Brussel, 15.6.2016

COM(2016) 396 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2017 in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

{SWD(2016) 199 final}


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2017 in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

Inleiding

In deze mededeling wordt uiteengezet op welke beginselen de voorstellen van de Commissie betreffende de vangstmogelijkheden voor 2017 zijn gebaseerd. De lidstaten, adviesraden, belanghebbenden en het publiek worden uitgenodigd uiterlijk op 1 september 2016 suggesties over deze beleidsoriëntaties aan te reiken. Deze mededeling omvat tevens het jaarverslag betreffende de uitvoering van de aanlandingsverplichting, de vorderingen bij het verwezenlijken van de MSY (maximal sustainable yield – maximale duurzame opbrengst) en de situatie van de visbestanden 1 .

De vangstmogelijkheden voor 2017 zullen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies 2 worden vastgesteld in het kader van de doelstellingen van het GVB van 2014. In het kader van het GVB moet de visserijdruk op de betrokken bestanden zo snel mogelijk, en uiterlijk tegen 2020, worden afgestemd op de doelstelling om overeenkomstig artikel 2, lid 2, van het GVB de MSY te bereiken. Indien geen wetenschappelijk advies beschikbaar is, zal de Commissie overeenkomstig de GVB-doelstellingen de voorzorgsbenadering toepassen.

Deze mededeling dient te worden bekeken tegen de achtergrond van de overeenkomst die de medewetgevers begin 2016 hebben bereikt over een meerjarenplan voor de bestanden in de Oostzee 3 . Dat plan zal aan de basis liggen van de TACvoorstellen voor de bestanden in kwestie.

In de Middellandse Zee blijft overbevissing een probleem – hoewel op EUniveau geen TAC's 4 voor dit gebied worden vastgesteld. De Commissie is van oordeel dat dringende maatregelen nodig zijn om een ommekeer in deze situatie tot stand te brengen.

Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat de aanlandingsverplichting is ingevoerd in de Oostzee en in de pelagische visserijen (2015) en geleidelijk wordt ingevoerd in specifieke demersale visserijen in de Atlantische Oceaan en het Noordzeegebied (2016). In 2017 zullen meer visserijen in de laatstbedoelde zeegebieden onder deze verplichting vallen, evenals demersale vloten in het Middellandse Zeegebied en het Oostzeegebied.

Overeenkomst over een meerjarenplan voor Oostzeebestanden

Met de overeenkomst van het Europees Parlement en de Raad over het voorstel voor een meerjarenplan voor de Oostzee is een belangrijke stap in de richting van de verwezenlijking van de GVBdoelstellingen gezet. In het plan worden aan termijnen gekoppelde streefwaarden voor de MSY vastgesteld en worden bandbreedtes voor de visserijsterfte ingevoerd die het mogelijk maken de MSY te halen (FMSY). Deze bandbreedtes zijn gestoeld op wetenschappelijk advies 5 en bestrijken alle visserijsterfteniveaus die op de lange termijn zullen resulteren in de MSY in de Oostzee.

De FMSYbandbreedtes bestaan uit twee grenswaarden. Onder normale omstandigheden moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld op de ondergrens van de bandbreedte, met de laagste FMSYwaarden. Het bovengrens van de bandbreedte, met de hoogste waarden, kan worden gebruikt voor het vaststellen van TAC's in specifieke omstandigheden 6 : wanneer uit wetenschappelijk advies of bewijs blijkt dat zulks noodzakelijk is om de GVBdoelstellingen in gemengde visserijen te halen, of wanneer een bestand ernstig beschadigd dreigt te worden als gevolg van wisselwerkingen binnen of tussen soorten. De bovengrens van de bandbreedte kan ook worden benut om jaarlijkse verschillen in de TAC (van maximaal 20 %) te beperken. Corrigerende maatregelen moeten ervoor zorgen dat bestanden die onder de wetenschappelijk bepaalde niveaus terechtkomen, weer boven het niveau worden gebracht dat op de lange termijn de MSY kan opleveren.

Deze overeenkomst betekent een doorbraak voor de uitvoering van het GVB, waarin de vaststelling van meerjarenplannen als een prioriteit is aangemerkt. In het kielzog daarvan zal de Commissie sneller werk maken van voorstellen voor meerjarenplannen voor andere zeegebieden in de EU.

Visserijen in de Middellandse Zee

De toestand in de Middellandse Zee blijft volgens de Commissie bijzonder zorgwekkend. Een groot aantal van de beoordeelde bestanden worden fors boven de geraamde MSYstreefwaarde bevist. Wil men uiterlijk in 2020 de MSY voor de meeste bestanden halen, dan zullen in de Middellandse Zee aanzienlijke inspanningen moeten worden geleverd. De Commissie heeft alle belanghebbende partijen opgeroepen dringend actie te ondernemen om de trend die zich op het gebied van vangsten en biomassa aftekent, om te buigen 7 . Alle betrokkenen (lidstaten, internationale organisaties als de GFCM, belanghebbende partijen) moeten hun verantwoordelijkheid nemen en concrete maatregelen ontwikkelen om tot duurzaamheid te komen.

De Commissie zal via de GFCM maatregelen ter verbetering van met derde landen gedeelde bestanden blijven bevorderen (bijv. demersale bestanden in de Straat van Sicilië of kleine pelagische en demersale bestanden in de Ionische Zee en de Egeïsche Zee) en zal spoed zetten achter de voorbereiding van voorstellen voor EUmeerjarenplannen voor bestanden die nagenoeg uitsluitend door EUvissers worden bevist (kleine pelagische visserijen in de Adriatische Zee en demersale visserijen in het westelijke deel van de Middellandse Zee). Parallel daarmee moeten de lidstaten dringend de laatste hand leggen aan de herziening van de nationale beheersplannen 8 en de integratie van de MSYstreefwaarden daarin.

Voorstellen voor totale toegestane vangsten (TAC's) 2017

Bestanden met MSY-beoordeling

Om de MSY uiterlijk in 2020 te halen, moet het aandeel bestanden dat overeenkomstig MSYniveaus wordt bevist, de hoogte in. De Commissie heeft in dit verband de instanties die wetenschappelijk advies verstrekken, gevraagd de evolutie van de visserijsterfte en de toestand van de bestanden in alle EUzeegebieden te monitoren in het licht van de doelstelling om uiterlijk in 2020 de MSY te bereiken.

Het voornemen van de Commissie om TAC's voor te stellen die erop gericht zijn om de MSY in 2017 te bereiken, is een belangrijke stap in deze richting. Dit vereist een verbintenis van de Raad om zijn besluiten op deze benadering af te stemmen. Vissen overeenkomstig de MSY maakt het mogelijk om gedurende onbepaalde tijd de grootst mogelijke vangst boven te halen zonder schade aan het bestand toe te brengen.

Wat de bestanden met een MSYbeoordeling betreft (met uitzondering van de bestanden in de Oostzee) is de Commissie van plan om in haar TAC-voorstellen voor 2017 gebruik te maken van de beschikbare puntenwaarden voor de MSY totdat nieuwe meerjarenplannen zijn vastgesteld voor andere zeegebieden.

Vertraging bij het bereiken van de MSY na 2017 is alleen aanvaardbaar in duidelijk omschreven omstandigheden wanneer zeer forse reducties in de vangstmogelijkheden de maatschappelijke en economische duurzaamheid van de betrokken visserijvloten ernstig in gevaar zouden brengen. In zulke uitzonderlijke gevallen verwacht de Commissie dat de betrokken lidstaten deze maatschappelijke en economische gevolgen concreet aantonen.

Factoren als de toename van het aantal overeenkomstig de MSY beviste bestanden, de toename van het aantal krachtiger bestanden en het vooruitzicht van een grotere opbrengst vallen samen met de verbetering in de algemene economische prestatie van de EUvloot. Een voorbeeld van een EUvisserij waar duurzaam werken meer omzet oplevert, is de tong en scholvisserij in de Noordzee. De economische prestatie van op schol aangewezen vloten is sterk verbeterd in het kader van het beheersplan dat de visserij richting de MSY heeft gestuurd. Sinds het bestand op MSYniveau wordt geëxploiteerd, zijn de aanlandingen per eenheid van inspanning en de waarde per eenheid van inspanning voor alle segmenten gestegen, met name voor de Britse en Nederlandse trawlers. Ook voor sommige vloten die betrokken zijn bij de schelvisvisserijen, wordt een positieve economische trend geconstateerd. Meer details hierover zijn te vinden in het werkdocument van de diensten dat bij deze mededeling is gevoegd.

Waar er meerjarenplannen voorhanden zijn die overeenstemmen met de visserij op MSYniveau in 2017, dienen deze te worden toegepast. Wat plannen betreft die niet meer in overeenstemming met de MSYdoelstelling zijn (bijv. omdat daarin een minder ambitieuze doelstelling is vastgesteld) is de Commissie voornemens om TACvoorstellen aan te nemen op basis van de verwezenlijking van de MSY in 2017.

Voor met derde landen gedeelde bestanden (met een MSY-beoordeling) blijft de Commissie streven naar een akkoord met de betrokken partners op basis van dezelfde benadering. Voor bestanden die worden beheerd door regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) houdt de Commissie zich aan de aanpak die de Raad in de onderhandelingsrichtsnoeren voor ROVB's heeft vastgelegd volgens dezelfde normen en beginselen die in de EU vooropstaan.

Andere bestanden

Voor bestanden zonder een volledige MSYbeoordeling worden alternatieve parameters in overweging genomen. De TAC-voorstellen zullen op beschikbaar biologisch advies worden gebaseerd, zonder de instandhouding van de bestanden in gevaar te brengen. Deze bestanden vallen uiteen in verschillende categorieën.

Bestanden waarvoor gegevens beschikbaar zijn voor het bepalen van de MSY-proxy's

Deze bestanden worden beoordeeld aan de hand van modellen voor het voorspellen van tendensen en kwantitatief vangstadvies van ICES 9 . De aanpak zal vergelijkbaar zijn met die voor bestanden met een volledige MSYbeoordeling.

Bestanden met op basis van surveygegevens beoordeelde tendensen of met reeksen van vangsttijdstippen

Bij gebrek aan een MSY-beoordeling worden in het wetenschappelijke advies vangstbeperkingen voorgesteld. De Commissie zal gebruikmaken van ICESadvies over deze bestanden en zal de situatie geval per geval bestuderen. Zij zal daarbij de voorzorgsbenadering toepassen en zo nodig dienovereenkomstig reducties voorstellen.

Bestanden met een vermoeden van stabiliteit

In 2013 heeft de Raad besloten om de TAC voor 26 bestanden ongewijzigd te handhaven tot 2018, tenzij uit biologisch advies zou blijken dat een aanpassing vereist was. De meeste daarvan zijn bestanden die enkel als bijvangst worden geëxploiteerd of waarvan de quota slechts in beperkte mate worden benut, bestanden van geringe economische betekenis of met beperkte informatie over de toestand van het bestand. De Commissie is van plan aan deze aanpak vast te houden. Zij zal daarbij rekening houden met eventuele aanwijzingen van ICES die in de richting van een herziening zouden wijzen en zal overeenkomstig dat advies aanpassingen van de TAC's voorstellen.

Bestanden zonder biologisch advies

Bij gebrek aan biologisch advies moeten adequate, volgens de voorzorgsbenadering voorgestelde TAC's worden toegepast op een systematische, vooraf vastgestelde en transparante wijze, en in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de GVB-verordening. ICES werkt verder aan de ontwikkeling van hulpmiddelen om de bestaande leemtes op te vullen.

TAC's en de verplichting om alle vangsten aan te landen

Krachtens de GVBvoorschriften moeten de vangstmogelijkheden voor bestanden die onder de aanlandingsverplichting vallen, aan de hand van biologisch advies worden vastgesteld op basis van de vangsten en niet de aanlandingen. Dit mag de MSYdoelstelling niet in gevaar brengen, noch de visserijsterfte verhogen.

Uit reacties van marktdeelnemers en lidstaten is gebleken hoe belangrijk deze aanpassingen van de TAC's zijn, wil men het zogenoemde "knelsoorteffect" vermijden – situaties waarin het quotum voor een bepaald bestand volledig is opgebruikt met als gevolg dat de visserij moet worden stilgelegd, hoewel het quotum voor andere bestanden nog niet is opgebruikt. TACaanpassingen maken deel uit van het totaalpakket maatregelen voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting, samen met verbeterde strategieën voor het uitwisselen van quota en de mogelijkheid om beperkte hoeveelheden terug te gooien op grond van de overlevingskans en deminimisvrijstellingen. Andere belangrijke instrumenten om knelsoorteffecten in de toekomst te voorkomen, zijn de bijstelling van technische maatregelen en de geregionaliseerde aanpassing van maatregelen op het gebied van selectiviteit en vermijding. Het voorstel van de Commissie voor een nieuw kader inzake technische maatregelen 10 draagt verder bij tot het verlichten van dit probleem.

Groepen van lidstaten in de verschillende zeegebieden zijn bezig met de voorbereiding van een verdere geleidelijke invoering van de aanlandingsverplichitng in 2017. Er dient nog te worden bepaald welke belangrijke visserijbepalende bestanden als bedoeld in artikel 15, lid 1, van de GVBverordening 2014 daaronder zullen vallen. Net als in 2016 is de Commissie van plan de TAC aan te passen voor bestanden die met ingang van 2017 onder de aanlandingsverplichting vallen. De Commissie zal de methode voor de berekening van de TACaanpassingen van vorig jaar voor advies overleggen aan het WTECV. Bij gebrek aan gevalideerde of volledige teruggooigegevens is de Commissie van plan de TACaanpassingen te berekenen op basis van extrapolatie wanneer dit methodologisch aanvaardbaar is.

Voor bestanden of vangsten waarvoor de aanlandingsverplichting later van kracht wordt, hoeven de TAC's in 2017 niet te worden aangepast. Voor bestanden die gezamenlijk met internationale partners (derde landen, ROVB's) worden beheerd, zullen eventuele TAC-aanpassingen eerst met deze partners worden besproken.

Ontwikkeling van de toestand van de bestanden

Vorderingen bij het bereiken van de MSY

Om verslag uit te brengen over vorderingen op dit gebied heeft het WTECV de vooruitgang richting MSYstreefwaarden beoordeeld per bestand en per zeegebied. Deze beoordeling geeft informatie over het aantal bestanden dat in overeenstemming met de MSY wordt bevist, over totale visserijsterfteniveaus en over relevante biomassaparameters. In het werkdocument van de diensten dat bij deze mededeling is gevoegd, zijn meer details over de WTECVanalyse van 2016 te vinden 11 .

Algemene en regionale beoordeling

Volgens het WTECV is door de bank genomen vooruitgang geboekt richting de MSY 12 . In alle TACgebieden is de visserij boven MSYniveau fors afgenomen. De verhouding visserij 13 / FMSY bedroeg in 2014 104 % (ten opzichte van 147 % in 2003 en 120 % in 2008). De sterkste prestatie wordt genoteerd in de Noordzee (in ruime zin), waar de verhouding visserijsterfte van de vloten / FMSY in 2014 gemiddeld 92 % bedroeg (ten opzichte van 148 % in 2003 en 123 % in 2008). Er mogen zich dan sterk neerwaartse tendensen aftekenen, andere gebieden en visserijen worden nog steeds met overbevissing ten opzichte van FMSY geconfronteerd.

Volgens de mededeling van 2015 over de vangstmogelijkheden 14 werden in 2013 32 van de 62 bestanden met een MSYbeoordeling overeenkomstig de MSY bevist 15 . Volgens de analyse in het WTECVverslag van dit jaar 16 zijn in 2014 31 van de in totaal 59 bestanden met een MSYbeoordeling overeenkomstig de MSY bevist 17 . De opmerkingen die in het WTECVverslag bij de gegevens over 2013 en 2014 worden gemaakt, lijken erop te wijzen dat de fors opwaartse trend richting MSY die zich enige tijd heeft afgetekend, inmiddels mogelijk aan het vertragen is. Dit is niet noodzakelijkerwijs alleen terug te voeren op de overbevissing, maar kan ook te maken hebben met veranderende milieuomstandigheden of andere biologische factoren.

Dit neemt niet weg dat in de Middellandse en de Zwarte Zee de bestanden ruim overbevist en/of in slechte staat zijn. In de Middellandse Zee is dit met name het geval voor bestanden die hoofdzakelijk of uitsluitend door EU-marktdeelnemers worden bevist.

Oostzee

In de Oostzee zijn vier TAC's voor 2016 vastgesteld op MSYniveau (westelijke en centrale haring, schol) of onder MSYniveau (zalm in het hoofdzeegebied). De TAC voor westelijke kabeljauw, die een aantal jaar verlaagd was, is in 2016 nog verder gereduceerd, met 20 %. De toestand van het bestand blijft zorgwekkend.

Door verlagingen van de TAC's voor haring in de Botnische Golf (-24 %), haring in de Golf van Riga (-10 %), sprot (-5 %) en een verlenging voor zalm in de Golf van Finland wordt de visserij richting de MSY gestuurd. Voor zalm in de Golf van Finland is een voorzorgsTAC vastgesteld en oostelijke kabeljauw valt onder de aanpak voor bestanden waarvoor weinig gegevens beschikbaar zijn. De TAC voor zalm in het hoofdzeegebied wordt op een laag niveau stabiel gehouden om de bestanden in de zwakste zalmrivieren de kans te geven zich te herstellen.

Noordzee

Kabeljauw zal in 2016 voor het eerst overeenkomstig de MSY worden bevist – met een verhoging van de TAC met 15 % tot gevolg. Het bestand evolueert naar een herstel tot de niveaus die medio jaren 80 werden geconstateerd. De TAC's voor schelvis en zwarte koolvis voor 2016 zijn weer in overeenstemming met de MSY. Dit kwam voor schelvis neer op een verhoging met 30 %, maar voor zwarte koolvis op een verlaging met 6 %. Nephrops in the Skagerrak, de Fladengronden, de Firth of Forth en de Moray Firth zullen overeenkomstig de MSY worden bevist.

De andere bestanden worden ofwel boven FMSY bevist of hebben geen MSYbeoordeling. Kabeljauw in het Kattegat blijft op een laag niveau, maar de biomassa is sinds 2009 toegenomen.

Pelagische bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

De meeste haringbestanden (Noordzee, Ierse Zee en Keltische Zee) worden volgens de MSY bevist, met overeenkomstige TAC's voor deze bestanden voor 2016. Ook voor zuidelijke en westelijke horsmakreel is de situatie gunstig en de TAC laat in 2016 bevissing op MSY-niveau toe.

Op grond van de overeenkomst van 2014 tussen de Faeröer, Noorwegen en de EU inzake duurzaam beheer van makreel en rekening houdend met een in 2016 bij ICES ingediende beheerstrategie is een TAC voor 2016 overeengekomen die 20 % lager ligt dan het niveau voor 2015. De visserij blijft boven FMSY. Voor blauwe wijting is geen regeling bereikt tussen de kuststaten. De EU en de Faeröer hebben hun unilaterale quota gebaseerd op het FMSYniveau, terwijl Noorwegen en IJsland voor de hunne zijn uitgegaan van een hoger cijfer. In 2016 zal de visserij fors boven het FMSYniveau liggen. Voor Atlanto-Scandische haring bestaat geen regeling tussen de kuststaten, maar alle 5 partijen waren het erover eens hun unilaterale quota te baseren op het FMSYniveau. In 2016 zal de visserij enigszins boven het FMSYniveau liggen vanwege de hogere unilaterale quota van de Faeröer.

Het Iberisch-Atlantische gebied en de Golf van Biskaje

De toename van het noordelijke heekbestand zet door. De zuidelijke heek en schartongbestanden bevinden zich boven de biologisch veilige grens, maar worden boven MSYniveau bevist. Zeeduivel wordt op duurzame wijze bevist en is in goede staat. Het Nephropsbestand (in de Cantabrische Zee en ten noorden van het Iberisch schiereiland) is nog steeds uitgeput, terwijl het bestand in het zuiden stabiel is of aangroeit.

Ansjovis in de Golf van Biskaje wordt duurzaam bevist. Dit bestand beschikt over zijn volledig reproductievermogen en heeft een omvang boven het recente gemiddelde. De visserijsterfte bij tong is recent toegenomen, maar het bestand bevindt zich binnen veilige grenzen. Voor de Golf van Biskaje en het Iberisch-Atlantische gebied is slechts een beperkt aantal beoordelingen van de bestanden voorhanden.

Wateren ten westen van Schotland, de Ierse Zee en de Keltische Zee

De schelvisbestanden ten westen van Schotland en in de Ierse Zee hebben blijk gegeven van verbetering, maar kabeljauw en wijting blijven op een laag niveau, met een hoge visserijsterfte en een grote teruggooi. De lidstaten en de sector hebben technische maatregelen ontwikkeld om de kabeljauwsterfte terug te dringen en om ongewenste vangsten te voorkomen (bijv. in de Ierse zee). Er zullen aanzienlijke inspanningen moeten worden geleverd om mogelijke problemen in verband met de aanlandingsverplichting op te lossen. Voor verschillende bestanden, zoals wijting en kabeljauw in gebied VI en kabeljauw in de Ierse Zee, moet zowel de kennisbasis als de analytische beoordeling worden verbeterd.

In de Keltische Zee werden de TAC's voor kabeljauw en schelvis verlaagd omdat het effect van de recente sterke aanwas van jonge vis aan het verdwijnen is. Betere aanwas in 2013 zou voor 2017 moeten leiden tot een grotere biomassa voor kabeljauw. Teruggooi van schelvis is weliswaar afgenomen als gevolg van onder meer verplichte vermijdingsvoorzieningen, maar blijft een probleem. De TAC voor wijting (aanlandingsplichtig in 2016) is fors opgetrokken. Voor de meeste Nephropsbestanden is nu MSY-advies van toepassing. Voor het beheer van Nephrops op de Porcupine Bank geldt nog steeds een aparte sub-TAC en een seizoensgebonden sluiting.

Verscheidene bestanden, waaronder kabeljauw in de Ierse Zee en Nephrops in delen van gebied IX, bevinden zich op een zeer laag niveau. De toestand van tong in het oostelijke deel van het Kanaal blijft slecht en in 2015 is een beheerstrategie ingevoerd voor het herstel van het bestand.

Diepzeesoorten

De vangstmogelijkheden voor diepzeebestanden worden per twee jaar vastgesteld. In november zal worden onderhandeld over de TAC's voor 2017 en 2018. De Commissie monitort de verbintenissen die de lidstaten voor 2015 en 2016 zijn aangegaan en zal rekening blijven houden met de specifieke kenmerken van de bestanden.

Middellandse Zee en Zwarte Zee

In de Middellandse Zee worden bepaalde visbestanden grotendeels door EU-vissersvaartuigen bevist, terwijl andere gezamenlijk met niet-EU-landen worden geëxploiteerd. Het totale niveau van overbevissing ligt over het algemeen tussen 2 en 3 keer FMSY 18 . Ca. 9 % van de bestanden wordt onder MSYniveau bevist en 9 % van de bestanden op niveaus in de buurt van de MSY 19 . Ondanks recente verbeteringen blijft het aantal bestanden met een onbekende status hoog. Bij bestanden als heek, mul, zwarte zeeduivel en blauwe wijting ligt de huidige visserijsterfte tot zes keer hoger dan de MSY. De Commissie werkt aan een verbetering van de gegevensverzameling voor alle betrokken bestanden en heeft het WTECV om advies over nieuwe bestanden verzocht.

De situatie van met derde landen gedeelde bestanden is zelfs nog problematischer. Momenteel worden zowel op EU- als op internationaal niveau voorbereidingen getroffen voor maatregelen met het oog op het bereiken van MSY-streefwaarden.

Wat de economische gevolgen van een evolutie richting de MSY betreft, kunnen dezelfde baten die duurzame visserij in de Noordzee en de Atlantische Oceaan oplevert, worden geconstateerd in de visserijen in de Middellandse Zee, waar de uitputting van de bestanden bijzonder apert is en de visserijsterfte fors moet dalen om onder FMSY terecht te komen. 

Er zijn voorbeelden van mediterrane visserijen waar de bestanden worden geëxploiteerd op een niveau dat in overeenstemming is met het bereiken van de MSY en de vlootsituatie een positieve trend vertoont, met name op het gebied van aanlandingen (roze diepzeegarnaal en mul in het zuidelijke en centrale deel van de Tyrreense Zee). Gezien de zeer gemengde aard van de mediterrane visserijen vertaalt het bestandsherstel zich om uiteenlopende redenen, waaronder marktvoorwaarden en prijsschommelingen, niet onmiddellijk in rendabiliteit en werkgelegenheid.

Tijdens een vergadering op hoog niveau over de toestand van de mediterrane bestanden, (Catania, februari 2016) bestond er overeenstemming over dat, in het licht van de grote uitdaging om uiterlijk in 2020 de MSY voor alle bestanden te bereiken, urgent moet worden ingegrepen om de neerwaartse trend om te buigen. Lidstaten en belanghebbenden – zo werd afgesproken – moeten in samenwerking met de Commissie de voornaamste bestanden en visserijen bepalen, samen met de instrumenten en het tijdspad voor actie. Als vereiste elementen werden aangemerkt: toepassing en handhaving van de bestaande regelgeving en betere verzameling, beschikbaarheid en analyse van gegevens.

Met betrekking tot de Zwarte Zee moet nog hard worden gewerkt aan een beter bestuur en beheer van hulpbronnen, onder meer doordat bestanden met derde landen worden gedeeld. De Commissie zal samen met de lidstaten en de GFCM voortwerken aan verbeteringen in dit verband.

Rapportage over de uitvoering van de aanlandingsverplichting 20

Krachtens Verordening (EU) 2015/8012 21 (omnibusverordening) moet de Commissie jaarlijks verslag uitbrengen over de uitvoering van de aanlandingsverplichting 22 . Dit verslag heeft betrekking op 2015 en is gebaseerd op informatie van lidstaten, adviesraden en andere bronnen (brancheorganisaties, ngo's).

De lidstaten maken gebruik van een breed spectrum aan maatregelen om de naleving van de aanlandingsverplichting te bevorderen, waaronder websites, discussiefora, richtsnoeren en overleg over nieuwe vereisten. Sommige lidstaten hebben actief informatie verstrekt, andere passen de vergunningsprocedure en het quotabeheer op nationaal niveau aan, weer andere onderzoeken de mogelijkheid het visserijbeheer te vereenvoudigen en de regeldruk voor de vissers te reduceren. Als gevolg van vertragingen met de omnibusverordening was het voor de sector niet altijd duidelijk waaraan hij zich zou moeten houden.

Op het gebied van controle en naleving heeft een aantal lidstaten de handhaving uitgesteld tot de omnibusverordening was vastgesteld, maar door de bank genomen is met de naleving in januari 2015 van start gegaan. Dat heeft – ondanks de onzekerheid over de handhaving door de lidstaten – geholpen om ervaring op te doen met wat de aanlandingsverplichting concreet inhoudt. Controle en naleving kwam doorgaans neer op "al doende leren", met ruimte voor verbetering en bijsturing. Het Europees Bureau voor visserijcontrole heeft hierbij geholpen en de lidstaten hebben samengewerkt aan gezamenlijke inzetplannen. Om een gelijk speelveld te waarborgen, zijn de lidstaten op regionale basis bezig met het identificeren van risico's en van monitoring- en handhavingsstrategieën om deze op te vangen. Er zijn weinig inbreuken gerapporteerd.

In de aanloop naar de invoering van de aanlandingsverplichting voor demersale bestanden in 2016 werken de sector en de overheid samen aan trials van controleinstrumenten, zoals elektronische monitoring op afstand en bewaking via een gesloten televisiecircuit (CCTV), analyses van de laatste trek om het risico van nietnaleving te onderzoeken en vangsttrials, met name met het oog op risicobeoordelingsplannen. In sommige regio's zijn besprekingen gevoerd over flexibiliteit tussen soorten.

De aanlandingsverplichting is nog te kort van kracht om de sociaaleconomische gevolgen ervan te kunnen beoordelen. Op het gebied van economische beoordelingen loopt een aantal projecten. Volgens sommige verslagen zou de werklast toenemen (behandeling, vervoer van ongewenste vangsten) en volstaan de inkomsten van de verkoop van ondermaatse vangst vaak niet om de extra kosten te dekken. Kleine pelagische vaartuigen rapporteren verliezen bij het vangen van grote hoeveelheden soorten waarvoor zij geen quotum hebben. De sector wijst er in dit verband op dat het leasen van quota aanzienlijk duurder uitvalt dan vroeger.

Er zijn weinig elementen die wijzen op de noodzaak de werkomstandigheden en de opslagvoorzieningen aan boord aan te passen. Wel blijkt uit sommige informatie dat er specifiek behoefte is aan bijv. een herziening van de visserijpraktijken (met het oog op voldoende rustperioden voor de bemanning) en aan meer aandacht voor vaartuigstabiliteit. Wat veranderingen aan boord van vriesvaartuigen betreft, wordt onder meer voorgesteld roosters aan te brengen ter hoogte van de zeewaterafvoer (om het wegpompen van vis te voorkomen) of de afvoergoot voor de teruggooi te verzegelen.

Aangelande ondermaatse vangsten mogen niet worden gebruikt voor menselijke consumptie. Hoe deze vangsten kunnen worden gebruikt, hangt af van de (lokale) markten en de vraag van de kopers of de verwerkingsbedrijven. De lidstaten worden verondersteld de sector te steunen bij het zoeken naar nieuwe afzetkanalen – onder meer aan de hand van financiering uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). In dit verband zijn geen acties van belang gerapporteerd. De lidstaten hebben verzocht om uitlegging van de term "rechtstreekse menselijke consumptie" en de Commissie heeft een dialoog hierover gefaciliteerd. Verwacht wordt dat de ongewenste vangsten geleidelijk aan zullen dalen dankzij betere selectiviteit en voorkoming.

Met het oog op de aanlandingsverplichting is uit het Europees Visserijfonds (20072013) financiering verleend voor een aantal projecten op het gebied van haveninfrastructuur. In de operationele programma's (20142020) die zijn goedgekeurd in het kader van het EFMZV, zal steun worden vrijgemaakt voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting.

In deze korte periode van toepassing van de aanlandingsverplichting voor de pelagische bestanden en de Oostzeebestanden zijn nog geen belangwekkende problemen of grote gevolgen voor de visserijactiviteiten gerapporteerd. In het kader van het meerjarenplan voor de Oostzee zal de bezorgdheid over de huidige, naar verluidt nietwerkbare niveaus worden aangepakt door de bestaande tolerantiemarge voor de industriële pelagische visserijen in onderling overleg aan te passen.

Samengevat kan worden gesteld dat de sector en de overheden tot dusverre aanzienlijke inspanningen hebben geleverd om aan de vereisten van de aanlandingsverplichting te voldoen. De invoering van de aanlandingsverplichting voor demersale soorten met ingang van 2016 maakt duidelijk dat de kwestie van de zogenoemde knelsoorten een uitermate belangrijke uitdaging zal vormen en dat deze een oplossing vereist wil men de uitvoering van de aanlandingsverplichting tot een goed einde brengen. De sector vreest dat het probleem van de knelsoorten tot gevolg zal hebben dat het instrument van quotauitwisseling – dat belangrijk is met het oog op de aanpassing aan de aanlandingsverplichting – in mindere mate of met vertraging zal worden gebruikt. Door uitvoeringsmaatregelen die beschikbaar zijn in het kader van het GVB, met elkaar te combineren, zou dit probleem moeten worden verlicht. Dit impliceert weliswaar dat de beheerders en de sector zullen moeten samenwerken om precies die combinatie van maatregelen te vinden die optimaal bijdraagt tot een werkbare en rendabele toepassing van de aanlandingsverplichting. Meer details zijn te vinden in het werkdocument van de diensten dat bij deze mededeling is gevoegd.

Conclusie

De Commissie gaat door met haar ambitieuze uitvoering van het GVB 2014 en zal over het algemeen vangstmogelijkheden voor 2017 voorstellen die in overeenstemming zijn met de MSYstreefwaarden in het GVB, teneinde de doelstellingen van dat beleid to spoedig mogelijk te bereiken. De toepassing van het eerste meerjarenplan in het kader van het GVB 2014 vormt de opmaat naar de geleidelijke invoering van dit prioritaire beheersinstrument in andere zeegebieden van de Unie, om zo de verwezenlijking van de voornaamste GVBdoelstellingen te bevorderen.

De Europese Unie en haar vloot evolueren verder in de richting van duurzaamheid en de tijdige verwezenlijking van de MSYdoelstelling. De voortgang van de trend in de noordelijke wateren lijkt te vertragen, maar zolang de globale reductie van de visserijsterfte zich doorzet, wijst niets erop dat de verwezenlijking van de MSYdoelstelling tegen 2020 in het gedrang komt. De situatie in de Middellandse Zee ligt helemaal anders: zowel op het gebied van uitbreiding van de kennis over de bestanden als op het gebied van duurzame exploitatie wordt slechts traag vooruitgang geboekt. De Unie dient haar inspanningen op te voeren in de gebieden waar de vooruitgang het traagst verloopt.

Uit de eerste gegevens van lidstaten en belanghebbenden over de invoering van de aanlandingsverplichting in 2015 blijkt dat zich op dit gebied geen grote problemen hebben voorgedaan. Dit neemt niet weg dat een aantal uitdagingen op een oplossing wacht die een gezamenlijke inspanning van de sector en de overheden zal vergen.

Tijdschema

Het voorlopige tijdschema voor de werkzaamheden ziet er als volgt uit:

Maand(en)

Actie

Juni – september

Openbare raadpleging over mededeling

Mei/juni/oktober

Bestandsadvies van ICES

Juli

Seminar met de belanghebbende partijen over het bestandsadvies

September

Vaststelling van de TACvoorstellen voor de Oostzee

Oktober

Raad over de TAC's voor de Oostzee

Vaststelling van de TACvoorstellen voor diepzeebestanden

November

Raad over de TAC's voor diepzeebestanden

Vaststelling van de TACvoorstellen voor de Atlantische Ocean/Noordzee/Zwarte Zee

December

Raad over de TAC's voor de Atlantische Ocean/Noordzee/Zwarte Zee

(1) Zoals vereist op grond van artikel 15, lid 14, en artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van 11 december 2013 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(2) Van ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee) en, waar van toepassing, van het WTECV (Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij) en SAC (het raadgevend wetenschappelijk comité van de GFCM – de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee).
(3) Op basis van voorstel COM(2014) 614 final van de Commissie van 6 oktober 2014.
(4) Blauwvintonijn vormt hierop een uitzondering.
(5) Verstrekt door ICES.
(6) Mits het bestand zich boven het niveau bevindt dat visserij overeenkomstig de MSY mogelijk maakt.
(7) Naar aanleiding van een seminar op hoog niveau over de toestand van de bestanden in de Middellandse Zee (Catania, februari 2016).
(8) Vastgesteld op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006.
(9) Op basis van een MSY-proxy.
(10) COM(2016) 134 final van 11 maart 2016.
(11) WTECV-verslag "Monitoring the performance of the Common Fisheries Policy" (WTECV-16-05) - Wetenschappelijke en beleidsverslagen van het JRC, 2016.
(12) WTECV-16-05, tabel 7.
(13) Op model gebaseerd totaal gemiddelde. Voor meer details: zie het werkdocument van de diensten dat bij deze mededeling is gevoegd.
(14) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2016 in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, COM(2015) 239 final, 2.6.2015.
(15) Op basis van ICESadvies van 2014, aan de hand van bestandsinformatie van 2013.
(16) WTECV – 16-05, tabellen 2, 3 en 4.
(17) Op basis van ICESadvies van 2015, aan de hand van bestandsinformatie van 2014.
(18) Voor meer details, zie het werkdocument van de diensten dat bij deze mededeling is gevoegd.
(19) Een sardinebestand (ten zuiden van Sicilië) en een roze diepzeegarnaalbestand (verdeeld over de Ligurische Zee en het noorden van de Tyrreense Zee).
(20) Alle kustlidstaten van de EU hebben verslagen ingediend en BALTFISH, PelAC, SWWAC, NSAC en MEDAC hebben bijdragen ingestuurd.
(21)

 Verordening (EU) 2015/812 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015.

(22) Artikel 15, lid 14, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het GVB.