Brussel, 2.12.2015

COM(2015) 595 final

2015/0275(COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen

(Voor de EER relevante tekst)

{SWD(2015) 259 final}
{SWD(2015) 260 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1Algemene context

De economie van de Unie verliest thans een aanzienlijke hoeveelheid potentiële secundaire grondstoffen die zich in afvalstromen bevinden. In 2013 bedroeg de totale afvalproductie in de EU ongeveer 2,5 miljard ton, waarvan 1,6 miljard ton niet hergebruikt of gerecycleerd werd en dus verloren ging voor de Europese economie. Naar schatting zou nog 600 miljoen ton kunnen worden gerecycleerd of hergebruikt. Ter illustratie werd slechts een beperkt deel (43 %) van het stedelijk afval in de Unie gerecycleerd; de rest werd gestort (31 %) of verbrand (26 %). Derhalve mist de Unie grote kansen om de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren en om de economie een meer circulair karakter te geven.

Op het gebied van afvalbeheer bestaan er binnen de Unie ook grote verschillen tussen de lidstaten onderling. In 2011 waren er zes lidstaten die minder dan 3 % van hun stedelijk afval stortten, maar stortten 18 lidstaten 50 %, en sommige landen zelfs meer dan 90 %. Deze ongelijkheid moet dringend worden aangepakt.

De voorstellen tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen 1 , Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval 2 , Richtlijn 1999/31/EG betreffende het storten van afvalstoffen 3 , Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken 4 , Richtlijn 2006/66/EG inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's 5 en Richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur 6 maken deel uit van het pakket circulaire economie, dat ook de mededeling van de Commissie "Closing the loop – An EU action plan for the Circular Economy" bevat.

1.2Motivering en doel van het voorstel

Aan de recente trends is te zien dat verdere vooruitgang op het gebied van hulpbronnenefficiëntie mogelijk is en dat dit grote economische, sociale en milieuvoordelen kan opleveren. Het omvormen van afval tot een hulpbron is essentieel voor een efficiënter hulpbronnengebruik en voor het sluiten van de lus in een circulaire economie.

De wettelijk bindende doelstellingen in de EU-wetgeving inzake afval hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de verbetering van het afvalbeheer, de bevordering van innovatie op het gebied van recycling, de beperking van het gebruik van stortplaatsen en het creëren van prikkels om het consumentengedrag te veranderen. Verbetering van het afvalstoffenbeleid kan aanzienlijke voordelen opleveren: duurzame groei en nieuwe werkgelegenheid, een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, directe besparingen die zijn verbonden aan betere afvalbeheerpraktijken en een beter milieu.

Het voorstel tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG komt tegemoet aan de wettelijke verplichting tot herziening van de doelstellingen voor afvalbeheer van die richtlijn. De voorstellen, die deel uitmaken van het pakket circulaire economie en de zes eerder genoemde richtlijnen wijzigen, bouwen deels voort op het voorstel dat de Commissie in juli 2014 indiende en vervolgens in februari 2015 introk. Zij stemmen overeen met de doelstellingen van het stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik 7 en het zevende milieuactieprogramma 8 , waaronder volledige toepassing van de afvalhiërarchie 9 in alle lidstaten, een vermindering van de absolute hoeveelheid afval en de hoeveelheid afval per hoofd van de bevolking, het waarborgen van hoogwaardige recycling en het gebruik van gerecycleerd afval als een belangrijke, betrouwbare bron van grondstoffen voor de Unie. Zij dragen ook bij aan de uitvoering van het EU-grondstoffeninitiatief 10 en schenken aandacht aan het voorkomen van voedselverspilling. Bovendien vereenvoudigen deze voorstellen de verslagleggingsvereisten van alle zes de richtlijnen.

2.UITKOMSTEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN VAN DE EFFECTBEOORDELING

2.1Studies

In de voorstellen en de bijgaande effectbeoordelingen zijn de technologische, sociaaleconomische en kosten-batenaspecten van de uitvoering en verdere ontwikkeling van de EU-wetgeving inzake afval beoordeeld. Daarnaast zijn in een aanvulling van de effectbeoordeling de mogelijke effecten van aanvullende varianten op de voornaamste in de effectbeoordeling vastgestelde beleidsopties geanalyseerd.

2.2Interne raadpleging

Binnen de Commissie heeft een effectbeoordelingsstuurgroep bestaande uit verschillende diensten van de Commissie (SG, ECFIN, GROW, CLIMA, JRC en ESTAT) de voorbereiding van de wetgevingsvoorstellen gevolgd.

2.3Extern overleg

De Commissie heeft een indicatieve lijst opgesteld van onderwerpen die moeten worden aangepakt en de eerste gesprekken met de voornaamste belanghebbenden gingen in februari 2013 van start. Overeenkomstig de minimumnormen voor raadpleging is er een online raadpleging gehouden, die liep van juni 2013 tot september 2013. Er werden 670 reacties ingediend, hetgeen een weerspiegeling was van de grote bezorgdheid onder het publiek over de situatie van het afvalbeheer in de EU en de hoge verwachtingen van EU-optreden op dit gebied. Tussen juni en september 2015 werd een specifieke raadpleging van de lidstaten gehouden, alsook een bredere raadpleging inzake de circulaire economie.

2.4Effectbeoordeling

Samen met het in juli 2014 goedgekeurde voorstel 11 zijn een effectbeoordeling en een samenvatting gepubliceerd. In de effectbeoordeling, die de voornaamste analytische basis blijft voor de herziene wetgevingsvoorstellen, zijn de voornaamste economische, sociale en milieueffecten van de verschillende beleidsopties voor de verbetering van het afvalbeheer in de EU beoordeeld. Verschillende doelscenario's zijn beoordeeld en met een "basisscenario" vergeleken om de meest geschikte instrumenten – d.w.z. de instrumenten en doelstellingen die een minimum aan kosten en een maximum aan baten opleveren – vast te stellen.

De Raad voor effectbeoordeling van de Commissie heeft op 8 april 2014 een positief advies over de effectbeoordeling uitgebracht en tegelijkertijd een aantal aanbevelingen gedaan om het verslag nog te verbeteren. De raad verzocht om meer duidelijkheid over de probleemomschrijving en over de noodzaak van nieuwe tussentijdse doelstellingen, sterkere argumenten voor een stortverbod uit het oogpunt van subsidiariteit en evenredigheid en voor uniforme doelstellingen voor alle lidstaten, en nadere uitleg over de wijze waarop de uiteenlopende prestaties van de lidstaten in het voorstel in aanmerking worden genomen.

De effectbeoordeling leidde tot de conclusie dat een combinatie van opties de volgende voordelen biedt:

vermindering van de administratieve lasten, met name voor kleine inrichtingen of ondernemingen, vereenvoudiging en betere uitvoering, waaronder door ervoor te zorgen dat de doelen geschikt zijn voor het beoogde doel;

werkgelegenheid – tegen 2035 kunnen rechtstreeks meer dan 170 000 banen worden gecreëerd; de meeste daarvan kunnen onmogelijk buiten de EU worden verplaatst;

vermindering van de broeikasgasuitstoot – tussen 2015 en 2035 kan meer dan 600 miljoen ton broeikasgasuitstoot worden vermeden;

positieve effecten voor het concurrentievermogen van de Europese afvalbeheer- en recyclingsector, alsmede voor de productiesector van de EU (betere regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, verminderde risico's in verband met toegang tot grondstoffen);

herinjectie van secundaire grondstoffen in de EU-economie, hetgeen op zijn beurt de afhankelijkheid van de EU van de invoer van grondstoffen vermindert.

Bij het voorstel is een analysenota ingediend als aanvulling op de effectbeoordeling. In die nota zijn een aantal aanvullende opties en varianten geanalyseerd teneinde beter rekening te kunnen houden met de verschillende uitgangsposities van de lidstaten.

3.JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

3.1Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

De belangrijkste punten van de voorstellen tot wijziging van de EU-wetgeving inzake afvalbeheer zijn:

onderlinge afstemming van definities;

verhoging van de doelstelling om tegen 2030 65 % van het stedelijk afval voor te bereiden voor hergebruik en te recyclen;

verhoging van de doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van verpakkingsafval, en vereenvoudiging van de reeks doelstellingen;

geleidelijke beperking van het storten van stedelijk afval tot 10 % tegen 2030;

grotere harmonisering en vereenvoudiging van het wetgevingskader inzake bijproducten en "einde-afvalfase";

nieuwe maatregelen ter bevordering van preventie (waaronder van voedselverspilling) en hergebruik;

invoering van minimale operationele voorwaarden voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid;

invoering van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing om toe te zien op de naleving van de doelstellingen voor recycling;

vereenvoudiging en stroomlijning van de verslagleggingsvereisten;

aanpassing aan de artikelen 290 en 291 VWEU inzake gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

3.2Rechtsgrondslag en recht om te handelen

De voorstellen wijzigen zes richtlijnen die betrekking hebben op het beheer van verschillende soorten afvalstoffen. De voorstellen tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG, Richtlijn 1999/31/EG, Richtlijn 2000/53/EG, Richtlijn 2006/66/EG en Richtlijn 2012/19/EU zijn gebaseerd op artikel 192, lid 1, VWEU, en het voorstel tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG is gebaseerd op artikel 114 VWEU.

Artikel 11, lid 2, van Richtlijn 2008/98/EG bevat een doelstelling om tegen 2020 50 % van het huishoudelijk en soortgelijk afval voor te bereiden voor hergebruik en te recyclen, en om 70 % van niet-gevaarlijk bouw- en sloopafval voor te bereiden voor hergebruik, te recyclen of anders nuttig toe te passen. Overeenkomstig artikel 11, lid 4, moest de Commissie die doelen uiterlijk op 31 december 2014 opnieuw bezien om zo nodig de doelen scherper te stellen en de vaststelling van doelstellingen voor andere afvalstromen te overwegen, rekening houdend met de milieugevolgen en de economische en sociale effecten van het vaststellen van de doelstellingen. Overeenkomstig artikel 9, onder c), moest de Commissie tegen einde 2014 afvalpreventie- en ontkoppelingsdoelstellingen voor 2020 vaststellen, gebaseerd op beste beschikbare praktijken met inbegrip van, indien nodig, een herziening van de in artikel 29, lid 4, bedoelde indicatoren. Ten slotte moest de Commissie overeenkomstig artikel 37, lid 4, in het eerste verslag dat uiterlijk op 12 december 2014 moest worden uitgebracht, een aantal maatregelen evalueren, waaronder regelingen voor producentenverantwoordelijkheid voor specifieke afvalstromen, streefdoelen, indicatoren en maatregelen die verband houden met recycling, alsmede activiteiten voor een nuttig gebruik van materiaal en energie die ertoe kunnen bijdragen dat de in de artikelen 1 en 4 vastgestelde doelstellingen op effectievere wijze kunnen worden verwezenlijkt.

Artikel 5, lid 2, van Richtlijn 1999/31/EG bevat drie streefdoelen voor het voorkomen van de stort van biologisch afbreekbaar stedelijk afval en verbiedt het storten van bepaalde afvalstromen. Het laatste streefdoel voor het voorkomen van de stort van biologisch afbreekbaar stedelijk afval moet uiterlijk op 16 juli 2016 door de lidstaten worden verwezenlijkt. Krachtens artikel 5, lid 2, wordt dit uiterlijk op 16 juli 2014 getoetst en vervolgens bevestigd of in het licht van de praktische ervaring van de lidstaten met de verwezenlijking van de twee eerdere streefdoelen gewijzigd teneinde een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen.

Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 94/62/EG bevat streefdoelen voor de terugwinning en recycling van verpakkingsafval, die krachtens artikel 6, lid 5, iedere vijf jaar moeten worden vastgesteld op basis van de praktische ervaring die is opgedaan in de lidstaten alsmede de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en evaluatietechnieken, zoals levenscyclusanalyses en kosten-batenanalyses.

3.3Subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel

De voorstellen zijn in overeenstemming met het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Zij beperken zich ertoe de bovengenoemde richtlijnen te wijzigen door een kader van gemeenschappelijke doelstellingen vast te stellen, waarbij het aan de lidstaten is over de precieze uitvoeringsmethoden te beslissen.

3.4Toelichtende stukken

De Commissie is van oordeel dat toelichtende stukken over de maatregelen van de lidstaten ter omzetting van de richtlijnen noodzakelijk zijn om de kwaliteit van de informatie over de omzetting van de richtlijnen te verbeteren.

De wetgeving inzake afvalstoffen wordt in de lidstaten vaak op uiterst gedecentraliseerde wijze omgezet, bijvoorbeeld op regionaal of lokaal niveau en in meerdere rechtshandelingen, afhankelijk van de administratieve structuur van de lidstaat. Als gevolg daarvan moeten de lidstaten bij de omzetting van de gewijzigde richtlijnen mogelijk een grote verscheidenheid aan wetgevingshandelingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau wijzigen.

De voorstellen wijzigen zes verschillende afvalrichtlijnen en zijn van invloed op een groot aantal wettelijk bindende verplichtingen, waaronder een uitgebreide wijziging van de doelstellingen van Richtlijn 2008/98/EG, Richtlijn 1999/31/EG en Richtlijn 94/62/EG en een vereenvoudiging van Richtlijn 2000/53/EG, Richtlijn 2006/66/EG en Richtlijn 2012/19/EU. Dit is een ingewikkelde herziening van de wetgeving inzake afval die gevolgen kan hebben voor een aantal nationale wetgevingsmaatregelen.

De herziene doelstellingen voor afvalbeheer in de gewijzigde richtlijnen zijn met elkaar vervlochten, en daarom moeten zij met de nodige zorgvuldigheid worden omgezet in nationale wetgeving en later worden geïntegreerd in de nationale systemen voor afvalbeheer.

De bepalingen van de gewijzigde richtlijnen zullen gelden voor een breed scala van publieke en particuliere belanghebbenden in de lidstaten en zullen grote gevolgen hebben voor de geplande investeringen in infrastructuur voor afvalbeheer. Een volledige en correcte omzetting van de gewijzigde richtlijnen is essentieel om ervoor te zorgen dat de doelstellingen (te weten de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu, een efficiënter gebruik van hulpbronnen, het waarborgen van de werking van de interne markt en het vermijden van belemmeringen voor het handelsverkeer en concurrentiebeperking binnen de EU) worden verwezenlijkt.

De eis om toelichtende stukken toe te zenden kan voor sommige lidstaten een aanvullende administratieve belasting vormen. De toelichtende stukken zijn echter noodzakelijk om effectief te kunnen verifiëren of de richtlijn volledig en correct is omgezet, hetgeen om bovengenoemde redenen essentieel is. Er bestaan geen minder belastende maatregelen om een doeltreffende verificatie mogelijk te maken. Toelichtende stukken kunnen echter ook in belangrijke mate bijdragen tot het verminderen van de administratieve lasten die gepaard gaan met het toezicht op de naleving door de Commissie: zonder deze stukken zouden aanzienlijke middelen en veelvuldige contacten met nationale autoriteiten nodig zijn om de omzettingsmethoden in alle lidstaten te volgen.

Gelet op bovenstaande is het passend de lidstaten te verzoeken de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer documenten waarin het verband tussen de bepalingen van de richtlijnen tot wijziging van de afvalwetgeving en de overeenkomstige onderdelen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.

3.5Gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie

In artikel 1, leden 4, 5, 6, 9, 11, 14, 15, 18, 19, 21 en 22, van het voorstel betreffende Richtlijn 2008/98/EG, artikel 1, leden 4, 6, 7, 9 en 10, van het voorstel betreffende Richtlijn 94/62/EG, artikel 1, leden 6 en 7, van het voorstel betreffende Richtlijn 1999/31/EG en de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 1 en 3 van het voorstel betreffende de Richtlijnen 2000/53/EG en 2012/19/EU zijn de gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie beschreven en de overeenkomstige procedures voor de vaststelling van deze handelingen vastgesteld.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting, en gaat daarom niet vergezeld van het financieel memorandum als bepaald in artikel 31 van het Financieel Reglement (Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad).



2015/0275 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 12 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 13 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het afvalbeheer in de Unie dient te worden verbeterd met het oog op de bescherming, het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bescherming van de gezondheid van de mens, een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de bevordering van een meer circulaire economie.

(2)De streefdoelen voor de voorbereiding op hergebruik en recycling van afvalstoffen die zijn vastgelegd in Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad 14 moeten worden gewijzigd, zodat zij beter beantwoorden aan de ambities van de Unie om zich te ontwikkelen tot een circulaire economie.

(3)Veel lidstaten moeten nog de nodige infrastructuur voor afvalverwerking ontwikkelen. Het is daarom van groot belang beleidsdoelstellingen op de lange termijn te bepalen om maatregelen en investeringen te sturen, met name door te voorkomen dat structurele overcapaciteit ontstaat voor de verwerking van restafval en dat recycleerbare materialen onderaan de afvalhiërarchie vast blijven zitten.

(4)Stedelijk afval vormt ongeveer 7-10 % van de totale hoeveelheid afval die in de Unie wordt geproduceerd; dit is echter een van de meest complexe afvalstromen om te beheren, en de manier waarop deze wordt beheerd is een goede indicatie van de kwaliteit van het algehele systeem voor afvalbeheer in een land. De uitdagingen op het gebied van het beheer van stedelijk afval vloeien voort uit de zeer complexe en gemengde samenstelling, het feit dat het afval in de directe nabijheid van burgers wordt geproduceerd, en de zeer hoge zichtbaarheid voor het publiek. Het beheer vraagt dan ook om een zeer complex afvalbeheersysteem, waaronder een efficiënt inzamelingssysteem, actieve betrokkenheid van burgers en bedrijven, infrastructuur die is aangepast aan de specifieke samenstelling van het afval, en een uitgebreid financieringsstelsel. Landen die beschikken over efficiënte systemen voor het beheer van stedelijk afval presteren vaak beter op het gebied van afvalbeheer in het algemeen.

(5)Definities van stedelijk afval, bouw- en sloopafval, het eindproces van recycling, en opvulling moeten worden opgenomen in Richtlijn 2008/98/EG om de reikwijdte van deze begrippen te verduidelijken.

(6)Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen voor recycling zijn gebaseerd op betrouwbare en vergelijkbare gegevens en om een doeltreffender toezicht op de voortgang met de verwezenlijking van deze doelstellingen mogelijk te maken, moet de definitie van stedelijk afval in Richtlijn 2008/98/EG in overeenstemming zijn met de definitie die voor statistische doeleinden wordt gebruikt door het Europees Bureau voor de statistiek en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, op basis waarvan de lidstaten sinds enkele jaren gegevens rapporteren. De definitie van stedelijk afval in deze richtlijn is neutraal wat betreft de publieke of private status van de exploitant die het afval beheert.

(7)De lidstaten moeten zorgen voor passende prikkels voor de toepassing van de afvalhiërarchie, met name financiële prikkels gericht op de doelstellingen inzake de preventie en recycling van afval van deze richtlijn, zoals stort- en verbrandingsheffingen, gedifferentieerde tarieven voor afval, regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, en prikkels voor lokale overheden.

(8)Om exploitanten in markten voor secundaire grondstoffen meer zekerheid te verschaffen bij het vaststellen of stoffen of voorwerpen afval of niet-afval zijn en gelijke mededingingsvoorwaarden te bevorderen, is het van belang dat er op het niveau van de Unie geharmoniseerde voorwaarden worden vastgesteld voor de erkenning van stoffen of voorwerpen als bijproducten en de erkenning dat afval dat een behandeling voor nuttige toepassing heeft ondergaan niet langer afval is. Voor zover nodig voor de goede werking van de interne markt en een hoog niveau van milieubescherming in de hele Unie, moet de Commissie bevoegd zijn gedelegeerde handelingen vast te stellen tot bepaling van gedetailleerde criteria betreffende de toepassing van dergelijke geharmoniseerde voorwaarden op bepaalde afvalstoffen, waaronder voor een specifiek gebruik.

(9)Regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zijn een essentieel onderdeel van efficiënt afvalbeheer, maar de doeltreffendheid en prestaties daarvan verschillen aanzienlijk tussen de lidstaten. Daarom moeten minimale operationele vereisten voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid worden vastgesteld. Deze vereisten moeten leiden tot lagere kosten en betere prestaties en zorgen voor gelijke mededingingsvoorwaarden, ook voor kleine en middelgrote ondernemingen, en belemmeringen voor de goede werking van de interne markt voorkomen. Zij moeten er ook toe bijdragen dat kosten aan het einde van de levensduur van producten worden meegenomen in de prijs ervan en producenten stimuleren om beter rekening te houden met recycleerbaarheid en hergebruik bij het ontwerp van hun producten. De vereisten moeten van toepassing zijn op zowel nieuwe als bestaande regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Een overgangsperiode is echter noodzakelijk om de structuren en procedures van de bestaande regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid aan te passen aan de nieuwe vereisten.

(10)Afvalpreventie is de efficiëntste manier om de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren en het milieueffect van afval te verminderen. Daarom is het belangrijk dat de lidstaten passende maatregelen nemen om afvalproductie te voorkomen en de voortgang met de uitvoering van deze maatregelen te volgen en te beoordelen. Teneinde ervoor te zorgen dat de algehele voortgang in de uitvoering van de maatregelen voor afvalpreventie uniform worden gemeten, moeten gemeenschappelijke indicatoren worden vastgesteld.

(11)Plantaardige stoffen van de landbouw- en voedingsmiddelenindustrie en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die niet langer bestemd zijn voor menselijke consumptie, die bestemd zijn voor gebruik als diervoeder, vallen onder Verordening (EG) nr. 767/2009 15 en worden niet beschouwd als afvalstof in de zin van die verordening. Richtlijn 2008/98/EG moet derhalve niet van toepassing zijn op deze producten en stoffen bij gebruik voor diervoeders, en de werkingssfeer van die richtlijn moet worden verduidelijkt.

(12)De lidstaten moeten maatregelen nemen om de preventie van levensmiddelenafval te bevorderen zoals is bepaald in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 25 oktober 2015 heeft goedgekeurd, en met name de doelstelling om tegen 2030 de hoeveelheid levensmiddelenafval te halveren. Deze maatregelen moeten gericht zijn op de preventie van levensmiddelenafval in de primaire productie, de verwerkende industrie, de detailhandel en de overige distributie van levensmiddelen, in restaurants, in de catering en in huishoudens. Gezien de voordelen van de preventie van levensmiddelenafval voor het milieu en de economie moeten de lidstaten specifieke preventieve maatregelen nemen om levensmiddelenafval tegen te gaan en de voortgang met de reductie van levensmiddelenafval meten. Om de uitwisseling van goede praktijken in de EU te vergemakkelijken, zowel tussen lidstaten als tussen exploitanten van levensmiddelenbedrijven, moeten uniforme methoden voor die metingen worden vastgesteld. Er moet elke twee jaar verslag worden uitgebracht over de niveaus van levensmiddelenafval.

(13)Industrieel afval, bepaalde delen van commercieel afval en mijnbouwafval zijn sterk gediversifieerd qua samenstelling en volume en lopen sterk uiteen naargelang de economische structuur van de lidstaat, de structuur van de industriële of commerciële sector die het afval produceert en de industriële of commerciële dichtheid in een bepaald geografisch gebied. Daarom is voor het meeste industrie- en winningsafval een industriegerichte aanpak, waarbij gebruik wordt gemaakt van referentiedocumenten betreffende de beste beschikbare technieken (BBT’s) en vergelijkbare instrumenten om de specifieke kwesties met betrekking tot het beheer van een bepaald soort afval aan te pakken, een geschikte oplossing 16 . Industrieel en commercieel verpakkingsafval moeten echter blijven vallen onder de vereisten van Richtlijn 94/62/EG en Richtlijn 2008/98/EG, met inbegrip van de respectieve verbeteringen ervan.

(14)De doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval moet worden verhoogd om belangrijke economische, sociale en milieuvoordelen te realiseren.

(15)Een geleidelijke verhoging van de bestaande doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval moet waarborgen dat economisch waardevolle afvalmaterialen worden hergebruikt en effectief worden gerecycleerd, en dat waardevolle materialen uit afval terugvloeien in de Europese economie, en bevordert derhalve het grondstoffeninitiatief 17 en de ontwikkeling van een circulaire economie.

(16) Er bestaan grote verschillen tussen de prestaties van de lidstaten op het gebied van afvalbeheer, met name wat betreft de recycling van stedelijk afval. Om rekening te houden met deze verschillen moeten die lidstaten die volgens de gegevens van Eurostat in 2013 minder dan 20 % van hun stedelijk afval hebben gerecycleerd, meer tijd krijgen om de doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling voor 2025 en 2030 te behalen. Gezien de gemiddelde jaarlijkse toename die de afgelopen vijftien jaar in de lidstaten is waargenomen, zouden die lidstaten hun recyclingcapaciteit veel sterker moeten opvoeren dan zij in het verleden hebben gedaan willen zij die streefcijfers behalen. Om een gestage voortgang in de richting van de doelstellingen te waarborgen en te zorgen dat hiaten in de uitvoering tijdig worden aangepakt, zouden de lidstaten die extra tijd krijgen aan tussentijdse doelstellingen moeten voldoen en een uitvoeringsplan moeten vaststellen.

(17)Met het oog op de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens over de voorbereiding voor hergebruik moeten gemeenschappelijke voorschriften voor de verslaglegging worden vastgesteld. Tevens moeten duidelijkere voorschriften worden vastgesteld over de wijze waarop de lidstaten verslag moeten leggen over wat daadwerkelijk wordt gerecycleerd en kan worden meegeteld voor het bereiken van de recyclingdoelstellingen. Daarom moet de verslaglegging over de verwezenlijking van de recyclingdoelstellingen als algemene regel gebaseerd zijn op de input voor het eindproces van recycling. Om de administratieve lasten te beperken, moet het de lidstaten onder strikte voorwaarden worden toegestaan recyclingpercentages op te geven op basis van de output van sorteerinstallaties. Het verlies aan gewicht van materialen of stoffen als gevolg van fysische en/of chemische verwerkingsprocessen die deel uitmaken van het eindproces van recycling mag niet worden afgetrokken van het gewicht van het als gerecycleerd opgegeven afval.

(18)Bij het berekenen of de doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling worden bereikt, moeten de lidstaten rekening kunnen houden met producten en componenten die worden voorbereid voor hergebruik door erkende exploitanten van installaties voor hergebruik en door statiegeldregelingen en de recycling van metalen die plaatsvindt in samenhang met verbranding. Om te zorgen voor een uniforme berekening van deze gegevens zal de Commissie gedetailleerde voorschriften vaststellen voor de bepaling van erkende exploitanten van installaties voor voorbereiding voor hergebruik en statiegeldregelingen, voor de kwaliteitscriteria voor gerecycleerde metalen, alsmede voor het verzamelen, verifiëren en rapporteren van gegevens.

(19)Om te zorgen voor een betere, snellere en meer uniforme uitvoering van deze richtlijn en te anticiperen op zwakke punten in de uitvoering, zou een systeem voor vroegtijdige waarschuwing moeten worden ingevoerd, zodat tekortkomingen aan het licht komen en vóór de termijnen voor het bereiken van de doelen maatregelen kunnen worden genomen.

(20)Naleving van de verplichting tot het opzetten van systemen voor de gescheiden inzameling van papier, metaal, plastic en glas is essentieel om de mate van voorbereiding voor hergebruik en recycling in de lidstaten te verhogen. Daarnaast moet bioafval gescheiden worden ingezameld om bij te dragen tot hogere percentages van voorbereiding voor hergebruik en van recycling en de preventie van verontreiniging van droog recycleerbaar materiaal.

(21)Een behoorlijk beheer van gevaarlijke afvalstoffen is nog steeds een probleem in de Unie en er ontbreken gegevens over de verwerking. Daarom moeten registratie- en traceerbaarheidsmechanismen worden versterkt door in de lidstaten elektronische registers voor gevaarlijke afvalstoffen op te zetten. Elektronische gegevensverzameling moet waar nodig worden uitgebreid tot andere afvalstromen om de registratie voor bedrijven en overheden te vereenvoudigen en het toezicht op de afvalstromen in de Unie te verbeteren.

(22)Deze richtlijn stelt langetermijndoelstellingen voor het afvalbeheer van de Unie vast en geeft de economische actoren en de lidstaten een duidelijke richting voor de investeringen die nodig zijn om die doelstellingen te verwezenlijken. Bij het ontwikkelen van hun nationale strategieën voor afvalbeheer en het plannen van investeringen in de infrastructuur voor afvalbeheer moeten de lidstaten terdege gebruikmaken van de Europese structuur- en investeringsfondsen door de voorbereiding voor hergebruik en de recycling te bevorderen in overeenstemming met de afvalhiërarchie.

(23)Bepaalde grondstoffen zijn van groot belang voor de economie van de Unie en de aanvoer ervan gaat gepaard met een hoog risico. Om te zorgen voor continuïteit in het aanbod van die grondstoffen en in overeenstemming met het grondstoffeninitiatief en de doelstellingen en streefdoelen van het Europese Innovatiepartnerschap inzake grondstoffen, moeten de lidstaten maatregelen nemen om te komen tot een optimaal afvalbeheer dat aanzienlijke hoeveelheden van die grondstoffen bevat, waarbij rekening wordt gehouden met de economische en technologische haalbaarheid en milieuvoordelen. De Commissie heeft een lijst van kritieke grondstoffen voor de EU opgesteld 18 . Deze lijst wordt regelmatig door de Commissie geëvalueerd.

(24)Om een doeltreffende uitvoering van het grondstoffeninitiatief verder te ondersteunen, moeten de lidstaten ook het hergebruik bevorderen van producten die de belangrijkste bronnen van grondstoffen vormen. Zij moeten tevens in hun afvalbeheerplannen nationale maatregelen opnemen voor de inzameling en nuttige toepassing van afval dat aanzienlijke hoeveelheden van deze grondstoffen bevat. De maatregelen moeten worden opgenomen in de afvalbeheerplannen wanneer deze voor de eerste keer na de inwerkingtreding van deze richtlijn worden geactualiseerd. De Commissie zal informatie verstrekken over de desbetreffende productgroepen en afvalstromen op EUniveau. Deze bepaling belet de lidstaten niet maatregelen te nemen voor andere grondstoffen die zij als belangrijk voor hun nationale economie beschouwen.

(25)Zwerfafval heeft rechtstreekse negatieve gevolgen voor het milieu en het welzijn van de burgers en de hoge saneringskosten leveren een onnodige economische lastenverzwaring voor de maatschappij op. Het opnemen van specifieke maatregelen in afvalbeheerplannen en krachtige handhaving door de bevoegde instanties moeten helpen dit probleem op te lossen.

(26)Om de regelgevingsdruk op kleine inrichtingen of ondernemingen te verlichten, moeten de registratievereisten voor kleine inrichtingen of ondernemingen die kleine hoeveelheden niet-gevaarlijke afvalstoffen inzamelen of vervoeren worden vereenvoudigd. De drempel voor hoeveelheden van dergelijke afvalstoffen moeten mogelijk door de Commissie worden aangepast.

(27)De uitvoeringsverslagen die de lidstaten om de drie jaar opstellen, zijn geen doeltreffend instrument gebleken voor het toezicht op de naleving en het waarborgen van een goede uitvoering, maar leverden wel onnodige administratieve lasten op. Daarom is het passend bepalingen in te trekken die de lidstaten ertoe verplichten om dergelijke verslagen op te stellen. In plaats daarvan moet de monitoring van de naleving uitsluitend worden gebaseerd op de statistische gegevens die de lidstaten elk jaar bij de Commissie rapporteren.

(28)Door de lidstaten gerapporteerde statistische gegevens zijn noodzakelijk voor de Commissie om de naleving van de wetgeving inzake afval te kunnen beoordelen. De kwaliteit, de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van de statistieken moeten worden verbeterd door de invoering van één toegangspunt voor alle gegevens over afval, het schrappen van achterhaalde verslagleggingsvereisten, de benchmarking van nationale verslagleggingsmethoden en de invoering van een verslag over de gegevenskwaliteitscontrole. Bij de verslaglegging over de verwezenlijking van de doelstellingen van de wetgeving inzake afval moeten de lidstaten gebruikmaken van de recentste methodologie die is ontwikkeld door de Commissie en de nationale bureaus voor de statistiek van de lidstaten.

(29)Met het oog op de aanvulling of wijziging van Richtlijn 2008/98/EG moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag worden gedelegeerd aan de Commissie ten aanzien van artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 1, artikel 11 bis, leden 2 en 6, artikel 26, artikel 27, leden 1 en 4, en artikel 38, leden 1, 2 en 3. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(30)Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van Richtlijn 2008/98/EG te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met artikel 9, leden 4 en 5, artikel 33, lid 2, artikel 35, lid 5, en artikel 37, lid 6. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 19 .

(31)Richtlijn 2008/98/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(32)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken 20 , hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord,

(33)Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van het afvalbeheer in de Unie en aldus bijdragen aan de bescherming, het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, de gezondheid van de oceanen en de veiligheid van visserijproducten door zwerfvuil op zee tegen te gaan, en het behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen in de gehele Unie, niet voldoende kan worden verwezenlijkt door de lidstaten, maar vanwege de omvang of de gevolgen beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Europese Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Richtlijn 2008/98/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) aan artikel 2, lid 2, wordt het volgende punt e) toegevoegd:

"e) voedermiddelen als omschreven in artikel 3, lid 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad (*).

(*)    Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1).";

2) Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) het volgende punt 1 bis wordt ingevoegd:

"1 bis "stedelijk afval":

a)gemengd afval en gescheiden ingezameld afval van huishoudens, met inbegrip van:

papier en karton, glas, metaal, plastic, bioafval, hout, textiel, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, afgedankte batterijen en accu’s;

grofvuil, met inbegrip van witgoed, matrassen, meubels;

tuinafval, met inbegrip van bladeren, gemaaid gras;

b)gemengd afval en gescheiden ingezameld afval uit andere bronnen dat in aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is met huishoudelijk afval.

c)afval van het schoonmaken van markten en afval van reinigingsdiensten, met inbegrip van straatvuil, de inhoud van vuilnisbakken en afval van park- en tuinonderhoud.

Stedelijk afval omvat niet afval van het riolerings- en zuiveringsstelsel, met inbegrip van zuiveringsslib en bouw- en sloopafval;";

b) het volgende punt 2 bis wordt ingevoegd:

"2 bis "niet-gevaarlijke afvalstof": een afvalstof die geen van de in bijlage III genoemde gevaarlijke eigenschappen bezit;";

c) punt 4 wordt vervangen door:

"4. "bioafval": biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, restaurants, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie en ander afval met vergelijkbare biologische afbreekbaarheid dat in aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar is;

d) het volgende punt 4 bis wordt ingevoegd:

"4 bis "bouw- en sloopafval": afvalstoffen die vallen onder de afvalcategorieën bouw- en sloopafval als bedoeld in de krachtens artikel 7 vastgestelde lijst van afvalstoffen;";

e) punt 16 wordt vervangen door:

"16. "voorbereiding voor hergebruik": elke terugwinningshandeling bestaande uit controleren, schoonmaken of repareren, waarbij producten of componenten van producten die zijn ingezameld door een erkende exploitant van installaties voor voorbereiding voor hergebruik of statiegeldregeling worden voorbereid zodat zij kunnen worden hergebruikt zonder dat verdere voorbehandeling nodig is;";

f) de volgende punten 17 bis en 17 ter worden ingevoegd:

"17 bis "eindproces van recycling": het proces dat begint wanneer geen verdere mechanische sortering nodig is en afvalmaterialen in een productieproces worden ingebracht en effectief opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen;

17 ter "opvulling": terugwinningshandeling waarbij geschikt afval wordt gebruikt voor het herstel van afgegraven terreinen of voor civieltechnische toepassingen bij de landschapsaanleg of de bouw in plaats van andere niet-afvalmaterialen die anders voor dat doel waren gebruikt;";

3) Aan artikel 4 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

"3. De lidstaten maken gebruik van passende economische instrumenten om prikkels te bieden voor de toepassing van de afvalstoffenhiërarchie.

De lidstaten brengen uiterlijk op [datum achttien maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn invullen] de Commissie verslag uit over de specifieke instrumenten die overeenkomstig dit lid zijn opgezet.

4) Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:

"1. De lidstaten zorgen ervoor dat een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, wordt beschouwd als een bijproduct en niet als een afvalstof indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:";

b) lid 2 wordt vervangen door:

"2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van gedetailleerde criteria betreffende de toepassing van de in lid 1 vastgelegde voorwaarden op specifieke stoffen of voorwerpen.";

c) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

"3. De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (*) in kennis van uit hoofde van lid 1 vastgestelde technische voorschriften, voor zover die richtlijn zulks voorschrijft.

(*) PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1.";

5) Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) de inleidende zin en punt a) worden vervangen door:

"1. De lidstaten zorgen ervoor dat afval dat een behandeling voor nuttige toepassing heeft ondergaan niet langer als afval wordt beschouwd indien het aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) de stof of het voorwerp kan worden gebruikt voor specifieke doelen;";

ii) de tweede alinea wordt geschrapt;

b) de leden 2, 3 en 4 worden vervangen door:

"2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van gedetailleerde criteria betreffende de toepassing van de in lid 1 vastgestelde voorwaarden op bepaalde afvalstoffen. Die gedetailleerde criteria omvatten, indien nodig, grenswaarden voor verontreinigende stoffen, en houden rekening met eventuele nadelige milieugevolgen van de stof of het voorwerp.

3. Afval dat overeenkomstig lid 1 niet langer als afvalstof wordt beschouwd, mag worden beschouwd als voorbereid voor hergebruik, gerecycleerd of nuttig toegepast bij de berekening van de mate van verwezenlijking van de doelstellingen die zijn vastgelegd in respectievelijk deze richtlijn en de Richtlijnen 94/62/EG, 2000/53/EG, 2006/66/EG en 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad (*), indien het overeenkomstig die richtlijnen voorbereiding voor hergebruik, recycling of behandeling voor nuttige toepassing heeft ondergaan.

4. De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad in kennis van de uit hoofde van lid 1 vastgestelde technische voorschriften, voor zover die richtlijn zulks voorschrijft.

(*) Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).";

6) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt de eerste zin vervangen door:

"1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de lijst van afvalstoffen.";

b) lid 5 wordt geschrapt;

7) Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a) aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Die maatregelen kunnen ook bestaan in het opzetten van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid waarin de specifieke operationele en financiële verplichtingen voor producenten van producten zijn gedefinieerd.";

b) de tweede zin van lid 2 wordt vervangen door:

"Dergelijke maatregelen kunnen onder meer aanmoedigen tot het ontwikkelen, vervaardigen en in de handel brengen van producten die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, technisch duurzaam zijn en, zodra afval geworden, geschikt zijn voor voorbereiding voor hergebruik en voor recycling om een juiste toepassing van de afvalhiërarchie te faciliteren. Bij de maatregelen moet rekening worden gehouden met de effecten van producten gedurende hun volledige levenscyclus.";

c) het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

"5. De Commissie organiseert een informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de actoren die betrokken zijn bij de regelingen voor producentenverantwoordelijkheid over de praktische uitvoering van de vereisten van artikel 8 bis en over de beste praktijken om te zorgen voor adequaat bestuur en grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Dit omvat onder andere de uitwisseling van informatie over organisatorische aspecten en de monitoring van organisaties voor producentenverantwoordelijkheid, de selectie van afvalbeheerders en de preventie van zwerfafval. De Commissie publiceert de resultaten van de informatie-uitwisseling.";

8) Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 8 bis

Algemene vereisten voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig artikel 8, lid 1, vastgestelde regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid:

duidelijk de taken en verantwoordelijkheden omschrijven van de producenten van producten die goederen in de Unie in de handel brengen, de organisaties die namens hen uitgebreide producentenverantwoordelijkheid toepassen, de private of publieke afvalverwerkers, de plaatselijke instanties en, waar van toepassing, de erkende exploitanten van installaties voor voorbereiding voor hergebruik;

meetbare doelstellingen voor afvalbeheer vaststellen in overeenstemming met de afvalhiërarchie, met als doel ten minste de kwantitatieve doelstellingen te bereiken die relevant zijn voor de regeling zoals vastgelegd in deze richtlijn en de Richtlijnen 94/62/EG, 2000/53/EG, 2006/66/EG en 2012/19/EU;

een verslagleggingssysteem opzetten om gegevens te verzamelen over de producten die de producenten in de Unie in de handel brengen en waarop uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van toepassing is. Zodra deze producten afval worden, zorgt het verslagleggingssysteem ervoor dat gegevens worden verzameld over de inzameling en verwerking van dat afval, waar van toepassing met vermelding van de materiaalstromen;

zorgen voor gelijke behandeling en non-discriminatie tussen producenten van producten en ten opzichte van kleine en middelgrote ondernemingen.

2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de afvalstoffenhouders op wie de overeenkomstig artikel 8, lid 1, vastgestelde regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid betrekking hebben, worden geïnformeerd over de beschikbare afvalinzamelingssystemen en de preventie van zwerfafval. De lidstaten nemen tevens maatregelen om prikkels voor de afvalhouders te creëren om deel te nemen aan de bestaande systemen voor gescheiden inzameling, met name economische prikkels of regelgeving, waar passend.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat elke organisatie die is opgezet om namens een producent van producten de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid uit te voeren:

a) een duidelijk omschreven geografisch gebied, product en materiaal bestrijkt;

b) over de nodige operationele en financiële middelen beschikt om aan haar verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te voldoen;

c) voorziet in een adequaat mechanisme voor zelfbeheer, ondersteund door regelmatige onafhankelijke controles voor de beoordeling van:

het financiële beheer van de organisatie, waaronder de naleving van de vereisten van lid 4, onder a) en b);

de kwaliteit van de gegevens die zijn verzameld en gerapporteerd overeenkomstig artikel 1, derde streepje, en de vereisten van Verordening (EU) nr. 1013/2006.

d) informatie openbaar beschikbaar maakt over:

de eigenaars en de leden;

de financiële bijdragen van de producenten;

de selectieprocedure voor afvalbeheerders.

4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de financiële bijdragen die de producent betaalt om aan zijn verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te voldoen:

a) alle kosten van afvalbeheer dekken voor de producten die hij in de Unie in de handel brengt, met inbegrip van:

de kosten van de gescheiden inzameling, sortering en verwerking die nodig zijn om te voldoen aan de doelstellingen voor afvalbeheer als bedoeld in lid 1, tweede streepje, rekening houdend met de inkomsten uit het hergebruik of de verkoop van secundaire grondstoffen van hun producten;

de kosten van het verstrekken van passende informatie aan afvalstoffenhouders overeenkomstig lid 2;

de kosten van het verzamelen en rapporteren van gegevens overeenkomstig lid 1, derde streepje.

b) worden gedifferentieerd op basis van de werkelijke kosten aan het einde van de levensduur van afzonderlijke afgedankte producten of groepen van soortgelijke producten, met name door rekening te houden met herbruikbaarheid en recycleerbaarheid;

c) zijn gebaseerd op de geoptimaliseerde kosten van de geleverde diensten in gevallen waarin publieke afvalbeheerders verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van operationele taken uit hoofde van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

5. De lidstaten stellen een passend kader vast voor de monitoring en handhaving om te waarborgen dat de producenten van producten aan hun verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voldoen, dat de financiële middelen correct worden gebruikt en dat alle actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van de regeling betrouwbare gegevens rapporteren.

Indien in een lidstaat meerdere organisaties de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid namens de producenten uitvoeren, stelt de lidstaat een onafhankelijke instantie in die toezicht houdt op de uitvoering van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

6. De lidstaten creëren een platform voor een regelmatige dialoog tussen de belanghebbenden die betrokken zijn bij de uitvoering van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waaronder private of publieke afvalverwerkers, lokale instanties en, waar van toepassing, erkende exploitanten van installaties voor voorbereiding voor hergebruik."

7. De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die vóór [achttien maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] zijn vastgesteld, binnen vierentwintig maanden na die datum aan de bepalingen van dit artikel voldoen.";

9) Artikel 9 wordt vervangen door:

"Artikel 9

Afvalpreventie

1. De lidstaten nemen maatregelen om afvalproductie te voorkomen. Deze maatregelen:

moedigen het gebruik van producten aan die hulpbronnenefficiënt, duurzaam, herstelbaar en recycleerbaar zijn;

brengen de producten in kaart die de voornaamste bronnen zijn van grondstoffen die belangrijk zijn voor de economie van de Unie en waarvan de levering gepaard gaat met een hoog risico en richten zich op deze producten, teneinde te voorkomen dat die materialen afval worden;

moedigen de invoering van systemen aan die activiteiten op het gebied van voorbereiding voor hergebruik stimuleren, met name voor elektrische en elektronische apparatuur, textiel en meubelen;

verminderen de afvalproductie in processen in verband met de industriële productie, de winning van mineralen en bouw- en sloopwerkzaamheden, rekening houdend met de beste beschikbare technieken;

verminderen de productie van levensmiddelenafval in de primaire productie, de verwerkende industrie, de detailhandel en de overige distributie van levensmiddelen, in restaurants, in de catering en in huishoudens.

2. De lidstaten bewaken en evalueren de uitvoering van de afvalpreventiemaatregelen. Daartoe maken zij gebruik van passende kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren en doelstellingen, met name voor de hoeveelheid stedelijk afval per hoofd van de bevolking die wordt verwijderd of energieterugwinning ondergaat.

3. De lidstaten bewaken en evalueren de uitvoering van hun maatregelen ter preventie van levensmiddelenafval door het levensmiddelenafval te meten aan de hand van methoden die zijn vastgesteld in overeenstemming met lid 4.

4. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen teneinde indicatoren vast te stellen om de algehele voortgang met de uitvoering van de afvalpreventiemaatregelen te meten. Met het oog op een uniforme meting van de niveaus van levensmiddelenafval stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast ter vaststelling van een gemeenschappelijke methodologie, met inbegrip van minimale kwaliteitseisen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

5. Elk jaar publiceert het Europees Milieuagentschap een verslag over de ontwikkelingen op het gebied van de preventie van afvalproductie voor elke lidstaat en voor de gehele Unie, waarin onder andere wordt ingegaan op de ontkoppeling van de afvalproductie van de economische groei en op de overgang naar een circulaire economie.";

10) Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 worden de eerste en de tweede alinea vervangen door:

"1.    De lidstaten nemen passende maatregelen ter bevordering van activiteiten op het gebied van voorbereiding voor hergebruik, met name door het aanmoedigen van het opzetten en ondersteunen van hergebruiks- en reparatienetwerken, het vergemakkelijken van de toegang van deze netwerken tot afvalinzamelpunten en het stimuleren van de toepassing van economische instrumenten, aanbestedingscriteria, kwantitatieve doelstellingen of andere maatregelen.

De lidstaten nemen maatregelen om recycling van hoge kwaliteit te bevorderen en voeren hiertoe gescheiden afvalinzameling in waar dat technisch, milieuhygiënisch en economisch haalbaar is en geschikt om aan de noodzakelijke kwaliteitsnormen voor de desbetreffende recyclingsectoren te voldoen en de in lid 2 beschreven doelstellingen te behalen.";

b) in lid 1 wordt de volgende alinea ingevoegd:

"De lidstaten nemen maatregelen ter bevordering van sorteersystemen voor bouw- en sloopafval en voor ten minste het volgende: hout, granulaten, metaal, glas, en pleister.";

c) in lid 2 wordt punt b) vervangen door:

"b) tegen 2020 wordt de voorbereiding voor hergebruik, recycling en opvulactiviteiten van niet-gevaarlijk bouw- en sloopafval met uitzondering van in de natuur voorkomende materialen zoals omschreven in categorie 17 05 04 van de lijst van afvalstoffen, verhoogd tot een minimum van 70 gewichtsprocent;";

d) aan lid 2 worden de volgende punten c) en d) toegevoegd:

"c) tegen 2025 wordt de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval verhoogd tot minimaal 60 gewichtsprocent;

d) tegen 2030 wordt de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval verhoogd tot minimaal 65 gewichtsprocent.";

e) de leden 3 en 4 worden vervangen door:

"3. Estland, Griekenland, Kroatië, Letland, Malta, Roemenië en Slowakije kunnen vijf jaar extra krijgen voor de verwezenlijking van de in lid 2, onder c) en d) bedoelde doelstellingen. De lidstaat stelt de Commissie uiterlijk 24 maanden vóór het verstrijken van de desbetreffende termijnen die zijn vastgelegd in lid 2, onder c) en d), in kennis van zijn voornemen om van deze bepaling gebruik te maken. In het geval van een verlenging neemt de lidstaat de nodige maatregelen om de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval tegen respectievelijk 2025 en 2030 te verhogen tot minimaal 50 en 60 gewichtsprocent.

De kennisgeving gaat vergezeld van een uitvoeringsplan met de maatregelen die nodig zijn om te zorgen voor naleving van de doelstellingen vóór het verstrijken van de nieuwe termijn. Het plan omvat tevens een gedetailleerd tijdschema voor de uitvoering van de voorgestelde maatregelen en een beoordeling van de te verwachten effecten.

4. Uiterlijk 31 december 2024 beziet de Commissie de in lid 2, onder d), vastgelegde doelstelling opnieuw om deze zo nodig te verhogen en de vaststelling van doelen voor andere afvalstromen te overwegen. Hiertoe wordt een verslag van de Commissie, dat indien nodig vergezeld gaat van een voorstel, aan het Europees Parlement en de Raad gezonden.";

f) lid 5 wordt geschrapt.

11) het volgende artikel 11 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 11 bis

Voorschriften inzake de berekening van de mate van verwezenlijking van de in artikel 11 vastgelegde doelstellingen

"1. Bij het berekenen of de in artikel 11, lid 2, onder c) en d), en artikel 11, lid 3, bedoelde doelstellingen zijn bereikt:

a) wordt onder het gewicht van gerecycleerd stedelijk afval verstaan: het gewicht van het afval dat is ingebracht in het eindproces van recycling;

b) wordt onder het gewicht van stedelijk afval dat wordt voorbereid voor hergebruik verstaan: het gewicht van stedelijk afval dat nuttig is toegepast of is ingezameld door een erkende exploitant van een installatie voor voorbereiding voor hergebruik en de nodige controles, schoonmaak en reparaties heeft ondergaan om zonder verdere sortering of voorbehandeling te kunnen worden hergebruikt;

c) de lidstaten kunnen producten en componenten meerekenen die zijn voorbereid voor hergebruik door erkende exploitanten van installaties voor hergebruik of erkende statiegeldregelingen. Om het aangepaste percentage stedelijk afval dat wordt voorbereid voor hergebruik en wordt gerecycleerd te berekenen, maken de lidstaten, rekening houdend met het gewicht van de voor hergebruik voorbereide producten en componenten, gebruik van geverifieerde gegevens van de exploitanten en passen zij de in bijlage VI opgenomen formule toe.

2. Om geharmoniseerde voorwaarden voor de toepassing van lid 1, onder b) en c), en van bijlage VI te waarborgen, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van kwalitatieve en operationele minimumvereisten voor de bepaling van erkende exploitanten van installaties voor voorbereiding voor hergebruik en erkende statiegeldregelingen, met inbegrip van specifieke voorschriften voor het verzamelen, verifiëren en rapporteren van gegevens.

3. In afwijking van lid 1 mag het gewicht van de output van de sortering worden vermeld als het gewicht van het gerecycleerde stedelijk afval, op voorwaarde dat:

a) dergelijke output wordt ingebracht in een eindproces van recycling;

b) het gewicht van materialen of stoffen die geen eindproces van recycling ondergaan en die worden verwijderd of energieterugwinning ondergaan, onder 10 % blijft van het totale gewicht dat wordt vermeld als gerecycleerd.

4. De lidstaten zetten een doeltreffend systeem op voor de kwaliteitscontrole en traceerbaarheid van stedelijk afval om te waarborgen dat aan de voorwaarden van lid 3, onder a) en b) wordt voldaan. Het systeem kan bestaan uit elektronische registers die zijn opgezet krachtens artikel 35, lid 4, technische specificaties voor de kwaliteitseisen voor gesorteerd afval of een gelijkwaardige maatregel om de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de verzamelde gegevens over gerecycleerd afval te verzekeren.

5. Bij het berekenen of de in artikel 11, lid 2, onder c) en d), en artikel 11, lid 3, bedoelde doelstellingen zijn bereikt, kunnen de lidstaten rekening houden met de recycling van metalen die plaatsvindt in samenhang met de verbranding in verhouding tot het aandeel stedelijk afval dat wordt verbrand, mits de gerecycleerde metalen voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen.

6. Om geharmoniseerde voorwaarden voor de toepassing van lid 5 te waarborgen, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van een gemeenschappelijke methodologie voor de berekening van het gewicht van de metalen die zijn gerecycleerd in samenhang met verbranding, met inbegrip van de kwaliteitscriteria voor de gerecycleerde metalen.

7. Afval dat naar een andere lidstaat wordt gezonden met het oog op voorbereiding voor hergebruik, recycling of opvulling in die andere lidstaat, mag alleen worden meegerekend voor de mate van verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 11, leden 2 en 3, door de lidstaat waar dat afval werd ingezameld.

8. Afval dat voor voorbereiding voor hergebruik of voor recycling uit de Unie wordt uitgevoerd, wordt alleen meegerekend voor de mate waarin de lidstaat waarin het is verzameld de doelstellingen van artikel 11, leden 2 en 3, verwezenlijkt indien is voldaan aan de voorwaarden van lid 4 en de exporteur, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1013/2006, kan aantonen dat de overbrenging van afvalstoffen voldoet aan de vereisten van die verordening en dat de verwerking van afval buiten de Unie plaatsvond onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de vereisten van de desbetreffende milieuwetgeving van de Unie.";

12) het volgende artikel 11 ter wordt ingevoegd:

"Artikel 11 ter

Verslag vroegtijdige waarschuwing

1. De Commissie stelt in samenwerking met het Europees Milieuagentschap uiterlijk drie jaar vóór elk van de in artikel 11, lid 2, onder c) en d), en artikel 11, lid 3, vastgestelde termijnen verslagen op over de voortgang in de richting van de in die bepalingen vastgelegde doelstellingen.

2. De in lid 1 bedoelde verslagen omvatten het volgende:

a) een raming van de mate van verwezenlijking van de doelstellingen door elke lidstaat;

b) een lijst van lidstaten die het risico lopen de doelstellingen niet binnen de desbetreffende termijnen te verwezenlijken, met passende aanbevelingen voor de betrokken lidstaten.";

13) Artikel 22 wordt vervangen door:

"De lidstaten moeten zorgen voor de gescheiden inzameling van bioafval waar dat technisch, milieuhygiënisch en economisch haalbaar is en geschikt om ervoor te zorgen dat aan de desbetreffende kwaliteitsnormen voor compost wordt voldaan en om de in artikel 11, lid 2, onder a), c) en d) en artikel 11, lid 3, beschreven doelstellingen te behalen.

De lidstaten nemen passende maatregelen en bevorderen overeenkomstig de artikelen 4 en 13, het volgende:

a) recycling, met inbegrip van het composteren en vergisten van bioafval;

b) de verwerking van bioafval op een wijze die een hoge mate van milieubescherming biedt;

c) het gebruik van met bioafval geproduceerd milieuveilig materiaal.

14) de volgende alinea's worden aan artikel 26 toegevoegd:

"De lidstaten kunnen de bevoegde instanties vrijstellen van het bijhouden van een register van inrichtingen of ondernemingen die jaarlijks niet meer dan 20 ton niet-gevaarlijke afvalstoffen inzamelen of vervoeren.

De Commissie kan overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vaststellen tot nadere bepaling van de drempels voor niet-gevaarlijke afvalstoffen.";

15) Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

"1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van technische minimumnormen voor verwerkingsactiviteiten waarvoor uit hoofde van artikel 23 een vergunning vereist is indien er bewijs is dat  dergelijke minimumnormen een voordeel ten aanzien van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu zouden opleveren.";

b) lid 4 wordt vervangen door:

"4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de minimumnormen voor activiteiten waarvoor uit hoofde van artikel 26, onder a) en b), registratie vereist is indien er bewijs is dat dergelijke minimumnormen een voordeel ten aanzien van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu of wat betreft het voorkomen van verstoring van de interne markt zouden opleveren.";

16) Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)punt b) wordt vervangen door:

"b) bestaande regelingen voor afvalinzameling en grote verwijderings- en terugwinningsinstallaties inclusief speciale regelingen voor afvaloliën, gevaarlijke afvalstoffen, afvalstoffen die aanzienlijke hoeveelheden grondstoffen bevatten die belangrijk zijn voor de economie van de Unie en waarvan de levering gepaard gaat met een hoog risico, of afvalstromen waarvoor specifieke EU-wetgeving bestaat;";

ii) het volgende punt f) wordt toegevoegd:

"f) maatregelen ter bestrijding van alle vormen van zwerfafvalproductie en voor het opruimen van alle soorten zwerfafval.";

b) lid 5 wordt vervangen door:

"5. De afvalbeheerplannen zijn in overeenstemming met de eisen inzake afvalbeheerplanning van artikel 14 van Richtlijn 94/62/EG, de doelstellingen van artikel 11, leden 2 en 3, van deze richtlijn en de vereisten van artikel 5 van Richtlijn 1999/31/EG.";

17) Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid  1 wordt de eerste zin vervangen door:

"1. De lidstaten zetten afvalpreventieprogramma's op waarin afvalpreventiemaatregelen overeenkomstig de artikelen 1, 4 en 9 worden beschreven.";

b) de leden 3 en 4 worden geschrapt;

18) Artikel 33, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast teneinde de vorm te bepalen van de kennisgeving over de vaststelling en belangrijke wijzigingen van die plannen en programma’s. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.";

19) Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

"1. De in artikel 23, lid 1, bedoelde inrichtingen of ondernemingen, de producenten van gevaarlijke afvalstoffen en de inrichtingen en ondernemingen die beroepsmatig gevaarlijke afvalstoffen inzamelen of vervoeren of optreden als handelaar of makelaar in gevaarlijke afvalstoffen, houden een chronologisch register bij van de hoeveelheid, aard, oorsprong en, voor zover van toepassing, bestemming, inzamelingsfrequentie, wijze van vervoer en geplande methode van verwerking van die afvalstoffen. Zij stellen deze gegevens ter beschikking van de bevoegde instanties via de krachtens lid 4 op te zetten elektronische registers.";

b) de volgende leden 4 en 5 worden toegevoegd:

"4. De lidstaten zetten een elektronisch register of gecoördineerde registers op om de gegevens over de in lid 1 bedoelde gevaarlijke afvalstoffen te registreren, die het gehele geografische grondgebied van de betrokken lidstaat bestrijken. De lidstaten kunnen dergelijke registers voor andere afvalstromen opzetten, met name die afvalstromen waarvoor doelstellingen in de wetgeving van de Unie zijn vastgesteld. De lidstaten maken gebruik van de gegevens over afval die worden gerapporteerd door de industriële exploitanten in het Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad (*).

5. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen teneinde minimumvoorwaarden voor de exploitatie van dergelijke registers vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

(*) Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1).

20) Artikel 36, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om het achterlaten, dumpen en ongecontroleerd beheren van afvalstoffen, met inbegrip van zwerfafval, te verbieden.";

21) Artikel 37 wordt vervangen door:

"Artikel 37

Verslaglegging

1. De lidstaten rapporteren de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder a) tot en met d), en artikel 11, lid 3, voor elk kalenderjaar aan de Commissie. Zij rapporteren deze gegevens via elektronische weg binnen 18 maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor de gegevens zijn verzameld. De gegevens worden gerapporteerd in de vorm die door de Commissie in overeenstemming met lid 6 is vastgesteld. De eerste rapportage bestrijkt de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020.

2. De lidstaten rapporteren de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 9, lid 4, om de twee jaar aan de Commissie. Zij rapporteren deze gegevens via elektronische weg binnen 18 maanden na afloop van de verslagperiode waarvoor de gegevens zijn verzameld. De gegevens worden gerapporteerd in de vorm die door de Commissie in overeenstemming met lid 6 is vastgesteld. De eerste rapportage bestrijkt de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021.

3. Met het oog op de verificatie van de naleving van artikel 11, lid 2, onder b), wordt de hoeveelheid afval die is gebruikt voor opvulactiviteiten apart gerapporteerd van de hoeveelheid afval die is voorbereid voor hergebruik of gerecycleerd. De opwerking van afval tot materialen die bestemd zijn om voor opvulactiviteiten te worden gebruikt, wordt als opvulling gerapporteerd.

4. De door de lidstaat overeenkomstig dit artikel gerapporteerde gegevens gaan vergezeld van een kwaliteitscontroleverslag en een verslag over de maatregelen die krachtens artikel 11 bis, lid 4, zijn genomen.

5. De Commissie evalueert de overeenkomstig dit artikel gerapporteerde gegevens en publiceert een verslag over de resultaten van de evaluatie. Het verslag bevat een beoordeling van de organisatie van de gegevensverzameling, de bronnen van de gegevens en de in de lidstaten gebruikte methodologie alsmede van de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van de gegevens. De beoordeling kan specifieke aanbevelingen voor verbetering bevatten. Het verslag wordt om de drie jaar opgesteld.

6. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van de vorm voor het rapporteren van gegevens overeenkomstig de leden 1 en 2 en voor de rapportage van opvulactiviteiten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.";

22) Artikel 38 wordt vervangen door:

"1. De Commissie kan richtsnoeren opstellen voor de interpretatie van de definities van nuttige toepassing en verwijdering.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de wijze waarop de in bijlage II, R1, bedoelde formule voor verbrandingsinstallaties moet worden toegepast. Er kan rekening worden gehouden met plaatselijke weersomstandigheden, zoals de koudegraad en de behoefte aan verwarming, voor zover deze de hoeveelheid energie beïnvloeden die in technische zin in de vorm van elektriciteit, verwarming, koeling of stoomproductie kan worden verbruikt of geproduceerd. De plaatselijke omstandigheden van de ultraperifere gebieden, zoals onderkend in artikel 349, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en van de gebieden die in artikel 25 van de Toetredingsakte van 1985 zijn vermeld, kunnen ook in aanmerking worden genomen.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van de bijlagen I tot en met V aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VI.";

23) het volgende artikel 38 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 38 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De bevoegdheden om de in artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 1, artikel 11 bis, leden 2 en 6, artikel 26, artikel 27, leden 1 en 4, en artikel 38, leden 1, 2 en 3, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, worden aan de Commissie verleend voor een onbepaalde periode met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze richtlijn invullen].

3. De in artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 1, artikel 11 bis, leden 2 en 6, artikel 26, artikel 27, leden 1 en 4, artikel 38, leden 1, 2 en 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere daarin genoemde datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een krachtens artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 7, lid 1, artikel 11 bis, leden 2 en 6, artikel 26, artikel 27, leden 1 en 4, artikel 38, leden 1, 2 en 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn de Commissie heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.";

24) Artikel 39 wordt vervangen door:

"Artikel 39

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).";

25) Bijlage VI wordt toegevoegd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Omzetting

1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [datum invullen: achttien maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

(1) Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(2) Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).
(3) Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1).
(4) Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB 269 van 21.10.2000, blz. 34).
(5) Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1).
(6) Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).
(7) COM(2011571.
(8) Besluit nr. 1386/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake een nieuw algemeen milieuactieprogramma voor de Europese Unie voor de periode tot en met 2020 "Goed leven, binnen de grenzen van onze planeet" (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 171).
(9) In de afvalhiërarchie komt preventie eerst, gevolgd door hergebruik, dan recycling, energieterugwinning en afvalverwijdering (waaronder storten en verbranding zonder energieterugwinning).
(10) COM(2008699 en COM(2014297.
(11) COM(2014397.
(12) PB C , , blz. .
(13) PB C , , blz. .
(14) Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(15) Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1).
(16) Industriële activiteiten vallen onder de BBT-referentiedocumenten (BREF's genoemd), die worden opgesteld krachtens Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17) en gegevens bevatten over de preventie van hulpbronnengebruik en afvalproductie, hergebruik, recycling en nuttige toepassing. De huidige herziening van de BREF’s en de goedkeuring van BBT-conclusies door de Commissie zal het effect van deze BREF's op industriële praktijken versterken, wat zal leiden tot verdere verhogingen van de hulpbronnenefficiëntie en meer recycling en nuttige toepassing van afval.
(17) COM(2008) 699 en COM(2014) 297.
(18) COM(2014) 297.
(19) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(20) PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

Brussel, 2.12.2015

COM(2015) 595 final

BIJLAGE

bij het

voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad

tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen

{SWD(2015) 259 final}
{SWD(2015) 260 final}


BIJLAGE VI

Berekeningsmethode voor de voorbereiding voor hergebruik van producten en componenten voor de toepassing van artikel 11, lid 2, onder c) en d), en artikel 11, lid 3

Voor het berekenen van het aangepaste percentage van recycling en voorbereiding op hergebruik overeenkomstig artikel 11, lid 2, onder c) en d), en artikel 11, lid 3, gebruiken de lidstaten de volgende formule:

E: aangepast percentage van recycling en hergebruik in een bepaald jaar;

A: gewicht van het in een bepaald jaar gerecycleerd of voor hergebruik voorbereid stedelijk afval;

R: gewicht van de in een bepaald jaar voor hergebruik voorbereide producten en componenten;

P: gewicht van het in een bepaald jaar geproduceerd stedelijk afval.