52015DC0081

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Het Protocol van Parijs – Een blauwdruk om de wereldwijde klimaatverandering na 2020 tegen te gaan /* COM/2015/081 final */


Inhoudsopgave

1............ Samenvatting. 3

2............ Het Protocol van Parijs. 5

3............ Waarborgen van ambitieuze reducties van broeikasgasemissies. 7

3.1......... De EU-streefwaarde voor 2030 en de voorgenomen nationaal vastgestelde bijdrage. 7

3.2......... De wereldwijde inspanningen verdelen. 7

4............ Zorgen voor dynamiek via regelmatige herziening van de streefwaarden. 8

5............ Meer transparantie en verantwoordingsplicht 9

6............ Streven naar klimaatbestendigheid door middel van aanpassing. 10

7............ Bevorderen van uitvoering en samenwerking. 10

7.1......... Mobiliseren van publieke en private financiering van klimaatmaatregelen. 10

7.2......... Meer internationale samenwerking. 12

7.3......... Ondersteuning van de ontwikkeling en invoering van klimaattechnologieën. 12

7.4......... Capaciteitsopbouw.. 13

8............ Mobiliseren van andere EU-beleidsmaatregelen. 13

9............ Volgende stappen. 15

1.           Samenvatting

Volgens de meest recente bevindingen van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change, IPCC) zal de klimaatverandering ernstige, verregaande en onomkeerbare gevolgen voor de wereldbevolking en de ecosystemen meebrengen indien er niet dringend wordt ingegrepen. Om de gevaarlijke stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde onder de 2 °C te houden in vergelijking met het pre-industriële tijdperk (de "minder dan 2 °C"-doelstelling) moeten alle landen hun broeikasgasemissies substantieel en blijvend verminderen.

Deze wereldwijde overgang naar een situatie van lage emissies kan worden verwezenlijkt zonder dat dit ten koste van groei en werkgelegenheid hoeft te gaan, en kan een uitgelezen mogelijkheid bieden om de economieën in Europa en wereldwijd nieuw leven in te blazen. Bestrijding van de klimaatverandering heeft tevens grote positieve effecten wat het welzijn van de burgers betreft. Wordt echter niet snel genoeg werk van deze overgang gemaakt, dan zullen de totale kosten oplopen en zullen er steeds minder mogelijkheden overblijven om op doeltreffende wijze de emissies te beperken en in te spelen op de gevolgen van de klimaatverandering.

Alle landen moeten de handen ineenslaan en dringend tot actie overgaan. Al sinds 1994 staat deze problematiek hoog op de agenda van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (United Nations Framework Convention on Climate Change, UNFCCC, hierna: VN-Klimaatverdrag), wat ertoe heeft geleid dat meer dan 90 ontwikkelde én ontwikkelingslanden hebben toegezegd hun emissies tegen 2020 terug te dringen. Er is evenwel meer nodig dan toezeggingen alleen om de "minder dan 2 °C"-doelstelling te bereiken[1]. Om deze redenen zijn de partijen bij het VN-Klimaatverdrag in 2012 onderhandelingen gestart over een nieuwe, voor alle partijen juridisch bindende overeenkomst, waarmee de wereld op het juiste spoor moet worden gezet om de "minder dan 2 °C"-doelstelling te halen. Het is de bedoeling dat de overeenkomst in december 2015 in Parijs haar beslag krijgt en vanaf 2020 wordt uitgevoerd.

Door de vooruitgang die op de onlangs in Lima gehouden klimaatconferentie is geboekt, ligt een krachtige overeenkomst van Parijs binnen bereik. Nog belangrijker is dat er in Lima afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop de landen hun voorgestelde emissiereductiedoelstellingen geruime tijd vóór de conferentie van Parijs moeten formuleren en meedelen. Er is tevens een eerste volledige ontwerptekst van de overeenkomst van 2015 opgesteld, waarin rekening wordt gehouden met de standpunten van alle partijen over alle uit te onderhandelen punten.

De EU heeft ruim vóór de conferentie van Lima wederom het voortouw genomen en blijk gegeven van vastberadenheid bij de wereldwijde aanpak van de klimaatverandering. Tijdens de Europese top van oktober 2014 waren de Europese leiders het erover eens dat de EU haar inspanningen moest opvoeren en haar eigen emissies tegen 2030 met ten minste 40 % moest terugdringen ten opzichte van 1990. Hierop kondigden ook China en de VS stappen aan. In Lima hebben de lidstaten van de EU toegezegd ongeveer de helft van de eerste kapitalisatie van 10 miljard USD van het Groen Klimaatfonds (Green Climate Fund, GCF) voor steun aan ontwikkelingslanden voor hun rekening te nemen. Op EU-niveau is een nieuw investeringsplan goedgekeurd. Met dit plan moeten in de komende drie jaar (2015-2017) openbare en particuliere investeringen in de reële economie ten belope van ten minste 315 miljard EUR worden aangetrokken. Het is de bedoeling dat deze investeringen helpen de economie in de EU op een moderne en koolstofarmere leest te schoeien.

Deze mededeling sluit aan op de in Lima genomen besluiten en is van cruciaal belang voor de uitvoering van de prioriteit die de Commissie heeft gemaakt van het bouwen aan een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering in overeenstemming met de politieke richtsnoeren van de voorzitter van de Commissie. Deze mededeling bereidt de EU voor op de laatste ronde van onderhandelingen die nog zal plaatsvinden vóór de conferentie van Parijs in december 2015.

Meer bepaald betekent dit dat deze mededeling:

het op de Europese top van oktober 2014 genomen besluit vertaalt in een EU-emissiedoelstelling – de voorgenomen nationaal vastgestelde bijdrage (Intended Nationally Determined Contribution, INDC) – die uiterlijk aan het einde van het eerste kwartaal van 2015 moet worden geformuleerd; het voorstel behelst dat alle partijen bij het VN-Klimaatverdrag hun INDC's ruim vóór de conferentie van Parijs indienen. China, de VS en andere G20-landen alsmede landen met hoge en middeninkomens zouden hiertoe uiterlijk in het eerste kwartaal van 2015 in staat moeten zijn. Voor de minst ontwikkelde landen (MOL's) zou meer ruimte voor flexibiliteit moeten zijn; een visie op een transparante en dynamische juridisch bindende overeenkomst schetst, met redelijke en ambitieuze toezeggingen van alle partijen op basis van voortdurend evoluerende mondiale economische en geopolitieke omstandigheden. Tezamen genomen moeten deze – op wetenschappelijk bewijs gebaseerde – toezeggingen de wereld op het juiste spoor zetten om de wereldwijde uitstoot tegen 2050 met ten minste 60 % te verminderen ten opzichte van 2010. Mocht deze doelstelling in Parijs te ambitieus blijken, dan moet in nauwe samenwerking met het GCF een werkprogramma worden opgezet dat in 2016 van start gaat, om na te gaan welke aanvullende maatregelen nodig zijn om de uitstoot te verminderen; het voorstel behelst om de overeenkomst van 2015 aan te nemen in de vorm van een protocol bij het VN-Klimaatverdrag. Grote economieën, met name de EU, China en de VS, moeten politiek leiderschap tonen door zo spoedig mogelijk tot het protocol toe te treden. Het protocol moet in werking treden zodra het is geratificeerd door landen die gezamenlijk in totaal 80 % van de huidige wereldwijde uitstoot voor hun rekening nemen. Het is de bedoeling dat in het kader van het nieuwe protocol instrumenten als klimaatfinanciering, ontwikkeling en overdracht van technologie alsmede capaciteitsopbouw worden ingezet om alle landen aan boord te halen en om de efficiënte en doeltreffende uitvoering te vergemakkelijken van strategieën ter vermindering van de emissies en aanpassing aan de schadelijke gevolgen van klimaatverandering; beklemtoont dat de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en de partijen bij het Protocol van Montreal actie moeten ondernemen om de emissies van het internationale lucht- en zeevervoer alsmede de productie en het verbruik van gefluoreerde gassen vóór eind 2016 doeltreffend te reguleren; illustreert hoe EU-beleid op andere gebieden, zoals handel, wetenschappelijk onderzoek, innovatie en technologische samenwerking, economische en ontwikkelingssamenwerking, vermindering van het risico op rampen alsmede milieu, het internationale klimaatbeleid van de EU kracht zou kunnen bijzetten; en wordt aangevuld met een door de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie gezamenlijk uitgewerkt actieplan voor klimaatdiplomatie. Het actieplan heeft tot doel in de aanloop naar de conferentie van Parijs de outreach-activiteiten van de EU uit te breiden en allianties met ambitieuze internationale partners te smeden.

Een aantal aspecten van deze mededeling wordt nader uiteengezet in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie.

2.           Het Protocol van Parijs

Om collectieve maatregelen te stimuleren die in overeenstemming zijn met de bevindingen van de IPCC, moet het Protocol van Parijs gericht zijn op verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

ambitieuze emissiereducties waarborgen door:

o te bepalen dat de langetermijndoelstelling moet zijn om de wereldwijde uitstoot tegen 2050 met ten minste 60 % te verminderen ten opzichte van 2010[2]; en

o in die context duidelijke, specifieke, ambitieuze, billijke en juridisch bindende mitigatieverplichtingen vast te leggen waarmee de wereld op het juiste spoor wordt gezet om de "minder dan 2 °C"-doelstelling te halen. Deze verplichtingen moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van het VN-Klimaatverdrag die toepassing vinden in het licht van voortschrijdende verantwoordelijkheden en mogelijkheden en verschillende nationale omstandigheden;

voor dynamiek zorgen door elke vijf jaar in een wereldwijde evaluatie te voorzien, om het ambitieniveau van deze mitigatieverplichtingen te versterken in overeenstemming met de laatste stand van de wetenschap; de transparantie en verantwoordingsplicht verbeteren teneinde te kunnen beoordelen of aan de emissiereductiedoelstellingen en de daarmee verband houdende verplichtingen is voldaan. Er moeten gemeenschappelijke regels en procedures worden vastgesteld voor de jaarlijkse rapportage, de regelmatige verificatie en het onderzoek van de emissie-inventarissen door internationale deskundigen; een uit klimaatoogpunt veerkrachtige duurzame ontwikkeling aanmoedigen door internationale samenwerking te bevorderen en beleid te ondersteunen waarmee landen minder kwetsbaar worden en beter in staat zijn zich aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering; en efficiënte en doeltreffende uitvoering en samenwerking bevorderen door beleid te stimuleren waarmee substantiële, transparante en voorspelbare publieke en particuliere investeringen in koolstofarme en klimaatbestendige ontwikkeling worden gemobiliseerd.

Deze doelstellingen dienen in het protocol te worden geformuleerd. De gedetailleerde voorschriften, processen en instellingen die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken, moeten in een uiterlijk in 2017 af te ronden technisch werkprogramma worden uitgewerkt.

Voor toetreding tot het protocol moet elke partij mitigatieverplichtingen aangaan. De partijen kunnen deelnemen aan de besluitvorming in het kader van het protocol en hebben toegang tot financiële en andere middelen om de uitvoering van het protocol te ondersteunen. De in het kader van het protocol aangegane mitigatieverplichtingen moeten voor alle partijen dezelfde juridisch bindende werking hebben.

Dit is voor regeringen, markten en burgers het duidelijkste signaal dat de partijen bij het protocol zich inzetten voor de strijd tegen klimaatverandering, omdat met die verplichtingen:

maximale uitdrukking wordt gegeven aan de politieke wil van een partij om haar toezeggingen gestand te doen; alle publieke en particuliere actoren de noodzakelijke voorspelbaarheid en zekerheid wordt verstrekt; en duurzaamheid wordt geboden in een context van binnenlandse politieke veranderingen.

Het is aan de landen die niet-bindende mitigatieverplichtingen op internationaal niveau bepleiten, aan te tonen hoe dezelfde voordelen met een andere aanpak kunnen worden behaald.

Van alle G20-landen, die goed zijn voor ongeveer 75 % van de wereldwijde emissies, alsmede andere hoge- en middeninkomenslanden wordt verwacht dat zij het protocol tijdig bekrachtigen en vanaf 2020 uitvoeren. De EU, China en de VS dienen een bijzonder krachtig signaal van politiek leiderschap af te geven en het voortouw te nemen door zo spoedig mogelijk tot het protocol toe te treden. Het protocol dient in werking te treden zodra de landen die in 2015 verantwoordelijk zijn voor meer dan 40 gigaton CO2-equivalente emissies (d.w.z. circa 80 % van de huidige wereldwijde uitstoot) hun akte van bekrachtiging hebben neergelegd.

3.           Waarborgen van ambitieuze reducties van broeikasgasemissies

3.1.        De EU-streefwaarde voor 2030 en de voorgenomen nationaal vastgestelde bijdrage

De EU-beleidsinspanningen op het gebied van klimaat en energie sorteren effect. De EU-emissies zijn tussen 1990 en 2013 met 19 % afgenomen, terwijl het bbp van de EU gedurende dezelfde periode met 45 % is gegroeid. Het door de EU-leiders in oktober 2014 overeengekomen klimaat- en energiekader van de EU voor 2030 zal de fundamenten onder de beleidsvoering verder verstevigen. Daarin wordt voor de economie in haar geheel een bindende reductiestreefwaarde vastgesteld, die geldt voor alle sectoren en alle emissiebronnen, met inbegrip van landbouw, bosbouw en andere vormen van landgebruik: ten minste 40 % minder emissies binnen de EU tegen 2030 in vergelijking met 1990. Dit is een ambitieuze en redelijke streefwaarde die past in een kostenefficiënt traject om tegen 2050 op ten minste 80 % reductie binnen de EU uit te komen[3]. De EU heeft al belangrijke stappen gezet in de richting van 's werelds meest emissie-efficiënte economie. De streefwaarde voor 2030 zal de emissie-intensiteit van de EU-economie met nog eens 50 % omlaag brengen. Het is de bedoeling dat met het onlangs goedgekeurde investeringsplan van de EU aanzienlijke particuliere financiering wordt aangetrokken om de economie in de EU op een moderne en koolstofarmere leest te schoeien.

Het is niet dienstig om op dit moment een hogere voorwaardelijke streefwaarde voor te stellen. Mocht de uitkomst van de onderhandelingen zodanig zijn dat een ambitieuzere streefwaarde gerechtvaardigd is, dan zou de EU open moeten staan voor het gebruik van internationale credits ter aanvulling van de nationale verplichtingen, zolang de milieu-integriteit daarvan volledig gewaarborgd is en dubbeltelling wordt vermeden.

3.2.        De wereldwijde inspanningen verdelen

De EU is goed voor 9 % van de wereldwijde uitstoot en dit aandeel loopt terug. In november 2014 volgden de twee grootste emissielanden ter wereld – China (25 % van de wereldwijde emissies) en de VS (11 %) – het voorbeeld van de EU en kondigden hun indicatieve streefwaarden voor de periode na 2020 aan. Bij elkaar opgeteld zouden deze streefwaarden bijna de helft van de wereldwijde uitstoot bestrijken. Het protocol kan alleen maar doeltreffend zijn en wereldwijd in een gelijk speelveld voorzien, wanneer het:

· een brede geografische reikwijdte heeft. Teneinde de nodige reikwijdte qua emissies te bestrijken, moeten alle partijen, met uitzondering van de MOL's, in 2015 zo spoedig mogelijk hun INDC's indienen. Alle G20-landen alsmede de landen met hoge en middeninkomens zouden hiertoe uiterlijk aan het einde van het eerste kwartaal van 2015 in staat moeten zijn. Deze INDC's moeten worden meegedeeld overeenkomstig de in Lima overeengekomen informatievereisten. In tabel 1 wordt de in oktober 2014 door de EU-leiders overeengekomen streefwaarde van ten minste 40 % reductie binnen de EU conform de in Lima overeengekomen informatievereisten beschreven in de vorm van een INDC, om ervoor te zorgen dat de streefwaarden transparant, kwantificeerbaar en vergelijkbaar zijn. Deze tabel is opgesteld als een eenvoudige template die als voorbeeld zou kunnen dienen voor de partijen die nog werken aan de formulering van hun INDC. De MOL's zouden op vrijwillige basis INDC's kunnen indienen waarmee hun beleidslijnen en maatregelen verkort worden weergegeven, met een raming van hun emissiereducties. Alle andere partijen bij het protocol dienen zich te allen tijde aan hun mitigatieverplichtingen te houden. Deze moeten in een bijlage bij het protocol alfabetisch per partij worden gerangschikt;

· alle sectoren en emissies bestrijkt. De toezeggingen van de partijen moeten krachtige stimulansen vormen voor alle actoren om de wereldwijde uitstoot verder terug te dringen en te beperken. Het protocol moet voor alle sectoren, met inbegrip van de landbouw, de bosbouw en andere vormen van landgebruik, het internationale lucht- en zeevervoer en gefluoreerde gassen emissiereducties voorschrijven. De ICAO, de IMO en de partijen bij het Protocol van Montreal moeten actie ondernemen om de emissies van het internationale lucht- en zeevervoer respectievelijk de productie en het verbruik van gefluoreerde gassen tegen eind 2016 doeltreffend te reguleren;

· een zo hoog mogelijk ambitieniveau bereikt. Ruim vóór de conferentie van Parijs moet elke partij uitmaken op welke soort mitigatieverplichting zij zich vastlegt en tegen de achtergrond van voortschrijdende verantwoordelijkheden en mogelijkheden en verschillende nationale omstandigheden het ambitieniveau en de reikwijdte daarvan bepalen. Landen met de meeste verantwoordelijkheden en de grootste mogelijkheden moeten de meest ambitieuze mitigatieverplichtingen aangaan. Met haar INDC moet elke partij er blijk van geven haar ambitieniveau voor mitigatie aanzienlijk te hebben opgeschroefd en vergeleken met haar huidige toezegging op veel meer terreinen mitigatie na te streven. Uit de INDC moet blijken dat er een convergentie is ingezet naar lage niveaus van de totale emissies en de emissies per hoofd van de bevolking, en dat de emissie-intensiteit in de tijd verbetert;

· krachtige mitigatieverplichtingen behelst. Absolute streefwaarden voor de economie in haar geheel in combinatie met emissierechten vormen de krachtigste soort verplichting. Hieraan zijn een reeks voordelen verbonden, waaronder zekerheid, transparantie, flexibiliteit en, indien op grote schaal toegepast, een geringer risico op het risico op het weglekken van koolstof. In aansluiting bij de idee van voortgang in de tijd zouden alle landen die al dergelijke streefwaarden hanteren, die waarden moeten handhaven en ten opzichte van een historisch referentiejaar of historische referentieperiode moeten optrekken. De G20 en andere hoge-inkomenslanden die in het kader van het protocol geen absolute streefwaarden voor de periode na 2020 hebben geformuleerd, zouden zich ertoe moeten verbinden om dat uiterlijk tegen 2025 te doen. Andere opkomende economieën en middeninkomenslanden worden aangespoord dat zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2030 te doen.

4.           Zorgen voor dynamiek via regelmatige herziening van de streefwaarden

Het protocol dient te voorzien in een voor alle partijen geldende procedure voor regelmatige herziening en versterking van de mitigatieverplichtingen, in overeenstemming met de langetermijndoelstelling ervan. Indien de collectieve inspanningen van de partijen achterblijven bij hetgeen noodzakelijk is, moet die procedure als een stimulans werken voor de partijen om het ambitieniveau van hun bestaande verplichtingen te verhogen en in latere perioden waarvoor streefwaarden gelden verplichtingen te formuleren die voldoende ambitieus zijn.

De herziening zou met ingang van 2020 om de vijf jaar moeten plaatsvinden en voor meer transparantie en duidelijkheid en een beter begrip van de mitigatieverplichtingen in het licht van de bijdrage ervan aan de "minder dan 2 °C"-doelstelling moeten zorgen. De partijen zou daarbij moeten worden verzocht toe te lichten welke vooruitgang zij bij hun mitigatieverplichtingen hebben geboekt en waarom huns inziens de door hen getroffen maatregelen redelijk en ambitieus waren.

De procedure moet wetenschappelijk en empirisch onderbouwd zijn en ingegeven worden door overwegingen van voortschrijdende verantwoordelijkheden en mogelijkheden en verschillende nationale omstandigheden. Het moet een eenvoudige en doeltreffende procedure zijn, en overlappingen met andere procedures moeten worden voorkomen. De regelingen voor de herzieningscyclus moeten gaandeweg worden verbeterd om op koers te blijven voor het halen van de "minder dan 2 °C"-doelstelling.

Het protocol en de bijbehorende besluiten van de Conferentie van de partijen (Conference of the Parties, CoP) moeten voorzien in de dynamische beschikbaarstelling van klimaatfinanciering, de overdracht van technologie en capaciteitsopbouw voor in aanmerking komende partijen, met name die met de minste mogelijkheden. Hierbij gaat het onder meer om de regelmatige beoordeling en verbetering van de toereikendheid en doeltreffendheid van de door het GCF, het Wereldmilieufonds (GEF) en andere relevante instellingen ingezette uitvoeringsmiddelen. In Parijs moet eveneens worden gewaarborgd dat de partijen worden ondersteund bij de regelmatige evaluatie en verbetering van hun benaderingen inzake aanpassing in de loop van de tijd.

5.           Meer transparantie en verantwoordingsplicht

Het protocol moet de kernpunten vastleggen van een voor alle partijen geldend gemeenschappelijk systeem voor transparantie en verantwoordingsplicht. Hierbij moet het gaan om solide regels voor monitoring, rapportage, verificatie en boekhouding, en om een procedure waarmee elke partij ter verantwoording kan worden geroepen in verband met de nakoming van haar verplichtingen. Zo'n systeem is essentieel om het vertrouwen te bieden dat elke partij haar verplichtingen nakomt en op de goede weg is om haar streefwaarde te halen. Het systeem is ook van doorslaggevend belang om vertrouwen op te bouwen, ambitie te stimuleren en voorspelbaarheid en rechtszekerheid te bieden. Derhalve moeten de partijen uiterlijk op het tijdstip van ratificatie de meest recente reeks jaarlijkse emissie-inventarissen voor de periode 2010 tot 2015 indienen.

Dit systeem moet geschikt zijn om te duren. Hoewel het voldoende flexibel moet zijn om een gevarieerde reeks van soorten verplichtingen, nationale mogelijkheden en omstandigheden te bestrijken, mag deze flexibiliteit niet ten koste gaan van de transparantie, verantwoordingsplicht en ambitie. Onafhankelijke beoordelingsteams van deskundigen zouden regelmatige evaluaties moeten verrichten. Het nieuwe protocol zou netto-overdrachten tussen die landen die hebben besloten hun binnenlandse koolstofmarkten met elkaar te verbinden, moeten erkennen, en hiermee zou bij de evaluatie van de naleving rekening moeten worden gehouden.

Ten slotte moet bij het protocol een orgaan worden ingesteld dat tot taak heeft de uitvoering te faciliteren en kwesties inzake naleving te behandelen die zich voordoen in verband met de uitvoering van de door de partijen aangegane verplichtingen. Dit orgaan moet zijn aandacht richten op verplichtingen inzake mitigatie, met inbegrip van monitoring, rapportage, verificatie en boekhouding. Het orgaan moet zijn samengesteld uit deskundigen en niet-politiek zijn, en het mandaat ervan moet in het protocol moet worden vastgelegd.

6.           Streven naar klimaatbestendigheid door middel van aanpassing

Ambitieuze mitigatiemaatregelen zijn weliswaar absoluut noodzakelijk, maar het is van even groot belang om afzonderlijke en gezamenlijke acties aan te moedigen ter voorbereiding op en aanpassing aan de schadelijke gevolgen van klimaatverandering. De rol die de sector landgebruik speelt waar het om klimaatbestendige voedselzekerheid gaat, en andere voordelen op sociaal, economisch en milieugebied zijn hiervoor van doorslaggevend belang. De EU-aanpassingsstrategie, die de strategieën van de lidstaten aanvult, is erop gericht Europa klimaatbestendiger te maken. Een op het ecosysteem gebaseerde aanpassing kan het risico op overstromingen en de bodemerosie verminderen en de water- en luchtkwaliteit verbeteren.

In de context van het streven naar een klimaatbestendige duurzame ontwikkeling van alle partijen moet het protocol de verplichtingen die de partijen zijn aangegaan om ook voortaan maatregelen ter vergemakkelijking van de aanpassing te formuleren, te plannen en uit te voeren, en daarover via hun nationale mededelingen verslag uit te brengen, kracht bijzetten. Het protocol dient de bijstand aan die regio's en landen die bijzonder kwetsbaar zijn voor de schadelijke gevolgen van klimaatverandering te blijven faciliteren, onder meer door het verstrekken van financiële en technische ondersteuning en capaciteitsopbouw.

Aldus zal het protocol ervoor zorgen dat de maatregelen en de ondersteuning op het gebied van aanpassing zichtbaarder worden, en de monitoring- en rapportagebepalingen in het kader van het VN-Klimaatverdrag worden aangescherpt. Hierdoor zal ook het inzicht worden verruimd in de doeltreffendheid van maatregelen die op basis van nationale verslagen en andere relevante informatie worden genomen ter vergemakkelijking van een adequate aanpassing, om de partijen een handvat aan te reiken voor verdere krachtigere maatregelen.

Zodra het protocol is aangenomen, moet de uitvoering van de bepalingen in het kader van het aanpassingsraamwerk van Cancún en het werkprogramma van Nairobi door verdere CoP-besluiten kracht worden bijgezet.

7.           Bevorderen van uitvoering en samenwerking

7.1.        Mobiliseren van publieke en private financiering van klimaatmaatregelen

De overgang naar klimaatbestendige economieën met lage emissies is slechts haalbaar met een grootschalige verlegging van investeringspatronen. Het protocol dient investeringen in programma's en beleidslijnen voor lage emissies en klimaatbestendigheid te bevorderen. Alle landen moeten zich ertoe verbinden stappen te zetten om een gunstiger kader te scheppen voor het aantrekken van klimaatvriendelijke investeringen. In overeenstemming met de mededeling van de Commissie over een "Mondiaal partnerschap voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling na 2015" moeten alle middelen op doeltreffende wijze worden ingezet om verschillende internationaal overeengekomen doelstellingen op het gebied van duurzame ontwikkeling en klimaat te verwezenlijken. Landen die daartoe in staat zijn, moeten financiële steun mobiliseren voor de in aanmerking komende partijen bij het protocol. De financiële steun moet na verloop van tijd een bredere grondslag krijgen, wanneer de partijen over andere mogelijkheden beschikken. De partijen moeten tevens duidelijkheid verschaffen over de gevolgen voor het klimaat van financiële stromen die niet onder de klimaatfinanciering vallen. Bij de financiering van klimaatmaatregelen moet voortaan ook rekening worden gehouden met de door de nationale regeringen aangegane verbintenissen, het kader voor investeringen en de investeringsstrategieën voor de periode na 2020. Welk bedrag aan klimaatfinanciering moet worden gemobiliseerd, zal tevens afhangen van het ambitieniveau en de kwaliteit van de voorgestelde INDC's, latere investeringsplannen en nationale processen voor aanpassingsplanning. In dit stadium zijn de INDC's en de nationale processen voor aanpassingsplanning nog niet in detail bekend en derhalve is het nog te vroeg om in te gaan op de omvang en de soort van klimaatgerelateerde financiering die voor de periode na 2020 nodig is.

De publieke sector zal een belangrijke rol blijven spelen bij het mobiliseren van middelen voor klimaatfinanciering na 2020. Het protocol moet ook erkennen dat de particuliere sector een zeer belangrijke bron voor het verhogen van de middelen voor klimaatfinanciering is. Het protocol dient te verduidelijken wat de rol van het GCF en het GEF is bij het verstrekken van steun voor de uitvoering. Het protocol moet de armste landen en de landen die het kwetsbaarst zijn voor klimaatverandering de garantie bieden dat zij ook voortaan prioritaire steun zullen ontvangen. Dit kan het best worden bereikt als het financiële kader van het protocol volledig in overeenstemming is met de financiering voor ontwikkeling en de ontwikkelingsagenda voor de periode na 2015.

Het protocol moet het opzetten en toepassen bevorderen van een gunstig kader voor de overgang naar klimaatbestendige economieën met lage emissies, met inbegrip van:

ambitieuze nationale klimaatbeleidsmaatregelen; doeltreffend bestuur, waaronder investeringskaders, prijsstimulansen en financieringsinstrumenten waarmee investeringen in emissiereductie en klimaatbestendigheid worden bevorderd; en informatieverstrekking over de aanpak van klimaatverandering.

Hierbij zullen koolstofbeprijzing en het investeringsbeleid van overheidsbanken voor ontwikkelingsfinanciering een centrale rol vervullen. Om de synergieën tussen ontwikkelings-, mitigatie- en aanpassingsfinanciering te benutten is het van essentieel belang om in alle beleidsmaatregelen, ontwikkelingsstrategieën en investeringen klimaatoverwegingen te integreren.

7.2.        Meer internationale samenwerking

Het uitwisselen van informatie over ervaringen met het uitstippelen van beleid en de bevordering van goede praktijken zal zorgen voor snellere en bredere klimaatactie. In de afgelopen jaren heeft de EU zich proactief opgesteld door daartoe bilaterale en multilaterale initiatieven te ontplooien, bijvoorbeeld via het voeren van bilaterale beleidsdialogen over de handel in emissierechten, het lanceren van duurzame energie-initiatieven die bijdragen tot de ontwikkeling van koolstofarme economieën, of het bevorderen van de ontwikkeling en praktische toepassing van aanpassingsbeleid in het kader van het Wereldwijd bondgenootschap tegen klimaatverandering (Global Climate Change Alliance), waarbij thans 38 kwetsbare ontwikkelingslanden en acht regio's in Afrika, Azië, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan zijn aangesloten.

Het Protocol moet meer systematische uitwisseling van ervaringen binnen en tussen geografische regio's aanmoedigen, waardoor technische expertise wordt samengebracht, onder meer van gespecialiseerde organisaties, de particuliere sector, de academische wereld, de regio's en de gemeenten. Het protocol dient te voorzien in de erkenning van belangrijke initiatieven waarmee nationale inspanningen voor emissiereducties en aanpassing aan de schadelijke gevolgen van klimaatverandering worden uitgevoerd en aangevuld. Tijdens de conferentie van Parijs zou ook moeten worden besloten het werkprogramma voort te zetten, om in nauwe samenwerking met het GCF en andere financiële instellingen vast te stellen welke aanvullende mitigatiemaatregelen in 2016 moeten worden getroffen. Dit zal met name van belang zijn als er een kloof gaapt tussen het totale ambitieniveau van de mitigatieverplichtingen en de emissiereductie die nodig is om de "minder dan 2 °C"-doelstelling te halen.

7.3.        Ondersteuning van de ontwikkeling en invoering van klimaattechnologieën

De ontwikkeling en invoering van klimaattechnologieën moet een belangrijke rol spelen bij het verwezenlijken van de doelstellingen op het gebied van klimaatverandering en bij het helpen creëren van banen en het bijdragen aan duurzame economische groei. Met de combinatie van onderzoeksfinanciering, marktintroductiemaatregelen, onderwijsprogramma's, financiering en beleidsmaatregelen waarmee aan de emissies een prijskaartje wordt gehangen, wordt voor een breed spectrum van technologieën een positief klimaat geschapen. Hierbij gaat het onder meer om technologieën ter bevordering van de bestendigheid tegen extreme weersomstandigheden, klimaatdiensten en waterbeheersystemen, alsmede de productie van energie, industriële processen, vervoer, landbouw en vermindering van de ontbossing.

De landen kiezen de voor hen meest geschikte technologische opties, vaak op basis van een beoordeling van de technologiebehoeften en met ondersteuning van het Centrum en netwerk voor klimaattechnologie (Climate Technology Centre and Network, CTCN). Innovatie, met inbegrip van de noodzakelijke verbetering van de overdracht van technologie, is alleen mogelijk door de vrijwillige samenwerking met actoren uit de particuliere sector om een technologie te ontwikkelen, te financieren en in te voeren. Het is daarbij van essentieel belang dat de bestaande regels inzake intellectuele eigendom worden gehandhaafd.

Het protocol moet de reeds door het Technisch Uitvoerend Comité en het CTCN gespeelde rol erkennen, en het proces voor beoordeling van de technologiebehoeften hervormen.

7.4.        Capaciteitsopbouw

Capaciteitsopbouw moet een integraal bestanddeel zijn van de ondersteuning van  alle protocolgerelateerde activiteiten, waaronder aanpassingsplanning, rapportageverplichtingen, emissie-inventarissen, overdracht van technologie en mitigatieprojecten. Capaciteitsopbouw moet dan ook worden verstrekt via de instellingen die verantwoordelijk zijn voor de ondersteuning van activiteiten op deze gebieden, en moet worden afgestemd op de behoeften van het land.

De bestaande regelingen in het kader van het verdrag zouden kunnen worden aangescherpt, hoewel het Durban-forum inzake capaciteitsopbouw het passende platform zal blijven voor de bespreking van dit onderwerp. De EU is momenteel bezig om capaciteitsopbouw actief te integreren in haar ondersteuning van klimaatmaatregelen in ontwikkelingslanden, onder meer met betrekking tot mitigatieverplichtingen.

Op de conferentie van Parijs zou overeenstemming moeten worden bereikt om die landen te ondersteunen die hulp nodig hebben bij het opzetten van emissie-inventarissen en stelsels voor monitoring, rapportage en verificatie, alsmede bij het ontwikkelen van koolstofarme en klimaatbestendige ontwikkelingsstrategieën met de juiste stimulansstructuren.

8.           Mobiliseren van andere EU-beleidsmaatregelen

In de komende maanden zal de EU in de aanloop naar de conferentie van Parijs haar klimaatdiplomatie intensiveren. De ministers van Buitenlandse Zaken van de EU hebben hun goedkeuring gehecht aan een actieplan voor klimaatdiplomatie dat door de Europese Dienst voor extern optreden en de Commissie gezamenlijk is uitgewerkt.

Het plan omvat de volgende maatregelen:

klimaatverandering verheffen tot strategische prioriteit in beleidsdialogen, onder meer in het kader van de bijeenkomsten van de G7 en de G20 alsmede de Algemene Vergadering van de VN; ondersteuning bieden aan koolstofarme en klimaat- en rampenbestendige ontwikkeling via EU-ontwikkelingssamenwerking; en een koppeling leggen tussen klimaatverandering en de mogelijke gevolgen ervan op lange termijn, waaronder problemen op veiligheidsgebied.

Bovendien kan door middel van andere EU-beleidsmaatregelen een actieve bijdrage aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU bij internationale onderhandelingen en de uitvoering van het protocol in partnerlanden worden geleverd. Door die beleidsmaatregelen kan de partnerlanden in de voorbereidingsfase van het protocol en in een later stadium bij de uitvoering daarvan ondersteuning worden geboden. Hierbij gaat het onder meer om:

economische en ontwikkelingssamenwerking. De EU en haar lidstaten zijn reeds de grootste verstrekkers van officiële ontwikkelingshulp en klimaatfinanciering aan ontwikkelingslanden. De EU heeft in 2013 meer dan 9,5 miljard EUR voor klimaatfinanciering uitgetrokken. De EU moet klimaatdoelstellingen blijven integreren in haar economische en ontwikkelingssamenwerking. Daartoe is voor de periode 2014-2020 reeds overeengekomen dat ten minste 20 % van de EU-ontwikkelingshulp, dat wil zeggen zo'n 14 miljard EUR, klimaatrelevant moet zijn. Ook de lidstaten moeten heldere mainstreaming-doelstellingen formuleren. Verder moeten de EU en haar lidstaten de coördinatie op het gebied van de wereldwijde klimaatfinanciering verbeteren teneinde de effecten te vergroten en de doeltreffendheid van de beleidsuitvoering te verhogen; wetenschappelijk onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatiebeleid. De EU zal beter inspelen op het feit dat haar kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 volledig openstaat voor deelname door derde landen en financiële steun verleent aan minder ontwikkelde landen. De EU zal meer bekendheid geven aan haar toezegging om in het kader van dit programma ten minste 28 miljard EUR in klimaatgerelateerde maatregelen te investeren. Met een deel van dit bedrag zullen dankzij brede internationale samenwerking klimaattechnologieën op de markt kunnen worden gebracht en zal voorlichting aan wetenschappers en ondernemers kunnen worden verstrekt, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van klimaatdiplomatie; handelsbeleid.             In hun bilaterale handelsovereenkomsten verbinden de EU en haar vrijhandelspartners zich ertoe de klimaatdoelstellingen te bevorderen en het VN-Klimaatverdrag doeltreffend uit te voeren, onder meer via regelmatige gestructureerde dialogen en samenwerking op het gebied van klimaat en handel. In het kader van de SAP+-regeling biedt de EU ruimere markttoegang voor ontwikkelingslanden die internationale overeenkomsten, waaronder die over klimaatverandering, hebben geratificeerd en doeltreffend ten uitvoer te leggen. Binnen de WTO streeft de EU er momenteel samen met haar handelspartners naar om vóór eind 2015 een belangrijke internationale overeenkomst inzake liberalisering van de handel in milieugoederen en -diensten te sluiten om ervoor te zorgen dat klimaatvriendelijke technologieën op bredere schaal bekend worden en meer ingang vinden; milieubeleid. Het zal met het oog op de aanpak van de klimaatverandering van cruciaal belang zijn dat de EU uitvoering geeft aan de verbintenissen die zij is aangegaan in het kader van het algemeen strategisch plan voor biodiversiteit, zoals bevestigd door de EU-biodiversiteitsstrategie, wat tegelijkertijd bijkomende sociale, economische en culturele voordelen meebrengt; vermindering van het rampenrisico. Samenwerking binnen de EU met betrekking tot risicobeheer in verband met rampen[4], wat onder meer inhoudt dat nationale risicobeoordelingen worden ontwikkeld waarbij tevens wordt gekeken naar de gevolgen voor het klimaat en het risicobeheersingsvermogen wordt versterkt, draagt bij aan een steviger fundament voor klimaataanpassing.

9.           Volgende stappen

De EU moet:

vóór het einde van het eerste kwartaal van 2015 haar eigen INDC indienen; de grote economieën aanmoedigen om het voortouw te nemen door tijdig ambitieuze INDC's in te dienen, met name in de context van het Forum van grote economieën, de G20 en de G7; zoveel mogelijk partijen aanmoedigen om ambitieuze INDC's op te stellen en hen in voorkomend geval daarbij ondersteunen; de bevordering van ambitieuze wereldwijde klimaatactie tot speerpunt van haar diplomatieke betrekkingen en haar dialoog met partnerlanden maken; in het kader van het VN-Klimaatverdrag en andere multilaterale en bilaterale besprekingen de vaststelling bevorderen van een ambitieus, transparant en dynamisch protocol zoals hierboven beschreven; aantonen en waarborgen dat de financiële steun die de EU collectief aan haar internationale partners verstrekt voor koolstofarme en klimaatbestendige ontwikkeling, stabiel en voorspelbaar is; aandringen op spoedige liberalisering van de handel in milieugoederen en -diensten, d.w.z. vóór eind 2015; zorgen voor samenhang van klimaatactie met de VN-onderhandelingen over de duurzame-ontwikkelingsdoelstellingen en de financiering van duurzame ontwikkeling voor de periode na 2015 alsmede met het kader voor rampenrisicovermindering voor de periode na 2015; en waarborgen dat de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto vóór eind 2015 wordt geratificeerd door de EU, haar lidstaten en zoveel partijen als nodig zijn voor de inwerkingtreding daarvan.

De Commissie zal een internationale conferentie organiseren om een beter onderling begrip te kweken van de reeks INDC's en de gepastheid van de collectieve ambitie waaraan daarmee uitdrukking wordt gegeven, en om in de aanloop naar de conferentie van Parijs een open uitwisseling van standpunten te vergemakkelijken. Deze conferentie wil de partnerlanden, vooraanstaande deskundigen uit de academische wereld, denktanks en internationale organisaties samenbrengen, en zal ten laatste in november 2015 plaatsvinden

Uiterlijk medio 2015 zal de Commissie tevens de eerste wetgevingsvoorstellen voor de uitvoering van het klimaat- en energiekader 2030 aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen.

De Commissie zal acties voor de aanpak van de klimaatverandering blijven integreren in haar economische en ontwikkelingssamenwerking, initiatieven blijven nemen om bij de financiering van klimaatrelevante ontwikkeling nauwer samen te werken met de lidstaten, en beter blijven inspelen op het open karakter van haar wetenschappelijke onderzoek- en innovatieprogramma's om haar internationale partners te ondersteunen door hen te helpen zich voor te bereiden op de uitvoering van hun verplichtingen in het kader van het nieuwe protocol.

De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad zo spoedig mogelijk hun goedkeuring aan de voorgestelde aanpak te hechten.

Tabel 1: De voorgenomen nationaal vastgestelde bijdrage van de EU, zoals voorgesteld

De verplichting

Soort || Absolute vermindering van de emissies ten opzichte van het referentiejaar

Reikwijdte || Gehele economie

Toepassingsgebied || Alle broeikasgassen die niet gereguleerd worden door het Protocol van Montreal: koolstofdioxide (CO2) · methaan (CH4) · distikstofoxide (N2O) · fluorkoolwaterstoffen (HFK's) · perfluorkoolwaterstoffen (PFK's) · zwavelhexafluoride (SF6) · stikstoftrifluoride (NF3)

Referentiejaar || 1990

Periode || 2021 tot en met 2030

Reductieniveau || Reductie van de emissies binnen de EU in 2030 met ten minste 40 %

% van betrokken emissies || 100 %

Landbouw, bosbouw en andere vormen van landgebruik inbegrepen || Ja

Nettobijdrage van internationale marktgebaseerde mechanismen || Geen bijdrage van internationale kredieten

Planningsproces || Goedkeuring door de Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014 van het klimaat- en energiebeleidskader 2030 (EUCO 169/14). Uitwerking door de Europese Commissie van wetsvoorstellen voor de uitvoering van het kader 2030 (werkprogramma van de Commissie voor 2015), ook wat betreft landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw.

Redelijk en ambitieus || Deze verbintenis strookt met het EU-beleid gericht op verwezenlijking van de overgang naar een economie met lage emissies, en biedt een reële kans om de "minder dan 2 °C"-doelstelling te halen. Met de verbintenis beschikt de EU over een kostenefficiënte optie om de emissies binnen de EU op lange termijn met 80 % te verminderen, in overeenstemming met de inschatting die de IPCC heeft gemaakt van de reducties die de ontwikkelde landen als groep moeten realiseren om de uitstoot tegen 2050 met 80-95 % te verlagen in vergelijking met 1990. De uitstoot van broeikasgassen in de EU is over zijn hoogtepunt heen. Volgens de EDGAR-database was 1979 met circa 6,4 gigaton CO2-equivalent het piekjaar wat de emissies in de 28 lidstaten van de EU betreft.

Basisaannames

Toegepaste meeteenheid || Aardopwarmingsvermogen in een periode van 100 jaar, in overeenstemming met het vierde evaluatieverslag van de IPCC

Methoden voor het ramen van emissies || IPCC-richtsnoeren 2006

Boekhoudkundige benadering voor landbouw, bosbouw en andere vormen van landgebruik || Alomvattend boekhoudkundig kader, op activiteiten of land gebaseerde aanpak, voor emissies en verwijderingen als gevolg van landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw, voortbouwend op: i) in het kader van 2/CMP.7 overeengekomen regels, toepasselijke CoP-besluiten en wettelijke voorschriften van de EU (Besluit nr. 529/2013/EU); en ii) het huidige niveau van milieu-integriteit.

Reikwijdte

Sectoren/broncategorieën || · Energie o Verbranding van brandstoffen § Energie-industrieën § Be- en verwerkende industrie en bouw § Vervoer § Overige sectoren § Overige o Diffuse emissie door brandstoffen § Vaste brandstoffen § Olie en aardgas en andere emissies bij de productie van energie o Vervoer en opslag van CO2 · Industriële processen en gebruik van producten o Delfstoffenindustrie o Chemische industrie o Metaalindustrie o Niet-energetische producten uit brandstoffen en gebruik van oplosmiddelen o Elektronica-industrie o Gebruik van producten als vervangers van ozonafbrekende stoffen o Overige vervaardiging en overig gebruik van producten o Overige · Landbouw o Darmgisting o Mestbeheer o Rijstteelt o Landbouwgrond o Verplicht afbranden van savannes o Verbranding van landbouwresten op het veld o Kalken o Toediening van ureum o Andere koolstofhoudende meststof o Overige · Afval o Verwijdering van vast afval o Biologische behandeling van vast afval o Verbranding en openluchtverbranding van afval o Behandeling en lozing van afvalwater o Overige · Landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw overeenkomstig Besluit nr. 529/2013/EU o Bebossing/herbebossing o Ontbossing o Bosbeheer o Bouwlandbeheer o Graslandbeheer o Of equivalente, op land gebaseerde boekhouding aan de hand van de rapportagecategorieën van het VN-Klimaatverdrag o Overige categorieën/activiteiten die door de EU en haar lidstaten als partijen bij het Protocol van Kyoto en de wijziging van Doha zijn gekozen

[1] Milieuprogramma van de Verenigde Naties - "The emissions gap report 2014. A UNEP synthesis report".

[2] Dit strookt met de doelstelling die de EU al lange tijd nastreeft om de wereldwijde uitstoot tegen 2050 te halveren ten opzichte van 1990, zoals door de Raad Milieu wordt bevestigd in zijn conclusies van 28 oktober 2014.

[3] COM(2011) 112 definitief: Routekaart naar een concurrerende koolstofarme economie in 2050.

[4] Artikelen 5 en 6 van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming.

Bijlage: Achtergrondinformatie over de EU en de uitstootprofielen van 's werelds grootste emissielanden

Minder broeikasgasemissies in de EU bij economische groei

Bron: EEA, DG ECFIN (Ameco-database), Eurostat