VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende door de algemene begroting gedekte garanties Situatie op 31 december 2013 /* COM/2014/0540 final */
Inhoudsopgave 1............ Inleiding. 3 2............ Door de EU-begroting gegarandeerde
operaties. 3 3............ Ontwikkeling van de gegarandeerde
operaties. 5 3.1......... Direct door de Commissie beheerde
operaties. 5 3.1.1...... Europees Financieel Stabilisatiemechanisme. 5 3.1.2...... Betalingsbalansmechanisme. 6 3.1.3...... Macrofinanciële bijstandsleningen. 7 3.1.4...... Euratom-leningen. 7 3.2......... Ontwikkeling van de externe
financieringsoperaties van de EIB.. 8 4............ Door de EU-begroting gedekte risico's. 9 4.1......... Definitie van risico. 9 4.2......... Totale samenstelling van het risico. 9 4.3......... Jaarlijks risico voor de EU-begroting. 11 4.3.1...... Met lidstaten verband houdend risico. 11 4.3.2...... Met derde landen verband houdend risico. 12 5............ Activering van de garanties en de
ontwikkeling van het Fonds. 13 5.1......... Activering van garanties. 13 5.1.1...... Gebruik van kasmiddelen. 13 5.1.2...... Overmakingen uit de EU-begroting. 14 5.1.3...... Beroep op het Fonds en invorderingen. 14 5.2......... Ontwikkeling van het Fonds. 15 1. Inleiding Met dit verslag wordt beoogd de
kredietrisico's te bewaken die door de EU-begroting worden gedekt als gevolg
van de garanties en de leningen die direct door de Europese Unie of indirect
via de voor EIB-financieringsprojecten buiten de Unie verleende garantie zijn
toegekend. Dit verslag wordt ingediend overeenkomstig
artikel 149 van het Financieel Reglement[1]
waarin is bepaald dat de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad
jaarlijks verslag moet uitbrengen over de EU-begrotingsgaranties en de
desbetreffende risico's[2]. Het verslag is gestructureerd als volgt: in
hoofdstuk 2 worden de hoofdkenmerken van de bij de EU-begroting gegarandeerde
operaties gememoreerd; verschillende andere bijkomende crisisbeheermechanismen,
die geen enkel risico voor de EU-begroting inhouden, worden eveneens
gepresenteerd. In hoofdstuk 3 wordt de ontwikkeling van de gegarandeerde
operaties uiteengezet. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de voornaamste risico's
die door de EU-begroting worden gedekt onder de aandacht gebracht terwijl in
hoofdstuk 5 de activering van de garanties en de ontwikkeling van het
Garantiefonds ("het Fonds") wordt geschetst[3]. Een werkdocument van de diensten van de
Commissie (WDC) vult dit verslag aan met een reeks gedetailleerde tabellen en
toelichtingen. Het verschaft ook een macro-economische analyse van de landen
die van EU-leningen en/of -garanties profiteren, welke het gros van de
blootstelling van het Fonds vormen. 2. Door de EU-begroting gegarandeerde
operaties De door de EU-begroting gedekte risico's komen voort uit een
verscheidenheid van leen- en garantieoperaties, die in twee categorieën kunnen
worden onderverdeeld: –
leningen van de Europese Unie met een
macro-economisch doel, namelijk macrofinanciële bijstandsleningen[4]
("MFB-leningen") aan derde landen in samenwerking met de instellingen
van Bretton Woods, betalingsbalansleningen[5]
("BB-leningen") ter ondersteuning van lidstaten die niet tot de
eurozone behoren en die betalingsbalansmoeilijkheden ondervinden, alsook
leningen in het kader van het Europees Financieel Stabilisatiemechanisme
("EFSM")[6] ter ondersteuning van alle lidstaten die
worden geconfronteerd met of ernstig worden bedreigd door een hevige
economisch-financiële verstoring als gevolg van buitengewone gebeurtenissen die
zij niet kunnen beheersen; en –
leningen met een micro-economisch doel, namelijk
Euratom-leningen en vooral door EU-garanties gedekte leningen van de Europese
Investeringsbank ("EIB") ter financiering van operaties in derde
landen ("externe financiering van de EIB")[7]. De gegarandeerde externe financiering van de
EIB, de Euratom-leningen en de MFB-leningen aan derde landen worden sinds 1994
door het Fonds gedekt, terwijl BB- en EFSM-leningen rechtstreeks door de
EU-begroting worden gedekt. Het Fonds dekt wanbetalingen in verband met
leningen en leninggaranties aan derde landen of in verband met projecten in
derde landen. Het is ingesteld om: –
een 'liquiditeitsbuffer' te verschaffen om te
voorkomen dat bij elke wanbetaling of betalingsachterstand op een gegarandeerde
lening een beroep op de EU-begroting moet worden gedaan; en –
om de begrotingsdiscipline te bevorderen door een
financieel kader vast te stellen voor de ontwikkeling van een EU-beleid voor
garanties op leningen van de Commissie en de EIB aan derde landen[8]. Als derde landen lidstaten worden, vervalt de
dekking van het Fonds van de leningen aan deze landen en moet het risico
rechtstreeks door de EU-begroting worden gedekt. Het Fonds wordt van middelen
uit de EU-begroting voorzien en moet steeds worden gehandhaafd op een bepaald
percentage van het uitstaande bedrag van de leningen en leninggaranties die
door het Fonds worden gedekt. Dit percentage, het streefpercentage genoemd,
bedraagt momenteel 9%[9].
Wanneer het Fonds onvoldoende middelen bevat, worden de benodigde middelen uit
de EU-begroting geput. Andere crisisbeheermechanismen die niet
worden gedekt door de begroting van de EU Als onderdeel van de reactie op de crisis zijn
diverse andere mechanismen opgezet die echter geen risico voor de
EU-begroting inhouden: - de Griekse Leningfaciliteit
(GLF)[10],
die wordt gefinancierd via centraal door de Commissie beheerde bilaterale
leningen van de andere lidstaten van de eurozone aan Griekenland. - Europese Faciliteit voor
Financiële Stabiliteit (EFSF)[11]: De EFSF is door de lidstaten van de eurozone ingesteld volgend op de
beslissingen die op 9 mei 2010 zijn genomen binnen het kader van de Raad
Ecofin. Het mandaat van de EFSF bestaat erin de financiële stabiliteit in
Europa te beschermen door het verstrekken van financiële bijstand aan lidstaten
van de eurozone binnen het kader van een macro-economisch aanpassingsprogramma.
De EFSF is ingesteld als een tijdelijk reddingsmechanisme en verleent (samen
met het IMF en sommige lidstaten) aan Griekenland alsook aan Ierland en
Portugal (samen met het IMF, een aantal lidstaten en de EU/het EFSM) krediet[12]. In oktober 2010 is
besloten tot het opzetten van een permanent reddingsmechanisme, het Europees
Stabiliteitsmechanisme, - Europees
Stabiliteitsmechanisme (ESM)[13]: Het ESM-Verdrag is op 27 september 2012
in werking getreden. Vanaf deze datum is het ESM een permanent
crisismechanisme en het belangrijkste instrument voor de financiering van
nieuwe programma’s. Parallel aan het ESM zet de EFSF haar lopende programma’s
voor Griekenland, Portugal en Ierland voort; sinds 1 juli 2013 is zij echter niet
langer bij nieuwe financieringsprogramma's of leningfaciliteitsovereenkomsten
betrokken. Het ESM is een intergouvernementele volkenrechtelijk organisatie,
die in Luxemburg is gevestigd. De aandeelhouders ervan zijn de 18 lidstaten van
de eurozone. Het totale geplaatste kapitaal bedraagt 702 miljard EUR, waarvan
het opgevraagde en volgestorte kapitaal 80 miljard EUR bedraagt (de laatste van
vijf tranches is betaalbaar uiterlijk de eerste helft van 2014) en het
toegezegde niet-gestorte kapitaal 622 miljard EUR bedraagt. De effectieve
uitleencapaciteit ervan bedraagt 500 miljard EUR. 3. Ontwikkeling van de gegarandeerde operaties In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de
gegarandeerde operaties uiteengezet, eerst die welke rechtstreeks door de
Commissie worden beheerd en vervolgens die welke door de EIB worden beheerd. 3.1. Direct
door de Commissie beheerde operaties 3.1.1. Europees Financieel
Stabilisatiemechanisme Volgens de conclusies van de Raad Ecofin
beloopt het maximumbedrag van het mechanisme 60 miljard EUR[14];
de wettelijke grens is vastgelegd in artikel 2, lid 2, van Verordening nr.
407/2010 van de Raad, op grond waarvan het uitstaande bedrag tot de onder het
plafond van de eigen middelen beschikbare marge beperkt is. Ingevolge de besluiten van de Raad tot
verlening van uniale financiële bijstand aan Ierland[15] (maximaal 22,5 miljard
EUR) en Portugal[16]
(maximaal 26 miljard EUR), zijn uitbetalingen van 21,7 miljard EUR aan Ierland
en 22,1 miljard EUR aan Portugal gedaan. Ontwikkelingen
gedurende 2013 In 2013 hebben geen nieuwe operaties
plaatsgevonden. Het EFSM, waarvan de maximumomvang 60 miljard
EUR bedraagt, heeft – op 31 december 2013 – een resterende capaciteit van 11,5
miljard EUR om indien vereist verdere bijstand te verstrekken[17]. Ontwikkelingen
na 31 december 2013 In maart 2014 is de laatste tranche van 800 miljoen
EUR aan Ierland uitbetaald waarmee de maximale leningcapaciteit voor het land
is opgebruikt. Een bijkomende tranche van 1,8 miljard EUR is tegelijkertijd aan
Portugal uitbetaald. 3.1.2. Betalingsbalansmechanisme Het betalingsbalansmechanisme voor de
verlening van financiële bijstand op middellange termijn door de EU is opnieuw
geactiveerd, eerst in november 2008 om Hongarije, en vervolgens in januari en
mei 2009 om respectievelijk Letland en Roemenië te helpen het marktvertrouwen
te herstellen. Daarvoor is in totaal 14,6 miljard EUR vastgelegd, waarvan 1,2
miljard EUR niet zal worden uitgekeerd omdat de uitbetalingstermijn verstreken
is. Ontwikkelingen
gedurende 2013 Op 12 mei 2011 heeft de Raad besloten om
Roemenië, naast de reeds toegekende bijstand ten belope van 5 miljard EUR,
ten hoogste 1,4 miljard EUR aan anticiperende financiële bijstand te
verlenen[18].
Er waren echter geen uitbetalingen vereist en de Faciliteit is op 31 maart 2013
verstreken. Op 22 oktober 2013 heeft de Raad besloten voor
Roemenië een tweede maal anticiperende financiële bijstand op middellange
termijn[19]
dit maal ten belope van maximaal 2 miljard EUR in de vorm van een lening met
een maximale gemiddelde looptijd van 8 jaar beschikbaar te stellen. De middelen
kunnen tot 30 september 2015 worden opgevraagd. Het betalingsbalansmechanisme, waarvan het
totale plafond 50 miljard EUR bedraagt, had op 31 december 2013 een
resterende capaciteit van 36,6 miljard EUR om zo nodig verdere
bijstand te verstrekken. Ontwikkelingen
na 31 december 2013 Er hebben geen nieuwe operaties
plaatsgevonden. 3.1.3. Macrofinanciële bijstandsleningen Sinds de inwerkingtreding
van het Verdrag van Lissabon worden MFB-besluiten niet langer door de Raad
alleen, maar volgens de gewone wetgevingsprocedure vastgesteld. Ontwikkelingen
gedurende 2013 Er was slechts één uitbetaling van 100 miljoen EUR aan Bosnië en
Herzegovina (BiH) tijdens deze periode. Door de begunstigde landen is 80,9
miljoen EUR terugbetaald (Roemenië 12,5 miljoen EUR, BiH 4 miljoen EUR, fYRoM 7,4
miljoen EUR, Servië 44,76 miljoen EUR, Montenegro 0,24 miljoen EUR en
Tadzjikistan 12 miljoen EUR). Het uitstaande bedrag aan
MFB-leningen is in 2013 van 545,5 miljoen EUR tot 564,6 miljoen EUR gestegen. Ontwikkelingen
na 31 december 2013 De in 2010
goedgekeurde MFB-bijstand aan Oekraïne[20]
omvat samen met de in 2002 goedgekeurde middelen die beschikbaar zijn voor
bijstand[21]
610 miljoen EUR aan leningen. Van dit bedrag is de eerste tranche van 100
miljoen EUR medio mei 2014 uitbetaald. Op 14 april 2014
heeft de Raad verdere MFB-leningen aan Oekraïne[22] voor een maximumbedrag
van 1 miljard EUR goedgekeurd. De eerste tranche (500 miljoen EUR) is in
juni 2014 uitbetaald. 3.1.4. Euratom-leningen Voor Euratom-leningen aan lidstaten of in
bepaalde in aanmerking komende derde landen (de Russische Federatie, Armenië en
Oekraïne) geldt een plafond van 4 miljard EUR, waarvan ongeveer 85% reeds is
opgebruikt. Het resterende bedrag van ongeveer 600 miljoen EUR kan
eventueel voor de financiering van nieuwe projecten worden aangewend. Een
lening van 300 miljoen EUR aan Oekraïne voor de verbetering van bestaande
nucleaire faciliteiten is op 7 augustus 2013 ondertekend. Ontwikkelingen
gedurende 2013 In 2013 hebben geen leningbetalingen
plaatsgevonden. Er is 19,81 miljoen EUR door Bulgarije, 10 miljoen EUR
door Roemenië en 6,61 miljoen EUR door Oekraïne terugbetaald. Ontwikkelingen
na 31 december 2013 Geen verdere ontwikkelingen. 3.2. Ontwikkeling van de externe financieringsoperaties van de EIB Ontwikkelingen gedurende 2013 De EU-garantie aan de EIB voor externe
financiering van de EIB voor de periode 2007-2013 ("het externe mandaat 2007-2013")
is met zes maanden verlengd omdat op 31 december 2013 door de Raad en het
Europees Parlement geen besluit over een nieuwe EU-garantie aan de EIB was
goedgekeurd. De wanbetalingen op rentebetalingen en
leningterugbetalingen door de Syrische regering zijn in 2013 doorgegaan. De EIB
heeft een beroep op het Garantiefonds gedaan om deze wanbetalingen te dekken
(zie punt 5.3 hieronder). In 2013 is het bedrag van de in het kader van
het externe mandaat 2007-2013 ondertekende leningsovereenkomsten met 17 %
toegenomen tot 3.901 miljoen EUR. Het bedrag van de uitbetaalde
leningen is uitgekomen op 2.288 miljoen EUR (+ 20 % ten opzichte
van 31 december 2012). Aldus bereikte het cumulatieve bedrag van de
ondertekende leningen en uitbetaalde leningen onder het mandaat respectievelijk
27.062 miljoen EUR en 13.590 miljoen EUR op 31 december 2013. Voor eerdere
externe EIB-mandaten, zie de bijlage bij tabel A1 van het WDC. Ontwikkelingen
na 31 december 2013 Het nieuwe besluit tot verlening van een
EU-garantie voor EIB-operaties buiten de EU voor de periode 2014-2020[23] is in april 2014
aangenomen. Op grond daarvan moet het maximumplafond van de EU-garantie worden
uitgesplitst in een vast plafond met een maximumbedrag van 27 miljard EUR
en een optioneel bijkomend bedrag van 3 miljard EUR. Tot gehele of gedeeltelijke
activering van het optionele bijkomende bedrag zal worden besloten
overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure op basis van de rapportage
halverwege de termijn over de uitvoering door de EIB van het besluit en de
ontwikkeling van de EIB-operaties. Parallel hieraan is een nieuwe
Garantieovereenkomst in de maak, als vereist bij artikel 14 van het
besluit. In tabel 1 zijn de uitstaande bedragen per 31
december 2013 voor de verschillende faciliteiten waarvan sprake in dit
hoofdstuk gepresenteerd. 4. Door de EU-begroting gedekte
risico's 4.1. Definitie van risico Het risico voor de EU-begroting vloeit voort
uit het uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten met betrekking tot
gegarandeerde operaties. In het kader van dit verslag worden de
volgende twee methoden gehanteerd om de risico's voor de EU-begroting (hetzij
direct, hetzij indirect via het Fonds) te beoordelen: –
"het totale gedekte risico" is berekend
als het totale uitstaande bedrag in hoofdsom, vermeerderd met de verschuldigde
en niet-betaalde interesten, met betrekking tot de desbetreffende operaties op
een gegeven datum[24];
–
de budgettaire benadering, gedefinieerd als
"het jaarlijkse risico voor de EU-begroting", is gebaseerd op de
berekening van het maximumbedrag dat de EU in een begrotingsjaar zou moeten
uitbetalen indien alle gegarandeerde leningen noodlijdend zouden zijn[25]. 4.2. Totale samenstelling van het risico Tot 2010 hing het maximumrisico in termen van
gedekte totale uitstaande bedragen hoofdzakelijk samen met leningen ten gunste
van derde landen. Vanaf 2011 had de financiële crisis ernstige negatieve
gevolgen voor de overheidsfinanciën van de lidstaten, hetgeen tot een toename
heeft geleid van de leningactiviteit van de EU ter dekking van de hogere
financieringsbehoeften van de overheid in de lidstaten. Als gevolg daarvan is de samenstelling van het
risico veranderd. Vanaf 31 december 2013: ·
heeft 71 % van het totale uitstaande bedrag
betrekking op opgenomen leningen in verband met aan lidstaten verstrekte
leningen die rechtstreeks door de EU-begroting worden gedekt (tegen 45 % op 31.12.2010); In tabel 1 is het risico dat op 31 december 2013
door de EU-begroting werd gedekt gespecificeerd. Tabel 1: totale uitstaande bedragen in miljoen EUR die op 31 december 2013 door de EU-begroting waren gedekt || Uitstaand bedrag in hoofdsom || Opgelopen rente || Totaal || % Lidstaten* || || || || Euratom || 357 || 2 || 359 || < 1 % BB-mechanisme || 11.400 || 223 || 11.623 || 14 % EIB || 2.657 || 22 || 2.676 || 3 % EFSM || 43.800 || 669 || 44.469 || 54 % Subtotaal lidstaten || 58.214 || 916 || 59.130 || 71 % Derde landen** || || || || MFB || 565 || 5 || 569 || 1 % Euratom || 29 || 0 || 29 || < 1 % EIB*** || 22.917 || 155 || 23.072 || 28 % Subtotaal derde landen || 23.510 || 160 || 23.670 || 29 % Totaal || 81.724 || 1.076 || 82.799 || 100 % * Dit risico wordt rechtstreeks door de EU-begroting gedekt. Het omvat ook de MFB-, Euratom- en EIB-leningen die aan landen zijn toegekend voordat deze tot de EU zijn toegetreden. ** Dit risico wordt door het Fonds gedekt. ***Inclusief leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden na wanbetalingen door Syrië op EIB-leningen (bedrag: 60 miljoen EUR). In de tabellen A1, A2, A3a en A3b van het WDC
wordt nadere informatie over deze uitstaande bedragen verstrekt, met name wat
plafonds, uitbetaalde bedragen of garantiepercentages betreft. 4.3. Jaarlijks risico voor de EU-begroting Voor 2014 is het maximumbedrag dat de EU
(direct en via het Fonds) zou moeten uitbetalen - ervan uitgaande dat alle
gegarandeerde leningen noodlijdend zouden zijn - 7.395 miljoen EUR. Dit stemt
overeen met de betalingen (hoofdsom en rente) voor gedurende 2014 vervallende
gegarandeerde leningen, ervan uitgaande dat noodlijdende leningen niet versneld
worden ingevorderd (voor nadere bijzonderheden, zie tabel A2 van het WDC). 4.3.1. Met lidstaten verband houdend risico Het met lidstaten verband houdend risico betreft: a) EIB- en/of MFB- en/of Euratom-leningen die
vóór de toetreding tot de EU zijn toegekend, b) de leningen die uit hoofde van het
betalingsbalansmechanisme zijn verstrekt, en c) de leningen die uit hoofde van het EFSM
zijn toegekend. Tabel 2: rangorde van de lidstaten volgens het
jaarlijkse risico voor de EU-begroting in 2014 (miljoen EUR) Rangorde || Land || Leningen || Maximaal jaarlijks risico || Gewicht van het land t.o.v. het jaarlijkse risico van de lidstaten (LS) || Gewicht van het land t.o.v. het jaarlijkse risico (LS en niet-LS) 1 || Hongarije || a)+b) || 2.128,42 || 41,0 % || 28,8 % 2 || Letland || a)+b) || 1.096,43 || 21,1 % || 14,8 % 3 || Ierland || c) || 661,00 || 12,7 % || 8,9 % 4 || Portugal || c) || 644,88 || 12,4 % || 8,7 % 5 || Roemenië || a)+b) || 377,02 || 7,3 % || 5,1 % 6 || Bulgarije || a) || 87,52 || 1,7 % || 1,2 % 7 || Tsjechië || a) || 56,44 || 1,1 % || 0,8 % 8 || Polen || a) || 52,49 || 1,0 % || 0,7 % 9 || Kroatië || a) || 42,62 || 0,8 % || 0,6 % 10 || Slowakije || a) || 25,78 || 0,5 % || 0,3 % 11 || Slovenië || a) || 7,44 || 0,1 % || 0,1 % 12 || Litouwen || a) || 4,95 || 0,1 % || 0,1 % 13 || Cyprus || a) || 3,29 || 0,1 % || < 0,1 % Totaal || || || 5.188,29 || 100 % || 70,2 % 4.3.2. Met derde landen verband houdend
risico Het Fonds dekt de gegarandeerde leningen aan
derde landen met looptijden tot 2042. In 2014 zal het met derde landen
samenhangende jaarlijkse maximumrisico voor het Fonds 2.206,6 miljoen EUR
vertegenwoordigen (30 % van het totale jaarlijkse risico). Hierna volgt een lijst van de eerste tien
landen (van de tweeënveertig) gerangschikt volgens het totale uitstaande
bedrag. Zij zijn goed voor 1.684 miljoen EUR of 76,3 % van het jaarlijkse
risico dat door het Fonds wordt gedekt. De economische situatie van die landen
wordt geanalyseerd en toegelicht in punt 3 van het WDC. In elke landentabel
wordt ook de kredietwaardigheid als beoordeeld door de ratingbureaus vermeld. Het met derde landen verband houdend risico
betreft EIB- en/of MFB- en/of Euratom-leningen (voor nadere bijzonderheden, zie
de tabellen A3b en A4 van het WDC). Tabel 3: rangorde van de 10 belangrijkste
derde landen volgens het jaarlijkse risico voor de EU-begroting in 2014
(miljoen EUR) Rangorde || Land || Maximaal jaarlijks risico || Gewicht van het land t.o.v. het jaarlijkse risico van derde landen || Gewicht van het land t.o.v. het jaarlijkse risico (LS en niet-LS) 1 || Turkije || 542,67 || 24,6 % || 7,3 % 2 || Tunesië || 221,59 || 10,0 % || 3,0 % 3 || Marokko || 217,77 || 9,9 % || 2,9 % 4 || Servië || 195,00 || 8,8 % || 2,6 % 5 || Egypte || 184,11 || 8,3 % || 2,5 % 6 || Brazilië || 102,45 || 4,6 % || 1,4 % 7 || Zuid-Afrika || 74,51 || 4,6 % || 1,4 % 8 || Syrië || 72,52 || 3,3 % || 1,0 % 9 || Bosnië en Herzegovina || 63,24 || 2,9 % || 0,9 % 10 || Oekraïne || 10,61 || 0,5 % || 0,1 % || Totaal voor de 10 || 1.684,47 || 76,3 % || 22,8 % 5. Activering van de
garanties en de ontwikkeling van het Fonds 5.1. Activering van garanties 5.1.1. Gebruik van kasmiddelen Wanneer een debiteur de EU laattijdig betaalt,
maakt de Commissie gebruik van haar kasmiddelen om vertragingen en daaruit
resulterende kosten in verband met de dienst op de kredietnemingsoperaties te
voorkomen[26]. Dit is in 2013 niet gebeurd. 5.1.2. Overmakingen uit de EU-begroting Bij een eventuele wanbetaling zou op de
EU-begroting en beroep worden gedaan om het tekort te dekken. Aangezien er
gedurende 2013 geen wanbetalingen van de lidstaten zijn voorgekomen, zijn geen
middelen opgevraagd. 5.1.3. Beroep op het Fonds en
invorderingen Wanneer de begunstigde van een door de EU
toegekende of gegarandeerde lening aan derde landen in gebreke blijft, wordt
binnen drie maanden na het verzoek om betaling, een beroep op het Fonds gedaan[27]. De EIB werd vanaf
december 2011 geconfronteerd met wanbetalingen op een aantal rentebetalingen en
leningterugbetalingen door de Syrische overheid. Aangezien officiële
betalingsverzoeken zonder gevolg zijn gebleven, is de EIB in mei 2012 een
beroep op het Fonds gaan doen. De ontwikkeling van de beroepen op het Fonds met
betrekking tot de noodlijdende leningen in Syrië is weergegeven in tabel 4. De bedragen die
door de EIB zijn opgevraagd, zijn afgeboekt van de rekening van het
Garantiefonds na machtiging door de diensten van de Commissie. Wanneer de EU
een betaling uit hoofde van de EU-garantie heeft gedaan, treedt zij in de
rechten en rechtsmiddelen van de EIB. De invordering gebeurt door de EIB namens
de EU ten aanzien van de gesubrogeerde bedragen. Tabel 4: Beroepen
op het Garantiefonds betreffende noodlijdende leningen in Syrië (in miljoen
EUR) Jaar || Aantal betaalde opvragingen || Bedrag van de afbetalingstermijnen || Sancties en opgelopen rente (1) || Ingevorderd bedrag[28] || Totaal 2012 || 2 || 24,02 || n.v.t. || 2,15 || 21,87 2013 || 8 || 59,27 || 1,36 || 0 || 60,63 Totaal || 10 || 83,29 || 1,36 || 2,15 || 82,50 1) Boetes en opgelopen rente worden door de EIB alleen bij het tweede
betalingsverzoek van elke afzonderlijke lening gevorderd en lopen vanaf de
datum van wanbetaling tot de datum van betaling door het Garantiefonds. Op 31 december 2013 beloopt het totale
uitstaande bedrag in hoofdsom van de gegarandeerde leningen aan Syrië 554 miljoen EUR;
de laatste lening loopt in 2030 af. 5.2. Ontwikkeling van het Fonds Overeenkomstig de regels van de
Garantiefondsverordening moeten de middelen van het Fonds een passend niveau
(streefbedrag) bereiken, dat is vastgesteld op 9% van het uitstaande bedrag in
hoofdsom van het totaal van de passiva die uit elke operatie voortvloeien,
vermeerderd met de opgelopen rente. Een voorzieningsmechanisme is in werking om
ervoor te zorgen dat aan het streefbedrag wordt voldaan. Op basis van het voorzieningsmechanisme is in
februari 2013 uit de EU-begroting 155,66 miljoen EUR
aan het Fonds betaald, terwijl in
februari 2014 de betrokken betaling 58,43 miljoen EUR bedroeg. Op 31 december 2013 bedroegen de netto-activa[29]
van het Fonds 1.981,29 miljoen EUR. De verhouding
tussen de netto-activa en het uitstaande
bedrag in hoofdsom van de passiva[30] (23.609,19
miljoen EUR) in de zin van de Garantiefondsverordening was lager dan het streefbedrag. Bijgevolg is in het
voorontontwerp van EU-begroting voor 2015 een voorziening van 144,40 miljoen EUR opgenomen. Op 31 december 2013 moest het Fonds 82,5
miljoen EUR aan achterstallige bedragen invorderen. [1] Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het
Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële
regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz.
1). [2] COM(2013) 871 final en SDW(2013) 504 final vormen het
vorige verslag over de stand van de begrotingsgaranties op 31 december 2012. [3] Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25
mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (Gecodificeerde versie), de
"Garantiefondsverordening", (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10). [4] MFB kan ook de vorm aannemen van subsidies aan derde
landen. [5] Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18
februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële
ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten
(PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1). [6] Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010
houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (PB L 118
van 12.5.2010, blz. 1). [7] Zie tabel A4 van het WDC voor
de verwijzingen naar de rechtsgrondslagen. [8] Hoewel externe risico's uiteindelijk door de
EU-begroting worden gedekt, fungeert het Garantiefonds als een instrument ter
bescherming van de EU-begroting tegen het risico van wanbetaling. Voor het
laatste jaarverslag over het Fonds en het beheer ervan, zie COM(2013) 661 final
en het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2012) 217
final). [9] Voor een uitvoerig verslag over de werking van het Fonds
en het voorzieningsstreefpercentage, zie COM(2014) 214 def. en het begeleidend
werkdocument van de diensten van de Commissie (SWD(2014) 129 final). [10] Over de GLF:
http://ec.europa.eu/economy_finance/assistance_eu_ms/greek_loan_facility/index_en.htm. [11] Over de EFSF: http://www.efsf.europa.eu. [12] De in het kader van de EU/het EFSM verstrekte leningen
worden gegarandeerd door de EU-begroting. [13] Over het ESM: http://esm.europa.eu. [14] Zie
de persmededeling over de buitengewone vergadering van de Raad Ecofin op 9/10
mei 2010 (http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ecofin/121119.pdf) [15] Uitvoeringsbesluit van de Raad 2011/77/EU van 7 december 2011
tot verlening van financiële bijstand van de Unie aan Ierland (PB L 30 van 4.2.2011,
blz. 348). [16] Uitvoeringsbesluit van de Raad 2011/344/EU van 17 mei 2011
tot verlening van financiële bijstand van de Unie aan Portugal (PB L 159 van 17.6.2011,
blz. 88). zie ook corrigendum (PB L 178 van 10.7.2012, blz.15). [17] Voor nadere informatie over het EFSM, zie ook het verslag
van de Commissie over de leningactiviteit van de Europese Unie in 2012 (COM(2013)752
final). [18] Besluit 2011/288/EU van de Raad van 12 mei 2011 tot
verlening van anticiperende financiële bijstand van de EU op middellange
termijn aan Roemenië (PB L 132 van 19.5.2011, blz. 15). [19] Besluit 2013/531/EU van de Raad van 22 oktober 2013 tot
verlening van anticiperende financiële bijstand van de EU op middellange
termijn aan Roemenië (PB L 286 van 29.10.2013, blz. 1). [20] Besluit nr. 388/2010/EU van het Europees Parlement en
de Raad van 7 juli 2010 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan
Oekraïne (PB L 179 van 14.7.2010, blz. 1). [21] Besluit 2002/639/EG van de Raad van 12 juli 2002 tot
toekenning van aanvullende macrofinanciële bijstand aan Oekraïne (PB
L 209 van 6.8.2002, blz. 22). [22] Besluit nr. 2014/215/EU van de Raad van 14 april 2014
tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Oekraïne (PB L 111 van 15.4.2014,
blz. 85). [23] Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 16 april 2014 tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de
Europese Investeringsbank op financieringsverrichtingen van projecten buiten de
Unie (PB L 135 van 8.5.2014, blz. 1). [24] Zie tabel 1 van het verslag. [25] Bij deze berekening wordt aangenomen dat noodlijdende
leningen niet versneld worden ingevorderd, d.w.z. dat alleen met de
verschuldigde betalingen rekening wordt gehouden (zie de tabellen 2 en 3a/3b
van het verslag en tabel A2 van het WDC). [26] Zie artikel 12 van Verordening
(EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van
Besluit 2007/436/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de
Europese Gemeenschappen (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1). [27] Sinds de instelling van het Fonds in 1994 is het per de
verslagdatum voor een totaalbedrag van 502 miljoen EUR aangesproken. 579
miljoen EUR is ingevorderd (dit bedrag omvat het terugbetaalde bedrag in
hoofdsom en de interesten, plus de strafrente voor laattijdige betalingen, plus
gerealiseerde wisselkoerswinsten en -verliezen). Voor nadere bijzonderheden,
zie punt 2.5.4 van het WDC. [28] Sinds de instelling van het Fonds in 1994 heeft het op de
verslagdatum voor een bedrag van in totaal 579 miljoen EUR ingevorderd (dit
bedrag is als volgt berekend: het terugbetaalde bedrag in hoofdsom en de
interesten, plus de strafrente voor laattijdige betalingen, plus gerealiseerde
wisselkoerswinsten en -verliezen). [29] Totale activa van het Fonds na aftrek van de te betalen
posten (EIB-vergoedingen en auditvergoedingen). [30] Inclusief de opgelopen rente.