligheidsnormen en slechte werkomstandigheden zijn zowel drijfveer als gevolg van IOO-visserij. Enerzijds kunnen exploitanten kiezen voor IOO-visserij omwille van de lagere kosten voor de beperkte gezondheids- en veiligheidscontroles en andere controles in verband met de werkomstandigheden. Anderzijds zijn werknemers op IOO-vissersvaartuigen kwetsbaar voor uitbuiting aangezien het op een vaartuig dat illegale activiteiten verricht onmogelijk is fatsoenlijke werkomstandigheden te waarborgen. De sociale situatie van vissers verbeteren zal naar wordt verwacht het risico op misbruiken verminderen en de kosten voor IOO-visserij verhogen, waardoor het een minder aantrekkelijke optie wordt. Een grondige, wereldwijde toepassing van de IAO-verdragen zou daarom een positief effect hebben zowel op de werkomstandigheden van de vissers als op het aantal gevallen van IOO-visserij. Door de Overeenkomst van de sociale partners betreffende het IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij op te nemen in het EU-recht, zal de EU sterker staan om de toepassing ervan in partnerlanden over de hele wereld te bevorderen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 155, lid 2, VWEU, bepaalt: "De tenuitvoerlegging van de op het niveau van de Unie gesloten overeenkomsten geschiedt hetzij volgens de procedures en gebruiken die eigen zijn aan de sociale partners en aan de lidstaten, hetzij, voor zaken die onder artikel 153 vallen, op gezamenlijk verzoek van de ondertekenende partijen, door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie. Het Europees Parlement wordt hiervan in kennis gesteld.".

Het doel van de overeenkomst die is gesloten door Cogeca, ETF en Europêche is overeenkomstig artikel 153, lid 1, onder a) en b), VWEU, de werk- en leefomstandigheden van werknemers aan boord van zeevisserijvaartuigen verbeteren wat betreft minimumvereisten inzake werk aan boord, dienstverleningsvoorwaarden, accommodatie en voedsel, bescherming van de veiligheid en de gezondheid op het werk en medische verzorging. Bijgevolg vormt artikel 155, lid 2, de passende rechtsgrond voor het voorstel van de Commissie.

Subsidiariteit

EU-optreden is gerechtvaardigd door het feit dat de zeevisserij een grensoverschrijdende sector is met wereldwijde activiteiten. Vissersvaartuigen voeren vlaggen van verschillende EU-lidstaten, zij zijn ook actief buiten de territoriale wateren van de betrokken EU-lidstaat, in wateren onder de rechtsmacht van andere lidstaten en in internationale wateren. De verre vloot van de EU is actief in internationale wateren (volle zee) en via bilaterale overeenkomsten met landen buiten de EU.

Ondanks het besluit van de Raad om EU-lidstaten te machtigen Verdrag nr. 188 van de IAO 7 te bekrachtigen, verloopt het ratificatieproces zeer traag. Indien slechts enkele EU-lidstaten het Verdrag ratificeren, kunnen geen gelijke fatsoenlijke leef- en werkomstandigheden voor vissers binnen de EU en gelijke mededingingsvoorwaarden tussen de EU-lidstaten worden gewaarborgd. Het zou leiden tot blijvend verschillende normen, met name met betrekking tot onderwerpen die nog niet in EU-wetgeving zijn opgenomen, zoals medische certificaten voor vissers, het recht op repatriëring en medische behandeling aan wal. Binnen de EU zouden verschillende arbeidsvoorwaarden voor vissers blijven bestaan. Daarenboven zou dit leiden tot verschillende concurrentieposities tussen de lidstaten die het verdrag hebben geratificeerd en zij die dat niet hebben gedaan. De voorgestelde richtlijn bouwt voort op bestaande internationale en EU-normen en houdt rekening met de specifieke werkomgeving in de sector. De richtlijn waarborgt een vergelijkbaar niveau van fatsoenlijke leef- en werkomstandigheden en gelijke mededingingsvoorwaarden tussen de EU-lidstaten door gelijktijdige inwerkingtreding en uniforme omzetting in alle EU-lidstaten van de normen van het IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 waarnaar zij verwijst. De richtlijn stemt de situatie van vissers af op die van andere maritieme beroepen 8 .

Evenredigheid

De voorgestelde richtlijn voldoet aan het evenredigheidsvereiste omdat zij een stap voorwaarts vormt tot het bereiken van de doelstellingen om de leef- en werkomstandigheden van werknemers te verbeteren en te zorgen voor een samenhangend wettelijk kader waarin de minimumnormen zijn vastgesteld. De richtlijn is strikt beperkt tot de omzetting in EU-wetgeving van de actuele normen van het IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007. De actie is gebaseerd op een overeenkomst die door vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers in de sector is gesloten.

De lidstaten behouden de keuzemogelijkheid gunstigere normen voor werknemers te behouden of vast te stellen en de flexibiliteit om rekening te houden met de specifieke kenmerken van hun nationale situatie. Het voorstel laat bijgevolg ruimte voor flexibiliteit ten aanzien van de keuze van de concrete uitvoeringsmaatregelen.

Keuze van het instrument

Het gekozen instrument is een richtlijn. De term "besluit" van artikel 155, lid 2, VWEU, is algemeen bedoeld, zodat voor één van de wetgevingsinstrumenten van artikel 288 VWEU kan worden gekozen. Het is aan de Commissie het meest geschikte van de drie bindende instrumenten als bedoeld in dat artikel (een verordening, richtlijn of besluit) voor te stellen.

Artikel 296 van het VWEU luidt als volgt: "wanneer de Verdragen niet bepalen welk soort van handeling moet worden vastgesteld, maken de instellingen zelf per afzonderlijk geval een keuze, met inachtneming van de toepasselijke procedures en van het evenredigheidsbeginsel."

In het onderhavige geval is het gezien de aard en inhoud van de tekst van de sociale partners duidelijk dat deze Overeenkomst het best wordt toegepast door middel van bepalingen die door de lidstaten en/of sociale partners in nationaal recht moeten worden omgezet. Het meest geschikte instrument is derhalve een richtlijn van de Raad. Voorts is de Commissie van mening dat de Overeenkomst geen deel moet uitmaken van het voorstel, maar daaraan moet worden gehecht.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadpleging van belanghebbenden

Artikel 155, lid 1, VWEU biedt de mogelijkheid voor de sociale partners op EU-niveau om contractuele betrekkingen, met inbegrip van overeenkomsten, aan te gaan wanneer zij dit wensen. Het VWEU vereist niet dat zij andere partijen vooraf raadplegen. Gezien de transparantie van het proces en de rol die de sociale partners bij artikel 155 VWEU is toebedeeld, is geen aanvullende openbare raadpleging uitgevoerd 9 .

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er werd opdracht gegeven voor een extern onderzoek ter ondersteuning van de kosten-batenanalyse van de Overeenkomst 10 . De adviseurs hebben de relevante autoriteiten en de sociale partners in alle lidstaten in kaart gebracht en hebben verzocht om informatie over de nationale wetgeving inzake de leef- en werkomstandigheden in de zeevisserijsector en de mogelijke gevolgen die zij verwachten van de uitvoering van de Overeenkomst.

Evenredige effectbeoordeling

Volgens de richtsnoeren voor betere regelgeving 11 en opdat het college van commissarissen met kennis van zaken een besluit kon nemen, hebben de diensten van de Commissie een evenredige effectbeoordeling opgesteld die eveneens een beoordeling omvat van de representativiteit van de ondertekenende partijen en van de wettigheid van de clausules van de overeenkomst ten opzichte van het wettelijk EU-kader.

Representativiteit van de sociale partners in de EU

Wanneer de Commissie een verzoek van sociale partners in de EU om uitvoering van hun overeenkomst in EU-wetgeving uit hoofde van artikel 155 VWEU, beoordeelt, onderzoekt zij de representativiteit en het mandaat van de sociale partners voor het gebied van de desbetreffende overeenkomst. Zo wordt gewaarborgd dat het verzoek strookt met de bepalingen van het VWEU en dat er een breed draagvlak voor de overeenkomst bestaat bij de betrokkenen.

Volgens artikel 1 van Besluit 98/500/EG van de Commissie van 20 mei 1998 moeten de sociale partners op Europees niveau aan de volgende criteria voldoen: "a) tot specifieke sectoren of categorieën behoren en op Europees niveau georganiseerd zijn;

b) uit organisaties bestaan die op zichzelf een integrerend en erkend deel uitmaken van de structuren van sociale partners van de lidstaten en het vermogen bezitten overeenkomsten te sluiten, en die representatief zijn voor verscheidene lidstaten; alsmede

c) toereikende structuren bezitten om hun doeltreffende deelneming aan het werk van de Comités te waarborgen".

Deze voorwaarden moeten zijn vervuld op het ogenblik waarop de overeenkomst wordt ondertekend. Op het ogenblik van de ondertekening van de Overeenkomst was Kroatië nog geen lid van de EU. Om de representativiteit van de sociale partners in de EU te beoordelen, voerde de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) in 2012 een onderzoek.

De Overeenkomst betreft arbeidsvoorwaarden in de zeevisserij, wat overeenkomt met de sectoriële beperkingen van het sectorieel comité voor de sociale dialoog in de zeevisserij. Derhalve worden het bereik van het comité en dat van de Overeenkomst als gelijkwaardig beschouwd. De sociale partners die deelnemen aan het comité zijn Europêche en Cogeca voor de werkgevers en ETF voor de werknemers.

Uit het Eurofound-representativiteitsonderzoek van 2012 is gebleken dat Europêche leden heeft in elf EU-lidstaten 12 . Twee werkgeversorganisaties hebben een waarnemersstatus (LV en LT).

Cogeca vertegenwoordigt de algemene en de specifieke belangen van de Europese land- en bosbouw-, visserij- en landbouwcoöperaties. De organisatie heeft leden in de zeevisserij in elf lidstaten 13 . Rekening houdend met de leden van Cogeca en Europêche zijn aan werkgeverszijde in totaal 16 lidstaten vertegenwoordigd in het comité.

Aan werknemerszijde heeft ETF leden uit de visserijsector in elf lidstaten 14 . In elf lidstaten 15 zijn vissers dus niet vertegenwoordigd. Volgens de werkgelegenheidscijfers in de sector gaat het voor de meeste landen om ongeveer 1 000 werknemers (in de meeste lidstaten ligt de werkgelegenheid aanzienlijk lager). Ierland, Griekenland, Roemenië en Zweden tellen weliswaar meer dan 1 000 vissers, maar de meesten zijn zelfstandigen.

Samenvattend zijn er, met uitzondering van Portugal en Roemenië, geen lidstaten waar werkgeversorganisaties actief in de zeevisserij niet zijn vertegenwoordigd op Europees niveau, rekening houdend met het feit dat de sector relatief klein is in Roemenië. De acht lidstaten die 84 % van de werkgelegenheid van de sector voor hun rekening nemen en 87 % uitgedrukt in voltijdequivalenten zijn vertegenwoordigd in de sociale dialoog in de EU. Dat leidt tot de conclusie dat de sociale partners die de Overeenkomst hebben getekend representatief zijn voor de sector en derhalve de Commissie kunnen verzoeken om toepassing van de Overeenkomst uit hoofde van artikel 155 van het VWEU.

Wettigheid van de clausules

De Commissie heeft de wettigheid van de Overeenkomst onderzocht. Zij heeft alle clausules bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat zij niet in strijd zijn met het EU-recht. De verplichtingen die zouden worden opgelegd aan de lidstaten vloeien niet direct voort uit de Overeenkomst tussen de sociale partners. Zij zouden eerder het resultaat zijn van de uitvoering hiervan middels een handeling van de Raad, met name een richtlijn. Het toepassingsgebied en de inhoud van de Overeenkomst blijven binnen de in artikel 153, lid 1, VWEU genoemde gebieden. De uitbreiding van een aantal bepalingen van de Overeenkomst tot zelfstandigen is niet in strijd met artikel 153, lid 1, onder a), aangezien de uiteindelijke doelstelling en omzettingsvoorwaarde om bepalingen uit te breiden tot zelfstandigen is de gezondheid en de veiligheid van de werknemers aan boord van hetzelfde vaartuig te waarborgen. Deze uitbreiding bestaat reeds in het huidige OSH-acquis van de EU dat van toepassing is op de sector. Deze uitbreiding bestaat reeds in het huidige OSH-acquis van de EU dat van toepassing is op de sector. Artikel 3, lid 3, van de Overeenkomst bevat een non-regressieclausule, die het bestaande niveau van bescherming van werknemers waarborgt. In artikel 4 van de Overeenkomst is bepaald dat de Overeenkomst geen afbreuk doet aan wetten, vonnissen, gewoonten of overeenkomsten tussen eigenaren van vissersvaartuigen en vissers die gunstigere voorwaarden voor vissers waarborgen dan de Overeenkomst.

Beleidsopties en kosten-batenanalyse

De Commissie kan het verzoek van de ondertekenende partijen om de uitvoering van de Overeenkomst door middel van een wetgevende handeling enkel aanvaarden of afwijzen. Zij kan de tekst van de Overeenkomst niet wijzigen. De Commissie kan de sociale partners op EU-niveau niet vragen hun Overeenkomst autonoom uit te voeren, omdat dit, zoals bepaald in artikel 155, lid 2, VWEU, de bevoegdheid van de sociale partners is.

De Commissie kan derhalve slechts één beleidsoptie in overweging nemen. In de evenredige effectbeoordeling die bij dit voorstel is gevoegd, is deze beleidsoptie beoordeeld (namelijk de maatregelen van de Overeenkomst) en vergeleken met de basislijn (namelijk geen verdere EU-maatregelen).

De resultaten van de analyse tonen aan dat algemeen genomen geen kostenstijging van betekenis te verwachten is. De kosten variëren naargelang de lidstaat, afhankelijk van de mate waarin de nationale wetgeving reeds aan de Overeenkomst voldoet. Bepaalde kosten zijn eenmalig (bv. kosten in verband met de omzetting van de Overeenkomst in nationale wetgeving) en andere zijn recurrent (bv. kosten in verband met medische certificaten die regelmatig moeten worden vernieuwd, kosten voor repatriëring enz.).

Voor lidstaten die reeds aan de meeste bepalingen van de Overeenkomst voldoen, blijven de kosten beperkt. Voor lidstaten die bepaalde aspecten van hun nationale wetgeving — bijvoorbeeld inzake medische certificaten, het recht op repatriëring en risicobeoordeling — moeten wijzigen, blijven de kosten per werknemer of per onderneming algemeen in verhouding tot het doel dat wordt gesteld. Algemeen worden de kosten voor repatriëring, medische certificaten en risicobeoordelingen geschat tussen 1,3 miljoen euro en 8 miljoen euro. Rekening houdend met de jaarlijkse omzet van 6,9 miljard euro van de sector zouden de kosten maximaal 0,11 % van de totale omzet van de sector bedragen.

De Overeenkomst zal de leef- en werkomstandigheden in de zeevisserijsector verbeteren op het gebied van werktijd, minimumleeftijd, medische certificaten, risicobeoordeling, accommodatie, voedsel en water aan boord en medische behandeling aan boord. Door de Overeenkomst worden binnen de EU gelijke mededingingsvoorwaarden voor de sector gecreëerd doordat minimumnormen voor de hele EU worden vastgesteld.

Wanneer er minder arbeidsgerelateerde ongevallen, letsels en ziekten voorkomen, zal dat voor werkgevers leiden tot een hogere productiviteit, lagere kostenvergoedingen en minder personeelsverloop. Voor werknemers zal het risico op ongevallen en/of ziekten verlagen. Dat zal het risico op inkomensverlies verlagen en het hun bovendien mogelijk maken langer actief te blijven in de sector. De sector zal eveneens aantrekkelijker worden voor jonge en geschoolde arbeidskrachten.

Wat de nationale autoriteiten betreft, zullen de kosten voor sociale zekerheid en gezondheidszorg dalen. De algemene voordelen voor werknemers, werkgevers en nationale autoriteiten worden geschat tussen 1,2 miljoen en 19,7 miljoen euro over een periode van vijf jaar.

Uit de vergelijking van de opties en uit de kosten-batenanalyse kan worden geconcludeerd dat met de Overeenkomst de gestelde doelstellingen kunnen worden bereikt tegen redelijke kosten en dat uitvoering door een richtlijn passend is.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Bijna 90 % van de bedrijven in de zeevisserijsector zijn micro-bedrijven met slechts één vaartuig. Op basis van de beschikbare gegevens kan ervan worden uitgegaan dat een aanzienlijk deel daarvan vaartuigen zijn die door de eigenaar worden geëxploiteerd of vaartuigen die worden geëxploiteerd door een kapitein met een of twee andere zelfstandigen of werknemers aan boord. De Overeenkomst is niet van toepassing op eigenaar-exploitanten aangezien zij worden beschouwd als zelfstandigen.

Door de bijzondere structuur van de zeevisserijsector zullen de gevolgen van de Overeenkomst voornamelijk voelbaar zijn in micro-bedrijven met werknemers of waar zelfstandigen met werknemers samenwerken. Het is echter onwaarschijnlijk dat hun concurrentievermogen negatief zal worden beïnvloed in vergelijking met de huidige situatie. Minimumnormen vaststellen op EU-niveau zal bijdragen aan gelijke mededingingsvoorwaarden en dus de concurrentiepositie verbeteren. Betere werkomstandigheden zullen leiden tot een betere productie, minder compensatiekosten in geval van arbeidsgerelateerde letsels, ziekten of ongevallen en minder personeelsverloop.

Daarenboven bevat de Overeenkomst voor lidstaten de mogelijkheid voor bepaalde categorieën vissers of vaartuigen de Overeenkomst progressief in te voeren over een periode van vijf jaar.

Grondrechten

De doelstellingen van dit voorstel stroken met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de bij de artikelen 20 (Gelijkheid voor de wet), 31 (Rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden) en 32 (Het verbod van kinderarbeid en de bescherming van jongeren op het werk) beschermde rechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen voor controle, evaluatie en rapportage

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van de Overeenkomst over follow-up en evaluatie door de ondertekenaars zal de Europese Commissie, na raadpleging van de sociale partners op Europees niveau, toezicht houden op de uitvoering van de richtlijn tot uitvoering van de Overeenkomst. De Europese Commissie zal vijf jaar na de inwerkingtreding de richtlijn evalueren.

Toelichtende stukken

De lidstaten moeten de Commissie de tekst van de nationale bepalingen ter omzetting van de richtlijn en een concordantietabel met die bepalingen en deze richtlijn doen toekomen. De richtlijn bestrijkt vele aspecten van de leef- en werkomstandigheden van vissers zoals werktijd, minimumleeftijd, de inhoud van de arbeidsovereenkomst, veiligheid en gezondheid op het werk, medische certificaten voor vissers en bemanningsvereisten. Daarom is de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de aangelegenheden die onder het voorstel vallen normaliter opgenomen in een aantal verschillende wetteksten (arbeidsrecht, gezondheids- en veiligheidswetgeving, sectorspecifieke, niet-limitatieve bepalingen), waardoor een systematische aanpak en interpretatie noodzakelijk zullen zijn.

Het voorstel bevat eveneens een aantal elementen die voordien niet onder EU-wetgeving vielen, zoals medische certificaten, specifieke details in verband met de kwaliteit van voedsel en water en specifieke elementen in verband met de accommodatie aan boord van vissersvaartuigen. Ondubbelzinnige informatie over de omzetting van deze nieuwe bepalingen en oplossingen is nodig om de naleving van de minimumnormen van het voorstel te waarborgen. Deze informatie zal de Commissie in staat stellen de uitvoering van de voorschriften van de richtlijn te waarborgen, die zijn bedoeld om de veiligheid en de gezondheid van werknemers te beschermen, meer flexibiliteit te bieden voor de ondernemingen en eerlijke mededinging tussen ondernemingen te bevorderen.

De geschatte extra administratieve last van het indienen van toelichtende documenten is niet onevenredig (het is eenmalig en er zijn niet veel organisaties bij betrokken). De toelichtende documenten kunnen efficiënter worden opgesteld door de lidstaten.

Gezien het bovenstaande wordt voorgesteld dat de lidstaten zich ertoe verbinden de Commissie in kennis te stellen van hun omzettingsmaatregelen door één of meerdere documenten in te dienen waarin het verband tussen de onderdelen van de richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.

Europese Economische Ruimte

De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

De structuur van het voorstel is als volgt:

Artikel 1

Dit artikel maakt de tussen de sociale partners gesloten Overeenkomst bindend, wat het doel is van een besluit van de Raad krachtens artikel 155, lid 2, VWEU.

Artikel 2

In artikel 2 is bepaald dat de richtlijn alleen minimumvereisten bevat en dat de lidstaten op het betrokken gebied voor de werknemers gunstigere maatregelen kunnen treffen. Het doel van dit artikel is de reeds bereikte niveaus van bescherming van werknemers expliciet te waarborgen en ervoor te zorgen dat alleen de gunstigste beschermingsnormen van toepassing zijn.

Artikelen 3 tot en met 6

De artikelen 3 tot en met 6 bevatten de gebruikelijke bepalingen met betrekking tot de omzetting in de nationale wetgeving van de lidstaten, met inbegrip van de verplichting te zorgen voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. Artikel 5 bevat een clausule in verband met verslaglegging. Het doel van artikel 5 is toe te zien op de uitvoering en de toepassing van de richtlijn in de lidstaten met betrekking tot de leef- en werkomstandigheden in de sector en een beoordeling uit te voeren. In dit kader zullen gegevens in verband met het aantal ongevallen, beroepsletsels en gezondheidsproblemen in de sector worden onderzocht.

Artikel 6 geeft aan op welke datum de richtlijn in werking zal treden. In artikel 7 worden de adressaten vermeld.

Gedetailleerde uitleg van de bepalingen van de bijlage bij het voorstel

Artikel 1 (definities)

Voor de toepassing van de Overeenkomst wordt de betekenis van de volgende termen gedefinieerd: a) visserijactiviteiten, b) commerciële visserij, c) bevoegde autoriteit, d) overleg, e) eigenaar van een vissersvaartuig of eigenaar, f) visser, g) arbeidsovereenkomst van een visser, h) vissersvaartuig of vaartuig, i) lengte, j) lengte tussen de loodlijnen, k) kapitein, l) wervings- en arbeidsbureau en m) particulier uitzendbureau. Lid 2 definieert deze termen voor de toepassing van deze overeenkomst.

Artikel 2 (Toepassingsgebied)

In artikel 2 is bepaald dat de Overeenkomst van toepassing is op alle vissers die werkzaam zijn aan boord van vissersvaartuigen die bij commerciële visserij betrokken zijn en zijn geregistreerd in of de vlag voeren van een EU-lidstaat. De Overeenkomst is ook van toepassing op zelfstandige vissers die samen met werknemers op hetzelfde vaartuig werkzaam zijn om ervoor te zorgen dat de algemene gezondheid en de veiligheid van de werknemers op hetzelfde vaartuig worden beschermd. Deze uitbreiding tot zelfstandigen strookt met de huidige EU-wetgeving. In artikel 2, lid 2, is vastgesteld dat bij twijfel over de vraag of een vaartuig bij commerciële visserij is betrokken, de bevoegde autoriteit na overleg de knoop doorhakt. In artikel 2, lid 3, is bepaald dat de lidstaten - na overleg - de bescherming die de Overeenkomst biedt aan vissers op vaartuigen van 24 meter lengte of meer, ook mogen verlenen aan vissers op vaartuigen met een lengte van minder dan 24 meter.

Artikel 3 (Toepassing van de Overeenkomst)

In lid 1 is vastgesteld dat een lidstaat - na overleg en op basis van objectieve gronden - beperkte categorieën vissers of vissersvaartuigen mag uitsluiten van de vereisten van de Overeenkomst of van sommige bepalingen ervan, als de toepassing van de Overeenkomst problemen van substantiële aard oplevert in het licht van de bijzondere arbeidsvoorwaarden van de vissers of de activiteiten van de vissersvaartuigen. In lid 2 is bepaald dat bij uitsluiting van bepaalde categorieën vissers of vissersvaartuigen uit hoofde van lid 1 de bevoegde autoriteit geleidelijk de vereisten van de Overeenkomst moet uitbreiden tot alle betrokken categorieën vissers of vissersvaartuigen binnen een periode van maximaal vijf jaar vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst. Artikel 3 bevat een non-regressieclausule.

Artikel 4 (Meerbegunstigingsclausule)

Dit artikel bevat een clausule inzake gunstigere bepalingen volgens welke wetten, vonnissen of gewoonten die gunstigere voorwaarden voor vissers waarborgen dan die in de Overeenkomst niet mogen worden beïnvloed door de bepalingen van de Overeenkomst.

Artikel 5 (Verantwoordelijkheden van eigenaren van vissersvaartuigen, kapiteins en vissers)

Artikel 5, lid 1, laat Richtlijn 93/103/EG 16 onverlet. In lid 2 is vastgesteld dat de eigenaar van het vissersvaartuig de verantwoordelijkheid heeft ervoor te zorgen dat de kapitein over de nodige middelen en faciliteiten beschikt om aan de verplichtingen van de Overeenkomst te voldoen. In artikel 5, lid 3, worden op niet-exhaustieve wijze de verschillende verantwoordelijkheden van de kapitein beschreven om te zorgen voor de veiligheid en de gezondheid van de vissers aan boord van het vaartuig. In artikel 5, lid 4, is bepaald dat de kapitein door de eigenaar van het vissersvaartuig niet mag worden verhinderd beslissingen te nemen die noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de vissers, het vaartuig en de veilige navigatie en exploitatie ervan. In artikel 5, lid 5, is een verplichting voor vissers vastgesteld om de rechtmatige bevelen van de kapitein en de toepasselijke veiligheids- en gezondheidsmaatregelen na te leven.

Artikel 6 (Minimumleeftijd)

Artikel 6 laat Richtlijn 94/33/EG 17 onverlet. Volgens lid 2 bedraagt de minimumleeftijd voor werk aan boord van een vissersvaartuig 16 jaar mits de door de nationale wetgeving voorgeschreven voltijdse leerplicht niet meer voor de jongere geldt. Vijftienjarigen die een beroepsopleiding volgen in de visserij mogen onder dezelfde voorwaarden aan boord van vissersvaartuigen werken.

In artikel 6, lid 3, is vastgesteld dat de bevoegde autoriteiten mogen toestaan dat vijftienjarigen lichte werkzaamheden verrichten tijdens schoolvakanties. De bevoegde autoriteiten moeten - na overleg - bepalen welke werkzaamheden zijn toegestaan en de voorwaarden waaronder deze werkzaamheden worden verricht en de verplichte rusttijden vaststellen. In artikel 6, lid 4, is bepaald dat de minimumleeftijd voor werkzaamheden aan boord van de vaartuigen die door hun aard en de omstandigheden waarin ze worden verricht een gevaar kunnen vormen voor de gezondheid, de veiligheid, de lichamelijke, geestelijke of sociale ontwikkeling, de opvoeding en de zedelijke ontwikkeling van jongeren, 18 jaar bedraagt. In artikel 6, lid 5, is bepaald dat deze werkzaamheden moeten worden vastgesteld uit hoofde van nationale wet- of regelgeving of door de bevoegde autoriteiten na overleg. In artikel 6, lid 6, is vastgesteld dat jongeren vanaf die leeftijd die werkzaamheden mogen verrichten op voorwaarde dat hun gezondheid, veiligheid, lichamelijke, geestelijke of sociale ontwikkeling, hun opvoeding en zedelijke ontwikkeling volledig worden beschermd en zij adequaat specifiek onderricht of een beroepsopleiding hebben gevolgd en een basisopleiding veiligheid hebben voltooid.

Artikel 6, lid 7, bevat een definitie van "nacht". Het bevat een verbod op nachtarbeid voor vissers jonger dan 18 jaar. Er kan een uitzondering worden gemaakt door de bevoegde autoriteiten wanneer anderszins afbreuk zou worden gedaan aan de doeltreffende opleiding van de vissers of wanneer de specifieke aard van de werkzaamheden of een erkend opleidingsprogramma vereist dat vissers onder 18 jaar hun werkzaamheden 's nachts uitvoeren. De bevoegde autoriteit moet, na overleg, vaststellen dat het nachtwerk geen schadelijke gevolgen zal hebben voor hun gezondheid of welzijn. Artikel 6, lid 8, bevat een clausule over gunstigere bepalingen.

Artikel 7-9, (Medisch onderzoek / medisch certificaat)

Artikel 7

Artikel 7, lid 1, stelt de verplichting van de vissers vast te beschikken over een geldig medisch certificaat waaruit blijkt dat zij geschikt zijn om hun taken aan boord uit te voeren. In lid 2 is bepaald dat vrijstellingen voor de toepassing van lid 1 mogen worden verleend, rekening houdend met de veiligheid en de gezondheid van de vissers, de grootte van het vaartuig, de beschikbaarheid van medische hulp en evacuatiemiddelen, de duur van de zeereis, de bestemming en de aard van de visserijactiviteit. In lid 3 is bepaald dat deze vrijstellingen niet kunnen worden toegepast op vissers aan boord van een vissersvaartuig dat een lengte van 24 meter of meer heeft of die normaliter langer dan drie dagen op zee blijven. In dringende gevallen mag de bevoegde autoriteit vrijstelling verlenen om een visser toe te staan te werken gedurende een beperkte en precies omschreven periode totdat de visser in het bezit is van een medisch certificaat mits de visser in het bezit is van een vervallen medisch certificaat van recente datum.

Artikel 8

In artikel 8 is bepaald dat de lidstaten wetten, voorschriften of andere maatregelen vaststellen met betrekking tot de aard en de frequentie van het medisch onderzoek en de vorm, de inhoud en de geldigheidsduur van de medische certificaten. Zij moeten ook wetten, voorschriften of andere maatregelen vaststellen die voorzien in het recht op een nieuw bindend onderzoek door een onafhankelijke keuringsarts die is aangewezen als bemiddelaar in geval van weigering van een certificaat of de afgifte van een certificaat wanneer de persoon heeft verklaard dat hij of zij arbeidsongeschikt is of wanneer een certificaat wordt geweigerd terwijl de medische redenen voor de weigering verdwenen zijn.

Artikel 9

In artikel 9 zijn aanvullende minimumvereisten vastgesteld voor het medisch certificaat voor vissers die werkzaam zijn aan boord van vaartuigen van 24 meter of langer of van een vaartuig dat normaliter langer dan drie dagen op zee blijft.

Artikel 10 (Bemanning)

In artikel 10 is bepaald dat de eigenaars van vissersvaartuigen ervoor moeten zorgen dat de vissersvaartuigen voldoende en veilig bemand zijn voor de veilige navigatie en exploitatie ervan en onder het toezicht van een bevoegde kapitein staan. Er is geen numerieke grenswaarde aangegeven. In lid 2 zijn nadere vereisten vastgesteld voor vissersvaartuigen met een lengte van 24 meter en meer. Bij lid 3 wordt de bevoegde autoriteit de mogelijkheid geboden om alternatieve vereisten voor vissersvaartuigen met een lengte van 24 meter en meer vast te stellen. Die alternatieve vereisten moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen en het doel van dit artikel en artikel 11 en voldoen aan de vereisten van lid 2; zij mogen de veiligheid en de gezondheid van de vissers niet in gevaar brengen.

Artikel 11 (Werk- en rusttijden)

In artikel 11 zijn de werk- en rusttijden bepaald voor vissers die binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst vallen, met name een gemiddelde wekelijkse arbeidstijd van 48 uur over een referentieperiode van maximaal twaalf maanden. Voor de vissers die onder de Overeenkomst vallen zijn de artikelen 3 tot en met 6, 8 en 21 van Richtlijn 2003/88/EG 18 niet van toepassing. Voor andere vissers blijft Richtlijn 2003/88/EG van toepassing.

In lid 2 is bepaald dat voor de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de vissers en om de vermoeidheid te beperken, een maximumaantal arbeidsuren en een minimumaantal rusturen binnen een bepaalde periode moeten worden vastgesteld, binnen de grenzen van de leden 3 en 4. Deze kunnen worden vastgesteld bij wet, bestuursrechtelijke of collectieve overeenkomst. In lid 3 zijn het maximumaantal werkuren en het minimumaantal rusturen vastgesteld per periode van 24 uur en per periode van zeven dagen. In lid 4 zijn beperkingen vastgesteld voor de verdeling van de rusttijden.

In lid 5 zijn uitzonderingen voorzien op de maximale referentieperiode, het maximumaantal werkuren en het minimumaantal rusturen om objectieve, technische of arbeidsorganisatorische redenen. Dergelijke uitzonderingen moeten zoveel mogelijk voldoen aan de vastgestelde normen en meer compenserende rusttijden toelaten. Er kan rekening worden gehouden met meer frequente of langere verlofperioden of met de toekenning van compensatieverlof aan de vissers. In lid 6 is bepaald dat, als er uitzonderingen worden toegestaan op de grenzen inzake arbeidsuren en rusturen, de vissers zo snel mogelijk compenserende rusttijden moeten krijgen.

In lid 7 is bepaald dat de kapitein in noodsituaties werknemers kan verplichten extra uren te werken wanneer dit nodig is voor de veiligheid van personen, de vangst of het schip zelf, of om bijstand te verlenen aan personen of schepen in nood totdat de situatie opnieuw normaal is. De kapitein moet ervoor zorgen dat alle vissers die tijdens een geplande rusttijd hebben gewerkt, voldoende compenserende rust krijgen wanneer de situatie opnieuw normaal is.

In lid 8 is vastgesteld dat de lidstaten mogen bepalen dat vissers aan boord van vissersvaartuigen die uit hoofde van de wet tijdens een periode van meer dan één maand niet actief mogen zijn, tijdens die periode jaarlijks verlof moeten nemen.

Artikel 12 (Bemanningslijst)

In dit artikel is bepaald dat op alle vissersvaartuigen een bemanningslijst aanwezig moet zijn. De bemanningslijst moet vóór het vertrek of onmiddellijk na het vertrek aan de bevoegde personen aan wal worden meegedeeld. De bevoegde autoriteit bepaalt aan wie en wanneer de bemanningslijst moet worden verstrekt en met welk doel of welke doeleinden.

Arbeidsovereenkomst van vissers (Artikel 13-18)

Artikel 13

In artikel 13 is bepaald dat de bepalingen van de artikelen 14 tot en met 18 van toepassing zijn onverminderd Richtlijn 91/533/EEG 19 .

Artikel 14

In dit artikel is bepaald dat alle lidstaten in nationale wetten, voorschriften of andere maatregelen eisen dat vissers die werkzaam zijn aan boord van een vissersvaartuig een schriftelijke arbeidsovereenkomst hebben die voor hen begrijpelijk is. De arbeidsovereenkomst voor vissers moet in overeenstemming zijn met de bepalingen van de Overeenkomst, en met name met bijlage I, die minimumnormen voor de inhoud van de arbeidsovereenkomsten van vissers bevat.

Artikel 15

De EU-lidstaten moeten wetten, voorschriften of andere maatregelen vaststellen met betrekking tot a) procedures die waarborgen dat de vissers advies kunnen inwinnen over de inhoud van hun arbeidsovereenkomst voordat deze wordt gesloten; b) het bewaren - in voorkomend geval - van de verslagen over de werkzaamheden van de vissers in het kader van een dergelijke overeenkomst; en c) de procedures om geschillen in verband met arbeidsovereenkomsten van vissers te beslechten.

Artikel 16

In dit artikel is bepaald dat de visser een exemplaar van zijn arbeidsovereenkomst moet ontvangen. Een exemplaar moet op verzoek aan andere partijen worden verstrekt overeenkomstig de nationale wetgeving en gebruiken. Een exemplaar van de arbeidsovereenkomst van een visser moet zich aan boord van het vaartuig bevinden en beschikbaar zijn voor de vissers.

Artikel 17

In dit artikel is bepaald dat de artikelen 14 tot en met 16 en bijlage I bij deze Overeenkomst niet van toepassing zijn op eigenaren van vissersvaartuigen die hun vaartuig alleen exploiteren.

Artikel 18

In dit artikel is vastgesteld dat de eigenaren van vissersvaartuigen ervoor moeten zorgen dat alle vissers aan boord van het vaartuig over een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor vissers beschikken. Die arbeidsovereenkomst moet worden ondertekend door alle betrokken partijen, d.w.z. visser, werkgever en/of vertegenwoordigers of andere betrokken partijen.

Artikel 19 (Repatriëring)

In artikel 19, lid 1, is bepaald dat alle EU-lidstaten ervoor moeten zorgen dat de vissers die werkzaam zijn op een vissersvaartuig dat hun vlag voert of onder hun volledige rechtsmacht is geregistreerd en een buitenlandse haven binnenvaart, recht hebben op repatriëring. Het recht op repatriëring is van toepassing wanneer de arbeidsovereenkomst van een visser is verlopen of om gerechtvaardigde redenen door een of meer partijen bij die overeenkomst is beëindigd of de visser de taken uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst niet langer kan uitvoeren of niet kan worden verwacht ze onder de specifieke omstandigheden (bv. arbeidsongevallen, ziekten of letsels) uit te voeren. Het recht op repatriëring geldt ook voor vissers die om dezelfde redenen van het vaartuig naar de buitenlandse haven worden overgebracht.

In artikel 19, lid 2, is bepaald dat de eigenaar van het vissersvaartuig de kosten van de repatriëring draagt, behalve wanneer overeenkomstig nationale wetten, voorschriften of andere maatregelen is gebleken dat de visser ernstig in gebreke is gebleven bij de naleving van zijn verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. Volgens artikel 19, lid 3, moeten de lidstaten de precieze omstandigheden vaststellen waaronder vissers recht hebben op repatriëring zoals de maximumduur van dienstperioden aan boord en de bestemmingen waarnaar de vissers mogen worden gerepatrieerd.

In artikel 19, lid 4, is bepaald dat wanneer de eigenaar van het vissersvaartuig nalaat voor de repatriëring te zorgen, de lidstaat dat moet doen. De lidstaat heeft het recht de kosten op de eigenaar van het vissersvaartuig te verhalen. In artikel 19, lid 5, wordt de eigenaar van het vissersvaartuig de mogelijkheid geboden de kosten terug te vorderen op grond van contractuele overeenkomsten met derden.

Artikel 20 (Particuliere arbeidsmarktbureaus)

Artikel 20, lid 1, laat Richtlijn 2008/104/EG 20 onverlet. In artikel 20, lid 2, wordt verduidelijkt dat voor de toepassing van dit artikel onder particuliere arbeidsmarktbureaus wervings- en arbeidsbureaus uit de particuliere sector en de diensten van particuliere uitzendbureaus worden verstaan. Overeenkomstig artikel 20, lid 3, moeten de lidstaten particuliere arbeidsmartktbureaus verbieden gebruik te maken van middelen, mechanismen of lijsten om vissers te verhinderen werk te zoeken. Vergoedingen of andere kosten voor particuliere arbeidsmarktbureaus mogen direct noch indirect, geheel noch gedeeltelijk op de vissers worden verhaald. In artikel 20, lid 4, is bepaald dat de lidstaten die het IAO-verdrag over arbeid in de visserij uit 2007 hebben geratificeerd uit hoofde van dat Verdrag bepaalde verantwoordelijkheden mogen toewijzen aan particuliere uitzendbureaus, voor zover zij dit recht hebben. Er moet rekening worden gehouden met de door het Verdrag vastgestelde grenzen.

De artikelen 21 tot en met 25 van de Overeenkomst bevatten bepalingen inzake veiligheid en gezondheid op het werk, met name met betrekking tot voedsel en accommodatie.

In artikel 21, lid 1, is bepaald dat de artikelen 21 tot en met 25 van toepassing zijn onverminderd Richtlijn 93/103/EG. De nationale bepalingen ter uitvoering van de artikelen 22 tot en met 25 moeten worden nageleefd met de nodige zorg voor hygiëne en algemeen veilige, gezonde en comfortabele omstandigheden.

Volgens artikel 22 moeten de lidstaten wetten, voorschriften of andere maatregelen vaststellen met betrekking tot, onder meer, de omvang en de kwaliteit van de accommodatie, voedsel en drinkwater aan boord van vaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht zijn geregistreerd. In artikel 23 is bepaald dat elke lidstaat wetten, voorschriften of andere maatregelen moet vaststellen op grond waarvan de accommodatie groot genoeg, van voldoende kwaliteit en adequaat uitgerust moet zijn voor de exploitatie van het vaartuig en de duur van het verblijf van de vissers aan boord. Met name de in artikel 23 genoemde kwesties moeten aan bod komen, zoals de goedkeuring van plannen voor de bouw of de aanpassing van de accommodatie van vissersvaartuigen, het onderhoud van de accommodatie en de kombuizen, de ventilatie, de verwarming, de koeling en de verlichting, de vermindering van excessief lawaai en overmatige trillingen, de locatie, de omvang, de bouwmaterialen, het meubilair en de uitrusting van verschillende ruimten en andere accommodatieruimten, de sanitaire voorzieningen en de voorziening van voldoende warm en koud water en de procedures om op klachten te reageren over accommodatie die niet aan de vereisten van deze Overeenkomst voldoet.

In artikel 24 is bepaald dat de lidstaten wetten, voorschriften of andere maatregelen moeten vaststellen met betrekking tot voedsel en water aan boord van het vaartuig. Het voedsel dat aan boord wordt vervoerd en opgediend moet met name van toereikende kwaliteit, kwantiteit en voedingswaarde zijn. Het drinkwater moet van toereikende kwaliteit en kwantiteit zijn. De eigenaar van het vissersvaartuig moet voedsel en water gratis ter beschikking stellen van de vissers. Overeenkomstig de nationale wetten en voorschriften kunnen de kosten echter als operationele kosten worden teruggevorderd als de collectieve overeenkomst waaronder een deelloonsysteem of een arbeidsovereenkomst voor vissers ressorteert, daarin voorziet. De nationale wetten, voorschriften en maatregelen die de lidstaten moeten goedkeuren tot omzetting van de bepalingen van de artikelen 22 tot en met 24 moeten volledige uitvoering geven aan bijlage II bij deze Overeenkomst.

De artikelen 26 tot en met 31 hebben betrekking op de bescherming van de gezondheid en medische zorg, bescherming bij arbeidsgerelateerde ziekten, letsels of overlijdens.

Volgens artikel 26 zijn de lidstaten verplicht nationale wetten, voorschriften en andere maatregelen vast te stellen om te waarborgen dat vissers op vaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht zijn geregistreerd, recht hebben op medische behandeling aan wal en in geval van een ernstige ziekte of letsel het recht hebben zo spoedig mogelijk aan wal te worden gebracht. De eigenaar van het vissersvaartuig moet de visser gezondheidsbescherming en medische zorg verschaffen aan boord of aan wal in een haven in een ander land dan het land dat voor de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is. Bij arbeidsgerelateerde ziekten of letsels, moeten de vissers toegang hebben tot adequate medische zorg overeenkomstig de nationale wetten, voorschriften of gebruiken. Krachtens artikel 27 zijn de medische zorg en de bescherming van de gezondheid aan boord als bedoeld in artikel 26, onder b), onderworpen aan de toepasselijke bepalingen van Richtlijn 92/29/EEG 21 en van artikel 28 van de Overeenkomst. Zij dienen tevens betrekking te hebben op medische behandeling en materiële bijstand en ondersteuning als de visser aan wal is gebracht in een haven in een ander land dan het land dat voor de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is.

Overeenkomstig artikel 28 van de Overeenkomst, moeten de lidstaten nationale wetten, voorschriften of andere maatregelen vaststellen die aanvullende vereisten invoeren naast de bepalingen van Richtlijn 92/29/EEG, rekening houdend met onder meer de plaats van de activiteit, de duur van de zeereis en het aantal vissers aan boord. Daarnaast is in dit artikel bepaald dat vaartuigen moeten zijn uitgerust met radio- of satellietcommunicatie voor medische consulten en een door de bevoegde autoriteit gebruikte of goedgekeurde medische handleiding of de meest recente uitgave van de International Medical Guide for Ships.

In artikel 29 is vastgesteld dat de lidstaten wetten, voorschriften of andere maatregelen moeten vaststellen die waarborgen dat: a) de medische zorg op grond van artikel 26, onder b), en artikel 28 gratis aan de vissers wordt verleend; b) de eigenaar van het vissersvaartuig de kosten van de medische zorg draagt totdat de visser is gerepatrieerd, voor zover die kosten niet gedragen worden door het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is.

In artikel 30 is bepaald dat nationale wetten of voorschriften de eigenaar van het vissersvaartuig kunnen vrijstellen van deze verantwoordelijkheid om de kosten voor medische behandeling te dragen als het letsel niet tijdens de exploitatie van het vissersvaartuig is opgelopen, de ziekte tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst verborgen is gehouden of de eigenaar van het vissersvaartuig kan aantonen dat het letsel of de ziekte het gevolg was van opzettelijk wangedrag van de visser.

Bij artikel 31, lid 1, worden de lidstaten verplicht maatregelen te nemen om de vissers te beschermen tegen arbeidsgerelateerde ziekten, letsels of overlijdens. In artikel 31, lid 2, is bepaald dat de vissers bij letsels of ziekten veroorzaakt door een arbeidsongeval recht hebben op compensatie in overeenstemming met de nationale wetten en voorschriften. Ingevolge artikel 31, lid 3, is de eigenaar van het vissersvaartuig verantwoordelijk voor deze bescherming en compensatie als die niet geboden worden door het land dat verantwoordelijk is voor de sociale zekerheid van de vissers. Op grond van artikel 32 mogen de financiële verantwoordelijkheden van de eigenaar van het vissersvaartuig uit hoofde van de artikelen 29 en 31 van de Overeenkomst worden gewaarborgd door een verzekering of andere regelingen.

De artikelen 33 tot en met 36 hebben betrekking op veiligheid en gezondheid op het werk en ongevallenpreventie.

In artikel 33 is bepaald dat de artikelen 34 tot en met 36 van toepassing zijn onverminderd Richtlijn 89/391/EEG 22 , Richtlijn 92/29/EEG 23 en Richtlijn 93/103/EG 24 .

In artikel 34 is bepaald dat de lidstaten verplicht zijn wetten, voorschriften of andere maatregelen vast te stellen met betrekking tot de preventie van arbeidsongevallen, beroepsziekten en arbeidsgerelateerde letsels, met inbegrip van risicobeoordeling en -beheer en de opleiding van de vissers. De opleiding van de vissers moet ook opleiding inhouden in het gebruik van het vistuig dat ze zullen gebruiken en de visserijactiviteiten waarvoor ze zullen worden ingezet. De nationale wetten, voorschriften of andere maatregelen moeten eveneens betrekking hebben op de verantwoordelijkheden van de eigenaren van vissersvaartuigen, de vissers en andere betrokkenen en met name op de veiligheid en de gezondheid op het werk van vissers jonger dan 18 jaar. Nationale wetten, voorschriften en andere maatregelen moeten ook betrekking hebben op de melding van en het onderzoek naar ongevallen aan boord van het vaartuig en het opzetten van gezamenlijke comités voor veiligheid en gezondheid op het werk of (na overleg met de nationale sociale partners) andere instanties.

Artikel 35 is van toepassing op alle vissersvaartuigen, rekening houdend met het aantal vissers aan boord, het gebied van de activiteit en de duur van de zeereis. In het artikel zijn de verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten en de eigenaar van het vissersvaartuig vastgesteld voor wat betreft de preventie van beroepsziekten, letsels en ongevallen aan boord, risicobeoordeling en -beheer. Voorts voorziet dit artikel in hun verantwoordelijkheden ten aanzien van voorlichting en opleiding van de vissers met betrekking tot de uitrusting, de activiteiten en de basisveiligheid en de voorziening van persoonlijke beschermende kleding en apparatuur.

In artikel 36 is bepaald dat de vissers of hun vertegenwoordigers bij de risicobeoordeling moeten worden betrokken.

Artikel 37 (Wijzigingen)

In dit artikel is bepaald dat de toepassing van de Overeenkomst en van de bijlagen ervan moet worden geëvalueerd en opnieuw bekeken op verzoek van een van de ondertekenende partijen, na een wijziging van de bepalingen van het IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007. Na een wijziging van de EU-wetgeving die van invloed op deze Overeenkomst is en op verzoek van een van de ondertekenende partijen, moet de toepassing van deze Overeenkomst opnieuw worden bekeken.

Artikel 38 (Slotbepalingen)

In dit artikel wordt bepaald dat de Overeenkomst in werking treedt op de datum waarop het IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 in werking treedt.

In Bijlage I (Arbeidsovereenkomst van vissers) wordt de inhoud van de arbeidsovereenkomst voor vissers gepreciseerd.

Bijlage II (Accommodatie van het vissersvaartuig) 

In de bijlage worden het toepassingsgebied en de mogelijke uitbreidingen (indien mogelijk en/of praktisch uitvoerbaar geacht door de bevoegde nationale autoriteit) gepreciseerd. Zij bevat een aantal specifieke punten die hoofdzakelijk betrekking hebben op accommodatie aan boord, maar bevat ook bepalingen in verband met aangelegenheden zoals voedsel en drinkwater en inspecties door de kapitein of onder diens gezag. Voor de toepassing van deze bijlage zijn de definities van a) Overeenkomst; b) nieuw en c) bestaand vaartuig vastgesteld.

2016/0124 (NLE)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot uitvoering van de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012, zoals gewijzigd op 8 mei 2013, betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 155, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Werkgevers en werknemers ("de sociale partners") mogen, overeenkomstig artikel 155, lid 2, VWEU, gezamenlijk verzoeken dat door hen op het niveau van de Unie gesloten overeenkomsten worden uitgevoerd door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie.

(2)Op 14 juni 2007 heeft de Internationale Arbeidsorganisatie het Verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 25 goedgekeurd met als doel één enkel coherent instrument ter aanvulling van de internationale normen voor leef- en werkomstandigheden in deze sector te creëren, dat de herziene en bijgewerkte normen van de bestaande internationale verdragen en aanbevelingen voor vissers, alsmede de grondbeginselen van andere internationale arbeidsverdragen bevat.

(3)De Commissie heeft de sociale partners overeenkomstig artikel 154, lid 2, VWEU, geraadpleegd over de vraag of de toepassing van de bepalingen van het Verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 moet worden bevorderd 26 .

(4)Om een begin te maken met de codificatie van het sociaal acquis van de EU in de zeevisserijsector en om gelijke mededingingsvoorwaarden voor de hele zeevisserijsector van de EU te helpen creëren, hebben het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie, de Europese Federatie van vervoerswerknemers en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie op 8 mei 2013 een overeenkomst gesloten betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 ("de Overeenkomst"). Op 10 mei 2013 hebben deze organisaties de Commissie in overeenstemming met artikel 155, lid 2, VWEU, verzocht hun Overeenkomst uit te voeren door een besluit van de Raad.

(5)Het meest geschikte instrument voor de uitvoering van de Overeenkomst is een richtlijn in de zin van artikel 288 van het Verdrag.

(6)De Commissie heeft haar voorstel voor een richtlijn opgesteld overeenkomstig haar mededeling van 20 mei 1998 27 over de aanpassing en de bevordering van de sociale dialoog op communautair niveau, rekening houdend met de representatieve status van de ondertekenende partijen en de wettigheid van elke clausule van de Overeenkomst.

(7)De bepalingen van deze richtlijn moeten van toepassing zijn onverminderd bestaande bepalingen van de Unie die specifieker zijn of voor alle vissers een hoger niveau van bescherming bieden.

(8)Deze richtlijn mag niet worden gebruikt als rechtvaardiging voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau van de werknemers in de gebieden waarop de Overeenkomst betrekking heeft.

(9)In deze richtlijn en in de als bijlage bij deze richtlijn gevoegde Overeenkomst worden minimumnormen vastgesteld; de lidstaten en de sociale partners mogen gunstigere bepalingen handhaven of invoeren.

(10)De Europese Commissie houdt toezicht op de uitvoering van deze richtlijn en de Overeenkomst en voert een evaluatie uit onverminderd de bepalingen van de Overeenkomst over de follow-up en de evaluatie door de Europese sociale partners.

(11)De richtlijn zal tegelijk met het Verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 in werking treden, en de sociale partners wensen dat de nationale maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn niet eerder in werking treden dan dat Verdrag.

(12)De Overeenkomst geldt voor vissers die — in welke hoedanigheid ook — op basis van een arbeidsovereenkomst of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn aan boord van vissersvaartuigen die bij commerciële visserij betrokken zijn en de vlag van een EU-lidstaat voeren of onder de volledige rechtsmacht van een EU-lidstaat zijn geregistreerd.

(13)Met het oog op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid op het werk van vissers die — in welke hoedanigheid ook — op basis van een arbeidsovereenkomst of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn, mag de Overeenkomst ook worden toegepast op alle andere vissers aan boord van hetzelfde vissersvaartuig.

(14)Deze richtlijn laat de lidstaten vrij de in de Overeenkomst gebruikte maar daarin niet specifiek gedefinieerde termen overeenkomstig de nationale wetgeving en gebruiken te definiëren, zoals dat het geval is voor de andere richtlijnen inzake sociaal beleid waarin soortgelijke termen worden gebruikt, mits deze definities de inhoud van de Overeenkomst respecteren.

(15)In deze richtlijn en in de als bijlage bij deze richtlijn gevoegde Overeenkomst moet rekening worden gehouden met de bepalingen inzake het beheer van de vangstcapaciteit van Verordening (EU) nr. 1380/2013 28 .

(16)De lidstaten kunnen de sociale partners, indien deze daarom gezamenlijk verzoeken, belasten met de uitvoering van deze richtlijn, op voorwaarde dat de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om de in deze richtlijn voorgeschreven resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen.

(17)De Commissie heeft het Europees Parlement overeenkomstig artikel 155, lid 2, VWEU, in kennis gesteld van de tekst van haar voorstel voor een richtlijn met daarin de Overeenkomst.

(18)In deze richtlijn worden de grondrechten en de beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met name de artikelen 20, 31 en 32, geëerbiedigd.

(19)Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, die is bedoeld om de leef- en werkomstandigheden te verbeteren en de gezondheid en de veiligheid van werknemers in de zeevisserijsector te beschermen — een overwegend grensoverschrijdende sector die de vlaggen van verschillende lidstaten voert —, niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt maar beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Europese Unie, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5, lid 3, van het VEU, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel van artikel 5, lid 4, van het VEU, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(20)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 29 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn voert de Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 uit, die op 8 mei 2013 is gesloten door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie, de Europese Federatie van vervoerswerknemers en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU.

De tekst van de Overeenkomst is als bijlage bij deze richtlijn gevoegd.

Artikel 2

1.De lidstaten mogen bepalingen handhaven of invoeren die voor de werknemers gunstiger zijn dan de bepalingen van deze richtlijn.

2.De uitvoering van deze richtlijn vormt in geen enkel geval een rechtvaardiging voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau van de werknemers op de onder deze richtlijn vallende gebieden. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten en de sociale partners om in het licht van nieuwe ontwikkelingen andersluidende wetten en voorschriften aan te nemen of andere contractuele regelingen te treffen dan die welke op het tijdstip van de goedkeuring van deze richtlijn van kracht zijn, mits wordt voldaan aan de minimumvereisten van deze richtlijn.

3.De toepassing en de interpretatie van deze richtlijn laat andere bepalingen, gebruiken of praktijken van de Unie of nationale bepalingen, gebruiken of praktijken die de betrokken werknemers gunstigere voorwaarden bieden, onverlet.

Artikel 3

De lidstaten bepalen welke sancties van toepassing zijn wanneer uit hoofde van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen worden overtreden. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 4

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [twee jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 5

Uiterlijk vijf jaar na de in artikel 6 vastgestelde datum legt de Commissie — na raadpleging van de lidstaten en de sociale partners op het niveau van de Unie — de Raad een verslag voor over de uitvoering, de toepassing en de evaluatie van deze richtlijn.

Artikel 6

Deze richtlijn treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het IAO-verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) http://www.ilo.org/dyn/normlex/en/f?p=NORMLEXPUB:12100:0::NO::P12100_ILO_CODE:C188
(2) Frankrijk heeft het Verdrag in oktober 2015 geratificeerd. Noorwegen, dat lid is van de EER, heeft het verdrag in januari 2016 geratificeerd.
(3) COM(2007) 591 final.
(4) "State of the Union"-toespraak van Commissievoorzitter Juncker in het Europees Parlement op 9 september 2015.
(5) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(6) Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).
(7) Besluit 2010/321/EU van de Raad van 7 juni 2010 waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Unie het verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie van 2007 te bekrachtigen (Verdrag nr. 188), PB L 145 van 11.6.2010, blz. 12.
(8) Een dergelijk wettelijk kader bestaat al in de EU-wetgeving voor zeevarenden. Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) inzake het verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG (PB L 124 van 20.5.2009, blz. 30).
(9) http://ec.europa.eu/smart-regulation/guidelines/tool_7_en.htm
(10) ICF International, "Study on Costs and Benefits of a Council Decision implementing the European sectoral social partners' Agreement concerning the implementation of the Work in Fishing Convention, 2007 of the ILO", december 2015.
(11) SWD(2015) 111 final.
(12) BE, DE, DK, ES, FR, EL, IT, NL, PL, SE en UK.
(13) CY, DE, EE, ES, FR, EL, IE, IT, MT, NL en SI.
(14) BE, BG, DE, DK, ES, FR, IT, NL, PL, PT en UK.
(15) CY, EE, EL, IE, FI, LV, LT, MT, RO, SE, SI.
(16) Richtlijn 93/103/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord van vissersvaartuigen (dertiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 307 van 13.12.1993, blz. 1).
(17) Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PB L 216 van 20.8.1994, blz. 12).
(18) Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9).
(19) Richtlijn 91/533/EEG van de Raad van 14 oktober 1991 betreffende de verplichting van de werkgever de werknemer te informeren over de voorwaarden die op zijn arbeidsovereenkomst of -verhouding van toepassing zijn (PB L 288 van 18.10.1991, blz. 32).
(20) Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 9).
(21) Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PB L 113 van 30.4.1992, blz. 19).
(22) Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).
(23) Richtlijn 92/29/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid ter bevordering van een betere medische hulpverlening aan boord van schepen (PB L 113 van 30.4.1992, blz. 19).
(24) Richtlijn 93/103/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord van vissersvaartuigen (Dertiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 307 van 13.12.1993, blz. 1).
(25) http://www.ilo.org/dyn/normlex/en/f?p=NORMLEXPUB:12100:0::NO::P12100_ILO_CODE:C188
(26) COM(2007) 591 final.
(27) COM(1998) 322 final.
(28) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(29) PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

Brussel, 29.4.2016

COM(2016) 235 final

BIJLAGE

Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

bij het

voorstel voor een richtlijn van de Raad

tot uitvoering van de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012, zoals gewijzigd op 8 mei 2013, betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

{SWD(2016) 143 final}
{SWD(2016) 144 final}


BIJLAGE

Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007

WERKGEVERS EN WERKNEMERS ("DE EUROPESE SOCIALE PARTNERS")

IN DE ZEEVISSERIJSECTOR,

1)Het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA);

2)De Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF); en

3)De Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche),

Gezien:

1)Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("VWEU"), en met name de artikelen 153 tot en met 155.

2)Het Verdrag inzake arbeid in de visserij ("C188" of "het Verdrag") van de Internationale Arbeidsorganisatie ("IAO") uit 2007.

3)De aanbeveling inzake arbeid in de visserij ("R199") van de IAO uit 2007.

4)De aanbeveling inzake arbeidsverhoudingen ("R198") van de IAO uit 2006.

5)De richtsnoeren voor havenstaatcontrole-inspecteurs die inspecties uitvoeren in het kader van het Verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 (nr. 188), goedgekeurd door de raad van bestuur van de IAO tijdens de 309e zitting van 13 tot en met 19 november 2010 ("PSC-F Guidelines").

6)Besluit 2010/321/EU van de Raad van 7 juni 2010 waarbij de lidstaten worden gemachtigd in het belang van de Europese Unie het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie van 2007 te bekrachtigen (Verdrag nr. 188).

7)Mededeling COM(2011) 306 def. van 31 mei 2011 van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s: Nieuw onderzoek van de uitvoering van de in Richtlijn 2003/88/EG vervatte bepalingen met betrekking tot werknemers aan boord van zeevissersvaartuigen.

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het Verdrag inzake arbeid in de visserij uit 2007 (C188) is op 14 juni 2007 tijdens de 96e zitting van de Internationale Arbeidsconferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) goedgekeurd.

(2)C188 werd goedgekeurd met 437 stemmen voor, 2 stemmen tegen en 22 onthoudingen. Alle aanwezige regeringsvertegenwoordigers (53 stemmen), alle aanwezige werknemersvertegenwoordigers (25 stemmen) en alle aanwezige werkgeversvertegenwoordigers (22 stemmen) van de 27 lidstaten van de Europese Unie ("de lidstaten") stemden voor de goedkeuring van het Verdrag.

(3)De globalisering heeft een diepgaand effect op de visserijsector en het is zaak de rechten van de vissers te bevorderen en te beschermen.

(4)De IAO vindt de visserij een gevaarlijk beroep in vergelijking met andere beroepen.

(5)Doel van C188 is degelijke arbeidsomstandigheden voor vissers aan boord van vissersvaartuigen te waarborgen met behulp van minimumeisen voor werkzaamheden aan boord, accommodatie en voedsel, veiligheid op het werk, bescherming van de gezondheid, medische zorg en sociale zekerheid.

(6)Krachtens C188 moeten de leden van de IAO in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving jurisdictie en controle uitoefenen over vissersvaartuigen die hun vlag voeren, door voor een systeem te zorgen dat de naleving van het Verdrag waarborgt.

(7)Artikel 155, lid 2, van het VWEU bepaalt dat op het niveau van de Europese Unie ("EU") gesloten overeenkomsten op gezamenlijk verzoek van de Europese sociale partners mogen worden uitgevoerd door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie. De sociale partners hebben daarom besloten onderhandelingen aan te gaan om – binnen de in artikel 153 van het VWEU vermelde grenzen – een overeenkomst te sluiten tot uitvoering van bepaalde delen van C188.

(8)De Europese sociale partners vinden het uiterst belangrijk de lidstaten te stimuleren het Verdrag te ratificeren, zodat in de EU en de rest van de wereld gelijke voorwaarden gelden met betrekking tot de werk- en leefomstandigheden van vissers aan boord van vissersvaartuigen.

(9)De Europese sociale partners beschouwen een overeenkomst als een eerste stap op weg naar de codificatie van het sociale acquis in de visserijsector.

(10)Een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd van werknemers aan boord van zeevissersvaartuigen vallen momenteel onder artikel 21 van Richtlijn 2003/88/EG. Hoewel de artikelen 13 en 14 van C188 vissers over het geheel genomen minder bescherming bieden dan de richtlijn, bieden een aantal bepalingen van artikel 14 van het Verdrag meer bescherming. De Europese sociale partners zijn daarom overeengekomen de bepalingen in kwestie samen te voegen. Het resultaat is een over het geheel genomen hoger beschermingsniveau. Het gaat om de volgende bepalingen: de raadpleging van de nationale Europese sociale partners door de bevoegde autoriteit voordat het minimumniveau van bescherming wordt vastgesteld; de nieuwe doelstelling de vermoeidheid te beperken; compenserende rusttijden wanneer afwijkingen worden toegestaan van de minimale rusttijden of de maximale arbeidstijden; en een betere bescherming na noodsituaties.

(11)De bepalingen van C188 betreffende de kwaliteit van de medische zorg, de accommodatie, het voedsel, de leefomstandigheden, de compensaties bij gevaar of ziekte en de sociale bescherming moeten worden beschouwd als vallend onder de veiligheid en gezondheid op het werk van vissers, gezien de specifieke kenmerken van het werk aan boord van een vissersvaartuig (bijvoorbeeld het geografische isolement, de vermoeidheid en de – meestal fysieke – aard van de werkzaamheden).

(12)C188 geldt voor alle vissers ("vissers"). Het begrip visser wordt gedefinieerd in artikel 1, onder e), van C188 als "every person employed or engaged in any capacity or carrying out an occupation on board any fishing vessel, including persons working on board who are paid on the basis of a share of the catch but excluding pilots, naval personnel, other persons in the permanent service of a government, shore based persons carrying out work aboard a fishing vessel and fisheries observers". Door de beperkingen in het VWEU zijn de Europese sociale partners niet bevoegd een door een besluit van de Raad uit te voeren tekst goed te keuren die betrekking heeft op vissers die noch een arbeidsovereenkomst hebben, noch in een arbeidsverhouding werkzaam zijn. De toepassing van andere of geen normen op dergelijke vissers op hetzelfde vaartuig als vissers die een arbeidsovereenkomst hebben of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn, kan gevolgen hebben voor de algemene veiligheid en gezondheid op het werk (met inbegrip van de leef- en werkomstandigheden) van laatstgenoemden. Ter bescherming van de vissers die een arbeidsovereenkomst hebben of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn, vinden de Europese sociale partners het bijgevolg gerechtvaardigd deze Overeenkomst niet alleen toe te passen op vissers die een arbeidsovereenkomst hebben of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn, maar ook op alle andere vissers op hetzelfde vaartuig.

(13)Het meest aangewezen instrument om deze Overeenkomst uit te voeren is een richtlijn in de zin van artikel 288 van het VWEU, die voor de lidstaten verbindend is ten aanzien van het te bereiken resultaat, doch aan de nationale instanties de bevoegdheid laat vorm en middelen te kiezen.

Roepen de lidstaten op:

1)C188 te ratificeren gezien de unanimiteit van de lidstaten ten tijde van de goedkeuring van het Verdrag en gezien de belangrijke verschillen tussen het toepassingsgebied van het Verdrag enerzijds en deze Overeenkomst anderzijds.

2)een uniform geldig document – zoals vermeld in artikel 41 van C188 – voor de hele Europese Unie te ontwikkelen.

3)een geharmoniseerd beleid inzake havenstaatcontrole van onder C188 vallende vissersvaartuigen voor de hele Europese Unie te ontwikkelen op basis van de PSCF Guidelines.

Verzoeken gezamenlijk:

deze Overeenkomst uit te voeren door een richtlijn van de Raad.

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:



DEEL 1

DEFINITIES EN TOEPASSINGSGEBIED

DEFINITIES

Artikel 1

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

a)visserijactiviteit: het vangen – of het vangen en verwerken – van vis of andere levende rijkdommen van de zee;

b)commerciële visserij: alle visserijactiviteiten met uitzondering van zelfvoorzieningsvisserij en recreatievisserij;

c)bevoegde autoriteit: de minister, de overheidsdienst of een andere door een lidstaat aangewezen autoriteit die bevoegd is voorschriften, bevelen of andere instructies met kracht van wet uit te vaardigen en te handhaven met betrekking tot het onderwerp van de betreffende bepaling;

d)overleg: overleg tussen de bevoegde autoriteit en de representatieve organisaties van de betrokken werkgevers en werknemers, en met name de eventuele representatieve organisaties van de eigenaren van vissersvaartuigen en de vissers;

e)eigenaar van een vissersvaartuig of eigenaar: de eigenaar van het vissersvaartuig of een andere organisatie of persoon (bijvoorbeeld de directeur, de zaakwaarnemer of de rompbevrachter) die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het vaartuig van de eigenaar heeft overgenomen en daarbij heeft toegezegd alle plichten en verantwoordelijkheden van eigenaren van vissersvaartuigen overeenkomstig deze Overeenkomst op zich te nemen, ongeacht of een andere organisatie of persoon bepaalde plichten of verantwoordelijkheden namens de eigenaar van het vissersvaartuig vervult;

f)visser: elke persoon die tewerkgesteld of in dienst genomen is of in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een vissersvaartuig onder de voorwaarden van artikel 2, met uitzondering van havenloodsen en walpersoneel dat werkzaamheden verricht aan boord van een vissersvaartuig aan de kade;

g)arbeidsovereenkomst van een visser: een arbeidsovereenkomst, een wervingscontract of een andere soortgelijke regeling, of een andere overeenkomst met betrekking tot de leef- en werkomstandigheden van vissers aan boord van een vissersvaartuig;

h)vissersvaartuig of vaartuig: schepen of boten die de vlag van een lidstaat voeren of onder de volledige rechtsmacht van een lidstaat geregistreerd zijn, van welke aard ook en ongeacht de eigendomsvorm, en die gebruikt worden of bestemd zijn om gebruikt te worden voor de commerciële visserij;

i)lengte (L): 96 % van de totale lengte op een waterlijn op 85 % van de kleinste holte gemeten vanaf de kiellijn, of de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn, indien deze lengte groter is; bij vaartuigen die met stuurlast ontworpen zijn, moet de waterlijn waarop deze lengte gemeten wordt, evenwijdig aan de ontwerplastlijn worden genomen;

j)lengte tussen de loodlijnen (LBP): de afstand tussen de voor- en achterloodlijn; de voorloodlijn moet samenvallen met de voorzijde van de voorsteven op de waterlijn waarop de lengte (L) wordt gemeten; de achterloodlijn moet samenvallen met de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn;

k)kapitein: de visser die het bevel voert over een vissersvaartuig;

l)wervings- en arbeidsbureau: personen, bedrijven, instellingen, agentschappen of andere organisaties uit de openbare of de particuliere sector die vissers namens eigenaren van vissersvaartuigen aanwerven of vissers een baan bij eigenaren van vissersvaartuigen bezorgen;

m)particulier uitzendbureau: personen, bedrijven, instellingen, agentschappen of andere organisaties uit de particuliere sector die vissers tewerkstellen of in dienst nemen om hen ter beschikking te stellen van eigenaren van vissersvaartuigen, die hun taken toewijzen en toezicht op de uitvoering van deze taken houden.

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 2

1. Tenzij anders bepaald, is deze Overeenkomst van toepassing op:

a)alle vissers die – in welke hoedanigheid ook – op basis van een arbeidsovereenkomst of in een arbeidsverhouding werkzaam zijn op alle vissersvaartuigen die bij commerciële visserij betrokken zijn;

b)alle andere vissers op hetzelfde vaartuig als de onder a) bedoelde vissers, om de bescherming van de algemene veiligheid en gezondheid te waarborgen.

2. Bij twijfel over de vraag of een vaartuig bij commerciële visserij betrokken is, hakt de bevoegde autoriteit na overleg de knoop door.

3. De lidstaten mogen – na overleg – de bescherming die deze Overeenkomst biedt aan vissers op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer, ook volledig of gedeeltelijk verlenen aan vissers op vaartuigen met een lengte van minder dan 24 meter.

Artikel 3

1. Als de toepassing van deze Overeenkomst speciale problemen van substantiële aard oplevert in het licht van de bijzondere arbeidsvoorwaarden van de vissers of de activiteiten van de betrokken vissersvaartuigen, mag een lidstaat – na overleg en op basis van objectieve gronden – beperkte categorieën vissers of vissersvaartuigen uitsluiten van de vereisten van deze overeenkomst of van sommige bepalingen ervan.

2. Bij uitsluitingen uit hoofde van het vorige lid neemt de bevoegde autoriteit – waar nodig – maatregelen om de vereisten van deze Overeenkomst geleidelijk tot alle betrokken categorieën vissers of vissersvaartuigen uit te breiden binnen een periode van maximaal 5 jaar vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst.

3. De toepassing van dit artikel rechtvaardigt onder geen beding een verlaging van het algemene beschermingsniveau van werknemers op de bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst onder het recht van de Unie vallende gebieden.

Artikel 4

Deze Overeenkomst doet geen afbreuk aan wetten, vonnissen, gewoonten of overeenkomsten tussen eigenaren van vissersvaartuigen en vissers die gunstigere voorwaarden voor vissers waarborgen dan deze Overeenkomst.



DEEL 2

ALGEMENE BEGINSELEN 

VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN EIGENAREN VAN VISSERSVAARTUIGEN, KAPITEINS EN VISSERS

Artikel 5

1. Dit artikel is van toepassing onverminderd Richtlijn 93/103/EG.

2. De eigenaar van een vissersvaartuig heeft de algehele verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat de kapitein over de nodige middelen en faciliteiten beschikt om aan de verplichtingen van deze Overeenkomst te voldoen.

3. Met het oog op de veiligheid van de vissers aan boord en de veilige exploitatie van het vaartuig is de kapitein er onder meer voor verantwoordelijk:

a)toezicht uit te oefenen en ervoor te zorgen dat de vissers hun werkzaamheden – voor zover mogelijk – kunnen verrichten onder optimale omstandigheden wat betreft veiligheid en gezondheid;

b)de vissers met inachtneming van de veiligheid en de gezondheid te beheren en daarbij onder meer vermoeidheid te voorkomen;

c)opleiding rond veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord te bevorderen; en

d)de voorschriften inzake veilige navigatie en wachtdienst en de daarbij aansluitende normen inzake goed zeemanschap te doen naleven.

4. De eigenaar van een vissersvaartuig mag de kapitein niet verhinderen beslissingen te nemen die naar het professionele oordeel van de kapitein noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de vissers aan boord of voor het vaartuig en de veilige navigatie en exploitatie ervan.

5. De vissers leven de rechtmatige bevelen van de kapitein en de toepasselijke veiligheids- en gezondheidsmaatregelen na.

DEEL 3

MINIMUMVEREISTEN VOOR WERK AAN BOORD VAN VISSERSVAARTUIGEN

MINIMUMLEEFTIJD

Artikel 6

1. Dit artikel is van toepassing onverminderd Richtlijn 94/33/EG.

2. De minimumleeftijd voor werk aan boord van een vissersvaartuig bedraagt 16 jaar, mits de door de nationale wetgeving voorgeschreven voltijdse leerplicht niet meer voor de jongere geldt. De bevoegde autoriteit mag de minimumleeftijd echter tot 15 jaar verlagen voor personen voor wie de door de nationale wetgeving voorgeschreven leerplicht niet meer geldt en die een beroepsopleiding in de visserijsector volgen.

3. De bevoegde autoriteit mag – overeenkomstig de nationale wetgeving en gebruiken – toestaan dat vijftienjarigen lichte werkzaamheden verrichten tijdens schoolvakanties. De bevoegde autoriteit bepaalt in dergelijke gevallen na overleg welke werkzaamheden zijn toegestaan, en stelt de voorwaarden waaronder dergelijke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, en de verplichte rusttijden vast.

4. De minimumleeftijd voor het verrichten van werkzaamheden aan boord van een vissersvaartuig die door hun aard of de omstandigheden waarin ze worden verricht een gevaar kunnen vormen voor de gezondheid, de veiligheid, de lichamelijke, geestelijke of sociale ontwikkeling, de opvoeding en de zedelijke ontwikkeling van jongeren, bedraagt ten minste 18 jaar.

5. De soorten werkzaamheden waarop lid 4 van dit artikel van toepassing is, worden uit hoofde van de nationale wet- of regelgeving of door de bevoegde autoriteit na overleg vastgesteld, rekening houdend met de risico’s en de toepasselijke internationale normen.

6. Krachtens de nationale wet- of regelgeving of bij een besluit van de bevoegde autoriteit na overleg mogen jongeren voor wie de door de nationale wetgeving voorgeschreven voltijdse leerplicht niet meer geldt, de in lid 4 van dit artikel bedoelde werkzaamheden vanaf de leeftijd van 16 jaar verrichten, op voorwaarde dat de gezondheid, de veiligheid, de lichamelijke, geestelijke of sociale ontwikkeling, de opvoeding en de zedelijke ontwikkeling van de betrokken jongeren volledig worden beschermd en de betrokken jongeren adequaat specifiek onderricht of een adequate specifieke beroepsopleiding hebben gevolgd en voor hun vertrek naar zee een basisopleiding veiligheid hebben voltooid. De vereisten van artikel 7, lid 3, van Richtlijn 94/33/EG worden nageleefd.

7. Het is verboden vissers jonger dan 18 jaar voor nachtarbeid in dienst te nemen. Voor de toepassing van dit artikel wordt "nacht" gedefinieerd overeenkomstig de nationale wetgeving en gebruiken. De nacht beslaat een periode van ten minste negen uur die niet later dan middernacht begint en niet eerder dan vijf uur ’s ochtends eindigt. Mits artikel 9 van Richtlijn 94/33/EG wordt nageleefd, mag de bevoegde autoriteit een uitzondering op de strikte naleving van de voorschriften inzake nachtarbeid maken wanneer:

(a)afbreuk zou worden gedaan aan de doeltreffende opleiding van de betrokken vissers overeenkomstig gevestigde programma’s en schema's; of

(b)de specifieke aard van de werkzaamheden of een erkend opleidingsprogramma vereist dat de vissers voor wie de uitzondering geldt, hun werkzaamheden ’s nachts uitvoeren en de autoriteit na overleg vaststelt dat de werkzaamheden niet schadelijk zijn voor hun gezondheid of welzijn.

8. Dit artikel doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit de ratificatie van een internationaal arbeidsverdrag dat de in dit artikel bedoelde jonge vissers meer bescherming biedt.

MEDISCH ONDERZOEK

Artikel 7

1. Alleen vissers met een geldig medisch certificaat waaruit blijkt dat ze geschikt zijn om hun taken uit te voeren, mogen aan boord van een vissersvaartuig werken.

2. De bevoegde autoriteit mag na overleg vrijstellingen van de toepassing van lid 1 van dit artikel verlenen, rekening houdend met de veiligheid en de gezondheid van de vissers, de grootte van het vaartuig, de beschikbaarheid van medische hulp en evacuatiemiddelen, de duur van de zeereis, het gebied van de activiteit en de aard van de visserijactiviteit.

3. De vrijstellingen in lid 2 van dit artikel gelden niet voor vissers aan boord van een vissersvaartuig dat een lengte van 24 meter of meer heeft of normaliter langer dan drie dagen op zee blijft. In dringende gevallen mag de bevoegde autoriteit een visser toestaan op een dergelijk vaartuig te werken gedurende een beperkte en precies omschreven periode totdat de visser in het bezit is van een medisch certificaat, mits de visser in het bezit is van een vervallen medisch certificaat van recente datum.

Artikel 8

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast met betrekking tot:

a)de aard van de medische onderzoeken;

b)de vorm en inhoud van medische certificaten;

c)de afgifte van een medisch certificaat door een gekwalificeerde arts of – wanneer het certificaat uitsluitend het gezichtsvermogen betreft – door iemand die door de bevoegde autoriteit als gekwalificeerd wordt erkend om een dergelijk certificaat af te geven; deze personen zijn volledig onafhankelijk bij de uitoefening van hun beroep;

d)de frequentie van de medische onderzoeken en de geldigheidsduur van de medische certificaten;

e)het recht op een nieuw bindend onderzoek door een door de lidstaat als bemiddelaar aangewezen onafhankelijke arts,

i) wanneer iemand een certificaat is geweigerd of beperkingen zijn opgelegd met betrekking tot de werkzaamheden die hij/zij mag verrichten;

ii) wanneer iemand tijdens het onderzoek te kennen heeft gegeven zich niet in staat te achten zijn/haar taken aan boord van een vissersvaartuig uit te voeren, maar de arts toch een medisch certificaat afgeeft waaruit blijkt dat de betrokkene medisch geschikt is om zijn/haar taken aan boord van een vissersvaartuig uit te voeren;

iii) wanneer iemand een certificaat is geweigerd of beperkingen zijn opgelegd met betrekking tot de werkzaamheden die hij/zij mag verrichten, en de medische redenen voor de weigering zijn verdwenen.

f)andere relevante vereisten.

Artikel 9

Naast de minimumvereisten van de artikelen 7 en 8 en in geval van een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer of een vaartuig dat normaliter langer dan drie dagen op zee blijft:

a)vermeldt het medisch certificaat van een visser ten minste dat:

i) het gehoor en het gezichtsvermogen van de betrokken visser goed genoeg zijn om zijn taken aan boord van het vaartuig uit te voeren, en

ii) de visser niet lijdt aan een medische aandoening die door werkzaamheden op zee kan verergeren of de visser ongeschikt voor dergelijke werkzaamheden maakt of de veiligheid of de gezondheid van andere personen aan boord in gevaar kan brengen;

b)is het medisch certificaat maximaal twee jaar geldig; als de visser echter jonger dan 18 jaar is, is het medisch certificaat maximaal één jaar geldig;

c)blijft – als de geldigheidsduur van een certificaat tijdens een zeereis afloopt – het certificaat geldig tot het einde van die zeereis.

DEEL 4

ARBEIDSVOORWAARDEN

BEMANNING

Artikel 10

1. Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die de eigenaren van vaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd zijn, verplichten ervoor te zorgen dat hun vaartuigen voldoende en veilig bemand zijn voor de veilige navigatie en exploitatie ervan en onder het toezicht van een competente kapitein staan.

2. Naast de vereisten van lid 1 van dit artikel stelt de bevoegde autoriteit – voor vissersvaartuigen met een lengte van 24 meter of meer – het minimumaantal bemanningsleden voor de veilige navigatie van het vaartuig vast, met een gedetailleerde vermelding van het aantal en de kwalificaties van de vereiste vissers.

3. De bevoegde autoriteit mag na overleg alternatieve vereisten voor de vereisten van lid 2 van dit artikel vaststellen. De lidstaat vergewist zich er echter van dat het alternatief:

a)bijdraagt tot de volledige verwezenlijking van de algemene doelstelling van dit artikel en artikel 11;

b)uitvoering geeft aan lid 2 van dit artikel; en

c)de veiligheid en de gezondheid van de vissers niet in gevaar brengt.

WERK- EN RUSTTIJDEN

Artikel 11

1.a)    De artikelen 3 tot en met 6, 8 en 21 van Richtlijn 2003/88/EG zijn niet van toepassing op vissers die onder deze Overeenkomst vallen.

b)Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die de eigenaren van vaartuigen die hun vlag voeren, verplichten ervoor te zorgen dat de vissers recht op voldoende rusttijd hebben en de werktijd van de vissers tot gemiddeld 48 uur per week beperkt blijft, berekend over een referentieperiode van maximaal twaalf maanden.

2.a)    Binnen de grenzen van lid 1, onder b), en de leden 3 en 4 van dit artikel nemen alle lidstaten na overleg de nodige maatregelen om – gezien de noodzaak de veiligheid en de gezondheid van de vissers te beschermen en met het oog op de beperking van de vermoeidheid – ervoor te zorgen dat:

i)de werkuren tot een maximumaantal uren binnen een bepaalde periode worden beperkt; of

ii)een minimumaantal rusturen binnen een bepaalde periode wordt gewaarborgd.

b)Het maximumaantal werkuren of het minimumaantal rusturen wordt nader bepaald door middel van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of in collectieve overeenkomsten of overeenkomsten tussen de sociale partners.

3.De werk- of rusttijden worden begrensd door:

a)het maximumaantal werkuren dat niet meer mag bedragen dan:

i)14 uur per periode van 24 uur, en

ii)72 uur per periode van zeven dagen;

of

b)b) het minimumaantal rusturen dat niet minder mag bedragen dan:

i)10 uur per periode van 24 uur, en

ii)77 uur per periode van zeven dagen.

4.De rusttijd mag in niet meer dan twee perioden worden opgedeeld – waarvan er één minstens zes uur moet bedragen – en de tijd tussen twee opeenvolgende rustperioden mag niet meer dan 14 uur bedragen.

5.Overeenkomstig de algemene beginselen van de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers en om objectieve, technische of arbeidsorganisatorische redenen mogen de lidstaten uitzonderingen – met inbegrip van de vaststelling van referentieperioden – toestaan op de in lid 1, onder b), en de leden 3 en 4 vastgestelde grenzen. Dergelijke uitzonderingen voldoen zoveel mogelijk aan de vastgestelde normen, maar mogen rekening houden met meer frequente of langere verlofperioden of met de toekenning van compensatieverlof aan de vissers.

Deze uitzonderingen mogen worden vastgesteld door middel van:

a)wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, mits overleg wordt gepleegd en inspanningen worden geleverd om alle relevante vormen van sociale dialoog te stimuleren; of

b)collectieve overeenkomsten of overeenkomsten tussen de sociale partners.

6.Als op grond van lid 5 uitzonderingen op de in lid 3 vastgestelde grenzen worden toegestaan, krijgen de betrokken vissers zo snel mogelijk compenserende rusttijden.

7.Dit artikel doet geen afbreuk aan het recht van de kapitein van een vaartuig een visser te verplichten de nodige uren te werken om de onmiddellijke veiligheid van het vaartuig, de personen aan boord of de vangst te waarborgen of om op zee bijstand aan andere boten, schepen of personen in nood te verlenen. De kapitein kan dus de geplande rusttijden tijdelijk opschorten en een visser verplichten de nodige uren te werken totdat de situatie opnieuw normaal is. Zo snel mogelijk nadat de situatie opnieuw normaal is, zorgt de kapitein ervoor dat alle vissers die tijdens een geplande rustperiode gewerkt hebben, voldoende rust krijgen.

8.Alle lidstaten mogen bepalen dat vissers aan boord van vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd zijn en die uit hoofde van de nationale wetgeving of gebruiken tijdens een specifieke periode van het kalenderjaar van meer dan één maand niet actief mogen zijn, tijdens die periode jaarlijks verlof overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2003/88/EG moeten nemen.

BEMANNINGSLIJST

Artikel 12

Op alle vissersvaartuigen moet een bemanningslijst aanwezig zijn, waarvan vóór het vertrek van het vaartuig een exemplaar aan de bevoegde personen aan wal wordt verstrekt of die onmiddellijk na het vertrek van het vaartuig aan de bevoegde personen aan wal wordt meegedeeld. De bevoegde autoriteit bepaalt aan wie en wanneer deze informatie wordt verstrekt en voor welk doel of welke doeleinden.

ARBEIDSOVEREENKOMST VAN VISSERS

Artikel 13

De artikelen 14 tot en met 18 zijn van toepassing onverminderd Richtlijn 91/533/EEG.

Artikel 14

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die:

a)waarborgen dat vissers op vaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht zijn geregistreerd, worden beschermd door een arbeidsovereenkomst voor vissers die voor de vissers begrijpelijk is en met de bepalingen van deze Overeenkomst strookt; en

b)de minimumgegevens specificeren die in arbeidsovereenkomsten van vissers moeten worden vermeld overeenkomstig bijlage I bij deze Overeenkomst.

Artikel 15

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast met betrekking tot:

a)procedures die waarborgen dat de vissers de voorwaarden van hun arbeidsovereenkomst kunnen herzien en er advies over kunnen inwinnen, voordat de arbeidsovereenkomst wordt gesloten;

b)het bewaren – in voorkomend geval – van de verslagen over de werkzaamheden van de vissers in het kader van een dergelijke overeenkomst; en

c)de procedures om geschillen in verband met arbeidsovereenkomsten van vissers te beslechten.

Artikel 16

De arbeidsovereenkomst van een visser, waarvan een exemplaar aan de visser wordt verstrekt, bevindt zich aan boord van het vaartuig en kan door de visser en – overeenkomstig de nationale wetgeving en gebruiken – op verzoek door andere betrokken partijen worden geraadpleegd.

Artikel 17

De artikelen 14 tot en met 16 en bijlage I bij deze Overeenkomst zijn niet van toepassing op eigenaren van vissersvaartuigen die hun vaartuig alleen exploiteren.

Artikel 18

De eigenaren van vissersvaartuigen zorgen ervoor dat alle vissers over een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor vissers beschikken die door alle partijen bij die overeenkomst is ondertekend en – overeenkomstig deze Overeenkomst – behoorlijke werk- en leefomstandigheden voor de vissers aan boord van het vaartuig waarborgt.

REPATRIËRING

Artikel 19

1. Alle lidstaten zorgen ervoor dat de vissers op een vissersvaartuig dat hun vlag voert of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd is en een buitenlandse haven binnenvaart, recht hebben op repatriëring wanneer hun arbeidsovereenkomst is verlopen of om gerechtvaardigde redenen door een of meer partijen bij die overeenkomst is beëindigd, of wanneer de vissers de taken uit hoofde van hun arbeidsovereenkomst niet langer kunnen uitvoeren of niet kunnen worden verwacht ze onder de specifieke omstandigheden uit te voeren. Dit geldt ook voor vissers van dat vaartuig die om dezelfde redenen van het vaartuig naar de buitenlandse haven worden overgebracht.

2. De kosten van de in lid 1 van dit artikel bedoelde repatriëring worden door de eigenaar van het vissersvaartuig gedragen, behalve wanneer overeenkomstig nationale wetten, voorschriften of andere maatregelen is gebleken dat de vissers ernstig in gebreke zijn gebleven bij de naleving van hun verplichtingen uit hoofde van hun arbeidsovereenkomst.

3. De lidstaten stellen door middel van wetten, voorschriften of andere maatregelen de precieze omstandigheden vast waaronder de onder lid 1 van dit artikel ressorterende vissers recht hebben op repatriëring, evenals de maximumduur van dienstperioden aan boord waarna vissers recht hebben op repatriëring en de bestemmingen waarnaar de vissers mogen worden gerepatrieerd.

4. Als de eigenaar van een vissersvaartuig nalaat voor de in dit artikel bedoelde repatriëring te zorgen, zorgt de lidstaat waarvan het vaartuig de vlag voert, voor de repatriëring van de betrokken vissers en heeft die lidstaat het recht de kosten op de eigenaar van het vissersvaartuig te verhalen.

5. Nationale wetten en voorschriften doen geen afbreuk aan het recht van de eigenaar van een vissersvaartuig om de kosten van de repatriëring terug te vorderen op grond van contractuele overeenkomsten met derden.

PARTICULIERE ARBEIDSMARKTBUREAUS

Artikel 20

1. Dit artikel is van toepassing onverminderd Richtlijn 2008/104/EG.

2. Voor de toepassing van dit artikel worden onder particuliere arbeidsmarktbureaus wervings- en arbeidsbureaus uit de particuliere sector en de diensten van particuliere uitzendbureaus verstaan.

3. De lidstaten:

a)verbieden particuliere arbeidsmarktbureaus gebruik te maken van middelen, mechanismen of lijsten om vissers te verhinderen werk te vinden; en

b)eisen dat de vergoedingen of andere kosten voor particuliere arbeidsmarktbureaus direct noch indirect, geheel noch gedeeltelijk op de vissers worden verhaald.

4. Dit artikel doet geen afbreuk aan het eventuele recht van de lidstaten die C188 hebben geratificeerd, om binnen de door het Verdrag voorgeschreven grenzen bepaalde taken uit hoofde van C188 aan particuliere uitzendbureaus toe te wijzen.

DEEL 5

VEILIGHEID EN GEZONDHEID OP HET WERK

VOEDSEL EN ACCOMMODATIE

Artikel 21

1. De artikelen 22 tot en met  25 zijn van toepassing onverminderd Richtlijn 93/103/EG.

2. De nationale bepalingen ter uitvoering van de artikelen 22 tot en met 25 worden nageleefd met de nodige zorg voor hygiëne en algemeen veilige, gezonde en comfortabele omstandigheden.

Artikel 22

Alle lidstaten stellen voor vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht zijn geregistreerd, wetten, voorschriften of andere maatregelen vast met betrekking tot accommodatie, voedsel en drinkwater aan boord.

Artikel 23

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast op grond waarvan de accommodatie aan boord van vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd zijn, groot genoeg, van voldoende kwaliteit en adequaat uitgerust is voor de exploitatie van het vaartuig en de duur van het verblijf van de vissers aan boord. Bij deze maatregelen komen met name de volgende kwesties – waar nodig – aan bod:

a)de goedkeuring van plannen voor de bouw of de aanpassing van de accommodatie van vissersvaartuigen;

b)het onderhoud van de accommodatie en de kombuizen;

c)de ventilatie, de verwarming, de koeling en de verlichting;

d)de vermindering van excessief lawaai en overmatige trillingen;

e)de locatie, de omvang, de bouwmaterialen, het meubilair en de uitrusting van slaapruimten, eetruimten en andere accommodatieruimten;

f)de sanitaire voorzieningen – met inbegrip van toiletten en wasvoorzieningen – en de voorziening van voldoende warm en koud water; en

g)de procedures om op klachten te reageren over accommodatie die niet aan de vereisten van deze Overeenkomst voldoet.

Artikel 24

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die waarborgen dat:

a)het voedsel dat aan boord wordt vervoerd en opgediend, voldoende voedingswaarde heeft en van toereikende kwaliteit en kwantiteit is;

b)het drinkwater van toereikende kwaliteit en kwantiteit is; en

c)de eigenaar van het vissersvaartuig voedsel en water gratis ter beschikking van de vissers stelt. Overeenkomstig de nationale wetten en voorschriften kunnen de kosten echter als operationele kosten worden teruggevorderd, als de collectieve overeenkomst met betrekking tot een deelloonsysteem of een arbeidsovereenkomst voor vissers daarin voorziet.

Artikel 25

De wetten, voorschriften of andere maatregelen die de lidstaten overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 24 moeten goedkeuren, geven volledige uitvoering aan bijlage II bij deze Overeenkomst.

BESCHERMING VAN DE GEZONDHEID EN MEDISCHE ZORG;

BESCHERMING BIJ ARBEIDSGERELATEERDE ZIEKTEN, LETSELS OF OVERLIJDENS

Artikel 26

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die waarborgen dat een visser aan boord van een vissersvaartuig dat hun vlag voert of onder hun volledige rechtsmacht is geregistreerd:

a)het recht heeft om aan wal medisch behandeld te worden en tijdig voor behandeling aan wal te worden gebracht als hij het slachtoffer wordt van een ernstig letsel of een ernstige ziekte;

b)over door de eigenaar van het vissersvaartuig verschafte bescherming van de gezondheid en medische zorg kan beschikken wanneer hij

i)aan boord is, of

ii)aan wal is gebracht in een haven in een ander land dan het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is; en

c)bij arbeidsgerelateerde ziekten of letsels verder toegang heeft tot adequate medische zorg overeenkomstig de nationale wetten, voorschriften of gebruiken.

Artikel 27

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die waarborgen dat de in artikel 26, onder b), bedoelde bescherming van de gezondheid en medische zorg:

a)onderworpen zijn aan de toepasselijke bepalingen van Richtlijn 92/29/EEG en artikel 28 van deze Overeenkomst, als de visser aan boord is; en

b)medische behandeling en daarbij aansluitende materiële bijstand en ondersteuning tijdens de medische behandeling omvatten, als de visser aan wal is gebracht in een haven in een ander land dan het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is.



Artikel 28

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die waarborgen dat:

a)– naast de vereisten van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 92/29/EEG – de medische producten en de medische uitrusting die zich aan boord van een vissersvaartuig moeten bevinden, ook afhangen van het gebied van de activiteit;

b)– naast de vereisten van artikel 5, lid 3, van Richtlijn 92/29/EEG – bij de speciale opleiding van de vissers ook rekening wordt gehouden met het aantal vissers aan boord, de plaats van de activiteit en de duur van de zeereis;

c)de in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 92/29/EEG bedoelde handleidingen in een voor de onder b) van dit artikel bedoelde opgeleide vissers begrijpelijke taal en vorm zijn opgesteld;

d)de in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 92/29/EEG bedoelde medische consulten ook via satellietcommunicatie beschikbaar zijn en de vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd zijn, voor radio- of satellietcommunicatie zijn uitgerust om dergelijke consulten te ontvangen; en

e)de vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht geregistreerd zijn, een door de bevoegde autoriteit gebruikte of goedgekeurde medische handleiding of de meest recente uitgave van the International Medical Guide for Ships aan boord hebben.

Artikel 29

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast die waarborgen dat:

a)de in artikel 26, onder b), en artikel 28 voorgeschreven medische zorg gratis aan de visser wordt verleend, voor zover dit strookt met de nationale wetgeving en gebruiken van de lidstaten; en dat

b)– totdat de visser is gerepatrieerd – de eigenaar van het vissersvaartuig de kosten van de medische zorg draagt waarvan de visser krachtens artikel 29, onder a), is vrijgesteld, als het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is, de kosten niet draagt uit hoofde van zijn socialezekerheidsstelsel; en dat

c)de eigenaar van het vissersvaartuig de kosten van de in artikel 26, onder c), voorgeschreven medische zorg draagt, als het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de visser verantwoordelijk is, de kosten niet draagt uit hoofde van zijn stelsel voor sociale zekerheid.

Artikel 30

Nationale wetten of voorschriften kunnen de eigenaar van een vissersvaartuig vrijstellen van de verantwoordelijkheid de kosten van de in artikel 29, onder b) en  c), bedoelde medische zorg te dragen, als het letsel niet tijdens de exploitatie van het vissersvaartuig is opgelopen, de ziekte of de kwaal tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst verborgen is gehouden of de eigenaar van het vissersvaartuig aantoont dat het letsel of de ziekte het gevolg was van opzettelijk wangedrag van de visser.



Artikel 31

1. Alle lidstaten nemen maatregelen om de vissers – overeenkomstig de nationale wetten, voorschriften of gebruiken – te beschermen tegen arbeidsgerelateerde ziekten, letsels of overlijdens.

2. Bij letsels als gevolg van arbeidsongevallen of beroepsziekten hebben de vissers toegang tot de overeenkomstige compensatie in overeenstemming met de nationale wetten en voorschriften.

3. Als het land dat voor de bescherming van de sociale zekerheid van de vissers verantwoordelijk is, de in lid 1 – en bijgevolg lid 2 – van dit artikel bedoelde bescherming niet biedt uit hoofde van zijn socialezekerheidsstelsel, is de eigenaar van het vissersvaartuig voor die bescherming verantwoordelijk.

Artikel 32

Rekening houdend met de kenmerken van de visserijsector mogen de financiële verantwoordelijkheden van de eigenaar van het vissersvaartuig uit hoofde van de artikelen 29 en 31 worden gewaarborgd door:

a)een stelsel van aansprakelijkheid van de eigenaren van vissersvaartuigen; of

b)een verplichte verzekering, compensatie van de werknemers of andere regelingen.

VEILIGHEID EN GEZONDHEID OP HET WERK EN ONGEVALLENPREVENTIE

Artikel 33

De artikelen 34 tot en met 36 zijn van toepassing onverminderd Richtlijn 89/391/EEG, Richtlijn 92/29/EEG en Richtlijn 93/103/EG.

Artikel 34

Alle lidstaten stellen wetten, voorschriften of andere maatregelen vast met betrekking tot:

a)de preventie van arbeidsongevallen, beroepsziekten en arbeidsgerelateerde risico’s aan boord van vissersvaartuigen, met inbegrip van risicobeoordeling en -beheer, opleiding en instructie van vissers tijdens het verblijf aan boord;

b)de opleiding van de vissers in het gebruik van vistuig dat ze zullen gebruiken, en in de visserijactiviteiten waarvoor ze zullen worden ingezet;

c)de verplichtingen van de eigenaren van vissersvaartuigen, de vissers en andere betrokkenen, waarbij de nodige aandacht wordt geschonken aan de veiligheid en de gezondheid van vissers jonger dan 18 jaar;

d)de melding van en het onderzoek naar ongevallen aan boord van vissersvaartuigen die hun vlag voeren of onder hun volledige rechtsmacht zijn geregistreerd; en

e)het opzetten van gezamenlijke comités voor veiligheid en gezondheid op het werk of – na overleg – andere geschikte instanties.



Artikel 35

1. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op alle vissersvaartuigen, rekening houdend met het aantal vissers aan boord, het gebied van de activiteit en de duur van de zeereis.

2. De bevoegde autoriteit:

a)verplicht de eigenaren van vissersvaartuigen er na overleg toe om – overeenkomstig de nationale wetten, voorschriften, collectieve arbeidsovereenkomsten en gebruiken – procedures vast te stellen voor de preventie van arbeidsongevallen, letsels en ziekten aan boord, rekening houdend met de specifieke gevaren en risico’s op het betrokken vissersvaartuig; en

b)eist dat de eigenaren van vissersvaartuigen, de kapiteins, de vissers en andere relevante personen worden voorzien van voldoende en adequaat voorlichtingsmateriaal, opleidingsmateriaal of ander geschikt informatiemateriaal om de risico’s voor de veiligheid en de gezondheid aan boord van vissersvaartuigen te beoordelen en te beheren.

3. De eigenaren van vissersvaartuigen:

a)zorgen ervoor dat alle vissers aan boord worden voorzien van adequate persoonlijke beschermende kleding en apparatuur;

b)zorgen ervoor dat alle vissers aan boord een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde basisopleiding veiligheid hebben gevolgd; en

c)zorgen ervoor dat de vissers voldoende en redelijk vertrouwd zijn met de apparatuur en het gebruik ervan – met inbegrip van de relevante veiligheidsmaatregelen – voordat ze de apparatuur gebruiken of aan de betrokken activiteiten deelnemen.

Artikel 36

De vissers of hun vertegenwoordigers – al naargelang het geval – worden betrokken bij de uitvoering van de risicobeoordeling van de visserijactiviteiten.

DEEL 6

WIJZIGINGEN

Artikel 37

1. Na een wijziging van de bepalingen van het Verdrag en op verzoek van een van de ondertekenende partijen bij deze Overeenkomst wordt de toepassing van deze Overeenkomst en van de bijlagen ervan opnieuw bekeken.

2. Na een wijziging van de Europese wetgeving die van invloed op deze Overeenkomst kan zijn, en op verzoek van een van de ondertekenende partijen bij deze Overeenkomst wordt deze Overeenkomst te allen tijde geëvalueerd en opnieuw bekeken.



DEEL 7

SLOTBEPALINGEN

Artikel 38

De ondertekenende partijen sluiten deze Overeenkomst op voorwaarde dat ze pas in werking treedt op de datum waarop het Verdrag in werking treedt. Het Verdrag treedt in werking twaalf maanden na de datum waarop de ratificaties van tien lidstaten van de IAO – waarvan er acht kuststaten zijn – bij de directeur-generaal van het Internationaal Arbeidsbureau zijn geregistreerd.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN TE Göteborg, Zweden, op de eenentwintigste dag van mei tweeduizend twaalf.



BIJLAGE I

ARBEIDSOVEREENKOMST VAN VISSERS

De arbeidsovereenkomst van vissers bevat de volgende gegevens, tenzij een of meer gegevens niet hoeven te worden vermeld doordat de kwestie op een andere wijze wordt geregeld door nationale wetten of voorschriften of een collectieve arbeidsovereenkomst:

a)de familienaam en de andere namen van de visser, de geboortedatum of leeftijd en de geboorteplaats;

b)de plaats waar en de datum waarop de overeenkomst is gesloten;

c)de naam van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen en het registratienummer van het vaartuig of de vaartuigen aan boord waarvan de visser gaat werken;

d)de naam van de werkgever of de eigenaar van het vissersvaartuig of een andere partij bij de overeenkomst met de visser;

e)de geplande zeereis of zeereizen, als hierover bij het sluiten van de overeenkomst al informatie bekend is;

f)de hoedanigheid waarin de visser wordt tewerkgesteld of in dienst genomen;

g)indien mogelijk, de plaats waar en het tijdstip waarop de visser zich aan boord moet melden;

h)de voorzieningen die aan de visser moeten worden verstrekt, tenzij de nationale wet- of regelgeving in een alternatief systeem voorziet;

i)het loon of het deelloon en de berekeningswijze van het deelloon als de beloning op een deelloonsysteem is gebaseerd, of het loon en het deelloon en de berekeningswijze van het deelloon als de beloning op een combinatie van beide is gebaseerd, en eventueel het overeengekomen minimumloon;

j)de beëindiging van de overeenkomst en de voorwaarden daarvan, met name:

i)als de overeenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, de datum waarop de overeenkomst afloopt;

ii)als de overeenkomst voor de duur van een zeereis is gesloten, de haven van bestemming en de tijd die na aankomst moet verstrijken voordat de visser wordt afgemonsterd;

iii)als de overeenkomst voor onbepaalde tijd is gesloten, de voorwaarden waaronder de partijen de overeenkomst kunnen opzeggen, alsmede de vereiste opzegtermijn, mits deze termijn niet korter is voor de werkgever of de eigenaar van het vissersvaartuig of een andere partij bij de overeenkomst met de visser;

k)het aantal dagen betaald jaarlijks verlof of de formule voor de berekening van het verlof, indien van toepassing;

l)de dekking door de ziekteverzekering en de sociale zekerheid en de uitkeringen die de werkgever, de eigenaar van het vissersvaartuig of andere partijen bij de arbeidsovereenkomst van de visser moeten verstrekken, al naargelang het geval;

m)het recht van de visser op repatriëring;

n)een verwijzing naar de collectieve arbeidsovereenkomst, indien van toepassing;

o)het minimumaantal rusturen overeenkomstig de nationale wetten, voorschriften of andere maatregelen; en

p)alle overige gegevens die de nationale wet- of regelgeving eventueel vereist.



BIJLAGE II

ACCOMMODATIE VAN HET VISSERSVAARTUIG

ALGEMENE BEPALINGEN

1.Deze bijlage is van toepassing onverminderd Richtlijn 92/29/EEG en Richtlijn 93/103/EG.

2.Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

a)Overeenkomst: de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012 betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007;

b)nieuw vissersvaartuig: een vaartuig:

i)waarvoor het bouwcontract of het contract voor ingrijpende verbouwingen op of na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst is gegund; of

ii)waarvoor het bouwcontract of het contract voor een ingrijpende verbouwing vóór de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst is gegund en dat drie of meer jaar na die datum wordt geleverd; of

iii)waarvan – bij gebrek aan een bouwcontract – op of na de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst:

a)de kiel wordt gelegd; of

b)de bouw als een herkenbaar specifiek type vaartuig begint; of

c)de assemblage is begonnen, die ten minste 50 ton of 1 % van de geschatte massa van alle constructiemateriaal omvat – waarbij de kleinste van de twee hoeveelheden bepalend is;

c)bestaand vaartuig: een vaartuig dat geen nieuw vissersvaartuig is.

3.Het volgende is van toepassing op alle nieuwe, van een dek voorziene vissersvaartuigen, behoudens de uitzonderingen overeenkomstig artikel 3 van de Overeenkomst. De bevoegde autoriteit mag – na overleg – de vereisten van deze bijlage ook voor bestaande vaartuigen doen gelden, als ze besluit dat dit redelijk en praktisch uitvoerbaar is.

4.De bevoegde autoriteit mag – na overleg – afwijkingen van de bepalingen van deze bijlage toestaan voor vissersvaartuigen die normaliter minder dan 24 uur op zee blijven en waarbij de vissers niet aan boord van het vaartuig in de haven verblijven. De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat de betrokken vissers beschikken over adequate rust-, eet- en sanitaire voorzieningen.

5.De voorschriften voor vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer mogen worden toegepast op vaartuigen met een lengte van 15 tot 24 meter, als de bevoegde autoriteit na overleg besluit dat dit redelijk en praktisch uitvoerbaar is.

6.Vissers aan boord van feederschepen zonder adequate accommodatie en sanitaire voorzieningen moeten kunnen beschikken over adequate accommodatie en sanitaire voorzieningen aan boord van het moederschip.

7.De lidstaten mogen de vereisten van deze bijlage betreffende lawaai, trillingen, ventilatie, verwarming, airconditioning en verlichting ook doen gelden voor ingesloten werkruimten en opslagplaatsen, als zulks – na overleg – geschikt wordt geacht en geen negatieve invloed heeft op de functie van het proces of de arbeidsomstandigheden of de kwaliteit van de vangsten.

PLANNING EN CONTROLE

8.De bevoegde autoriteit vergewist zich ervan dat – telkens wanneer een nieuw vaartuig wordt gebouwd of de accommodatie voor de bemanning van een vaartuig wordt herbouwd – de vaartuigen aan de vereisten van deze bijlage voldoen. De bevoegde autoriteit eist – voor zover mogelijk – dat deze bijlage wordt nageleefd, als de accommodatie voor de bemanning van een vaartuig ingrijpend wordt veranderd, en eist – voor een vaartuig dat van vlag verandert om de vlag van een lidstaat te voeren – dat die vereisten van deze bijlage die overeenkomstig punt 3 van toepassing zijn, worden nageleefd.

9.In de in punt 8 vermelde gevallen moeten – voor vaartuigen met een lengte van 24 meter en meer – gedetailleerde plannen en gegevens over de accommodatie ter goedkeuring aan de bevoegde autoriteit of een door haar gemachtigde instantie worden voorgelegd.

10.Telkens wanneer de accommodatie voor de bemanning van een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer wordt herbouwd of ingrijpend veranderd, inspecteert de bevoegde autoriteit of de accommodatie aan de vereisten van de Overeenkomst voldoet, en – voor een vaartuig dat van vlag verandert om de vlag van een lidstaat te voeren – of de accommodatie aan die vereisten van deze bijlage die overeenkomstig punt 3 van toepassing zijn, voldoet. De bevoegde autoriteit kan naar eigen goeddunken aanvullende inspecties van de accommodatie voor de bemanning uitvoeren.

11.Wanneer een vaartuig van vlag verandert om de vlag van een lidstaat te voeren of onder de volledige rechtsmacht van een lidstaat is geregistreerd, zijn de alternatieve vereisten die de bevoegde autoriteit van een derde land (d.w.z. een land dat geen lidstaat is van de EU) waarvan het schip eertijds de vlag voerde, eventueel had goedgekeurd overeenkomstig de punten 15, 39, 47 of 62 van bijlage III bij C188, niet langer op het vaartuig van toepassing.

ONTWERP EN CONSTRUCTIE

12.Er is voldoende stahoogte in alle accommodatieruimten. De minimumstahoogte in ruimten waar de vissers langere tijd moeten rechtstaan, wordt door de bevoegde autoriteit voorgeschreven.

13.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer bedraagt de stahoogte in alle accommodatie waar de bemanning zich vrij moeten kunnen bewegen, ten minste 200 centimeter.

Openingen naar en tussen accommodatieruimten

14.Visruimen en machinekamers mogen niet rechtstreeks uitgeven op slaapruimten, behalve om als nooduitgang dienst te doen. Waar zulks redelijkerwijze mogelijk is, wordt vermeden dat kombuizen, voorraadkamers, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire ruimten rechtstreeks op slaapruimten uitgeven, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

15.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer mogen visruimen en machinekamers of kombuizen, voorraadkamers, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire ruimten niet rechtstreeks op slaapruimten uitgeven, behalve om als nooduitgang dienst te doen. Het gedeelte van de scheidingswand dat deze ruimten scheidt van de slaapruimten en de externe scheidingswanden, wordt doelmatig gebouwd van staal of een ander goedgekeurd materiaal en is water- en gasdicht. Deze bepaling sluit de mogelijkheid niet uit dat sanitaire ruimten door twee scheepshutten worden gedeeld.

Isolatie

16.De accommodatieruimten worden voldoende geïsoleerd. De materialen voor de constructie van interne scheidingswanden, lambrizering en bekleding, evenals vloeren en verbindingselementen zijn geschikt voor het beoogde doel en dragen bij tot een gezonde omgeving. In alle accommodatieruimten wordt voor voldoende drainage gezorgd.

17.Alle mogelijke maatregelen worden genomen om de accommodatie voor de bemanning van vissersvaartuigen te beschermen tegen vliegen en andere insecten, vooral wanneer de vaartuigen actief zijn in van muggen vergeven gebieden.

18.Alle accommodatieruimten voor de bemanning worden – voor zover nodig – voorzien van nooduitgangen.

LAWAAI EN TRILLINGEN

19.Punt 20 is van toepassing onverminderd Richtlijn 2003/10/EG en Richtlijn 2002/44/EG.

20.De bevoegde autoriteit stelt normen voor lawaai en trillingen in accommodatieruimten vast die de vissers adequaat beschermen tegen de effecten van lawaai en trillingen, met inbegrip van vermoeidheid als gevolg van lawaai en trillingen.

VENTILATIE

21.De accommodatieruimten worden geventileerd, rekening houdend met de klimaatomstandigheden. Het ventilatiesysteem zorgt constant voor voldoende verse lucht wanneer de vissers zich aan boord bevinden.

22.Niet-rokers worden dankzij de ventilatie of andere maatregelen tegen tabaksrook beschermd.

23.Vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer worden uitgerust met een ventilatiesysteem voor de accommodatie, dat wordt gecontroleerd om ervoor te zorgen dat de lucht steeds voldoende vers is en de luchtcirculatie onder alle weer- en klimaatomstandigheden toereikend is. De ventilatiesystemen zijn altijd operationeel wanneer de vissers zich aan boord bevinden.

VERWARMING EN AIRCONDITIONING

24.De accommodatieruimten worden voldoende verwarmd, rekening houdend met de klimaatomstandigheden.

25.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer – behalve op vissersvaartuigen die uitsluitend in tropische gebieden actief zijn – wordt voor voldoende verwarming gezorgd met behulp van een geschikt verwarmingssysteem. Het verwarmingssysteem zorgt – voor zover nodig – onder alle omstandigheden voor warmte en is operationeel wanneer de vissers aan boord verblijven of werken en wanneer de omstandigheden zulks vereisen.

26.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer – behalve op vaartuigen die regelmatig actief zijn in gebieden waar het gematigd klimaat geen airconditioning vereist – wordt voor airconditioning gezorgd in de accommodatieruimten, op de brug, in de radiokamer en in de gecentraliseerde machinecontrolekamer.

VERLICHTING

27.Alle accommodatieruimten worden voorzien van voldoende verlichting.

28.Waar mogelijk worden de accommodatieruimten met zowel natuurlijk als kunstlicht verlicht. Wanneer de slaapruimten over natuurlijk licht beschikken, wordt gezorgd voor een middel om het licht tegen te houden.

29.Naast de normale verlichting in de slaapruimten wordt voor voldoende leesverlichting voor elk bed gezorgd.

30.De slaapruimten worden voorzien van noodverlichting.

31.Op vaartuigen zonder noodverlichting in eetruimten, gangen en andere ruimten die als nooduitgang worden of kunnen worden gebruikt, worden deze ruimten voorzien van permanente nachtverlichting.

32.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter en meer voldoet de verlichting in de accommodatieruimten aan een door de bevoegde autoriteit vastgestelde norm. In alle delen van de accommodatie waar de bemanning zich vrij kan bewegen, moet de verlichting ten minste zodanig zijn dat een persoon met een normaal gezichtsvermogen in staat is een normaal gedrukte krant op een heldere dag te lezen.

SLAAPRUIMTEN

Algemeen

33.Als het ontwerp, de afmetingen of de bestemming van het vaartuig het toelaten, wordt de slaapaccommodatie zo geplaatst dat de gevolgen van bewegingen en versnellingen tot een minimum beperkt blijven. De slaapaccommodatie wordt echter onder geen beding vóór het aanvaringsschot ondergebracht.



Vloeroppervlak

34.Het aantal personen per slaapruimte en het vloeroppervlak per persoon – zonder de ruimte voor bedden en kasten mee te rekenen – laten voldoende ruimte en comfort voor de vissers aan boord, rekening houdend met het gebruik van het vaartuig.

35.Op vaartuigen met een lengte van minstens 24 meter maar van minder dan 45 meter bedraagt het vloeroppervlak van de slaapruimte per persoon – zonder de ruimte voor bedden en kasten mee te rekenen – ten minste 1,5 vierkante meter.

36.Op vaartuigen met een lengte van 45 meter of meer bedraagt het vloeroppervlak van de slaapruimte per persoon – zonder de ruimte voor bedden en kasten mee te rekenen – ten minste 2 vierkante meter.

Aantal personen per slaapruimte

37.Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, bedraagt het maximumaantal personen per slaapruimte zes.

38.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer bedraagt het maximumaantal personen per slaapruimte vier. De bevoegde autoriteit mag in specifieke gevallen uitzonderingen op dit vereiste toestaan, als de grootte, het type of het beoogde gebruik van het vaartuig de naleving van het vereiste onredelijk of onmogelijk maakt.

39.Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, wordt – waar mogelijk – voorzien in een aparte slaapruimte of aparte slaapruimten voor officieren.

40.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer beschikken de officieren – waar mogelijk – over een aparte slaapruimte, maar onder geen beding zal hun slaapruimte meer dan twee bedden bevatten. De bevoegde autoriteit mag in specifieke gevallen uitzonderingen op de vereisten van dit punt toestaan, als de grootte, het type of het beoogde gebruik van het vaartuig de naleving van de vereisten onredelijk of onmogelijk maakt.

Varia

41.Het maximumaantal personen per slaapruimte wordt duidelijk leesbaar en onuitwisbaar vermeld op een duidelijk zichtbare plaats in de slaapruimte.

42.Er wordt gezorgd voor individuele bedden met geschikte afmetingen. De matrassen zijn van een geschikt materiaal gemaakt. Alle bedden worden voorzien van plaatselijke verlichting.

43.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer bedragen de binnenafmetingen van de bedden ten minste 198 op 80 centimeter.

44.De slaapruimten worden zodanig gepland en uitgerust dat de bemanning over een redelijke mate van comfort beschikt en de netheid wordt bevorderd. De uitrusting omvat onder meer bedden, voldoende individuele kasten voor kleren en andere persoonlijke bezittingen, en een geschikt schrijfoppervlak.

45.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer wordt gezorgd voor een geschikt schrijfbureau met stoel.

46.De slaapaccommodatie wordt – waar mogelijk – zodanig geplaatst en uitgerust dat mannen en vrouwen over voldoende privacy beschikken.

EETRUIMTEN

47.De eetruimten bevinden zich zo dicht mogelijk bij de kombuis, maar onder geen beding vóór het aanvaringsschot.

48.De vaartuigen worden voorzien van geschikte eetruimten. Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, zijn de eetruimten – waar mogelijk – gescheiden van de slaapruimten.

49.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer zijn de eetruimten gescheiden van de slaapruimten.

50.De eetruimten zijn groot genoeg en voldoende uitgerust voor het aantal personen aan boord.

51.Op vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van 15 meter of meer beschikken de vissers te allen tijde over een koelkast met voldoende capaciteit en voorzieningen voor het bereiden van warme en koude dranken.

BADEN OF DOUCHES, TOILETTEN EN WASBAKKEN

52.Alle personen aan boord beschikken over geschikte sanitaire voorzieningen, zoals toiletten, wasbakken en baden of douches. Deze voorzieningen voldoen ten minste aan minimumnormen op het gebied van gezondheid en hygiëne en aan redelijke kwaliteitsnormen.

53.De sanitaire accommodatie is zodanig dat verontreiniging van andere ruimten uitgesloten is. De sanitaire voorzieningen waarborgen een redelijke mate van privacy.

54.Alle vissers en andere personen aan boord beschikken over voldoende warm en koud stromend zuiver water voor een goede hygiëne. De bevoegde autoriteit mag – na overleg – vaststellen hoeveel water ten minste moet worden verstrekt.

55.De sanitaire voorzieningen zijn uitgerust met ventilatie in contact met de open lucht en onafhankelijk van alle andere delen van de accommodatie.

56.Alle oppervlakken in de sanitaire accommodatie kunnen gemakkelijk en efficiënt worden gereinigd. De vloeren zijn voorzien van een antisliplaag.

57.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer beschikken alle vissers die geen scheepshut met bijbehorende sanitaire voorzieningen hebben, over ten minste één bad of één douche – of één bad en één douche –, één toilet en één wasbak per vier of minder personen.

WASVOORZIENINGEN

58.Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, wordt voor voorzieningen voor het wassen en drogen van kleren gezorgd, rekening houdend met het gebruik van het vaartuig.

59.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer wordt voor geschikte voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleren gezorgd.

60.Op vaartuigen met een lengte van 45 meter of meer wordt voor geschikte voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleren gezorgd in een van de slaapruimten, eetruimten en toiletten gescheiden ruimte die naar behoren wordt geventileerd, verwarmd en uitgerust met waslijnen of andere middelen voor het drogen van kleren.

VOORZIENINGEN VOOR ZIEKE EN GEWONDE VISSERS

61.Naast de vereisten van Richtlijn 92/29/EEG wordt – wanneer nodig – een scheepshut voor zieke of gewonde vissers beschikbaar gesteld.

62.In plaats van artikel 2, lid 3, van Richtlijn 92/29/EEG is het volgende van toepassing: Vaartuigen van meer dan 500 brutoregisterton (brt) die met een bemanning van 15 vissers of meer een reis van meer dan drie dagen maken, en vissersvaartuigen – ongeacht het aantal bemanningsleden en de duur van de reis – met een lengte van 45 meter of meer beschikken over een aparte ziekenboeg waar medische zorg kan worden verleend. De ziekenboeg is adequaat uitgerust en te allen tijde in hygiënische staat.

ANDERE VOORZIENINGEN

63.Buiten de slaapruimten wordt voor een vanuit de slaapruimten gemakkelijk bereikbare plaats gezorgd waar spullen voor gebruik bij slecht weer en andere persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen worden opgehangen.

BEDDENGOED, EETGEREI EN DIVERSE BEPALINGEN

64.Alle vissers aan boord worden voorzien van geschikt eetgerei, beddengoed en ander linnengoed. De kosten van het linnengoed kunnen echter als operationele kosten worden teruggevorderd, als de collectieve overeenkomst of de arbeidsovereenkomst van de visser daarin voorziet.

RECREATIEVE VOORZIENINGEN

65.Op vaartuigen met een lengte van 24 meter en meer wordt gezorgd voor geschikte recreatieve voorzieningen en diensten voor alle vissers aan boord. De eetruimten mogen – waar nodig – voor recreatieve activiteiten worden gebruikt.



COMMUNICATIEVOORZIENINGEN

66.Alle vissers aan boord krijgen – voor zover mogelijk en binnen redelijke grenzen – toegang tot communicatievoorzieningen tegen een redelijke kostprijs die de totale kostprijs voor de eigenaar van het vissersvaartuig niet overstijgt.

KOMBUIS EN OPSLAGRUIMTEN VOOR LEVENSMIDDELEN

67.Er wordt aan boord voor kookgerei gezorgd. Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, wordt dit gerei – waar mogelijk – in een aparte kombuis bewaard.

68.De kombuis of – bij gebrek aan een aparte kombuis – de kookruimte is groot genoeg, goed verlicht en geventileerd en naar behoren uitgerust en onderhouden.

69.Vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer beschikken over een aparte kombuis.

70.De flessen butaan- of propaangas die voor het koken in de kombuis worden gebruikt, worden op het open dek bewaard op een beschutte plek waar de flessen beschermd zijn tegen externe warmtebronnen en externe schokken.

71.Er wordt voor een geschikte plek met voldoende capaciteit voor de opslag van levensmiddelen gezorgd die droog, koel en goed geventileerd blijft om bederf van de opgeslagen goederen te voorkomen, en – tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald – worden waar mogelijk koelkasten of andere koele opslagruimten gebruikt.

72.Vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van 15 meter of meer zijn uitgerust met een opslagruimte voor levensmiddelen, een koelkast en andere koele opslagruimten.

VOEDSEL EN DRINKWATER

73.Er wordt gezorgd voor voldoende voedsel en drinkwater, rekening houdend met het aantal vissers en de duur en de aard van de zeereis. Het voedsel en het drinkwater zijn bovendien geschikt in termen van voedingswaarde, kwaliteit, kwantiteit en variëteit en er wordt ook rekening gehouden met de religieuze voorschriften en de culturele gebruiken van de vissers met betrekking tot voedsel.

74.De bevoegde autoriteit mag vereisten vaststellen met betrekking tot de minimumnormen en de kwantiteit van het voedsel en het water dat aan boord moet worden vervoerd.

HYGIËNE EN NETHEID

75.De accommodatie wordt in nette en hygiënische staat gehouden en blijft vrij van goederen en spullen die geen persoonlijk bezit van de bewoners zijn of niet dienen om hun veiligheid of redding in geval van nood te waarborgen.

76.De kombuis en de opslagruimten voor levensmiddelen worden in hygiënische staat gehouden.

77.Afval wordt in gesloten, goed afgesloten containers bewaard en zo nodig verwijderd uit ruimten waar levensmiddelen worden behandeld.

INSPECTIES DOOR DE KAPITEIN OF IN OPDRACHT VAN DE KAPITEIN

78.a) De bevoegde autoriteit eist dat op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer frequent inspecties worden uitgevoerd door of in opdracht van de kapitein om ervoor te zorgen dat:

i)de accommodatie schoon, goed bewoonbaar en veilig is en goed wordt onderhouden;

ii)de voedsel- en watervoorraden toereikend zijn; en

iii)de kombuis en de ruimten en de apparatuur voor de opslag van levensmiddelen in hygiënische staat en goed onderhouden zijn.

b)De resultaten van de inspecties en de maatregelen om eventuele tekortkomingen te verhelpen, worden geregistreerd en de stukken zijn ter inzage beschikbaar.

AFWIJKINGEN

79.De bevoegde autoriteit mag na overleg afwijkingen van de bepalingen van deze bijlage toestaan om – zonder discriminatie – rekening te houden met de belangen van vissers met andere en karakteristieke religieuze en sociale gebruiken, mits deze afwijkingen er niet toe leiden dat de algemene omstandigheden minder gunstig zijn dan de omstandigheden die voortvloeien uit de toepassing van deze bijlage.