52013PC0547

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2013/36/EU en 2009/110/EG en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG /* COM/2013/0547 final - 2013/0264 (COD) */


TOELICHTING

1.           Achtergrond van het voorstel

De markt voor elektronische betalingen in Europa biedt veel mogelijkheden voor innovatie. De afgelopen jaren hebben de consumenten hun betalingsgewoonten al sterk veranderd. Naast het steeds grotere aantal betalingen met debet- en kredietkaarten hebben de groei van de e-commerce en de toenemende populariteit van smartphones de weg gebaand voor de opkomst van nieuwe betaalmiddelen. Betere marktintegratie en minder versnippering op het niveau van de Europese Unie zouden aanzienlijke voordelen opleveren.

Met dit initiatief zullen consumenten en handelaren ten volle kunnen profiteren van de interne markt, in het bijzonder op het gebied van de e-commerce. Het voorstel strekt ertoe de verdere ontwikkeling van een EU-markt voor elektronische betalingen te ondersteunen, zodat consumenten, retailers en andere marktspelers alle voordelen van de interne EU-markt kunnen benutten, in overeenstemming met Europa 2020 en de digitale agenda. Een verdere integratie is des te belangrijker naarmate de wereld de overstap maakt van de klassieke handel naar een digitale economie.

Om dit te bereiken en meer concurrentie, efficiency en innovatie op het gebied van elektronische betalingen te stimuleren, moet er sprake zijn van rechtsduidelijkheid en een gelijk speelveld; dit zorgt ervoor dat kosten en prijzen voor betalingsdienstgebruikers neerwaarts naar elkaar toe groeien, de keuze tussen en de transparantie van betalingsdiensten toeneemt, het gemakkelijker wordt om innoverende betalingsdiensten aan te bieden, en de veiligheid en de transparantie van betalingsdiensten wordt gegarandeerd.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

– Richtlijn 2007/64/EG: deze richtlijn creëerde een geharmoniseerd rechtskader voor snellere en vlottere betalingen overal in de EU, introduceerde meer concurrentie op het gebied van betalingssystemen en vergemakkelijkte schaalvoordelen. Zij vergemakkelijkte ook de praktische tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke eurobetalingsruimte (Single Euro Payments Area — SEPA).

– Verordening (EG) nr. 924/2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen: bij deze verordening werd Verordening (EG) nr. 2560/2001 ingetrokken en het toepassingsgebied van de verordening uitgebreid tot automatische afschrijvingen. Deze verordening maakte een einde aan het verschil in de kosten voor nationale en grensoverschrijdende betalingen in euro’s binnen de Europese Unie die betalingsdienstgebruikers worden aangerekend. Zij is van toepassing op alle betalingen die elektronisch worden verwerkt.

– Verordening (EU) nr. 260/2012: deze verordening stelt tijdslimieten vast voor de omschakeling naar SEPA voor pan-Europese overmakingen en automatische afschrijvingen ter vervanging van de nationale regelingen voor nationale en grensoverschrijdende betalingen in euro’s binnen de Europese Unie.

– Richtlijn 2009/110/EG betreffende elektronisch geld: deze richtlijn creëert het rechtskader voor de uitgifte en terugbetaling van elektronisch geld en brengt het prudentiële toezicht op instellingen voor elektronisch geld in overeenstemming met de vereisten voor betalingsinstellingen in de RBD.

– Verordening (EG) nr. 1781/2006: deze verordening verplicht betalingsdienst­aanbieders om informatie over de betaler door te geven door de hele betalingsketen met het oog op de voorkoming van, het onderzoek naar en de opsporing van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.

– De wetgevingsinitiatieven van de Commissie betreffende de digitale agenda voor Europa[1] en met name het voorstel van de Commissie voor een rechtskader betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties[2] en haar voorstel houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie[3] te waarborgen alsook de in de mededeling over e-commerce en onlinediensten[4] genoemde kernprioriteiten, die tot doel hebben een digitale eengemaakte markt tot stand te brengen;

– de inspanningen van de Commissie om de concurrentie te verhogen door de marktspelers gelijke plichten, rechten en kansen te geven en de grensoverschrijdende verlening van betalingsdiensten te vergemakkelijken;

– het wetgevingsvoorstel van de Commissie betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties en betreffende de toepassing van bepaalde restrictieve bedrijfsregels en -praktijken, dat tegelijkertijd en in nauwe afstemming met dit voorstel wordt opgesteld;

– Richtlijn 2011/83/EG betreffende consumentenrechten[5] die moet bijdragen aan de totstandbrenging van een echte interne markt voor “business-to-consumer”-handel (b2c) en het juiste evenwicht moet helpen te vinden tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, waarbij de speelruimte van de handelaren om een vergoeding aan te rekenen voor het gebruik van betaalinstrumenten, wordt beperkt tot de werkelijke kosten.

2.           Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

Op 11 januari 2012 heeft de Europese Commissie een groenboek “Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen”[6] gepubliceerd, waarna een uitvoerige publieke raadpleging heeft plaatsgevonden. De Commissie heeft meer dan 300 reacties ontvangen van autoriteiten, het maatschappelijk middenveld, brancheorganisaties en bedrijven uit diverse sectoren, die een breed spectrum van stakeholders vertegenwoordigen. Een bijkomend aantal opmerkingen, standpuntnota’s en bijdragen zijn buiten de raadpleging om ontvangen.

De uitgebreide feedback van de stakeholders[7] verschafte relevante inzichten in een aantal recente nieuwe ontwikkelingen en mogelijke noodzakelijke wijzigingen in het bestaande betalingskader. In dezelfde context vond op 4 mei 2012 een openbare hoorzitting plaats, die door zo’n 350 geïnteresseerde stakeholders werd bijgewoond.

Uit de resultaten van de raadpleging blijkt dat het bestaande rechtskader op een aantal punten grondig moet worden bijgestuurd om de doeltreffendheid van de Europese betaalmarkt te versterken en bij te dragen aan een betalingsomgeving die concurrentie, innovatie en veiligheid in de hand werkt.

De bestaande regels worden in de lidstaten zeer uiteenlopend toegepast omdat er teveel keuzemogelijkheden zijn en de toepassingscriteria vaak zeer algemeen geformuleerd zijn. Met name bepaalde vrijstellingen in de RBD lijken te algemeen of verouderd te zijn gelet op de marktontwikkelingen, en worden zeer verschillend uitgelegd. Het toepassingsgebied vertoont ook leemten ten aanzien van betalingen waarvan één schakel in de transactie zich buiten de EER bevindt, en betalingen in niet-EU-valuta’s, met blijvende marktversnippering, regelgevingsarbitrage en concurrentie­verstoringen als gevolg.

– Er bestaat een rechtsvacuüm voor bepaalde nieuwe aanbieders van diensten via het internet, zoals derde betalingsdienstaanbieders die betalingsinitiatiediensten op basis van onlinebanking aanbieden. Deze diensten zijn een degelijk en vaak ook goedkoper betalingsalternatief voor kaartbetalingen, en ook interessant voor consumenten die geen kaarten hebben. Het merendeel van deze aanbieders valt momenteel niet onder het bestaande rechtskader omdat zij op geen enkel ogenblik geldmiddelen aanhouden. Dit rechtsvacuüm kan een rem vormen op de innovatie en in de weg staan aan passende voorwaarden inzake markttoegang.

– Er is sprake van onvoldoende standaardisatie en interoperabiliteit tussen verschillende betaalmiddelen (kaart-, internet- en mobiele betalingen), op diverse punten en in verschillende mate, met name op grensoverschrijdend niveau, hetgeen nog wordt versterkt door zwakke governanceregelingen voor de EU-retailbetaalmarkt.

– De praktijken inzake vergoedingen (die handelaren vragen voor het gebruik van een specifiek betaalinstrument) zijn uiteenlopend en niet-samenhangend in de verschillende EU-lidstaten (waarvan ongeveer de helft toeslagen toestaat en de andere helft deze verbiedt), wat tot verwarring leidt bij consumenten wanneer zij in het buitenland winkelen of op het internet aankopen doen, en de concurrentievoorwaarden zijn niet gelijk.

– Op het gebied van betaalkaarten wordt de concurrentie verstoord door diverse restrictieve bedrijfsregels en –praktijken (op het gebied van MIV’s en regels met betrekking tot keuze en flexibiliteit van handelaren in verband met de aanvaarding van kaarten).

In de effectbeoordeling werd geconcludeerd dat, wat de RBD betreft, de beste beleidsopties om de bestaande situatie te verbeteren, waarbij i) wordt bijgedragen aan de totstandkoming van een omgeving waarin bestaande en nieuwe aanbieders van kaart-, internet- en mobiele betalingen onder gelijke voorwaarden met elkaar kunnen concurreren, ii) de efficiency, transparantie en keuzemogelijkheden van betaalinstrumenten voor gebruikers van betalingsdiensten (consumenten en handelaren) wordt vergroot, en iii) een hoog beschermingsniveau wordt gecreëerd voor laatstgenoemden, erin zouden bestaan om:

– het SEPA-project te versterken en alle stakeholders in staat te stellen een actievere rol te spelen bij de opstelling en de verwezenlijking van het beleid inzake retailbetalingen (governance);

– standaardisatie te vergemakkelijken door middel van een passend governancekader en betere samenwerking met de Europese normalisatie-instellingen (standaardisatie);

– rechtszekerheid te garanderen op het gebied van de interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingen en duidelijkheid te verschaffen over een aanvaardbaar bedrijfsmodel voor bestaande en toekomstige kaartbetalingsinitiatieven (interbancaire vergoedingen);

– restrictieve bedrijfsregels voor kaartbetalingen die de markt verstoren, af te schaffen (flankerende maatregelen voor interbancaire vergoedingen);

– het beleid van de lidstaten inzake toeslagen te harmoniseren met de regelgeving over interbancaire vergoedingen (flankerende maatregelen voor interbancaire vergoedingen);

– voorwaarden vast te stellen voor de toegang die derde betalingsdienst­aanbieders hebben tot de informatie over de beschikbaarheid van geldmiddelen, inclusief betalingsinitiatiediensten (toepassingsgebied van de RBD);

– het toepassingsgebied aan te passen en de samenhang in het wetgevingskader te verbeteren (toepassingsgebied van de RBD);

– de tenuitvoerlegging van de bestaande RBD te verbeteren (bijsturingsmaatregelen RBD);

– de rechten van betalingsdienstgebruikers te versterken en de rechten van de consument te vrijwaren rekening houdende met de wijzigingen in de regelgeving (toepassingsgebied van de RBD; flankerende maatregelen voor interbancaire vergoedingen).

De Raad voor Effectbeoordeling heeft tijdens een zitting op 20 maart 2013 een positief advies uitgebracht over de effectbeoordeling. In overeenstemming met zijn aanbevelingen is het document op bepaalde punten aangepast, met name waar het gaat om:

– het onderbouwen van de dringende behoefte aan een herziening van de Richtlijn betalingsdiensten (RBD) en van de redenen voor de reglementering van MIV’s via wetgeving;

– het stroomlijnen van de presentatie van de effecten door de nadruk te leggen op de effecten van de belangrijkste opties in de tekst zelf en minder belangrijke kwesties te verplaatsen naar de bijlagen;

– het beter uitleggen van de onderlinge afhankelijkheid van de verschillende opties en pakketten.

De voorgestelde beleidsmaatregelen zijn voor het merendeel meegenomen in het huidige voorstel. Dit is met name het geval voor de gebieden die al onder de bestaande RBD-bepalingen vallen, zoals markttoegang voor derde betalingsdienstaanbieders, het aanrekenen van toeslagen en voorschriften voor betalingsinstellingen. Andere maatregelen, met name de reglementering van MIV’s en ondersteunende maatregelen, zullen aan de orde komen in een specifiek wetgevingsvoorstel dat gelijktijdig wordt ingediend.

Een aantal van de hierboven beschreven maatregelen moeten langs andere dan wetgevende weg worden aangepakt, bijvoorbeeld de medewerking van de Europese normalisatie-instellingen en de SEPA-governance.

De bestaande SEPA-governanceregelingen, waaronder de rol van de huidige SEPA-raad - een ad-hocbestuursorgaan op hoog niveau ingesteld onder het covoorzitterschap van de Commissie en de Europese Centrale Bank voor een initiële periode van drie jaar om de betrokkenheid van de stakeholders bij SEPA te verbeteren -, moeten worden versterkt. Daartoe dient de opdracht van de SEPA-raad te worden verduidelijkt, de samenstelling ervan te worden herzien en een beter evenwicht te worden gevonden tussen de belangen van de aanbod- en de vraagzijde, zodat aan de Commissie en de Europese Centrale Bank effectief advies kan worden gegeven in verband met de toekomstige richting van het SEPA-project en het gemakkelijker wordt om een geïntegreerde, concurrerende en innoverende markt voor retailbetalingen, met name in de eurozone, tot stand te brengen. De Commissie zal samen met de Europese Centrale Bank bekijken hoe de taken, de samenstelling, het voorzitterschap en de werking van de governance op het gebied van SEPA op passende wijze kunnen worden geregeld.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Het onderhavige voorstel is gebaseerd op artikel 114 VWEU.

Een geïntegreerde EU-markt voor elektronische retailbetalingen draagt bij aan de doelstelling van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat voorziet in een interne markt. Marktintegratie is noodzakelijk om de Europese burgers ten volle te kunnen laten profiteren van een aantal voordelen. Het betreft hier onder andere meer concurrentie tussen betalingsdienstaanbieders en meer keuzemogelijkheden, innovatie en veiligheid voor betalingsdienstgebruikers, in het bijzonder consumenten. Een geïntegreerde betaalmarkt vergemakkelijkt in laatste instantie ook de grensoverschrijdende aanbieding van goederen en diensten en draagt zo bij tot de totstandkoming van een echte eengemaakte markt. De omvang van de herziening van de Richtlijn betalingsdiensten staat in verhouding tot de problemen die zich tot dusver hebben voorgedaan. De richtlijn functioneert algemeen genomen nog altijd goed; tegelijkertijd is het evenwel zaak dat het EU-rechtskader meegroeit met de laatste ontwikkelingen op technologisch en zakelijk gebied in verband met retailbetalingen.

Een geïntegreerde betaalmarkt, gebaseerd op netwerken die de nationale grenzen overschrijden, vereist per definitie een EU-brede aanpak, aangezien de toepasselijke beginselen, regels, processen en standaarden consistent moeten zijn in alle lidstaten om rechtszekerheid en gelijke voorwaarden voor alle relevante marktdeelnemers te garanderen. Gelet op de huidige versnippering van de markt zou een individueel optreden op het niveau van de lidstaten het doel, een geïntegreerde en efficiënte betaalmarkt voor zowel binnenlandse als grensoverschrijdende goederen en diensten, niet verwezenlijken.

De gekozen aanpak ondersteunt de verdere uitbreiding van de eengemaakte eurobetalingsruimte SEPA en spoort met de digitale agenda, in het bijzonder de totstandbrenging van een digitale eengemaakte markt. Hij zal de technologische innovatie stimuleren en bijdragen aan nieuwe groei en werkgelegenheid, met name op de gebieden van e- en m-commerce.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De richtlijn heeft gevolgen voor de begroting zoals uiteengezet in het financieel memorandum bij het voorstel.

5.           Aanvullende informatie

Europese Economische Ruimte

De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-Overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

Toelichtende stukken

In de voorgestelde nieuwe richtlijn wordt de bestaande richtlijn op verschillende punten aangepast en krijgen de lidstaten een aantal nieuwe verplichtingen – bij de omzetting van deze verplichtingen, zoals de nieuwe bepalingen betreffende veiligheid, in nationaal recht krijgen zij redelijk wat speelruimte. Zij worden daarom verzocht toelichtende stukken te verstrekken in verband met de aan te nemen omzettingsmaatregelen zodat de Commissie beter zicht heeft op de relevante nationale maatregelen en zij beter kan toezien op de juiste omzetting van de richtlijn.

Onderstaand summier overzicht strekt ertoe het besluitvormingsproces te vergemakkelijken door middel van een bondige beschrijving van de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de RBD die wordt ingetrokken.

Artikel 2 – Toepassingsgebied: er wordt een uitbreiding van het toepassingsgebied voorgesteld, zowel geografisch als wat de valuta’s betreft die onder de richtlijn vallen.

Artikel 2, lid 1: de bepalingen van de RBD betreffende transparantie en informatievereisten zullen ook gelden voor betalingstransacties naar derde landen waarbij slechts een van de betalingsdienst­aanbieders binnen de Europese Unie gevestigd is (transacties bestaande uit één schakel), voor het gedeelte van de betalingstransactie dat in de Europese Unie plaatsvindt.

Artikel 2, lid 2: de bepalingen van de RBD betreffende transparantie en informatievereisten zullen gelden voor alle valuta’s en niet alleen voor – zoals nu het geval is - EU-valuta’s.

Artikel 3 – uitsluitingen van het toepassingsgebied: in deze bepaling worden de uitsluitingen van het toepassingsgebied van de RBD die in de huidige tekst zijn opgenomen, verduidelijkt en geactualiseerd – dit betreft met andere woorden de vrijstellingen voor een aantal betalings(gerelateerde) activiteiten:

Artikel 3, onder b): de vrijstelling voor de “handelsagent” is gewijzigd zodat zij alleen nog geldt voor handelsagenten die optreden voor rekening van ofwel de betaler ofwel de begunstigde, en niet meer voor handelsagenten die optreden voor rekening van zowel de betaler als de begunstigde. De bestaande vrijstelling werd steeds vaker gebruikt voor betalingstransacties die worden verwerkt door e-commerce-platformen voor rekening van zowel de verkoper (begunstigde) als de koper (betaler). Dit gebruik gaat voorbij aan het doel van de vrijstelling, die daarom nauwer moet worden afgebakend.

Artikel 3, onder k): de vrijstelling voor “beperkte netwerken” werd steeds vaker gebruikt voor grote netwerken met grote betalingsvolumes en brede assortimenten van goederen en diensten. Dit gaat duidelijk voorbij aan het oorspronkelijke doel van deze vrijstelling, want er blijven grote hoeveelheden betalingen buiten het regelgevend kader en gereglementeerde marktspelers ondervinden een concurrentienadeel. De nieuwe definitie, die in overeenstemming is met de definitie van beperkte netwerken van Richtlijn 2009/110/EG, moet helpen om deze risico’s te beperken.

Artikel 3, onder l): de huidige vrijstelling voor digitale inhoud (“telecomvrijstelling”) wordt aangescherpt en zal nog uitsluitend gelden voor nevendiensten bij betalingtransacties die worden verleend door aanbieders van elektronische netwerken of diensten, zoals telecomexploitanten. De vrijstelling zal gelden voor de aanbieding van digitale inhoud die wordt geleverd door een derde partij, met inachtneming van bepaalde drempels die in deze richtlijn zijn vastgesteld. De nieuwe definitie moet zorgen voor gelijke concurrentievoorwaarden tussen de verschillende aanbieders en efficiënter tegemoet komen aan de behoeften van de consumentenbescherming in de context van betalingen.

Schrapping van het vroegere artikel 3, onder o): de vrijstelling van geldautomaatdiensten die worden verleend door onafhankelijke exploitanten van geldautomaten, heeft geleid tot de oprichting van geldautomaatnetwerken waar de consumenten hoge kosten worden aangerekend voor het opnemen van geld aan de automaat. Kennelijk heeft deze bepaling de bestaande geldautomaatnetwerken, die in handen van de banken waren, ertoe aangezet hun bestaande contractuele relatie met andere betalingsdienstaanbieders te verbreken om de consument zo rechtstreeks hogere vergoedingen te kunnen aanrekenen. Deze vrijstelling moet derhalve worden geschrapt.

Artikel 9 – beschermingsvereisten: deze vereisten worden gestroomlijnd en de beschermings­vereisten voor betalingsinstellingen die een RBD‑vergunning hebben, worden verder geharmoniseerd, waarbij met name de lidstaten minder mogelijkheden krijgen om de beschermingsvereisten te versoepelen en het aantal mogelijke beschermingsmethoden te beperken, teneinde de concurrentievoorwaarden meer gelijk te trekken en de rechtszekerheid te verbeteren.

Artikel 14 – Europees elektronisch toegangspunt bij de EBA: het opzetten van één enkel elektronisch toegangspunt, dat voorziet in de interconnectie van de nationale openbare registers op het niveau van de Unie, moet zorgen voor grotere transparantie van vergunninghoudende en geregistreerde betalingsinstellingen.

Artikel 27 – voorwaarden: de mogelijkheid om voor “kleine betalingsinstellingen” gebruik te maken van een “minder strikte regeling”, zal worden uitgebreid tot een groter aantal kleine instellingen, gelet op de negatieve ervaringen die sommige lidstaten hebben gehad (zoals insolventie) met kleine betalingsdienstaanbieders wier activiteiten de huidige drempel voor de ontheffingsregeling overstegen. Zo moet een juist evenwicht worden gevonden waarbij enerzijds zeer kleine instellingen geen onnodige regeldruk krijgen opgelegd en anderzijds betalingsdienstgebruikers een passend niveau van bescherming wordt gegarandeerd.

Artikel 29 - toegang tot betalingssystemen: in dit artikel worden de voorschriften in verband met de toegang tot betalingssystemen nader bepaald waarbij voor de voorwaarden betreffende de indirecte toegang van betalingsinstellingen tot betalingssystemen die zijn aangewezen overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG (richtlijn betreffende het definitieve karakter van betalingen), aansluiting wordt gezocht bij de toegang voor kleinere kredietinstellingen.

Artikel 55, leden 3 en 4 – toepasselijke kosten: deze bepaling zal de praktijken in verband met toeslagen verder harmoniseren, met passende inachtneming van Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten en het voorstel van de Commissie voor een Verordening (EU) XXX van het Europees Parlement en de Raad betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties, dat samen met dit voorstel wordt voorgelegd. De speelruimte waarin de huidige RBD voorziet doordat handelaren een toeslag mogen verlangen van de betaler, hem een korting mogen toekennen of anderszins in de richting van het efficiëntste betaalmiddel mogen duwen – met de voorwaarde dat de lidstaten dergelijke toeslagen op hun grondgebied mogen verbieden of beperken –, heeft geleid tot een zeer heterogene markt. Dertien lidstaten hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid van de RBD om toeslagen te verbieden. De verschillende regelingen in de lidstaten leiden tot problemen en verwarring, niet alleen bij de handelaren maar ook bij de consumenten, met name bij de grensoverschrijdende aankoop of verkoop van goederen en diensten via het internet. Het voorgestelde verbod op toeslagen hangt rechtstreeks samen met de plafonnering van de interbancaire vergoedingen overeenkomstig het hierboven genoemde voorstel voor een verordening betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties. Gelet op de forse beperking van de vergoedingen die de handelaar zijn bank zal moeten betalen, zijn toeslagen niet langer gerechtvaardigd voor de MIV-gereglementeerde kaarten die meer dan 95 % van de consumentenkaartenmarkt zullen uitmaken. Dankzij de voorgestelde regels zal de consument die met zijn kaart betaalt, overal in de EU een betere ervaring hebben en zal het gebruik van betaalkaarten in plaats van contant geld worden aangemoedigd.

Wat kaarten betreft die niet onder de verordening betreffende interbancaire vergoedingen vallen overeenkomstig het hierboven genoemde voorstel betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties, dat wil zeggen corporate kaarten en driepartijen­betaalkaartsystemen, zullen handelaren nog altijd toeslagen mogen aanrekenen zolang de toeslag overeenkomt met de werkelijke kosten, met passende inachtneming van Richtlijn 2011/83/EU. Artikelen 65 en 66 – aansprakelijkheid van betalingsdienstaanbieders en betalers bij niet-toegestane betalingstransacties: de voorgestelde wijzigingen zullen de aansprakelijkheidsregels in geval van niet-toegestane transacties stroomlijnen en verder harmoniseren, en zo voor een grotere bescherming van de legitieme belangen van de gebruikers zorgen. Behalve in geval van fraude of grove nalatigheid zal het maximale bedrag dat een gebruiker hoe dan ook moet betalen in geval van een niet-toegestane betalingstransactie, worden verlaagd van de huidige 150 EUR naar 50 EUR. Ook zal worden verduidelijkt dat laattijdige betalingen niet noodzakelijkerwijs aanleiding geven tot terugbetaling.

Artikel 67 - terugbetalingen van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransacties: deze bepaling verduidelijkt het recht op terugbetaling voor automatische­-afschrijvingstransacties en brengt het in overeenstemming met de SEPA-basisvoorschriften voor automatische afschrijvingen, mits de betaalde goederen of diensten nog niet zijn verbruikt. Volgens de huidige voorschriften gelden er verschillende terugbetalingsregelingen voor automatische afschrijvingen naargelang er al dan niet voorafgaand toestemming werd verleend, het bedrag hoger ligt dan wat de betaler had kunnen verwachten of, in plaats daarvan, een andere compensatie werd overeengekomen.

Artikel 85 – beveiligingsmaatregelen: de voorgestelde voorschriften regelen veiligheids- en authenticatieaspecten in overeenstemming met het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende netwerk- en informatiebeveiliging.

Titel I-V en bijlage I, punt 7: uitbreiding van het toepassingsgebied tot nieuwe diensten en dienstenaanbieders die toegang verschaffen tot betaalrekeningen: deze spelers vallen tot dusver buiten de RBD voor zover zij op geen enkel ogenblik beschikken over de geldmiddelen van de betaler of de begunstigde. Het feit dat deze derde betalingsdienstaanbieders momenteel niet onder de regels vallen, althans niet in sommige lidstaten, heeft zorgen doen rijzen over veiligheid, gegevensbescherming en aansprakelijkheid, ondanks de potentiële voordelen die deze diensten en dienstverleners bieden. Met dit voorstel worden derde betalingsdienstaanbieders die met name betalingsinitiatiediensten op basis van onlinebanking aanbieden, onder het toepassingsgebied van de RBD gebracht (bijlage I, punt 7). Dit zou nieuwe goedkope e-betalingsoplossingen op het internet een steun in de rug moeten geven en tegelijkertijd garant moeten staan voor passende veiligheids-, gegevensbeschermings- en aansprakelijkheidsnormen. Om betalingsinitiatiediensten te mogen verlenen, zullen derde betalingsdienstaanbieders een vergunning moeten hebben of geregistreerd moeten zijn en aan hetzelfde toezicht worden onderworpen als betalingsinstellingen (Titel II). Zoals andere betalingsdienstaanbieders zullen zij worden onderworpen aan geharmoniseerde rechten en verplichtingen, en met name beveiligingseisen (artikelen 85 en 86). In de voorgenomen voorschriften wordt met name het volgende geregeld: voorwaarden voor de toegang tot rekeninginformatie (artikel 58), vereisten inzake authenticatie (artikel 87) en rectificatie van transacties (artikelen 63 en 64), en een evenwichtige verdeling van de aansprakelijkheid (artikelen 65 en 66). Nieuwe betalingsdienstaanbieders zullen profijt trekken van deze nieuwe regeling, ongeacht of zij op enig tijdstip over de geldmiddelen van de betaler of de begunstigde beschikken of niet.

Hoofdstuk 6 – buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures voor de beslechting van geschillen: doel hiervan is de naleving van de richtlijn te versterken. Met de nieuwe maatregelen worden de vereisten betreffende buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures en passende sancties geactualiseerd.

Artikel 92 – sancties: zoals ook in andere recente voorstellen in de sector van de financiële dienstverlening zullen de lidstaten worden verplicht administratieve sancties op elkaar af te stemmen, te voorzien in passende administratieve maatregelen en sancties voor overtredingen van de richtlijn, en te garanderen dat deze sancties daadwerkelijk worden uitgevoerd.

Europese Bankautoriteit: de richtlijn bestrijkt verschillende gebieden waarop de EBA (zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 1093/2010) actief zal zijn om uitvoering te geven aan haar opdracht bij te dragen aan de consistente en coherente werking van het toezicht. De EBA zal in het bijzonder worden gevraagd richtsnoeren uit te vaardigen en technische reguleringsnormen op te stellen op diverse gebieden, bijvoorbeeld om de regels te verduidelijken voor het verlenen van een “paspoort” aan betalingsinstellingen die actief zijn in verschillende lidstaten, of om te garanderen dat er toereikende beveiligingsvereisten worden vastgesteld.

2013/0264 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2013/36/EU en 2009/110/EG en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[8],

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[9],

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       De afgelopen jaren is er op het gebied van retailbetalingen in de Unie grote vooruitgang geboekt en een sterke integratie tot stand gebracht, met name in het kader van de Uniebesluiten betreffende betalingen, meer bepaald Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad[10], Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad[11], Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad[12], en Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad[13] Dit rechtskader voor betalingsdiensten is verder aangevuld door Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad[14], die de toeslag die detailhandelaren hun klanten voor het gebruik van een bepaald betaalmiddel kunnen aanrekenen, beperkt.

(2)       Richtlijn 2007/64/EG is aangenomen in december 2007 op basis van een voorstel van de Commissie van december 2005. De markt van de retailbetalingen heeft sindsdien grote technische innovaties gezien, met de snelle toename van het aantal elektronische en mobiele betalingen en de opkomst van nieuwe soorten betalingsdiensten op de markt.

(3)       Uit de evaluatie van het EU-rechtskader voor betalingsdiensten en met name uit de analyse van de effecten van Richtlijn 2007/64/EG en de raadpleging over het groenboek van de Commissie “Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen”[15] is gebleken dat deze ontwikkelingen de wet- en regelgeving voor grote uitdagingen stellen. Belangrijke segmenten van de betaalmarkt, met name die van de kaart-, internet- en mobiele betalingen, zijn vaak nog opgedeeld langs nationale grenzen. Talrijke innoverende betalingsproducten of ‑diensten vallen, volledig of grotendeels, buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2007/64/EG. In een paar gevallen is ook gebleken dat het toepassingsgebied van Richtlijn 2007/64/EG en met name de uitsluiting van een aantal elementen, zoals bepaalde betalingsgerelateerde activiteiten, van de algemene voorschriften te vaag, te algemeen of gewoon achterhaald was, gelet op de ontwikkelingen op de markt. Dit heeft geleid tot rechtsonzekerheid, potentiële veiligheidsrisico’s in de betalingsketen en een gebrek aan consumentenbescherming op sommige gebieden. Innoverende en gebruiksvriendelijke digitale betalingsdiensten konden daardoor maar moeilijk ingang vinden en dienst doen als doeltreffende, handige en veilige betalingsmethoden in de Unie voor consumenten en detailhandelaren.

(4)       De totstandbrenging van een geïntegreerde eengemaakte markt voor elektronische betalingen is van wezenlijk belang om ervoor te zorgen dat consumenten, handelaren en bedrijven alle voordelen van de interne markt kunnen benutten, gelet op de ontwikkeling van de digitale economie.

(5)       Nieuwe voorschriften moeten worden vastgesteld om de leemten in de regelgeving te dichten en tegelijkertijd de rechtsduidelijkheid te vergroten en een consistente toepassing van het wetgevingskader overal in de Unie te garanderen. Bestaande en nieuwe spelers op de markt moeten de garantie hebben dat zij onder gelijke voorwaarden hun activiteiten kunnen ontplooien, waardoor nieuwe betaalmiddelen gemakkelijker een grotere markt zullen bereiken en er in de hele Unie een hoog niveau van consumentenbescherming bij het gebruik van deze betalingsdiensten zal worden gegarandeerd. Dit moet de kosten en prijzen voor betalingsdienstgebruikers laten dalen en tot meer keuze tussen en transparantie van betalingsdiensten leiden.

(6)       De afgelopen jaren zijn de veiligheidsrisico’s in verband met elektronische betalingen gestegen als gevolg van de grotere technische complexiteit van elektronische betalingen, de wereldwijd steeds grotere hoeveelheden elektronische betalingen en de nieuwe soorten betalingsdiensten. Veilige en zekere betalingsdiensten zijn een absolute voorwaarde voor een goed functionerende markt voor betalingsdiensten en de gebruikers van die diensten moeten voldoende beschermd zijn tegen deze risico’s. Betalingsdiensten zijn essentieel voor de handhaving van vitale economische en maatschappelijke activiteiten en om die reden zijn betalingsdienstaanbieders zoals kredietinstellingen aangemerkt als marktdeelnemers overeenkomstig artikel 3, punt 8, van Richtlijn [nummer van de NIB-richtlijn toevoegen na de vaststelling ervan] van het Europees Parlement en de Raad[16].

(7)       Naast de algemene maatregelen die op het niveau van de lidstaten moeten worden genomen overeenkomstig Richtlijn [nummer van de NIB-richtlijn toevoegen na de vaststelling ervan], dienen de veiligheidsrisico’s in verband met betalingstransacties ook te worden aangepakt op het niveau van de betalingsdienstaanbieders. De door de betalingsdienstaanbieders te nemen veiligheidsmaatregelen moeten in verhouding staan tot de veiligheidsrisico’s in kwestie. Er dient een mechanisme voor regelmatige rapportage te worden gecreëerd om ervoor te zorgen dat betalingsdienstaanbieders de bevoegde autoriteiten jaarlijks actuele informatie verstrekken over de door hen verrichte veiligheidsrisicobeoordeling en de naar aanleiding hiervan genomen (aanvullende) maatregelen. Teneinde voorts te garanderen dat schade voor andere betalingsdienstaanbieders en betalingssystemen, zoals een omvangrijke verstoring van een betalingssysteem, en voor gebruikers zoveel mogelijk wordt beperkt, is het van wezenlijk belang dat betalingsdienstaanbieders de verplichting hebben om onverwijld belangrijke veiligheidsincidenten te melden aan de Europese Bankautoriteit.

(8)       Het herziene regelgevingskader voor betalingsdiensten wordt aangevuld door Verordening (EU) [XX/XX/XX] van het Europees Parlement en de Raad[17]. Deze verordening voorziet in voorschriften betreffende het aanrekenen van multilaterale en bilaterale interbancaire vergoedingen voor alle transacties met debet- en kredietkaarten van consumenten en op die transacties gebaseerde mobiele betalingen en legt beperkingen op ten aanzien van de toepassing van bepaalde bedrijfsregels met betrekking tot kaarttransacties. Zij moet bijdragen aan de snellere totstandkoming van een effectieve geïntegreerde markt voor kaartbetalingen.

(9)       Om te vermijden dat de lidstaten op uiteenlopende wijze te werk gaan, hetgeen ten koste van de consument zou zijn, dienen de bepalingen betreffende transparantie en informatievereisten voor betalingsdienstaanbieders in deze richtlijn ook te gelden voor transacties waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler of de begunstigde in de Europese Economische Ruimte (hierna “de EER” genoemd) gevestigd is en de andere betalingsdienstaanbieder buiten de EER. Het is ook passend de toepassing van de bepalingen betreffende transparantie en informatievereisten uit te breiden tot transacties in alle valuta’s tussen betalingsdienstaanbieders die in de EER gevestigd zijn.

(10)     De definitie van betalingsdiensten moet technologieneutraal zijn en ruimte bieden voor de verdere ontwikkeling van nieuwe soorten betalingsdiensten terwijl zij zowel bestaande als nieuwe betalingsdienstaanbieders garandeert dat zij onder gelijke voorwaarden hun activiteiten kunnen ontplooien.

(11)     De vrijstelling van betalingstransacties die worden uitgevoerd via een handelsagent voor rekening van de betaler of de begunstigde, zoals vastgesteld in Richtlijn 2007/64/EG, wordt in de lidstaten op zeer uiteenlopende wijze toegepast. Sommige lidstaten staan toe dat de vrijstelling ook wordt gebruikt door e-commerce-platformen die optreden als tussenpersoon voor rekening van zowel individuele kopers als verkopers zonder werkelijke ruimte om de verkoop of aankoop van goederen of diensten tot stand te brengen of af te sluiten. Dit gaat verder dan de beoogde werkingssfeer van de vrijstelling en kan leiden tot grotere risico’s voor de consumenten, aangezien de bescherming van het rechtskader zich niet tot deze aanbieders uitstrekt. Ook uiteenlopende praktijken bij de toepassing van de vrijstelling verstoren de concurrentie op de betaalmarkt. Om deze problemen te verhelpen, moet de definitie worden gepreciseerd en verduidelijkt.

(12)     Uit feedback van de markt blijkt dat er bij de betalingsactiviteiten die plaatsvinden onder de vrijstelling voor beperkte netwerken, vaak sprake is van zeer grote betalingsvolumes en bedragen waarbij de consument honderden of duizenden verschillende producten en diensten worden aangeboden, hetgeen in strijd is met de geest van de vrijstelling voor beperkte netwerken van Richtlijn 2007/64/EG. Betalingsdienstgebruikers, met name consumenten, lopen hierdoor grotere risico’s en hebben geen juridische bescherming terwijl gereglementeerde marktdeelnemers duidelijk worden benadeeld. Om deze risico’s te beperken, dient een preciezere definitie van een beperkt netwerk in overeenstemming met Richtlijn 2009/110/EG te worden vastgesteld. Een betaalinstrument dient daarom als een slechts binnen een “beperkt netwerk” bruikbaar instrument te worden beschouwd als het alleen maar kan worden gebruikt voor de aankoop van goederen en diensten in een welbepaalde winkel of winkelketen, dan wel voor de aankoop van een beperkte reeks goederen of diensten, ongeacht de geografische locatie van het verkooppunt. Dergelijke instrumenten zijn bijvoorbeeld klantenkaarten, tankkaarten, lidmaatschapskaarten, kaarten voor openbaar vervoer, maaltijdcheques of cheques voor specifieke diensten, die soms onder een specifiek rechtskader op het gebied van belastingen of arbeid vallen dat tot doel heeft het gebruik van dergelijke instrumenten te bevorderen om de doelstellingen die zijn vastgelegd in de sociale regelgeving te kunnen bereiken. Wanneer een dergelijk instrument voor specifieke doeleinden een instrument voor algemene doeleinden wordt, dient de vrijstelling van het toepassingsgebied van deze richtlijn niet langer te gelden. Instrumenten die voor aankopen in winkels van geregistreerde handelaren kunnen worden gebruikt, mogen niet worden vrijgesteld van het toepassingsgebied van deze richtlijn omdat dergelijke instrumenten juist zijn bedoeld voor een netwerk van dienstverleners dat voortdurend aangroeit. De vrijstelling moet gelden in combinatie met de verplichting voor potentiële betalingsdienstaanbieders om activiteiten te melden die onder de definitie van een beperkt netwerk vallen.

(13)     Richtlijn 2007/64/EG voorziet in een vrijstelling voor bepaalde betalingstransacties via telecommunicatie- of IT-toestellen waarbij de netwerkexploitant niet alleen optreedt als intermediair voor de levering van digitale goederen en diensten via het toestel in kwestie, maar ook waarde aan deze goederen of diensten toevoegt. Onder deze vrijstelling valt met name het systeem waarbij gefactureerd wordt via de exploitant of aankopen rechtstreeks via de telefoonrekening worden afgerekend, hetgeen – zoals reeds het geval is met beltonen en premium sms-diensten – bijdraagt aan de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen op basis van de verkoop van digitale inhoud voor kleine bedragen. Feedback uit de markt wijst er niet op dat deze betalingsmethode, die de consumenten praktisch vinden voor laagdrempelige betalingen, zich heeft ontwikkeld tot een algemene intermediatiedienst op het gebied van betalingen. Door de vage formulering van de huidige vrijstelling hebben de lidstaten deze regel evenwel op uiteenlopende wijze ten uitvoer gelegd. Dit vertaalt zich in een gebrek aan rechtszekerheid voor exploitanten en consumenten en heeft occasioneel ook andere intermediatiediensten op het gebied van betalingen in staat gesteld aanspraak te maken op de vrijstelling van Richtlijn 2007/64/EG. Het is derhalve passend het toepassingsgebied van die richtlijn te beperken. De vrijstelling moet specifiek gericht zijn op microbetalingen voor digitale inhoud, zoals beltonen, achtergronden, muziek, spellen, video’s of apps. De vrijstelling mag uitsluitend gelden voor betalingsdiensten die als nevendienst worden verricht bij elektronische communicatiediensten (dat wil zeggen de kernactiviteit van de betrokken exploitant).

(14)     Richtlijn 2007/64/EG voorzag ook in een vrijstelling voor betalingsdiensten die worden aangeboden door exploitanten van geldautomaten, los van banken of andere betalingsdienstaanbieders. Deze bepaling was oorspronkelijk bedoeld als een stimulans voor het installeren van stand-alone geldautomaten in afgelegen en dunbevolkte gebieden omdat zij de exploitant de mogelijkheid biedt een extra vergoeding te vragen bovenop de vergoedingen voor de kaartuitgevende betalingsdienstaanbieders, maar het idee was niet dat de vrijstelling zou worden gebruikt door geldautomaatexploitanten met netwerken van honderden of zelfs duizenden automaten over een of meer lidstaten. Hierdoor komt de richtlijn op een steeds groter deel van de markt van geldautomaten niet tot toepassing, met negatieve gevolgen voor de consumentenbescherming. Ook worden de bestaande exploitanten van geldautomaten ertoe aangezet hun bedrijfsmodel aan te passen en hun gebruikelijke contractuele relatie met de betalingsdienstaanbieders te verbreken om de consument rechtstreeks hogere vergoedingen aan te rekenen. De vrijstelling moet derhalve worden geschrapt.

(15)     Dienstverleners die een beroep willen doen op een vrijstelling van Richtlijn 2007/64/EG, raadplegen vaak niet de autoriteiten om na te gaan of hun activiteiten onder die richtlijn vallen of ervan zijn vrijgesteld, maar vertrouwen in plaats daarvan op hun eigen oordeel. Betalingsdienstaanbieders hebben kennelijk een aantal vrijstellingen aangegrepen om hun bedrijfsmodel aan te passen zodat de aangeboden betalingsactiviteiten buiten het toepassingsgebied van de richtlijn komen te vallen. Dit kan ertoe leiden dat betalingsdienstgebruikers meer risico lopen en dat de voorwaarden waaronder betalingsdienstaanbieders op de interne markt actief zijn, uiteenlopen. Betalingsdienstaanbieders moeten daarom de verplichting krijgen bepaalde activiteiten te melden bij de bevoegde autoriteiten om te garanderen dat de regels overal op de interne markt op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd.

(16)     Het is zaak te bepalen dat potentiële betalingsdienstaanbieders hun voornemen om activiteiten te verrichten in het kader van een beperkt netwerk, moeten melden als het volume van de betalingstransacties een bepaalde drempel overschrijdt. De bevoegde autoriteiten dienen te onderzoeken of deze activiteiten kunnen worden aangemerkt als activiteiten die worden verricht in het kader van een beperkt netwerk, en vervolgens een met redenen omkleed besluit te nemen op basis van de in artikel 3, onder k), vastgestelde criteria.

(17)     De nieuwe voorschriften moeten de aanpak van Richtlijn 2007/64/EG volgen en alle soorten elektronische betalingsdiensten bestrijken. Het is daarom nog altijd niet aangewezen dat de nieuwe regels van toepassing zijn op diensten waarbij de overdracht van geldmiddelen van de betaler aan de begunstigde of het transport ervan uitsluitend in de vorm van bankbiljetten en munten plaatsvindt, of waarbij de overdracht is gebaseerd op een papieren cheque, een papieren wisselbrief, promesse of ander instrument, papieren vouchers of kaarten die door een betalingsdienstaanbieder of een andere partij zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde.

(18)     Sinds de vaststelling van Richtlijn 2007/64/EG zijn er nieuwe soorten betalingsdiensten ontstaan, met name op het gebied van internetbetalingen. Zo zijn er in het bijzonder derde betalingsdienstaanbieders op de markt gekomen, die zogenaamde betalingsinitiatiediensten verlenen aan consumenten en handelaren, vaak zonder dat zij zelf in het bezit komen van de over te dragen geldmiddelen. Deze diensten vergemakkelijken de e-commercebetalingen doordat zij een softwareverbinding tot stand brengen tussen de website van de handelaar en het onlinebankplatform van de consument om internetbetalingen te initiëren op basis van overmakingen of automatische afschrijvingen. Derde betalingsdienstaanbieders bieden een goedkoop alternatief voor kaartbetalingen zowel voor handelaren als voor consumenten en bieden consumenten een mogelijkheid om ook zonder kredietkaart online te winkelen. Aangezien derde betalingsdienstaanbieders momenteel echter niet aan Richtlijn 2007/64/EG zijn onderworpen, kunnen zij buiten het toezicht van een bevoegde autoriteit vallen en hoeven zij de richtlijnvoorschriften niet te volgen. Dit werpt een reeks juridische vragen op, onder meer op het gebied van consumenten­bescherming, veiligheid en aansprakelijkheid, mededinging en gegevensbescherming. De nieuwe voorschriften moeten hierop derhalve een antwoord bieden.

(19)     Een geldtransfer is een eenvoudige betalingsdienst, doorgaans op basis van contanten welke door een betaler worden verstrekt aan een betalingsdienstaanbieder die het overeenkomstige bedrag, bijvoorbeeld via een communicatienetwerk, overmaakt aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder. In sommige lidstaten bieden supermarkten en andere handelaren en winkeliers het publiek een vergelijkbare dienst aan die cliënten in staat stelt hun rekeningen van nutsbedrijven en andere terugkerende huishoudelijke rekeningen te voldoen. Deze diensten voor het betalen van rekeningen moeten worden behandeld als geldtransferdiensten, tenzij de bevoegde autoriteiten oordelen dat de activiteit onder een andere betalingsdienst valt.

(20)     Het is noodzakelijk om de categorieën betalingsdienstaanbieders te specificeren die rechtmatig overal in de Unie betalingsdiensten mogen aanbieden, namelijk kredietinstellingen die deposito’s van gebruikers in ontvangst nemen die kunnen worden gebruikt voor de financiering van betalingstransacties en die onderworpen dienen te blijven aan de prudentiële vereisten van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad[18], instellingen voor elektronisch geld die elektronisch geld uitgeven voor de financiering van betalingstransacties en die onderworpen dienen te blijven aan de prudentiële vereisten van Richtlijn 2009/110/EG, betalingsinstellingen en postcheque- en girodiensten die krachtens nationale wetgeving daartoe gemachtigd zijn.

(21)     Deze richtlijn omvat regels betreffende de uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen elektronisch geld zijn zoals bepaald in Richtlijn 2009/110/EG. Onderhavige richtlijn bevat evenwel geen regels betreffende de uitgifte van elektronisch geld en wijzigt de voorschriften voor het prudentieel toezicht op instellingen voor elektronisch geld van die richtlijn niet. Daarom is het betalingsinstellingen niet toegestaan elektronisch geld uit te geven.

(22)     Bij Richtlijn 2007/64/EG is een prudentiële regeling ingesteld, die voorzag in de invoering van één enkele vergunning voor alle aanbieders van betalingsdiensten die geen verband houden met het in ontvangst nemen van deposito’s of het uitgeven van elektronisch geld. Te dien einde werd bij Richtlijn 2007/64/EG een nieuwe categorie betalingsdienstaanbieders, hierna “betalingsinstellingen” genoemd, ingevoerd door te bepalen dat aan rechtspersonen die niet tot de bestaande categorieën behoren, vergunning wordt verleend om overal in de Unie betalingsdiensten aan te bieden, mits deze personen een reeks strikte en veelomvattende voorwaarden inachtnemen. Op die manier moeten voor deze diensten overal in de Unie dezelfde voorwaarden gelden.

(23)     De voorwaarden voor de verlening en handhaving van een vergunning als betalingsinstelling zijn niet ingrijpend gewijzigd. Zoals in Richtlijn 2007/64/EG omvatten zij prudentiële vereisten die in verhouding staan tot de operationele en financiële risico’s die dergelijke instellingen bij de uitoefening van hun bedrijfsactiviteit lopen. Hiervoor is een solide regeling nodig die aanvangskapitaal combineert met lopend kapitaal, en die achteraf verfijnd zou kunnen worden naargelang de behoeften van de markt. Omdat er zoveel verschillende soorten betalingsdiensten zijn, dient deze richtlijn ruimte te bieden voor diverse toezichtmethoden die de toezichthouders enige marge bieden, teneinde te garanderen dat alle aanbieders van betalingsdiensten ten aanzien van dezelfde risico’s dezelfde behandeling krijgen. De vereisten voor betalingsinstellingen dienen het feit te weerspiegelen dat betalingsinstellingen meer gespecialiseerde en beperktere activiteiten ontplooien, waardoor zij onderhevig zijn aan geringere en makkelijker te volgen en te controleren risico’s dan die welke aan het hele gamma van activiteiten van kredietinstellingen verbonden zijn. Zo zouden betalingsinstellingen met name geen deposito’s van gebruikers in ontvangst mogen nemen en alleen geldmiddelen mogen gebruiken die zij van gebruikers hebben ontvangen voor het verstrekken van betalingsdiensten. De regels inzake het vereiste prudentieel toezicht en het aanvangskapitaal moeten in verhouding staan tot het risico dat samenhangt met de desbetreffende betalingsdienst die door de betalingsinstelling wordt verricht. Diensten waarbij uitsluitend toegang tot betalingsrekeningen wordt verleend zonder dat rekeningen zelf worden aangeboden, moeten worden beschouwd als een middelgroot risico met betrekking tot het aanvangskapitaal.

(24)     Er dienen regelingen te worden getroffen om geldmiddelen van cliënten gescheiden te houden van de geldmiddelen die een betalingsinstelling voor het verrichten van andere bedrijfsactiviteiten aanhoudt. Beschermingsvereisten lijken evenwel alleen noodzakelijk wanneer een betalingsinstelling in het bezit is van de geldmiddelen van cliënten. Betalingsinstellingen dienen tevens te zijn onderworpen aan effectieve voorschriften ter bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.

(25)     Deze richtlijn wijzigt de verplichtingen van betalingsinstellingen met betrekking tot hun financiële verslaglegging en de controle van hun jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening niet. Betalingsinstellingen moeten hun jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening opstellen overeenkomstig Richtlijn 78/660/EEG van de Raad[19] en, voor zover van toepassing, Richtlijn 83/349/EEG van de Raad[20] en Richtlijn 86/635/EEG van de Raad[21]. De jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen moeten door een accountant gecontroleerd worden, tenzij de betalingsinstelling van die verplichting is ontheven krachtens Richtlijn 78/660/EEG en, voor zover van toepassing, Richtlijn 83/349/EEG en Richtlijn 86/635/EEG.

(26)     Met de technologische ontwikkelingen heeft de afgelopen jaren ook een reeks aanvullende diensten opgang gemaakt, zoals die waarbij rekeninginformatie of rekeningen­overzichten worden verstrekt. Deze diensten moeten ook onder deze richtlijn vallen teneinde consumenten voldoende bescherming en rechtszekerheid in verband met hun status te verschaffen.

(27)     Betalingsdienstaanbieders die een of meer onder deze richtlijn vallende betalingsdiensten aanbieden, moeten altijd betaalrekeningen aanhouden die uitsluitend voor betalingstransacties worden gebruikt. Betalingsinstellingen kunnen pas betalingsdiensten aanbieden als zij ook toegang hebben tot betaalrekeningen. De lidstaten moeten er zorg voor dragen dat die toegang wordt verleend op een wijze die in verhouding staat tot het legitieme doel dat met die toegang wordt beoogd.

(28)     Deze richtlijn heeft alleen betrekking op vormen van kredietverlening door betalingsinstellingen, met name enkel kredietlijnen en de uitgifte van kredietkaarten, die nauw verbonden zijn met betalingsdiensten. Alleen wanneer de kredietverlening strekt tot het ondersteunen van betalingsdiensten en van kortlopende aard is, en wordt verleend voor een periode die niet meer dan twaalf maanden bedraagt, inclusief op hernieuwbare basis, is het passend die kredietverlening met betrekking tot de grensoverschrijdende activiteiten van betalingsinstellingen toe te staan, mits voor de herfinanciering ervan hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van het eigen vermogen van de betalingsinstelling, alsmede van andere, op de kapitaalmarkt aangetrokken middelen, doch niet van de namens cliënten voor de betalingsdiensten aangehouden middelen. Dergelijke voorschriften laten onverlet Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad[22] of andere toepasselijke Unie- of nationale wetgeving betreffende aspecten van de voorwaarden voor kredietverlening aan consumenten die niet door deze richtlijn geharmoniseerd zijn.

(29)     Algemeen genomen heeft de samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de vergunningverlening aan betalingsinstellingen, de uitoefening van controles en het nemen van een beslissing over de intrekking van een vergunning, naar behoren gefunctioneerd. Deze samenwerking moet evenwel worden versterkt, zowel wat de uitwisseling van informatie betreft als ten aanzien van een coherente toepassing en uitlegging van de richtlijn in gevallen waarin de vergunninghoudende betalingsinstelling ook in een andere lidstaat dan haar lidstaat van herkomst betalingsdiensten wil aanbieden in uitoefening van het recht tot vestiging of het recht tot het vrij verrichten van diensten (het verlenen van een Europees paspoort). De Europese Bankautoriteit (EBA) dient te worden verzocht om een reeks richtsnoeren voor de samenwerking en gegevensuitwisseling op te stellen.

(30)     Om de transparantie te vergroten met betrekking tot de betalingsinstellingen die een vergunning hebben gekregen van of in een register zijn ingeschreven bij bevoegde autoriteiten, daaronder begrepen hun agenten en bijkantoren, moet bij de EBA een webportaal worden opgezet dat dienst doet als Europees elektronisch toegangspunt en alle nationale registers verbindt. Deze maatregelen moeten bijdragen aan een sterkere samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten.

(31)     De beschikbaarheid van correcte en actuele informatie moet worden verbeterd door van betalingsinstellingen te verlangen dat zij de bevoegde autoriteit van hun lidstaat van herkomst onverwijld in kennis stellen van wijzigingen die gevolgen kunnen hebben voor de correctheid van de informatie en de bewijsstukken die zij hebben verstrekt in verband met de vergunning, inclusief over extra agenten, bijkantoren of instellingen waaraan werkzaamheden worden uitbesteed. De bevoegde autoriteiten moeten ook, in geval van twijfel, verifiëren of de ontvangen informatie correct is.

(32)     In deze richtlijn worden de minimale bevoegdheden vastgesteld die de bevoegde autoriteiten moeten hebben bij het toezicht op de naleving ervan door betalingsinstellingen, maar deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend met inachtneming van grondrechten, met inbegrip van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Bij de uitoefening van de bevoegdheden die verregaand kunnen ingrijpen in het recht op de eerbiediging van het privéleven, het familie- en gezinsleven, de woning en de communicatie, dienen de lidstaten te voorzien in adequate en doeltreffende bescherming tegen misbruik of willekeur, bijvoorbeeld indien passend door middel van voorafgaande toestemming van de gerechtelijke autoriteit van de lidstaat in kwestie.

(33)     Het is zaak alle personen die transferdiensten aanbieden, in een minimaal kader van wet- en regelgeving onder te brengen. Het is derhalve wenselijk de identiteit en verblijfplaats te registreren van alle personen die transferdiensten aanbieden, met inbegrip van personen die niet aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning als betalingsinstelling kunnen voldoen. Deze aanpak is in overeenstemming met de opzet van speciale aanbeveling VI van de Financiële-actiegroep witwassen van geld, namelijk om in een mechanisme te voorzien waarbij betalingsdienstaanbieders die niet aan al de in die aanbeveling vastgestelde voorwaarden kunnen voldoen, niettemin als betalingsinstelling kunnen worden behandeld. Te dien einde moeten de lidstaten dergelijke personen in een register van betalingsinstellingen inschrijven zonder alle voorwaarden voor het verlenen van een vergunning toe te passen. Het is evenwel van essentieel belang dat de mogelijkheid tot ontheffing afhankelijk wordt gesteld van strikte eisen wat betreft het volume van de betalingstransacties. Betalingsinstellingen die een ontheffing genieten, hebben niet het recht van vestiging of het recht tot het vrij verrichten van diensten, noch mogen zij deze rechten indirect uitoefenen wanneer zij lid zijn van een betalingssysteem.

(34)     Voor een betalingsdienstaanbieder is het van essentieel belang dat hij toegang heeft tot de diensten van de technische infrastructuren van betalingssystemen. Voor dergelijke toegang dienen echter de nodige eisen te gelden teneinde de integriteit en stabiliteit van deze systemen te verzekeren. Elke betalingsdienstaanbieder die om deelname in een betalingssysteem verzoekt, dient aan de deelnemers van het betalingssysteem het bewijs te leveren dat zijn interne regelingen voldoende bestand zijn tegen alle soorten risico’s. Tot die betalingssystemen behoren doorgaans de vierpartijenbetaalkaartsystemen alsmede de grote systemen voor de verwerking van overmakingen en automatische afschrijvingen. Om te garanderen dat de verschillende categorieën vergunninghoudende betalingsdienstaanbieders in de gehele Unie een gelijke behandeling genieten volgens de voorwaarden waaronder zij hun vergunning hebben verkregen, dienen de regels betreffende de toegang tot het aanbieden van betalingsdiensten en de toegang tot betalingssystemen te worden verduidelijkt.

(35)     Er dient te worden voorzien in de niet-discriminerende behandeling van vergunninghoudende betalingsinstellingen en kredietinstellingen zodat alle aanbieders van betalingsdiensten in de interne markt op gelijke voet gebruik kunnen maken van de diensten van de technische infrastructuren van die betalingssystemen. Vergunninghoudende betalingsdienstaanbieders en betalingsdienstaanbieders die in aanmerking komen voor een ontheffing krachtens de onderhavige richtlijn of voor de ontheffing krachtens artikel 3 van Richtlijn 2009/110/EG, dienen verschillend te worden behandeld gelet op de verschillen in het desbetreffende prudentiële kader waarin zij functioneren. Verschillen in tariefvoorwaarden zouden in ieder geval alleen mogen worden toegestaan wanneer dat gerechtvaardigd is op grond van verschillen in kosten die door de betalingsdienstaanbieders worden gemaakt. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan het recht van de lidstaten om overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad[23] de toegang tot systeemkritische betalingssystemen te beperken, noch aan de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank en het Europees Systeem van Centrale Banken (ESCB) betreffende de toegang tot betalingssystemen.

(36)     In bepaalde gevallen hebben de lidstaten specifieke betalingsdienstaanbieders indirecte toegang verleend tot aangewezen betalingssystemen naar analogie met de bepalingen van Richtlijn 98/26/EG. Deze beslissing ligt bij de betrokken lidstaat. Om eerlijke concurrentie tussen de betalingsdienstaanbieders te garanderen, moet in deze richtlijn evenwel worden bepaald dat wanneer een lidstaat een betalingsdienstaanbieder indirecte toegang tot dergelijke systemen heeft verleend, andere betalingsdienstaanbieders die in dezelfde situatie verkeren, dezelfde niet-discriminerende behandeling dienen te krijgen.

(37)     De afgelopen jaren hebben bepaalde driepartijenbetalingssystemen waarbij het systeem als enige betalingsdienstaanbieder optreedt voor zowel de betaler als de begunstigde, zich ontwikkeld tot belangrijke spelers op de markt voor de verwerking van betalingen. Het is daarom niet langer gerechtvaardigd om deze systemen te laten profiteren van een vrijstelling met betrekking tot het verlenen van toegang tot andere betalingsdienstaanbieders wanneer andere betalingssystemen geen beroep kunnen doen op een dergelijke vrijstelling.

(38)     Er moet een samenstel van regels worden vastgesteld om de transparantie van de aan betalingsdiensten verbonden voorwaarden en informatievereisten te waarborgen.

(39)     Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op betalingstransacties in contanten aangezien er reeds een eengemaakte markt voor betalingen in contanten bestaat. Evenmin mag deze richtlijn van toepassing zijn op betalingstransacties op basis van papieren cheques, omdat deze, vanwege hun aard, niet even efficiënt als andere betaalmiddelen kunnen worden verwerkt. Goede praktijken op dit gebied moeten evenwel gebaseerd zijn op de beginselen die zijn vastgelegd in deze richtlijn.

(40)     Consumenten en ondernemingen verkeren niet in dezelfde positie en behoeven derhalve niet dezelfde mate van bescherming. Het is belangrijk dat de rechten van consumenten gewaarborgd worden door bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken, maar redelijkerwijs moeten ondernemingen en organisaties anderszins kunnen overeenkomen wanneer zij niet met consumenten te maken hebben. De lidstaten moeten echter kunnen bepalen dat micro-ondernemingen als omschreven in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie[24] als consumenten moeten worden behandeld. Sommige kernbepalingen van deze richtlijn moeten evenwel altijd van toepassing zijn ongeacht de status van de gebruiker.

(41)     In deze richtlijn dient te worden gespecificeerd welke de plichten van betalingsdienstaanbieders zijn wanneer zij informatie verstrekken aan betalingsdienstgebruikers, die allen dezelfde, kwalitatief hoogwaardige en duidelijke informatie over betalingsdiensten dienen te ontvangen om met kennis van zaken een vrije keuze te kunnen maken overal in de Unie. Ter wille van de transparantie dienen bij deze richtlijn geharmoniseerde vereisten te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat aan betalingsdienstgebruikers noodzakelijke en toereikende informatie over zowel het betalingsdienstencontract als de betalingstransacties wordt verstrekt. Teneinde een goede werking van de interne markt voor betalingsdiensten te bevorderen, zouden de lidstaten alleen de informatievoorschriften waarin deze richtlijn voorziet, mogen vaststellen.

(42)     De consument dient te worden beschermd tegen oneerlijke en misleidende praktijken overeenkomstig Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad[25] alsook Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad[26] en Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad[27]. De aanvullende bepalingen in deze richtlijnen blijven van toepassing. Wat de informatie in de precontractuele fase betreft, dient de verhouding tussen de onderhavige richtlijn en Richtlijn 2002/65/EG evenwel specifiek te worden toegelicht.

(43)     De benodigde informatie dient in verhouding te staan tot de gebruikersbehoeften en moet in een standaardformaat worden meegedeeld. De informatievereisten voor een eenmalige betalingstransactie dienen echter te verschillen van die voor een raamcontract dat op een reeks betalingstransacties betrekking heeft.

(44)     In de praktijk zijn raamcontracten en de daaronder vallende betalingstransacties veel gebruikelijker en van groter economisch belang dan eenmalige betalingstransacties. In geval van een betaalrekening of een specifiek betaalinstrument is een raamcontract vereist. De voorschriften inzake voorafgaande informatie dienen bij raamcontracten derhalve zeer uitgebreid te zijn en informatie moet steeds worden verstrekt op papier of op een andere duurzame drager, zoals uitdraaien van printers van rekeningafschriften, cd-roms, dvd’s en harde schijven van personal computers waarop elektronische post kan worden opgeslagen, en internetsites, mits deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kunnen worden geraadpleegd en de opgeslagen informatie daarmee ongewijzigd kan worden gereproduceerd. De betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker dienen evenwel de mogelijkheid te hebben in het raamcontract overeen te komen op welke wijze achteraf informatie over uitgevoerde betalingstransacties wordt verstrekt. Er kan bijvoorbeeld worden overeengekomen dat bij internetbankieren alle informatie betreffende de betaalrekening online beschikbaar wordt gesteld.

(45)     Bij eenmalige betalingtransacties dient de betalingsdienstaanbieder alleen de essentiële informatie altijd uit eigen beweging te verstrekken. Aangezien de betaler doorgaans aanwezig is wanneer hij een betalingsopdracht geeft, hoeft niet te worden voorgeschreven dat informatie in alle gevallen op papier of op een andere duurzame drager wordt verstrekt. De betalingsdienstaanbieder mag aan de balie mondelinge informatie verstrekken of anderszins vlot toegankelijk stellen, bijvoorbeeld door de voorwaarden op een mededelingenbord in de bedrijfsruimte te vermelden. De plaats waar andere, meer gedetailleerde informatie beschikbaar is, zoals het webadres, moet eveneens worden vermeld. Op verzoek van de consument moet de informatie evenwel op papier of op een andere duurzame drager worden verstrekt.

(46)     Deze richtlijn bevestigt het recht van de consument de toepasselijke informatie kosteloos te ontvangen voordat hij door een betalingsdienstencontract gebonden wordt. Gedurende de contractuele relatie dient de consument te allen tijde voorafgaande informatie, alsmede het raamcontract, kosteloos op papier te kunnen verlangen. Aldus kan de consument de diensten en de voorwaarden van betalingsdienstaanbieders vergelijken en bij een eventueel geschil zijn contractuele rechten en plichten naslaan. Deze voorschriften dienen in overeenstemming te zijn met de in Richtlijn 2002/65/EG vastgestelde regels. Het feit dat deze richtlijn uitdrukkelijke bepalingen over kosteloze informatie bevat, zou er niet toe mogen leiden dat kosten kunnen worden aangerekend voor informatie die op grond van andere toepasselijke richtlijnen aan consumenten wordt verstrekt.

(47)     Wat betreft de wijze waarop de vereiste informatie door de betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt, moet rekening worden gehouden met de behoeften van laatstgenoemde en met praktische technische aspecten en kosteneffectiviteit, naar gelang van de situatie met betrekking tot de overeenkomst in het betrokken betalingsdienstencontract. De richtlijn dient derhalve twee manieren te onderscheiden waarop informatie door de betalingsdienstaanbieder moet worden verstrekt. Ofwel moet de informatie worden verstrekt, d.w.z. actief worden meegedeeld, door de betalingsdienstaanbieder op het gepaste tijdstip, zoals voorgeschreven bij deze richtlijn, zonder verder verzoek van de betalingsdienstgebruiker. Ofwel moet de informatie beschikbaar worden gesteld aan de betalingsdienstgebruiker, rekening houdend met diens eventuele verzoeken om nadere informatie. In het laatste geval moet de betalingsdienstgebruiker uit eigen beweging stappen ondernemen om de informatie te verkrijgen, zoals de betalingsdienstaanbieder daar expliciet om verzoeken, inloggen op de mailbox van de bankrekening of een bankpas in een printer invoeren om bankafschriften te verkrijgen. De betalingsdienstaanbieder moet er daartoe voor zorgen dat toegang tot informatie mogelijk is en dat de informatie voor de betalingsdienstgebruiker beschikbaar is.

(48)     De consument moet zonder extra kosten de basisinformatie over uitgevoerde betalingstransacties ontvangen. In geval van een eenmalige betalingstransactie mag de betalingsdienstaanbieder voor deze informatie geen afzonderlijke kosten aanrekenen. Evenzo moet de maandelijkse informatie over betalingstransacties in het kader van een raamcontract kosteloos worden verstrekt. Gelet op het belang van transparante tarieven en de uiteenlopende behoeften van cliënten kunnen de partijen evenwel tot een akkoord komen over de kosten die worden aangerekend wanneer frequentere of bijkomende informatie moet worden verstrekt. Teneinde rekening te houden met verschillen in nationale praktijken moeten de lidstaten kunnen bepalen dat maandelijkse papieren uittreksels van betaalrekeningen altijd kosteloos moeten worden verstrekt.

(49)     Ter facilitering van cliëntenmobiliteit moet het voor consumenten mogelijk zijn een raamcontract na een jaar kosteloos te beëindigen. Voor consumenten zou geen opzegtermijn van meer dan een maand en voor betalingsdienstaanbieders geen opzegtermijn van minder dan twee maanden mogen worden overeengekomen. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de verplichting van de betalingsdienstaanbieder om in uitzonderlijke omstandigheden uit hoofde van andere Unie- of nationale wetgeving ter zake - zoals wetgeving inzake het witwassen van geld en terrorismefinanciering, elke maatregel gericht op het bevriezen van middelen of een specifieke maatregel in verband met preventie van of onderzoek naar strafbare feiten -, het betalingsdienstencontract te beëindigen.

(50)     Instrumenten voor de betaling van kleine bedragen moeten een goedkoop en gebruiksvriendelijk alternatief vormen bij laaggeprijsde goederen en diensten en mogen niet aan buitensporige vereisten onderworpen zijn. De voor deze betalingen geldende informatievereisten en de regels voor de uitvoering ervan moeten daarom tot essentiële informatie beperkt blijven, waarbij voorts rekening wordt gehouden met de technische voorzieningen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht van instrumenten die bestemd zijn voor betaling van kleine bedragen. Ondanks de minder strikte regeling zou de betalingsdienstgebruiker toch een passende bescherming genieten, aangezien dergelijke betaalinstrumenten, en vooral vooraf betaalde betaalinstrumenten, beperkte risico’s inhouden.

(51)     Het is nodig om de criteria vast te stellen op basis waarvan derde betalingsdienstaanbieders toegang mogen hebben tot en gebruik mogen maken van de informatie over de beschikbaarheid van geldmiddelen op de rekening van een betalingsdienstgebruiker bij een andere betalingsdienstaanbieder. Er moet met name zowel door de derde betalingsdienstaanbieder als door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder worden voldaan aan de noodzakelijke gegevensbeschermings- en beveiligingsvereisten die zijn vastgesteld of waarnaar wordt verwezen in deze richtlijn of die zijn opgenomen in de EBA-richtsnoeren. Betalers moeten de derde betalingsdienstaanbieder uitdrukkelijke toestemming voor toegang tot hun betaalrekening verlenen en naar behoren worden geïnformeerd over de omvang van deze toegang. Om ook andere betalingsdienstaanbieders die geen deposito’s in ontvangst mogen nemen, de mogelijkheid te bieden activiteiten te ontplooien, moeten kredietinstellingen hen de informatie over de beschikbaarheid van geldmiddelen verstrekken als de betaler ermee heeft ingestemd dat deze informatie wordt meegedeeld aan de betalingsdienstaanbieder die het betaalinstrument heeft uitgegeven.

(52)     De rechten en plichten van de betalingsdienstgebruikers en de betalingsdienstaanbieders moeten waar nodig worden aangepast om rekening te houden met de betrokkenheid van een derde betalingsdienstaanbieder bij transacties waarbij gebruik wordt gemaakt van de betalingsinitiatiedienst. Met name een evenwichtige verdeling van de aansprakelijkheid tussen de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder en de derde betalingsdienstaanbieder die bij de transactie betrokken is, moet beiden verplichten de verantwoordelijkheid te nemen voor het respectieve deel van de transactie waarover zij controle hebben, en in geval van incidenten zorgen voor een duidelijke aanwijzing van de verantwoordelijke partij. In geval van fraude of betwisting moet de derde betalingsdienstaanbieder een specifieke verplichting hebben om de betaler en de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de referentie van de transacties en de informatie met betrekking tot de toestemming voor de transactie in kwestie te verstrekken.

(53)     Om de risico’s en gevolgen van niet-toegestane of foutieve betalingstransacties te beperken, moet de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder zo spoedig mogelijk in kennis stellen van betwistingen in verband met vermeende niet-toegestane of foutieve betalingstransacties, voor zover de betalingsdienstaanbieder zijn informatieplicht conform deze richtlijn heeft vervuld. Indien deze kennisgevingstermijn wordt nageleefd door de betalingsdienstgebruiker, moet hij de desbetreffende vorderingen binnen de verjaringstermijnen overeenkomstig het nationale recht kunnen instellen. Deze richtlijn laat andere vorderingen tussen betalingsdienstgebruikers en betalingsdienstaanbieders onverlet.

(54)     In geval van niet-toegestane betalingstransacties moet de betaler het bedrag van de desbetreffende transactie onmiddellijk worden terugbetaald. Om te vermijden dat de betaler enig nadeel ondervindt, mag de valutadatum van de creditering niet later zijn dan de datum waarop het desbetreffende bedrag werd afgeschreven. Om de betalingsdienstgebruiker ertoe aan te sporen de aanbieder onverwijld van een eventuele diefstal of een eventueel verlies van een betaalinstrument in kennis te stellen en aldus het risico van niet-toegestane betalingstransacties te verminderen, dient de gebruiker slechts voor een zeer beperkt bedrag aansprakelijk te zijn, tenzij de betalingsdienstgebruiker frauduleus of ernstig nalatig heeft gehandeld. In dit verband lijkt een bedrag van 50 EUR passend om een geharmoniseerd en hoog niveau van gebruikersbescherming binnen de Unie te waarborgen. Zodra gebruikers een betalingsdienstaanbieder ervan in kennis hebben gesteld dat hun betaalinstrument gecompromitteerd kan zijn, mag van de gebruikers bovendien niet worden verlangd dat zij verdere verliezen dekken die uit een niet-toegestaan gebruik van dat instrument voortvloeien. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de verantwoordelijkheid van betalingsdienstaanbieders voor de technische beveiliging van hun eigen producten.

(55)     Bij de beoordeling of de betalingsdienstgebruiker nalatig is geweest, moeten alle omstandigheden in aanmerking worden genomen. Het bewijs voor en de mate van de beweerde nalatigheid moeten gewoonlijk volgens het nationale recht worden beoordeeld. Contractuele clausules en voorwaarden met betrekking tot de verstrekking en het gebruik van een betaalinstrument die de bewijslast voor de consument vergroten of de bewijslast voor de verstrekker verminderen, moeten als nietig worden beschouwd. In specifieke situaties en met name wanneer het betaalinstrument niet aanwezig is op de plaats van de verkoop, zoals bij onlinebetalingen via het internet, is het voorts passend dat de betalingsdienstaanbieder het bewijs van de beweerde nalatigheid moet leveren aangezien de betaler slechts zeer beperkte middelen heeft om in zulke gevallen het tegendeel te bewijzen.

(56)     Er moet worden voorzien in de toewijzing van verliezen in geval van niet-toegestane betalingstransacties. Behalve in geval van fraude of grove nalatigheid zou van een consument nooit een bedrag van meer dan 50 EUR mogen worden verlangd in geval van een niet-toegestane transactie van zijn rekening. Voor andere betalingsdienstgebruikers dan consumenten kunnen andere bepalingen gelden, aangezien dergelijke gebruikers gewoonlijk in een zodanige positie verkeren dat zij beter in staat zijn het frauderisico in te schatten en tegenmaatregelen te treffen.

(57)     Er moeten in deze richtlijn voorschriften inzake terugbetaling worden vastgesteld waardoor de consument wordt beschermd indien de uitgevoerde betalingstransactie het redelijkerwijs te verwachten bedrag overschrijdt. Om te vermijden dat de betaler financieel nadeel ondervindt, moet worden gegarandeerd dat de valutadatum van een creditering niet later is dan de datum waarop het desbetreffende bedrag werd afgeschreven. In het geval van automatische afschrijvingen dienen betalingsdienstaanbieders nog gunstiger voorwaarden te kunnen vaststellen voor hun cliënten, die een onvoorwaardelijk recht op terugbetaling van elke betwiste betalingstransactie zouden moeten hebben. Dit onvoorwaardelijke recht op terugbetaling dat het hoogste niveau van consumentenbescherming garandeert, is evenwel niet gerechtvaardigd in gevallen waarin de handelaar het contract al heeft nagekomen en het overeenkomstige goed of de overeenkomstige dienst al werd verbruikt. Ingeval de gebruiker de terugbetaling eist van een betalingstransactie, moeten de terugbetalingsrechten de aansprakelijkheid van de betaler jegens de begunstigde die voortvloeit uit de onderliggende betrekking, bijvoorbeeld voor de bestelde, verbruikte of rechtmatig aangerekende goederen of diensten, alsook de gebruikersrechten met betrekking tot de herroeping van een betalingsopdracht onverlet laten.

(58)     Met het oog op financiële planning en de tijdige nakoming van betalingsverplichtingen moeten consumenten en ondernemingen zekerheid hebben omtrent de tijd die voor de uitvoering van een betalingsopdracht nodig is. Daarom wordt in deze richtlijn een tijdstip bepaald waarop rechten en plichten ingaan. Dit is het tijdstip waarop de betalingsdienstaanbieder de betalingsopdracht ontvangt, ook wanneer hij de gelegenheid heeft gehad de opdracht te ontvangen via het in het betalingsdienstencontract overeengekomen communicatiemiddel, en niettegenstaande eerdere betrokkenheid bij het proces dat leidt tot het ontstaan en de toezending van de betalingsopdracht, bijvoorbeeld veiligheidscontroles en controles van de beschikbaarheid van de middelen, informatie over het gebruik van het persoonlijk identificatienummer, afgifte van een belofte tot betaling. Bovendien zou van ontvangst van een betalingsopdracht sprake moeten zijn wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler de betalingsopdracht ontvangt die van de rekening van de betaler moet worden gedebiteerd. De datum of het tijdstip waarop een begunstigde aan de betalingsdienstaanbieder betalingsopdrachten toezendt voor de inning van bijvoorbeeld kaartbetalingen of automatische afschrijvingen of waarop de begunstigde door de betalingsdienstaanbieder een voorfinanciering van de desbetreffende bedragen wordt verleend (door dienovereenkomstige creditering van de rekening) zou in dit verband niet ter zake mogen doen. De gebruiker moet ervan kunnen uitgaan dat een volledige en geldige betalingsopdracht goed wordt uitgevoerd indien de betalingsdienstaanbieder geen contractuele of wettelijke weigeringsgrond kan aanvoeren. Indien de betalingsdienstaanbieder een betalingsopdracht weigert, dienen de weigering en de weigeringsgrond zo spoedig mogelijk aan de betalingsdienstgebruiker te worden meegedeeld, onverminderd de voorschriften van het Unierecht en het nationale recht.

(59)     Gezien de snelheid waarmee moderne, volautomatische betalingssystemen betalingstransacties verwerken — hetgeen inhoudt dat betalingsopdrachten na een zeker tijdstip niet meer kunnen worden herroepen zonder dat dit hoge kosten voor manuele interventie met zich brengt —, is het noodzakelijk een duidelijk tijdstip te specificeren waarna geen herroeping meer mogelijk is. Afhankelijk van de soort betalingsdienst en de betalingsopdracht kan de termijn evenwel tussen de partijen worden overeengekomen. De herroeping in dit verband dient alleen van toepassing te zijn op de betrekkingen tussen een betalingsdienstgebruiker en betalingsdienstaanbieder en laat de onherroepelijkheid en het definitieve karakter van betalingstransacties in betalingssystemen derhalve onverlet.

(60)     Een dergelijke onherroepelijkheid zou geen afbreuk mogen doen aan het recht dat of de verplichting die een betalingsdienstaanbieder krachtens de wetgeving van sommige lidstaten heeft om, uit hoofde van het raamcontract van de betaler of van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of richtsnoeren, het bedrag van de uitgevoerde betalingstransactie aan de betaler terug te betalen in geval van een geschil tussen de betaler en de begunstigde. Een dergelijke terugbetaling moet als een nieuwe betalingsopdracht worden aangemerkt. Met uitzondering van die gevallen zou een juridisch geschil dat rijst in een aan de betalingsopdracht ten grondslag liggende betrekking louter tussen de betaler en de begunstigde beslecht moeten worden.

(61)     Ten behoeve van een volledig geïntegreerde automatische verwerking van betalingen van begin tot einde en voor het bieden van rechtszekerheid wat de nakoming van elke onderliggende verplichting tussen betalingsdienstgebruikers betreft, is het van essentieel belang dat het volledige bedrag dat door de betaler is overgemaakt, op de rekening van de begunstigde wordt gecrediteerd. Het mag bijgevolg niet mogelijk zijn dat een van de bij de uitvoering van betalingstransacties betrokken intermediairs inhoudingen op het overgemaakte bedrag toepast. Het moet echter wel mogelijk zijn voor de begunstigde om met zijn betalingsdienstaanbieder een overeenkomst te sluiten op grond waarvan laatstgenoemde provisies mag inhouden. Om de begunstigde in staat te stellen na te gaan of het verschuldigde bedrag correct betaald is, dient de achteraf verstrekte informatie evenwel naast het volledige overgemaakte bedrag ook het bedrag van de eventuele kosten te vermelden.

(62)     Wat kosten betreft, heeft de ervaring geleerd dat het delen van kosten tussen betaler en begunstigde het meest efficiënte systeem is omdat het de automatische verwerking van betalingen van begin tot einde vergemakkelijkt. Er dient derhalve voor te worden gezorgd dat, in de normale procedure, kosten rechtstreeks aan de betaler en de begunstigde kunnen worden aangerekend door hun respectieve betalingsdienstaanbieders. Dit mag echter alleen gelden in gevallen waarin de betalingstransactie geen valutawissel vereist. Het bedrag van de in rekening gebrachte kosten kan ook nihil zijn, aangezien deze richtlijn geen afbreuk mag doen aan de praktijk waarbij de betalingsdienstaanbieder consumenten geen kosten aanrekent voor de creditering van hun rekeningen. Evenzo kan een betalingsdienstaanbieder, afhankelijk van de contractuele voorwaarden, alleen aan de begunstigde (handelaar) kosten voor het gebruik van de betalingsdienst in rekening brengen, met als gevolg dat de betaler geen kosten hoeft te betalen. De kosten voor het gebruik van het betalingssysteem kunnen als abonnementsgeld in rekening worden gebracht. De bepalingen inzake het overgemaakte bedrag of in rekening gebrachte kosten zijn niet rechtstreeks van invloed op de tussen de betalingsdienstaanbieders of eventuele intermediairs gehanteerde tarieven.

(63)     Uiteenlopende nationale praktijken in verband met het aanrekenen van kosten voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument (hierna “toeslagen” genoemd) hebben geleid tot een zeer heterogene betaalmarkt in de Unie en zijn een bron van verwarring voor de consument, met name in het kader van e-commerce en grensoverschrijdende situaties. Handelaren die gevestigd zijn in lidstaten waar toeslagen mogen worden geheven, bieden producten en diensten aan in lidstaten waar dit verboden is en rekenen daarbij de consument nog altijd een toeslag aan. Het feit dat Verordening (EU) nr. xxx/yyyy voorziet in regels voor multilaterale interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingen, is bovendien een sterk argument dat pleit voor de herziening van de praktijken met toeslagen. Aangezien interbancaire vergoedingen het belangrijkste element zijn dat de meeste kaartbetalingen duur maakt en het aanrekenen van toeslagen in de praktijk beperkt is tot op kaarten gebaseerde betalingen, dienen de regels voor interbancaire vergoedingen vergezeld te gaan van een herziening van de regels voor het aanrekenen van toeslagen. Om de kosten transparanter te maken en het gebruik van de efficiëntste betaalinstrumenten te stimuleren, mogen de lidstaten en betalingsdienstaanbieders niet beletten dat de begunstigde een vergoeding van de betaler verlangt voor het gebruik van een specifiek betaalinstrument, met passende inachtneming van de bepalingen van Richtlijn 2011/83/EU. Het recht van de begunstigde om een toeslag te verlangen, mag evenwel alleen gelden voor betaalinstrumenten waarvoor de interbancaire vergoedingen niet gereglementeerd zijn. Een en ander moet een sturende werking hebben in de richting van de goedkoopste betaalmiddelen.

(64)     Teneinde de doelmatigheid van betalingen overal in de Unie te bevorderen, dient een maximale uitvoeringstermijn van één dag te worden vastgesteld voor alle door de betaler geïnitieerde, in euro of in een valuta van een lidstaat buiten de eurozone luidende betalingsopdrachten, met inbegrip van overmakingen en geldtransfers. Voor alle andere betalingen, zoals door of via een begunstigde geïnitieerde betalingen, met inbegrip van automatische afschrijvingen en kaartbetalingen, dient de uitvoeringstermijn van één dag te gelden indien er tussen de betalingsdienstaanbieder en de betaler geen uitdrukkelijke overeenkomst bestaat waarin een langere uitvoeringstermijn is vastgesteld. Indien de betalingsopdracht op papier wordt gegeven, dient het mogelijk te zijn deze termijnen met nog eens een werkdag te verlengen. Zodoende kan de verlening van betalingsdiensten aan consumenten die louter aan papieren documenten gewend zijn, worden voortgezet. Bij gebruikmaking van automatische afschrijving dient de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde de opdracht tot inning toe te zenden binnen de tussen de begunstigde en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen termijnen, zodat de afwikkeling op de afgesproken datum kan plaatsvinden. Gezien het feit dat betalingsinfrastructuren veelal zeer efficiënt zijn, en om verslechtering van het huidige dienstverleningsniveau te voorkomen, dient de lidstaten te worden toegestaan in voorkomend geval regels te stellen of te handhaven die een uitvoeringstermijn van minder dan één werkdag specificeren.

(65)     De bepalingen betreffende de uitvoering voor het volledige bedrag en de uitvoeringstermijn dienen als goede praktijk te gelden wanneer een van de betalingsdienstaanbieders niet in de Unie is gevestigd.

(66)     Het is van essentieel belang dat de betalingsdienstgebruiker de werkelijke kosten en lasten van betalingsdiensten kent, zodat hij een passende keuze kan maken. Het hanteren van niet-transparante prijszettingsmethoden mag dan ook niet worden toegestaan, aangezien algemeen wordt erkend dat dergelijke methoden het voor gebruikers bijzonder moeilijk maken om de werkelijke prijs van de betalingsdienst te bepalen. Met name het gebruik van valutering in het nadeel van de gebruiker mag niet worden toegestaan.

(67)     Voor een vlotte en efficiënte werking van het betalingssysteem moet de gebruiker erop kunnen vertrouwen dat de betalingsdienstaanbieder de betalingstransactie correct en binnen de overeengekomen termijn uitvoert. De aanbieder is doorgaans in een goede positie om de risico’s te beoordelen die verbonden zijn aan de betalingstransactie. De aanbieder stelt het betalingssysteem beschikbaar en treft de regelingen om op de verkeerde plaats terechtgekomen of verkeerd toegewezen geldmiddelen terug te roepen, en beslist in de meeste gevallen welke tussenpersonen bij de uitvoering van een transactie worden betrokken. In het licht van het bovenstaande is het, behoudens abnormale en onvoorziene omstandigheden, geheel juist dat de betalingsdienstaanbieder aansprakelijkheid wordt opgelegd met betrekking tot de uitvoering van een betalingstransactie die hij van de gebruiker heeft aanvaard, met uitzondering van het handelen en nalaten van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, voor de keuze waarvan louter de begunstigde aansprakelijk is. Teneinde evenwel de betaler niet onbeschermd achter te laten in een onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden waarin niet onomstotelijk kan worden bewezen (non liquet) of het bedrag van de betaling al dan niet door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde werd ontvangen, dient de bewijslast dienaangaande bij de betalingsdienstaanbieder van de betaler te worden gelegd. In de regel kan worden verwacht dat de tussenpersoon (doorgaans een “neutrale” instelling zoals een centrale bank of een clearinginstelling) die het bedrag van de betaling van de verzendende naar de ontvangende betalingsdienstaanbieder doorstuurt, de rekeninggegevens opslaat en in voorkomend geval kan verstrekken. Zodra het bedrag van de betaling op de rekening van de ontvangende betalingsdienstaanbieder is gecrediteerd, heeft de begunstigde een vordering op de betalingsdienstaanbieder tot creditering van de rekening.

(68)     De betalingsdienstaanbieder van de betaler dient aansprakelijk te zijn voor de correcte uitvoering van de betaling, met inbegrip van met name het volledige bedrag van de betalingstransactie en de uitvoeringstermijn, alsmede de volledige verantwoordelijkheid voor enigerlei nalatigheid van andere partijen in de betalingsketen tot en met de rekening van de begunstigde. Uit hoofde van deze aansprakelijkheid dient de betalingsdienstaanbieder van de betaler, wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet of te laat voor het volledige bedrag wordt gecrediteerd, de betalingstransactie te corrigeren of de betaler onverwijld het toepasselijke bedrag van de transactie terug te betalen, onverminderd andere mogelijke vorderingen conform het nationale recht. Gezien de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder mogen aan de betaler of de begunstigde geen kosten in verband met de onjuiste betaling worden opgelegd. In geval van niet-uitvoering, onjuiste uitvoering of te late uitvoering van betalingstransacties dienen de lidstaten erop toe te zien dat de valutadatum van de door de betalingsdienstaanbieder verrichte correctiebetaling altijd dezelfde is als de valutadatum bij correcte uitvoering.

(69)     Deze richtlijn dient alleen betrekking te hebben op contractuele verplichtingen en aansprakelijkheden tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder. Voor het goed functioneren van overmakingen en andere betalingsdiensten moeten betalingsdienstaanbieders en hun tussenpersonen, zoals verwerkers, evenwel contracten hebben waarin hun wederzijdse rechten en verplichtingen zijn geregeld. Vraagstukken in verband met aansprakelijkheden vormen een essentieel onderdeel van deze uniforme contracten. Om de onderlinge betrouwbaarheid van de bij een betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieders en tussenpersonen te garanderen, moet de rechtszekerheid worden geboden dat een betalingsdienstaanbieder die niet aansprakelijk blijkt te zijn, een vergoeding krijgt voor alle verliezen die hij heeft geleden en/of de bedragen die hij heeft betaald uit hoofde van de bepalingen van deze richtlijn betreffende de aansprakelijkheid. Verdere rechten inzake regres en wat regres precies inhoudt, alsmede de wijze van behandeling van vorderingen tegen de betalingsdienstaanbieder of de tussenpersoon op grond van een gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie, dienen via contractuele bepalingen te worden geregeld.

(70)     Het moet mogelijk zijn voor de betalingsdienstaanbieder om op ondubbelzinnige wijze aan te geven welke informatie nodig is om een betalingsopdracht correct uit te voeren. Om fragmentatie te vermijden en het opzetten van geïntegreerde betalingssystemen in de Unie niet in het gedrang te brengen, mag het de lidstaten daarentegen niet worden toegestaan te verlangen dat voor betalingstransacties een specifieke identificator wordt gebruikt. De lidstaten mogen echter wel verlangen dat de betalingsdienstaanbieder van de betaler zorgvuldig handelt en nagaat, voor zover zulks technisch en zonder manuele interventie mogelijk is, of de unieke identificator coherent is en indien de unieke identificator niet coherent blijkt te zijn, de betaalopdracht weigert en de betaler daaromtrent inlicht. De aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder dient beperkt te blijven tot een correcte uitvoering van de betalingstransactie in overeenstemming met de betalingsopdracht van de betalingsdienstgebruiker.

(71)     Teneinde overal in de Unie effectieve fraudepreventie te bevorderen en betalingsfraude tegen te gaan, dient te worden voorzien in een efficiënte gegevensuitwisseling tussen betalingsdienstaanbieders, die ertoe moeten worden gemachtigd om persoonsgegevens over bij betalingsfraude betrokken personen te verzamelen, te verwerken en uit te wisselen. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad[28], de nationale voorschriften tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG, en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad[29] zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn.

(72)     Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, waaronder het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, en het recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft. Deze richtlijn moet worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.

(73)     Er dient te worden toegezien op de doeltreffende handhaving van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen van nationaal recht. Er dienen bijgevolg passende procedures te worden vastgesteld om klachten te kunnen indienen tegen betalingsdienstaanbieders die zich niet aan deze bepalingen houden, en om ervoor te zorgen dat, in voorkomend geval, passende, doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd. Om een doeltreffende naleving van deze richtlijn te waarborgen, dienen de lidstaten bevoegde autoriteiten aan te wijzen die aan de voorwaarden van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad[30] voldoen en onafhankelijk van de betalingsdienstaanbieders optreden. Met het oog op transparantie dienen de lidstaten de Commissie mee te delen welke autoriteiten zij hebben aangewezen, en haar een duidelijke omschrijving van hun taken in het kader van deze richtlijn te geven.

(74)     Onverminderd het recht van cliënten om een gerechtelijke procedure in te stellen, dienen de lidstaten zorg te dragen voor een laagdrempelige en kostenbewuste buitengerechtelijke beslechting van de tussen betalingsdienstaanbieders en consumenten rijzende geschillen die uit de in deze richtlijn neergelegde rechten en plichten voortvloeien. In Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad[31] wordt bepaald dat een bij overeenkomst gemaakte rechtskeuze de bescherming die consumenten genieten op grond van de dwingende bepalingen van het recht van het land waar zij hun gewone verblijfplaats hebben, niet mag aantasten. Met het oog op de totstandbrenging van een efficiënte en doeltreffende procedure voor geschillenbeslechting dienen de lidstaten erop toe te zien dat de betalingsdienstaanbieders een doeltreffende klachtenprocedure voor consumenten instellen, die hun cliënten kunnen volgen voordat het geschil in een buitengerechtelijke procedure wordt behandeld of aan de rechter wordt voorgelegd. De klachtenprocedure dient te voorzien in korte en duidelijk bepaalde termijnen waarbinnen de betalingsdienstaanbieder op een klacht moet reageren.

(75)     De lidstaten dienen te bepalen of de voor de vergunningverlening aan betalingsinstellingen bevoegde autoriteiten ook de bevoegde autoriteiten kunnen zijn met betrekking tot de buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures.

(76)     Deze richtlijn dient de bepalingen van nationaal recht onverlet te laten welke betrekking hebben op de aansprakelijkheidsgevolgen van het feit dat een rekeningoverzicht onjuist opgesteld of doorgegeven is.

(77)     Deze richtlijn dient de in Richtlijn 2006/112/EG van het Europees Parlement en de Raad[32] vervatte bepalingen betreffende de btw-behandeling van betalingsdiensten onverlet te laten.

(78)     Ter wille van de rechtszekerheid is het wenselijk overgangsregelingen te treffen op grond waarvan personen die overeenkomstig de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van Richtlijn 2007/64/EG voor de inwerkingtreding van deze richtlijn de werkzaamheden van betalingsinstellingen hebben aangevangen, deze werkzaamheden gedurende een gespecificeerde periode binnen de betrokken lidstaat kunnen blijven voortzetten.

(79)     De bevoegdheid om wetgevingshandelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet aan de Commissie worden gedelegeerd met het oog op aanpassing van de verwijzing naar Aanbeveling 2003/361/EG, indien die aanbeveling wordt gewijzigd, en actualisering, in verband met de inflatie of significante marktontwikkelingen, van het gemiddelde bedrag van de betalingstransacties die door de betalingsdienstaanbieder worden uitgevoerd, dat als drempelwaarde wordt gehanteerd door lidstaten die gebruikmaken van de mogelijkheid om kleinere betalingsinstellingen (gedeeltelijk) van de vergunningsvereisten vrij te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie dient er bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen voor te zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden.

(80)     Met het oog op een consequente toepassing van deze richtlijn dient de Commissie gebruik te kunnen maken van de deskundigheid en de steun van de EBA, die tot taak moet hebben richtsnoeren op te stellen en technische reguleringsnormen te formuleren inzake de beveiligingsaspecten van betalingsdiensten en de samenwerking tussen de lidstaten in het kader van de dienstverlening door en de vestiging van vergunninghoudende betalingsinstellingen in andere lidstaten. De Commissie dient de bevoegdheid te worden gegeven om die technische reguleringsnormen vast te stellen. Deze specifieke taken zijn volledig in overeenstemming met de rol en de verantwoordelijkheden van de EBA zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1093/2010, waarbij de EBA is opgericht.

(81)     Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de verdere integratie van de interne markt voor betalingsdiensten, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt omdat zulks de harmonisatie vereist van een veelheid van verschillende voorschriften die thans in de rechtsstelsels van de diverse lidstaten bestaan, en derhalve beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(82)     Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken[33] hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(83)     Gezien het aantal wijzigingen dat in Richtlijn 2007/64/EG moet worden aangebracht, is het dienstig deze in te trekken en te vervangen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Onderwerp

1.           Deze richtlijn stelt de regels vast op grond waarvan de lidstaten de volgende zes categorieën betalingsdienstaanbieders onderscheiden:

a)      kredietinstellingen in de zin van artikel 4, lid 1, punt (1), van Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad[34], met inbegrip van in de Unie gevestigde bijkantoren, in de zin van artikel 4, lid 1, punt (17), van die verordening, van kredietinstellingen waarvan het hoofdkantoor binnen of, overeenkomstig artikel 47 van Richtlijn 2013/36/EU, buiten de Unie is gevestigd.

b)      instellingen voor elektronisch geld in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn 2009/110/EG;

c)      postcheque- en girodiensten die krachtens nationale wetgeving gemachtigd zijn om betalingsdiensten aan te bieden;

d)      betalingsinstellingen in de zin van artikel 4, punt 4, van deze richtlijn;

e)      de Europese Centrale Bank en nationale centrale banken wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van monetaire autoriteit of andere publieke autoriteit;

f)       de lidstaten en hun regionale en lokale overheden wanneer zij niet handelen in hun hoedanigheid van overheidsinstantie.

2.           Deze richtlijn stelt ook regels vast met betrekking tot de transparantie van de aan betalingsdiensten verbonden voorwaarden en informatievereisten en de respectieve rechten en plichten van gebruikers en aanbieders van betalingsdiensten die verband houden met het als gewoon beroep of bedrijf aanbieden van betalingsdiensten.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.           Deze richtlijn is van toepassing op betalingsdiensten uitgevoerd in de Unie, waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, of de enige bij de betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder, in de Unie gevestigd is. Artikel 78 en titel III zijn tevens van toepassing op betalingstransacties waarbij slechts één van de betalingsdienstaanbieders in de Unie is gevestigd, ten aanzien van de onderdelen van de betalingstransactie die in de Unie worden uitgevoerd.

2.           Titel III is van toepassing op betalingsdiensten in elke valuta. Titel IV is van toepassing op betalingsdiensten uitgevoerd in euro of in de valuta van een lidstaat buiten de eurozone.

3.           De lidstaten kunnen geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de toepassing van deze richtlijn op de instellingen bedoeld in artikel 2, lid 5, punten 4) tot en met 23), van Richtlijn 2013/36/EU.

Artikel 3 Activiteiten die niet onder het toepassingsgebied vallen

Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a)      betalingstransacties die uitsluitend in contanten, rechtstreeks door de betaler aan de begunstigde worden verricht, zonder enige tussenkomst;

b)      betalingstransacties tussen de betaler en de begunstigde die worden uitgevoerd via een handelsagent die gemachtigd is om voor rekening van de betaler of de begunstigde de verkoop of aankoop van goederen of diensten tot stand te brengen of te sluiten;

c)      beroepsmatig fysiek transport van bankbiljetten en muntstukken, inclusief het ophalen, verwerken en afleveren ervan;

d)      betalingstransacties die bestaan in het niet-beroepsmatig ophalen en afleveren van contanten in het kader van een activiteit zonder winstoogmerk of voor liefdadigheidsdoeleinden;

e)      diensten waarbij de begunstigde aan de betaler contanten verstrekt in het kader van een betalingstransactie, nadat de betalingsdienstgebruiker hierom uitdrukkelijk heeft verzocht kort voordat de betalingstransactie wordt uitgevoerd door middel van een betaling voor de aankoop van goederen of diensten;

f)       contante transacties waarbij de geldmiddelen niet op een betaalrekening worden aangehouden;

g)      betalingstransacties die zijn gebaseerd op een van de volgende documenten die door een betalingsdienstaanbieder zijn uitgegeven met de bedoeling geldmiddelen beschikbaar te stellen aan de begunstigde:

i)        papieren cheques in de zin van het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;

ii)       papieren cheques die vergelijkbaar zijn met die bedoeld onder i) en die vallen onder het recht van lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 19 maart 1931 tot invoering van een eenvormige wet op cheques;

iii)      papieren wissels in de zin van het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;

iv)      papieren wissels die vergelijkbaar zijn met de onder iii) bedoelde en vallen onder het recht van de lidstaten die geen partij zijn bij het Verdrag van Genève van 7 juni 1930 tot invoering van een eenvormige wet op wisselbrieven en orderbriefjes;

v)       papieren tegoedbonnen;

vi)      papieren reischeques;

vii)     papieren postwissels als omschreven door de Wereldpostunie;

h)      betalingstransacties die worden uitgevoerd binnen een betalings- of een effectenafwikkelingssysteem, of tussen afwikkelingsinstellingen, centrale tegenpartijen, clearinginstellingen en/of centrale banken en andere deelnemers van het systeem, en betalingsdienstaanbieders, onverminderd artikel 29;

i)       betalingstransacties in verband met dienstverlening op effecten, met inbegrip van uitkeringen van dividend, inkomsten en dergelijke, en aflossing en verkoop, uitgevoerd door personen als bedoeld onder h) of door beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, instellingen voor collectieve belegging of vermogensbeheerders die beleggingsdiensten aanbieden, alsmede andere instellingen waaraan bewaarneming van financiële instrumenten is toegestaan;

j)       door technische dienstverleners verrichte diensten die de aanbieding van betalingsdiensten ondersteunen zonder dat de betrokken dienstverleners op enig moment in het bezit komen van de over te maken geldmiddelen, met inbegrip van verwerking en opslag van gegevens, diensten ter bescherming van het vertrouwen en het privéleven, authenticatie van gegevens en entiteiten, aanbieding van informatietechnologie (IT)- en communicatienetwerken, alsook aanbieding en onderhoud van automaten en instrumenten voor betalingsdiensten, met uitzondering van betalingsinitiatiediensten en rekeninginformatiediensten;

k)      diensten gebaseerd op specifieke instrumenten die zijn ontwikkeld om aan welbepaalde behoeften te voldoen en beperkte gebruiksmogelijkheden hebben, ofwel omdat zij door de houder van het specifieke instrument alleen kunnen worden gebruikt om in de bedrijfsgebouwen van de uitgever ervan of binnen een beperkt netwerk van dienstverleners uit hoofde van een directe handelsovereenkomst met een professionele uitgever goederen of diensten te kopen, ofwel omdat zij alleen kunnen worden gebruikt om een beperkt assortiment goederen of diensten aan te schaffen;

l)       betalingstransacties die worden uitgevoerd door een aanbieder van elektronischecommunicatienetwerken of ‑diensten, waarbij de transactie voor een abonnee van het netwerk of de dienst wordt verricht met het oog op de aankoop van digitale inhoud als nevendienst bij elektronischecommunicatiediensten, ongeacht het voor de aankoop of consumptie van de inhoud gebruikte apparaat, mits de waarde van afzonderlijke betalingstransacties niet meer is dan 50 EUR en de gecumuleerde waarde van de betalingstransacties in geen enkele facturatiemaand meer is dan 200 EUR;

m)     betalingstransacties die worden uitgevoerd tussen betalingsdienstaanbieders, hun agenten of bijkantoren, voor eigen rekening;

n)      betalingstransacties tussen een moederonderneming en haar dochteronderneming of tussen dochterondernemingen van dezelfde moederonderneming, waarbij geen enkele andere betalingsdienstaanbieder dan een tot dezelfde groep behorende onderneming betrokken is.

Artikel 4 Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.           “lidstaat van herkomst”:

i)        de lidstaat waar de statutaire zetel van de betalingsdienstaanbieder zich bevindt; of

ii)       indien de betalingsdienstaanbieder overeenkomstig zijn nationale wetgeving geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor zich bevindt;

2.           “lidstaat van ontvangst”: lidstaat die niet de lidstaat van herkomst is en waar de betalingsdienstaanbieder een agent of bijkantoor heeft, dan wel betalingsdiensten aanbiedt;

3.           “betalingsdienst”: elke in bijlage I vermelde bedrijfswerkzaamheid;

4.           “betalingsinstelling”: een rechtspersoon aan wie overeenkomstig artikel 10 vergunning is verleend om overal in de Unie betalingsdiensten aan te bieden en uit te voeren;

5.           “betalingstransactie”: een door of namens de betaler of door de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde zijn;

6.           “betalingssysteem”: geldovermakingssysteem met formele en gestandaardiseerde regelingen en gemeenschappelijke regels voor de verwerking, clearing en/of afwikkeling van betalingstransacties;

7.           “betaler”: hetzij een natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingstransactie vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij, bij ontbreken van een betaalrekening, een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een betalingsopdracht geeft;

8.           “begunstigde”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beoogde ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;

9.           “betalingsdienstaanbieder”: instellingen als bedoeld in artikel 1, lid 1, en natuurlijke personen en rechtspersonen die in aanmerking komen voor een ontheffing overeenkomstig artikel 27;

10.         “rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die ten behoeve van een betaler betaalrekeningen aanbiedt en onderhoudt;

11.         “derde betalingsdienstaanbieder”: een betalingsdienstaanbieder die de in bijlage I, punt 7, bedoelde bedrijfsactiviteiten uitoefent;

12.         “betalingsdienstgebruiker”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de hoedanigheid van betaler, begunstigde of beide van een betalingsdienst gebruikmaakt;

13.         “consument”: een natuurlijke persoon die, in betalingsdienstcontracten die onder deze richtlijn vallen, voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepswerkzaamheden handelt;

14.         “raamcontract”: een betalingsdienstencontract dat de toekomstige uitvoering beheerst van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties en dat de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan omvatten;

15.         “geldtransfer”: een betalingsdienst waarbij, zonder opening van betaalrekeningen op naam van de betaler of de begunstigde, van een betaler geldmiddelen worden ontvangen met als enig doel het daarmee corresponderende bedrag over te maken aan een begunstigde of aan een andere, voor rekening van de begunstigde handelende betalingsdienstaanbieder en/of waarbij de geldmiddelen voor rekening van de begunstigde worden ontvangen en aan de begunstigde beschikbaar worden gesteld;

16.         “betaalrekening”: een op naam van een of meer betalingsdienstgebruikers aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt;      

17.         “geldmiddelen”: bankbiljetten en muntstukken, giraal geld en elektronisch geld als bedoeld in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG;

18.         “betalingsopdracht”: een door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;

19.         “valutadatum”: referentietijdstip dat door een betalingsdienstaanbieder wordt gebruikt voor de berekening van de interesten op de geldmiddelen waarmee een betaalrekening wordt gedebiteerd of gecrediteerd;

20.         “referentiewisselkoers”: de wisselkoers die als berekeningsgrondslag wordt gehanteerd bij een valutawissel en die door de betalingsdienstaanbieder beschikbaar wordt gesteld of afkomstig is van een bron die door het publiek kan worden geraadpleegd;

21.         “authenticatie”: een procedure die de betalingsdienstaanbieder in staat stelt de identiteit van een gebruiker van een specifiek betaalinstrument te verifiëren, onder meer door het gebruik van persoonlijke veiligheidskenmerken of het controleren van persoonlijke identiteitsdocumenten;

22.         “versterkte cliëntauthenticatie”: een procedure voor het valideren van de identificatie van een natuurlijke persoon of rechtspersoon met gebruikmaking van twee of meer factoren die kunnen worden aangemerkt als kennis, bezit en inherente eigenschap en die onderling onafhankelijk zijn, in die zin dat compromittering van één ervan geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de andere en de procedure zodanig is opgezet dat de vertrouwelijkheid van de authenticatiegegevens wordt beschermd;

23.         “referentierentevoet”: de rentevoet die als grondslag wordt gehanteerd voor de berekening van eventueel in rekening te brengen interesten en die afkomstig is van een bron die door het publiek kan worden geraadpleegd en door beide partijen bij een betalingsdienstencontract kan worden geverifieerd;

24.         “unieke identificator”: de door de betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker medegedeelde combinatie van letters, nummers en symbolen, die laatstgenoemde dient te verstrekken om de andere bij een betalingstransactie betrokken betalingsdienstgebruiker en/of zijn betaalrekening ondubbelzinnig te identificeren;

25.         “agent”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij de uitvoering van betalingsdiensten voor rekening van een betalingsinstelling optreedt;

26.         “betaalinstrument”: gepersonaliseerd(e) instrument(en) en/of geheel van procedures, overeengekomen door de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder, waarvan gebruik wordt gemaakt voor het initiëren van een betalingsopdracht;

27.         “techniek voor communicatie op afstand”: ieder middel dat, zonder dat de betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker gelijktijdig fysiek aanwezig zijn, kan worden gebruikt voor de sluiting van een betalingsdienstencontract;

28.         “duurzame drager”: elk hulpmiddel dat het de betalingsdienstgebruiker mogelijk maakt de aan die betalingsdienstgebruiker persoonlijk gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende tijd kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;

29.         “micro-onderneming”: een onderneming die op het tijdstip van sluiting van het betalingsdienstencontract een onderneming is als gedefinieerd in artikel 1 en artikel 2, leden 1 en 3 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG, zoals die op 6 mei 2003 luidde;

30.         “werkdag”: een dag waarop de betalingsdienstaanbieder van de betaler of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde die betrokken is bij de uitvoering van een betalingstransactie, geopend is voor de bij de uitvoering van een betalingstransactie vereiste werkzaamheden;

31.         “automatische afschrijving”: een betalingsdienst voor debiteringen van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler aan de begunstigde, aan de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde of aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler verstrekte instemming;

32.         “betalingsinitiatiedienst”: een door een derde betalingsdienstaanbieder aangeboden betalingsdienst die toegang biedt tot een betaalrekening, waarbij de betaler actief betrokken kan zijn bij de initiatie van de betaling of de software van de derde betalingsdienstaanbieder, of waarbij de betaler of de begunstigde betaalinstrumenten kunnen gebruiken om de gegevens van de betaler door te geven aan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder;

33.         “rekeninginformatiedienst”: een betalingsdienst waarbij aan een betalingsdienstgebruiker geconsolideerde en gebruikersvriendelijke informatie wordt verstrekt over een of meer betaalrekeningen die de betalingsdienstgebruiker aanhoudt bij een of meer rekeninghoudende betalingsdienstaanbieders;

34.         “bijkantoor”: een bedrijfszetel die niet het hoofdkantoor is en die een onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid vormt van een betalingsinstelling en rechtstreeks, geheel of gedeeltelijk de handelingen verricht die eigen zijn aan de werkzaamheden van een betalingsinstelling; verscheidene bedrijfszetels in eenzelfde lidstaat van een betalingsinstelling met hoofdkantoor in een andere lidstaat worden als één bijkantoor beschouwd;

35.         “groep”: een groep ondernemingen bestaande uit een moederonderneming, haar dochterondernemingen en de deelnemingen van de moederonderneming en haar dochterondernemingen, alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG;

36.         “elektronisch communicatienetwerk”: een netwerk als gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad[35];

37.         “elektronische communicatiedienst”: een dienst als gedefinieerd in artikel 2, onder c), van Richtlijn 2002/21/EG;

38.         “digitale inhoud”: goederen of diensten als gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Richtlijn 2011/83/EU.

TITEL II BETALINGSDIENSTAANBIEDERS

HOOFDSTUK 1 Betalingsinstellingen

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 5 Vergunningaanvragen

Voor het verkrijgen van een vergunning als betalingsinstelling wordt bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een aanvraag ingediend, samen met het volgende:

a)           een programma van werkzaamheden, waarin met name de aard van de voorgenomen betalingsdiensten wordt vermeld;

b)           een bedrijfsplan met een budgetprognose voor de eerste drie boekjaren waarmee wordt aangetoond dat de aanvrager in staat is gebruik te maken van passende en evenredige systemen, middelen en procedures om op een gezonde basis te opereren;

c)           bewijs dat de betalingsinstelling over het in artikel 6, genoemde aanvangskapitaal beschikt;

d)           voor de betalingsinstellingen bedoeld in artikel 9, lid 1, een omschrijving van de maatregelen die zijn genomen ter bescherming van de middelen van de betalingsdienstgebruikers overeenkomstig artikel 9;

e)           een beschrijving van de regelingen op het gebied van bestuur (governance) en de mechanismen voor interne controle die de aanvrager heeft ingesteld, waaronder de administratieve en boekhoudkundige procedures en de procedures voor risicobeheersing, waaruit blijkt dat die bestuursregelingen, controlemechanismen en procedures evenredig, passend, degelijk en adequaat zijn;

f)            een beschrijving van de procedures voor het monitoren, afhandelen en opvolgen van veiligheidsincidenten en veiligheidsgerelateerde klachten van klanten, met inbegrip van een mechanisme voor het melden van incidenten dat rekening houdt met de in artikel 86 vastgelegde meldingsplicht voor betalingsinstellingen;

g)           een beschrijving van de procedures voor het monitoren, traceren en beperken van de toegang tot gevoelige betalingsgegevens en van kritieke logische en fysieke middelen;

h)           een beschrijving van de regeling voor bedrijfscontinuïteit waarin de essentiële werkzaamheden duidelijk zijn aangegeven, met doeltreffende noodplannen en een procedure om de toereikendheid en efficiëntie van deze plannen regelmatig te beproeven en te herzien;

i)            een beschrijving van de beginselen en definities die zijn toegepast voor het verzamelen van statistische gegevens over prestaties, transacties en fraude;

j)            een beschrijving van het beveiligingsbeleid, een gedetailleerde risicoanalyse van de betalingsdiensten en een beschrijving van de maatregelen op het gebied van beveiliging en risicobeperking die worden genomen om de gebruikers van de betalingsdiensten afdoende te beschermen tegen de vastgestelde risico’s, waaronder fraude en illegaal gebruik van gevoelige gegevens en persoonsgegevens;

k)           een beschrijving van de internecontrolemechanismen die de aanvrager heeft opgezet om de in Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad[36] en Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad[37] neergelegde verplichtingen in verband met het witwassen van geld en terrorismefinanciering na te komen;

l)            een beschrijving van de organisatiestructuur van de aanvrager, met inbegrip van, voor zover van toepassing, een beschrijving van het voorgenomen gebruik van agenten en bijkantoren en van de regeling voor uitbesteding, alsmede van de deelname van de aanvrager aan een nationaal of internationaal betalingssysteem;

m)          de identiteit van personen die, direct of indirect, gekwalificeerde deelnemingen in de aanvrager bezitten in de zin van artikel 3, lid 1, punt 33, van Richtlijn 2013/36/EG, alsmede de omvang van hun deelneming en het bewijs van hun geschiktheid, gelet op de noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering van de betalingsinstelling te garanderen;

n)           de identiteit van de bestuurders en managers van de betalingsinstelling en, waar dienstig, de personen die belast zijn met het beheer van de betalingsdienstactiviteiten van de betalingsinstelling, alsmede het bewijs dat zij als betrouwbaar bekend staan en over de nodige kennis en ervaring beschikken om betalingsdiensten uit te voeren, zoals bepaald door de lidstaat van herkomst van de betalingsinstelling;

o)           indien van toepassing, de identiteit van wettelijke auditors en auditkantoren als omschreven in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad[38];

p)           de rechtsvorm en de statuten van de aanvrager;

q)           het adres van het hoofdkantoor van de aanvrager.

Voor de toepassing van de punten d), e), f) en l) geeft de aanvrager een beschrijving van de regelingen voor accountantscontrole en de organisatorische regelingen die hij heeft getroffen voor het nemen van alle redelijke maatregelen om de belangen van zijn gebruikers te beschermen en om de continuïteit en betrouwbaarheid bij het uitvoeren van betalingsdiensten te garanderen.

Bij de onder j) bedoelde maatregelen op het gebied van beveiliging en risicobeperking wordt aangegeven op welke wijze een hoog niveau van technische beveiliging wordt gewaarborgd, ook wat betreft de software en IT-systemen die worden gebruikt door de aanvrager of door ondernemingen waaraan de aanvrager zijn activiteiten geheel of gedeeltelijk heeft uitbesteed. Deze maatregelen omvatten tevens de bij artikel 86, lid 1, vastgestelde beveiligingsmaatregelen. De maatregelen houden tevens rekening met de in artikel 86, lid 2, bedoelde richtsnoeren van de Europese Bankautoriteit (EBA), zodra die zijn vastgesteld.

Artikel 6 Aanvangskapitaal

De lidstaten schrijven voor dat betalingsinstellingen, op het tijdstip waarop hun vergunning wordt verleend, over een aanvangskapitaal beschikken als bedoeld in artikel 57, onder a) en b), van Richtlijn 2013/36/EG, en wel als volgt:

(a) wanneer de betalingsinstelling alleen de in punt 6 van bijlage I bedoelde betalingsdienst verricht, bedraagt haar kapitaal te allen tijde ten minste 20 000 EUR;

(b) wanneer de betalingsinstelling de in punt 7 van bijlage I bedoelde betalingsdienst verricht, bedraagt haar kapitaal te allen tijde ten minste 50 000 EUR;

(c) wanneer de betalingsinstelling een in de punt 1 tot en met 5 van bijlage I bedoelde betalingsdienst verricht, bedraagt haar kapitaal te allen tijde ten minste 125 000 EUR.

Artikel 7  Eigen vermogen

1.           Het eigen vermogen van de betalingsinstelling mag niet kleiner worden dan de bedragen bedoeld in de artikelen 6 en 8, afhankelijk van welke drempel het hoogste is.

2.           De lidstaten nemen de nodige maatregelen ter voorkoming van het meervoudige gebruik van elementen die voor de berekening van het eigen vermogen in aanmerking komen wanneer de betalingsinstelling tot eenzelfde groep behoort als een andere betalingsinstelling, kredietinstelling, beleggingsonderneming, vermogensbeheerder of verzekeringsonderneming. Dit lid is van overeenkomstige toepassing wanneer een betalingsinstelling een hybride karakter heeft en ook andere activiteiten uitvoert dan het aanbieden van betalingsdiensten.

3.           Indien de voorwaarden van artikel 7 van Verordening (EU) nr. 575/2013 vervuld zijn, kunnen de lidstaten of hun bevoegde autoriteiten besluiten artikel 8 van deze richtlijn niet toe te passen op betalingsinstellingen die onder het geconsolideerde toezicht op de moederkredietinstelling krachtens Richtlijn 2013/36/EU vallen.

Artikel 8

Berekening van het eigen vermogen

1.           Onverminderd de vereisten voor het aanvangskapitaal neergelegd in artikel 6, schrijven de lidstaten voor dat betalingsinstellingen te allen tijde een eigen vermogen aanhouden dat berekend wordt volgens een van de volgende drie methoden, als bepaald door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de nationale wetgeving:

Methode A

Het eigen vermogen van de betalingsinstelling bedraagt ten minste 10% van de vaste kosten van het voorgaande jaar. De bevoegde autoriteiten mogen dit vereiste aanpassen in geval van aanzienlijke wijzigingen in de werkzaamheden van de betalingsinstelling sinds het voorgaande jaar. Wanneer de betalingsinstelling op de dag van de berekening haar werkzaamheden niet gedurende een volledig jaar heeft uitgeoefend, bedraagt het vereiste inzake eigen vermogen 10% van de in haar bedrijfsplan begrote vaste kosten, tenzij de bevoegde autoriteiten een aanpassing van dit plan verlangen.

Methode B

Het eigen vermogen van de betalingsinstelling is ten minste gelijk aan de som van de volgende elementen, vermenigvuldigd met de in lid 2 vastgestelde schaalfactor k, waarbij het betalingsvolume een twaalfde is van het totale bedrag van de betalingstransacties die de betalingsinstelling het voorgaande jaar heeft verricht:

a)      4,0% van het deel van het betalingsvolume tot 5 miljoen EUR,

plus

b)      2,5% van het deel van het betalingsvolume boven 5 miljoen EUR tot 10 miljoen EUR,

plus

c)      1,0% van het deel van het betalingsvolume boven 10 miljoen EUR tot 100 miljoen EUR,

plus

d)      0,5% van het deel van het betalingsvolume boven 100 miljoen EUR tot 250 miljoen EUR,

plus

e)      0,25% van het deel van het betalingsvolume boven 250 miljoen EUR.

Methode C

Het eigen vermogen van de betalingsinstelling is ten minste gelijk aan de relevante indicator als omschreven onder a), vermenigvuldigd met een multiplicator als omschreven onder b), nogmaals vermenigvuldigd met de schaalfactor k, als omschreven in lid 2.

a)      De relevante indicator is de som van het volgende:

– rente-inkomsten;

– rente-uitgaven;

– ontvangen provisies en vergoedingen, en

– overige bedrijfsopbrengsten.

Elk bestanddeel wordt meegeteld met het bijbehorende positieve of negatieve teken. Inkomsten uit buitengewone of ongewone posten mogen niet worden meegeteld bij de berekening van de relevante indicator. De uitgaven aan de uitbesteding van diensten die door een derde worden verricht, kunnen de relevante indicator verlagen als de uitgaven voor rekening komen van een onderneming die onder het toezicht krachtens deze richtlijn valt. De relevante indicator wordt berekend op basis van de laatste twaalfmaandelijkse waarneming aan het einde van het voorgaande boekjaar. De relevante indicator wordt berekend over het laatste boekjaar. Het volgens methode C berekende eigen vermogen mag voor de relevante indicator echter niet onder 80% van het gemiddelde van de laatste drie boekjaren dalen. Wanneer geen gecontroleerde cijfers beschikbaar zijn, mogen bedrijfsramingen worden gebruikt.

b)      De multiplicator is:

i)        10% van het deel van de relevante indicator tot 2,5 miljoen EUR,

ii)       8% van het deel van de relevante indicator boven 2,5 miljoen EUR tot 5 miljoen EUR,

iii)      6% van het deel van de relevante indicator boven 5 miljoen EUR tot 25 miljoen EUR,

iv)      3% van het deel van de relevante indicator boven 25 miljoen EUR tot 50 miljoen EUR,

v)       1,5% boven 50 miljoen EUR.

2.           De schaalfactor k die bij methode B en methode C wordt gebruikt, is:

a)      0,5 wanneer de betalingsinstelling alleen de in punt 6 van bijlage I vermelde betalingsdienst aanbiedt;

b)      1,0 wanneer de betalingsinstelling een in de punten 1 tot en met 5 of 7 van bijlage I vermelde betalingsdienst aanbiedt.

3.           De bevoegde autoriteiten kunnen, op basis van een beoordeling van de risicobeheersingsprocessen, de database van risicoverliezengegevens en het internecontrolesysteem van de betalingsinstelling, verlangen dat de betalingsinstelling een eigen vermogen aanhoudt dat tot 20% hoger is dan het bedrag dat het resultaat is van de toepassing van de overeenkomstig lid 1 gekozen methode, of de betalingsinstelling toestaan een eigen vermogen aan te houden dat tot 20% lager is dan het bedrag dat het resultaat is van de overeenkomstig lid 1 gekozen methode.

Artikel 9 Beschermingsvereisten

1.           De lidstaten of de bevoegde autoriteiten verlangen dat een betalingsinstelling die een betalingsdienst aanbiedt, voor zover zij tegelijkertijd andere in artikel 17, lid 1, onder c), bedoelde werkzaamheden verricht, de middelen die zij van de betalingsdienstgebruikers of via een andere betalingsdienstaanbieder heeft ontvangen voor de uitvoering van betalingstransacties, op een van de volgende wijzen veiligstelt:

a)      de middelen worden op geen enkel tijdstip vermengd met de geldmiddelen van een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon dan de betalingsdienstgebruikers namens wie de geldmiddelen worden aangehouden; wanneer zij aan het einde van de werkdag volgende op de dag waarop de middelen zijn ontvangen, nog door de betalingsinstelling worden aangehouden en nog niet aan de begunstigde of aan een andere betalingsdienstaanbieder zijn overgemaakt, worden zij op een afzonderlijke rekening gestort bij een kredietinstelling of belegd in veilige, liquide activa met een lage risicograad als omschreven door de lidstaat van herkomst; zij worden overeenkomstig het nationale recht in het belang van de betalingsdienstgebruikers gevrijwaard tegen vorderingen van andere schuldeisers van de betalingsinstelling, in het bijzonder in het geval van insolventie;

b)      de middelen worden gedekt door een verzekeringspolis of een vergelijkbare garantie van een verzekeringsmaatschappij of kredietinstelling die niet tot dezelfde groep behoort als de betalingsinstelling, voor een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat afgescheiden zou zijn bij het ontbreken van de verzekeringspolis of vergelijkbare garantie, dat betaalbaar is ingeval de betalingsinstelling niet in staat is haar financiële verplichtingen na te komen.

2.           Wanneer een betalingsinstelling middelen veilig moet stellen uit hoofde van lid 1 en een gedeelte van die middelen moet worden gebruikt voor toekomstige betalingstransacties, terwijl het resterende bedrag moet worden gebruikt voor andere diensten dan betalingsdiensten, zijn de vereisten van lid 1 ook van toepassing op het voor toekomstige betalingstransacties te gebruiken gedeelte van de middelen. Wanneer dat gedeelte variabel of niet van tevoren bekend is, staan de lidstaten de betalingsinstellingen toe dit lid toe te passen op basis van een representatief gedeelte dat geacht wordt voor betalingsdiensten te worden gebruikt, mits een dergelijk representatief gedeelte ten genoegen van de bevoegde autoriteiten redelijkerwijs op basis van historische gegevens kan worden geraamd.

Artikel 10 Vergunningverlening

1.           De lidstaten schrijven voor dat andere ondernemingen dan die bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a), b), c), e) en f), en andere dan natuurlijke personen en rechtspersonen die in aanmerking komen voor de ontheffing uit hoofde van artikel 27, wanneer zij voornemens zijn betalingsdiensten aan te bieden, een vergunning als betalingsinstelling moeten hebben verkregen alvorens te beginnen met het aanbieden van betalingsdiensten. Vergunningen worden uitsluitend verleend aan rechtspersonen met een vestiging in een lidstaat.

2.           Een vergunning wordt verleend indien de gegevens en bewijsstukken die bij de aanvraag gevoegd zijn, geheel in overeenstemming zijn met artikel 5 en indien de bevoegde autoriteiten die de aanvraag onderzoeken over de gehele lijn tot een positief oordeel komen. Voordat een vergunning wordt verleend, kunnen de bevoegde autoriteiten zo nodig de nationale centrale bank of andere relevante overheidsinstanties raadplegen.

3.           Een betalingsinstelling die overeenkomstig de nationale wetgeving van haar lidstaat van herkomst een statutaire zetel heeft, moet haar hoofdkantoor hebben in dezelfde lidstaat als die waar zij haar statutaire zetel heeft.

4.           De bevoegde autoriteiten verlenen slechts een vergunning indien de betalingsinstelling, gelet op de noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering van de betalingsinstelling te garanderen, over solide governancesystemen voor het betalingsdienstenbedrijf beschikt, waaronder een duidelijke organisatorische structuur met duidelijk omschreven, transparante en samenhangende verantwoordelijkheden, effectieve procedures voor de detectie, het beheer, de bewaking en verslaglegging van de risico’s waaraan zij blootstaat of bloot kan komen te staan, en adequate interne controleprocedures, zoals een goede administratieve en boekhoudkundige organisatie; die maatregelen en procedures zijn gedetailleerd uitgewerkt en staan in verhouding tot de aard, omvang en complexiteit van de betalingsdiensten die de betalingsinstelling aanbiedt.

5.           Wanneer een betalingsinstelling een van de in bijlage I genoemde betalingsdiensten aanbiedt en tegelijk andere werkzaamheden verricht, mogen de bevoegde autoriteiten het opzetten van een aparte entiteit voor de activiteiten in verband met betalingsdiensten verlangen, wanneer de niet met betalingsdiensten verband houdende activiteiten van de betalingsinstelling afbreuk doen of dreigen te doen aan de financiële soliditeit van de betalingsinstelling of aan het vermogen van de bevoegde autoriteiten om te controleren of de betalingsinstelling alle verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn nakomt.

6.           De bevoegde autoriteiten weigeren een vergunning te verlenen indien zij, gelet op de noodzaak een gezonde en prudente bedrijfsvoering van een betalingsinstelling te garanderen, niet overtuigd zijn van de geschiktheid van de aandeelhouders of vennoten die een gekwalificeerde deelneming bezitten.

7.           Wanneer er tussen de betalingsinstelling en andere natuurlijke personen of rechtspersonen nauwe banden bestaan als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 38, van Verordening (EU) nr. 575/2013, verlenen de bevoegde autoriteiten de vergunning slechts indien deze banden de effectieve uitoefening van hun toezichthoudende taken niet belemmeren.

8.           De bevoegde autoriteiten verlenen de vergunning uitsluitend indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen waarmee de kredietinstelling nauwe banden heeft, of moeilijkheden bij de handhaving van die wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, geen belemmering vormen voor de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken.

9.           De vergunning is geldig in alle lidstaten en stelt de betrokken betalingsinstelling in staat overal in de Unie betalingsdiensten aan te bieden, zowel door middel van het vrij verrichten van diensten, als door middel van vrijheid van vestiging, mits de aangeboden diensten door de vergunning worden bestreken.

Artikel 11 Mededeling van de genomen beslissing

Binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag of, indien de aanvraag onvolledig is, binnen drie maanden na ontvangst van alle voor het nemen van de beslissing benodigde gegevens, deelt de bevoegde autoriteit de aanvrager mee of de vergunning verleend dan wel geweigerd is. Weigering van de vergunning wordt met redenen omkleed.

Artikel 12 Intrekking van een vergunning

1.           De bevoegde autoriteiten kunnen een vergunning die aan een betalingsinstelling is verleend alleen dan intrekken wanneer:

a)      de instelling binnen een termijn van twaalf maanden geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de werkzaamheden gedurende een periode van meer dan zes maanden heeft gestaakt, indien de betrokken lidstaat niet heeft bepaald dat in die gevallen de vergunning vervalt;

b)      de vergunning heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

c)      niet meer voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van een vergunning, of de bevoegde autoriteiten niet op de hoogte heeft gesteld van belangrijke ontwikkelingen in dit verband;

d)      de instelling door de voortzetting van haar betalingsdienstenbedrijf een bedreiging voor de stabiliteit van of het vertrouwen in het betalingssysteem zou vormen; of

e)      wanneer een van de overige gevallen van intrekking waarin de nationale voorschriften voorzien, zich voordoet.

2.           Intrekking van een vergunning wordt met redenen omkleed en aan de belanghebbenden meegedeeld.

3.           De intrekking van een vergunning wordt bekendgemaakt, onder meer door vermelding in de registers bedoeld in de artikelen 13 en 14.

Artikel 13 Registratie in de lidstaat van herkomst

De lidstaten leggen een openbaar register aan van vergunninghoudende betalingsinstellingen en hun agenten en bijkantoren, alsmede van natuurlijke personen en rechtspersonen en hun agenten en bijkantoren waarvoor een ontheffing overeenkomstig artikel 27 is verleend, alsmede van de in artikel 2, lid 3, bedoelde instellingen die krachtens nationale wetgeving gemachtigd zijn om betalingsdiensten aan te bieden. Zij worden ingeschreven in het register van de lidstaat van herkomst.

In dat register worden de betalingsdiensten vermeld waarvoor de betalingsinstelling een vergunning heeft of waarvoor de natuurlijke persoon of rechtspersoon is geregistreerd. De vermelding in het register van vergunninghoudende betalingsinstellingen wordt afgezonderd van de vermelding van de natuurlijke personen en rechtspersonen die zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 27. Het register kan door het publiek worden geraadpleegd, is online toegankelijk en wordt regelmatig bijgewerkt.

Artikel 14 Webportaal bij de EBA

1.           De EBA stelt een webportaal in dat als Europees elektronisch toegangspunt fungeert en de in artikel 13 bedoelde openbare registers aan elkaar koppelt. De EBA ontwikkelt en beheert het toegangspunt.

2.           Het systeem van gekoppelde openbare registers bestaat uit:

a)      de centrale registers van de lidstaten;

b)      het portaal dat als Europees elektronisch toegangspunt fungeert.

3.           De lidstaten zorgen ervoor dat hun openbare registers via het toegangspunt toegankelijk zijn.

4.           De EBA stelt een ontwerp op voor technische reguleringsnormen waarbij op het niveau van de Unie technische vereisten worden vastgesteld voor de toegang tot de informatie die is opgenomen in de in artikel 13 bedoelde openbare registers. De EBA legt dit ontwerp voor technische reguleringsnormen uiterlijk op … [uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 15 Handhaving van de vergunning

Wanneer de juistheid van overeenkomstig artikel 5 verstrekte gegevens of geleverd bewijsmateriaal door enigerlei wijziging wordt beïnvloed, stelt de betalingsinstelling de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 16 Boekhouding en wettelijke controle

1.           Richtlijn 78/660/EEG en in voorkomend geval de Richtlijnen 83/349/EEG en 86/635/EEG en Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad[39] zijn van overeenkomstige toepassing op betalingsinstellingen.

2.           Tenzij zij krachtens Richtlijn 78/660/EEG, en in voorkomend geval Richtlijn 83/349/EEG of 86/635/EEG, van die verplichting ontheven zijn, worden de jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen van betalingsinstellingen gecontroleerd door wettelijke auditors of auditkantoren in de zin van Richtlijn 2006/43/EG.

3.           Met het oog op het toezicht schrijven de lidstaten voor dat betalingsinstellingen afzonderlijke boekhoudkundige gegevens verstrekken voor betalingsdiensten en voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 17, lid 1, waarvoor een auditverslag moet worden opgesteld. Dat verslag wordt in voorkomend geval door de wettelijke auditors of door een auditkantoor opgesteld.

4.           De in artikel 63 van Richtlijn 2013/36/EU neergelegde verplichtingen zijn, met betrekking tot betalingsdienstwerkzaamheden, van overeenkomstige toepassing op de wettelijke auditor of de auditkantoren van betaalinstellingen.

Artikel 17 Werkzaamheden

1.           Naast het aanbieden van betalingsdiensten mogen betalingsinstellingen de volgende werkzaamheden uitoefenen:

a)      het verrichten van operationele en daarmee nauw samenhangende nevendiensten, zoals het zorgen voor de uitvoering van betalingstransacties, valutawisseldiensten, bewaringsactiviteiten en de opslag en verwerking van gegevens;

b)      de exploitatie van betalingssystemen, onverminderd artikel 29;

c)      andere bedrijfswerkzaamheden dan het aanbieden van betalingsdiensten, met inachtneming van de toepasselijke Uniewetgeving en nationale wetgeving.

2.           Wanneer betalingsinstellingen een of meer betalingsdiensten aanbieden, mogen zij alleen betaalrekeningen aanhouden die uitsluitend voor betalingstransacties wordt gebruikt. De lidstaten zorgen ervoor dat op evenredige basis toegang tot die betaalrekeningen wordt verleend.

3.           Geldmiddelen die betalingsinstellingen van betalingsdienstgebruikers ontvangen in verband met het aanbieden van betalingsdiensten, zijn geen deposito’s of andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2013/36/EG, noch elektronisch geld in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2009/110/EG.

4.           Betalingsinstellingen mogen de in de punten 4 en 5 van bijlage I bedoelde kredieten in verband met betalingsdiensten alleen verlenen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)      het krediet is een aanvullend krediet en wordt uitsluitend verstrekt in verband met de uitvoering van een betalingstransactie;

b)      niettegenstaande de nationale voorschriften inzake kredietverlening via creditcards, wordt het in verband met een betaling verleende krediet dat wordt uitbetaald overeenkomstig artikel 10, lid 9, en artikel 26, terugbetaald binnen een korte termijn, die in geen geval meer dan twaalf maanden mag bedragen;

c)      een dergelijk krediet wordt niet verleend uit middelen die zijn ontvangen of die worden aangehouden voor het uitvoeren van toekomstige betalingstransacties;

d)      het eigen vermogen van de betalingsinstelling staat te allen tijde, naar tevredenheid van de toezichthoudende autoriteiten, in redelijke verhouding tot het totale bedrag van het verleende krediet.

5.           Tot de werkzaamheden van betalingsinstellingen behoort niet het in ontvangst nemen van deposito’s of andere terugbetaalbare gelden in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2013/36/EU.

6.           Deze richtlijn doet geen afbreuk aan Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad[40] en andere toepasselijke Uniewetgeving of nationale maatregelen betreffende niet bij deze richtlijn geharmoniseerde voorwaarden voor kredietverlening aan consumenten die in overeenstemming zijn met het Unierecht.

Afdeling 2 Overige vereisten

Artikel 18 Dienstverlening via agenten, bijkantoren of entiteiten waaraan werkzaamheden worden uitbesteed

1.           Een betalingsinstelling die voornemens is betalingsdiensten aan te bieden via een agent, verstrekt de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst de volgende informatie:

a)      naam en adres van de agent;

b)      een beschrijving van de interne controlemechanismen die de agent zal toepassen om de in Richtlijn 2005/60/EG neergelegde verplichtingen in verband met het witwassen van geld en terrorismefinanciering na te komen;

c)      de identiteit van de bestuurders en de personen die verantwoordelijk zijn voor het management van de agent die voor het aanbieden van betalingsdiensten wordt ingeschakeld, alsmede het bewijs dat de betrokkenen betrouwbaar en deskundig zijn.

2.           Wanneer de bevoegde autoriteiten de lid 1 bedoelde gegevens ontvangen, schrijven zij de agent in in het krachtens artikel 13 ingestelde register.

3.           Indien de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat de hun verstrekte gegevens onjuist zijn, kunnen zij maatregelen treffen om de gegevens te verifiëren alvorens zij de agent in het register inschrijven.

4.           Indien de bevoegde autoriteiten er na het verifiëren van de gegevens niet van overtuigd zijn dat de uit hoofde van lid 1 verstrekte gegevens juist zijn, schrijven zij de agent niet in in het krachtens artikel 13 ingestelde register.

5.           Een betalingsinstelling die in een andere lidstaat betalingsdiensten wenst aan te bieden door een agent in te schakelen, volgt de in artikel 26 vastgestelde procedure. Voordat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst uit hoofde van dit artikel de agent in het register inschrijven, stellen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst van dat voornemen in kennis en houden zij rekening met het standpunt van laatstgenoemden.

6.           Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst goede redenen hebben om te vermoeden dat er, in verband met de voorgenomen inschakeling van een agent of de voorgenomen vestiging van een bijkantoor, sprake is of is geweest van het witwassen van geld of het financieren van terrorisme in de zin van Richtlijn 2005/60/EG, of een poging daartoe, of dat de inschakeling van een dergelijke agent of de vestiging van een dergelijk bijkantoor het risico op het witwassen van geld of het financieren van terrorisme zou kunnen verhogen, stellen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis, die vervolgens kunnen weigeren de agent of het bijkantoor in het register in te schrijven of, indien de registerinschrijving van de agent of het bijkantoor reeds heeft plaatsgevonden, deze kunnen doorhalen.

7.           Wanneer een betalingsinstelling voornemens is operationele taken in het kader van betalingsdiensten uit te besteden, stelt zij de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst daarvan in kennis.

Uitbesteding van belangrijke operationele taken mag niet wezenlijk afbreuk doen aan de kwaliteit van de interne controle van de betalingsinstelling en aan het vermogen van de bevoegde autoriteiten om te controleren of de betalingsinstelling alle verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn nakomt.

Voor de toepassing van de tweede alinea wordt een operationele taak als belangrijk aangemerkt indien een gebrekkige of tekortschietende uitvoering ervan wezenlijk afbreuk zou doen aan de voortdurende naleving door een betalingsinstelling van de vereisten van de vergunning die zij uit hoofde van deze titel heeft aangevraagd, of van andere verplichtingen waaraan zij uit hoofde van deze richtlijn onderworpen is, aan haar financiële resultaten of aan de soliditeit of continuïteit van haar betalingsdiensten. De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsinstellingen bij de uitbesteding van belangrijke operationele taken aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)      de uitbesteding leidt er niet toe dat de hoogste leiding haar verantwoordelijkheid delegeert;

b)      de relatie van de betalingsinstelling met haar cliënten en haar verplichtingen jegens hen uit hoofde van deze richtlijn blijven onveranderd;

c)      de voorwaarden waaraan de betalingsinstelling moet voldoen om overeenkomstig deze titel een vergunning te verkrijgen en deze te behouden, worden niet ondermijnd;

d)      geen van de andere voorwaarden waaronder de vergunning aan de betalingsinstelling is verleend, wordt tenietgedaan of gewijzigd.

8.           Betalingsinstellingen zorgen ervoor dat agenten of bijkantoren die namens hen handelen, de betalingsdienstgebruikers daarvan in kennis stellen.

9.           Betalingsinstellingen stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst zo spoedig mogelijk in kennis van elke wijziging met betrekking tot het inschakelen van agenten, zoals vergroting van het aantal agenten, bijkantoren of entiteiten waaraan werkzaamheden worden uitbesteed, en actualiseren in overeenstemming daarmee de in lid 1 bedoelde informatie.

Artikel 19 Aansprakelijkheid

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsinstellingen die een beroep doen op derden voor de uitvoering van operationele taken, redelijke maatregelen nemen om te waarborgen dat aan de vereisten van deze richtlijn wordt voldaan.

2.           De lidstaten schrijven voor dat betalingsinstellingen volledig aansprakelijk blijven voor alle handelingen van hun werknemers, of van agenten, bijkantoren of entiteiten waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed.

Artikel 20 Bijhouden van gegevens

De lidstaten schrijven voor dat betalingsinstellingen voor de toepassing van deze titel gedurende ten minste vijf jaar alle nodige gegevens bijhouden, onverminderd Richtlijn 2005/60/EG of andere toepasselijke wetgeving van de Unie.

Afdeling 3 Bevoegde autoriteiten en toezicht

Artikel 21 Aanwijzing van bevoegde autoriteiten

1.           De lidstaten wijzen ofwel overheidsinstanties, ofwel lichamen die erkend zijn bij de nationale wetgeving of erkend zijn door overheidsinstanties die bij nationale wetgeving daartoe uitdrukkelijk zijn gemachtigd, inclusief nationale centrale banken, aan als de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van vergunningen aan en het uitoefenen van prudentieel toezicht op betalingsinstellingen die de taken waarin deze titel voorziet moeten uitoefenen.

Gewaarborgd wordt dat de bevoegde autoriteiten onafhankelijk zijn van economische organisaties en dat belangenconflicten worden vermeden. Onverminderd de eerste alinea worden betalingsinstellingen, kredietinstellingen, instellingen voor elektronisch geld of postcheque- en girodiensten niet aangewezen als bevoegde autoriteiten.

De lidstaten stellen de Commissie van de aanwijzing in kennis.

2.           De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten alle bevoegdheden hebben die nodig zijn voor de vervulling van hun taken.

3.           De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer op hun grondgebied meer dan één autoriteit bevoegd is voor de onder deze titel vallende aangelegenheden, deze autoriteiten nauw samenwerken, zodat zij hun respectieve taken effectief kunnen uitvoeren. Hetzelfde geldt wanneer de voor de onder deze titel vallende aangelegenheden bevoegde autoriteiten niet de bevoegde autoriteiten zijn die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op kredietinstellingen.

4.           De in lid 1 genoemde taken van de bevoegde autoriteiten vallen onder de verantwoordelijkheid van de overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde autoriteiten.

5.           Lid 1 strekt er niet toe dat de bevoegde autoriteiten gehouden zijn toezicht uit te oefenen op andere werkzaamheden van de betalingsinstellingen dan de verlening van betalingsdiensten en de werkzaamheden bedoeld in artikel 17, lid 1, onder a).

Artikel 22 Toezicht

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat de controles die door de bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd om na te gaan of het bepaalde in deze titel doorlopend wordt nageleefd, evenredig en passend zijn en aansluiten bij de risico’s waaraan betalingsinstellingen zijn blootgesteld.

Om na te gaan of het bepaalde in deze titel wordt nageleefd, zijn de bevoegde autoriteiten gerechtigd de volgende maatregelen te nemen, in het bijzonder:

a)      van de betalingsinstelling te verlangen dat zij alle informatie verstrekt die nodig is om toezicht te houden op de naleving;

b)      inspecties ter plaatse te verrichten bij de betalingsinstelling, bij agenten en bij bijkantoren die betalingsdiensten aanbieden onder de verantwoordelijkheid van de betalingsinstelling, of bij entiteiten waaraan taken zijn uitbesteed;

c)      aanbevelingen, richtsnoeren en, voor zover van toepassing, bindende administratieve maatregelen uit te vaardigen;

d)      in de in artikel 12 bedoelde gevallen de vergunning op te schorten of in te trekken.

2.           Onverminderd de voor de intrekking van de vergunning geldende procedures en de bepalingen van het strafrecht, bepalen de lidstaten dat hun bevoegde autoriteiten aan betalingsinstellingen of aan de personen die de feitelijke zeggenschap over de bedrijfswerkzaamheden van betalingsinstellingen uitoefenen, wanneer die de wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften inzake het toezicht op of de uitoefening van hun betalingsdienstenbedrijf overtreden, sancties kunnen opleggen of ten aanzien van hen maatregelen kunnen treffen die specifiek beogen een einde te maken aan de geconstateerde overtredingen of de oorzaken daarvan weg te nemen.

3.           Onverminderd het bepaalde in artikel 6, artikel 7, leden 1 en 2, en artikel 8, zien de lidstaten erop toe dat de bevoegde autoriteiten de in lid 1 van dit artikel omschreven maatregelen kunnen nemen om ervoor te zorgen dat betalingsdiensten over voldoende kapitaal beschikken, met name wanneer de niet met betalingsdiensten verband houdende activiteiten van de betalingsinstelling afbreuk doen of dreigen te doen aan de financiële soliditeit van de betalingsinstelling.

Artikel 23 Beroepsgeheim

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat alle personen die voor de bevoegde autoriteiten werkzaam zijn of zijn geweest, alsmede deskundigen die in opdracht van de bevoegde autoriteiten handelen, aan het beroepsgeheim zijn gebonden, zulks onverminderd de gevallen die onder het strafrecht vallen.

2.           Bij de uitwisseling van informatie in overeenstemming met artikel 25 wordt strikt de hand gehouden aan het beroepsgeheim ter bescherming van individuele en zakelijke rechten.

3.           Bij de toepassing van dit artikel kunnen de lidstaten mutatis mutandis rekening houden met de artikelen 53 tot en met 61 van Richtlijn 2013/36/EU.

Artikel 24 Beroep bij de rechter

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat bij de rechter beroep kan worden ingesteld tegen besluiten die de bevoegde autoriteiten jegens een betalingsinstelling nemen uit hoofde van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die overeenkomstig deze richtlijn zijn vastgesteld.

2.           Lid 1 is ook van toepassing in geval van nalatigheid.

Artikel 25 Uitwisseling van informatie

1.           De bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten werken onderling samen en in voorkomend geval met de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten, de EBA en andere relevante bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen krachtens Uniewetgeving of nationale wetgeving die op betalingsdienstaanbieders van toepassing is.

2.           De lidstaten staan tevens toe dat informatie wordt uitgewisseld tussen hun bevoegde autoriteiten en de volgende instanties:

a)      de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van vergunningen aan en het uitoefenen van toezicht op betalingsinstellingen;

b)      de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten, in hun hoedanigheid van monetaire en toezichthoudende autoriteit, alsook, in voorkomend geval, andere overheidsinstanties die met het toezicht op betalings- en afwikkelingssystemen belast zijn;

c)      andere relevante autoriteiten die zijn aangewezen krachtens deze richtlijn, Richtlijn 2005/60/EG of andere Uniewetgeving die op betalingsdienstaanbieders van toepassing is, zoals wetgeving ter bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme;

d)      de EBA, bij de uitoefening van haar taak om bij te dragen tot de consistente en coherente werking van de toezichtmechanismen, zoals bedoeld in artikel 1, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Artikel 26 Uitoefening van het recht tot vestiging en het recht tot het vrij verrichten van diensten

1.           Elke vergunninghoudende betalingsinstelling die voor de eerste maal betalingsdiensten in een andere lidstaat dan haar lidstaat van herkomst wil aanbieden op grond van het recht tot vestiging of het recht tot het vrij verrichten van diensten, stelt de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst daarvan in kennis.

Binnen een maand na ontvangst van deze kennisgeving stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in kennis van de naam en het adres van de betalingsinstelling, van de namen van de managers van het bijkantoor, van de organisatiestructuur, en van de aard van de betalingsdiensten die deze instelling voornemens is op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst aan te bieden.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst werken samen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst bij de in artikel 22 bedoelde controles en maatregelen ten aanzien van een agent, een bijkantoor of een entiteit waaraan taken zijn uitbesteed, van een betalingsinstelling op het grondgebied van een andere lidstaat.

2.           In het kader van de samenwerking overeenkomstig de leden 1 en 2 deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mee wanneer zij een inspectie ter plaatse op het grondgebied van deze laatste beoogt te verrichten.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan de taak om inspecties ter plaatse bij de betrokken instelling te verrichten, evenwel aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst delegeren.

3.           De bevoegde autoriteiten verstrekken elkaar alle essentiële en/of relevante informatie, in het bijzonder wanneer er sprake is van inbreuken of vermoedelijke inbreuken door een agent of een bijkantoor of een entiteit waaraan taken zijn uitbesteed. Daartoe verstrekken zij desgevraagd alle relevante informatie en verstrekken zij op eigen initiatief alle essentiële informatie.

4.           De leden 1 tot en met 4 gelden onverminderd de verplichting van de bevoegde autoriteiten uit hoofde van Richtlijn 2005/60/EG en Verordening (EG) nr. 1781/2006, met name artikel 37, lid 1, van Richtlijn 2005/60/EG en artikel 15, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1781/2006, om de naleving van de voorschriften van die rechtshandelingen te monitoren of erop toe te zien.

5.           De EBA vaardigt overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren uit over de factoren die in aanmerking moeten worden genomen bij de beslissing of de activiteit die een aangemelde betalingsinstelling in de andere lidstaat wenst aan te bieden, valt onder de uitoefening van het recht tot vestiging of het recht tot het vrij verrichten van diensten. Die richtsnoeren worden uiterlijk op [datum invoegen] [uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] vastgesteld.

6.           De EBA stelt een ontwerp op voor technische reguleringsnormen inzake het kader voor de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, als bedoeld in lid 1, en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, overeenkomstig dit artikel en artikel 18. In het ontwerp voor technische reguleringsnormen worden de methoden, middelen en wijzen van samenwerking vastgesteld voor de aanmelding van grensoverschrijdend werkzame betalingsinstellingen, en met name de omvang en de behandeling van de te verstrekken informatie, alsook gemeenschappelijke terminologie en standaard meldingsformulieren, teneinde een consistent en efficiënt meldingsproces te waarborgen.

De EBA legt dit ontwerp voor technische reguleringsnormen uiterlijk op [datum invoegen] [uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie.

7.           De EBA stelt een ontwerp op voor technische reguleringsnormen inzake het kader voor de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van dit artikel en artikel 22. In het ontwerp voor technische reguleringsnormen worden de methoden, middelen en wijzen van samenwerking vastgesteld voor het toezicht op grensoverschrijdend werkzame betalingsinstellingen, en met name de omvang en de behandeling van de uit te wisselen informatie, teneinde consistent en efficiënt toezicht op betalingsinstellingen die grensoverschrijdende betalingsdiensten aanbieden, te waarborgen.

De EBA legt dit ontwerp voor technische reguleringsnormen uiterlijk op [datum invoegen] [uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] voor aan de Commissie.

8.           Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de in de leden 6 en 7 bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen volgens de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

Afdeling 4 Ontheffing

Artikel 27 Voorwaarden

1.           Onverminderd artikel 13 kunnen de lidstaten geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen of toestaan dat hun bevoegde autoriteiten geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de toepassing van de procedure en de voorwaarden die zijn vastgesteld in de afdelingen 1 tot en met 3, met uitzondering van de artikelen 21, 23, 24 en 25, en toestaan dat natuurlijke personen of rechtspersonen in het krachtens artikel 13 aangelegde register worden ingeschreven, indien:

a)      het gemiddelde van het totale bedrag aan betalingstransacties die de betrokken persoon de voorafgaande twaalf maanden heeft verricht, met inbegrip van die van agenten waarvoor hij volledig aansprakelijk is, niet hoger is dan 1 miljoen EUR per maand. Dit vereiste wordt beoordeeld op basis van het in het bedrijfsplan begrote totaalbedrag aan betalingstransacties, tenzij de bevoegde autoriteiten een aanpassing van dat plan verlangen;

b)      geen van de met de leiding of de exploitatie van het betalingsdienstenbedrijf belaste natuurlijke personen veroordeeld zijn wegens strafbare feiten in verband met het witwassen van geld, het financieren van terrorisme of andere financiële misdrijven.

2.           Van een natuurlijke persoon of rechtspersoon met een registerinschrijving overeenkomstig lid 1 wordt verlangd dat hij zijn hoofdkantoor of vestigingsplaats heeft in de lidstaat waar hij zijn werkzaamheden feitelijk ontplooit.

3.           De in lid 1 bedoelde personen worden behandeld als betalingsinstellingen, met dien verstande dat artikel 10, lid 9, en artikel 26 niet op hen van toepassing zijn.

4.           De lidstaten kunnen ook bepalen dat een natuurlijke persoon of rechtspersoon met een registerinschrijving overeenkomstig lid 1 slechts een aantal van de in artikel 17 opgesomde activiteiten mag ontplooien.

5.           De in lid 1 bedoelde personen stellen de bevoegde autoriteiten in kennis van elke verandering in hun situatie die relevant is voor de in genoemd lid gespecificeerde voorwaarden. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de personen in kwestie, wanneer de in de leden 1, 2 en 4 gestelde voorwaarden niet langer vervuld zijn, binnen 30 kalenderdagen een vergunning aanvragen volgens de procedure van artikel 10.

6.           De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing ten aanzien van de bepalingen van Richtlijn 2005/60/EG of nationale bepalingen inzake de bestrijding van het witwassen van geld.

Artikel 28 Kennisgeving en informatieverstrekking

Indien een lidstaat van de bij artikel 27 geboden ontheffingsmogelijkheid gebruikmaakt, stelt hij de Commissie uiterlijk op [datum invoegen (uiterste datum van omzetting)] daarvan in kennis en deelt hij de Commissie onverwijld elke latere wijziging mee. Voorts stelt de lidstaat de Commissie in kennis van het aantal betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen en doet hij haar jaarlijks mededeling van het totaalbedrag van de betalingsdiensten die tot en met 31 december van elk kalenderjaar zijn verricht, als bedoeld in artikel 27, lid 1, onder a).

HOOFDSTUK 2 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 29 Toegang tot betalingssystemen

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat de regels voor de toegang van vergunninghoudende en in het register ingeschreven betalingsdienstaanbieders die rechtspersonen zijn tot betalingssystemen objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn en de toegang niet sterker belemmeren dan nodig is voor de bescherming tegen specifieke risico’s zoals het afwikkelingsrisico, het exploitatierisico en het bedrijfsrisico, en de bescherming van de financiële en operationele stabiliteit van het betalingssysteem.

Betalingssystemen mogen aan betalingsdienstaanbieders, betalingsdienstgebruikers of andere betalingssystemen geen van de volgende eisen opleggen:

a)      regels die effectieve deelneming aan andere betalingssystemen belemmeren;

b)      regels die bepaalde vergunninghoudende betalingsdienstaanbieders of bepaalde betalingsdienstaanbieders met een registerinschrijving discrimineren wat de rechten, plichten en aanspraken van deelnemers betreft;

c)      enigerlei beperking op grond van de institutionele status.

2.           Lid 1 is niet van toepassing op:

a)      betalingssystemen die als zodanig zijn aangemerkt krachtens Richtlijn 98/26/EG;

b)      betalingssystemen die uitsluitend bestaan uit betalingsdienstaanbieders die behoren tot een groep bestaande uit door kapitaalbanden verbonden entiteiten waarbij een van de verbonden entiteiten effectieve zeggenschap over de andere verbonden entiteiten heeft.

Voor de toepassing van het bepaalde onder a) zien de lidstaten erop toe dat indien een als zodanig aangemerkt betalingssysteem een betalingsdienstaanbieder toestaat om met behulp van een directe deelnemer overboekingsopdrachten via het systeem door te geven, deze indirecte toegang desgevraagd ook wordt verleend aan andere vergunninghoudende betalingsdienstaanbieders of betalingsdienstaanbieders met een registerinschrijving, zulks overeenkomstig lid 1.

Artikel 30 Verbod voor andere personen dan betalingsdienstaanbieders om betalingsdiensten aan te bieden, en meldingsplicht

1.           De lidstaten verbieden dat betalingsdiensten worden aangeboden door natuurlijke personen of rechtspersonen die noch betalingsdienstaanbieders zijn, noch uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van deze richtlijn zijn gelaten.

2.           De lidstaten schrijven voor dat dienstenaanbieders, alvorens zij een in artikel 3, onder k), bedoelde activiteit ontplooien waarvoor het overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder a), berekende volume van de betalingstransacties de daarin genoemde drempel overschrijdt, de bevoegde autoriteiten in kennis stellen van hun voornemen en een verzoek indienen om erkenning als een beperkt netwerk.

De bevoegde autoriteit neemt op basis van de criteria van artikel 3, onder k), binnen één maand na de ontvangst van het verzoek om erkenning een met redenen omkleed besluit om de activiteit al dan niet als beperkt netwerk te erkennen, en stelt de dienstenaanbieder van haar besluit in kennis. Een samenvatting van het besluit wordt bekendgemaakt in het openbare register bedoeld in artikel 13.

De bevoegde autoriteiten stellen de Commissie in kennis van elk besluit dat zij overeenkomstig de tweede alinea nemen.

TITEL III TRANSPARANTIE VAN AAN BETALINGSDIENSTEN VERBONDEN VOORWAARDEN EN INFORMATIEVEREISTEN

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 31 Toepassingsgebied

1.           Deze titel is van toepassing op eenmalige betalingstransacties, op raamcontracten en op de daaronder vallende betalingstransacties. De partijen kunnen overeenkomen dat deze titel geheel of ten dele niet van toepassing is wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is.

2.           De lidstaten mogen bepalen dat de bepalingen van deze titel op micro-ondernemingen op dezelfde wijze worden toegepast als op consumenten.

3.           Deze richtlijn doet geen afbreuk aan Richtlijn 2008/48/EG of andere toepasselijke Uniewetgeving of nationale maatregelen betreffende niet bij deze richtlijn geharmoniseerde voorwaarden voor kredietverlening aan consumenten die in overeenstemming zijn met het Unierecht.

Artikel 32 Andere bepalingen in de Uniewetgeving

Deze titel doet geen afbreuk aan Uniewetgeving waarbij ook andere vereisten inzake voorafgaande informatieverstrekking worden opgelegd.

Voor zover evenwel ook Richtlijn 2002/65/EG van toepassing is, worden de informatievereisten van artikel 3, lid 1, van die richtlijn, met uitzondering van punt 2, onder c) tot en met g), punt 3, onder a), d) en e), en punt 4, onder b), van dat lid vervangen door de artikelen 37, 38, 44 en 45 van de onderhavige richtlijn.

Artikel 33 Kosten voor informatie

1.           De betalingsdienstaanbieder mag de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor krachtens deze titel verstrekte informatie.

2.           De betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker kunnen overeenkomen dat kosten worden aangerekend voor door de betalingsdienstgebruiker gevraagde aanvullende of frequenter of met andere communicatiemiddelen verstrekte informatie dan in het raamcontract is bepaald.

3.           Kosten die de betalingsdienstaanbieder krachtens lid 2 mag aanrekenen, zijn passend en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder feitelijk heeft gemaakt.

Artikel 34 Bewijslast inzake informatievereisten

De lidstaten kunnen bepalen dat de bewijslast ten bewijze van de naleving van de informatievereisten uit hoofde van deze titel op de betalingsdienstaanbieder rust.

Artikel 35 Derogatie van informatievereisten voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en elektronisch geld

1.           Met betrekking tot betaalinstrumenten die overeenkomstig het raamcontract uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 EUR, waarvan de uitgavenlimiet 150 EUR bedraagt of waarop maximaal een bedrag van 150 EUR tegelijk kan worden opgeslagen, geldt het volgende:

a)      in afwijking van de artikelen 44, 45 en 49 verstrekt de betalingsdienstaanbieder de betaler uitsluitend informatie over de voornaamste kenmerken van de betalingsdienst, met inbegrip van de wijze waarop van het betaalinstrument gebruik kan worden gemaakt, de aansprakelijkheid, de in rekening gebrachte kosten en andere feitelijke informatie die nodig is om een weloverwogen besluit te nemen, en geeft hij tevens aan waar andere in artikel 45 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar zijn gesteld;

b)      er kan worden overeengekomen dat, in afwijking van artikel 47, de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract voor te stellen op de wijze als bepaald in artikel 44, lid 1;

c)      er kan worden overeengekomen dat in afwijking van de artikelen 50 en 51, na uitvoering van een betalingstransactie:

i)        de betalingsdienstaanbieder uitsluitend een referentie verstrekt of beschikbaar stelt waarmee de gebruiker van de betalingsdienst de betalingstransactie, het daarmee gemoeide bedrag en de kosten ervan kan identificeren, en/of in het geval van verschillende gelijkaardige betalingstransacties met dezelfde begunstigde, uitsluitend informatie over het totale bedrag en de kosten van die betalingstransacties;

ii)       de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is de onder i) bedoelde informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of als de verstrekking hiervan voor de betalingsdienstaanbieder uit technisch oogpunt onmogelijk is. De betalingsdienstaanbieder biedt de betaler echter een mogelijkheid de opgeslagen bedragen te verifiëren.

2.           Voor nationale betalingstransacties mogen de lidstaten of hun bevoegde autoriteiten de in lid 1 genoemde bedragen verlagen of verdubbelen. Voor vooruitbetaalde betaalinstrumenten mogen de lidstaten die bedragen verhogen tot 500 EUR.

HOOFDSTUK 2 Eenmalige betalingstransacties

Artikel 36 Toepassingsgebied

1.           Dit hoofdstuk is van toepassing op eenmalige betalingstransacties die niet onder een raamcontract vallen.

2.           Wanneer een betalingsopdracht voor een eenmalige betalingstransactie wordt doorgegeven via een onder een raamcontract vallend betaalinstrument, is de betalingsdienstaanbieder niet verplicht informatie te verstrekken of beschikbaar te stellen die reeds uit hoofde van een raamcontract met een andere betalingsdienstaanbieder aan de betalingsdienstgebruiker is verstrekt of volgens het raamcontract aan hem zal worden verstrekt.

Artikel 37 Vooraf te verstrekken algemene informatie

1.           De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder, voordat de betalingsdienstgebruiker door een contract of een aanbod betreffende een eenmalige betalingstransactie gebonden is, hem op gemakkelijk toegankelijke wijze de in artikel 38 bedoelde informatie en voorwaarden ter beschikking stelt. Op verzoek van de betalingsdienstgebruiker verstrekt de betalingsdienstaanbieder hem de informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager. De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in een officiële taal van de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die door de partijen is overeengekomen.

2.           Indien het contract betreffende een eenmalige betalingstransactie op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand die het de betalingsdienstaanbieder niet mogelijk maakt zich aan lid 1 te houden, vervult deze zijn verplichtingen uit hoofde van genoemd lid onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie.

3.           De verplichtingen uit hoofde van lid 1 kunnen ook worden vervuld door het verstrekken van een exemplaar van het ontwerpcontract betreffende een eenmalige betalingstransactie of de ontwerpbetalingsopdracht waarin de in artikel 38 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.

Artikel 38 Informatie en voorwaarden

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende informatie en voorwaarden aan de betalingsdienstgebruiker worden verstrekt of ter beschikking worden gesteld:

a)      een opgave van de informatie of de unieke identificator die de betalingsdienstgebruiker moet verstrekken opdat een betalingsopdracht correct kan worden uitgevoerd;

b)      de maximale uitvoeringstermijn voor de aangeboden betalingsdienst;

c)      alle kosten die de betalingsdienstgebruiker aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd is en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van die kosten;

d)      voor zover van toepassing, de bij de betalingstransactie toe te passen feitelijke of referentiewisselkoers.

2.           De lidstaten zorgen ervoor dat, in het geval van betalingsinitiatiediensten, de derde betalingsdienstaanbieder de betaler informatie over de aangeboden dienst en de contactgegevens van de derde betalingsdienstaanbieder verstrekt.

3.           Voor zover van toepassing moeten de overige in artikel 42 bedoelde informatie en voorwaarden op gemakkelijk toegankelijke wijze aan de betalingsdienstgebruiker ter beschikking worden gesteld.

Artikel 39 Aan de betaler en de begunstigde te verstrekken informatie bij betalingsinitiatiediensten

Wanneer een derde betalingsdienstaanbieder op verzoek van de betaler een betalingsopdracht initieert, worden aan de betaler en, indien van toepassing, de begunstigde, de volgende gegevens verstrekt of ter beschikking gesteld:

a)           een bevestiging dat de betalingsopdracht met succes is geïnitieerd bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler;

b)           een referentie aan de hand waarvan de betaler en de begunstigde in voorkomend geval kunnen uitmaken om welke betalingstransactie en om welke betaler het gaat, alsmede alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;

c)           het bedrag van de betalingstransactie;

d)           in voorkomend geval het bedrag van de voor de betalingstransactie verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing daarvan.

Artikel 40 Aan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler te verstrekken informatie bij betalingsinitiatiediensten

Als een betalingsopdracht door het eigen systeem van de derde betalingsdienstaanbieder wordt geïnitieerd, worden aan de betaler en de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder in geval van fraude of een geschil de referentie van de transacties en de autorisatiegegevens verstrekt of ter beschikking gesteld.

Artikel 41 Aan de betaler na ontvangst van de betalingsopdracht te verstrekken informatie

Onmiddellijk na de ontvangst van de betalingsopdracht wordt de volgende informatie door de betalingsdienstaanbieder van de betaler op dezelfde wijze als in artikel 37, lid 1, is bepaald, aan de betaler verstrekt of ter beschikking gesteld:

a)           een referentie aan de hand waarvan de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat, en, in voorkomend geval, informatie betreffende de begunstigde;

b)           het bedrag van de betalingstransactie in de in de betalingsopdracht gebruikte valuta;

c)           het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, een uitsplitsing van die kosten;

d)           voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, of een desbetreffende referentie, indien deze verschilt van de overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder d), aangeboden wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel; en

e)           de datum van ontvangst van de betalingsopdracht.

Artikel 42 Aan de begunstigde te verstrekken informatie na uitvoering

Onmiddellijk na de uitvoering van de betalingstransactie wordt de volgende informatie door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde op dezelfde wijze als in artikel 37, lid 1, is bepaald, aan de begunstigde verstrekt of ter beschikking gesteld:

a)           de referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, in voorkomend geval, om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;

b)           het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de geldmiddelen ter beschikking van de begunstigde worden gesteld;

c)           het bedrag van de voor de betalingstransactie door de begunstigde verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, een uitsplitsing van die kosten;

d)           voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel; en

e)           de valutadatum van de creditering.

HOOFDSTUK 3 Raamcontracten

Artikel 43 Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op betalingstransacties die onder een raamcontract vallen.

Artikel 44 Algemene informatie vooraf

1.           De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder, ruimschoots voordat de betalingsdienstgebruiker door een raamcontract of aanbod gebonden is, hem op papier of op een andere duurzame drager de in artikel 45 bedoelde informatie en voorwaarden verstrekt. De informatie en voorwaarden worden in gemakkelijk te begrijpen bewoordingen en in duidelijke en bevattelijke vorm verstrekt in een officiële taal van de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden of in een andere taal die door de partijen is overeengekomen.

2.           Wanneer het raamcontract op verzoek van de betalingsdienstgebruiker is gesloten met gebruikmaking van een techniek voor communicatie op afstand die het de betalingsdienstaanbieder onmogelijk maakt zich aan lid 1 te houden, voldoet deze onmiddellijk na de sluiting van het raamcontract aan zijn verplichtingen uit hoofde van dat lid.

3.           De verplichtingen uit hoofde van lid 1 kunnen ook worden nagekomen door het verstrekken van een exemplaar van het ontwerpraamcontract waarin de in artikel 45 bedoelde informatie en voorwaarden zijn opgenomen.

Artikel 45 Informatie en voorwaarden

De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende informatie en voorwaarden aan de betalingsdienstgebruiker worden verstrekt:

1.           betalingsdienstaanbieder:

a)      de naam van de betalingsdienstaanbieder, het geografische adres van zijn hoofdkantoor en, in voorkomend geval, het geografische adres van zijn agent of bijkantoor in de lidstaat waar de betalingsdienst wordt aangeboden, en enig ander adres, inclusief e-mailadres, dat relevant is voor de communicatie met de betalingsdienstaanbieder;

b)      de gegevens over de relevante toezichthoudende autoriteiten en over het krachtens artikel 13 ingestelde register of een ander relevant openbaar register waarin de betalingsdienstaanbieder met het oog op zijn vergunning is opgenomen en het registratienummer of gelijkaardig middel waarmee de registerinschrijvingen gecontroleerd kunnen worden;

2.           gebruik van een betalingsdienst:

a)      een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de aan te bieden betalingsdienst;

b)      de gedetailleerde informatie of de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker moet worden verstrekt opdat een betalingsopdracht correct kan worden geïnitieerd of uitgevoerd;

c)      de vorm waarin en de procedure volgens welke de instemming met het initiëren of uitvoeren van een betalingstransactie wordt verstrekt, respectievelijk wordt ingetrokken, overeenkomstig de artikelen 57 en 71;

d)      een referentie aan het in artikel 69 omschreven tijdstip van ontvangst van een betalingsopdracht en aan het eventueel door de betalingsdienstaanbieder bepaalde uiterste tijdstip;

e)      de maximale uitvoeringstermijn voor de aangeboden betalingsdiensten;

f)       de vermelding of de mogelijkheid bestaat uitgavenlimieten voor het gebruik van het betaalinstrument overeenkomstig artikel 60, lid 1, overeen te komen;

3.           kosten, rentevoet en wisselkoers:

a)      alle kosten die door de betalingsdienstgebruiker aan zijn betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van die kosten;

b)      voor zover van toepassing, de toe te passen rentevoet en wisselkoers, of, indien de referentierentevoet en -wisselkoers te hanteren zijn, de wijze van berekening van de feitelijke interesten en de relevante datum en de index of basis voor de vaststelling van die referentierentevoet of –wisselkoers;

c)      indien overeengekomen, de onmiddellijke toepassing van wijzigingen in de referentierentevoet of -wisselkoers en de informatievereisten met betrekking tot de wijzigingen overeenkomstig artikel 47, lid 2;

4.           communicatie:

a)      voor zover van toepassing, de technieken voor communicatie, met inbegrip van de technische vereisten van de apparatuur en software van de betalingsdienstgebruiker, zoals tussen de partijen voor de mededeling van informatie en kennisgevingen overeenkomstig deze richtlijn overeengekomen;

b)      de wijze waarop en de frequentie waarmee informatie krachtens deze richtlijn moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld;

c)      de taal of talen waarin het raamcontract wordt gesloten en waarin de communicatie gedurende de looptijd van de contractuele betrekking plaatsvindt;

d)      een vermelding dat de betalingsdienstgebruiker het recht heeft de contractuele voorwaarden van het raamcontract en informatie en voorwaarden overeenkomstig artikel 46 te ontvangen;

5.           beschermende en corrigerende maatregelen:

a)      voor zover van toepassing, een beschrijving van de maatregelen die de betalingsdienstgebruiker moet nemen om de veilige bewaring van een betaalinstrument te waarborgen alsook de wijze waarop de betalingsdienstaanbieder in kennis moet worden gesteld voor de toepassing van artikel 61, lid 1, onder b); een beschrijving van de beveiligde procedure volgens welke de betalingsdienstaanbieder de cliënt in kennis stelt van een vermoede of daadwerkelijke fraude en van beveiligingsbedreigingen;

b)      indien overeengekomen, de voorwaarden waaronder de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehoudt het gebruik van een betaalinstrument te blokkeren overeenkomstig artikel 60;

c)      informatie over de aansprakelijkheid van de betaler overeenkomstig artikel 66, onder vermelding van het relevante bedrag;

d)      op welke wijze en binnen welke termijn de betalingsdienstgebruiker de betalingsdienstaanbieder in kennis moet stellen van een niet-toegestane of onjuist geïnitieerde of uitgevoerde betalingstransactie overeenkomstig artikel 63, onder vermelding van de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties overeenkomstig artikel 65;

e)      informatie over de aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor de initiatie of uitvoering van betalingstransacties overeenkomstig artikel 80;

f)       de voorwaarden voor terugbetaling overeenkomstig de artikelen 67 en 68;

6.           wijzigingen in en beëindiging van het raamcontract:

a)      indien overeengekomen, de informatie dat de betalingsdienstgebruiker geacht wordt overeenkomstig artikel 47 wijzigingen in de voorwaarden te hebben aanvaard tenzij hij de betalingsdienstaanbieder vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij de wijzigingen niet aanvaardt;

b)      de looptijd van het contract;

c)      een vermelding dat de betalingsdienstgebruiker het recht heeft een raamcontract te beëindigen en alle afspraken met betrekking tot beëindiging overeenkomstig artikel 47, lid 1, en artikel 48;

7.           rechtsmiddelen:

a)      de contractuele bepalingen inzake het op het raamcontract toepasselijke recht en/of inzake de bevoegde rechter;

b)      de buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures die voor de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig de artikelen 88 tot en met 91 openstaan.

Artikel 46 Toegang tot informatie en tot de voorwaarden van het raamcontract

Gedurende de contractuele relatie heeft de betalingsdienstgebruiker te allen tijde het recht de contractuele voorwaarden van het raamcontract alsmede de in artikel 45 vermelde informatie en voorwaarden op papier of op een andere duurzame drager te vragen.

Artikel 47 Wijzigingen in de voorwaarden van het raamcontract

1.           Elke wijziging in het raamcontract en in de in artikel 45 vermelde informatie en voorwaarden wordt uiterlijk twee maanden vóór de datum van de beoogde inwerkingtreding ervan door de betalingsdienstaanbieder voorgesteld op dezelfde wijze als in artikel 44, lid 1, is bepaald.

Voor zover van toepassing overeenkomstig artikel 45, lid 6, onder a), deelt de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker mee dat hij wordt geacht deze wijzigingen te hebben aanvaard indien hij de betalingsdienstaanbieder niet vóór de voorgestelde datum van inwerkingtreding van die wijzigingen ervan in kennis heeft gesteld dat hij de wijzigingen niet aanvaardt. In dat geval vermeldt de betalingsdienstaanbieder eveneens dat de betalingsdienstgebruiker het recht heeft het raamcontract onmiddellijk kosteloos te beëindigen voor de datum waarop de voorgestelde wijzigingen van toepassing worden.

2.           Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers kunnen met onmiddellijke ingang zonder kennisgeving worden toegepast, mits het recht daartoe in het raamcontract is overeengekomen en de wijzigingen gebaseerd zijn op de overeenkomstig artikel 45, lid 3, onder b) en c), overeengekomen referentierentevoet of -wisselkoers. De betalingsdienstgebruiker wordt zo spoedig mogelijk van elke wijziging in de rentevoet in kennis gesteld op dezelfde wijze als in artikel 44, lid 1, is bepaald, tenzij door de partijen is overeengekomen dat de informatie met een specifieke frequentie of op een specifieke wijze moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld. Wijzigingen in de rentevoet of de wisselkoers die ten gunste van de betalingsdienstgebruiker uitvallen, kunnen echter zonder kennisgeving worden toegepast.

3.           Wijzigingen in de bij betalingstransacties gebruikte rentevoet of wisselkoers worden uitgevoerd en berekend op een neutrale wijze die betalingsdienstgebruikers niet discrimineert.

Artikel 48 Opzegging

1.           De betalingsdienstgebruiker kan het raamcontract te allen tijde beëindigen tenzij door de partijen een opzegtermijn is overeengekomen. Die termijn mag niet langer zijn dan een maand.

2.           Een raamcontract dat voor een termijn van meer dan twaalf maanden of voor onbepaalde duur is gesloten, kan door de betalingsdienstgebruiker na het verstrijken van die termijn van twaalf maanden kosteloos worden beëindigd. In alle andere gevallen zijn de voor beëindiging aan te rekenen kosten passend en in overeenstemming met de feitelijke kosten.

3.           Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder een voor onbepaalde duur gesloten raamcontract beëindigen door op de wijze als bepaald in artikel 44, lid 1, een opzegtermijn van ten minste twee maanden in acht te nemen.

4.           Op gezette tijden aangerekende kosten voor betalingsdiensten zijn slechts naar evenredigheid verschuldigd door de betalingsdienstgebruiker tot de beëindiging van het contract. Indien die kosten vooraf zijn betaald, worden zij naar evenredigheid terugbetaald.

5.           Dit artikel doet geen afbreuk aan de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende het recht van de partijen om het raamcontract onafdwingbaar of nietig te verklaren.

6.           De lidstaten kunnen in gunstiger bepalingen voor de betalingsdienstgebruikers voorzien.

Artikel 49 Vóór de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie te verstrekken informatie

In geval van een door de betaler geïnitieerde afzonderlijke betalingstransactie uit hoofde van een raamcontract, verstrekt een betalingsdienstaanbieder op verzoek van de betaler voor deze specifieke betalingstransactie expliciete informatie over de maximum uitvoeringstermijn en de door de betaler verschuldigde kosten en, voor zover van toepassing, de uitsplitsing van de bedragen van eventuele kosten.

Artikel 50 Informatie aan de betaler over afzonderlijke betalingstransacties

1.           Nadat het bedrag van een afzonderlijke betalingstransactie van de rekening van de betaler is gedebiteerd of, indien de betaler geen betaalrekening gebruikt, na de ontvangst van de betalingsopdracht, verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de betaler op de wijze als bepaald in artikel 44, lid 1, de betaler onverwijld de volgende informatie:

a)      een referentie aan de hand waarvan de betaler kan uitmaken om welke betalingstransactie het gaat en, in voorkomend geval, de informatie betreffende de begunstigde;

b)      het bedrag van de betalingstransactie in de valuta waarin de betaalrekening van de betaler wordt gedebiteerd of in de voor de betalingsopdracht gebruikte valuta;

c)      het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten en voor zover van toepassing, de uitsplitsing daarvan, ofwel de aan de betaler aan te rekenen interesten;

d)      voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie na die valutawissel;

e)      de valutadatum van de debitering of de datum van ontvangst van de betalingsopdracht.

2.           Een raamcontract kan de voorwaarde omvatten dat de in lid 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld op de overeengekomen wijze die de betaler de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren.

3.           De lidstaten mogen echter verlangen dat de betalingsdienstaanbieder eenmaal per maand kosteloos op papier informatie verstrekt.

Artikel 51 Informatie aan de begunstigde over afzonderlijke betalingstransacties

1.           Na de uitvoering van een afzonderlijke betalingstransactie verstrekt de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde op de wijze als bepaald in artikel 44, lid 1, de begunstigde onverwijld de volgende informatie:

a)      de referentie aan de hand waarvan de begunstigde kan uitmaken om welke betalingstransactie en, in voorkomend geval, om welke betaler het gaat, en alle bij de betalingstransactie gevoegde informatie;

b)      het bedrag van de betalingstransactie, in de valuta waarin de rekening van de begunstigde wordt gecrediteerd;

c)      het bedrag van de voor de betalingstransactie door de betaler verschuldigde kosten, en voor zover van toepassing de uitsplitsing daarvan, ofwel de aan de begunstigde aan te rekenen interesten;

d)      voor zover van toepassing, de door de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de betalingstransactie gehanteerde wisselkoers, en het bedrag van de betalingstransactie vóór die valutawissel;

e)      de valutadatum van de creditering.

2.           Een raamcontract kan de voorwaarde bevatten dat de in lid 1 bedoelde informatie op gezette tijden en ten minste eenmaal per maand moet worden verstrekt of ter beschikking moet worden gesteld op een overeengekomen wijze die de betaler de mogelijkheid biedt informatie ongewijzigd op te slaan en te reproduceren.

3.           De lidstaten mogen echter verlangen dat de betalingsdienstaanbieder eenmaal per maand kosteloos op papier informatie verstrekt.

HOOFDSTUK 4 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 52 Valuta en valutawissel

1.           De betalingen vinden plaats in de valuta die tussen de partijen zijn overeengekomen.

2.           Wanneer vóór het initiëren van de betalingstransactie een valutawisseldienst wordt aangeboden en wanneer die valutawisseldienst op het verkooppunt of door de begunstigde wordt aangeboden, stelt de partij die de valutawisseldienst aan de betaler aanbiedt, de betaler in kennis van alle aan te rekenen kosten, alsook van de wisselkoers die bij de omrekening van de betalingstransactie zal worden gehanteerd.

De betaler stemt in met de op deze basis aangeboden valutawisseldienst.

Artikel 53 Informatie over extra kosten of kortingen

1.           Wanneer de begunstigde een vergoeding verlangt of een korting aanbiedt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, wordt de betaler daarover door de begunstigde ingelicht voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.

2.           Wanneer een betalingsdienstaanbieder of een derde een vergoeding verlangt voor het gebruik van een bepaald betaalinstrument, licht hij de betalingsdienstgebruiker daarover in voordat de betalingstransactie wordt geïnitieerd.

TITEL IV RECHTEN EN PLICHTEN MET BETREKKING TOT DE AANBIEDING EN HET GEBRUIK VAN BETALINGSDIENSTEN

HOOFDSTUK 1 Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 54 Toepassingsgebied

1.           Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, kunnen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder overeenkomen dat artikel 55, lid 1, artikel 57, lid 3, en de artikelen 64, 66, 67, 68, 71 en 80 geheel of deels niet van toepassing zijn. De betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder kunnen ook een andere termijn overeenkomen dan die welke is gesteld bij artikel 63.

2.           De lidstaten kunnen bepalen dat artikel 91 niet van toepassing is wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is.

3.           De lidstaten kunnen bepalen dat de bepalingen van deze titel op micro-ondernemingen op dezelfde wijze worden toegepast als op consumenten.

4.           Deze richtlijn laat ook Richtlijn 2008/48/EG en ander toepasselijk uniaal recht en nationale wetgeving onverlet met betrekking tot de niet bij deze richtlijn geharmoniseerde aspecten van de voorwaarden voor kredietverlening aan consumenten overeenkomstig het Unierecht.

Artikel 55 Toepasselijke kosten

1.           De betalingsdienstaanbieder mag de betalingsdienstgebruiker geen kosten aanrekenen voor het vervullen van zijn informatieverplichtingen of de toepassing van corrigerende of preventieve maatregelen uit hoofde van deze titel, tenzij in artikel 70, lid 1, artikel 71, lid 5, of artikel 79, lid 2, anders is bepaald. De aan te rekenen kosten worden overeengekomen tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder; zij zijn passend en in overeenstemming met de kosten die de betalingsdienstaanbieder feitelijk gemaakt heeft.

2.           Wanneer met een betalingstransactie geen valutawissel gemoeid is, schrijven de lidstaten voor dat de betaler en de begunstigde elk voor zich de door hun respectieve betalingsdienstaanbieder in rekening gebrachte kosten betalen.

3.           De betalingsdienstaanbieder belet niet dat de begunstigde aan de betaler een vergoeding vraagt, een korting aanbiedt of de betaler anderszins stimuleert een bepaald betaalinstrument te gebruiken. De eventueel in rekening gebrachte kosten mogen echter niet uitstijgen boven de kosten die de begunstigde zelf voor het gebruik van het specifieke betaalinstrument maakt.

4.           De lidstaten zorgen er evenwel voor dat de begunstigde geen vergoeding vraagt voor het gebruik van betaalinstrumenten waarbij de interbancaire vergoedingen onder Verordening (EU) nr. [XX/XX/XX/] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring verordening] vallen.

Artikel 56 Derogatie voor instrumenten voor de betaling van kleine bedragen en elektronisch geld

1.           Met betrekking tot betaalinstrumenten die overeenkomstig het raamcontract uitsluitend worden gebruikt voor afzonderlijke betalingstransacties van maximaal 30 EUR, met een uitgavenlimiet van 150 EUR of waarop maximaal een bedrag van 150 EUR tegelijk kan worden opgeslagen, kunnen betalingsdienstaanbieders met hun betalingsdienstgebruikers overeenkomen:

a)      dat artikel 61, lid 1, onder b), en artikel 62, lid 1, onder c) en d), en artikel 66, lid 2, niet van toepassing zijn als het betaalinstrument niet kan worden geblokkeerd of verder gebruik ervan niet kan worden geblokkeerd;

b)      dat de artikelen 64, 65 en 66, leden 1 en 2, niet van toepassing zijn als het betaalinstrument anoniem wordt gebruikt of de betalingsdienstaanbieder om andere met het betaalinstrument verband houdende redenen niet het bewijs kan leveren dat de betalingstransactie werd toegestaan;

c)      dat in afwijking van artikel 70, lid 1, de betalingsdienstaanbieder niet verplicht is de betalingsdienstgebruiker in kennis te stellen van de weigering van een betalingsopdracht als uit de context duidelijk blijkt dat de opdracht niet is uitgevoerd;

d)      dat in afwijking van artikel 71 de betaler de betalingsopdracht niet kan herroepen nadat hij de betalingsopdracht heeft gegeven of de begunstigde voor de uitvoering van de betalingstransactie toestemming heeft verleend;

e)      dat, in afwijking van de artikelen 74 en 75, andere uitvoeringstermijnen worden toegepast.

2.           Voor nationale betalingstransacties mogen de lidstaten of hun bevoegde autoriteiten de in lid 1 genoemde bedragen verlagen of verdubbelen. Voor vooraf betaalde betaalinstrumenten mogen zij die bedragen verhogen tot 500 EUR.

3.           De artikelen 65 en 66 zijn ook van toepassing op elektronisch geld in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2009/110/EG, tenzij de betalingsdienstaanbieder van de betaler niet de mogelijkheid heeft de rekening of het instrument te blokkeren. De lidstaten kunnen deze derogatie beperken tot rekeningen of instrumenten met een bepaalde waarde.

HOOFDSTUK 2 Toestaan van betalingstransacties

Artikel 57 Instemming en het intrekken van instemming

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat een betalingstransactie pas als toegestaan wordt aangemerkt indien de betaler heeft ingestemd met de uitvoering van de betalingsopdracht. Een betalingstransactie kan voorafgaand aan de uitvoering of, indien overeengekomen door de betaler en de betalingsdienstaanbieder, na de uitvoering door de betaler worden toegestaan.

2.           De instemming met de uitvoering van een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties wordt verleend in de tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen vorm. De instemming kan ook rechtstreeks of onrechtstreeks via de begunstigde worden verleend. De instemming met de uitvoering van een betalingstransactie wordt voorts geacht te worden verleend wanneer de betaler een derde betalingsdienstaanbieder toestaat om de betalingstransactie bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder te initiëren.

Zonder instemming wordt een betalingstransactie als niet-toegestaan aangemerkt.

3.           De instemming kan te allen tijde, doch uiterlijk op het tijdstip van het onherroepelijk-worden krachtens artikel 71, door de betaler worden ingetrokken. Hetzelfde geldt voor een instemming met de uitvoering van een reeks betalingstransacties, die kan worden ingetrokken met als gevolg dat iedere toekomstige betalingstransactie als niet-toegestaan wordt aangemerkt.

4.           De procedure voor het verlenen van de instemming wordt overeengekomen tussen de betaler en de relevante betalingsdienstaanbieder(s).

Artikel 58 Toegang van een derde betalingsdienstaanbieder tot betaalrekeninginformatie en gebruik van deze informatie door de derde betalingsdienstaanbieder

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat een betaler het recht heeft om via een derde betalingsdienstaanbieder betalingsdiensten af te nemen op basis van de in bijlage I, punt 7, bedoelde toegang tot betaalrekeningen.

2.           Een derde betalingsdienstaanbieder aan wie de betaler in het kader van lid 1 heeft toegestaan betalingsdiensten aan te bieden, is verplicht om:

a)      ervoor te zorgen dat de gepersonaliseerde beveiligingskenmerken van de betalingsdienstgebruiker niet voor andere partijen toegankelijk zijn;

b)      zich op ondubbelzinnige wijze bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder(s) van de rekeninghouder te authenticeren;

c)      geen gevoelige betalingsgegevens of gepersonaliseerde beveiligingsgegevens van de betalingsdienstgebruiker op te slaan.

3.           Wanneer bij een betalingsinitiatiedienst de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder de betalingsopdracht van de betaler via de diensten van een derde betalingsdienstaanbieder ontvangt, stelt hij de laatstgenoemde onmiddellijk van de ontvangst van de betalingsopdracht in kennis en verstrekt hij informatie over de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen voor de desbetreffende betalingsopdracht.

4.           De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder behandelt betalingsopdrachten die via de diensten van een derde betalingsdienstaanbieder worden gegeven, qua termijn en prioriteit niet anders dan betalingsopdrachten die de betaler zelf rechtstreeks geeft, tenzij er objectieve redenen zijn om deze ongelijk te behandelen.

Artikel 59 Toegang van een derde uitgever van betaalinstrumenten tot betaalrekeninginformatie en gebruik van deze informatie door de derde uitgever van betaalinstrumenten

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat een betaler het recht heeft om via een derde uitgever van betaalinstrumenten betaalkaartdiensten af te nemen.

2.           Indien de betaler een derde uitgever van betaalinstrumenten die aan de betaler een betaalinstrument heeft verstrekt, toestemming heeft verleend om informatie over de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen voor een bepaalde betalingstransactie op een bepaalde betaalrekening van de betaler in te winnen, dan verstrekt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van die betaalrekening dergelijke informatie aan de derde uitgever van betaalinstrumenten zodra de betalingsopdracht van de betaler is ontvangen.

3.           De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder behandelt betalingsopdrachten die via de diensten van een derde uitgever van betaalinstrumenten worden gegeven, qua termijn en prioriteit niet anders dan betalingsopdrachten die de betaler persoonlijk rechtstreeks geeft, tenzij er objectieve redenen zijn om deze ongelijk te behandelen.

Artikel 60 Restricties op het gebruik van het betaalinstrument

1.           Wanneer voor de mededeling van de instemming van een specifiek betaalinstrument gebruik wordt gemaakt, kunnen de betaler en de betalingsdienstaanbieder van de betaler uitgavenlimieten overeenkomen voor betalingsdiensten die met dat betaalinstrument zijn verricht.

2.           Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, kan de betalingsdienstaanbieder zich het recht voorbehouden een betaalinstrument te blokkeren om objectief gerechtvaardigde redenen die verband houden met de veiligheid van het betaalinstrument, een vermoeden van niet-toegestaan of frauduleus gebruik van het betaalinstrument of, in geval van een betaalinstrument met een kredietlijn, een aanzienlijk toegenomen risico dat de betaler niet in staat is zijn betalingsplicht na te komen.

3.           In dergelijke gevallen informeert de betalingsdienstaanbieder de betaler op de overeengekomen wijze over de blokkering van het betaalinstrument en over de redenen daarvoor, indien mogelijk voordat het betaalinstrument wordt geblokkeerd, maar ten laatste onmiddellijk daarna, tenzij dat informeren objectief gerechtvaardigde veiligheidsoverwegingen zou doorkruisen of verboden is krachtens nationale of Uniewetgeving.

4.           De betalingsdienstaanbieder deblokkeert het betaalinstrument of vervangt dit door een nieuw betaalinstrument zodra de redenen voor de blokkering niet langer bestaan.

Artikel 61 Plichten van de betalingsdienstgebruiker met betrekking tot betaalinstrumenten

1.           De betalingsdienstgebruiker die gemachtigd is om een betaalinstrument te gebruiken, is verplicht om:

a)      het betaalinstrument te gebruiken overeenkomstig de objectieve, niet-discriminerende en evenredige voorwaarden die op de uitgifte en het gebruik van het betaalinstrument van toepassing zijn;

b)      de betalingsdienstaanbieder, of de door laatstgenoemde gespecificeerde entiteit, onverwijld in kennis te stellen wanneer hij zich rekenschap geeft van het verlies, de diefstal of een onrechtmatig gebruik van het betaalinstrument of van het niet-toegestane gebruik ervan.

2.           Voor de toepassing van lid 1, onder a), neemt de betalingsdienstgebruiker, zodra hij een betaalinstrument ontvangt, in het bijzonder alle redelijke maatregelen om de veiligheid van de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken ervan te waarborgen. De zorgvuldigheidsplichten van de betalingsdienstgebruikers vormen geen beletsel voor het gebruik van de in het kader van deze richtlijn toegestane betaalinstrumenten en betalingsdiensten.

Artikel 62 Plichten van de betalingsdienstaanbieder met betrekking tot betaalinstrumenten

1.           De betalingsdienstaanbieder die het betaalinstrument uitgeeft, is verplicht om:

a)      ervoor te zorgen dat de gepersonaliseerde veiligheidskenmerken van een betaalinstrument niet toegankelijk zijn voor andere partijen dan de betalingsdienstgebruiker die gerechtigd is het betaalinstrument te gebruiken, onverminderd de verplichtingen van de betalingsdienstgebruiker overeenkomstig artikel 61;

b)      niet ongevraagd een betaalinstrument toe te zenden, tenzij een betaalinstrument dat reeds aan de betalingsdienstgebruiker verstrekt is, moet worden vervangen;

c)      ervoor te zorgen dat er te allen tijde passende middelen beschikbaar zijn om de betalingsdienstgebruiker in staat te stellen een kennisgeving krachtens artikel 61, lid 1, onder b), te doen of om deblokkering te verzoeken op grond van artikel 60, lid 4; de betalingsdienstaanbieder verstrekt de betalingsdienstgebruiker desgevraagd de middelen waarmee laatstgenoemde kan bewijzen, tot achttien maanden na de kennisgeving, dat hij een dergelijke kennisgeving heeft gedaan;

d)      de betaler de mogelijkheid te bieden om de kennisgeving bedoeld in artikel 61, lid 1, onder b), kosteloos te doen. Voorts mogen bij vervangingskosten alleen de rechtstreeks aan het betaalinstrument toe te rekenen vervangingskosten in rekening worden gebracht;

e)      te beletten dat het betaalinstrument nog kan worden gebruikt nadat de kennisgeving krachtens artikel 61, lid 1, onder b), is gedaan.

2.           De betalingsdienstaanbieder draagt het risico van het zenden van een betaalinstrument aan de betaler of het zenden van gepersonaliseerde veiligheidskenmerken ervan.

Artikel 63 Kennisgeving van niet-toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransacties

1.           De betalingsdienstgebruiker die zich rekenschap geeft van een niet-toegestane of onjuist uitgevoerde betalingstransactie die aanleiding geeft tot een vordering, met inbegrip van een vordering krachtens artikel 80, verkrijgt alleen rectificatie van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder indien hij de betalingsdienstaanbieder onverwijld, maar uiterlijk dertien maanden na de valutadatum van de debitering kennis geeft van de bewuste transactie, tenzij de betalingsdienstaanbieder, in voorkomend geval, de informatie betreffende die betalingstransactie niet overeenkomstig titel III heeft verstrekt of ter beschikking heeft gesteld.

2.           Als bij de transactie een derde betalingsdienstaanbieder betrokken is, verkrijgt de betalingsdienstgebruiker tevens rectificatie van de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder krachtens lid 1, zulks onverminderd artikel 65, lid 2, en artikel 80, lid 1.

Artikel 64 Bewijs inzake authenticatie en uitvoering van betalingstransacties

1.           De lidstaten schrijven voor dat, wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan of aanvoert dat de betalingstransactie onjuist is uitgevoerd, de betalingsdienstaanbieder en in passende gevallen de derde betalingsdienstaanbieder indien deze erbij betrokken is, gehouden zijn het bewijs te leveren dat de betalingstransactie is geauthenticeerd, juist is geregistreerd, is geboekt en niet door een technische storing of enig ander falen is beïnvloed.

Indien de betalingstransactie via een derde betalingsdienstaanbieder is geïnitieerd, dient deze te bewijzen dat de betalingstransactie niet door een technische storing of enig ander falen in verband met zijn betalingsdienst is beïnvloed.

2.           Wanneer een betalingsdienstgebruiker ontkent dat hij een uitgevoerde betalingstransactie heeft toegestaan, vormt het feit dat het gebruik van een betaalinstrument door de betalingsdienstaanbieder en, in voorkomend geval, de derde betalingsdienstaanbieder is geregistreerd op zichzelf niet noodzakelijkerwijze afdoende bewijs dat de betalingstransactie door de betaler is toegestaan of dat de betaler frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid een of meer van de verplichtingen uit hoofde van artikel 61 niet is nagekomen.

Artikel 65 Aansprakelijkheid van de betalingsdienstaanbieder voor niet-toegestane betalingstransacties

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat, onverminderd artikel 63, de betalingsdienstaanbieder van de betaler, in geval van een niet-toegestane betalingstransactie, de betaler onmiddellijk het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terugbetaalt en, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, herstelt in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden. In dit verband wordt er ook voor gezorgd dat de valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler uiterlijk de datum is waarop het bedrag was gedebiteerd.

2.           Bij betrokkenheid van een derde betalingsdienstaanbieder betaalt de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terug en herstelt deze, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de niet-toegestane betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden. In een dergelijke situatie kan een financiële compensatie van de derde betalingsdienstaanbieder aan de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van toepassing zijn.

3.           Er kan een aanvullende financiële compensatie worden vastgesteld overeenkomstig het recht dat van toepassing is op het tussen de betaler en zijn betalingsdienstaanbieder gesloten contract of het tussen de betaler en de derde betalingsdienstaanbieder gesloten contract, indien van toepassing.

Artikel 66 Aansprakelijkheid van de betaler voor niet-toegestane betalingstransacties

1.           In afwijking van artikel 65 kan de betaler worden verplicht om tot een bedrag van 50 EUR het verlies in verband met een niet-toegestane betalingstransactie te dragen dat uit het gebruik van een verloren of gestolen betaalinstrument of uit het onrechtmatig gebruik van een betaalinstrument voortvloeit.

De betaler draagt alle verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben voorgedaan doordat de betaler frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of door grove nalatigheid een of meer van de in artikel 61 genoemde verplichtingen niet is nagekomen. In dergelijke gevallen is het in lid 1 van dit artikel bedoelde maximumbedrag niet van toepassing. Bij betalingen op afstand waarbij de betalingsdienstaanbieder geen versterkte cliëntauthenticatie verlangt, draagt de betaler alleen de financiële gevolgen wanneer de betaler frauduleus heeft gehandeld. Mocht de begunstigde of de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde geen versterkte cliëntauthenticatie aanvaarden, vergoeden zij de door de betalingsdienstaanbieder van de betaler geleden financiële schade.

2.           Na de kennisgeving overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder b), heeft het gebruik van het verloren, gestolen of wederrechtelijk toegeëigende betaalinstrument geen financiële gevolgen voor de betaler, tenzij de betaler frauduleus heeft gehandeld. Indien de betalingsdienstaanbieder nalaat om overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), passende middelen beschikbaar te stellen waarmee te allen tijde kennisgeving kan worden gedaan van verlies, diefstal of wederrechtelijke toe-eigening van een betaalinstrument, is de betaler niet aansprakelijk voor de financiële gevolgen die uit het gebruik van dat betaalinstrument voortvloeien, tenzij de betaler frauduleus heeft gehandeld.

Artikel 67 Terugbetalingen van door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransacties

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat een betaler recht heeft op de terugbetaling door de betalingsdienstaanbieder van een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde, betalingstransactie die reeds is uitgevoerd, indien de volgende voorwaarden vervuld zijn:

a)      toen de transactie werd toegestaan, is niet het precieze bedrag van de betalingstransactie gespecificeerd;

b)      het bedrag van de betalingstransactie ligt hoger dan de betaler, op grond van het eerdere uitgavenpatroon, de voorwaarden van het raamcontract en relevante aspecten van de zaak, redelijkerwijs had kunnen verwachten.

Op verzoek van de betalingsdienstaanbieder toont de betaler aan dat aan deze voorwaarden is voldaan.

De terugbetaling bestaat in het volledige bedrag van de uitgevoerde betalingstransactie. Dit houdt ook in dat de valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler uiterlijk de datum is waarop het bedrag was gecrediteerd.

Bij automatische debiteringen heeft de betaler een onvoorwaardelijk recht op terugbetaling binnen de in artikel 68 vastgestelde termijnen, tenzij de begunstigde al aan de contractuele verplichtingen heeft voldaan en de betaler de diensten al heeft ontvangen of de goederen al heeft ge- of verbruikt. Op verzoek van de betalingsdienstaanbieder toont de begunstigde aan dat aan de in de derde alinea genoemde voorwaarden is voldaan.

2.           Voor de toepassing van lid 1, eerste alinea, onder b), kan de betaler evenwel geen met een valutawissel verband houdende redenen aanvoeren indien de referentiewisselkoers is toegepast die hij overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder d), en artikel 45, punt 3, onder b), met zijn betalingsdienstaanbieder is overeengekomen.

3.           In het raamcontract tussen de betaler en de betalingsdienstaanbieder kan worden overeengekomen dat de betaler geen recht heeft op terugbetaling wanneer deze zijn instemming met de uitvoering van de betalingstransactie rechtstreeks aan de betalingsdienstaanbieder heeft gericht en er, in voorkomend geval, informatie betreffende de toekomstige betalingstransactie gedurende ten minste vier weken voor de vervaldag op een overeengekomen wijze door de betalingsdienstaanbieder of door de begunstigde aan de betaler was verstrekt of ter beschikking was gesteld.

Artikel 68 Verzoeken om terugbetaling van door of via de begunstigde geïnitieerde betalingstransacties

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat de betaler gedurende een periode van acht weken na de datum waarop de geldmiddelen zijn gedebiteerd, om de in artikel 67 bedoelde terugbetaling van een toegestane, door of via een begunstigde geïnitieerde betalingstransactie kan verzoeken.

2.           Binnen tien werkdagen na ontvangst van een verzoek om terugbetaling betaalt de betalingsdienstaanbieder het volledige bedrag van de betalingstransactie terug, of motiveert hij waarom hij weigert tot terugbetaling over te gaan, met opgave van de instanties waarbij de betaler de zaak overeenkomstig de artikelen 88 tot en met 91 aanhangig kan maken indien deze de aangevoerde motivering niet aanvaardt.

Het in de eerste alinea bedoelde recht van de betalingsdienstaanbieder om de terugbetaling te weigeren, is niet van toepassing in het geval van artikel 67, lid 1, vierde alinea.

HOOFDSTUK 3 Uitvoering van betalingstransacties

Afdeling 1 Betalingsopdrachten en overgemaakte bedragen

Artikel 69 Ontvangst van betalingsopdrachten

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat het tijdstip van ontvangst het tijdstip is waarop de betalingsdienstaanbieder van de betaler een betalingsopdracht ontvangt die rechtstreeks door de betaler of namens hem door een derde betalingsdienstaanbieder dan wel onrechtstreeks door of via een begunstigde is geïnitieerd. Indien het tijdstip van ontvangst voor de betalingsdienstaanbieder niet op een werkdag valt, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen. De betalingsdienstaanbieder kan een uiterste tijdstip aan het einde van een werkdag vaststellen, na welk tijdstip een ontvangen betalingsopdracht geacht wordt op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.

2.           Indien de betalingsdienstgebruiker die een betalingsopdracht initieert, en de betalingsdienstaanbieder overeenkomen dat de uitvoering van de betalingsopdracht aanvangt op een specifieke datum, aan het einde van een bepaalde termijn of op de dag waarop de betaler geldmiddelen ter beschikking van de betalingsdienstgebruiker heeft gesteld, wordt het tijdstip van ontvangst van de opdracht voor de toepassing van artikel 74 geacht op de overeengekomen dag te vallen. Indien de overeengekomen dag geen werkdag is voor de betalingsdienstaanbieder, wordt de ontvangen betalingsopdracht geacht op de eerstvolgende werkdag te zijn ontvangen.

Artikel 70 Weigering van betalingsopdrachten

1.           Wanneer de betalingsdienstaanbieder weigert een betalingsopdracht uit te voeren, wordt de betalingsdienstgebruiker in kennis gesteld van deze weigering en, indien mogelijk, van de redenen daarvoor en van de procedure voor de correctie van eventuele feitelijke onjuistheden die tot de weigering hebben geleid, tenzij andere toepasselijke uniale of nationale wetgeving dit verbiedt.

De betalingsdienstaanbieder verstrekt zo spoedig mogelijk de kennisgeving — of stelt deze ter beschikking — op de overeengekomen wijze, en in elk geval binnen de overeenkomstig artikel 74 vermelde termijnen.

In het raamcontract kan de voorwaarde worden gesteld dat de betalingsdienstaanbieder voor die kennisgeving kosten mag aanrekenen indien de weigering objectief gerechtvaardigd is.

2.           Indien alle in het raamcontract van de betaler gestelde voorwaarden vervuld zijn, weigert de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler niet een toegestane betalingsopdracht uit te voeren, ongeacht of de betalingsopdracht door een betaler zelf, namens hem door een derde betalingsdienstaanbieder dan wel door of via een begunstigde is geïnitieerd, tenzij andere relevante uniale of nationale wetgeving dit verbiedt.

3.           Een betalingsopdracht waarvan de uitvoering is geweigerd, wordt geacht niet ontvangen te zijn voor de toepassing van de artikelen 74 en 80.

Artikel 71 Onherroepbaarheid van een betalingsopdracht

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat de betalingsdienstgebruiker een betalingsopdracht niet kan herroepen zodra de betalingsdienstaanbieder van de betaler die heeft ontvangen, tenzij anders is bepaald in dit artikel.

2.           Wanneer de betalingstransactie namens de betaler door een derde betalingsdienstaanbieder dan wel door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, kan de betaler de betalingsopdracht na de verlening van toestemming voor de initiatie van de betalingstransactie aan de derde betalingsdienstaanbieder of na het geven van de betalingsopdracht of na de verlening van toestemming voor de uitvoering van de betalingstransactie aan de begunstigde niet herroepen.

3.           In het geval van een automatische afschrijving en onverminderd de rechten inzake terugbetaling kan de betaler de betalingsopdracht evenwel herroepen, ten laatste aan het einde van de werkdag die voorafgaat aan de dag waarop de betaalrekening volgens afspraak wordt gedebiteerd.

4.           In het in artikel 69, lid 2, bedoelde geval kan de betalingsdienstgebruiker een betalingsopdracht herroepen tot uiterlijk het einde van de werkdag die aan de overeengekomen dag voorafgaat.

5.           Na de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde termijnen kan de betalingsopdracht alleen worden herroepen indien en voor zover zulks tussen de betalingsdienstgebruiker en de relevante betalingsdienstaanbieders is overeengekomen. In het in leden 2 en 3 bedoelde geval is ook het akkoord van de begunstigde vereist. Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, mag de relevante betalingsdienstaanbieder voor de herroeping kosten aanrekenen.

Artikel 72 Overgemaakte en ontvangen bedragen

1.           De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder(s) van de betaler, de betalingsdienstaanbieder(s) van de begunstigde en eventuele intermediairs van de betalingsdienstaanbieders het volledige bedrag van de betalingstransactie overmaken en op het overgemaakte bedrag geen kosten inhouden.

2.           De begunstigde en de betalingsdienstaanbieder kunnen evenwel overeenkomen dat de relevante betalingsdienstaanbieder zijn kosten op het overgemaakte bedrag inhoudt voordat de rekening van de begunstigde daarmee wordt gecrediteerd. In dat geval worden het volledige bedrag van de betalingstransactie en de kosten afzonderlijk vermeld in de informatie die aan de begunstigde wordt verstrekt.

3.           Indien andere kosten dan die bedoeld in lid 2 op het overgemaakte bedrag worden ingehouden, zorgt de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor dat de begunstigde het volledige bedrag van de door de betaler geïnitieerde betalingstransactie ontvangt. Wanneer de betalingstransactie door de begunstigde wordt geïnitieerd, zorgt de betalingsdienstaanbieder ervoor dat het volledige bedrag van de betalingstransactie door de begunstigde wordt ontvangen.

Afdeling 2 Uitvoeringstermijn en valutadatum

Artikel 73 Toepassingsgebied

1.           Deze afdeling is van toepassing op:

a)      betalingstransacties in EUR;

b)      binnenlandse betalingstransacties in de valuta van de lidstaat buiten de eurozone;

c)      betalingstransacties met slechts één valutawissel tussen de euro en de valuta van een lidstaat die de euro niet als munt heeft, mits de vereiste valutawissel wordt uitgevoerd in de betrokken lidstaat waar de euro niet de munteenheid is en, bij grensoverschrijdende betalingstransacties, de overmaking in euro geschiedt.

2.           Deze afdeling is van toepassing op andere betalingstransacties, tenzij tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder anders overeengekomen is, met uitzondering van artikel 78, ten aanzien waarvan de partijen niet over enige vrijheid beschikken. Indien de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder evenwel een periode overeenkomen die langer is dan in artikel 74 is bepaald, mag die periode voor intra-uniale betalingstransacties niet langer zijn dan vier werkdagen na het tijdstip van ontvangst overeenkomstig artikel 69.

Artikel 74 Betalingstransacties op een betaalrekening

1.           De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder van de betaler ervoor moet zorgen dat de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk aan het einde van de eerstvolgende werkdag na het tijdstip van ontvangst overeenkomstig artikel 69 voor het bedrag van de betalingstransactie wordt gecrediteerd. Deze termijnen kunnen voor betalingstransacties die op papier worden geïnitieerd, met nogmaals een werkdag worden verlengd.

2.           De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie valuteert en beschikbaar stelt op de betaalrekening van de begunstigde zodra de betalingsdienstaanbieder het geld ontvangen heeft overeenkomstig artikel 78.

3.           De lidstaten schrijven voor dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde een door of via de begunstigde geïnitieerde betalingsopdracht toezendt aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler binnen de tussen de begunstigde en de betalingsdienstaanbieder overeengekomen termijnen, zodat automatische debiteringen op de afgesproken datum kunnen plaatsvinden.

Artikel 75 De begunstigde heeft geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder

Wanneer de begunstigde geen betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder heeft, worden de geldmiddelen door de betalingsdienstaanbieder die de geldmiddelen ten behoeve van de begunstigde ontvangt, aan de begunstigde ter beschikking gesteld binnen de in artikel 74 gespecificeerde termijn.

Artikel 76 Op een betaalrekening gedeponeerde contanten

Wanneer een consument contanten op een betaalrekening bij een betalingsdienstaanbieder deponeert in de valuta van die betaalrekening, zorgt die betalingsdienstaanbieder ervoor dat het bedrag onmiddellijk na het tijdstip van ontvangst van de geldmiddelen beschikbaar wordt gesteld en wordt gevaluteerd. Wanneer de betalingsdienstgebruiker geen consument is, wordt het bedrag uiterlijk op de eerstvolgende werkdag na de ontvangst van de geldmiddelen op de betaalrekening van de begunstigde beschikbaar gesteld en gevaluteerd.

Artikel 77 Binnenlandse betalingstransacties

Voor binnenlandse betalingstransacties kunnen de lidstaten voorzien in kortere maximale uitvoeringstermijnen dan die welke in deze afdeling zijn bepaald.

Artikel 78 Valutadatum en beschikbaarheid van geldmiddelen

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat de valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de begunstigde uiterlijk valt op de werkdag waarop het bedrag van de betalingstransactie op de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde wordt gecrediteerd.

De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde zorgt ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde komt zodra dat bedrag op de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde is gecrediteerd, met inbegrip van betalingen binnen één betalingsdienstaanbieder.

2.           De lidstaten zorgen ervoor dat de valutadatum van de debitering van de betaalrekening van de betaler niet vroeger valt dan het tijdstip waarop het bedrag van de betalingstransactie van die rekening is gedebiteerd.

Afdeling 3 Aansprakelijkheid

Artikel 79 Onjuiste unieke identificatoren

1.           Indien een betalingsopdracht wordt uitgevoerd op basis van de unieke identificator, wordt de betalingsopdracht geacht correct te zijn uitgevoerd wat de in de unieke identificator gespecificeerde begunstigde betreft.

2.           Indien de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is verstrekt, onjuist is, is de betalingsdienstaanbieder uit hoofde van artikel 80 niet aansprakelijk voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van de betalingstransactie.

3.           De betalingsdienstaanbieder van de betaler levert evenwel redelijke inspanningen om de met de betalingstransactie gemoeide geldmiddelen terug te verkrijgen.

4.           Indien zulks in het raamcontract is overeengekomen, mag de betalingsdienstaanbieder de betalingsdienstgebruiker voor het terugverkrijgen kosten aanrekenen.

5.           Indien de betalingsdienstgebruiker aanvullende informatie verstrekt naast de informatie die krachtens artikel 38, lid 1, onder a), of artikel 45, punt 2), onder b), vereist is, is de betalingsdienstaanbieder alleen aansprakelijk voor de uitvoering van betalingstransacties overeenkomstig de unieke identificator die door de betalingsdienstgebruiker is gespecificeerd.

Artikel 80 Niet-uitvoering, gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering

1.           Wanneer een betalingsopdracht door de betaler rechtstreeks wordt geïnitieerd, is de betalingsdienstaanbieder, onverminderd artikel 63, artikel 79, leden 2 en 3, en artikel 83, jegens de betaler aansprakelijk voor een juiste uitvoering van de betalingstransactie, tenzij deze tegenover de betaler en, voor zover relevant, tegenover de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde kan bewijzen dat de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde het bedrag van de betalingstransactie heeft ontvangen overeenkomstig artikel 74, lid 1. In dat geval is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde jegens de begunstigde aansprakelijk voor een juiste uitvoering van de betalingstransactie.

Wanneer een betalingsopdracht door de betaler via een derde betalingsdienstaanbieder wordt geïnitieerd, is de derde betalingsdienstaanbieder, onverminderd artikel 63, artikel 79, leden 2 en 3, en artikel 83, jegens de betaler aansprakelijk voor een juiste uitvoering van de betalingstransactie, tenzij deze tegenover de betaler en, voor zover relevant, tegenover de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler kan bewijzen dat de betalingsinitiatie door de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler is ontvangen overeenkomstig artikel 69. In dat geval is de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de betaler jegens de begunstigde aansprakelijk voor een juiste uitvoering van de betalingstransactie.

Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler of een derde betalingsdienstaanbieder aansprakelijk is uit hoofde van de eerste of de tweede alinea, betaalt de relevante betalingsdienstaanbieder de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt deze, in voorkomend geval, de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

Ingeval een betalingstransactie niet tijdig wordt uitgevoerd, kan de betaler bepalen dat het bedrag niet later op de betaalrekening van de begunstigde wordt gevaluteerd dan op de datum waarop het bij een correcte uitvoering had moeten worden gevaluteerd.

Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van de eerste alinea, stelt hij onmiddellijk het bedrag van de betalingstransactie ter beschikking van de begunstigde en crediteert hij, voor zover van toepassing, de betaalrekening van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag. Het bedrag wordt niet later gevaluteerd dan op de datum waarop het bij een correcte uitvoering had moeten worden gevaluteerd.

Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door de betaler was geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit lid, desgevraagd onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en brengt hij de betaler op de hoogte van de resultaten daarvan. De betaler worden daarvoor geen kosten aangerekend.

2.           Wanneer een betalingsopdracht door of via de begunstigde wordt geïnitieerd, is de betalingsdienstaanbieder, onverminderd artikel 63, artikel 79, leden 2 en 3, en artikel 83, jegens de begunstigde aansprakelijk voor een juiste verzending van de betalingsopdracht aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler, overeenkomstig artikel 74, lid 3. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van deze alinea, geeft hij de betrokken betalingsopdracht onmiddellijk door aan de betalingsdienstaanbieder van de betaler. Ingeval een betalingsopdracht niet tijdig wordt gegeven, wordt het bedrag niet later op de betaalrekening van de begunstigde gevaluteerd dan op de datum waarop het bij een correcte uitvoering had moeten worden gevaluteerd.

Voorts is de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde, onverminderd artikel 63, artikel 79, leden 2 en 3, en artikel 83, jegens de begunstigde aansprakelijk voor het behandelen van de geldtransactie overeenkomstig zijn verplichtingen krachtens artikel 78. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde aansprakelijk is uit hoofde van de eerste alinea, zorgt deze ervoor dat het bedrag van de betalingstransactie onmiddellijk ter beschikking van de begunstigde wordt gesteld zodra de rekening van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde met het overeenkomstige bedrag is gecrediteerd. Het bedrag wordt niet later op de rekening van de begunstigde gevaluteerd dan op de datum waarop het bij een correcte uitvoering had moeten worden gevaluteerd.

Bij een niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie waarvoor de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde niet aansprakelijk is uit hoofde van de eerste en de tweede alinea, is de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk jegens de betaler. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler aansprakelijk is uit hoofde van de eerste alinea, betaalt hij, in voorkomend geval, de betaler onverwijld het bedrag van de niet-uitgevoerde of gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie terug en herstelt hij de betaalrekening die met dat bedrag was gedebiteerd, in de toestand zoals die geweest zou zijn mocht de gebrekkig uitgevoerde betalingstransactie niet hebben plaatsgevonden, zulks telkens onverwijld. De valutadatum van de creditering van de betaalrekening van de betaler is uiterlijk de datum waarop het bedrag was gedebiteerd.

Bij een niet tijdig uitgevoerde betalingstransactie kan de betaler bepalen dat het bedrag niet later op de betaalrekening van de begunstigde wordt gevaluteerd dan op de datum waarop het bij een correcte uitvoering had moeten worden gevaluteerd.

Wanneer een betalingstransactie niet of gebrekkig is uitgevoerd en de betalingsopdracht door of via de begunstigde was geïnitieerd, tracht de betalingsdienstaanbieder, ongeacht de aansprakelijkheid uit hoofde van dit lid, desgevraagd onmiddellijk de betalingstransactie te traceren en stelt hij de begunstigde op de hoogte van de resultaten daarvan. De begunstigde worden daarvoor geen kosten aangerekend.

3.           Betalingsdienstaanbieders zijn daarenboven aansprakelijk jegens hun respectieve betalingsdienstgebruikers voor de kosten waarvoor zij verantwoordelijk zijn en de interesten die de betalingsdienstgebruiker worden aangerekend wegens niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering of niet-tijdige uitvoering van de betalingstransactie.

Artikel 81 Aanvullende financiële compensatie

Elke aanvullende financiële compensatie naast die waarin deze afdeling voorziet, kan worden vastgesteld overeenkomstig het recht dat van toepassing is op het tussen de betalingsdienstgebruiker en de betalingsdienstaanbieder gesloten contract.

Artikel 82 Recht van regres

1.           Wanneer de aansprakelijkheid van een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van artikel 80 kan worden toegerekend aan een andere betalingsdienstaanbieder of een intermediair, vergoedt die betalingsdienstaanbieder of die intermediair eerstgenoemde betalingsdienstaanbieder voor alle verliezen die zijn geleden en/of de bedragen die zijn betaald uit hoofde van artikel 80. Daartoe behoort een compensatie wanneer een van de betalingsdienstaanbieders geen versterkte cliëntauthenticatie toepast.

2.           Aanvullende financiële compensatie kan worden vastgesteld conform tussen de betalingsdienstaanbieders en/of intermediairs gesloten overeenkomsten en het recht dat van toepassing is op de tussen hen gesloten overeenkomst.

Artikel 83 Geen aansprakelijkheid

De aansprakelijkheid krachtens de hoofdstukken 2 en 3 geldt niet in abnormale en onvoorziene omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van degene die zich erop beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden voorkomen, noch wanneer een betalingsdienstaanbieder uit hoofde van nationale of uniale wetgeving andere wettelijke verplichtingen heeft.

HOOFDSTUK 4 Gegevensbescherming

Artikel 84 Gegevensbescherming

De verwerking van persoonsgegevens voor de toepassing van deze richtlijn geschiedt overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG, de nationale regelgeving tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001.

HOOFDSTUK 5 Operationele en beveiligingseisen en authenticatie

Artikel 85 Beveiligingseisen en melding van incidenten

1.           De betalingsdienstaanbieders zijn onderworpen aan Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring richtlijn], en met name aan de in de artikelen 14 en 15 van die richtlijn vervatte eisen op het gebied van het risicobeheer en de melding van incidenten.

2.           De in het kader van artikel 6, lid 1, van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring richtlijn] aangewezen autoriteit stelt de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst en de EBA onverwijld in kennis van de meldingen van NIB-incidenten die van betalingsdienstaanbieders worden ontvangen.

3.           Na ontvangst van de melding en voor zover relevant stelt de EBA de bevoegde autoriteiten in de andere lidstaten ervan in kennis.

4.           Naast het bepaalde in artikel 14, lid 4, van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring richtlijn] stelt zij, wanneer het beveiligingsincident gevolgen voor de financiële belangen van de betalingsdienstgebruikers van de betalingsdienstaanbieder kan hebben, zijn betalingsdienstgebruikers onverwijld van het incident in kennis en informeert zij hen over de mitigerende maatregelen die zij van hun kant kunnen nemen om de schadelijke effecten van het incident te beperken.

Artikel 86 Invoering en rapportage

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat de betalingsdienstaanbieders aan de in het kader van artikel 6, lid 1, van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring richtlijn] aangewezen autoriteit jaarlijks bijgewerkte informatie verstrekken over de beoordeling van de operationele en beveiligingsrisico’s die aan de door hen aangeboden betalingsdiensten verbonden zijn, en over de toereikendheid van de mitigerende maatregelen en controlemechanismen die in reactie op deze risico’s zijn door- en ingevoerd. De in het kader van artikel 6, lid 1, van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring richtlijn] aangewezen autoriteit zendt aan de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst onverwijld een kopie van deze informatie toe.

2.           Onverminderd de artikelen 14 en 15 van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring richtlijn], stelt de EBA in nauwe samenwerking met de ECB richtsnoeren op over de vaststelling, invoering en monitoring van de beveiligingsmaatregelen, waaronder de certificeringsprocedures voor zover zulks relevant is. Zij houdt daarbij onder meer rekening met de normen en/of specificaties die de Commissie in het kader van artikel 16, lid 2, van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring richtlijn] bekend heeft gemaakt.

3.           De EBA onderwerpt de richtsnoeren in nauwe samenwerking met de ECB regelmatig, doch ten minste om de twee jaar, aan een evaluatie.

4.           Onverminderd de artikelen 14 en 15 van Richtlijn [NIB-richtlijn] [Publicatiebureau: nummer invoegen na goedkeuring richtlijn], stelt de EBA richtsnoeren op die voor de betalingsdienstaanbieders als leidraad kunnen dienen bij de kwalificering van grote incidenten en van de omstandigheden waaronder een betalingsinstelling een beveiligingsincident moet melden. Deze richtsnoeren worden uiterlijk op (datum invoegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn) verstrekt.

Artikel 87 Authenticatie

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat een betalingsdienstaanbieder, wanneer de betaler een elektronische betalingstransactie initieert, een versterkte cliëntauthenticatie toepast tenzij de EBA-richtsnoeren voorzien in specifieke vrijstellingen op basis van het risico dat aan de aangeboden betalingsdienst is verbonden. Dit geldt ook voor een derde betalingsdienstaanbieder die een betalingstransactie namens de betaler initieert. De rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder staat derde betalingsdienstaanbieders, wanneer zij namens de betalingsdienstgebruiker optreden, toe gebruik te maken van zijn authenticatiemethoden.

2.           Wanneer een betalingsdienstaanbieder de in bijlage I, punt 7, genoemde diensten aanbiedt, authenticeert deze zich bij de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder van de rekeninghouder.

3.           De EBA verstrekt de in artikel 1, lid 1, van deze richtlijn genoemde betalingsdienstaanbieders overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 richtsnoeren over een geavanceerde versterkte cliëntauthenticatie en over vrijstellingen voor de toepassing van een versterkte cliëntauthenticatie. Deze richtsnoeren worden uiterlijk op (datum invoegen: twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn) verstrekt en regelmatig bijgewerkt voor zover van toepassing.

HOOFDSTUK 6 Buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures voor de beslechting van geschillen

Afdeling 1 Klachtenprocedures

Artikel 88 Klachten

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat procedures voorhanden zijn die betalingsdienstgebruikers en andere belanghebbenden, met inbegrip van consumentenverenigingen, de mogelijkheid bieden bij de bevoegde autoriteiten klachten in te dienen met betrekking tot beweerde inbreuken van betalingsdienstaanbieders op deze richtlijn.

2.           In voorkomend geval en onverminderd het recht om overeenkomstig het nationale procesrecht een klacht aan een rechterlijke instantie voor te leggen, wordt de klager in het antwoord van de bevoegde autoriteit geïnformeerd over de krachtens artikel 91 ingestelde buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures.

Artikel 89 Bevoegde autoriteiten

1.           De lidstaten wijzen bevoegde autoriteiten aan die een doeltreffende naleving van deze richtlijn waarborgen en monitoren. Die bevoegde autoriteiten nemen alle noodzakelijke maatregelen om een dergelijke naleving te waarborgen. Zij zijn onafhankelijk van de betalingsdienstaanbieders. Zij zijn bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1039/2010.

2.           De in lid 1 bedoelde autoriteiten beschikken over alle bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor het verrichten van hun taken. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer meer dan een autoriteit bevoegd is om een doeltreffende naleving van deze richtlijn te waarborgen en te monitoren, deze autoriteiten nauw samenwerken zodat zij hun respectieve taken effectief kunnen uitvoeren.

3.           In geval van inbreuk of vermoedelijke inbreuk op de uit hoofde van titel III en titel IV vastgestelde bepalingen van nationaal recht fungeren de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de betalingsdienstgebruiker als de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit; in het geval van agenten en bijkantoren die betalingsdiensten aanbieden in het kader van de vrijheid van vestiging, zijn dit evenwel de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

4.           De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk [één jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn] in kennis van de in lid 1 bedoelde aangewezen bevoegde autoriteiten. Zij brengen de Commissie op de hoogte van de verdeling van de taken van die autoriteiten. Zij stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van alle latere wijzigingen met betrekking tot de aanwijzing en respectieve bevoegdheden van die autoriteiten.

Afdeling 2 Buitengerechtelijke beroepsprocedures en sancties

Artikel 90 Interne geschillenbeslechting

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat de betalingsdienstaanbieders adequate en effectieve consumentenklachtenprocedures opzetten voor de afhandeling van klachten van betalingsdienstgebruikers met betrekking tot de uit deze verordening voortvloeiende rechten en plichten.

2.           De lidstaten schrijven voor dat betalingsdienstaanbieders elke mogelijke inspanning leveren om binnen een passende termijn, doch uiterlijk binnen 15 werkdagen, schriftelijk op de klachten van de betalingsdienstgebruiker te reageren en op alle naar voren gebrachte punten in te gaan. In uitzonderlijke situaties, waarin het om redenen die de betalingsdienstaanbieder niet verwijtbaar zijn, niet mogelijk is om binnen 15 werkdagen antwoord te geven, moet de betalingsdienstaanbieder een bericht sturen waarin om een verlenging van de antwoordtermijn wordt verzocht, de redenen van de vertraging in de beantwoording van de klacht duidelijk worden vermeld en de termijn wordt genoemd waarbinnen de consument de definitieve reactie zal ontvangen. Die termijn mag in geen geval meer dan 30 werkdagen bedragen.

3.           De betalingsdienstaanbieder informeert de betalingsdienstgebruiker over de buitengerechtelijke beroepsentiteiten die voor de behandeling van geschillen met betrekking tot de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten bevoegd zijn.

4.           De in lid 2 bedoelde informatie moet op eenvoudige, rechtstreekse en duidelijk zichtbare wijze en te allen tijde toegankelijk zijn op de website van de betalingsdienstaanbieder, voor zover deze over een website beschikt, in de algemene voorwaarden van het tussen betalingsdienstaanbieder en de betalingsdienstgebruiker gesloten contract en op facturen en kwitanties met betrekking tot die contracten. Daarbij wordt aangegeven hoe verdere informatie over de betrokken buitengerechtelijke beroepsentiteit en over de voorwaarden voor de inschakeling ervan kan worden verkregen.

Artikel 91 Buitengerechtelijk beroep

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat adequate en effectieve buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures voor de beslechting van geschillen tussen betalingsdienstgebruikers en betalingsdienstaanbieders met betrekking tot de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten overeenkomstig de relevante nationale en uniale wetgeving worden opgezet, waarbij in passende gevallen van bestaande organen gebruik wordt gemaakt. De lidstaten zorgen ervoor dat dergelijke procedures op betalingsdienstaanbieders van toepassing zijn en ook op de werkzaamheden van benoemde vertegenwoordigers betrekking hebben.

2.           De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde organen samenwerken bij de afhandeling van grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten en plichten.

Artikel 92 Sancties

1.           De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsdienstaanbieders en derde betalingsdienstaanbieders voor overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen aansprakelijk kunnen worden gesteld.

2.           Onverminderd het recht van de lidstaten om strafrechtelijke sancties op te leggen, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten passende administratieve maatregelen kunnen nemen en administratieve sancties kunnen opleggen wanneer een betalingsdienstaanbieder of derde betalingsdienstaanbieder de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen overtreedt, en zorgen zij ervoor dat deze worden toegepast. Deze maatregelen en sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

TITEL V GEDELEGEERDE HANDELINGEN

Artikel 93 Gedelegeerde handelingen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 94 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a)           de aanpassing van de verwijzing naar Aanbeveling 2003/361/EG in artikel 4, punt 29, van deze richtlijn wanneer die aanbeveling wordt gewijzigd;

b)           de aanpassing van de in artikel 27, lid 1, en artikel 66, lid 1, gespecificeerde bedragen, teneinde met inflatie en significante marktontwikkelingen rekening te houden.

Artikel 94 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.           De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2.           De in artikel 93 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt met ingang van [datum invoegen – datum van inwerkingtreding van de wetgevingshandeling] voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend.

3.           De in artikel 93 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.           Een overeenkomstig artikel 93 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. De termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

TITEL VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 95 Volledige harmonisatie

1.           Onverminderd artikel 31, lid 2, artikel 34, artikel 35, lid 2, artikel 48, lid 6, artikel 50, lid 3, artikel 51, lid 3, artikel 54, lid 2, artikel 56, lid 2, en de artikelen 77 en 96 mogen de lidstaten, in zoverre deze richtlijn geharmoniseerde bepalingen bevat, geen andere bepalingen handhaven of vaststellen dan die welke in deze richtlijn zijn vervat.

2.           Wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de in lid 1 bedoelde mogelijkheden, stelt hij de Commissie daarvan in kennis, alsook van eventuele latere wijzigingen. De Commissie stelt deze informatie beschikbaar voor het publiek via een website of op een andere gemakkelijk toegankelijke wijze.

3.           De lidstaten zorgen ervoor dat betalingsdienstaanbieders niet ten nadele van betalingsdienstgebruikers afwijken van de bepalingen van nationaal recht die uitvoering geven aan of overeenstemmen met bepalingen van deze richtlijn, tenzij laatstgenoemde bepalingen daarin uitdrukkelijk voorzien.

Betalingsdienstaanbieders mogen evenwel besluiten betalingsdienstgebruikers gunstiger voorwaarden te bieden.

Artikel 96 Herzieningsclausule

Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Europese Centrale Bank een verslag in over de toepassing en gevolgen van deze richtlijn, en met name over de adequatie en de gevolgen van de in artikel 55, leden 3 en 4, vervatte voorschriften voor de kosten en vergoedingen.

Artikel 97 Overgangsbepaling

1.           De lidstaten bieden rechtspersonen die vóór [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum invoegen] de werkzaamheden van betalingsinstelling in overeenstemming met het nationale recht tot omzetting van Richtlijn 2007/64/EG hebben aangevangen, de mogelijkheid die werkzaamheden overeenkomstig de eisen van Richtlijn 2007/64/EG tot [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum + zes maanden invoegen] voort te zetten zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 5 van deze richtlijn hoeven te verkrijgen of hoeven te voldoen aan de overige bepalingen die in titel II van deze richtlijn zijn neergelegd of waarnaar in titel II van deze richtlijn wordt verwezen.

De lidstaten verplichten de in de eerste alinea bedoelde rechtspersonen ertoe de bevoegde autoriteiten alle dienstige informatie te verstrekken om hen uiterlijk op [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum + zes maanden invoegen] in staat te stellen te beoordelen of die rechtspersonen aan de eisen van deze richtlijn voldoen en, zo niet, welke maatregelen moeten worden genomen om naleving te waarborgen, dan wel of het aangewezen is de vergunning in te trekken.

De in de eerste alinea bedoelde rechtspersonen die na verificatie door de bevoegde autoriteiten aan de eisen van titel II van deze richtlijn blijken te voldoen, krijgen een vergunning en worden opgenomen in het register van de lidstaat van herkomst en het EBA-register waarin de artikelen 13 en 14 van deze richtlijn voorzien. Wanneer die rechtspersonen op [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum + zes maanden invoegen] niet aan de eisen van titel II van deze richtlijn voldoen, wordt het hun overeenkomstig artikel 30 van deze richtlijn verboden betalingsdiensten aan te bieden.

2.           De lidstaten kunnen bepalen dat de in lid 1 bedoelde rechtspersonen automatisch een vergunning krijgen en opgenomen worden in hun nationale register van de lidstaat van herkomst en het EBA-register waarin de artikelen 13 en 14 voorzien, indien de bevoegde autoriteiten reeds over het bewijs beschikken dat de in de artikelen 5 en 10 gestelde eisen worden nageleefd. De bevoegde autoriteiten informeren de betrokken entiteiten alvorens hun een vergunning wordt verleend.

3.           De lidstaten bieden natuurlijke of rechtspersonen die vóór [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum invoegen] de werkzaamheden van betalingsinstelling in de zin van deze richtlijn uitoefenen en in het kader van artikel 26 van Richtlijn 2007/64/EG een ontheffing hebben gekregen, de mogelijkheid deze werkzaamheden in de betrokken lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2007/64/EG tot [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum + twaalf maanden invoegen] voort te zetten zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 5 of artikel 27 van deze richtlijn hoeven te verkrijgen of hoeven te voldoen aan de overige bepalingen die in titel II van deze richtlijn zijn neergelegd of waarnaar in titel II van deze richtlijn wordt verwezen. Personen die binnen deze periode geen vergunning of ontheffing in het kader van deze richtlijn hebben gekregen, wordt overeenkomstig artikel 30 van deze richtlijn verboden betalingsdiensten aan te bieden.

Artikel 98 Wijziging van Richtlijn 2002/65/EG

Artikel 4, lid 5, van Richtlijn 2002/65/EG wordt vervangen door:

“5.     Voor zover Richtlijn [Publicatiebureau: nummer van deze richtlijn invoegen] van het Europees Parlement en de Raad* ook van toepassing is, worden de informatievereisten van artikel 3, lid 1, van de onderhavige richtlijn, met uitzondering van punt 2, onder c) tot en met g), punt 3, onder a), d) en e), en punt 4, onder b), vervangen door de artikelen 37, 38, 44 en 45 van eerstgenoemde richtlijn.”

* Richtlijn … van het Europees Parlement en de Raad van [volledige titel invoegen] (PB L..).

Artikel 99 Wijziging van Richtlijn 2013/36/EU

Punt 4 van bijlage I bij Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad[41] wordt vervangen door:

“4.     betalingsdiensten als gedefinieerd in artikel 4, punt 3, van Richtlijn 2014/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad* [Publicatiebureau: titel en nummer invoegen na goedkeuring richtlijn].”

*Richtlijn … van het Europees Parlement en de Raad van …

Artikel 100 Wijziging van Richtlijn 2009/110/EG

Aan artikel 18 van Richtlijn 2009/110/EG wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

“4. De lidstaten bieden instellingen voor elektronisch geld die vóór de goedkeuring van Richtlijn [Publicatiebureau: nummer van deze richtlijn invoegen] van het Europees Parlement en de Raad* hun werkzaamheden in overeenstemming met deze richtlijn en Richtlijn 2007/64/EG hebben aangevangen in de lidstaat waar hun hoofdkantoor is gevestigd, de mogelijkheid deze werkzaamheden in de desbetreffende lidstaat of een andere lidstaat tot [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum + zes maanden invoegen] voort te zetten zonder dat zij een vergunning krachtens artikel 3 van deze richtlijn hoeven te verkrijgen of hoeven te voldoen aan de overige eisen die in titel II van deze richtlijn zijn neergelegd of waarnaar in titel II van deze richtlijn wordt verwezen.

De lidstaten verplichten de in de eerste alinea bedoelde rechtspersonen ertoe de bevoegde autoriteiten alle dienstige informatie te verstrekken om hen uiterlijk op [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum + zes maanden invoegen] in staat te stellen te beoordelen of die rechtspersonen aan de eisen van titel II van deze richtlijn voldoen en, zo niet, welke maatregelen moeten worden genomen om naleving te waarborgen, dan wel of het aangewezen is de vergunning in te trekken.

De in de eerste alinea bedoelde rechtspersonen die na verificatie door de bevoegde autoriteiten aan de eisen van titel II van deze richtlijn blijken te voldoen, krijgen een vergunning en worden opgenomen in het register. Wanneer die rechtspersonen op [Publicatiebureau: uiterste omzettingsdatum + zes maanden invoegen] niet aan de eisen van titel II van deze richtlijn voldoen, wordt het hun verboden elektronisch geld uit te geven.”

* Richtlijn … van het Europees Parlement en de Raad van … [volledige titel invoegen] (PB L…).

**

Artikel 101 Intrekking

Richtlijn 2007/64/EG wordt ingetrokken met ingang van [Publicatiebureau: dag na de in artikel 102, lid 2, eerste alinea, vermelde datum invoegen].

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 102 Omzetting

1.           De lidstaten stellen uiterlijk [twee jaar na goedkeuring] de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast en maken deze bekend om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

2.           Zij passen die bepalingen toe met ingang van […].

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

3.           De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 103

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 104

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE–I BETALINGSDIENSTEN (DEFINITIE 3 IN ARTIKEL 4)

1.           Diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten op een betaalrekening te plaatsen alsook alle verrichtingen die voor het exploiteren van een betaalrekening vereist zijn.

2.           Diensten waarbij de mogelijkheid wordt geboden contanten van een betaalrekening op te nemen alsook alle verrichtingen die voor het beheren van een betaalrekening vereist zijn.

3.           Uitvoering van betalingstransacties, met inbegrip van geldovermakingen, op een betaalrekening bij de betalingsdienstaanbieder van de gebruiker of bij een andere betalingsdienstaanbieder:

a)      uitvoering van automatische debiteringen, met inbegrip van eenmalige automatische debiteringen;

b)      uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument;

c)      uitvoering van overmakingen, met inbegrip van automatische betalingsopdrachten.

4.           Uitvoering van betalingstransacties waarbij de geldmiddelen zijn gedekt door een kredietlijn die aan de betalingsdienstgebruiker wordt verstrekt:

a)      uitvoering van automatische debiteringen, met inbegrip van eenmalige automatische debiteringen;

b)      uitvoering van betalingstransacties via een betaalkaart of een soortgelijk instrument;

c)      uitvoering van overmakingen, met inbegrip van automatische betalingsopdrachten.

5.           Uitgifte van betaalinstrumenten en/of aanvaarding van betalingstransacties.

6.           Geldtransfers.

7.           Op toegang tot betaalrekeningen gebaseerde diensten die worden verricht door een betalingsdienstaanbieder die niet de rekeninghoudende betalingsdienstaanbieder is, in de vorm van:

a)      betalingsinitiatiediensten;

b)      rekeninginformatiediensten.

BIJLAGE II CONCORDANTIETABEL

Deze richtlijn || Richtlijn 2007/64/EG ||

Artikel 1, lid 1 || Artikel 1, lid 1 ||

Artikel 1, lid 2 || Artikel 1, lid 2 ||

Artikel 2, lid 1 || Artikel 2, lid 1 ||

Artikel 2, lid 2 || Artikel 2, lid 2 ||

Artikel 2, lid 3 || Artikel 2, lid 3 ||

Artikel 3 o) geschrapt || Artikel 3 ||

Artikel 4 Definities toegevoegd || Artikel 4 ||

|| || Artikel 5 – Regels toegevoegd voor de vergunningaanvragen || Artikel 5

Artikel 6 || Artikel 6 ||

Artikel 7, lid 1 || Artikel 7, lid 1 ||

Artikel 7, lid 2 || Artikel 7, lid 2 ||

Artikel 7, lid 3 || Artikel 7, lid 3 ||

Artikel 8, lid 1 || Artikel 8, lid 1 ||

Artikel 8, lid 2 || Artikel 8, lid 2 ||

Artikel 8, lid 3 || Artikel 8, lid 3 ||

Artikel 9, lid 1 || Artikel 9, lid 1 ||

|| || Artikel 9, lid 2 Artikel 9, lid 3 & lid 4 geschrapt || Artikel 9, lid 2

Artikel 10, lid 1 || Artikel 10, lid 1 ||

Artikel 10, lid 2 || Artikel 10, lid 2 ||

Artikel 10, lid 3 || Artikel 10, lid 3 ||

Artikel 10, lid 4 || Artikel 10, lid 4 ||

Artikel 10, lid 5 || Artikel 10, lid 5 ||

Artikel 10, lid 6 || Artikel 10, lid 6 ||

Artikel 10, lid 7 || Artikel 10, lid 7 ||

Artikel 10, lid 8 || Artikel 10, lid 8 ||

Artikel 10, lid 9 || Artikel 10, lid 9 ||

Artikel 11 || Artikel 11 ||

Artikel 12, lid 1 || Artikel 12, lid 1 ||

Artikel 12, lid 2 || Artikel 12, lid 2 ||

Artikel 12, lid 3 || Artikel 12, lid 3 ||

Artikel 13 || Artikel 13 ||

Artikel 14, lid 1 || ||

Artikel 14, lid 2 || ||

Artikel 14, lid 3 || ||

Artikel 14, lid 4 || ||

Artikel 15 || Artikel 14 ||

Artikel 16, lid 1 || Artikel 15, lid 1 ||

Artikel 16, lid 2 || Artikel 15, lid 2 ||

Artikel 16, lid 3 || Artikel 15, lid 3 ||

Artikel 16, lid 4 || Artikel 15, lid 4 ||

Artikel 17, lid 1 || Artikel 16, lid 1 ||

Artikel 17, lid 2 || Artikel 16, lid 2 ||

Artikel 17, lid 3 || ||

Artikel 17, lid 4 || Artikel 16, lid 3 ||

Artikel 17, lid 5 || Artikel 16, lid 4 ||

Artikel 17, lid 6 || Artikel 16, lid 5 ||

Artikel 18, lid 1 || Artikel 17, lid 1 ||

Artikel 18, lid 2 || Artikel 17, lid 2 ||

Artikel 18, lid 3 || Artikel 17, lid 3 ||

Artikel 18, lid 4 || Artikel 17, lid 4 ||

Artikel 18, lid 5 || Artikel 17, lid 5 ||

Artikel 18, lid 6 || Artikel 17, lid 6 ||

Artikel 18, lid 7 || Artikel 17, lid 7 ||

Artikel 18, lid 8 || Artikel 17, lid 8 ||

Artikel 18, lid 9 || ||

Artikel 19, lid 1 || Artikel 18, lid 1 ||

Artikel 19, lid 2 || Artikel 18, lid 2 ||

Artikel 20 || Artikel 19 ||

Artikel 21, lid 1 || Artikel 20, lid 1 ||

Artikel 21, lid 2 || Artikel 20, lid 2 ||

Artikel 21, lid 3 || Artikel 20, lid 3 ||

Artikel 21, lid 4 || Artikel 20, lid 4 ||

Artikel 21, lid 5 || Artikel 20, lid 5 ||

Artikel 22, lid 1 || Artikel 21, lid 1 ||

Artikel 22, lid 2 || Artikel 21, lid 2 ||

Artikel 22, lid 3 || Artikel 21, lid 3 ||

Artikel 23, lid 1 || Artikel 22, lid 1 ||

Artikel 23, lid 2 || Artikel 22, lid 2 ||

Artikel 23, lid 3 || Artikel 22, lid 3 ||

Artikel 24, lid 1 || Artikel 23, lid 1 ||

Artikel 24, lid 2 || Artikel 23, lid 2 ||

Artikel 25, lid 1 || Artikel 24, lid 1 ||

Artikel 25, lid 2 - d) geschrapt || Artikel 24, lid 2 ||

Artikel 26, lid 1 || Artikel 25, lid 1 ||

Artikel 26, lid 2 || Artikel 25, lid 2 ||

Artikel 26, lid 3 || Artikel 25, lid 3 ||

Artikel 26, lid 4 || Artikel 25, lid 4 ||

Artikel 26, lid 5 || Artikel 25, lid 5 ||

Artikel 26, lid 6 || ||

Artikel 26, lid 7 || ||

Artikel 26, lid 8 || ||

Artikel 26, lid 9 || ||

Artikel 27, lid 1 || Artikel 26, lid 1 ||

Artikel 27, lid 2 || Artikel 26, lid 2 ||

Artikel 27, lid 3 || Artikel 26, lid 3 ||

Artikel 27, lid 4 || Artikel 26, lid 4 ||

Artikel 27, lid 5 || Artikel 26, lid 5 ||

Artikel 27, lid 6 || Artikel 26, lid 6 ||

Artikel 28 || Artikel 27 ||

Artikel 29, lid 1 || Artikel 28, lid 1 ||

Artikel 29, lid 2 – c) geschrapt || Artikel 28, lid 2 ||

Artikel 30, lid 1 || Artikel 29 ||

Artikel 30, lid 2 || ||

Artikel 31, lid 1 || Artikel 30, lid 1 ||

Artikel 31, lid 2 || Artikel 30, lid 2 ||

Artikel 31, lid 3 || Artikel 30, lid 3 ||

Artikel 32 || Artikel 31 ||

Artikel 33, lid 1 || Artikel 32, lid 1 ||

Artikel 33, lid 2 || Artikel 32, lid 2 ||

Artikel 33, lid 3 || Artikel 32, lid 3 ||

Artikel 34 || Artikel 33 ||

Artikel 35, lid 1 || Artikel 34, lid 1 ||

Artikel 35, lid 2 || Artikel 34, lid 2 ||

Artikel 36, lid 1 || Artikel 35, lid 1 ||

Artikel 36, lid 2 || Artikel 35, lid 2 ||

Artikel 37, lid 1 || Artikel 36, lid 1 ||

Artikel 37, lid 2 || Artikel 36, lid 2 ||

Artikel 37, lid 3 || Artikel 36, lid 3 ||

Artikel 38, lid 1 || Artikel 37, lid 1 ||

Artikel 38, lid 2 || ||

Artikel 38, lid 3 || Artikel 37, lid 2 ||

Artikel 39 || ||

Artikel 40 || ||

Artikel 41 || Artikel 38 ||

Artikel 42 || Artikel 39 ||

Artikel 43 || Artikel 40 ||

Artikel 44, lid 1 || Artikel 41, lid 1 ||

Artikel 44, lid 2 || Artikel 41, lid 2 ||

Artikel 44, lid 3 || Artikel 41, lid 3 ||

Artikel 45, lid 1 || Artikel 42, lid 1 ||

Artikel 45, lid 2 || Artikel 42, lid 2 ||

Artikel 45, lid 3 || Artikel 42, lid 3 ||

Artikel 45, lid 4 || Artikel 42, lid 4 ||

Artikel 45, lid 5 || Artikel 42, lid 5 ||

Artikel 45, lid 6 || Artikel 42, lid 6 ||

Artikel 45, lid 7 || Artikel 42, lid 7 ||

Artikel 46 || Artikel 43 ||

Artikel 47, lid 1 || Artikel 44, lid 1 ||

Artikel 47, lid 2 || Artikel 44, lid 2 ||

Artikel 47, lid 3 || Artikel 44, lid 3 ||

Artikel 48, lid 1 || Artikel 45, lid 1 ||

Artikel 48, lid 2 || Artikel 45, lid 2 ||

Artikel 48, lid 3 || Artikel 45, lid 3 ||

Artikel 48, lid 4 || Artikel 45, lid 4 ||

Artikel 48, lid 5 || Artikel 45, lid 5 ||

Artikel 48, lid 6 || Artikel 45, lid 6 ||

Artikel 49 || Artikel 46 ||

Artikel 50, lid 1 || Artikel 47, lid 1 ||

Artikel 50, lid 2 || Artikel 47, lid 2 ||

Artikel 50, lid 3 || Artikel 47, lid 3 ||

Artikel 51, lid 1 || Artikel 48, lid 1 ||

Artikel 51, lid 2 || Artikel 48, lid 2 ||

Artikel 51, lid 3 || Artikel 48, lid 3 ||

Artikel 52, lid 1 || Artikel 49, lid 1 ||

Artikel 52, lid 2 || Artikel 49, lid 2 ||

Artikel 53, lid 1 || Artikel 50, lid 1 ||

Artikel 53, lid 2 || Artikel 50, lid 2 ||

Artikel 54, lid 1 || Artikel 51, lid 1 ||

Artikel 54, lid 2 || Artikel 51, lid 2 ||

Artikel 54, lid 3 || Artikel 51, lid 3 ||

Artikel 54, lid 4 || Artikel 51, lid 4 ||

Artikel 55, lid 1 || Artikel 52, lid 1 ||

Artikel 55, lid 2 || Artikel 52, lid 2 ||

Artikel 55, lid 3 || Artikel 52, lid 3 ||

Artikel 55, lid 4 || ||

Artikel 56, lid 1 || Artikel 53, lid 1 ||

Artikel 56, lid 2 || Artikel 53, lid 2 ||

Artikel 56, lid 3 || Artikel 53, lid 3 ||

Artikel 57, lid 1 || Artikel 54, lid 1 ||

Artikel 57, lid 2 || Artikel 54, lid 2 ||

Artikel 57, lid 3 || Artikel 54, lid 3 ||

Artikel 57, lid 4 || Artikel 54, lid 4 ||

Artikel 58, lid 1 || ||

Artikel 58, lid 2 || ||

Artikel 58, lid 3 || ||

Artikel 58, lid 4 || ||

Artikel 59, lid 1 || ||

Artikel 59, lid 2 || ||

Artikel 59, lid 3 || ||

Artikel 60, lid 1 || Artikel 55, lid 1 ||

Artikel 60, lid 2 || Artikel 55, lid 2 ||

Artikel 60, lid 3 || Artikel 55, lid 3 ||

Artikel 60, lid 4 || Artikel 55, lid 4 ||

Artikel 61, lid 1 || Artikel 56, lid 1 ||

Artikel 61, lid 2 || Artikel 56, lid 2 ||

Artikel 62, lid 1 || Artikel 57, lid 1 ||

Artikel 62, lid 2 || Artikel 57, lid 2 ||

Artikel 63, lid 1 || Artikel 58 ||

Artikel 63, lid 2 || ||

Artikel 64, lid 1 || Artikel 59, lid 1 ||

Artikel 64, lid 2 || Artikel 59, lid 2 ||

Artikel 65, lid 1 || Artikel 60, lid 1 ||

Artikel 65, lid 2 || ||

Artikel 65, lid 3 || Artikel 60, lid 2 ||

Artikel 66, lid 1 || Artikel 61, lid 1 &, lid 2 ||

Artikel 66, lid 2 || Artikel 61, lid 4 &, lid 5 ||

Artikel 67, lid 1 || Artikel 62, lid 1 ||

Artikel 67, lid 2 || Artikel 62, lid 2 ||

Artikel 67, lid 3 || Artikel 62, lid 3 ||

Artikel 68, lid 1 || Artikel 63, lid 1 ||

Artikel 68, lid 2 || Artikel 63, lid 2 ||

Artikel 69, lid 1 || Artikel 64, lid 1 ||

Artikel 69, lid 2 || Artikel 64, lid 2 ||

Artikel 70, lid 1 || Artikel 65, lid 1 ||

Artikel 70, lid 2 || Artikel 65, lid 2 ||

Artikel 70, lid 3 || Artikel 65, lid 3 ||

Artikel 71, lid 1 || Artikel 66, lid 1 ||

Artikel 71, lid 2 || Artikel 66, lid 2 ||

Artikel 71, lid 3 || Artikel 66, lid 3 ||

Artikel 71, lid 4 || Artikel 66, lid 4 ||

Artikel 71, lid 5 || Artikel 66, lid 5 ||

Artikel 72, lid 1 || Artikel 67, lid 1 ||

Artikel 72, lid 2 || Artikel 67, lid 2 ||

Artikel 72, lid 3 || Artikel 67, lid 3 ||

Artikel 73, lid 1 || Artikel 68, lid 1 ||

Artikel 73, lid 2 || Artikel 68, lid 2 ||

Artikel 74, lid 1 || Artikel 69, lid 1 ||

Artikel 74, lid 2 || Artikel 69, lid 2 ||

Artikel 74, lid 3 || Artikel 69, lid 3 ||

Artikel 75 || Artikel 70 ||

Artikel 76 || Artikel 71 ||

Artikel 77 || Artikel 72 ||

Artikel 78, lid 1 || Artikel 73, lid 1 ||

Artikel 78, lid 2 || Artikel 73, lid 2 ||

Artikel 79, lid 1 || Artikel 74, lid 1 ||

Artikel 79, lid 2 || Artikel 74, lid 2 ||

Artikel 79, lid 3 || Artikel 74, lid 2 ||

Artikel 79, lid 4 || Artikel 74, lid 2 ||

Artikel 79, lid 5 || Artikel 74, lid 3 ||

Artikel 80, lid 1 || Artikel 75, lid 1 ||

Artikel 80, lid 2 || Artikel 75, lid 2 ||

Artikel 80, lid 3 || Artikel 75, lid 3 ||

Artikel 81 || Artikel 76 ||

Artikel 82, lid 1 || Artikel 77, lid 1 ||

Artikel 82, lid 2 || Artikel 77, lid 2 ||

Artikel 83 || Artikel 78 ||

Artikel 84 || Artikel 79 ||

Artikel 85, lid 1 || ||

Artikel 85, lid 2 || ||

Artikel 85, lid 3 || ||

Artikel 85, lid 4 || ||

Artikel 86, lid 1 || ||

Artikel 86, lid 2 || ||

Artikel 86, lid 3 || ||

Artikel 86, lid 4 || ||

Artikel 87, lid 1 || ||

Artikel 87, lid 2 || ||

Artikel 87, lid 3 || ||

Artikel 88, lid 1 || Artikel 80, lid 1 ||

Artikel 88, lid 2 || Artikel 80, lid 2 ||

Artikel 89, lid 1 || ||

Artikel 89, lid 2 || ||

Artikel 89, lid 3 || Artikel 82, lid 2 ||

Artikel 89, lid 4 || ||

Artikel 90, lid 1 || ||

Artikel 90, lid 2 || ||

Artikel 90, lid 3 || ||

Artikel 91, lid 1 || Artikel 83, lid 1 ||

Artikel 91, lid 2 || Artikel 83, lid 2 ||

Artikel 92, lid 1 || ||

Artikel 92, lid 2 || ||

Artikel 93 || Artikel 84 ||

Artikel 94, lid 1 || ||

Artikel 94, lid 2 || ||

Artikel 94, lid 3 || ||

Artikel 94, lid 4 || ||

Artikel 94, lid 5 || ||

Artikel 95, lid 1 || Artikel 86, lid 1 ||

Artikel 95, lid 2 || Artikel 86, lid 2 ||

Artikel 95, lid 3 || Artikel 86, lid 3 ||

Artikel 96 || Artikel 87 ||

Artikel 97 || Artikel 88 ||

Artikel 98, lid 1 || ||

Artikel 98, lid 2 || ||

Artikel 99, lid 1 || ||

Artikel 99, lid 2 || ||

|| ||

Artikel 101 || ||

Artikel 102, lid 1 || Artikel 94, lid 1 ||

Artikel 102, lid 2 || Artikel 94, lid 1 ||

Artikel 102, lid 3 || Artikel 94, lid 2 ||

Artikel 103 || Artikel 95 ||

Artikel 104 || Artikel 96 ||

Bijlage I || Bijlage ||

BIJLAGE III Financieel memorandum “Agentschappen”

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

1.4.        Doelstelling(en)

1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.        Duur en financiële gevolgen

1.7.        Beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.        Beheers- en controlesysteem

2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.        Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]

3.2.3.     Geraamde gevolgen voor het personeel van [de instantie]

3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

3.2.5.     Bijdrage van derden aan de financiering

3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG en 2013/36/EU en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG.

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[42]

Interne markt – retail financiële diensten

Consumentenbescherming – financiële diensten

1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

1.4.        Doelstelling(en)

1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Slimme en inclusieve groei bevorderen

Economische, sociale en territoriale samenhang aanmoedigen

1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Ontwikkelen van een EU-brede markt voor elektronische betalingen, waardoor consumenten, detailhandelaren en andere marktspelers de volledige voordelen van de interne markt van de EU kunnen genieten.

Aanpakken van de leemten op het gebied van standaardisatie en interoperabiliteit voor kaart-, internet- en mobiele betalingen.

Wegnemen van de belemmeringen voor mededinging, met name voor kaart- en internetbetalingen.

Op elkaar afstemmen van de praktijken inzake vergoedingen voor en het stimuleren van het gebruik van betalingsdiensten in de EU.

Ervoor zorgen dat nieuwe typen betalingsdiensten en betaalinstrumenten onder het regelgevingskader voor retailbetalingen in de EU vallen.

Ervoor zorgen dat het wetgevingskader (RBD) op een samenhangende manier wordt toegepast en de praktische werking van de vergunnings- en toezichtregels voor betalingsdiensten in de lidstaten op elkaar worden afgestemd.

Ervoor zorgen dat de consumentenbelangen in het kader van betalingstransacties op passende en samenhangende wijze worden beschermd, onder meer door de regelgevende bescherming tot nieuwe kanalen en innoverende betalingsdiensten uit te breiden.

1.4.3.     Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

De voorgestelde wijzigingen zullen zorgen voor rechtsduidelijkheid en een gelijk speelveld; dit leidt ertoe dat kosten en prijzen voor betalingsdienstgebruikers neerwaarts naar elkaar toe groeien, de keuze tussen en de transparantie van betalingsdiensten toeneemt, het gemakkelijker wordt om innoverende betalingsdiensten aan te bieden, en de veiligheid en de transparantie van betalingsdiensten wordt gegarandeerd. De voorgestelde maatregelen willen dit bewerkstelligen op een technologieneutrale manier, zodat zij ook relevant blijven naarmate de betalingsdiensten zich verder ontwikkelen. Deze doelstellingen zullen worden verwezenlijkt door het huidige kader voor betalingsdiensten te actualiseren en aan te vullen, waarbij wordt voorzien in voorschriften die de transparantie, innovatie en veiligheid op het gebied van retailbetalingen versterken en de samenhang tussen de nationale regels verbeteren, met de nadruk op de legitieme behoeften van de consumenten.

1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

Zodra de richtlijn door ten minste een grote meerderheid van de lidstaten ten uitvoer is gelegd, beoordeelt de Commissie de tenuitvoerlegging en het effect van deze richtlijn, op basis van een conformiteitsbeoordeling van de nationale uitvoeringsmaatregelen en een studie van het effect van de richtlijn op de markt. Zij brengt verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Europese Centrale Bank over de resultaten en de voorgestelde follow-up.

1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De richtlijn zal de werking van de interne markt voor betalingsdiensten en, meer in het algemeen, voor alle goederen en diensten verbeteren, gelet op de behoefte aan innoverende, doeltreffende en veilige betaalmiddelen. De richtlijn wil met name:

¨         Zorgen voor een competitief gelijk speelveld tussen alle categorieën betalingsdienstaanbieders, met inbegrip van nieuwe aanbieders, wat op zijn beurt de keuze, efficiëntie, transparantie en veiligheid van de retailbetalingen vergroot.

¨         Het verstrekken van innoverende kaart-, internet- en mobiele betalingsdiensten over de grenzen vergemakkelijken door te zorgen voor een eengemaakte markt voor alle retailbetalingen.

Voorts moet de richtlijn het juiste evenwicht vinden tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, waarbij de speelruimte van de handelaren om een vergoeding aan te rekenen voor het gebruik van betaalinstrumenten, wordt beperkt tot de werkelijke kosten.

Doordat de richtlijn de economische transacties in de Unie gemakkelijker zal laten verlopen, zal zij ook aan de verwezenlijking van de bredere doelstellingen van de Europa 2020-strategie bijdragen en nieuwe groei helpen te bevorderen.

1.5.2.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

De doelstellingen van het voorstel kunnen overeenkomstig het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 VEU, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen derhalve beter door de Unie worden verwezenlijkt. Een geïntegreerde EU‑markt voor elektronische retailbetalingen draagt bij aan de doelstelling van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat voorziet in een interne markt. De voordelen van marktintegratie zijn onder meer mededinging tussen de betalingsdienstaanbieders en meer keuze, innovatie en veiligheid voor de gebruikers van betalingsdiensten, en dan vooral de consumenten. Een geïntegreerde betaalmarkt, gebaseerd op netwerken die de nationale grenzen overschrijden, vereist per definitie een EU-brede aanpak, aangezien de toepasselijke beginselen, regels, processen en standaarden consistent moeten zijn in alle lidstaten om rechtszekerheid en gelijke voorwaarden voor alle marktdeelnemers te garanderen. Het alternatief voor een EU-wijde benadering zou een stelsel van multilaterale of bilaterale overeenkomsten zijn waarvan de complexiteit en kosten te hoog zouden zijn vergeleken met wetgeving op Europees niveau. Een mogelijk optreden op EU-niveau is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

1.5.3.     Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Bij de analyse van het huidige regelgevingskader en de richtlijn betalingsdiensten zijn met name de volgende punten naar voren gekomen:

- De bestaande regels worden in de lidstaten zeer uiteenlopend toegepast omdat er teveel keuzemogelijkheden zijn en de toepassingscriteria vaak zeer algemeen zijn geformuleerd. Met name bepaalde vrijstellingen in de richtlijn betalingsdiensten lijken te algemeen of verouderd te zijn gelet op de marktontwikkelingen, en worden zeer verschillend uitgelegd. Het toepassingsgebied vertoont ook leemten in het geval van betalingen waarbij één schakel van de transactie zich buiten de EER bevindt en betalingen in niet-EU-valuta’s, met blijvende marktversnippering, regelgevingsarbitrage en concurrentieverstoringen als gevolg.

- Er bestaat een rechtsvacuüm voor bepaalde nieuwe aanbieders van diensten via het internet, zoals derde dienstverrichters die betalingsinitiatiediensten op basis van onlinebanking aanbieden. Deze diensten zijn een goed en vaak ook goedkoper betalingsalternatief voor kaartbetalingen, en ook interessant voor consumenten die geen kaarten hebben. De huidige businessmodellen doen echter bezorgdheid rijzen bij banken en bepaalde lidstaten, aangezien de aanbieders momenteel niet onder het bestaande rechtskader vallen. Het rechtsvacuüm kan een rem vormen op de innovatie en in de weg staan aan passende voorwaarden inzake markttoegang.

- Er is sprake van onvoldoende standaardisatie en interoperabiliteit tussen verschillende betaalmiddelen (kaart-, internet- en mobiele betalingen), op diverse punten en in verschillende mate, met name op grensoverschrijdend niveau, hetgeen nog wordt versterkt door zwakke governanceregelingen voor de EU-retailbetaalmarkt.

- De praktijken inzake vergoedingen (die handelaren vragen voor het gebruik van een specifiek betaalinstrument) zijn uiteenlopend en niet-samenhangend in de verschillende EU-lidstaten (waarvan ongeveer de helft toeslagen toestaat en de andere helft deze verbiedt), wat tot verwarring leidt bij consumenten wanneer zij in het buitenland winkelen of op het internet aankopen doen, alsook tot niet-gelijke concurrentievoorwaarden.

- Op het gebied van betaalkaarten wordt de concurrentie verstoord door diverse restrictieve bedrijfsregels en ‑praktijken (op het gebied van MIV’s en regels met betrekking tot keuze en flexibiliteit van handelaren in verband met de aanvaarding van kaarten).

Op basis van de evaluatie van het Europese kader en met name de RBD alsook de raadpleging over het groenboek van de Commissie van 2012 “Naar een geïntegreerde Europese markt voor kaart-, internet- en mobiele betalingen” is de conclusie getrokken dat verdere maatregelen en actualiseringen van de regelgeving, zoals onder meer aanpassingen aan de RBD, vereist zijn om ervoor te zorgen dat het betalingskader beter is toegesneden op de behoeften van een effectieve Europese betaalmarkt en aldus ten volle bijdraagt aan een betalingsomgeving die concurrentie, innovatie en veiligheid in de hand werkt.

1.5.4.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

Het rechtskader dat de RBD, Verordening (EG) nr. 924/2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen en de tweede richtlijn elektronisch geld 2009/110/EG hebben gecreëerd, heeft de integratie van de markten voor retailbetalingen in Europa al sterk vooruit geholpen. De verordening einddatum SEPA (EU) nr. 260/2012 stelt tijdslimieten vast voor de omschakeling voor pan-Europese overmakingen en automatische afschrijvingen ter vervanging van de nationale regelingen voor nationale en grensoverschrijdende betalingen in euro’s binnen de EU vanaf 2014. Het regelgevingskader wordt aangevuld door rechtspraak van het Hof van Justitie en besluiten van de Commissie in het kader van het mededingingsrecht op het gebied van retailbetalingen.

De markt voor retailbetalingen is echter zeer dynamisch en is de afgelopen paar jaar in een fors tempo geïnnoveerd. Belangrijke segmenten van de markt voor betalingen, met name kaartbetalingen en nieuwe betaalmiddelen zoals internet- en mobiele betalingen, zijn vaak nog altijd opgedeeld langs nationale grenzen, waardoor het niet voor de hand ligt om innoverende en gebruiksvriendelijke digitale betalingsdiensten efficiënt te ontwikkelen en consumenten en detailhandelaren op pan-Europees niveau handige en veilige betalingsmethoden aan te bieden (kredietkaarten eventueel niet te na gesproken) om een groeiend scala aan goederen en diensten te kopen. De jongste ontwikkelingen op deze markten hebben ook een aantal lacunes in het huidige rechtskader voor betalingen en gevallen van falende marktwerking op de markten voor kaart-, internet- en mobiele betalingen voor het voetlicht gebracht, die in dit initiatief moeten worden aangepakt.

1.6.        Duur en financiële gevolgen

¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

¨      Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

¨      Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

1.7.        Beheersvorm(en)[43]

Voor de begroting 2015

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

¨ uitvoerende agentschappen

¨ Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Indirect beheer door het toevertrouwen van begrotingsuitvoeringstaken aan:

¨ internationale organisaties en hun agentschappen (specificeren);

¨ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

¨ de in de artikelen 208 en 209 bedoelde organen;

¨ publiekrechtelijke organen;

¨ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

¨ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

2.           Beheersmaatregelen

2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Overeenkomstig artikel 81 van de verordening tot oprichting van de Europese Bankautoriteit (EBA) moet de Commissie uiterlijk op 2 januari 2014 en vervolgens om de drie jaar een algemeen verslag over de opgedane ervaring in het kader van de werkzaamheden van de EBA publiceren. Hiertoe publiceert de Commissie een aan het Europees Parlement en de Raad te zenden algemeen verslag. Beheers- en controlesysteem

2.1.1.     Mogelijke risico’s

Wat het rechtmatige, economische, efficiënte en doeltreffende gebruik van uit het voorstel voortvloeiende kredieten betreft, wordt verwacht dat het voorstel geen andere risico’s met zich mee zal brengen dan die welke momenteel door een bestaand intern controlekader van de EBA worden bestreken.

2.1.2.     Controlemiddel(en)

De beheers- en controlesystemen waarin de verordening tot oprichting van de Europese Bankautoriteit (1093/2010) voorziet, zullen van toepassing zijn.

2.2.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige beperking van toepassing op de EBA.

De EBA dient eveneens toe te treden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en moet onverwijld passende voorzieningen treffen die op alle EBA-werknemers van toepassing zijn.

In de financieringsbesluiten en de daaruit voortvloeiende overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Rekenkamer en het OLAF indien nodig controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de EBA toegekende financiering en bij het personeel dat voor de toekenning van de financiering verantwoordelijk is.

De artikelen 64 en 65 van de verordening tot oprichting van de EBA bevatten de bepalingen betreffende de uitvoering van en het toezicht op de EBA-begroting en de toepasselijke financiële regeling.

3.           Geraamde financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

3.1.        Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgaven || Bijdrage

Aantal [Rubriek………………………...……………] || GK/NGK ([44]) || van EVA-landen[45] || van kandidaat-lidstaten[46] || van derde landen || In de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

1.a || 12.03.02 Europese Bankautoriteit || GK || JA || JA || NEEN || NEEN

3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

De nieuwe taken zullen worden uitgevoerd met de personele middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure beschikbaar zijn, met inachtneming van de budgettaire beperkingen, die van toepassing zijn op alle EU‑organen en overeenkomstig de financiële programmering voor agentschappen.

3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader || 1.a || Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

DG MARKT || || || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

12.03.02 || Vastleggingen || (1) || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609

Betalingen || (2) || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609

TOTAAL kredieten voor DG MARKT || Vastleggingen || =1+1a+3a || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609

Betalingen || =2+2a+3b || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609

in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

|| || || 2015[47] || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609

Betalingen || 0,160 || 0,150 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,075 || 0,609

3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de kredieten van [de instantie]

¨         Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de personele middelen en de begroting van [het agentschap]

3.2.3.1.  Samenvatting

¨         Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

3.2.3.2.  Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG

¨         Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

¨         Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader

3.2.5.     Bijdrage van derden aan de financiering

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

|| 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Totaal

Lidstaten || 0,240 || 0,225 || 0,112 || 0,112 || 0,112 || 0,112 || 0,913

TOTAAL medegefinancierde kredieten || 0,240 || 0,225 || 0,112 || 0,112 || 0,112 || 0,112 || 0,913

3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

¨         Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

Bijlage 1

In het licht van de herziening van de RBD zijn de volgende specifieke verantwoordelijkheden en taken voor de EBA vastgelegd, die bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad is opgericht.

Artikel 14 – Ontwikkelen en beheren van een webportaal:

– Ontwikkelen en beheren van een webportaal dat als elektronisch EU-toegangspunt fungeert en de in artikel 13 bedoelde openbare registers aan elkaar koppelt, en opstellen van een ontwerp voor technische reguleringsnormen waarbij technische vereisten worden vastgesteld voor de toegang tot de informatie die in die openbare registers is opgenomen.

Artikel 26 – Verplichtingen van de EBA in het kader van de “paspoortprocedure”:

– Voorbereiden van richtsnoeren over de vraag of het starten van activiteiten in een andere lidstaat onder de “paspoortregeling” onder de uitoefening van het recht tot vestiging of het recht tot het vrij verrichten van diensten valt. Die richtsnoeren worden verstrekt binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

– Opstellen van een ontwerp voor technische reguleringsnormen inzake het kader voor de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, als bedoeld in artikel 26, lid 1, en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, overeenkomstig artikel 26 en artikel 18. Daarin worden de methoden, middelen en wijzen van samenwerking vastgesteld voor de aanmelding van grensoverschrijdend werkzame betalingsinstellingen, en met name de omvang en de behandeling van de te verstrekken informatie, alsook gemeenschappelijke terminologie en standaard meldingsformulieren, teneinde een consistent en efficiënt meldingsproces te waarborgen. De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

– Opstellen van een ontwerp voor technische reguleringsnormen inzake het kader voor de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, overeenkomstig artikel 26, leden 2, 3 en 4, en artikel 22. Daarin worden de methoden, middelen en wijzen van samenwerking vastgesteld voor het toezicht op grensoverschrijdend werkzame betalingsinstellingen, en met name de omvang en de behandeling van de uit te wisselen informatie, teneinde consistent en efficiënt toezicht op betalingsinstellingen die grensoverschrijdende betalingsdiensten aanbieden, te waarborgen. De EBA legt deze ontwerpen van technische reguleringsnormen binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn voor aan de Commissie.

Artikelen 86 en 87 – Opstellen van beveiligingsrichtsnoeren en verstrekken van richtsnoeren voor de behandeling van grote beveiligingsincidenten door betalingsdienstaanbieders

– Opstellen van richtsnoeren over de vaststelling, invoering en monitoring van de beveiligingsmaatregelen die op grond van artikel 85 moeten worden genomen, waaronder de certificeringsprocedures voor zover zulks relevant is overeenkomstig de in artikel 85, lid 3, bedoelde beginselen. Zij houdt daarbij onder meer rekening met de normen en/of specificaties die de Commissie in het kader van artikel 16, lid 2, van de NIB-richtlijn heeft bekendgemaakt. De EBA onderwerpt de richtsnoeren in nauwe samenwerking met de ECB regelmatig, doch ten minste om de twee jaar, aan een evaluatie.

– Verstrekken van richtsnoeren die voor de betalingsdienstaanbieders als handvat kunnen dienen bij de kwalificering van grote incidenten en van de omstandigheden waaronder een betalingsinstelling een beveiligingsincident moet melden. Die richtsnoeren worden gegeven binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

– Verstrekken, in nauwe samenwerking met de ECB, van richtsnoeren over geavanceerde cliëntauthenticatie en over vrijstellingen voor de toepassing van versterkte cliëntauthenticatie aan de in artikel 1, lid 1, van deze richtlijn genoemde betalingsdienstaanbieders, overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Die richtsnoeren worden uiterlijk binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn verstrekt en regelmatig bijgewerkt voor zover van toepassing.

[1]               Mededeling van de Europese Commissie: “Een digitale agenda voor Europa”, COM(2010) 245 definitief.

[2]               Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (COM(2012) 238 final).

[3]               Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen (COM(2013) 48 final).

[4]               Mededeling van de Europese Commissie: “Een coherent kader voor een groter vertrouwen in de digitale eengemaakte markt voor elektronische handel en onlinediensten” ( COM(2011) 942).

[5]               Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

[6]               http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2011:0941:FIN:NL:PDF

[7]               http://ec.europa.eu/internal_market/payments/docs/cim/gp_feedback_statement_en.pdf

[8]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[9]               PB C [...] van [...], blz. [...].

[10]             Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1).

[11]             Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001 (PB L 266 van 9.10.2009, blz. 11).

[12]             Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).

[13]             Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 22).

[14]             Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

[15]             COM(2012) 941 final.

[16]             Richtlijn XXXX/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad van [datum] houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen (PB L […] van […], blz. […]).

[17]             Verordening (EU) [XX/XX/XX] van het Europees Parlement en de Raad [datum] betreffende interbancaire vergoedingen voor op kaarten gebaseerde betalingstransacties (PB L […] van […], blz. […]).

[18]             Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

[19]             Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11).

[20]             Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1).

[21]             Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1).

[22]             Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).

[23]             Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11. 6.1998, blz. 45).

[24]             Aanbeveling van de Commissie 2003/361/EG van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

[25]             Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

[26]             Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

[27]             Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16).

[28]             Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

[29]             Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

[30]             Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

[31]             Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6).

[32]             Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

[33]             Gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (PB L 369 van 17.12.2011, blz. 14).

[34]             Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

[35]             Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en ‑diensten (Kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).

[36]             Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).

[37]             Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler (PB L 345 van 8.12.2006, blz. 1).

[38]             Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).

[39]             Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).

[40]             Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).

[41]             Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

[42]             ABM: activiteitsgestuurd management – ABB: activiteitsgestuurde budgettering.

[43]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[44]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[45]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[46]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[47]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.