52013PC0520

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) Nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad /* COM/2013/0520 final - 2013/0253 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Zoals in 2012 is geschetst in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad "Een routekaart naar een bankenunie"[1], in de mededeling van de Commissie "Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie – Aanzet tot een Europees debat"[2] en in het verslag van de vier voorzitters "Naar een echte economische en monetaire unie"[3], is een geïntegreerd financieel kader, ofwel de "bankenunie", een essentieel onderdeel van de beleidsmaatregelen om Europa weer de weg te doen inslaan naar economisch herstel en groei.

Om de financiële stabiliteit en de groei in de eurozone en in de interne markt als geheel te waarborgen, is het absoluut noodzakelijk om de bankenunie snel dichterbij te brengen. Het is een stap die van cruciaal belang is om de huidige financiële versnippering en onzekerheid te overwinnen, voor kwetsbare overheden en banken de financieringsvoorwaarden te verlichten en de koppeling tussen de twee te verbreken, en grensoverschrijdende bancaire activiteiten op de interne markt weer op gang te brengen. Dit is van belang voor de eurolidstaten en voor de lidstaten die geen deel uitmaken van de eurozone. Voortbouwend op het voor alle 28 leden van de interne markt geldende regelgevingkader heeft de Commissie daarom gekozen voor een inclusieve benadering en een routekaart voorgesteld voor de stapsgewijze invoering van een bankenunie met verschillende instrumenten, die in principe open staat voor alle lidstaten, maar in elk geval de huidige 18 eurolanden omvat.

In maart 2013 heeft de Europese Raad zich verbonden tot een vervollediging van de bankenunie via de volgende stappen. Eerst moeten prioritair de resterende wetgevingsprocedures voor de instelling van het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) waarbij aan de ECB bevoegdheden worden verleend om toezicht op de banken in de eurozone uit te oefenen[4], worden afgerond. Vervolgens moet in de zomermaanden overeenstemming worden bereikt over de wijze waarop het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM), nadat het GTM is ingesteld, de balansen van de banken zijn onderzocht en de legacy-activa zijn gedefinieerd, de banken rechtstreeks mag herkapitaliseren. In de zomer van 2013 moet ook overeenstemming worden bereikt over de voorstellen van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van [ ] betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (hierna "Richtlijn [ ] genoemd[5]). Tot slot moet het voorstel van de Commissie voor een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (GAM) met passende en doeltreffende achtervangregelingen prioritair worden behandeld zodat deze nog in de huidige zittingsperiode van het Parlement kunnen worden goedgekeurd.

Zoals vermeld, zal de bankenunie alle eurolidstaten omvatten plus de niet-eurolidstaten die zich daarbij willen aansluiten. EU-breed zullen er een gemeenschappelijk rulebook met prudentiële vereisten[6] en regels voor de afwikkeling van banken in de bankenunie en in alle overige landen van toepassing zijn. De integriteit van de interne markt is derhalve gewaarborgd. Dankzij de grotere financiële stabiliteit die de bankenunie zal opleveren, zal het vertrouwen toenemen en zullen de groeivooruitzichten in de gehele interne markt verbeteren. Alle lidstaten zullen gebaat zijn bij een centrale en eenvormige toepassing van de prudentiële vereisten en de afwikkelingsregels in de lidstaten die deel uitmaken van de bankenunie. Met het tegengaan van de financiële versnippering, die thans een rem zet op de bedrijvigheid, zal een eerlijke concurrentie worden bevorderd en zullen belemmeringen voor een vrije uitoefening van fundamentele vrijheden worden weggenomen, niet alleen in de deelnemende lidstaten maar ook op de interne markt als geheel.

1.1.        Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en financieringsregelingen: essentiële elementen van de bankenunie

Met het snelle akkoord over een gemeenschappelijk toezichtsmechanisme in april 2012, slechts zeven maanden na het voorstel van de Commissie van september 2012, is de basis gelegd voor een bankenunie als integraal onderdeel van de economische en monetaire unie.

Op basis van een versterkt toezicht binnen het GTM zal het vertrouwen in de soliditeit van banken terugkeren. De ECB zal in 2014 eindverantwoordelijk zijn voor het toezicht op alle banken in de eurozone. In de praktijk houdt de ECB dan toezicht op de grootste en meest internationaal opererende banken, met de mogelijkheid om het rechtstreekse toezicht op de andere grote en internationale banken op zich te nemen, terwijl de nationale autoriteiten belast blijven met het dagelijks toezicht op kleinere banken.

Voortbouwend op het GTM en ter ondersteuning van de bancaire markten in de lidstaten die deelnemen aan het GTM, moet de EU een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme invoeren voor de aanpak van faillerende banken. Er kan immers nooit volledig worden uitgesloten dat een bank in ernstige liquiditeits- of solvabiliteitsproblemen geraakt. Daarom is er een kader nodig dat een grondige herstructurering van banken door de autoriteiten mogelijk maakt zonder dat de economische stabiliteit in gevaar komt en er kosten ontstaan door de onordelijke liquidatie van die banken in het kader van de nationale insolventiewetten, en zonder dat het proces met overheidsmiddelen moet worden gefinancierd.

Na de goedkeuring van de richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken door het Europees Parlement en de Raad zal op basis van die richtlijn worden bepaald hoe EU-banken die in ernstige financiële moeilijkheden verkeren, worden geherstructureerd, hoe de vitale functies voor de reële economie in stand worden gehouden, en hoe de verliezen en kosten worden verdeeld over de aandeelhouders, crediteuren en onverzekerde deposanten. Bij een inbreng van de particuliere sector ("bail-in"), een essentieel instrument in de afwikkelingsrichtlijn, worden de verliezen consecutief verdeeld, en worden de vorderingen van aandeelhouders, achtergestelde crediteuren en senior crediteuren afgeschreven. Deposanten die minder dan 100 000 EUR hebben gestald, lijden nooit een verlies omdat hun vorderingen door de nationale depositogarantieregeling worden beschermd.

Krachtens de richtlijn worden banken via een netwerk van nationale autoriteiten en afwikkelingsfondsen afgewikkeld. Hoewel dit een grote stap voorwaarts is omdat de verschillen in de nationale benaderingen zoveel mogelijk worden beperkt en de integriteit van de interne markt wordt beschermd, is het echter niet toereikend voor de lidstaten die het toezicht op kredietinstellingen binnen het GTM delen. Zoals door de Europese Raad is erkend, moeten het toezicht op en de afwikkeling van banken in de bankenunie op hetzelfde autoriteitsniveau worden uitgeoefend. Anders kunnen er tussen de toezichthouder (de ECB) en de nationale afwikkelingsautoriteiten spanningen over de aanpak van noodlijdende banken ontstaan, terwijl de markt mogelijk zal blijven anticiperen op het (on)vermogen van de lidstaten om het failleren van banken nationaal aan te pakken en de negatieve wisselwerking tussen overheden en banken en de versnippering en concurrentieverstoringen op de interne markt worden versterkt.

In vergelijking met een netwerk van afwikkelingsautoriteiten heeft een GAM met een centraal besluitvormingsorgaan en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds een aantal belangrijke voordelen voor de lidstaten, de belastingbetalers en de banken en komt dit de financiële en economische stabiliteit in de gehele Unie ten goede:

· een krachtige centrale besluitvorming zorgt ervoor dat afwikkelingsbesluiten onder de deelnemende lidstaten doeltreffend en snel worden genomen zodat ongecoördineerde actie wordt voorkomen, de nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit zoveel mogelijk worden beperkt en minder financiële steun hoeft te worden verleend;

· door de deskundigheid en ervaring op het gebied van bankenafwikkeling te bundelen, kunnen faillerende banken systematischer en doelmatiger worden aangepakt dan via individuele nationale autoriteiten die over minder middelen en ervaring beschikken;

· via een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds kunnen aanzienlijke, door de banken ingebrachte middelen worden gebundeld en kunnen de belastingbetalers doeltreffender worden beschermd dan via nationale fondsen, terwijl de banken in de verschillende deelnemende lidstaten een gelijk speelveld wordt geboden. Met een gemeenschappelijk fonds worden problemen bij de inzet van nationale fondsen voorkomen en zijn banken niet meer afhankelijk van de kredietwaardigheid van de overheid.

Het GAM moet binnen het institutionele en rechtskader van de EU worden opgezet. In dit verband zij gewezen op de conclusies van de Europese Raad van 14 december 2012 waarin wordt verklaard dat het "proces van voltooiing van de EMU zal voortbouwen op het institutionele en juridische kader van de EU". Hoewel de inzet van intergouvernementele ad-hocinstrumenten buiten het EU-kader om noodzakelijk is geweest voor de aanpak van de uitzonderlijke marktomstandigheden en de governancetekortkomingen in de oorspronkelijke opzet van de EMU, dreigen daarmee de democratische kwaliteit van de EU-besluitvorming en de samenhang in het EU-rechtssysteem te worden ondermijnd. De vorming van het GAM binnen het institutionele en rechtskader van de EU is derhalve, evenals het GTM daarvóór, een noodzakelijke stap om de EMU conform de conclusies van de Europese Raad te vervolledigen en, meer in het algemeen, om de democratische en institutionele orde van de EU te beschermen.

1.2.        Overgang naar een bankenunie

Het GTM treedt volgens de planning medio 2014 in werking. Het GAM zou dan in januari 2015 van start moeten gaan, tegelijk met de verwachte inwerkingtreding van Richtlijn [ ] als rulebook voor de afwikkeling van banken in de gehele interne markt[7]. Het GAM past dan de regels van deze verordening, die aansluiten bij de regels van Richtlijn [ ], toe voor de lidstaten die deelnemen aan de bankenunie, terwijl de nationale autoriteiten de regels van Richtlijn [ ] toepassen voor de lidstaten die erbuiten blijven.

In alle gevallen zijn de staatssteunregels inzake lastendeling van toepassing op afwikkelingsmaatregelen waarmee overheidssteun gemoeid is. Met het oog op de deling van de lasten door aandeelhouders en junior crediteuren kan het GAM vanaf de inwerkingtreding van deze verordening de regels toepassen die voorzien in een afschrijving van aandelen en achtergestelde schuld voor zover dit noodzakelijk is voor de toepassing van de staatssteunregels.

Voorts kunnen de lidstaten besluiten om de nieuwe regels van Richtlijn [ ] al vóór de uiterste omzettingsdatum van die richtlijn te implementeren in hun nationale recht. In alle situaties behoudt de Commissie haar staatssteunbevoegdheden in afwikkelingszaken waarmee steun is gemoeid die als staatssteun wordt aangemerkt. Voor zover een beroep op het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds in het kader van het GAM geen staatssteun op grond van de in het kader van het Verdrag vastgelegde specifieke criteria vormt, moeten deze criteria mutatis mutandis van toepassing zijn om ervoor te zorgen dat, bij een beroep op het afwikkelingsfonds, voor interventies ervan dezelfde regels gelden als voor de nationale financieringsregelingen van de nationale afwikkelingsautoriteiten.

Op Europees niveau wordt dit convergentieproces bevorderd middels enerzijds de herziene staatssteunrichtsnoeren voor steun aan banken en anderzijds het akkoord over de wijze van herkapitalisering van noodlijdende banken via het ESM. In de herziene staatssteunrichtsnoeren worden strengere eisen gesteld aan de lastendeling voor aandeelhouders en junior crediteuren in de lidstaten die aan hun banken overheidssteun verlenen. Daarmee wordt de versnippering tegengegaan die zich thans op de interne markt naargelang van de kracht van de overheid en de aanwezigheid van legacy-activa voltrekt. Tegelijk wordt in de ESM-richtsnoeren vastgelegd onder welke voorwaarden de lidstaten die niet in staat zijn om een bank overheidssteun te verlenen, met het oog daarop een lening kunnen krijgen, zulks onverminderd de staatssteunregelgeving, en op welke wijze een bank eventueel rechtstreeks uit het ESM mag worden geherkapitaliseerd.

2.           REDENEN WAAROM EEN GAM NODIG IS

De Commissie heeft rekening gehouden met de effectbeoordeling die met het oog op de goedkeuring van het voorstel voor Richtlijn [ ] is verricht. Daarin zijn ook bepaalde operationele en juridische aspecten van de instelling van een GAM tegen het licht gehouden.

Er is een aanvullende analyse van de voorgestelde kenmerken van het GAM verricht op basis van actualiseringen van de informatie uit de effectbeoordeling. Wat het vermogen van het GAM betreft om doeltreffende besluiten te nemen, is tijd om twee belangrijke redenen een cruciale factor: vooraf moet de geloofwaardigheid van het nieuw ingestelde GAM worden versterkt als een adequaat instrument om de factoren die op de markten aanleiding tot onzekerheid geven, zoveel mogelijk te beperken, en wanneer tot afwikkeling wordt overgegaan, moet het GAM ervoor zorgen dat de waarde van de activa, die kan worden uitgehold bij onnodige vertragingen in het afwikkelingsproces, behouden blijft. Met een netwerk van nationale autoriteiten is er extra procedurele tijd nodig voor elk overleg over grensoverschrijdende instellingen. Daarentegen zal de voorgestelde verdeling van verantwoordelijkheden tussen een centraal besluitvormingsniveau en lokale uitvoerende autoriteiten tijdwinst opleveren. Op nationaal niveau zal het minder tijd kosten dan op centraal niveau om alle deskundigheid voor de tenuitvoerlegging bijeen te brengen, omdat het toepasselijke recht nationaal is. Op centraal niveau zal er een grotere kritische massa zijn om sneller de beste specialisten aan te trekken en op te bouwen.

Wat het vermogen van het GAM betreft om doelmatige besluiten te nemen, zorgt een centraal besluitvormingsniveau ervoor dat de afwikkelingskosten zoveel mogelijk kunnen worden beperkt omdat het ten opzichte van een netwerk significante schaalvoordelen kan opleveren en omdat het een nuttig instrument is voor de afdwingbaarheid en optimalisering van het afwikkelingsbesluit. Structureel houdt een systeem dat niet uitstijgt boven een mandaat van de nationale autoriteiten om de kosten voor hun eigen lidstaat zo beperkt mogelijk te houden, niet ten volle rekening met grensoverschrijdende externaliteiten. Vanaf het uitbreken van de crisis hebben de lidstaten ingezet op een lastenverdelingsmechanisme dat de totale welvaartsverliezen in dergelijke situaties zoveel mogelijk beperkt[8]. Een essentiële voorwaarde voor een goede werking van een lastenverdelingsovereenkomst is dat de afdwingbaarheid van de lastenoverdrachten gewaarborgd is. Een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme is daarvoor beter geschikt dan een netwerk. Het zal ook waarborgen dat het beleid voor een optimale afwikkeling waarbij vooraf een lastenverdelingsregeling kan worden overeengekomen waarin de afwikkelingskosten op basis van billijke en evenwichtige criteria worden verdeeld, extern kan worden afgedwongen.

3.           JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

3.1.        Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 114 VWEU. Dit artikel maakt de vaststelling mogelijk van maatregelen inzake de onderlinge aanpassing van de voorschriften van de lidstaten welke op de totstandbrenging en de werking van de interne markt betrekking hebben.

Het voorstel is bedoeld om de integriteit van de interne markt intact te houden en de werking ervan te verbeteren. Met een eenvormige toepassing van een gemeenschappelijke reeks afwikkelingsvoorschriften in combinatie met de toegang tot een gemeenschappelijk Europees afwikkelingsfonds via een centrale autoriteit kan de uniale bankenmarkt weer ordelijk functioneren, worden belemmeringen voor de uitoefening van fundamentele vrijheden weggenomen en wordt een significante verstoring van de mededinging vermeden in ten minste de lidstaten die het toezicht op kredietinstellingen op Europees niveau delen.

Hoewel Richtlijn [ ] een vergaande harmonisatie brengt, biedt zij de lidstaten nog een bepaalde manoeuvreerruimte waardoor het niet uitgesloten is dat de interne markt tot op zekere hoogte versnipperd blijft. Het GAM voorziet daarentegen in een geïntegreerde besluitvormingsstructuur waarin de afwikkeling in het kader van het GAM op een lijn komt te liggen met het GTM zodat het concurrentienadeel wordt weggenomen dat banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, hebben ten opzichte van banken in de niet-deelnemende lidstaten vanwege het ontbreken van een gecentraliseerd systeem voor de aanpak van faillerende banken. Om ervoor te zorgen dat alle deelnemende lidstaten volledig vertrouwen hebben in de kwaliteit van en onpartijdigheid in het bankafwikkelingsproces, met name wat de lokale economische implicaties betreft, worden afwikkelingsbesluiten centraal opgesteld en gemonitord door een gemeenschappelijke afwikkelingsraad, zodat een samenhangende en eenvormige aanpak gewaarborgd is. Het afwikkelingsproces wordt ingeleid door de Commissie. De Commissie besluit ook over het kader van de afwikkelingsinstrumenten die met betrekking tot de betrokken entiteit moeten worden toegepast, en over een beroep op het Fonds om de afwikkelingsmaatregelen te ondersteunen.

Voorts wordt met de voorgestelde verordening een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds opgericht om het afwikkelingsproces te ondersteunen en de doeltreffendheid ervan te versterken. De voorgestelde verordening is in alle lidstaten rechtstreeks afdwingbaar, maar is van toepassing op alle entiteiten die onder het GTM vallen. Het gemeenschappelijke rulebook van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen[9], Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen[10], en van Richtlijn [ ] is van toepassing op de deelnemende lidstaten en in de gehele interne markt.

Artikel 114 VWEU is daarom de juiste rechtsgrondslag.

3.2.        Subsidiariteit

Krachtens het in artikel 5, lid 3, VEU vastgelegde subsidiariteitsbeginsel mag de Unie op de gebieden die niet onder haar exclusieve verantwoordelijkheid vallen, slechts optreden indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt.

Alleen actie op Europees niveau kan ervoor zorgen dat faillerende banken met minimale overloopeffecten en op een consistente wijze worden afgewikkeld op basis van een gemeenschappelijke reeks voorschriften. Het GAM zal tevens aanzienlijke schaalvoordelen met zich brengen en de negatieve externe effecten vermijden die met louter nationale besluiten en fondsen gepaard kunnen gaan. Door substantiële verschillen tussen afwikkelingsbesluiten die op nationaal niveau worden genomen en aan lokale specificiteiten en financieringsbeperkingen onderworpen zijn, kunnen de stabiliteit en integriteit van de interne markt worden ondermijnd.

Terwijl het GTM een gelijk speelveld in het toezicht op banken waarborgt en de kans op toegeeflijkheid beperkt, zorgt het GAM ervoor dat er bij een faillerende bank een herstructurering tegen zo min mogelijk kosten kan plaatsvinden, de crediteuren billijk en gelijk worden behandeld en financiering snel en zo productief mogelijk in de interne markt kan worden ingezet.

Daarom verdient het aanbeveling dat de Unie de nodige wetgevingsactie voorstelt om dergelijke afwikkelingsregelingen in te voeren voor banken die onder het GTM vallen. Een verordening is het meest geschikte rechtsinstrument om discrepanties in de nationale omzetting te vermijden en voor een gezamenlijk institutioneel mechanisme en een gelijk speelveld voor alle banken in de deelnemende lidstaten te zorgen.

3.3.        Evenredigheidsbeginsel

Krachtens het evenredigheidsbeginsel mogen de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken.

In de bankenunie moeten het toezicht op en de afwikkeling van banken op hetzelfde autoriteitsniveau worden uitgeoefend. Anders kunnen er tussen de Europese toezichthouder en de nationale afwikkelingsautoriteiten spanningen ontstaan over de aanpak van noodlijdende banken en over de financiering van de kosten die daarmee gemoeid zijn. Door zulke spanningen kan de doeltreffendheid van zowel het toezicht als de afwikkeling worden ondermijnd en kan de concurrentie tussen de lidstaten worden verstoord.

Met de recente crisis is gebleken dat snelle, resolute en met financieringsregelingen op Europees niveau ondersteunde actie nodig is om te vermijden dat een nationale bankafwikkeling een onevenredige weerslag heeft op de reële economie, teneinde onzekerheid de kop in te drukken en bankruns en besmettingen binnen de interne markt te voorkomen. Het GAM zorgt ervoor dat dezelfde regels op dezelfde wijze worden toegepast op alle faillerende banken in de deelnemende lidstaten. Met voldoende reservefinanciering kunnen problemen bij een individuele bank minder snel uitmonden in een verlies aan vertrouwen in het gehele bancaire stelsel van de lidstaat in kwestie of van andere lidstaten waar de markten soortgelijke risico's bespeuren.

Door de extra rechtszekerheid, de in de context van de bankenunie naar behoren op elkaar afgestemde prikkels en de economische baten van centrale en eenvormige afwikkelingsmaatregelen voldoet het voorstel aan het evenredigheidsbeginsel en gaat het niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken.

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en strookt met de beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, en moet overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast.

4.           NADERE UITLEG VAN HET VOORSTEL

4.1.        Gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme

4.1.1.     Principes, opzet en toepassingsgebied

Het GAM moet leiden tot besluitvormingsstructuren die in juridisch opzicht solide en in crisistijden doeltreffend zijn. De besluitvorming moet voor Europese besluiten zorgen, waarbij de lidstaten betrokken zijn vanwege het belang van de afwikkeling van een bank voor de nationale economieën.

Het GAM past het gemeenschappelijke rulebook inzake de afwikkeling van banken toe, zoals neergelegd in de richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken met betrekking tot noodlijdende banken uit de lidstaten die aan dit mechanisme deelnemen. Het GAM bestaat uit eenvormige regels en procedures die door de gemeenschappelijke afwikkelingsraad ("afwikkelingsraad") samen met de Commissie en de afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten moeten worden toegepast.

De Europese Commissie zal alleen aan het GAM deelnemen voor zover dit nodig is voor de uitvoering van specifieke taken waarin deze verordening voorziet en voor het staatssteunonderzoek in het kader van het Verdrag of voor de overeenkomstige toepassing van de criteria die voor de toepassing van artikel 107 VWEU zijn vastgesteld.

Op grond van de kenmerken van het afwikkelingsproces volgt het GAM echter niet de gedifferentieerde GTZ-aanpak voor de verschillende soorten banken. Het dagelijks toezicht wordt doorlopend uitgeoefend, terwijl banken waarschijnlijk slechts in een beperkt aantal gevallen en alleen op een bepaald moment failleren en in afwikkeling zijn. Voorts strookt een breed toepassingsgebied van het GAM volledig met de logica dat de ECB het toezicht op een bank in geval van problemen rechtstreeks op zich kan nemen, ook met het oog op de mogelijke afwikkeling ervan. Tot slot is met de crisis gebleken dat niet alleen voor de grote internationale banken een afwikkelingskader op Europees niveau nodig is. Wanneer er uiteenlopende afwikkelingsautoriteiten bestaan naargelang van de omvang van een bank, lopen ook de financierings- en achtervangmechanismen onderling uiteen. Dit kan weer tot gevolg hebben dat de koppeling tussen banken en overheden een structureel karakter krijgt en de mededinging wordt verstoord.

4.1.2.     Aan GAM-maatregelen ten grondslag liggende principes

Om een objectief en billijk afwikkelingsproces te waarborgen, mogen de Commissie, de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten banken en de deposanten, crediteuren en aandeelhouders van deze banken niet ongelijk behandelen op grond van hun nationaliteit of hoofdkantoor. De afwikkeling van grensoverschrijdende groepen berust op een aantal principes dat een gelijke behandeling van de verschillende entiteiten van de groep waarborgt, dat een correcte afweging van de belangen van de bij de afwikkeling betrokken lidstaten mogelijk maakt en dat voorkomt dat de door de crediteuren te dragen kosten hoger oplopen dan in een normale insolventieprocedure. Wanneer slechts delen van een groep in afwikkeling zijn, mag het afwikkelingsproces volgens het voorstel geen nadelige gevolgen hebben voor de entiteiten van de groep die niet in afwikkeling zijn. In principe worden de kosten van een afwikkeling door inbreng van de particuliere sector en door het bankwezen zelf gedragen. Daarom zorgt het voorstel ervoor dat de Commissie, de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten tot een vorm van afwikkelingsfinanciering besluiten waarin zo min mogelijk een beroep wordt gedaan op overheidssteun.

4.1.3.     Interactie met de staatssteuncontrole van de Commissie

Binnen het GAM blijft de Commissie in alle gevallen staatssteuncontroles verrichten. Dit betekent dat zodra de ECB de Commissie en de afwikkelingsraad ervan op de hoogte brengt dat een bank of een groep (waarschijnlijk) failleert, er parallel aan de afwikkelingsprocedure een staatssteunprocedure dient te lopen, voor zover van toepassing, waarbij de betrokken lidstaat of lidstaten de voorgenomen maatregelen overeenkomstig artikel 108 VWEU aan de Commissie moeten melden. Daartoe is het nodig dat de afwikkelingsraad en de Commissie ter afronding van de staatssteunprocedure doorlopend samenwerken en informatie uitwisselen. Voorts kan het Commissie een besluit om een bank in afwikkeling te plaatsen pas nemen nadat zij het besluit in het kader van de staatssteunregels heeft genomen. Wanneer er bij een beroep op het Fonds geen sprake is van staatssteun, moeten de voor de toepassing van artikel 107 VWEU vastgestelde criteria daarop mutatis mutandis worden toegepast. Pas dan mag het besluit worden genomen om een bank in afwikkeling te plaatsen. Aldus wordt de integriteit van de interne markt voor de deelnemende en de niet-deelnemende lidstaten in stand gehouden.

4.1.4.     Taken en besluitvormingsstructuur

Het GAM omvat alle essentiële afwikkelingstaken die voor de afwikkeling van faillerende banken onontbeerlijk zijn. Deze taken bestaan onder meer uit de verlening van toestemming om vereenvoudigde verplichtingen met betrekking tot de op te stellen afwikkelingsplannen toe te passen, de opstelling van afwikkelingsplannen, de evaluatie van afwikkelingsplannen, de beoordeling van de afwikkelbaarheid van een bank, het nemen van een besluit om een bank in afwikkeling te plaatsen, de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden met betrekking tot een instelling in afwikkeling, en de uitvoering van afwikkelingsregelingen. Voorts worden in het kader van het GAM besluiten genomen over het gebruik van afwikkelingsfinanciering.

Het GAM is zo samengesteld dat de besluitvormingsstructuren juridisch solide en doeltreffend zijn, ook in tijden van crisis. Ze moeten ervoor zorgen dat de besluiten Europees zijn en dat de lidstaten gezien het belang van de afwikkeling van een bank voor de nationale economieën daarbij worden betrokken.

De besluitvormingsstructuur van het GAM bestaat uit een afwikkelingsraad, de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten, en de Europese Commissie. De GAM-taken zijn verdeeld over de gemeenschappelijke afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten.

Ter waarborging van de doeltreffendheid en verantwoordingsplicht van het GAM en ter naleving van de juridische vereisten krijgt de Europese Commissie als EU-instelling de bevoegdheid om op basis van een aanbeveling van de afwikkelingsraad of op eigen initiatief de afwikkeling van een bank in te leiden. Als de Commissie een afwikkelingsprocedure inleidt, besluit zij ook over het kader van de afwikkelingsinstrumenten die in elk afzonderlijk geval moeten worden toegepast, en over het gebruik van het Fonds. De gemeenschappelijke afwikkelingsraad neemt alle overige besluiten in het kader van de GAM-verordening en richt deze besluiten tot de nationale afwikkelingsautoriteiten, die ze vervolgens overeenkomstig de GAM-verordening en Richtlijn [ ] op nationaal niveau ten uitvoer leggen. De afwikkelingsraad volgt de wijze waarop de nationale afwikkelingsautoriteiten zijn besluiten ten uitvoer leggen. Mocht een nationale afwikkelingsautoriteit zich niet aan zijn besluit houden, dan kan hij de besluiten rechtstreeks tot een bank richten.

4.1.5.     Besluitvormingsproces

Krachtens het rulebook van Richtlijn [ ] wordt een bank in afwikkeling geplaatst wanneer zij failleert of waarschijnlijk failleert, dit failleren niet meer via een particulieresectorregeling kan worden afgewend en de afwikkeling in het algemeen belang is omdat het om een systeembank gaat en het failleren ervan dus schadelijk zou zijn voor de financiële stabiliteit. Een afwikkeling is erop gericht de continuïteit van de kritieke functies van de bank te waarborgen, de financiële stabiliteit te beschermen, de kosten ervan zo min mogelijk op de belastingbetaler af te wentelen en de deposanten te beschermen.

Tot afwikkeling wordt overgegaan na een procedure die ervoor moet zorgen dat ten aanzien van een faillerende bank een verantwoord en onpartijdig besluit wordt genomen:

– de ECB stelt als toezichthouder de Commissie, de afwikkelingsraad en de betrokken nationale autoriteiten en ministeries in kennis van het failleren van een bank;

– de afwikkelingsraad gaat na of er sprake is van een systeemrisico en of alle mogelijkheden om via de particuliere sector tot een oplossing te komen, zijn uitgeput;

– zo ja, dan beveelt de afwikkelingsraad de Commissie aan om een afwikkeling in te leiden;

– de Commissie besluit tot inleiding van de afwikkeling en maakt aan de afwikkelingsraad kenbaar binnen welk kader hij de afwikkelingsinstrumenten mag toepassen en op het Fonds een beroep mag doen om de afwikkelingsmaatregel te ondersteunen. De afwikkelingsraad stelt bij een besluit dat tot de nationale afwikkelingsautoriteiten is gericht, een afwikkelingsregeling vast waarin de afwikkelingsinstrumenten en ‑maatregelen en de financieringsmaatregelen worden vastgelegd en de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten wordt opgedragen de afwikkelingsmaatregelen ten uitvoer te leggen;

– de nationale afwikkelingsautoriteiten leggen de afwikkelingsmaatregelen waartoe de afwikkelingsraad heeft besloten, ten uitvoer overeenkomstig het nationale recht. Indien de nationale afwikkelingsautoriteiten zich niet houden aan de besluiten van de afwikkelingsraad, dan mag de afwikkelingsraad in de plaats treden van de nationale afwikkelingsautoriteiten en bepaalde besluiten ter uitvoering van de afwikkelingsmaatregelen rechtstreeks tot de banken richten.

4.1.6.     Verantwoordingsplicht en begroting

Elke afzonderlijke component van het GAM is onafhankelijk in de uitvoering van zijn taken en is onderworpen aan strenge eisen op het gebied van de verantwoordingsplicht die ervoor moeten zorgen dat de desbetreffende component op een correcte en onpartijdige wijze gebruikmaakt van zijn bevoegdheden, zulks binnen de grenzen van deze verordening en Richtlijn [ ]. De afwikkelingsraad is derhalve verantwoording schuldig aan het Europees Parlement en de Raad voor de besluiten die op basis van dit voorstel worden genomen. De nationale parlementen van de deelnemende lidstaten worden eveneens geïnformeerd over de werkzaamheden van de afwikkelingsraad. De afwikkelingsraad moet reageren op eventuele op- en aanmerkingen en vragen van een nationaal parlement van een deelnemende lidstaat. De GAM-begroting, die ook het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds omvat, maakt geen deel uit van de Uniebegroting. Uitgaven in verband met de GAM-taken, het beheer en het gebruik van het Fonds worden bekostigd uit bijdragen van de banksector.

4.1.7.     Relatie met niet-deelnemende lidstaten

In het kader van Richtlijn [ ] worden onder de nationale afwikkelingsautoriteiten afwikkelingscolleges voor de omgang met bankgroepen opgericht om een passende en evenwichtige betrokkenheid van de afwikkelingsautoriteiten van alle lidstaten waarin de bank actief is, te waarborgen. De EBA treedt bemiddelend op wanneer de nationale afwikkelingsautoriteiten van herkomst en van ontvangst het onderling niet eens zijn over de opstelling van afwikkelingsplannen of over de afwikkeling zelf. Binnen de GAM-context treedt het GAM ten aanzien van de entiteiten en groepen die alleen in de aan het GTM deelnemende lidstaten zijn gevestigd, in de plaats van de afwikkelingscolleges waarin Richtlijn [ ] voorziet. In plaats daarvan worden vertegenwoordigers van de nationale afwikkelingsautoriteiten in de afwikkelingsraad betrokken.

Voor banken die gevestigd zijn in niet-deelnemende lidstaten als bedoeld in de GTM-verordening, blijft Richtlijn [ ] onverkort van toepassing. Evenzo valt de interactie tussen het GAM en de nationale afwikkelingsautoriteiten in de niet-deelnemende lidstaten volledig onder Richtlijn [ ]. De bepalingen inzake de interactie tussen de verschillende afwikkelingsfondsen (wederzijdse waarborging en de onderlinge verstrekking van leningen op vrijwillige basis) gelden ook onverkort tussen het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en de nationale afwikkelingsfondsen van de niet-deelnemende lidstaten. In het voorstel is ook duidelijkheidshalve vastgelegd dat de bij Richtlijn [ ] en de EBA-verordening vastgestelde rol van de EBA, met inbegrip van haar bemiddelingsbevoegdheden, onverkort van toepassing is op de afwikkelingsraad.

Voorts wordt in het voorstel op drie manieren rekening gehouden met de situatie van banken die gevestigd zijn in lidstaten die niet aan het GAM deelnemen.

Ten eerste mag geen van de GAM-componenten kredietinstellingen, deposanten, beleggers en andere crediteuren ongelijk behandelen op grond van hun nationaliteit of hoofdkantoor.

Ten tweede vervangt de afwikkelingsraad in gevallen waarin een groep uit kredietinstellingen bestaat die in een deelnemende lidstaat en in een niet-deelnemende lidstaat zijn gevestigd, de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten in de afwikkelingscolleges waarin Richtlijn [ ] voorziet.

Ten derde hebben de niet-deelnemende lidstaten te allen tijde de mogelijkheid om alsnog tot het GTM toe te treden zodat de banken die op hun grondgebied zijn gevestigd, ook aan het GAM zijn onderworpen.

4.1.8.     Relatie met Richtlijn [ ] van het Europees Parlement en de Raad van [ ] betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen

In het GAM is het rulebook van Richtlijn [ ] betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen van toepassing op de deelnemende lidstaten zoals het van toepassing is op de gehele interne markt. Daarop mag alleen een uitzondering worden gemaakt wanneer de procedures en bepalingen van deze verordening in de plaats treden van de desbetreffende bepalingen van Richtlijn [ ] (bijvoorbeeld de bepalingen inzake de grensoverschrijdende colleges, waarvoor de besluitvorming binnen het GAM in de plaats treedt).

Het GAM-voorstel bevat een aantal bepalingen dat parallel aan Richtlijn [ ] loopt, aangezien de afwikkelingsraad en de Commissie hun maatregelen op rechtstreeks toepasselijk Unierecht moeten baseren. Andere voorschriften van dit voorstel bevatten specifieke kruisverwijzingen naar het voorstel van de Commissie voor Richtlijn [ ]. Een aantal van deze bepalingen is gewijzigd bij het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement van mei en bij de algemene oriëntatie van de Raad van 26 juni. De GAM-verordening moet uiteindelijk volledig verenigbaar zijn met het akkoord over Richtlijn [ ] dat tussen het Europees Parlement en de Raad gesloten wordt. Het voorliggende voorstel gaat uit van de algemene oriëntatie van de Raad als het laatst beschikbare document. Daar de onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de Raad nog lopen en de richtlijn nog niet definitief vaststaat, is het de bedoeling van de Commissie om deze inhoudelijke bepalingen te vervangen door het eindresultaat van de onderhandelingen tussen de medewetgevers over Richtlijn [ ].

Voor bepaalde aspecten die al onder Richtlijn [ ] vallen, is een verdere onderlinge afstemming onontbeerlijk voor de goede werking van een GAM met een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds. Ten eerste is met het oog op de afwikkeling een volledige harmonisatie van vorderingen op basis van het beginsel van een preferentiële behandeling van deposanten wenselijk. Met artikel 15 wordt voorgesteld om de hiërarchie van vorderingen bij de afwikkeling te harmoniseren op basis van een preferentiële behandeling van deposanten. De Commissie acht een dergelijke harmonisatie nodig voor alle entiteiten die aan Richtlijn [ ] onderworpen zijn, teneinde een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen. Voorts moet de flexibiliteit voor het gebruik van het instrument van de inbreng van de particuliere sector binnen een GAM aan strikte regels en dezelfde voorwaarden voor alle banken worden gebonden. Daarom bevat artikel 24 van het voorstel aanvullende strikte regels op basis van de algemene oriëntatie van de Raad van 26 juni 2013 en wordt daarin het gebruik van afwijkingen waarin Richtlijn [ ] voorziet (met name voor de berekening van de drempel voor de inbreng van de particuliere sector) uitgesloten.

4.2.        Afwikkelingsraad

4.2.1.     Governance

Om de doeltreffendheid en verantwoordingsplicht met betrekking tot het besluitvormingsproces omtrent een afwikkeling te waarborgen, voorzien de structuur en de werkwijze van de afwikkelingsraad in een passende deelname van alle rechtstreeks betrokken lidstaten. De afwikkelingsraad bestaat uit een uitvoerend directeur, een plaatsvervangend uitvoerend directeur, de door de Commissie en de ECB benoemde vertegenwoordigers en de door elke deelnemende lidstaat benoemde leden als vertegenwoordiger van de nationale afwikkelingsautoriteiten. De afwikkelingsraad, die wordt voorgezeten door de uitvoerend directeur, komt in het kader van zijn werkzaamheden in twee formaties bijeen: in een plenaire en een bestuursvergadering. Waarnemers kunnen worden uitgenodigd om de bijeenkomsten van de afwikkelingsraad bij te wonen.

In de plenaire vergadering neemt de afwikkelingsraad alle besluiten van algemene aard. In de bestuursvergadering neemt de afwikkelingsraad besluiten die betrekking hebben op individuele entiteiten of bankgroepen. Dergelijke besluiten variëren van afwikkelingsplanning en vroegtijdige interventie tot besluiten over afwikkelingsregelingen, waaronder het beroep op het Fonds voor de financiering van het afwikkelingsproces, en het geven van instructies aan de nationale afwikkelingsautoriteiten omtrent de tenuitvoerlegging van de afwikkelingsbesluiten.

In de bestuursvergadering bestaat de afwikkelingsraad uit de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend directeur en de door de Commissie en de ECB benoemde vertegenwoordigers.

Afhankelijk van de in het specifieke geval af te wikkelen banken of groepen roept de afwikkelingsraad voor zijn bestuursvergadering naast de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend directeur en de door de Commissie en de ECB benoemde vertegenwoordigers ook de door de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten benoemde leden bijeen. Bij de afwikkeling van grensoverschrijdende bankgroepen nemen dus zowel de leden die benoemd zijn door de lidstaat van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau, als de leden die benoemd zijn door de lidstaten waarin de dochterondernemingen of entiteiten zijn gevestigd die onder het geconsolideerd toezicht vallen, aan de bijeenkomsten en het besluitvormingsproces deel. In de stemvoorschriften wordt rekening gehouden met de noodzaak om het belang van alle lidstaten waarop een afwikkelingsbesluit betrekking heeft, in aanmerking te nemen. Geen van de deelnemers aan de beraadslagingen heeft een vetorecht.

Gelet op de soevereiniteit van de lidstaten op het gebied van de nationale begroting is in het voorstel uitdrukkelijk bepaald dat het GAM de lidstaten niet mag verplichten om een entiteit in afwikkeling buitengewone overheidssteun te verlenen. Om ten volle rekening te houden met de eventuele budgettaire implicaties voor de lidstaten, mogen de door de nationale afwikkelingsautoriteiten benoemde leden voorts in de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad eenmaal vragen om één verdere beraadslaging over dergelijke potentiële implicaties.

4.2.2.     Bevoegdheden

De afwikkelingsraad centraliseert de informatie van de ECB en de nationale afwikkelingsautoriteiten over de financiële soliditeit van de onder hun jurisdictie vallende banken. De omstandigheden die kunnen leiden tot de noodzaak om een bank in afwikkeling te plaatsen en grensoverschrijdende overloopeffecten te vermijden, kunnen op deze wijze beter worden beoordeeld dan middels een netwerk van nationale autoriteiten die binnen een nationaal mandaat opereren. Het voorstel bouwt voort op het kader van Richtlijn [ ] en verleent de afwikkelingsraad de bevoegdheid om bij een verslechtering van de financiële situatie van een bank terstond in te grijpen.

De afwikkelingsraad krijgt bevoegdheden om te bepalen wanneer de Commissie moet worden aanbevolen om een bank of een groep in afwikkeling te plaatsen. Nadat de Commissie heeft besloten dat aan de voorwaarden is voldaan, en de bank in afwikkeling heeft geplaatst, neemt de afwikkelingsraad binnen het door de Commissie vastgestelde kader besluiten over de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en over de toewijzing van middelen uit het Fonds. Op basis van deze bevoegdheden kan de afwikkelingsraad de afwikkelingsinstrumenten, ‑regels en ‑procedures op eenvormige wijze selecteren en toepassen. Daardoor worden in het geval van grensoverschrijdend opererende banken de huidige verschillen in de regelgeving en aanpak tussen de diverse lidstaten geëlimineerd, zodat de werking van de uniale bankenmarkten daardoor niet nadelig kan worden beïnvloed.

Dankzij deze rechtstreekse verantwoordelijkheid voor de afwikkelingsraad zijn een gelijke behandeling van de banken in de verschillende deelnemende lidstaten, alsmede de voorspelbaarheid van en het vertrouwen in de uitvoering van het gemeenschappelijke rulebook voor de afwikkeling van banken gewaarborgd. Aldus neemt de rechtszekerheid toe en blijft de waarde van de financiële activa beter behouden doordat onnodige verstoringen in de geldstroom worden vermeden. Ook is gewaarborgd dat de activa van de faillerende instelling op de meest productieve wijze worden gebruikt om de verliezen voor de crediteuren in de diverse deelnemende lidstaten zoveel mogelijk te beperken, en dus niet op basis van de belangen van individuele lidstaten.

De afwikkelingsraad zorgt ervoor dat de nationale afwikkelingsautoriteiten de afwikkelingsbesluiten getrouw en overeenkomstig het nationale recht ten uitvoer leggen. Daartoe krijgt hij de bevoegdheid om toezicht uit te oefenen op en een beoordeling te verrichten van de uitvoering ervan door de nationale afwikkelingsautoriteiten doordat zo nodig bij de banken rechtstreeks informatie kan worden opgevraagd en onderzoeken en inspecties ter plaatse kunnen worden verricht. Wanneer een nationale afwikkelingsautoriteit een afwikkelingsbesluit niet volgens de overeengekomen afwikkelingsregeling ten uitvoer legt, mag de afwikkelingsraad bepaalde besluiten rechtstreeks tot de betrokken bank richten waarin zij wordt verplicht de nodige actie ter uitvoering van het afwikkelingsbesluit te ondernemen.

4.2.3.     Europese en internationale samenwerking

Voor de uitvoering van zijn taken werkt de afwikkelingsraad samen met de ECB en de andere autoriteiten die binnen het GTM toezicht op de kredietinstellingen mogen uitoefenen, en met de overige autoriteiten die deel uitmaken van het Europees systeem voor financieel toezicht. De afwikkelingsraad werkt ook nauw samen met de nationale afwikkelingsautoriteiten, aangezien deze een essentiële rol spelen bij de opstelling en uitvoering van de afwikkelingsmaatregelen.

Aangezien tal van kredietinstellingen niet alleen in de Unie, maar ook daarbuiten werkzaam zijn, krijgt de afwikkelingsraad de exclusieve bevoegdheid om namens de nationale autoriteiten van de deelnemende lidstaten niet-bindende samenwerkingsovereenkomsten met de autoriteiten van derde landen te sluiten.

4.3.        Gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds

4.3.1.     Principes, instelling en taken

Aan de maatregelen van de afwikkelingsraad ligt het principe ten grondslag dat verliezen, kosten en andere uitgaven die met het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten verband houden, in de eerste plaats door de aandeelhouders en crediteuren van de instelling in afwikkeling moeten worden gedragen en uiteindelijk, indien nodig, door de financiële sector. Ook al moeten de kosten van de herstructurering van een instelling op hun interne middelen worden verhaald, toch blijft er een mechanisme nodig dat de instelling (hetzij in haar oorspronkelijke vorm, hetzij via een brugbank hetzij via een vehikel voor activabeheer) in staat stelt haar werkzaamheden voort te zetten. Daarom is het van belang om een bankenafwikkelingsfonds op te richten dat de doeltreffendheid van de afwikkelingsmaatregelen waarborgt en bijvoorbeeld aan een instelling in afwikkeling kortetermijnfinanciering verleent of aan potentiële kopers van een instelling in afwikkeling garanties biedt.

Het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds heeft primair tot doel voor financiële stabiliteit te zorgen en niet om verliezen op te vangen of aan een instelling in afwikkeling kapitaal te verstrekken. Het Fonds mag niet worden beschouwd als een reddingsfonds. Er kunnen zich evenwel uitzonderlijke omstandigheden voordoen waaronder de interne middelen voldoende zijn uitgeput (ten minste 8 % van de verplichtingen en het eigen vermogen van de instelling in afwikkeling) en vervolgens het primaire doel niet meer kan worden gerealiseerd als het Fonds die verliezen niet mag opvangen of geen kapitaal mag verstrekken. Alleen onder deze omstandigheden mag het Fonds optreden als achtervang voor de particuliere middelen.

De vorming van het gemeenschappelijke afwikkelingsfonds is hoofdzakelijk gerechtvaardigd door het feit dat op geïntegreerde financiële markten eventuele financiële steun voor de afwikkeling van een bank de financiële stabiliteit en de soliditeit van andere banken niet alleen in de betrokken lidstaat, maar ook in de andere lidstaten vergroot. Aangezien de banken in alle deelnemende lidstaten indirect profiteren van dergelijke steun, is het niet billijk dat banken uit een enkele lidstaat de steun financieren via een door hen te betalen bijdrage.

Doordat het Fonds middelen van alle eurozonebanken kan bundelen, ontstaat er een doeltreffendere buffer om een bankencrisis op te vangen waarin de verliezen asymmetrisch geconcentreerd zijn in een paar lidstaten, en dient het in dit opzicht als een eurozonebreed verzekeringsmechanisme. Met de recente crisis is gebleken dat de verliezen zich op gedifferentieerde wijze in de lidstaten hebben voorgedaan.

Aangezien de verliezen als gevolg van toekomstige schokken in het bankwezen zich op een specifiek moment in een aantal lidstaten zullen voordoen, is een gemeenschappelijk Europees particulier achtervangmechanisme in vergelijking met afzonderlijke nationale vangnetten een doeltreffender instrument om dergelijke schokken op te vangen, en wel met vooraf en in extreme gevallen achteraf te betalen bijdragen uit het gehele bankwezen in de eurozone. Door op Europees niveau middelen te bundelen, krijgt het Fonds dus een grotere "vuurkracht" en wordt het bankwezen veerkrachtiger. Tegelijk zal met een gelijke spreiding van de buitengewone, achteraf te betalen bijdragen over de banken in alle deelnemende lidstaten elke bank minder hoeven bij te dragen, waardoor het procyclische effect van dergelijke bijdragen wordt beperkt.

Voorts kan een mechanisme waarin de verliesabsorptie over de nationale grenzen reikt, de vicieuze cirkel doorbreken die voortvloeit uit de nauwe relatie tussen enerzijds een bankcrisis in een bepaalde lidstaat en anderzijds de begrotingssituatie van de overheid. Aldus zou de last die sommige lidstaten thans moeten dragen, minder zwaar zijn geweest als er al vanaf het begin van de financiële crisis al een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds had bestaan.

Verder zal een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds dat middelen van de banksector in de alle deelnemende lidstaten kan bundelen, op een bredere bijdragegrondslag berusten en daarmee een sterker imago krijgen, zodat de afwikkelingsraad zo nodig meer op de markt kan lenen tegen lagere kosten. Door de ruimere mogelijkheden om extern financiering op de markt aan te trekken, zal het Fonds minder genoodzaakt zijn om in extreme verliessituaties een beroep te doen op de overheidsfinanciën. Daardoor worden banken en overheden nog verder van elkaar losgekoppeld en wordt de belastingbetaler nog sterker beschermd tegen de kosten van een afwikkeling.

Tot slot is een gemeenschappelijk fonds ook nodig voor een passende onderlinge afstemming van prikkels over de instellingen van de bankenunie. Met name in het geval van grensoverschrijdende bankgroepen geldt dat indien de middelen ter dekking van de kosten van een afwikkeling bovenop die welke al door de aandeelhouders en crediteuren worden gedragen, door nationale fondsen zouden moeten worden verschaft, niet alleen de doeltreffendheid van het GAM, maar ook die van het GTM wordt ondermijnd.

De afwikkelingsraad moet in het kader van een GAM snel en doeltreffend toegang hebben tot een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds. Het Fonds vormt een particuliere externe laag die middellange- en langetermijnfinanciering kan verstrekken zodat bij de afwikkeling van een bank geen of zo min mogelijk gebruik hoeft te worden gemaakt van overheidsgeld. Bovendien wordt het afwikkelingsproces doeltreffender doordat coördinatieproblemen bij de inzet van nationale fondsen, die met name bij grensoverschrijdende groepen kunnen optreden, worden voorkomen.

4.3.2.     Financiering van het Fonds

Om voor voldoende financiering te zorgen, de procyclische effecten van omslagsystemen te vermijden en de noodzaak om externe financiële steun te vragen zoveel mogelijk te beperken, moet het Fonds al meteen over de nodige middelen beschikken. De streefomvang van het Fonds in dit verband zou ten minste 1 % van de gedekte deposito's in het bankenstelsel van de deelnemende lidstaten moeten zijn. Dit is voldoende om in een toekomstige crisis een ordelijke afwikkeling te waarborgen, ervan uitgaande dat de crediteuren in het kader van de afwikkelingsoperatie ten minste 8 % van het totale bedrag aan verplichtingen en eigen vermogen van de instelling in afwikkeling inbrengen.

Op basis van gegevens van 2011 over de banken en van een geraamd bedrag aan gedekte deposito's die bij de banken in de eurozone worden aangehouden, bedraagt de streefomvang van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds 1 % of rond de 55 miljard EUR. In absolute bedragen (EUR) zal de streefomvang een dynamisch karaker behouden: als de banksector groeit, stijgt de streefomvang automatisch mee.

Het is de bedoeling dat het Fonds na een opbouwperiode van tien jaar op volle sterkte is. Deze periode kan tot veertien jaar worden verlengd indien het Fonds uitkeringen moet doen in de orde van grootte van meer dan de helft van zijn streefomvang. Als het Fonds in de initiële opbouwfase geen uitkeringen hoeft te doen, stort de banksector jaarlijks een tiende van het streefbedrag, ofwel in absolute termen rond de 5,5 miljard EUR.

Na de initiële opbouwfase van het Fonds moeten de banken extra bijdragen storten als hun contributiebasis toeneemt of als er uitkeringen uit het Fonds worden gedaan. Indien de beschikbare financiële middelen van het Fonds dalen tot onder de helft van zijn streefomvang, moeten de banken in de aan het GAM deelnemende lidstaten een jaarlijkse minimumbijdrage van ten minste een vijfde van hun gezamenlijke totale verplichtingen (exclusief toetsingsvermogen en gedekte deposito's) in het Fonds storten.

De bijdragen worden overeenkomstig de richtlijn inzake het herstel en de afwikkeling van banken individueel berekend op basis van de verplichtingen van een bank, exclusief eigen vermogen en gedekte deposito's en gecorrigeerd voor hun risicoprofiel. Dit betekent dat banken die vrijwel uitsluitend met deposito's zijn gefinancierd, in de praktijk slechts een zeer geringe bijdrage hoeven te betalen. Natuurlijk dragen deze banken wel gewoon bij in het nationale depositogarantiestelsel.

Er is voorzien in waarborgen die moeten voorkomen dat de heffing van bijdragen tot financiële instabiliteit leidt bij gezonde instellingen. Met andere woorden er kan een tijdelijke ontheffing worden verleend van de verplichting om een bijdrage achteraf te storten.

In situaties waarin de vooraf te betalen bijdragen niet toereikend zijn en de achteraf te betalen bedragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn, kan er - met name in de opbouwfase - extra reservefinanciering nodig zijn om de continuïteit van de systeemfuncties van de bank(en) gedurende het gehele herstructureringsproces te waarborgen. Het Fonds kan dan leningen of andere vormen van steun van financiële instellingen of andere derden verkrijgen indien dat nodig is voor de financiering van de afwikkeling (in dit verband kan ook worden gedacht aan publieke middelen). Deze steun wordt in principe terugbetaald door de instelling in afwikkeling zelf. Mocht dit echter niet mogelijk zijn, dan worden de verliezen krachtens de verordening in de vorm van achteraf te betalen bijdragen verhaald op alle banken die onder het mechanisme vallen. Daarmee is gewaarborgd dat het gebruik van publieke middelen op middellange termijn neutraal uitpakt voor de begroting.

Om te vermijden dat de lidstaten die bij de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening al een afwikkelingsfonds hebben nadeel ondervinden, mogen zij krachtens de verordening zelf bepalen hoe zij het al bestaande nationale afwikkelingsfonds willen gebruiken voor de nakoming van de verplichtingen van hun banken uit hoofde van deze verordening.

4.3.3.     Rol van de depositogarantiestelsels in het kader van de afwikkeling

Bij de afwikkeling van een bank blijft het depositogarantiestelsel waarbij de instelling is aangesloten tot het bedrag van de gedekte deposito's aansprakelijk voor het bedrag van de verliezen die het had moeten dragen mocht de bank volgens een normale insolventieprocedure zijn geliquideerd. Deze rol is al volledig vastgelegd in Richtlijn [ ].

Voorts doet het GAM geen afbreuk aan institutionele protectiestelsels en aan andere financiële intragroepsteunmechanismen van een aantal groepen van kredietinstellingen. Het GAM grijpt alleen in als de particuliere sector er zelf niet in slaagt om een oplossing te vinden voor een faillerende bank.

4.3.4.     Rol van het Fonds bij de afwikkeling van groepen met instellingen die niet onder het GAM vallen

Voor de afwikkeling van groepen met instellingen die onder het GAM vallen en met instellingen die daar niet onder vallen, draagt het Fonds alleen bij voor de delen van de groep die onder het GAM vallen, en wordt de rest gedekt uit de nationale niet-GAM-financieringsregelingen.

Om de afwikkelingsfinanciering in de gehele interne markt te versterken, mag het Fonds op vrijwillige basis geld lenen van of aan andere afwikkelingsfinancieringsregelingen. Daarmee kan het Fonds de kosten van belangrijke uitkeringen waarvoor het niet voldoende middelen (vooraf en achteraf betaalde bijdragen) in kas heeft, toch dragen. Dit is tevens gunstig voor de financieringsregelingen van lidstaten die buiten het GAM blijven.

4.3.5.     Vervanging van nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen

Aangezien het Fonds in de plaats treedt van de nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen van de lidstaten die aan het Fonds deelnemen, kunnen de lidstaten die bij de inwerkingtreding van deze verordening al een nationale afwikkelingsfinancieringsregeling hebben opgezet, conform hun nationale recht bepalen wat zij met deze regelingen doen. De lidstaten in kwestie mogen onder meer bepalen dat deze nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen de aan het Fonds verschuldigde bijdragen namens hun banken betalen totdat de kas leeg is.

5.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De afwikkelingsraad wordt volledig gefinancierd uit bijdragen van de financiële instellingen. In de opstartfase van de afwikkelingsraad kan enig beslag worden gelegd op Uniebegroting. Het bijgevoegde financieel memorandum bevat nadere informatie daarover.

2013/0253 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) Nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank[11],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[12],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Om het economisch herstel in de Unie te bevorderen, is het van essentieel belang dat de interne markt voor bankdiensten beter is geïntegreerd. Met de huidige financiële en economische crisis is echter gebleken dat de werking van de interne markt ter zake wordt bedreigd en dat er een toenemende kans op financiële versnippering bestaat. De interbancaire markten zijn minder liquide geworden en de grensoverschrijdende activiteiten van banken nemen af door de vrees voor besmetting en door een gebrek aan vertrouwen in andere nationale bankstelsels en in het vermogen van de lidstaten om de banken te steunen.

(2)       Door verschillen in nationale afwikkelingsvoorschriften tussen de diverse lidstaten en in de overeenkomstige administratieve praktijken en door het ontbreken van een gezamenlijk besluitvormingsproces op Unieniveau voor de afwikkeling van grensoverschrijdende banken worden dit gebrek aan vertrouwen en de marktinstabiliteit in de hand gewerkt omdat over de mogelijke afloop van het failleren van een bank geen zekerheid bestaat en deze afloop evenmin voorspelbaar is. Afwikkelingsbesluiten die alleen op nationaal niveau worden genomen, kunnen tot mededingingsverstoringen en uiteindelijk tot een ondermijning van de interne markt leiden.

(3)       Met name hebben de uiteenlopende praktijken van de lidstaten ten aanzien van de behandeling van crediteuren van banken in afwikkeling en ten aanzien van de bail-out van faillerende banken gevolgen voor de perceptie van het kredietrisico, de financiële soliditeit en de solvabiliteit van hun banken. Daardoor wordt het vertrouwen van het publiek in de bankensector ondermijnd en worden de uitoefening van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten op de interne markt belemmerd aangezien de financieringskosten zonder dergelijke verschillen in nationale praktijken lager zouden uitvallen.

(4)       De verschillen in nationale afwikkelingsvoorschriften tussen de diverse lidstaten en in overeenkomstige administratieve praktijken kunnen ertoe leiden dat banken en cliënten alleen om reden van hun plaats van vestiging en ongeacht hun echte kredietwaardigheid hogere leenkosten hebben. Voorts worden cliënten van banken in sommige lidstaten ongeacht hun kredietwaardigheid met hogere leentarieven geconfronteerd dan cliënten van banken in andere lidstaten.

(5)       Zolang de afwikkelingsvoorschriften en -praktijken en de benaderingen voor de lastendeling nationaal blijven en de voor de financiering van een afwikkeling benodigde financiële middelen op nationaal niveau worden aangetrokken en uitgegeven, blijft de interne markt versnipperd. Bovendien hebben nationale toezichthouders een sterke neiging om de mogelijke gevolgen van een bankencrisis voor hun nationale economie zoveel mogelijk te beperken middels de vaststelling van unilaterale maatregelen om de bedrijfsactiviteiten van banken af te schermen door bijvoorbeeld overdrachten en leningen binnen een groep aan banden te leggen of door op hun grondgebied gevestigde dochternemingen van potentieel faillerende moederondernemingen hogere liquiditeits- en kapitaalvereisten op te leggen. Daardoor worden de grensoverschrijdende activiteiten van banken ingeperkt, ontstaan belemmeringen voor de uitoefening van fundamentele vrijheden en wordt de mededinging op de interne markt verstoord.

(6)       Richtlijn [ ] van het Europees Parlement en de Raad[13] heeft tot op zekere hoogte de nationale regelgeving inzake de afwikkeling van banken geharmoniseerd en in samenwerking tussen de afwikkelingsautoriteiten bij de aanpak van het failleren van grensoverschrijdende banken voorzien. Niettemin is de harmonisatie van Richtlijn [ ] niet volledig en is het besluitvormingsproces niet gecentraliseerd. Richtlijn [ ] biedt de nationale autoriteiten van elke lidstaat hoofdzakelijk dezelfde afwikkelingsinstrumenten en ‑bevoegdheden, maar laat hen vrij in de toepassing van de instrumenten en in het gebruik van nationale financieringsregelingen ter ondersteuning van de afwikkelingsprocedures. Met de richtlijn wordt niet voorkomen dat de lidstaten ten aanzien van de afwikkeling van grensoverschrijdende groepen afzonderlijke en potentieel inconsistente besluiten nemen die een nadelige uitwerking op de totale afwikkelingskosten kunnen hebben. Omdat de richtlijn voorts in nationale financieringsregelingen voorziet, neemt de afhankelijkheid van banken van steun uit de nationale begroting niet voldoende af en wordt niet voorkomen dat de benadering ten aanzien van het gebruik van de financieringsregelingen van lidstaat tot lidstaat uiteenloopt.

(7)       Voor de voltooiing van de interne markt voor financiële diensten is het van essentieel belang om voor doeltreffende eenvormige afwikkelingsbesluiten voor faillerende banken in de Unie en voor het gebruik van op Unieniveau aangetrokken financiering te zorgen. Op de interne markt kan het failleren van een bank in één lidstaat de stabiliteit van de financiële markten in de gehele Unie aantasten. Doeltreffende en eenvormige afwikkelingsvoorschriften, alsmede gelijke voorwaarden voor de financiering van afwikkelingen in alle lidstaten zijn als middel om de mededinging in stand te houden en de werking van de interne markt te verbeteren, niet alleen van belang voor de lidstaten waarin de banken opereren, maar meer in het algemeen voor alle lidstaten. De bankstelsels op de interne markt zijn sterk met elkaar verweven, bankgroepen zijn internationaal en banken hebben een hoog percentage aan buitenlandse activa in bezit. Zonder een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zou een bankencrisis in lidstaten die aan het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (GTM) deelnemen, ook in de niet-deelnemende lidstaten sterkere negatieve systeemeffecten sorteren. Een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zal de stabiliteit van de banken in de deelnemende lidstaten vergroten en het overslaan van een crisis naar niet-deelnemende lidstaten voorkomen, zodat het de werking van de gehele interne markt zal verbeteren.

(8)       Na de instelling van het GTM bij Verordening (EU) nr. …/… van de Raad[14], waarbij de banken in de deelnemende lidstaten onder centraal toezicht van de Europese Centrale Bank (ECB) komen te staan, is er sprake van een incongruentie tussen het Unietoezicht op dergelijke banken enerzijds en de nationale behandeling van deze banken in de afwikkelingsprocedures krachtens Richtlijn [ ] anderzijds.

(9)       Terwijl de banken in de lidstaten die buiten het GTM blijven, op nationaal niveau profiteren van op elkaar afgestemde toezichts-, afwikkelings- en financiële achtervangregelingen, zijn de banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, onderworpen aan uniale toezichtsregelingen en nationale afwikkelings- en financiële achtervangregelingen. Door deze incongruentie ontstaat een concurrentienadeel voor de banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, tegenover de banken in de andere lidstaten. Omdat toezicht en afwikkeling binnen het GTM op twee verschillende niveaus plaatsvinden, zijn interventies bij en afwikkelingen van banken in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, niet zo snel, consistent en doeltreffend als bij banken in de lidstaten die niet onder het GTM vallen. Dit heeft nadelige gevolgen voor de financieringskosten voor deze banken en schept een concurrentienadeel met schadelijke effecten voor de lidstaten waarin deze banken opereren, en voor de algehele werking van de interne markt. Daarom is een gecentraliseerd afwikkelingsmechanisme voor alle banken die opereren in de lidstaten die aan het GTM deelnemen, van essentieel belang voor de waarborging van een gelijk speelveld.

(10)     De deling van de afwikkelingsverantwoordelijkheden tussen de nationale niveaus en een uniaal niveau moet worden gelijkgetrokken met de deling van de toezichtsverantwoordelijkheden tussen deze niveaus. Zolang het toezicht in een lidstaat nationaal blijft, moet deze lidstaat ook voor de financiële gevolgen van het failleren van een bank verantwoordelijk blijven. Het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme mag zich dus alleen uitstrekken tot banken en financiële instellingen die in de aan het GTM deelnemende lidstaten zijn gevestigd en die in het kader van het GTM aan het toezicht van de ECB zijn onderworpen. Banken die gevestigd zijn in de lidstaten die niet aan het GTM deelnemen, mogen niet aan het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme onderworpen zijn. Indien die lidstaten namelijk ook onder het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zouden komen te vallen, zouden voor hen de verkeerde prikkels ontstaan. Met name zouden de toezichthouders in die lidstaten dan clementer kunnen worden jegens de banken in hun rechtsgebieden omdat zij het volle financiële risico van het failleren van die banken dan niet zouden hoeven te dragen. Met het oog op het parallellisme met het GTM mag het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme dus alleen van toepassing zijn op de lidstaten die aan het GTM deelnemen. Zodra een lidstaat zich bij het GTM aansluit, moet hij ook automatisch aan het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden onderworpen. Op den duur zou het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme zich moeten uitstrekken tot de gehele interne markt.

(11)     Een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds (hierna het "Fonds" genoemd) is van essentieel belang; zonder het Fonds kan een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme niet naar behoren werken. Uiteenlopende systemen van nationale financiering zouden de toepassing van eenvormige voorschriften voor de afwikkeling van banken op de interne markt verstoren. Het Fonds moet ertoe bijdragen dat een eenvormige administratieve praktijk bij de financiering van afwikkelingen gewaarborgd is en dat wordt vermeden dat, als gevolg van uiteenlopende nationale praktijken, belemmeringen voor de uitoefening van fundamentele vrijheden ontstaan of de mededinging wordt verstoord. Het Fonds moet rechtstreeks door de banken worden gefinancierd en moet op Unieniveau worden gepoold zodat de afwikkelingmiddelen op objectieve wijze aan de lidstaten worden toegewezen en daarmee de financiële stabiliteit wordt versterkt en de koppeling tussen enerzijds de gepercipieerde begrotingssituatie van de afzonderlijke lidstaten en anderzijds de financieringskosten van banken en ondernemingen die in deze lidstaten opereren, wordt verbroken.

(12)     Derhalve is het noodzakelijk om maatregelen vast te stellen om voor alle lidstaten die aan het GTM deelnemen, een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme te creëren, teneinde een goede en stabiele werking van de interne markt te bevorderen.

(13)     Een gecentraliseerde toepassing van de bankenafwikkelingsvoorschriften van Richtlijn [ ] door een gemeenschappelijke uniale afwikkelingsautoriteit in de deelnemende lidstaten is alleen mogelijk wanneer de voorschriften voor de instelling en werking van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme in de lidstaten rechtstreeks toepasselijk zijn en daarmee uiteenlopende interpretaties in de lidstaten worden voorkomen. Dit zou voor de interne markt als geheel voordelen moeten opleveren omdat aldus aan de waarborging van een eerlijke mededinging wordt bijgedragen en belemmeringen voor de vrije uitoefening van fundamentele vrijheden niet alleen in de deelnemende lidstaten, maar op de gehele interne markt worden voorkomen.

(14)     Parallel aan het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. …/… van de Raad moet een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme alle kredietinstellingen omvatten die in de deelnemende lidstaten gevestigd zijn. Om tijdens een afwikkelingsproces asymmetrieën op de interne markt bij de behandeling van faillerende instellingen en van crediteuren te vermijden, moet het binnen het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme evenwel mogelijk zijn om een kredietinstelling van een deelnemende lidstaat rechtstreeks af te wikkelen. Wanneer moederondernemingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen onder het geconsolideerde toezicht van de ECB vallen, moeten zij ook in het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden opgenomen. Hoewel de ECB op deze instellingen geen toezicht op solobasis zal uitoefenen, zal zij de enige toezichthouder zijn die een globale indruk heeft van het risico waaraan een groep en indirect de individuele leden blootstaan. Als bepaalde entiteiten die van het geconsolideerde ECB-toezicht deel uitmaken, van het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden uitgesloten, wordt het onmogelijk om de afwikkeling van bankgroepen te plannen en een groepafwikkelingsstrategie vast te stellen, en zullen afwikkelingsbesluiten sterk aan doeltreffendheid inboeten.

(15)     Binnen het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme moeten besluiten op het passendste niveau worden genomen.

(16)     De ECB is, als toezichthouder binnen het GTZ, bij uitstek geschikt om te beoordelen of een kredietinstelling failleert of waarschijnlijk failleert en of er redelijkerwijs niet te verwachten valt dat alternatieve maatregelen van de particuliere sector of van toezichthouders het failleren ervan binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen. Na de kennisgeving van de ECB moet de afwikkelingsraad de Commissie een aanbeveling doen. Aangezien de verschillende belangen in dit verband tegen elkaar moeten worden afgewogen, moet de Commissie bepalen of een instelling al dan niet in afwikkeling wordt geplaatst, en moet zij ook besluiten over een duidelijk en gedetailleerd afwikkelingskader voor de door de afwikkelingsraad te nemen afwikkelingsmaatregelen. Binnen dit kader moet de afwikkelingsraad over een afwikkelingsregeling besluiten en de nationale afwikkelingsautoriteiten instructies over de afwikkelingsinstrumenten en de op nationaal niveau uit te oefenen afwikkelingsbevoegdheden geven.

(17)     De afwikkelingsraad moet de bevoegdheid krijgen om met name besluiten op het gebied van de afwikkelingsplanning, de beoordeling van de afwikkelbaarheid, het wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid, en de voorbereiding van afwikkelingsmaatregelen te nemen. De nationale afwikkelingsautoriteiten moeten de afwikkelingsraad in de afwikkelingsplanning en in de voorbereiding van afwikkelingsbesluiten bijstaan. Daarnaast moeten zij voor de uitvoering van de afwikkelingsbesluiten verantwoordelijk zijn aangezien in het kader van de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden nationaal recht moet worden toegepast.

(18)     Voor een goede werking van de interne markt is het van belang dat voor alle afwikkelingsmaatregelen dezelfde voorschriften gelden, ongeacht of deze door nationale afwikkelingsautoriteiten in het kader van Richtlijn [ ] of in het kader van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme worden genomen. De Commissie beoordeelt deze maatregelen in het kader van artikel 107, lid 1, VWEU. Wanneer er bij het gebruik van afwikkelingsfinancieringsregelingen geen sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU moet de Commissie die maatregelen mutatis mutandis aan artikel 107 VWEU toetsen, teneinde een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen. Indien een kennisgeving in het kader van artikel 108 VWEU niet noodzakelijk is omdat met het door de afwikkelingsraad voorgestelde beroep op het Fonds geen staatssteun in de zin van artikel 107 VWEU is gemoeid, moet de Commissie bij de boordeling van het voorgestelde beroep op het Fonds de desbetreffende staatssteunregelgeving in het kader van artikel 107 VWEU mutatis mutandis toepassen, teneinde de integriteit van de interne markt voor de deelnemende en niet-deelnemende lidstaten te waarborgen. De afwikkelingsraad mag geen besluit over een afwikkelingsregeling nemen voordat de Commissie bij overeenkomstige toepassing van de staatssteunregelgeving ervoor heeft gezorgd dat bij het beroep op het Fonds dezelfde voorschriften worden gevolgd als bij interventies middels nationale financieringsregelingen.

(19)     Om een snel en doeltreffend besluitvormingsproces bij de afwikkeling te waarborgen, moet de afwikkelingsraad een specifiek Unieagentschap met een op zijn specifieke taken toegesneden specifieke structuur zijn dat op het model van alle overige agentschappen van de Unie is geënt. De samenstelling ervan moet waarborgen dat alle betrokken belangen in de afwikkelingsprocedures naar behoren tegen elkaar worden afgewogen. De afwikkelingsraad moet in plenaire en in bestuursvergaderingen werken. In de bestuursvergadering moet hij uit een uitvoerend directeur, een plaatsvervangend uitvoerend directeur en vertegenwoordigers van de Commissie en de ECB bestaan. Gelet op de taken van de afwikkelingsraad moet de Raad de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur benoemen op voorstel van de Commissie en na het Europees Parlement te hebben gehoord. Bij beraadslagingen over de afwikkeling van een bank of groep die in één deelnemende lidstaat is gevestigd, moet de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad ook het door de betrokken lidstaat benoemde lid dat zijn nationale afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt, uitnodigen en in het besluitvormingsproces betrekken. Bij beraadslagingen over een grensoverschrijdende groep moeten de door de lidstaat van herkomst en alle lidstaten van ontvangst in kwestie benoemde leden die de desbetreffende nationale afwikkelingsautoriteiten vertegenwoordigen, ook worden uitgenodigd en in het besluitvormingsproces van de bestuursvergadering van de afwikkelingsraad worden betrokken. Om er evenwel voor te zorgen dat de autoriteit van herkomst en de autoriteiten van ontvangst de besluitvorming op evenwichtige wijze beïnvloeden, moeten de autoriteiten van ontvangst gezamenlijk over één stem beschikken. Waarnemers, zoals vertegenwoordigers van het ESM of van de Eurogroep, kunnen eveneens worden uitgenodigd voor de bijeenkomsten van de afwikkelingsraad.

(20)     Gezien de taken van de afwikkelingsraad en gezien de afwikkelingsdoelstellingen, zoals de bescherming van publieke middelen, moet de werking van de afwikkelingsraad worden gefinancierd uit bijdragen van de instellingen in de deelnemende lidstaten.

(21)     In alle aspecten van het besluitvormingsproces voor de afwikkeling moeten de Raad en, waar zulks relevant is, de Commissie in de plaats treden van de nationale afwikkelingsautoriteiten die in het kader van Richtlijn [ ] zijn aangewezen. De in het kader van Richtlijn [ ] aangewezen nationale afwikkelingsautoriteiten moeten werkzaam blijven op het gebied van de tenuitvoerlegging van de door de afwikkelingsraad vastgestelde afwikkelingsregelingen. Om de transparantie en de democratische controle te waarborgen en de rechten van de instellingen van de Unie te beschermen, is de afwikkelingsraad aan het Europees Parlement en de Raad verantwoording schuldig voor elk besluit dat op basis van dit voorstel wordt genomen. Om dezelfde redenen van transparantie en democratische controle moeten de nationale parlementen bepaalde rechten hebben om informatie over de werkzaamheden van de afwikkelingsraad te verkrijgen en met hem een dialoog aan te gaan.

(22)     Voor de gevallen waarin de nationale afwikkelingsautoriteiten op grond van Richtlijn [ ] voor de vereiste opstelling van afwikkelingsplannen vereenvoudigde verplichtingen kunnen toepassen of ontheffing kunnen verlenen, moet worden voorzien in een procedure waarbij de afwikkelingsraad toestemming voor de toepassing van dergelijke vereenvoudigde verplichtingen kan verlenen.

(23)     Met het oog op een eenvormige aanpak voor de instellingen en groepen moet de afwikkelingsraad de bevoegdheid krijgen om voor deze instellingen en groepen afwikkelingsplannen op te stellen. De afwikkelingsraad moet de afwikkelbaarheid van instellingen en groepen beoordelen en maatregelen nemen om eventuele belemmeringen voor de afwikkelbaarheid weg te nemen. Met het oog op de consistentie en op de afwikkelbaarheid van de betrokken instellingen moet de afwikkelingsraad de nationale afwikkelingsautoriteiten verplichten om dergelijke passende maatregelen om belemmeringen voor de afwikkelbaarheid weg te nemen, ten uitvoer te leggen.

(24)     Afwikkelingsplanning is een essentieel onderdeel van een doeltreffende afwikkeling. De afwikkelingsraad moet derhalve de bevoegdheid hebben om wijzigingen in de structuur en organisatie van instellingen of groepen te eisen teneinde praktische belemmeringen voor de toepassing van afwikkelingsinstrumenten weg te nemen en de afwikkelbaarheid van de betrokken entiteiten te waarborgen. Wegens de potentiële systeemrelevantie van alle instellingen is het voor het handhaven van de financiële stabiliteit van cruciaal belang dat autoriteiten over de mogelijkheid beschikken om elke instelling af te wikkelen. Om de in artikel 16 van het Handvest van de grondrechten vastgelegde vrijheid van ondernemerschap te respecteren, moet de manoeuvreerruimte van de afwikkelingsraad worden beperkt tot hetgeen noodzakelijk is om de structuur en bedrijfsactiviteiten van de instelling te vereenvoudigen met de uitsluitende bedoeling om de afwikkelbaarheid ervan te verbeteren. Elke maatregel die met dit doel wordt opgelegd, moet bovendien in overeenstemming zijn met het Unierecht. Maatregelen mogen direct noch indirect discriminerend zijn op grond van nationaliteit en moeten gerechtvaardigd zijn door de doorslaggevende reden dat zij in het algemeen belang bij financiële stabiliteit worden uitgevoerd. Om te bepalen of een maatregel in het algemeen belang is genomen, moet de in het algemeen belang handelende afwikkelingsraad de afwikkelingsdoelstellingen kunnen verwezenlijken zonder belemmeringen tegen te komen voor de toepassing van afwikkelingsinstrumenten of voor zijn vermogen om de hem verleende bevoegdheden uit te oefenen. Bovendien mag een maatregel niet verder gaan dan minimaal noodzakelijk is om de doelstellingen te bereiken.

(25)     Het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme moet voortbouwen op de kaders van Richtlijn [ ] en het GTM. De afwikkelingsraad moet derhalve de bevoegdheid krijgen om bij een verslechtering van de financiële situatie of de solvabiliteit van een instelling in een vroeg stadium in te grijpen. De informatie die de afwikkelingsraad in deze fase van de nationale afwikkelingsautoriteiten of van de ECB ontvangt, zijn van groot belang voor de bepaling van de mogelijke maatregelen die hij ter voorbereiding van de afwikkeling van de betrokken instelling neemt.

(26)     Om snel tot afwikkeling te kunnen overgaan op het moment waarop dit noodzakelijk wordt, moet de afwikkelingsraad, in samenwerking met de betrokken bevoegde autoriteit of de ECB, de toestand van de betrokken instellingen van nabij volgen en daarbij ook nagaan of deze zich houden aan de vroegtijdige-interventiemaatregelen die, in voorkomend geval, met betrekking tot hen zijn genomen.

(27)     Om een verstoring van de financiële markt en de economie zoveel mogelijk te beperken, moet het afwikkelingsproces in een kort tijdsbestek worden doorgevoerd. De Commissie moet gedurende het gehele afwikkelingsproces toegang hebben tot de informatie die zij nodig acht om in het afwikkelingsproces met kennis van zaken een besluit te kunnen nemen. Wanneer de Commissie besluit om een instelling in afwikkeling te plaatsen, moet de afwikkelingsraad onmiddellijk een afwikkelingsregeling met een nadere uitwerking van de toe te passen afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden en het gebruik van eventuele financieringsregelingen vaststellen.

(28)     Liquidatie van een faillerende instelling volgens de normale insolventieprocedure kan de financiële stabiliteit in gevaar brengen, de verlening van essentiële diensten verstoren en de bescherming van deposanten aantasten. In een dergelijk geval is het in het algemeen belang om afwikkelingsinstrumenten toe te passen. De afwikkeling moet dus tot doel hebben de continuïteit van essentiële financiële diensten te waarborgen, de stabiliteit van het financiële stelsel te handhaven, het moreel risico te verkleinen door het beroep van faillerende instellingen op openbare financiële steun zoveel mogelijk te beperken, en de deposanten te beschermen.

(29)     De liquidatie van een insolvente instelling volgens een normale insolventieprocedure moet echter altijd worden overwogen voordat kan worden besloten de instelling als going concern te handhaven. Een insolvente instelling moet omwille van de financiële stabiliteit als going concern worden gehandhaafd, voor zover mogelijk met gebruik van particuliere middelen. Dat doel kan worden verwezenlijkt door verkoop aan of fusie met een koper uit de particuliere sector, door afschrijving van de passiva van de instelling, dan wel door omzetting van de schuld in eigen vermogen om een herkapitalisatie te bewerkstelligen.

(30)     Bij het uitoefenen van afwikkelingsbevoegdheden moeten de Commissie en de afwikkelingsraad ervoor zorgen dat de aandeelhouders en crediteuren een passend aandeel van de verliezen dragen, dat het bestuur wordt vervangen, dat de kosten van de afwikkeling van de instelling zoveel mogelijk worden beperkt en dat alle crediteuren van een insolvente instelling die tot dezelfde categorie behoren op dezelfde manier worden behandeld.

(31)     De beperkingen van de rechten van aandeelhouders en crediteuren moeten in overeenstemming zijn met artikel 52 van het Handvest van de grondrechten. De afwikkelingsinstrumenten dienen daarom alleen te worden toegepast op instellingen die failleren of waarschijnlijk zullen failleren, en alleen wanneer zulks noodzakelijk is om de doelstelling van financiële stabiliteit in het algemeen belang na te streven. Afwikkelingsinstrumenten dienen met name te worden toegepast wanneer de instelling niet volgens een normale insolventieprocedure kan worden geliquideerd zonder het financiële stelsel te destabiliseren, wanneer de maatregelen noodzakelijk zijn om de snelle overdracht en continuïteit van systeemkritische functies te verzekeren, en wanneer er geen redelijk vooruitzicht is op een alternatieve oplossing vanuit de particuliere sector, zoals een zodanige kapitaalverhoging door de bestaande aandeelhouders of door een derde dat de levensvatbaarheid van de instelling volledig wordt hersteld.

(32)     Er mag niet onevenredig worden ingegrepen in de eigendomsrechten. Getroffen aandeelhouders en crediteuren mogen bijgevolg geen grotere verliezen lijden dan de verliezen die zij zouden hebben geleden als de instelling op het moment van het nemen van het afwikkelingsbesluit zou zijn geliquideerd. In geval van een gedeeltelijke overdracht van activa van een instelling in afwikkeling aan een particuliere koper of aan een bruginstelling, dient het resterende deel van de instelling in afwikkeling volgens een normale insolventieprocedure te worden geliquideerd. Om de bestaande aandeelhouders en crediteuren van de instelling tijdens de liquidatieprocedure te beschermen, moeten zij het recht hebben om ter betaling van hun vorderingen niet minder te ontvangen dan het bedrag dat zij naar schatting zouden hebben teruggekregen indien de gehele instelling volgens de normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd.

(33)     Om het recht van aandeelhouders te beschermen en ervoor te zorgen dat crediteuren niet minder ontvangen dan wat zij bij een normale insolventieprocedure zouden ontvangen, moeten duidelijke verplichtingen worden vastgelegd wat de waardering van de activa en passiva van de instelling betreft, en moet voldoende tijd worden gelaten om zich een juist oordeel te vormen van de behandeling die zij zouden hebben genoten mocht de instelling volgens een normale insolventieprocedure zijn geliquideerd. Er moet worden voorzien in de mogelijkheid om reeds in de vroegtijdige-interventiefase met een dergelijke waardering te beginnen. Voordat een afwikkelingsmaatregel wordt genomen, moet een raming worden gemaakt van de waarde van de activa en passiva van de instelling en tevens worden ingeschat hoe aandeelhouders en crediteuren in het kader van een normale insolventieprocedure zouden worden behandeld.

(34)     Het is belangrijk dat de verliezen bij het failleren van de instelling worden onderkend. Het leidend beginsel voor de waardering van activa en passiva van faillerende instellingen moet hun marktwaarde zijn op het moment dat de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast, voor zover de markten correct functioneren. Als de markten in belangrijke mate verstoord zijn, moet de waardering worden uitgevoerd aan de hand van de naar behoren gerechtvaardigde economische waarde van de activa en passiva op lange termijn. Het moet mogelijk zijn dat de afwikkelingsraad in spoedeisende situaties een snelle voorlopige waardering van de activa en passiva van een faillerende instelling uitvoert die geldig moet blijven zolang er nog geen onafhankelijke waardering is verricht.

(35)     Omwille van de objectiviteit en zekerheid van het afwikkelingsproces moet de volgorde worden vastgelegd waarin concurrente vorderingen van crediteuren op een instelling in afwikkeling moeten worden afgeschreven of omgezet. Ter beperking van het risico dat crediteuren grotere verliezen lijden dan wanneer de instelling volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd, moet de vast te leggen volgorde zowel voor een normale insolventieprocedure als voor het afschrijvings- of omzettingsproces bij een afwikkeling van toepassing zijn. Daardoor wordt ook de prijsbepaling van de schuld vergemakkelijkt.

(36)     De Commissie moet, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak, het kader voor de te nemen afwikkelingsmaatregelen verschaffen en moet alle te gebruiken afwikkelingsinstrumenten kunnen aanwijzen. Binnen dit duidelijke en nauwkeurige kader moet de afwikkelingsraad besluiten over de concrete uitwerking van de afwikkelingsregeling. De desbetreffende afwikkelingsinstrumenten moeten het instrument van verkoop van de onderneming, het instrument van de bruginstelling, het instrument van de inbreng van de particuliere sector, en het instrument van afsplitsing van activa omvatten, dat wil zeggen de instrumenten waarin eveneens is voorzien bij Richtlijn [ ]. Aan de hand van het kader moet ook kunnen worden beoordeeld of aan de voorwaarden voor de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten is voldaan.

(37)     Het instrument van verkoop van de onderneming moet het mogelijk maken de instelling of delen van de bedrijfsactiviteiten daarvan aan een of meer kopers te verkopen, zonder toestemming van de aandeelhouders.

(38)     Het instrument van afsplitsing van activa moet de autoriteiten in staat stellen dubieuze of probleemactiva over te dragen aan een afzonderlijk vehikel. Dit instrument mag alleen worden gebruikt in combinatie met andere instrumenten om een onbedoeld concurrentievoordeel voor de faillerende instelling te vermijden.

(39)     Een doeltreffende afwikkelingsregeling moet de kosten van de afwikkeling van een faillerende instelling die door de belastingbetalers worden gedragen, zoveel mogelijk beperken. Zij dient er tevens voor te zorgen dat ook grote systeemrelevante instellingen kunnen worden afgewikkeld zonder dat zulks de financiële stabiliteit in gevaar brengt. Het instrument van de inbreng van de particuliere sector bereikt die doelstelling door ervoor te zorgen dat de aandeelhouders en crediteuren van de entiteit passende verliezen lijden en een passend deel van die kosten dragen. Te dien einde moeten, overeenkomstig de aanbeveling van de Raad voor financiële stabiliteit, wettelijke schuldafschrijvingsbevoegdheden in het afwikkelingskader worden opgenomen als extra mogelijkheid die in combinatie met andere afwikkelingsinstrumenten kan worden aangewend.

(40)     Om te zorgen voor de flexibiliteit die noodzakelijk is om verliezen aan de crediteuren in diverse omstandigheden toe te rekenen, verdient het aanbeveling dat het instrument van de inbreng van de particuliere sector kan worden toegepast zowel wanneer het de bedoeling is de faillerende instelling als going concern af te wikkelen indien er een realistisch vooruitzicht is dat de levensvatbaarheid van de instelling kan worden hersteld, als wanneer systeemkritische diensten aan een bruginstelling worden overgedragen en de activiteiten van het resterende deel van de instelling worden gestaakt en de instelling wordt geliquideerd.

(41)     Indien het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt toegepast met de bedoeling het kapitaal van de faillerende instelling te herstellen zodat deze als going concern actief kan blijven, moet de afwikkeling door middel van inbreng van de particuliere sector altijd vergezeld gaan van een vervanging van het bestuur en een daarop aansluitende zodanige herstructurering van de instelling en haar activiteiten dat de redenen voor het failleren worden aangepakt. Deze herstructurering moet worden verwezenlijkt door uitvoering van een bedrijfssaneringsplan.

(42)     Het is niet gepast om het instrument van de inbreng van de particuliere sector toe te passen op vorderingen voor zover die gedekt zijn, een onderpand hebben of anderszins zijn gegarandeerd. Om ervoor te zorgen dat het instrument van de inbreng van de particuliere sector doeltreffend is en zijn doelstellingen bereikt, is het echter wenselijk dat het kan worden toegepast op een zo breed mogelijk scala aan ongedekte verplichtingen van een faillerende instelling. Het is niettemin passend om bepaalde soorten ongedekte passiva van het toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector uit te sluiten. Met het oog op de openbare orde en de doeltreffende afwikkeling mag het instrument van de inbreng van de particuliere sector niet worden toegepast op deposito’s die op grond van Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad[15] beschermd zijn, op verplichtingen jegens werknemers van de faillerende instelling of op commerciële vorderingen die betrekking hebben op goederen en diensten die nodig zijn voor het dagelijks functioneren van de instelling.

(43)     Deposanten met deposito's die door een depositogarantiestelsel zijn gewaarborgd, mogen niet onder de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector vallen. Het depositogarantiestelsel draagt echter bij tot de financiering van het afwikkelingsproces voor zover dat noodzakelijk zou zijn geweest om de deposanten schadeloos te stellen. De uitoefening van de bevoegdheid om een inbreng van de particuliere sector te eisen, zou er immers voor zorgen dat deposanten toegang tot hun deposito's blijven hebben, wat de belangrijkste reden is waarom depositogarantiestelsels zijn opgezet. Mocht in dergelijke gevallen niet in de betrokkenheid van deze stelsels zijn voorzien, dan zou dat een ongerechtvaardigd voordeel betekenen ten opzichte van de overige crediteuren die wel door de uitoefening van de bevoegdheden van de afwikkelingsautoriteit worden geraakt.

(44)     In het kader van de deling van de lasten door aandeelhouders en junior crediteuren zoals vereist in het kader van de staatssteunregelgeving, kan het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening het instrument van de inbreng van de particuliere sector mutatis mutandis toepassen.

(45)     Om te vermijden dat instellingen hun passiva zodanig structureren dat afbreuk wordt gedaan aan de doeltreffendheid van het instrument van de inbreng van de particuliere sector, moet de afwikkelingsraad kunnen vaststellen dat de instellingen te allen tijde een bepaald totaalbedrag aan eigen vermogen, achtergestelde schuld en niet-achtergestelde verplichtingen moeten aanhouden dat onder het instrument van de inbreng van de particuliere sector valt; dat bedrag dient te worden uitgedrukt als percentage van de totale passiva van de instelling die voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad[16] en van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013[17] niet als eigen vermogen worden aangemerkt.

(46)     Afhankelijk van de omstandigheden van de zaak moet de beste afwikkelingsmethode worden gekozen en daartoe moeten alle afwikkelingsinstrumenten beschikbaar zijn waarin Richtlijn [ ] voorziet.

(47)     Bij Richtlijn [ ] is aan de nationale afwikkelingsautoriteiten de bevoegdheid tot afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten verleend omdat de voorwaarden voor de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten met de voorwaarden voor afwikkeling kunnen samenvallen en in een dergelijk geval moet worden beoordeeld of een afschrijving en omzetting van de kapitaalinstrumenten op zich toereikend is om de financiële soliditeit van de betrokken entiteit te herstellen, of daarnaast ook afwikkelingsmaatregelen moeten worden genomen. In de regel zal daarvan in het kader van een afwikkeling gebruik worden gemaakt. Omdat de Commissie ook in deze functie in de plaats moet treden van de nationale afwikkelingsautoriteiten, moet zij de bevoegdheid krijgen om te beoordelen of aan de voorwaarden voor de afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten is voldaan, en moet zij bepalen of een entiteit in afwikkeling moet worden geplaatst indien ook aan de vereisten voor een afwikkeling is voldaan.

(48)     In alle deelnemende lidstaten moeten de doelmatigheid en de eenvormigheid van afwikkelingsmaatregelen gewaarborgd zijn. Daartoe moet de afwikkelingsraad de bevoegdheid krijgen om in uitzonderlijke gevallen en wanneer een nationale afwikkelingsautoriteit het besluit van de afwikkelingsraad niet of niet voldoende ten uitvoer heeft gelegd, welbepaalde rechten, activa of verplichtingen van een instelling in afwikkeling aan een andere persoon over te dragen of de omzetting van schuldinstrumenten te eisen die een contractuele voorwaarde bevatten voor omzetting in bepaalde omstandigheden. Maatregelen van een nationale afwikkelingsautoriteit die de uitoefening van bevoegdheden of functies van de afwikkelingsraad beletten of daaraan afbreuk doen, moeten worden uitgesloten.

(49)     Om de doeltreffendheid van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme te versterken, moet de afwikkelingsraad onder alle omstandigheden nauw met de Europese Bankautoriteit samenwerken. In passende gevallen moet de afwikkelingsraad ook samenwerken met de Europese Autoriteit voor effecten en markten, met de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen, met het Europees Comité voor systeemrisico's en met de overige autoriteiten die deel uitmaken van het Europees systeem voor financieel toezicht. Voorts moet de afwikkelingsraad nauw samenwerken met de ECB en de overige autoriteiten die de bevoegdheid hebben om binnen het GTZ toezicht uit te oefenen op de kredietinstellingen, en met name op de groepen die onder het geconsolideerde toezicht van de ECB vallen. Om het afwikkelingsproces van faillerende banken doeltreffend te beheren, moet de afwikkelingsraad in alle fasen van het afwikkelingsproces met de nationale afwikkelingsautoriteiten samenwerken. Met laatstgenoemden moet derhalve niet alleen worden samengewerkt in het kader van de uitvoering van de afwikkelingsbesluiten van de afwikkelingsraad, maar ook vóór de vaststelling van een afwikkelingsbesluit, in de fase van de afwikkelingsplanning of in de fase van vroegtijdige interventie.

(50)     Aangezien de afwikkelingsraad en niet de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten de afwikkelingsbesluiten neemt, moet hij ook in het kader van de samenwerking met de niet-deelnemende lidstaten in de plaats treden van die autoriteiten, voor zover het om de afwikkelingsfuncties gaat. Met name moet de afwikkelingsraad alle autoriteiten van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen in de afwikkelingscolleges die ook autoriteiten van de niet-deelnemende lidstaten omvatten.

(51)     Omdat tal van instellingen niet alleen in de Unie, maar ook daarbuiten opereren, moet een doeltreffend afwikkelingsmechanisme de beginselen voor de samenwerking met de betrokken autoriteiten van derde landen vastleggen. Steun aan de autoriteiten van derde landen moet overeenkomstig het rechtskader van artikel 88 van Richtlijn [ ] worden verleend. Daartoe moet de afwikkelingsraad, gezien het feit dat hij als enige autoriteit voor de afwikkeling van faillerende banken in de deelnemende lidstaten bevoegd dient te zijn, ook de exclusieve bevoegdheid krijgen om namens de nationale autoriteiten van de deelnemende lidstaten niet-bindende samenwerkingsovereenkomsten met deze autoriteiten van derde landen te sluiten.

(52)     De afwikkelingsraad moet voor een doeltreffende uitvoering van zijn taken over passende onderzoeksbevoegdheden beschikken. Hij moet alle nodige informatie hetzij rechtstreeks hetzij bij de nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen opvragen en onderzoeken en inspecties ter plaatse kunnen verrichten, in voorkomend geval in samenwerking met de nationale bevoegde autoriteiten. In het kader van de afwikkeling zouden inspecties ter plaatse voor de afwikkelingsraad beschikbaar zijn om de uitvoering door de nationale autoriteiten op doeltreffende wijze te volgen en ervoor te zorgen dat de Commissie en de afwikkelingsraad hun besluiten op basis van volledig accurate informatie kunnen nemen.

(53)     Om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsraad toegang tot alle relevante informatie heeft, mogen de werknemers zich niet op de voorschriften inzake het beroepsgeheim kunnen beroepen en aldus kunnen voorkomen dat de informatie aan de afwikkelingsraad wordt verstrekt.

(54)     Om ervoor te zorgen dat de in het kader van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme genomen besluiten worden nageleefd, moeten bij een inbreuk evenredige en afschrikkende sancties worden opgelegd. De afwikkelingsraad moet gerechtigd zijn om de nationale afwikkelingsautoriteiten te instrueren om ondernemingen geldboeten en dwangsommen op te leggen bij niet-naleving van de verplichtingen krachtens zijn besluiten. Met het oog op een consistente, doelmatige en doeltreffende handhavingspraktijk moet de afwikkelingsraad gerechtigd zijn om aan de nationale afwikkelingsautoriteiten richtsnoeren over de toepassing van geldboeten en dwangsommen uit te vaardigen.

(55)     Wanneer een nationale afwikkelingsautoriteit op de voorschriften van het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme inbreuk pleegt door geen gebruik te maken van de haar krachtens nationaal recht verleende bevoegdheden om een instructie van de afwikkelingsraad op te volgen, kan de betrokken lidstaat overeenkomstig de desbetreffende jurisprudentie aansprakelijk worden gesteld voor de schade die natuurlijke personen en in voorkomend geval de entiteit of groep in afwikkeling of de crediteuren van een deel van die entiteit of groep in een lidstaat is berokkend.

(56)     Er moet worden voorzien in passende voorschriften voor de begroting van de afwikkelingsraad, voor de opstelling van de begroting, voor de goedkeuring van interne voorschriften voor de procedure ter vaststelling en uitvoering van zijn begroting, alsmede voor de interne en externe audit van de rekeningen.

(57)     Er zijn omstandigheden waarin de doeltreffendheid van de toegepaste afwikkelingsinstrumenten afhankelijk kan zijn van de beschikbaarheid van kortetermijnfinanciering voor de instelling of een bruginstelling, de verlening van garanties aan potentiële kopers of de verstrekking van kapitaal aan de bruginstelling. Daarom moet een fonds worden opgezet dat voorkomt dat publieke middelen voor dergelijke doeleinden worden gebruikt.

(58)     Er moet worden gewaarborgd dat het Fonds volledig beschikbaar is voor de afwikkeling van faillerende instellingen. Derhalve mag geen beroep op het Fonds worden gedaan voor andere doeleinden dan voor een doelmatige toepassing van afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden. Voorts mag daarop alleen overeenkomstig de toepasselijke afwikkelingsdoelstellingen en ‑beginselen een beroep worden gedaan. Daarom moet de afwikkelingsraad ervoor zorgen dat eventuele verliezen, kosten of andere uitgaven die met het gebruik van de afwikkelingsinstrumenten verband houden, in de eerste plaats door de aandeelhouders en crediteuren van de instelling in afwikkeling worden gedragen. Alleen indien de middelen van de aandeelhouders en crediteuren zijn uitgeput, mogen de verliezen, kosten of andere uitgaven in verband met de afwikkelingsinstrumenten door het Fonds worden gedragen.

(59)     In de regel moeten voorafgaand aan en onafhankelijk van elke afwikkelingsmaatregel bijdragen van de financiële sector worden geïnd. Als de financiering vooraf onvoldoende is om de verliezen of kosten te dekken die uit het beroep op het Fonds voortvloeien, moeten er aanvullende bijdragen worden geïnd om de extra kosten of verliezen te dragen. Voorts moet het Fonds in staat zijn leningen of andere vormen van steun van financiële instellingen of andere derden te verkrijgen ingeval de beschikbare middelen ontoereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van het beroep op het Fonds te dekken en de buitengewone achteraf te betalen bijdragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn.

(60)     Om een kritische massa te bereiken en de procyclische effecten te vermijden die zich zouden voordoen indien het Fonds bij een systeemcrisis uitsluitend op achteraf te betalen bijdragen aangewezen zou zijn, is het absoluut noodzakelijk dat de van tevoren beschikbare financiële middelen van het Fonds een zeker streefbedrag bereiken.

(61)     Er moet worden voorzien in een passend tijdsbestek om het streefbedrag van de financiering voor het Fonds te bereiken. Het moet evenwel voor de afwikkelingsraad mogelijk zijn om de bijdrageperiode aan te passen als aanzienlijke uitkeringen uit het Fonds worden gedaan.

(62)     De lidstaten die al nationale financieringsregelingen voor afwikkelingen hebben vastgesteld, moeten kunnen bepalen dat deze regelingen hun beschikbare financiële middelen, die in het verleden middels vooraf te betalen bijdragen bij de instellingen zijn geïnd, gebruiken om instellingen te vergoeden voor de vooraf te betalen bijdragen die deze instellingen in het Fonds moeten storten. Een dergelijke restitutie dient de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn 94/18/EG van het Europees Parlement en de Raad[18] onverlet te laten.

(63)     Om een eerlijke berekening van de bijdragen te waarborgen en het ontplooien van activiteiten volgens een model dat minder risico's meebrengt aan te moedigen, dient bij de bepaling van de bijdragen aan het Fonds rekening te worden gehouden met de mate waarin kredietinstellingen risico lopen.

(64)     Om een eerlijke deling van de afwikkelingskosten tussen depositogarantiestelsels en het Fonds te waarborgen, kan het depositogarantiestelsel waarbij een instelling in afwikkeling is aangesloten, tot het bedrag van de gedekte deposito's aansprakelijk zijn voor het bedrag van de verliezen dat het zou hebben moeten dragen indien de instelling volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd.

(65)     Om de waarde van de bedragen van het Fonds te beschermen, moeten deze bedragen in voldoende veilige, gediversifieerde en liquide activa worden belegd.

(66)     De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen om het volgende vast te leggen: het soort bijdragen aan het Fonds en de aangelegenheden waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn, de manier waarop het bedrag van de bijdragen wordt berekend en de wijze waarop ze moeten worden betaald, de registratie-, boekhoud- en rapportageverplichtingen en andere verplichtingen om ervoor te zorgen dat de bijdragen volledig en tijdig worden betaald, het bijdragesysteem voor instellingen waaraan een vergunning voor de uitoefening van werkzaamheden is verleend terwijl het Fonds zijn streefbedrag al heeft bereikt, de criteria voor de spreiding in de tijd van de bijdragen, de omstandigheden waarin de betaling van de bijdragen kan worden vervroegd, de criteria om de jaarlijkse bijdragen te bepalen, en de maatregelen om de omstandigheden en voorwaarden vast te stellen waaronder een instelling geheel of gedeeltelijk van achteraf te betalen bijdragen kan worden vrijgesteld.

(67)     Om de vertrouwelijkheid van de werkzaamheden van de afwikkelingsraad te waarborgen, moeten de leden van de afwikkelingsraad, de personeelsleden van de afwikkelingsraad en de personeelsleden die ter uitvoering van afwikkelingstaken zijn uitgewisseld met of gedetacheerd zijn door de deelnemende lidstaten, onder de geheimhoudingsplicht vallen, zelfs na afloop van hun functie. Met het oog op de uitvoering van de hem opgedragen taken moet de afwikkelingsraad, onder bepaalde voorwaarden, gemachtigd zijn om met nationale of uniale autoriteiten en organen informatie uit te wisselen.

(68)     Om ervoor te zorgen dat de afwikkelingsraad in het Europees systeem voor financieel toezicht is vertegenwoordigd, moet Verordening (EU) nr. 1093/2010 worden gewijzigd om het bij die verordening vastgestelde concept van bevoegde autoriteiten uit te breiden tot de afwikkelingsraad. Een dergelijke gelijkstelling van afwikkelingsraad en bevoegde autoriteiten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1093/2010 is consistent met de overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 aan de EBA toevertrouwde functies om actief bij te dragen en deel te nemen aan de ontwikkeling en coördinatie van herstel- en afwikkelingsplannen en om de afwikkeling van faillerende instellingen, en in het bijzonder van grensoverschrijdende groepen, te vergemakkelijken.

(69)     Zolang de afwikkelingsraad nog niet volledig operationeel is, moet de Commissie verantwoordelijk zijn voor het voorlopig functioneren, met inbegrip van het innen van de bijdragen die voor de bekostiging van de administratieve uitgaven nodig zijn, en het aanwijzen van een uitvoerend directeur ad interim, die namens de afwikkelingsraad alle nodige betalingen kan toestaan.

(70)     Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en strookt met de beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op eigendom, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, en moet overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast.

(71)     Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de doelstelling dat een doelmatig en doeltreffend Europees kader voor de afwikkeling van kredietinstellingen wordt opgezet, en de doelstelling dat voor een consistente toepassing van de afwikkelingsvoorschriften wordt gezorgd, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze verordening worden eenvormige regels en een eenvormige procedure vastgesteld voor de afwikkeling van de in artikel 2 bedoelde entiteiten die in de in artikel 4 bedoelde deelnemende lidstaten zijn gevestigd.

Deze eenvormige regels en procedure worden toegepast door de Commissie samen met een afwikkelingsraad en de afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme dat bij deze verordening wordt ingesteld. Het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme wordt ondersteund door een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds (hierna "het Fonds" genoemd).

Artikel 2 Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de volgende entiteiten:

(a) kredietinstellingen die in deelnemende lidstaten zijn gevestigd;

(b) in een van de deelnemende lidstaten gevestigde moederondernemingen, met inbegrip van financiële holdings en gemengde financiële holdings wanneer deze onder toezicht op geconsolideerde basis staan dat door de ECB wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder i), van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen;

(c) in deelnemende lidstaten gevestigde beleggingsondernemingen en financiële instellingen die vallen onder het toezicht op geconsolideerde basis op de moederonderneming dat door de ECB wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 4, lid 1, onder i), van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities in artikel 2 van Richtlijn [ ] en artikel 3 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013[19] van toepassing. Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing:

(1) "nationale bevoegde autoriteit": een nationale bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 2, punt 2, van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad;

(2) "nationale afwikkelingsautoriteit": een door een lidstaat overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn [ ] aangewezen autoriteit;

(3) "afwikkelingsmaatregel": de toepassing van een afwikkelingsinstrument op een instelling of een in artikel 2 bedoelde entiteit, dan wel de uitoefening van een of meer afwikkelingsbevoegdheden met betrekking tot een dergelijke instelling of entiteit;

(4) "gedekte deposito's": deposito's die in overeenstemming met Richtlijn 94/19/EG door depositogarantiestelsels naar nationaal recht worden gegarandeerd tot het bij artikel 7 van Richtlijn 94/19/EG vastgestelde dekkingsniveau;

(5) "in aanmerking komende deposito's": deposito's als omschreven in artikel 1 van Richtlijn 94/19/EG die niet van bescherming zijn uitgesloten overeenkomstig artikel 2 van genoemde richtlijn, ongeacht het bedrag ervan;

(6) "afwikkelingsautoriteit op groepsniveau": de nationale afwikkelingsautoriteit van de deelnemende lidstaat waar de instelling, of moederonderneming die aan toezicht op geconsolideerde basis onderworpen is, is gevestigd;

(7) "kredietinstelling": een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013[20];

(8) "beleggingsonderneming": een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 welke onderworpen is aan het aanvangskapitaalvereiste van artikel 9 van genoemde verordening;

(9) "financiële instelling": een financiële instelling als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 26, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

(10) "moederonderneming": een moederonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 15, van Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van een instelling, een financiële holding of een gemengde financiële holding;

(11) "instelling in afwikkeling": een in artikel 2 bedoelde entiteit ten aanzien waarvan een afwikkelingsmaatregel is genomen;

(12) "instelling": een kredietinstelling of een beleggingsonderneming die in overeenstemming met artikel 2, onder c), onder toezicht op geconsolideerde basis valt;

(13) "groep": een moederonderneming en haar dochterondernemingen, die in artikel 2 bedoelde entiteiten zijn;

(14) "dochteronderneming": een dochteronderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 16, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

(15) "instrument van verkoop van de onderneming": de overdracht van eigendomsinstrumenten of van activa, rechten of verplichtingen van een instelling die aan de voorwaarden voor afwikkeling voldoet, aan een koper die geen overbruggingsinstelling is;

(16) "instrument van de overbruggingsinstelling": de overdracht van de activa, rechten of verplichtingen van een instelling die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet, aan een overbruggingsinstelling;

(17) "instrument van afsplitsing van activa": de overdracht van activa en rechten van een instelling die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet, aan een vehikel voor activabeheer;

(18) "instrument van de inbreng van de particuliere sector": de bevoegdheden voor het afschrijven en omzetten van de passiva van een instelling die aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet;

(19) "beschikbare financiële middelen": de contanten, deposito's, activa en onherroepelijke betalingstoezeggingen waarover het Fonds beschikt voor de doeleinden die in artikel 74 worden vermeld;

(20) "streefbedrag van de financiering": het overeenkomstig artikel 68 te realiseren bedrag aan beschikbare financiële middelen.

Artikel 4 Deelnemende lidstaten

Een deelnemende lidstaat is een lidstaat die de euro als munt heeft of een lidstaat die niet de euro als munt heeft en die overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad een nauwe samenwerking is aangegaan.

Artikel 5 Relatie met Richtlijn [ ] en het toepasselijke nationale recht

1.           Indien de Commissie of de afwikkelingsraad krachtens deze verordening taken of bevoegdheden uitoefent die volgens Richtlijn [ ] door de nationale afwikkelingsautoriteit van een deelnemende lidstaat moeten worden uitgeoefend, wordt de afwikkelingsraad voor de toepassing van deze verordening en Richtlijn [ ] als de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit of, in geval van grensoverschrijdende groepsafwikkeling, als de betrokken nationale groepsafwikkelingsautoriteit beschouwd.

2.           Wanneer de afwikkelingsraad als een nationale afwikkelingsautoriteit handelt, handelt hij, in voorkomend geval, met goedkeuring van de Commissie.

3.           Onder voorbehoud van het bepaalde in deze verordening handelen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaat op grond van en in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het nationale recht, zoals geharmoniseerd door Richtlijn [ ].

Artikel 6 Algemene beginselen

1.           Geen actie, voorstel of beleidsmaatregel van de afwikkelingsraad, de Commissie of een nationale afwikkelingsautoriteit discrimineert in artikel 2 bedoelde entiteiten, depositohouders, beleggers of andere crediteuren die in de Unie zijn gevestigd op grond van hun nationaliteit of hoofdkantoor.

2.           Bij het nemen van besluiten of maatregelen die in meer dan een deelnemende lidstaat gevolgen kunnen hebben, en met name bij het nemen van besluiten met betrekking tot groepen die in twee of meer deelnemende lidstaten zijn gevestigd, houdt de Commissie naar behoren rekening met alle volgende factoren:

(a) de belangen van de deelnemende lidstaten waar een groep actief is, en in het bijzonder het effect van een besluit of maatregel, dan wel het uitblijven daarvan, op de financiële stabiliteit, de economie, het depositogarantiestelsel of het beleggerscompensatiestelsel van elk van deze lidstaten;

(b) de doelstelling de belangen van de verschillende betrokken lidstaten tegen elkaar af te wegen en te voorkomen dat de belangen van een deelnemende lidstaat worden geschaad of onbillijk worden beschermd;

(c) de noodzaak een negatief effect te vermijden op andere delen van een groep waarvan een in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling lid is;

(d) de noodzaak te vermijden dat de kosten voor de crediteuren van deze in artikel 2 bedoelde entiteiten een zodanig onevenredige stijging vertonen dat deze hoger uitvalt dan het geval zou zijn geweest mochten deze entiteiten volgens normale insolventieprocedures zijn afgewikkeld;

(e) de uit hoofde van artikel 107 VWEU te nemen besluiten die in artikel 16, lid 10, worden bedoeld.

3.           De Commissie weegt de in lid 2 bedoelde factoren af tegen de in artikel 12 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen, rekening houdend met de aard en de omstandigheden van elke zaak.

4.           Geen enkel besluit van de afwikkelingsraad of de Commissie verplicht de lidstaten tot het verstrekken van buitengewone openbare financiële steun.

DEEL II BIJZONDERE BEPALINGEN

TITEL I

Functies binnen het gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en procedureregels

Hoofdstuk 1

Afwikkelingsplanning

Artikel 7 Afwikkelingsplannen

1.           De afwikkelingsraad stelt afwikkelingsplannen op voor de in artikel 2 bedoelde entiteiten en voor groepen.

2.           Voor de toepassing van lid 1 doen de nationale afwikkelingsautoriteiten de afwikkelingsraad alle voor de opstelling en uitvoering van de afwikkelingsplannen benodigde informatie toekomen die zij overeenkomstig artikel 10 en artikel 12, lid 1, van Richtlijn [ ] hebben verkregen, onverminderd hoofdstuk 5 van deze titel.

3.           Het afwikkelingsplan beschrijft mogelijkheden voor de toepassing van de in deze verordening bedoelde afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden op de in artikel 2 bedoelde entiteiten.

4.           Het afwikkelingsplan voorziet in de afwikkelingsmaatregelen die de Commissie en de afwikkelingsraad kunnen nemen wanneer een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet. In het afwikkelingsplan wordt rekening gehouden met een scala van scenario's, met inbegrip van de mogelijkheid dat het failleren idiosyncratisch is of in een tijd van bredere financiële instabiliteit of van systeembrede gebeurtenissen plaatsvindt. In het afwikkelingsplan wordt niet uitgegaan van enigerlei buitengewone openbare financiële steun, afgezien van het gebruik van het overeenkomstig deze verordening ingestelde Fonds.

5.           Het afwikkelingsplan voor elke entiteit bevat alle volgende elementen:

(a) een samenvatting van de belangrijkste elementen van het plan;

(b) een samenvatting van de wezenlijke veranderingen in de instelling welke zich sinds de indiening van de laatste afwikkelingsinformatie hebben voorgedaan;

(c) een demonstratie van de wijze waarop kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen juridisch en economisch voldoende van de overige functies kunnen worden gescheiden om bij het failleren van de instelling de continuïteit te waarborgen;

(d) een schatting van het tijdsbestek voor de uitvoering van elk materieel aspect van het plan;

(e) een gedetailleerde beschrijving van de overeenkomstig artikel 8 uitgevoerde beoordeling van de afwikkelbaarheid;

(f) een beschrijving van de eventueel op grond van artikel 8, lid 5, vereiste maatregelen voor het aanpakken of wegnemen van belemmeringen voor de afwikkelbaarheid die als gevolg van de overeenkomstig artikel 8 uitgevoerde beoordeling zijn vastgesteld;

(g) een beschrijving van de procedures voor het bepalen van de waarde en verkoopbaarheid van de kritieke functies, kernbedrijfsonderdelen en activa van de instelling;

(h) een gedetailleerde beschrijving van de regelingen die ervoor moeten zorgen dat de op grond van artikel 8 vereiste informatie actueel is en te allen tijde voor de afwikkelingsautoriteiten beschikbaar is;

(i) een toelichting door de afwikkelingsautoriteit van de wijze waarop de afwikkelingsmogelijkheden kunnen worden gefinancierd zonder dat van enige buitengewone openbare financiële steun wordt uitgegaan;

(j) een gedetailleerde beschrijving van de verschillende afwikkelingsstrategieën die binnen de verschillende mogelijke scenario’s kunnen worden toegepast;

(k) een beschrijving van kritieke onderlinge afhankelijkheden;

(l) een analyse van het effect van het plan op andere instellingen binnen de groep;

(m) een beschrijving van de mogelijkheden voor het vrijwaren van de toegang tot betalingen en clearingdiensten en andere infrastructuren;

(n) een plan om met de media en het publiek te communiceren;

(o) het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva krachtens artikel 10 en, in voorkomend geval, een termijn voor het bereiken van dat niveau;

(p) in voorkomend geval, het minimumvereiste voor eigen vermogen en contractuele instrumenten van de inbreng van de particuliere sector krachtens artikel 10 en, in voorkomend geval, een termijn voor het bereiken van dat niveau;

(q) een beschrijving van essentiële verrichtingen en systemen om de continue werking van de bedrijfsprocessen van de instelling te waarborgen;

(r) een beschrijving van de gevolgen voor het personeel van de uitvoering van het plan, met inbegrip van een beoordeling van eventueel daarmee gepaard gaande kosten.

6.           Groepsafwikkelingsplannen omvatten zowel een plan voor de afwikkeling van de groep in haar geheel als maatregelen voor de afwikkeling van de moederondernemingen en de dochterondernemingen die deel uitmaken van de groep.

7.           De afwikkelingsraad stelt de afwikkelingsplannen op in samenwerking met de toezichthouder of de consoliderende toezichthouder en met de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten waar de entiteiten zijn gevestigd.

8.           De afwikkelingsraad kan van nationale afwikkelingsautoriteiten eisen dat zij voorontwerpen van afwikkelingsplannen opstellen, en van de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau dat zij een voorontwerp van groepsafwikkelingsplan opstelt.

9.           De afwikkelingsplannen worden geëvalueerd en, indien nodig, bijgewerkt, en dat ten minste een keer per jaar, alsmede na elke verandering in de juridische of organisatiestructuur van de instelling of in haar bedrijfsactiviteiten of financiële positie welke een wezenlijk effect op de doeltreffendheid van het plan kan hebben of wijziging ervan kan vergen.

Artikel 8 Beoordeling van de afwikkelbaarheid

1.           Bij de opstelling van afwikkelingsplannen in overeenstemming met artikel 7 beoordeelt de afwikkelingsraad, na raadpleging van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van de ECB, en van de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten waar significante bijkantoren zijn gevestigd, voor zover zulks relevant is voor het significante bijkantoor, in hoeverre instellingen en groepen afwikkelbaar zijn zonder buitengewone openbare financiële steun, afgezien van het beroep op het overeenkomstig artikel 64 ingestelde Fonds.

2.           Bij de opstelling van een afwikkelingsplan voor in artikel 2 bedoelde entiteiten beoordeelt de afwikkelingsraad in overeenstemming met deze verordening in hoeverre een dergelijke entiteit afwikkelbaar is. Een entiteit wordt geacht afwikkelbaar te zijn indien het haalbaar en geloofwaardig is dat de afwikkelingsautoriteit deze ofwel volgens een normale insolventieprocedure liquideert, ofwel afwikkelt door de verschillende afwikkelingsinstrumenten en ‑bevoegdheden op de entiteit toe te passen zonder dat zulks leidt tot significante nadelige gevolgen voor de financiële systemen, met inbegrip van algemenere financiële instabiliteit of systeembrede gebeurtenissen, van de lidstaat waar de entiteit zich bevindt, dan wel van andere lidstaten of de Unie en met het oog op het garanderen van de continuïteit van de kritieke functies die door de entiteit worden uitgevoerd.

3.           Bij de opstelling van afwikkelingsplannen voor groepen beoordeelt de afwikkelingsraad in hoeverre groepen afwikkelbaar zijn in overeenstemming met deze verordening. Een groep wordt geacht afwikkelbaar te zijn indien het haalbaar en geloofwaardig is dat de afwikkelingsautoriteiten ofwel groepsentiteiten volgens een normale insolventieprocedure liquideren, ofwel groepsentiteiten afwikkelen door afwikkelingsinstrumenten en ‑bevoegdheden op groepsentiteiten toe te passen zonder dat zulks leidt tot significante nadelige gevolgen voor het financiële stelsel, met inbegrip van algemenere financiële instabiliteit of systeembrede gebeurtenissen, van de lidstaten waar tot een groep behorende entiteiten zich bevinden, dan wel van andere lidstaten of de Unie en met het oog op het garanderen van de continuïteit van de kritieke functies die door deze entiteiten worden uitgevoerd, hetzij omdat deze gemakkelijk en snel kunnen worden afgesplitst, hetzij via andere middelen.

4.           Bij de beoordeling onderzoekt de afwikkelingsraad ten minste de zaken die in afdeling C van de bijlage bij Richtlijn [ ] zijn vermeld.

5.           Indien de afwikkelingsraad, na raadpleging van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van de ECB, op grond van een overeenkomstig de leden 2 en 3 uitgevoerde beoordeling van de afwikkelbaarheid van een entiteit of een groep vaststelt dat er potentiële materiële belemmeringen voor de afwikkelbaarheid van de entiteit of de groep bestaan, stelt de afwikkelingsraad, in overleg met de bevoegde autoriteiten, een verslag op dat tot de instelling of de moederonderneming is gericht en waarin de materiële belemmeringen voor de doeltreffende toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden worden geanalyseerd. In dat verslag worden ook de maatregelen aanbevolen die volgens de afwikkelingsraad nodig of passend zijn om die belemmeringen overeenkomstig lid 8 weg te nemen.

6.           Het verslag wordt ter kennis gebracht van de betrokken entiteit of moederonderneming, van de bevoegde autoriteiten en van de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten waar significante bijkantoren zijn gevestigd. Het motiveert de betrokken beoordeling of vaststelling en geeft aan hoe deze beoordeling of vaststelling voldoet aan het in artikel 6 vermelde vereiste van evenredige toepassing.

7.           Binnen vier maanden na de datum van ontvangst van het verslag kan de entiteit of de moederonderneming opmerkingen indienen en aan de afwikkelingsraad alternatieve maatregelen voorstellen waarmee de in het verslag genoemde belemmeringen kunnen worden weggenomen. De afwikkelingsraad deelt elke door de entiteit of moederonderneming voorgestelde maatregel mee aan de bevoegde autoriteiten en aan de afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten waar significante bijkantoren zijn gevestigd.

8.           Indien de door de betrokken entiteit of moederonderneming voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet effectief wegnemen, neemt de afwikkelingsraad, na raadpleging van de bevoegde autoriteit en, in voorkomend geval, van de macroprudentiële autoriteit, een besluit waarin wordt gesteld dat de voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid niet effectief wegnemen en waarin de nationale afwikkelingsautoriteiten de instructie wordt gegeven van de instelling, de moederonderneming of een dochteronderneming van de betrokken groep te eisen dat deze een van de in lid 9 vermelde maatregelen neemt, op basis van de volgende criteria:

(a) de doeltreffendheid van de maatregel bij het wegnemen van de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid;

(b) de noodzaak om een negatief effect op de financiële stabiliteit in deelnemende lidstaten te vermijden;

(c) de noodzaak om een effect op de betrokken instelling of groep te vermijden dat verder gaat dan nodig is om de belemmering voor de afwikkelbaarheid weg te nemen of dat onevenredig zou zijn.

9.           Voor de toepassing van lid 8 geeft de afwikkelingsraad nationale afwikkelingsautoriteiten instructies om een of meer van de volgende maatregelen te nemen:

(a) eisen dat de entiteit dienstverleningsovereenkomsten (binnen de groep of met derden) opstelt om het verrichten van kritieke functies te bestrijken;

(b) eisen dat de entiteit haar maximale afzonderlijke en samengevoegde blootstellingen beperkt;

(c) specifieke of periodiek in acht te nemen informatievereisten opleggen die relevant zijn voor afwikkelingsdoeleinden;

(d) eisen dat de entiteit afstand doet van specifieke activa;

(e) eisen dat de entiteit specifieke bestaande of voorgenomen activiteiten beperkt of staakt;

(f) de ontwikkeling van nieuwe of bestaande bedrijfsonderdelen of de verkoop van nieuwe of bestaande producten beperken of verhinderen;

(g) wijzigingen eisen in de juridische of operationele structuren van de entiteit of van een tot een groep behorende entiteit waarover zij direct of indirect zeggenschap heeft, om de complexiteit ervan te verminderen teneinde ervoor te zorgen dat kritieke functies juridisch en operationeel van de andere functies kunnen worden afgesplitst door toepassing van de afwikkelingsinstrumenten;

(h) eisen dat een entiteit een financiële moederholding in een lidstaat of een financiële moederholding in de Unie opzet;

(i) eisen dat een entiteit in aanmerking komende passiva uitgeeft om aan de in artikel 10 gestelde eisen te voldoen;

(j) eisen dat een entiteit ernaar streeft opnieuw te onderhandelen over elk daarvoor in aanmerking komend passivum, aanvullend-tier 1-kapitaalinstrument of tier 2-kapitaalinstrument dat zij heeft uitgegeven, om ervoor te zorgen dat een eventueel besluit van de Commissie om dat passivum of kapitaalinstrument af te schrijven of om te zetten, wordt uitgevoerd krachtens het recht van het rechtsgebied waaronder dat passivum of kapitaalinstrument ressorteert.

10.         De nationale afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit conform artikel 26.

Artikel 9 Vereenvoudigde verplichtingen en ontheffingen

1.           De afwikkelingsraad kan op eigen initiatief of op voorstel van een nationale afwikkelingsautoriteit vereenvoudigde verplichtingen met betrekking tot de opstelling van de in artikel 7 bedoelde afwikkelingsplannen toepassen of kan ontheffing verlenen van de verplichting om dergelijke plannen op te stellen.

2.           De nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen de afwikkelingsraad voorstellen vereenvoudigde verplichtingen toe te passen of specifieke instellingen of groepen ontheffing te verlenen van de verplichting om afwikkelingsplannen op te stellen. Het voorstel wordt met redenen omkleed en met alle relevante documentatie onderbouwd.

3.           Bij ontvangst van een voorstel in de zin van lid 1, of wanneer hij op eigen initiatief handelt, gaat de afwikkelingsraad over tot een beoordeling van de betrokken instellingen of groep. Bij de uitvoering van de beoordeling wordt rekening gehouden met het potentiële effect dat het failleren van de instelling of groep wegens de aard van haar bedrijfsactiviteiten, haar omvang of haar verwevenheid met andere instellingen of met het financiële stelsel in het algemeen, kan hebben op de financiële markten, op andere instellingen of op de financieringsvoorwaarden.

4.           De afwikkelingsraad beoordeelt ten minste jaarlijks de voortdurende toepassing van de ontheffingen vanaf de datum van de verlening ervan of na een verandering in de juridische of organisatiestructuur, de bedrijfssituatie of de financiële situatie van de betrokken instelling of groep. De afwikkelingsraad verleent geen ontheffingen aan een instelling indien die instelling een of meer dochterondernemingen of significante bijkantoren in een andere lidstaat of een derde land heeft.

De afwikkelingsraad staakt het toepassen van vereenvoudigde verplichtingen of het verlenen van ontheffing van de verplichting tot opstelling van afwikkelingsplannen als een of meer van de omstandigheden die de vereenvoudigde verplichtingen of de ontheffing rechtvaardigden, niet meer bestaan.

Ingeval de nationale afwikkelingsautoriteit die overeenkomstig lid 1 heeft voorgesteld vereenvoudigde verplichtingen toe te passen of de ontheffing te verlenen, van oordeel is dat het besluit tot toepassing van vereenvoudigde verplichtingen of tot verlening van een ontheffing moet worden ingetrokken, dient zij daartoe een voorstel in bij de afwikkelingsraad. In dat geval neemt de afwikkelingsraad in het licht van de in lid 3 vermelde elementen een besluit over het voorstel tot intrekking, terdege rekening houdend met de door de nationale afwikkelingsautoriteit aangevoerde motivering voor de intrekking.

5.           De afwikkelingsraad kan individuele instellingen die bij een centraal orgaan als bedoeld in artikel 21 van Richtlijn 2013/36/EU zijn aangesloten en die overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU geheel of gedeeltelijk van prudentiële vereisten in het nationale recht zijn vrijgesteld, overeenkomstig de leden 3 en 4 ontheffing verlenen van de verplichting om herstelplannen op te stellen. In dat geval is de verplichting om het afwikkelingsplan op te stellen, op geconsolideerde basis op het centrale orgaan van toepassing.

6.           De afwikkelingsraad kan instellingen die bij een in artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoeld institutioneel protectiestelsel zijn aangesloten, ontheffing verlenen van de toepassing van de verplichting om afwikkelingsplannen op te stellen. Bij het besluit om een bij een institutioneel protectiestelsel aangesloten instelling ontheffing te verlenen, gaat de afwikkelingsraad na of het institutioneel protectiestelsel waarschijnlijk in staat is te voldoen aan gelijktijdige eisen die eraan worden gesteld met betrekking tot zijn leden.

7.           De afwikkelingsraad stelt de EBA ervan in kennis wanneer hij de leden 1, 4 en 5 toepast.

Artikel 10 Minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva

1.           In overleg met de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, gaat de afwikkelingsraad over tot de vaststelling van het in lid 2 bedoelde minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, behoudens de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden, die instellingen en in artikel 2 bedoelde moederondernemingen moeten aanhouden.

2.           Het minimumvereiste wordt berekend als het bedrag aan eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, uitgedrukt als percentage van het totale bedrag van de verplichtingen en het eigen vermogen (behalve uit derivaten voortvloeiende verplichtingen) van de instellingen en in artikel 2 bedoelde moederondernemingen.

3.           De in lid 1 bedoelde vaststelling geschiedt op grond van de volgende criteria:

(a) de noodzaak om ervoor te zorgen dat de instelling en in artikel 2 bedoelde moederonderneming middels de toepassing van afwikkelingsinstrumenten, in voorkomend geval met inbegrip van het instrument van de inbreng van de particuliere sector, op zodanige wijze kunnen worden afgewikkeld dat aan de afwikkelingsdoelstellingen is voldaan;

(b) de noodzaak om er in passende gevallen voor te zorgen dat de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming over voldoende in aanmerking komende passiva beschikken om te garanderen dat, indien het instrument van de inbreng van de particuliere sector zou worden toegepast, de verliezen kunnen worden opgevangen en de tier 1-kernkapitaalratio van de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming wederom op een peil kan worden gebracht dat noodzakelijk is om de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor hun overeenkomstig artikel 4 Verordening (EU) nr. 575/2013 vergunning is verleend, alsook om voldoende marktvertrouwen in de instelling en in de in artikel 2 bedoelde moederonderneming te handhaven;

(c) de noodzaak om ervoor te zorgen dat, indien het afwikkelingsplan ermee rekening houdt dat bepaalde categorieën van in aanmerking komende passiva overeenkomstig artikel 24, lid 5, van de inbreng van de particuliere sector kunnen worden uitgesloten, of dat bepaalde categorieën van in aanmerking komende passiva bij een gedeeltelijke overdracht volledig aan een ontvanger kunnen worden overgedragen, de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming voldoende andere in aanmerking komende passiva heeft om te garanderen dat de verliezen kunnen worden opgevangen en de tier 1-kernkapitaalratio van de instelling wederom op een peil kan worden gebracht dat noodzakelijk is om de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor hun overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 vergunning is verleend;

(d) de omvang, het bedrijfsmodel en het risicoprofiel van de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming, met inbegrip van hun eigen vermogen;

(e) de mate waarin het depositogarantiestelsel overeenkomstig artikel 73 aan de afwikkelingsfinanciering zou kunnen bijdragen;

(f) de mate waarin het failleren van de instelling en de in artikel 2 bedoelde moederonderneming, onder meer wegens de verwevenheid ervan met andere instellingen of met de rest van het financiële stelsel, via besmetting van andere instellingen nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit zou kunnen hebben.

Bij de vaststelling wordt gepreciseerd aan welk minimumvereiste instellingen op individuele basis en moederondernemingen op geconsolideerde basis moeten voldoen. De afwikkelingsraad kan besluiten ontheffing te verlenen van de toepassing van het minimumvereiste op geconsolideerde basis op de moederonderneming, mits aan de voorwaarden van artikel 39, lid 4ca, onder a) en b), van Richtlijn [ ] is voldaan. De afwikkelingsraad kan besluiten ontheffing te verlenen van de toepassing van het minimumvereiste op geconsolideerde basis op een dochteronderneming, mits aan de voorwaarden van artikel 39, lid 4d, onder a), b) en c), van Richtlijn [ ] is voldaan.

4.           De in lid 1 bedoelde vaststelling kan erin voorzien dat op geconsolideerde of individuele basis gedeeltelijk aan het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva kan worden voldaan door middel van een contractueel instrument van inbreng van de particuliere sector.

5.           Wil een instrument in aanmerking komen als contractueel instrument van inbreng van de particuliere sector als bedoeld in lid 4, dan moet de afwikkelingsraad ervan overtuigd zijn dat:

(a) het instrument een contractuele clausule bevat waarin is bepaald dat, indien de Commissie besluit op de instelling het instrument van de inbreng van de particuliere sector toe te passen, het instrument in de vereiste mate wordt afgeschreven of omgezet voordat andere in aanmerking komende passiva worden afgeschreven of omgezet; en

(b) het instrument onderworpen is aan een bindende achterstellingsovereenkomst, ‑toezegging of -bepaling uit hoofde waarvan het instrument bij een normale insolventieprocedure achtergesteld is aan andere in aanmerking komende passiva en pas wordt terugbetaald nadat andere op dat ogenblik uitstaande, in aanmerking komende passiva zijn afgewikkeld.

6.           De afwikkelingsraad doet elke in lid 1 bedoelde vaststelling tijdens het opstellen en bijhouden van afwikkelingsplannen overeenkomstig artikel 7.

7.           De afwikkelingsraad richt zijn vaststelling tot de nationale afwikkelingsautoriteiten. De nationale afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit conform artikel 26. De afwikkelingsraad eist dat de nationale afwikkelingsautoriteiten verifiëren of en waarborgen dat instellingen en moederondernemingen aan het in lid 1 bedoelde minimumvereiste blijven voldoen.

8.           De afwikkelingsraad stelt de ECB en de EBA in kennis van het minimumvereiste dat hij overeenkomstig lid 1 voor elke instelling en moederonderneming heeft vastgesteld.

Hoofdstuk 2

Vroegtijdige interventie

Artikel 11 Vroegtijdige interventie

1.           De ECB of de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten stellen de afwikkelingsraad in kennis van elke maatregel die zij een instelling of groep verplichten te nemen of die zij zelf nemen uit hoofde van artikel 13 ter van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad, artikel 23, lid 1, of artikel 24 van Richtlijn [ ] of artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU.

De afwikkelingsraad stelt de Commissie in kennis van alle informatie die hij overeenkomstig de eerste alinea heeft ontvangen.

2.           Vanaf de datum van ontvangst van de in lid 1 bedoelde informatie kan de afwikkelingsraad, onverminderd de bevoegdheden van de ECB en de bevoegde autoriteiten uit hoofde van ander Unierecht, de afwikkeling van de betrokken instelling of groep voorbereiden.

Voor de toepassing van de eerste alinea volgt de afwikkelingsraad, in samenwerking met de ECB en de betrokken bevoegde autoriteit, van nabij de toestand van de instelling of de moederonderneming, alsook of deze zich houden aan een eventuele vroegtijdige-interventiemaatregel die diende te worden genomen.

3.           De afwikkelingsraad heeft de bevoegdheid om:

(a) overeenkomstig hoofdstuk 5 van deze titel de verstrekking te eisen van alle informatie die noodzakelijk is om de afwikkeling van de instelling of de groep voor te bereiden;

(b) overeenkomstig artikel 17 een waardering van de activa en passiva van de instelling of groep te verrichten;

(c) met potentiële kopers contact op te nemen teneinde de afwikkeling van de instelling of de groep voor te bereiden, dan wel om van de instelling, moederonderneming of de nationale afwikkelingsautoriteit te eisen dat te doen, met inachtneming van de vertrouwelijkheidsvereisten die bij deze verordening en bij artikel 76 van Richtlijn [ ] zijn vastgelegd;

(d) van de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit te eisen dat zij een voorlopige afwikkelingsregeling voor de betrokken instelling of groep opstelt.

4.           Indien de ECB of de bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten voornemens zijn een instelling of groep een aanvullende maatregel uit hoofde van artikel 13 ter van Verordening (EU) nr. [ ] van de Raad, uit hoofde van de artikelen 23 of 24 van Richtlijn [ ], dan wel uit hoofde van artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU op te leggen voordat de instelling of groep volledige uitvoering heeft gegeven aan de eerste maatregel waarvan de afwikkelingsraad in kennis is gesteld, raadplegen zij de afwikkelingsraad voordat zij de betrokken instelling of groep een dergelijke aanvullende maatregel opleggen.

5.           De ECB of de bevoegde autoriteit en de afwikkelingsraad dragen er zorg voor dat de in lid 4 bedoelde aanvullende maatregel en elke door de afwikkelingsraad overeenkomstig lid 2 genomen maatregel ter voorbereiding van de afwikkeling consistent zijn.

Hoofdstuk 3

Afwikkeling

Artikel 12 Afwikkelingsdoelstellingen

1.           Wanneer zij handelen volgens de in artikel 16 bedoelde afwikkelingsprocedure houden de Commissie en de afwikkelingsraad bij de uitoefening van hun respectieve verantwoordelijkheden rekening met de afwikkelingsdoelstellingen en kiezen zij de instrumenten en bevoegdheden waarmee naar hun mening de doelstellingen die gezien de omstandigheden van de zaak relevant zijn, het best kunnen worden verwezenlijkt.

2.           De in lid 1 bedoelde afwikkelingsdoelstellingen zijn:

(a) de continuïteit van kritieke functies garanderen;

(b) significante nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit vermijden, onder meer het voorkomen van besmetting en het handhaven van marktdiscipline;

(c) overheidsmiddelen beschermen door het beroep op buitengewone openbare financiële steun zoveel mogelijk te beperken;

(d) beschermen van deposanten die onder Richtlijn 94/19/EG vallen en van beleggers die onder Richtlijn 97/9/EG[21] vallen.

Bij het nastreven van de bovengenoemde doelstellingen trachten de Commissie en de afwikkelingsraad onnodige waardevernietiging te vermijden en de afwikkelingskosten zoveel mogelijk te beperken.

3.           Het gewicht dat de Commissie aan de in lid 2 bedoelde doelstellingen toekent, is afhankelijk van de aard en de omstandigheden van elke zaak.

Artikel 13 Algemene beginselen met betrekking tot afwikkeling

1.           Wanneer zij handelen volgens de in artikel 16 bedoelde afwikkelingsprocedure nemen de Commissie en de afwikkelingsraad alle passende maatregelen om te waarborgen dat de afwikkelingsmaatregel in overeenstemming met de volgende beginselen wordt genomen:

(a) de aandeelhouders van de instelling in afwikkeling dragen de eerste verliezen;

(b) crediteuren van de instelling in afwikkeling dragen verliezen na de aandeelhouders volgens de rangorde van hun vorderingen als omschreven in artikel 15;

(c) het bestuur van de instelling in afwikkeling wordt vervangen, tenzij in de gevallen waarin het aanblijven van het volledige bestuur of een deel ervan, naar gelang van de omstandigheden, voor het verwezenlijken van de afwikkelingsdoelstellingen noodzakelijk wordt geacht;

(d) overeenkomstig de beginselen van eerlijke rechtsbedeling, zijn personen en entiteiten aansprakelijk voor het failleren van de instelling in afwikkeling naar gelang van hun verantwoordelijkheid uit hoofde van het nationale recht;

(e) crediteuren uit dezelfde categorie worden op gelijkwaardige wijze behandeld;

(f) geen enkele crediteur lijdt grotere verliezen dan hij zou hebben geleden indien de in artikel 2 bedoelde entiteit volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd.

2.           Indien een instelling een tot een groep behorende entiteit is, dragen de Commissie, in voorkomend geval, en de afwikkelingsraad, er zorg voor afwikkelingsinstrumenten op zodanige wijze toe te passen en afwikkelingsbevoegdheden op zodanige wijze uit te oefenen dat het effect ervan op andere tot de groep behorende entiteiten en op de groep als geheel zo beperkt mogelijk blijft, en dat de nadelige gevolgen voor de financiële stabiliteit in de Unie, en met name in de lidstaten waar de groep actief is, eveneens zo beperkt mogelijk blijven.

3.           Indien het instrument van verkoop van de onderneming, het instrument van de overbruggingsinstelling of het instrument van afsplitsing van activa op een in artikel 2 bedoelde entiteit wordt toegepast, wordt die entiteit voor de toepassing van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2001/23/EG[22] beschouwd als zijnde verwikkeld in een faillissementsprocedure of in een soortgelijke insolventieprocedure.

Artikel 14 Afwikkeling van financiële instellingen en moederondernemingen

1.           De Commissie neemt een afwikkelingsmaatregel ten aanzien van een financiële instelling wanneer aan de in artikel 16, lid 2, gestelde voorwaarden is voldaan, zowel wat de financiële instelling als wat de moederonderneming betreft.

2.           De Commissie neemt een afwikkelingsmaatregel ten aanzien van een in artikel 2, onder b), bedoelde moederonderneming wanneer aan de in artikel 16, lid 2, gestelde voorwaarden is voldaan, zowel wat betreft deze moederonderneming als wat betreft de dochteronderneming(en) die (een) instelling(en) is (zijn).

3.           In afwijking van het bepaalde in lid 2 en ondanks het feit dat een moederonderneming mogelijk niet aan de in artikel 16, lid 2, gestelde voorwaarden voldoet, kan de Commissie afwikkelingsmaatregelen ten aanzien van die moederonderneming nemen wanneer een of meer dochterondernemingen die instellingen zijn aan de in artikel 16, lid 2, gestelde voorwaarden voldoen en het noodzakelijk is om ten aanzien van die moederonderneming maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de afwikkeling van een of meer dochterondernemingen die instellingen zijn, dan wel voor de afwikkeling van de groep als geheel.

Artikel 15 Rangorde van vorderingen

Bij de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector op een instelling in afwikkeling, waarbij de uit hoofde van artikel 24, lid 3, van het toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector uitgesloten passiva onverlet worden gelaten, neemt de Commissie een besluit en oefenen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaat de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden uit ten aanzien van vorderingen, waarbij zij te werk gaan volgens een omgekeerde rangorde in vergelijking met de volgende rangorde voor normale insolventieprocedures:

(a) vorderingen die met in aanmerking komende deposito's en vorderingen van depositogarantiestelsels verband houden;

(b) concurrente, niet-preferente vorderingen;

(c) vorderingen die zijn achtergesteld bij die vermeld onder d) tot en met f);

(d) vorderingen van leidinggevend personeel en bestuurders;

(e) vorderingen die met aanvullende tier 1- en tier 2-instrumenten verband houden;

(f) vorderingen die met tier 1-kernkapitaalinstrumenten verband houden;

en beginnen met punt f) en eindigen met punt a).

Artikel 16 Afwikkelingsprocedure

1.           Indien de ECB of een nationale afwikkelingsautoriteit oordeelt dat met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde entiteit aan de in lid 2, onder a) en b), gestelde voorwaarden is voldaan, deelt zij dit oordeel onverwijld aan de Commissie en de afwikkelingsraad mee.

2.           Bij ontvangst van een mededeling in de zin van lid 1, of wanneer hij op eigen initiatief handelt, gaat de afwikkelingsraad over tot een beoordeling of aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) de entiteit failleert of zal waarschijnlijk failleren;

(b) gezien de timing en andere ter zake doende omstandigheden valt het redelijkerwijze niet te verwachten dat een ten aanzien van de entiteit genomen alternatieve maatregel van de particuliere sector of van een toezichthouder (met inbegrip van vroegtijdige-interventiemaatregelen of de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten overeenkomstig artikel 14) het failleren van de entiteit binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen;

(c) een afwikkelingsmaatregel is noodzakelijk in het algemeen belang als bedoeld in lid 4.

3.           Voor de toepassing van lid 2, onder a), wordt de entiteit als een faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit beschouwd onder ten minste een van de volgende omstandigheden:

(a) de entiteit maakt op zodanige wijze inbreuk op, of er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de instelling in de nabije toekomst op zodanige wijze inbreuk zal maken op, de voor het behouden van de vergunning in acht te nemen vereisten dat intrekking van de vergunning door de ECB of de bevoegde autoriteit gerechtvaardigd zou zijn onder meer, doch niet uitsluitend omdat de instelling verliezen heeft geleden of waarschijnlijk verliezen zal lijden die haar eigen vermogen geheel of aanmerkelijk uitputten;

(b) de activa van de entiteit zijn geringer dan haar passiva, of er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de activa van de entiteit in de nabije toekomst waarschijnlijk geringer zullen zijn dan haar passiva;

(c) de entiteit is niet in staat of er bestaan objectieve elementen ter ondersteuning van de vaststelling dat de entiteit in de nabije toekomst niet in staat zal zijn haar schulden te voldoen wanneer deze opeisbaar worden;

(d) er is buitengewone openbare financiële steun nodig, behalve wanneer, teneinde een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat te verhelpen en de financiële stabiliteit te vrijwaren, die buitengewone openbare financiële steun een van de volgende vormen aanneemt:

i)        een staatsgarantie ter dekking van liquiditeitsfaciliteiten die door centrale banken tegen de voor centrale banken geldende voorwaarden worden verschaft;

ii)       een staatsgarantie met betrekking tot nieuwe verplichtingen;

iii)      een injectie met eigen vermogen of aankoop van kapitaalinstrumenten tegen prijzen en onder voorwaarden die de entiteit geen voordeel verschaffen, indien noch de in lid 2, onder a), b), of c), bedoelde omstandigheden, noch die bedoeld in artikel 14 zich voordoen op het moment dat de openbare steun wordt verleend.

In elk van de onder i), ii) en iii) genoemde gevallen blijven de daarin bedoelde garantiemaatregelen of gelijkwaardige maatregelen beperkt tot solvabele entiteiten, en is goedkeuring op grond van de staatssteunregels vereist. Het betreft voorzorgsmaatregelen van tijdelijke aard die evenredig moeten zijn aan het doel om de gevolgen van de ernstige verstoring te verhelpen en niet mogen worden ingezet ter compensatie van verliezen die de entiteit heeft gemaakt of waarschijnlijk in de nabije toekomst zal maken.

4.           Voor de toepassing van lid 2, onder c), wordt een afwikkelingsmaatregel behandeld als zijnde in het algemeen belang indien hij een of meer van de in artikel 12 vermelde afwikkelingsdoelstellingen verwezenlijkt en daarmee evenredig is en indien deze doelstellingen met een liquidatie van de entiteit volgens een normale insolventieprocedure niet in dezelfde mate zouden worden bereikt.

5.           Indien aan alle in lid 2 gestelde voorwaarden is voldaan, beveelt de afwikkelingsraad aan de Commissie aan dat de entiteit in afwikkeling wordt geplaatst. De aanbeveling bevat ten minste het volgende:

(a) de aanbeveling de entiteit in afwikkeling te plaatsen;

(b) het in artikel 19, lid 3, bedoelde kader voor de afwikkelingsinstrumenten;

(c) het kader voor het beroep op het Fonds ter ondersteuning van de afwikkelingsmaatregel in overeenstemming met artikel 71.

6.           Rekening houdend met de spoedeisendheid van de omstandigheden van de zaak besluit de Commissie, op eigen initiatief, dan wel rekening houdend met een in lid 1 bedoelde mededeling of met de in lid 5 bedoelde aanbeveling van de afwikkelingsraad, of de entiteit al dan niet in afwikkeling wordt geplaatst en welk kader voor de afwikkelingsinstrumenten wordt toegepast ten aanzien van de betrokken entiteit en voor het beroep op het Fonds ter ondersteuning van de afwikkelingsmaatregel. De Commissie kan op eigen initiatief besluiten een entiteit in afwikkeling te plaatsen indien aan alle in lid 2 gestelde voorwaarden is voldaan.

7.           Het besluit van de Commissie wordt tot de afwikkelingsraad gericht. Indien de Commissie besluit de entiteit niet in afwikkeling te plaatsen omdat niet aan de in lid 2, onder c), gestelde voorwaarde is voldaan, wordt de betrokken entiteit geliquideerd in overeenstemming met het nationale insolventierecht.

8.           Binnen het kader dat bij het Commissiebesluit is vastgesteld, neemt de afwikkelingsraad een besluit ten aanzien van de in artikel 20 bedoelde afwikkelingsregeling en draagt hij er zorg voor dat de afwikkelingsmaatregel wordt genomen die noodzakelijk is voor de uitvoering van de afwikkelingsregeling door de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten. Het besluit van de afwikkelingsraad wordt tot de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten gericht en bevat instructies voor deze autoriteiten, die alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om het besluit van de afwikkelingsraad in overeenstemming met artikel 26 uit te voeren door uitoefening van een of meer van de afwikkelingsbevoegdheden waarin Richtlijn [ ] voorziet, en die met name zijn vastgelegd in de artikelen 56 tot en met 64 van Richtlijn [ ]. Wanneer er van staatssteun sprake is, mag de afwikkelingsraad pas een besluit nemen nadat de Commissie een besluit ten aanzien van deze staatssteun heeft genomen.

9.           Bij ontvangst van een mededeling in de zin van lid 1, dan wel op eigen initiatief indien de afwikkelingsraad oordeelt dat afwikkelingsmaatregelen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU kunnen vormen, verzoekt hij de deelnemende lidstaat of de betrokken lidstaten om de voorgenomen maatregelen overeenkomstig artikel 108, lid 3, VWEU onverwijld bij de Commissie aan te melden.

10.         Voor zover de door de afwikkelingsraad voorgenomen afwikkelingsmaatregel een beroep op het Fonds inhoudt en geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU met zich meebrengt, past de Commissie parallel mutatis mutandis de voor de toepassing van artikel 107 VWEU vastgestelde criteria toe.

11.         De Commissie beschikt over de bevoegdheid om van de afwikkelingsraad alle informatie te verkrijgen die zij relevant acht voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van deze verordening en, in voorkomend geval, artikel 107 VWEU. De afwikkelingsraad beschikt over de bevoegdheid om overeenkomstig hoofdstuk 5 van deze titel van alle personen alle informatie te verkrijgen die hij nodig heeft om een afwikkelingsmaatregel voor te bereiden en daarover een besluit te nemen, met inbegrip van bijwerkingen en aanvullingen van de in de afwikkelingsplannen verstrekte informatie.

12.         De afwikkelingsraad beschikt over de bevoegdheid om de Commissie met betrekking tot een entiteit in afwikkeling aan te bevelen het kader voor de afwikkelingsinstrumenten en voor het beroep op het Fonds te wijzigen.

Artikel 17 Waardering

1.           Vóór het nemen van afwikkelingsmaatregelen of het uitoefenen van de bevoegdheid om kapitaalinstrumenten af te schrijven of om te zetten, draagt de afwikkelingsraad er zorg voor dat een eerlijke en realistische waardering van de activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde entiteit wordt verricht door een persoon die onafhankelijk is van zowel een overheidsinstantie, met inbegrip van de afwikkelingsraad, als de afwikkelingsautoriteit en de betrokken entiteit.

2.           Behoudens lid 13 wordt de waardering als definitief beschouwd, mits aan alle vereisten van de leden 3 tot en met 14 is voldaan.

3.           Indien onafhankelijke waardering overeenkomstig lid 1 onmogelijk is, mag de afwikkelingsraad overeenkomstig het bepaalde in lid 9 een voorlopige waardering van de activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde entiteit verrichten.

4.           De waardering heeft tot doel de waarde te bepalen van de activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit.

5.           De waardering heeft tot doel:

(a) mee te wegen bij de vaststelling of aan de afwikkelingsvoorwaarden of aan de voorwaarden voor de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten is voldaan;

(b) indien aan de afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, mee te wegen bij het besluit welke de passende afwikkelingsmaatregel is die ten aanzien van de in artikel 2 bedoelde entiteit moet worden genomen;

(c) wanneer de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend, mee te wegen bij het besluit over de omvang van de intrekking of verwatering van aandelen of andere eigendomsinstrumenten, en de omvang van de afschrijving of omzetting van relevante kapitaalinstrumenten;

(d) wanneer het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt toegepast, mee te wegen bij het besluit over de omvang van de afschrijving of omzetting van in aanmerking komende passiva;

(e) wanneer het instrument van de overbruggingsinstelling of het instrument van afsplitsing van activa wordt toegepast, mee te wegen bij het besluit over de activa, de rechten, de passiva of de aandelen of andere eigendomsinstrumenten die moeten worden overgedragen en bij het besluit over de waarde van elke aan de instelling in afwikkeling of, in voorkomend geval, aan de eigenaars van de aandelen of andere eigendomsinstrumenten te betalen vergoeding;

(f) wanneer het instrument van verkoop van de onderneming wordt toegepast, mee te wegen bij het besluit over de activa, de rechten, de verplichtingen of de aandelen of andere eigendomsinstrumenten die moeten worden overgedragen, alsook mede vorm te geven aan de opvatting van de afwikkelingsraad over wat commerciële voorwaarden zijn voor de toepassing van artikel 21, lid 2, onder b);

(g) er in alle gevallen zorg voor te dragen dat ieder verlies met betrekking tot de activa van de in artikel 2 bedoelde entiteit volledig is erkend op het ogenblik waarop de afwikkelingsinstrumenten worden toegepast of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend.

6.           In voorkomend geval is de waardering gebaseerd op prudente aannamen, onder meer met betrekking tot wanbetalingspercentages en de ernst van de verliezen. Bij de waardering wordt niet uitgegaan van een eventuele toekomstige toekenning van buitengewone openbare financiële steun aan de in artikel 2 bedoelde entiteit vanaf het ogenblik waarop een afwikkelingsmaatregel is genomen of de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten wordt uitgeoefend. Daarnaast wordt bij de waardering in aanmerking genomen dat, indien een afwikkelingsinstrument wordt toegepast:

(a) de afwikkelingsraad alle redelijke en op rechtmatige wijze gemaakte kosten van de instelling in afwikkeling kan terugvorderen;

(b) het Fonds rente of vergoedingen in rekening kan brengen voor elke lening of garantie die het overeenkomstig artikel 71 aan de instelling in afwikkeling heeft verstrekt.

7.           De waardering wordt aangevuld met de volgende informatie zoals deze voorkomt in de boeken en bescheiden van de in artikel 2 bedoelde entiteit:

(a) een geactualiseerde balans en een verslag over de financiële positie van de in artikel 2 bedoelde entiteit;

(b) een analyse en een raming van de boekwaarde van de activa;

(c) de lijst van de uitstaande passiva zoals die voorkomt in de boeken en bescheiden van de in artikel 2 bedoelde entiteit, met vermelding van de respectieve kredieten en de in artikel 15 bedoelde rangorde van vorderingen;

(d) de lijst van activa die de in artikel 2 bedoelde entiteit aanhoudt voor rekening van derden die eigendomsrechten met betrekking tot die activa hebben.

8.           Waar passend kan, teneinde de in lid 5, onder e) en f), bedoelde besluiten te motiveren, de informatie in lid 7, onder b), worden aangevuld met een analyse en een schatting van de waarde van de activa en passiva van de in artikel 2 bedoelde entiteit op basis van de marktwaarde.

9.           Bij de waardering wordt de onderverdeling van de crediteuren in categorieën in overeenstemming met de in artikel 15 bedoelde rangorde van vorderingen aangegeven, samen met een inschatting van de behandeling die elke categorie van aandeelhouders en crediteuren naar verwachting had gekregen indien de in artikel 2 bedoelde entiteit volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd.

10.         Indien wegens de spoedeisende omstandigheden van de zaak ofwel onmogelijk aan de vereisten van de leden 6 en 8 kan worden voldaan, ofwel lid 2 van toepassing is, wordt een voorlopige waardering verricht. De voorlopige waardering voldoet aan de vereisten van lid 4 en, voor zover dit gezien de omstandigheden redelijkerwijze haalbaar is, aan de vereisten van de leden 1, 7 en 9.

De in de eerste alinea bedoelde voorlopige waardering omvat een buffer voor bijkomende verliezen, die passend wordt gemotiveerd.

11.         Een waardering die niet aan alle vereisten van dit artikel voldoet, wordt als voorlopig beschouwd totdat een onafhankelijk persoon een waardering heeft verricht die ten volle aan alle vereisten van dit artikel voldoet. Deze definitieve waardering ex post wordt zo spoedig mogelijk verricht.

De definitieve waardering ex post heeft tot doel:

(a) er zorg voor te dragen dat ieder verlies met betrekking tot de activa van de in artikel 2 bedoelde entiteit volledig in de boekhouding van die entiteit wordt opgenomen;

(b) een besluit te motiveren om overeenkomstig lid 12 de vorderingen van de crediteuren terug te nemen of de waarde van de betaalde vergoeding te verhogen.

12.         Indien de geschatte definitieve waardering ex post van de nettowaarde van de activa van de in artikel 2 bedoelde entiteit hoger is dan de geschatte voorlopige waardering van de nettowaarde van de activa van die entiteit, kan de afwikkelingsraad de nationale afwikkelingsautoriteit verzoeken:

(a) haar bevoegdheid uit te oefenen om de waarde te verhogen van de vorderingen van de crediteuren welke uit hoofde van het instrument van de inbreng van de particuliere sector zijn afgeschreven;

(b) een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer de opdracht te geven een verdere betaling te verrichten van de vergoeding met betrekking tot de activa, de rechten of de verplichtingen aan de in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling, of in voorkomend geval, van de vergoeding met betrekking tot de aandelen of eigendomsinstrumenten aan de eigenaars van de aandelen of andere eigendomsinstrumenten.

13.         In afwijking van lid 1 vormt een overeenkomstig de leden 10 en 11 verrichte voorlopige waardering voor de afwikkelingsraad een geldige basis om afwikkelingsmaatregelen te nemen of om de bevoegdheid tot het afschrijven of omzetten van kapitaalinstrumenten uit te oefenen.

14.         De waardering heeft geen enkel rechtsgevolg en is geen procedurehandeling ter voorbereiding van de aanbeveling van de afwikkelingsraad om een afwikkelingsinstrument toe te passen of een afwikkelingsbevoegdheid uit te oefenen.

15.         De waardering is ook in overeenstemming met de door de Commissie overeenkomstig artikel 30, lid 7, van Richtlijn [ ] vastgestelde gedelegeerde handelingen betreffende de omstandigheden waaronder een persoon onafhankelijk is, de methode voor de bepaling van de waarde van de activa en passiva van de entiteit, en de methode voor het berekenen van een buffer voor bijkomende verliezen en het opnemen ervan in de voorlopige waardering.

16.         Om te beoordelen of aandeelhouders en crediteuren beter zouden zijn behandeld mocht een normale insolventieprocedure ten aanzien van de instelling in afwikkeling zijn geopend, draagt de afwikkelingsraad er zorg voor dat een waardering door een onafhankelijke persoon wordt verricht nadat de afwikkelingsmaatregel heeft plaatsgevonden. Deze waardering staat los van de waardering die uit hoofde van de leden 1 tot en met 14 is verricht.

17.         Bij de in lid 16 bedoelde waardering wordt het volgende bepaald:

(a) de behandeling die aandeelhouders en crediteuren zouden hebben genoten, mocht ten aanzien van de in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling waarop de gedeeltelijke overdracht, afschrijving of omzetting betrekking had, een normale insolventieprocedure zijn geopend vlak voordat deze overdracht, afschrijving of omzetting plaatsvond;

(b) de daadwerkelijke behandeling die aandeelhouders en crediteuren hebben genoten bij de afwikkeling van de in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling;

(c) of er sprake is van een verschil tussen de onder a) bedoelde behandeling en de onder b) bedoelde behandeling.

18.         Bij de in lid 16 bedoelde waardering wordt:

(a) aangenomen dat tegen de in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling waarop de gedeeltelijke overdracht, afschrijving of omzetting betrekking had, een normale insolventieprocedure zou zijn geopend vlak voordat de afwikkelingsmaatregel plaatsvond;

(b) aangenomen dat de gedeeltelijke overdracht, of overdrachten, van rechten, activa en passiva, dan wel de afschrijving of de omzetting niet had plaatsgevonden;

(c) geen rekening gehouden met de toekenning van buitengewone overheidssteun aan de in artikel 2 bedoelde entiteit in afwikkeling.

Artikel 18 Afschrijving en omzetting van kapitaalinstrumenten

1.           De ECB, een bevoegde autoriteit of een afwikkelingsautoriteit, zoals aangewezen door een lidstaat in overeenstemming met artikel 51, lid 1, onder ba) en bb), en artikel 54 van Richtlijn [ ], stellen de afwikkelingsraad in kennis ingeval zij oordelen dat met betrekking tot een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep die in een deelnemende lidstaat is gevestigd, aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) de entiteit is niet langer levensvatbaar tenzij de kapitaalinstrumenten worden afgeschreven of in eigen vermogen worden omgezet;

(b) de entiteit of groep heeft buitengewone openbare financiële steun nodig, behalve onder een van de omstandigheden die in artikel 16, lid 3, onder d) iii), zijn beschreven.

2.           Voor de toepassing van lid 1 wordt een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep geacht niet langer levensvatbaar te zijn indien beide onderstaande voorwaarden zijn vervuld:

(a) de entiteit of groep failleert of zal waarschijnlijk failleren;

(b) gezien de timing en andere ter zake doende omstandigheden valt het redelijkerwijze niet te verwachten dat een andere maatregel, inclusief een alternatieve maatregel van de particuliere sector of van een toezichthouder (met inbegrip van vroegtijdige-interventiemaatregelen), dan de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten, hetzij afzonderlijk, hetzij in combinatie met een afwikkelingsmaatregel, het failleren van de betrokken entiteit of groep binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen.

3.           Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt een entiteit als een faillerende of waarschijnlijk faillerende entiteit beschouwd als zich ten minste één van de in artikel 16, lid 3, beschreven omstandigheden voordoet.

4.           Voor de toepassing van lid 2, onder a), wordt een groep als een faillerende of waarschijnlijk faillerende groep beschouwd indien de groep haar geconsolideerde prudentiële vereisten op zodanige wijze overtreedt, of er objectieve elementen bestaan ter ondersteuning van de vaststelling dat de groep de genoemde vereisten in de nabije toekomst op zodanige wijze zal overtreden, dat een optreden door de bevoegde autoriteit gerechtvaardigd zou zijn, onder meer, doch niet uitsluitend omdat de groep verliezen heeft geleden of waarschijnlijk zal lijden die haar eigen vermogen geheel of aanmerkelijk uitputten.

5.           Op aanbeveling van de afwikkelingsraad of op eigen initiatief verifieert de Commissie of aan de in lid 1 gestelde voorwaarden is voldaan. De Commissie bepaalt of de bevoegdheden om kapitaalinstrumenten af te schrijven of om te zetten afzonderlijk, dan wel, volgens de in artikel 16, leden 4 tot en met 7, beschreven procedure, in combinatie met een afwikkelingsmaatregel moeten worden uitgeoefend.

6.           Ingeval de Commissie bepaalt dat de in lid 1 bedoelde voorwaarden zijn vervuld, maar dat niet aan de in artikel 16, lid 2, gestelde afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, geeft de afwikkelingsraad, op grond van een besluit van de Commissie, de nationale afwikkelingsautoriteiten de instructie de afschrijvings- of de omzettingsbevoegdheid conform de artikelen 51 en 52 van Richtlijn [ ] uit te oefenen.

7.           Ingeval zowel aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden als aan de in artikel 16, lid 2, gestelde afwikkelingsvoorwaarden is voldaan, is de in artikel 16, leden 4 tot en met 7, beschreven procedure van toepassing.

8.           De afwikkelingsraad draagt er zorg voor dat de nationale afwikkelingsautoriteiten de afschrijvings- of de omzettingsbevoegdheid op zodanige wijze uitoefenen dat dit de volgende resultaten oplevert:

(a) het tier 1-kernkapitaal wordt eerst verlaagd in verhouding tot de verliezen en tot de volledige omvang ervan.

(b) de hoofdsom van de relevante kapitaalinstrumenten wordt afgeschreven of omgezet in tier 1-kernkapitaalinstrumenten, dan wel beide, in de mate die noodzakelijk is en tot de volledige omvang van de relevante kapitaalinstrumenten.

9.           De nationale afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit en gaan overeenkomstig artikel 26 over tot de afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten.

Artikel 19 Algemene beginselen van afwikkelingsinstrumenten

1.           Indien de afwikkelingsraad besluit een afwikkelingsinstrument op een in artikel 2 bedoelde entiteit toe te passen, en deze afwikkelingsmaatregel tot gevolg zou hebben dat crediteuren verliezen lijden of dat hun vorderingen worden omgezet, oefent de afwikkelingsraad de bevoegdheid uit hoofde van artikel 18 uit onmiddellijk voordat zij het afwikkelingsinstrument toepast dan wel op hetzelfde tijdstip.

2.           De in artikel 16, lid 5, onder b), bedoelde afwikkelingsinstrumenten zijn:

(a) het instrument van verkoop van de onderneming;

(b) het instrument van de overbruggingsinstelling;

(c) het instrument van afsplitsing van activa;

(d) het instrument van de inbreng van de particuliere sector.

3.           Bij de vaststelling van de in artikel 16, lid 5, bedoelde aanbeveling neemt de afwikkelingsraad de volgende factoren in aanmerking:

(a) de activa en passiva van de instelling in afwikkeling op basis van de waardering in de zin van artikel 17;

(b) de liquiditeitspositie van de instelling in afwikkeling;

(c) de verkoopbaarheid van de franchisewaarde van de instelling in afwikkeling in het licht van de op de markt heersende economische en concurrentievoorwaarden;

(d) de beschikbare tijd.

4.           Behoudens lid 5 mogen de afwikkelingsinstrumenten ofwel afzonderlijk, ofwel samen worden toegepast, met uitzondering van het instrument van de afsplitsing van activa, dat alleen samen met een ander afwikkelingsinstrument mag worden toegepast.

Artikel 20 Afwikkelingsregeling

In de overeenkomstig artikel 16, lid 8, door de afwikkelingsraad aangenomen afwikkelingsregeling zijn, in overeenstemming met de uit hoofde van artikel 16, lid 6, door de Commissie genomen besluiten ten aanzien van het afwikkelingskader en, in voorkomend geval, een besluit inzake staatssteun, mutatis mutandis de bijzonderheden betreffende de op de instelling in afwikkeling toe te passen afwikkelingsinstrumenten vastgelegd welke ten minste op de in artikel 21, lid 2, artikel 22, lid 2, artikel 23, lid 2, en artikel 24 lid 1, bedoelde maatregelen betrekking hebben, en is tevens bepaald voor welke precieze bedragen en doeleinden een beroep op het Fonds zal worden gedaan.

In de loop van het afwikkelingsproces kan de afwikkelingsraad de afwikkelingsregeling wijzigen en bijwerken voor zover zulks passend blijkt in het licht van de omstandigheden van de zaak en tevens binnen de perken blijft van het overeenkomstig artikel 16, lid 6, door de Commissie vastgestelde afwikkelingskader.

Artikel 21 Instrument van verkoop van de onderneming

1.           Binnen het door de Commissie vastgestelde kader bestaat het instrument van de verkoop van de onderneming in de overdracht aan een koper die geen overbruggingsinstelling is, van het volgende:

(a) aandelen of andere eigendomsinstrumenten van een instelling in afwikkeling; of

(b) alle of welbepaalde activa, rechten of verplichtingen van een instelling in afwikkeling;

2.           In verband met het instrument van de verkoop van de onderneming wordt in de in artikel 16, lid 8, bedoelde afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd:

(a) de in overeenstemming met artikel 32, leden 1 en 7 tot en met 11, van Richtlijn [ ] door de nationale afwikkelingsautoriteit over te dragen instrumenten, activa, rechten en verplichtingen;

(b) de commerciële voorwaarden, gezien de omstandigheden en de in de loop van het afwikkelingsproces gemaakte kosten en verrichte uitgaven, waartegen de nationale afwikkelingsautoriteit overeenkomstig artikel 32, leden 2, 3 en 4, van Richtlijn [ ] de overdracht moet uitvoeren;

(c) of de nationale afwikkelingsautoriteit de overdrachtbevoegdheden meer dan eens mag uitoefenen in overeenstemming met artikel 32, leden 5 en 6, van Richtlijn [ ];

(d) de regelingen voor de verkoop door de nationale afwikkelingsautoriteit van de betrokken entiteit of de betrokken instrumenten, activa, rechten en verplichtingen in overeenstemming met artikel 33, leden 1 en 2, van Richtlijn [ ];

(e) of het waarschijnlijk is dat de inachtneming van de verkoopsvoorwaarden door de nationale afwikkelingsautoriteit de afwikkelingsdoelstellingen zal ondermijnen in de zin van lid 3.

3.           De afwikkelingsraad past het instrument van verkoop van de onderneming toe zonder aan de in lid 2, onder e), gestelde voorwaarden voor de verkoop te voldoen wanneer hij besluit dat inachtneming van deze voorwaarden waarschijnlijk een of meer van de afwikkelingsdoelstellingen zou ondermijnen, en met name indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

(a) hij is van oordeel dat het failleren of potentieel failleren van de instelling in afwikkeling een wezenlijke bedreiging voor de financiële stabiliteit vormt of die bedreiging verergert;

(b) hij is van oordeel dat inachtneming van die vereisten de doelmatigheid van het instrument van verkoop van de onderneming bij het wegnemen van die bedreiging of het verwezenlijken van de in artikel 12, lid 2, onder b), vermelde afwikkelingsdoelstelling zou ondermijnen.

Artikel 22 Instrument van de overbruggingsinstelling

1.           Binnen het door de Commissie vastgestelde kader bestaat het instrument van de overbruggingsinstelling in de overdracht aan een overbruggingsinstelling van een of meer van de volgende elementen:

(a) aandelen of andere eigendomsinstrumenten die zijn uitgegeven door een of meer instellingen in afwikkeling;

(b) alle of bepaalde activa, rechten of verplichtingen van een of meer instellingen in afwikkeling.

2.           In verband met het instrument van de verkoop van de overbruggingsinstelling wordt in de in artikel 20 bedoelde afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd:

(a) de in overeenstemming met artikel 34, leden 1 tot en met 9, van Richtlijn [ ] door de nationale afwikkelingsautoriteit aan een overbruggingsinstelling over te dragen instrumenten, activa, rechten en verplichtingen;

(b) de regelingen voor de oprichting, werking en beëindiging van de overbruggingsinstelling door de nationale afwikkelingsautoriteit in overeenstemming met artikel 35, leden 1, 2, 3 en 5 tot en met 8, van Richtlijn [ ];

(c) de regelingen voor de verkoop van de overbruggingsinstelling of van de activa of passiva ervan door de nationale afwikkelingsautoriteit in overeenstemming met artikel 35, lid 4, van Richtlijn [ ].

3.           De afwikkelingsraad draagt er zorg voor dat de totale waarde van de door de nationale afwikkelingsautoriteit aan de overbruggingsinstelling overgedragen passiva de totale waarde van de door de instelling in afwikkeling overgedragen of uit andere bronnen afkomstige rechten en activa niet overtreft.

Artikel 23 Instrument van afsplitsing van activa

1.           Binnen het door de Commissie vastgestelde kader bestaat het instrument van de afsplitsing van activa in de overdracht van activa, rechten of verplichtingen van een instelling in afwikkeling aan een vehikel voor activabeheer.

Een vehikel voor activabeheer is een rechtspersoon die aan alle onderstaande vereisten voldoet:

(a) het is geheel of gedeeltelijk eigendom van of staat onder de zeggenschap van een of meer overheidsinstanties, waarvan de afwikkelingsautoriteit of de financieringsregeling voor de afwikkeling deel kan uitmaken;

(b) het is opgericht voor het ontvangen van sommige of alle activa, rechten en verplichtingen van een of meer instellingen in afwikkeling of van een overbruggingsinstelling.

2.           In verband met het instrument van de afsplitsing van activa wordt in de in artikel 20 bedoelde afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd:

(a) de in overeenstemming met artikel 36, leden 1 tot en met 4 en 6 tot en met 10, van Richtlijn [ ] door de nationale afwikkelingsautoriteit over te dragen instrumenten, activa, rechten en verplichtingen;

(b) de vergoeding waarvoor de activa door de nationale afwikkelingsautoriteit aan het vehikel voor activabeheer worden overgedragen in overeenstemming met de in artikel 17 vastgelegde beginselen. Deze bepaling staat er niet aan in de weg dat de vergoeding een nominale of negatieve waarde heeft.

Artikel 24 Instrument van de inbreng van de particuliere sector

1.           Het instrument van de inbreng van de particuliere sector kan voor een van beide volgende doeleinden worden toegepast:

(a) ofwel voor de herkapitalisatie van een in artikel 2 bedoelde entiteit die in zoverre aan de afwikkelingsvoorwaarden voldoet dat ervoor kan worden gezorgd dat zij weer aan de vergunningsvoorwaarden voldoet en de werkzaamheden kan uitoefenen waarvoor haar overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EG of Richtlijn 2004/39/EG vergunning is verleend;

(b) ofwel voor de omzetting in eigen vermogen of verlaging van de hoofdsom van de vorderingen of schuldinstrumenten die aan een overbruggingsinstelling zijn overgedragen teneinde kapitaal voor die overbruggingsinstelling te verschaffen.

Binnen het door de Commissie vastgestelde kader voor het instrument van de inbreng van de particuliere sector wordt in de afwikkelingsregeling met name het volgende vastgelegd:

(a) het totaalbedrag waarmee in aanmerking komende passiva moeten worden verminderd of waarin deze moeten worden omgezet in overeenstemming met lid 6;

(b) de passiva die overeenkomstig de leden 5 tot en met 13 kunnen worden uitgesloten;

(c) de doelstellingen en minimuminhoud van het bedrijfssaneringsplan dat overeenkomstig lid 16 moet worden ingediend.

2.           Het instrument van de inbreng van de particuliere sector mag slechts voor het in lid 1, onder a), vermelde doel worden toegepast indien er een realistisch vooruitzicht is dat de toepassing van dat instrument – in combinatie met de maatregelen die overeenkomstig het bij artikel 16 voorgeschreven bedrijfssaneringsplan zijn genomen – niet alleen tot de verwezenlijking van de relevante afwikkelingsdoelstellingen leidt, maar ook de financiële soliditeit en de levensvatbaarheid op lange termijn van de betrokken instelling herstelt.

Indien niet aan de in de eerste alinea gestelde voorwaarde is voldaan, worden een van de in artikel 19, lid 2, onder a), b) of c), bedoelde afwikkelingsinstrumenten en het in artikel 19, lid 2, onder d), bedoelde instrument van de inbreng van de particuliere sector toegepast, al naargelang het geval.

3.           De volgende passiva mogen niet worden afgeschreven en omgezet:

(a) gedekte deposito's;

(b) door zekerheid gedekte verplichtingen, met inbegrip van gedekte obligaties;

(c) elke verplichting die ontstaat doordat de in artikel 2 bedoelde entiteit activa of geld van cliënten aanhoudt, of doordat er een vertrouwensrelatie tussen de in artikel 2 bedoelde entiteit (als vertrouwenspersoon) en een andere persoon (als begunstigde) bestaat, mits die cliënt of begunstigde bescherming geniet volgens het toepasselijke insolventierecht of burgerlijk recht;

(d) verplichtingen jegens instellingen, met uitzondering van entiteiten die tot dezelfde groep behoren, met een oorspronkelijke looptijd van minder dan zeven dagen;

(e) verplichtingen die voortvloeien uit deelneming in een overeenkomstig Richtlijn 98/26/EG[23] aangemerkt systeem en die een resterende looptijd van minder dan zeven dagen hebben;

(f) verplichtingen ten aanzien van:

i)        werknemers, met betrekking tot hun loon, pensioenuitkeringen of andere vaste vergoedingen, met uitzondering van de niet bij wet of bij collectieve arbeidsovereenkomst geregelde variabele component van de beloning;

ii)       commerciële of handelscrediteuren welke voortvloeien uit de levering van goederen of diensten aan de instelling of de in artikel 1, onder b), c) of d), bedoelde entiteit die van kritiek belang zijn voor de dagelijkse bedrijfsactiviteiten ervan, zoals IT-diensten, nutsvoorzieningen en de huur, de exploitatie en het onderhoud van bedrijfsruimten;

iii)      belastingautoriteiten en socialezekerheidsinstanties mits het, volgens het toepasselijke insolventierecht of burgerlijk recht, preferente verplichtingen betreft.

4.           Het in lid 3 vastgelegde toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector belet niet om, in voorkomend geval, deze bevoegdheden uit te oefenen met betrekking tot die delen van door zekerheden of anderszins gedekte verplichtingen die de waarde van de activa, het pand, het pandrecht of de zakelijke zekerheid waarmee zij zijn gedekt, overschrijden. Gedekte obligaties als omschreven in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG[24] kunnen van deze bepaling worden vrijgesteld.

5.           In uitzonderlijke gevallen kunnen sommige passiva geheel of gedeeltelijk van de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden worden uitgesloten onder een van de volgende omstandigheden:

(a) ingeval voor die passiva niet binnen een redelijke termijn in een inbreng van de particuliere sector kan worden voorzien, ondanks de inspanningen te goeder trouw van de afwikkelingsautoriteit; of

(b) ingeval de uitsluiting strikt noodzakelijk is en evenredig is aan het doel om de continuïteit van kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen te garanderen op een wijze die de instelling in afwikkeling in staat blijft stellen de kernactiviteiten, -diensten en -transacties voort te zetten; of

(c) ingeval de uitsluiting strikt noodzakelijk is en evenredig is aan het doel om te voorkomen dat een wijdverbreide besmetting ontstaat die de werking van de financiële markten zou verstoren op een wijze die de economie van een lidstaat of van de Unie ernstig kan ontwrichten; of

(d) ingeval de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector op die passiva zou leiden tot een waardevernietiging die voor de andere crediteuren grotere verliezen met zich meebrengt dan bij een uitsluiting van die passiva van het instrument van de inbreng van de particuliere sector.

Ingeval een in aanmerking komend passivum of een categorie van in aanmerking komende passiva geheel of gedeeltelijk wordt uitgesloten, mag het niveau van afschrijving of omzetting dat op andere in aanmerking komende passiva wordt toegepast, worden verhoogd om met die uitsluitingen rekening te houden, mits het niveau van afschrijving of omzetting dat op andere in aanmerking komende passiva wordt toegepast in overeenstemming is met het in artikel 13, lid 1, onder f), vervatte beginsel.

6.           Ingeval een in aanmerking komend passivum of een categorie van in aanmerking komende passiva uit hoofde van lid 5 geheel of gedeeltelijk wordt uitgesloten, en de verliezen die uit deze passiva zouden zijn voortgevloeid niet volledig aan andere crediteuren zijn overgedragen, kan een bijdrage van het Fonds aan de instelling in afwikkeling worden geleverd teneinde:

(a) eventuele verliezen te dekken die niet door in aanmerking komende passiva zijn opgevangen en ervoor te zorgen dat de nettowaarde van de activa van de instelling in afwikkeling overeenkomstig lid 1, onder a), wederom gelijk is aan nul;

(b) aandelen of andere eigendoms- of kapitaalinstrumenten in de instelling in afwikkeling te kopen met de bedoeling de instelling overeenkomstig lid 1, onder b), te herkapitaliseren.

7.           Het Fonds mag alleen een in lid 6 bedoelde bijdrage leveren op voorwaarde dat de bijdrage aan beide volgende criteria voldoet:

(a) de aandeelhouders, de houders van andere eigendomsinstrumenten en de houders van relevante kapitaalinstrumenten en andere in aanmerking komende passiva hebben via afschrijving, omzetting of anderszins een bijdrage geleverd om verliezen op te vangen en een herkapitalisatie te bewerkstelligen die ten minste gelijk is aan 8 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen van de instelling in afwikkeling, bepaald volgens de in artikel 17 beschreven waarderingsmethode op het moment waarop de afwikkelingsmaatregel is genomen;

(b) de bijdrage van het Fonds is kleiner dan 5 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen van de instelling in afwikkeling, bepaald volgens de in artikel 17 beschreven waarderingsmethode op het moment waarop de afwikkelingsmaatregel is genomen.

8.           De bijdrage van het Fonds kan worden gefinancierd door:

(a) het ter beschikking van het Fonds staande bedrag dat overeenkomstig artikel 66 is bijeengebracht door middel van bijdragen van in artikel 2 bedoelde entiteiten;

(b) het bedrag dat overeenkomstig artikel 67 binnen een periode van drie jaar kan worden bijeengebracht door middel van achteraf te betalen bijdragen; en

(c) ingeval de onder a) en b) bedoelde bijdragen ontoereikend zijn, bedragen die overeenkomstig artikel 69 uit alternatieve financieringsbronnen worden aangetrokken.

9.           In uitzonderlijke omstandigheden kunnen voor verdere financiering alternatieve financieringsbronnen worden aangeboord nadat:

(a) de in lid 7, onder b), vermelde limiet van 5 % is bereikt; en

(b) alle concurrente, niet-preferente passiva, met uitzondering van in aanmerking komende deposito's, volledig zijn afgeschreven of omgezet.

10.         Wanneer aan de in lid 7, onder a) en b), gestelde voorwaarden is voldaan, mag bij wijze van alternatief of ter aanvulling een bijdrage worden geleverd uit middelen die door middel van in artikel 66 bedoelde bijdragen vooraf zijn verkregen en die nog niet zijn aangewend.

11.         Voor de toepassing van deze verordening is artikel 38, lid 3cab, vijfde alinea, van Richtlijn [ ] niet van toepassing.

12.         Bij het nemen van het in lid 5 bedoelde besluit wordt naar behoren rekening gehouden met de volgende factoren:

(a) het beginsel dat verliezen in de eerste plaats door aandeelhouders dienen te worden gedragen en vervolgens, in het algemeen, door crediteuren van de instelling in afwikkeling in volgorde van voorrang;

(b) de resterende capaciteit voor het opvangen van verliezen van de instelling in afwikkeling bij uitsluiting van het passivum of de categorie van passiva;

(c) de noodzaak passende middelen voor de financiering van de afwikkeling aan te houden.

13.         De afwikkelingsraad voert de beoordeling van de volgende punten uit op basis van een waardering die aan de vereisten van artikel 17 voldoet:

(a) het totaalbedrag waarmee de in aanmerking komende passiva moeten worden afgeschreven om ervoor te zorgen dat de nettowaarde van de activa van de instelling in afwikkeling gelijk is aan nul;

(b) in voorkomend geval, het totaalbedrag waarvoor in aanmerking komende passiva in aandelen moeten worden omgezet om de tier 1-kernkapitaalratio van ofwel de instelling in afwikkeling, ofwel de overbruggingsinstelling te herstellen.

Wanneer tot de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector voor de in lid 1, onder a), bedoelde doelstelling wordt besloten, wordt bij de in de eerste alinea bedoelde beoordeling het bedrag vastgesteld waarmee de in aanmerking komende passiva moeten worden omgezet om de tier 1-kernkapitaalratio van de instelling in afwikkeling of, in voorkomend geval, de overbruggingsinstelling te herstellen, rekening houdend met de inbreng van kapitaal door het afwikkelingsfonds uit hoofde van artikel 71, lid 1, onder d), alsook om voldoende marktvertrouwen in de instelling in afwikkeling of overbruggingsinstelling te wekken en deze in staat te stellen aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen en de werkzaamheden te blijven uitoefenen waarvoor haar op grond van Richtlijn 2013/36/EU of Richtlijn 2004/39/EG vergunning is verleend.

14.         Er kunnen uitsluitingen uit hoofde van lid 5 worden toegepast om bepaalde passiva volledig van de afschrijving uit te sluiten of om de omvang van de op die passiva toegepaste afschrijving te beperken.

15.         Bij de uitoefening van de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden wordt de in artikel 15 vervatte rangorde van vorderingen in acht genomen.

16.         De nationale afwikkelingsautoriteit doet de afwikkelingsraad onverwijld het bedrijfssaneringsplan toekomen dat zij na de toepassing van het instrument van de inbreng van de particuliere sector van de overeenkomstig artikel 47, lid 1, van Richtlijn [ ] aangestelde bewindvoerder heeft ontvangen.

Uiterlijk twee weken na de datum van voorlegging van het bedrijfssaneringsplan stelt de afwikkelingsautoriteit de afwikkelingsraad in kennis van haar beoordeling van het plan. Uiterlijk een maand na de datum van voorlegging van het bedrijfssaneringsplan beoordeelt de afwikkelingsraad de waarschijnlijkheid dat het plan, indien uitgevoerd, de levensvatbaarheid op lange termijn van de in artikel 2 bedoelde entiteit zal herstellen. De evaluatie wordt in overleg met de bevoegde autoriteit verricht.

Indien de afwikkelingsraad ervan overtuigd is dat het plan het beoogde doel zal bereiken, staat hij de nationale afwikkelingsautoriteit toe het plan overeenkomstig artikel 47, lid 5, van Richtlijn [ ] goed te keuren. Indien de afwikkelingsraad er niet van overtuigd is dat het plan het beoogde doel zal bereiken, geeft hij de nationale afwikkelingsautoriteit de instructie de bewindvoerder van zijn bezorgdheden in kennis te stellen en overeenkomstig artikel 47, lid 6, van Richtlijn [ ] van de bewindvoerder te eisen dat deze het plan zodanig wijzigt dat aan deze bezorgdheden tegemoet wordt gekomen. Dit gebeurt in overleg met de bevoegde autoriteit.

De nationale afwikkelingsautoriteit doet de afwikkelingsraad het gewijzigde plan toekomen. De afwikkelingsraad geeft de nationale afwikkelingsautoriteit de instructie de bewindvoerder binnen een week te laten weten of zij ervan overtuigd is dat het plan, zoals gewijzigd, aan de gemelde bezorgdheden tegemoetkomt, dan wel of er verdere wijzigingen zijn vereist.

Artikel 25 Toezicht door de afwikkelingsraad

1.           De afwikkelingsraad houdt nauwlettend toezicht op de uitvoering van de afwikkelingsregeling door de nationale afwikkelingsautoriteiten. De nationale afwikkelingsautoriteiten moeten daartoe:

(a) met de afwikkelingsraad samenwerken en deze bijstaan bij de vervulling van zijn toezichttaak;

(b) met regelmatige tussenpozen die door de afwikkelingsraad worden vastgesteld, correcte, betrouwbare en volledige inlichtingen verstrekken die de afwikkelingsraad eventueel kan verlangen over de uitvoering van de afwikkelingsregeling, de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden, met inbegrip van informatie over de volgende elementen:

i)        de werking en financiële positie van de instelling in afwikkeling, de overbruggingsinstelling en het vehikel voor activabeheer;

ii)       de behandeling die aandeelhouders en crediteuren zouden hebben genoten indien de instelling volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd;

iii)      eventuele lopende gerechtelijke procedures die betrekking hebben op de liquidatie van de activa van de gefailleerde instelling, op betwistingen van het afwikkelingsbesluit en op de waardering, of die betrekking hebben op door de aandeelhouders of crediteuren ingediende compensatieverzoeken;

(iv)     de aanstelling, het ontslag of de vervanging van beoordelaars, bewindvoerders, boekhouders, juristen en andere beroepsbeoefenaren die voor het bijstaan van de nationale afwikkelingsautoriteit noodzakelijk kunnen zijn, alsook over de wijze waarop zij hun functies hebben uitgeoefend;

(v)     enigerlei andere aangelegenheid die de afwikkelingsraad eventueel aan de orde kan stellen;

(vi)     de mate waarin en de wijze waarop de in hoofdstuk V van Richtlijn [ ] vermelde bevoegdheden van de nationale afwikkelingsautoriteiten door deze autoriteiten worden uitgeoefend;

(vii)    de economische levensvatbaarheid, de haalbaarheid en de uitvoering van het bedrijfssaneringsplan waarin artikel 24, lid 16, voorziet.

De nationale afwikkelingsautoriteiten dienen een eindverslag over de uitvoering van de afwikkelingsregeling in bij de afwikkelingsraad.

2.           Op grond van de verstrekte informatie kan de afwikkelingsraad aan de nationale afwikkelingsautoriteiten instructies geven ten aanzien van elk aspect van de uitvoering van de afwikkelingsregeling, en met name ten aanzien van de in artikel 20 bedoelde elementen en de uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden.

3.           Ingeval zulks noodzakelijk is om de afwikkelingsdoelstellingen te realiseren, kan de Commissie, op aanbeveling van de afwikkelingsraad of op eigen initiatief, haar besluit inzake het afwikkelingskader evalueren en daarin passende wijzigingen aanbrengen.

Artikel 26 Tenuitvoerlegging van afwikkelingsbesluiten

1.           De nationale afwikkelingsautoriteiten ondernemen de nodige actie om uitvoering te geven aan het in artikel 16, lid 8, bedoelde afwikkelingsbesluit, met name door zeggenschap over de in artikel 2 bedoelde entiteiten uit te oefenen, door de nodige maatregelen te nemen in overeenstemming met artikel 64 van Richtlijn [ ], en door er zorg voor te dragen dat de waarborgen waarin Richtlijn [ ] voorziet, in acht worden genomen. De nationale afwikkelingsautoriteiten leggen alle door de afwikkelingsraad tot hen gerichte besluiten ten uitvoer.

Daartoe oefenen zij volgens de in de nationale wetgeving bepaalde voorwaarden de bevoegdheden uit die hun krachtens het nationale recht tot omzetting van Richtlijn [ ] zijn verleend. De nationale afwikkelingsautoriteiten informeren de afwikkelingsraad volledig over de uitoefening van die bevoegdheden. Alle actie die zij ondernemen, is in overeenstemming met het in artikel 16, lid 8, bedoelde besluit.

2.           Ingeval een nationale afwikkelingsautoriteit een in artikel 16 bedoeld besluit niet heeft toegepast, dan wel het besluit op zodanige wijze heeft toegepast dat de in deze verordening vastgelegde afwikkelingsdoelstellingen niet zijn verwezenlijkt, beschikt de afwikkelingsraad over de bevoegdheid een instelling in afwikkeling te bevelen:

(a) om bepaalde rechten, activa of verplichtingen van een instelling in afwikkeling aan een andere persoon over te dragen;

(b) om de omzetting te eisen van schuldinstrumenten die een contractuele voorwaarde bevatten voor omzetting in de in artikel 18 beschreven omstandigheden;

3.           De instelling in afwikkeling geeft gevolg aan elk in lid 2 bedoelde besluit. Deze besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de nationale autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.

4.           Wanneer zij actie ondernemen met betrekking tot aangelegenheden die onder een overeenkomstig lid 2 genomen besluit vallen, voegen de nationale autoriteiten zich naar dat besluit.

Hoofdstuk 4

Samenwerking

Artikel 27 Verplichting tot samenwerking

1.           De afwikkelingsraad stelt de Commissie in kennis van alle maatregelen die hij neemt ter voorbereiding van de afwikkeling. Ten aanzien van informatie die van de afwikkelingsraad is ontvangen, geldt voor de leden van de Commissie en de personeelsleden van Commissie de in artikel 79 vastgelegde geheimhoudingsplicht.

2.           Bij de uitoefening van hun respectieve verantwoordelijkheden op grond van deze verordening werken de afwikkelingsraad, de Commissie, de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten nauw samen. De ECB en de nationale bevoegde autoriteiten verstrekken de afwikkelingsraad en de Commissie alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.

3.           Bij de uitoefening van hun respectieve verantwoordelijkheden op grond van deze verordening werken de afwikkelingsraad, de Commissie, de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten nauw samen in de fasen van afwikkelingsplanning, vroegtijdige interventie en afwikkeling krachtens de artikelen 7 tot en met 26. De ECB en de nationale bevoegde autoriteiten verstrekken de afwikkelingsraad en de Commissie alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken.

4.           Wanneer de ECB een vertegenwoordiger van de afwikkelingsraad uitnodigt om deel te nemen aan de raad van toezicht van de ECB die overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) nr. [.] van de Raad is opgericht, wijst de afwikkelingsraad voor de toepassing van deze verordening een vertegenwoordiger aan.

5.           Voor de toepassing van deze verordening wijst de afwikkelingsraad een vertegenwoordiger aan die deelneemt aan het afwikkelingscomité van de Europese Bankautoriteit dat overeenkomstig artikel 113 van Richtlijn [.] is opgericht.

6.           De afwikkelingsraad werkt nauw samen met de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), met name wanneer het EFSF of het ESM directe of indirecte financiële steun heeft verleend, of dat waarschijnlijk zal doen, aan entiteiten die in een deelnemende lidstaat zijn gevestigd, met name in de in artikel 24, lid 9, bedoelde uitzonderlijke omstandigheden.

7.           De afwikkelingsraad en de ECB sluiten een memorandum van overeenstemming met een algemene beschrijving van de wijze waarop zij uit hoofde van lid 2 zullen samenwerken. Het memorandum wordt regelmatig geëvalueerd, en wordt openbaar gemaakt onder voorbehoud van een passende behandeling van vertrouwelijke gegevens.

Artikel 28 Informatie-uitwisseling binnen het GAM

1.           De afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten zijn gehouden tot loyale samenwerking te goeder trouw en tot informatie-uitwisseling.

2.           De afwikkelingsraad verstrekt de Commissie alle informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van deze verordening en, waar van toepassing, artikel 107 VWEU.

Artikel 29 Samenwerking binnen het GAM en groepsbehandeling

Artikel 12, leden 4, 5, 6 en 15, en de artikelen 80 tot en met 83 van Richtlijn [.] zijn niet van toepassing in de betrekkingen tussen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten. In de plaats daarvan zijn de desbetreffende bepalingen van deze verordening van toepassing.

Artikel 30 Samenwerking met niet-deelnemende lidstaten

Wanneer een groep entiteiten omvat die in deelnemende lidstaten en in niet-deelnemende lidstaten zijn gevestigd, vertegenwoordigt de afwikkelingsraad de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten, onverminderd de goedkeuringen van de Commissie die uit hoofde van deze verordening vereist zijn, met het oog op de samenwerking met de niet-deelnemende lidstaten overeenkomstig de artikelen 7, 8, 11, 12, 15, 50 en 80 tot en met 83 van Richtlijn [.].

Artikel 31 Samenwerking met autoriteiten van derde landen

De Commissie en de afwikkelingsraad zijn binnen elk van hun respectieve bevoegdheden uitsluitend verantwoordelijk om namens de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten de in artikel 88, lid 4, van Richtlijn [.] bedoelde niet-bindende samenwerkingsovereenkomsten te sluiten en geven daarvan kennis overeenkomstig lid 6 van dat artikel.

Hoofdstuk 5

Onderzoeksbevoegdheden

Artikel 32 Verzoeken om informatie

1.           Voor de uitvoering van de in de artikelen 7, 8, 11, 16 en 17 bedoelde taken kan de afwikkelingsraad, hetzij direct hetzij via de nationale afwikkelingsautoriteiten, van de volgende rechts- of natuurlijke personen verlangen dat zij alle informatie verstrekken die nodig is voor de uitvoering van de hem bij deze verordening opgedragen taken:

(a) de in artikel 2 bedoelde entiteiten;

(b) de personeelsleden van de in artikel 2 bedoelde entiteiten;

(c) derden aan wie de in de in artikel 2 bedoelde entiteiten functies of activiteiten hebben uitbesteed.

2.           De in artikel 2 bedoelde entiteiten en de in lid 1, onder b), bedoelde personen verstrekken de krachtens lid 1 gevraagde informatie. Bepalingen inzake beroepsgeheim stellen die entiteiten en personen niet vrij van de plicht die informatie te verstrekken. De verstrekking van de gevraagde informatie wordt niet als een schending van het beroepsgeheim beschouwd.

3.           Wanneer de afwikkelingsraad direct van die entiteiten en personen informatie verkrijgt, stelt hij die informatie ter beschikking van de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten.

4.           De afwikkelingsraad kan doorlopend informatie verkrijgen over kapitaal, liquiditeit, activa en passiva met betrekking tot alle instellingen die onder zijn afwikkelingsbevoegdheden vallen, als die wezenlijk is met het oog op de afwikkeling.

5.           De afwikkelingsraad, de bevoegde autoriteiten en de nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen een memorandum van overeenstemming opstellen met een procedure voor de uitwisseling van informatie.

6.           De bevoegde autoriteiten, in voorkomend geval met inbegrip van de ECB, en de nationale afwikkelingsautoriteiten werken samen met de afwikkelingsraad om te verifiëren of de gevraagde informatie al gedeeltelijk of geheel beschikbaar is. Wanneer die informatie beschikbaar is, verstrekken de bevoegde autoriteiten, in voorkomend geval met inbegrip van de ECB, of de nationale afwikkelingsautoriteiten die informatie aan de afwikkelingsraad.

Artikel 33 Algemene onderzoeken

1.           Met het oog op de uitvoering van de in de artikelen 7, 8, 11, 16 en 17 bedoelde taken en behoudens andere in het toepasselijke Unierecht gestelde voorwaarden, kan de afwikkelingsraad alle nodige onderzoeken voeren naar in artikel 32, lid 1, bedoelde personen die gevestigd zijn of zich bevinden in een deelnemende lidstaat.

Daartoe heeft de afwikkelingsraad het recht om:

(a) de overlegging van documenten te verlangen;

(b) de boeken en bescheiden van de in artikel 32, lid 1, bedoelde personen te onderzoeken en kopieën of uittreksels van die boeken en bescheiden te maken;

(c) schriftelijke of mondelinge toelichting te krijgen van de in artikel 32, lid 1, bedoelde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden;

(d) alle andere personen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen.

2.           De in artikel 32, lid 1, bedoelde personen worden onderworpen aan de onderzoeken die bij een besluit van de afwikkelingsraad worden ingeleid.

Wanneer een persoon het voeren van het onderzoek hindert, verlenen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaat waar de bedrijfsruimten in kwestie zijn gelegen, de nodige bijstand overeenkomstig de nationale wetgeving, onder meer door voor de afwikkelingsraad de toegang te faciliteren tot de bedrijfsruimten van de in artikel 32, lid 1, bedoelde rechtspersonen, zodat de bovengenoemde rechten kunnen worden uitgeoefend.

Artikel 34 Inspecties ter plaatse

1.           Met het oog op de uitvoering van de in de artikelen 7, 8, 11, 16 en 17 bedoelde taken en behoudens andere in het toepasselijke Unierecht gestelde voorwaarden, kan de afwikkelingsraad na voorafgaande kennisgeving aan de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten alle nodige inspecties ter plaatse verrichten in de bedrijfsruimten van de in artikel 32, lid 1, bedoelde rechtspersonen. Indien dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspecties nodig is, kan de afwikkelingsraad de inspectie ter plaatse verrichten zonder dat vooraf aan die rechtspersonen aan te kondigen.

2.           De ambtenaren van de afwikkelingsraad en andere personen die door de afwikkelingsraad gemachtigd zijn om een inspectie ter plaatse te verrichten, kunnen de bedrijfsruimten en terreinen van rechtspersonen die het voorwerp zijn van een door de afwikkelingsraad krachtens artikel 32, lid 2, genomen onderzoeksbesluit betreden en hebben alle in artikel 32, lid 1, vastgestelde bevoegdheden.

3.           De in artikel 32, lid 1, bedoelde rechtspersonen worden onderworpen aan inspecties ter plaatse op basis van een besluit van de afwikkelingsraad.

4.           De ambtenaren en andere begeleidende personen die gemachtigd of aangewezen zijn door de nationale afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten waar de inspectie moet worden verricht, verlenen de ambtenaren van de afwikkelingsraad en andere door de afwikkelingsraad gemachtigde personen, onder toezicht en coördinatie van de afwikkelingsraad, actief bijstand. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 beschreven bevoegdheden. De ambtenaren van de nationale afwikkelingsautoriteiten van de betrokken deelnemende lidstaten hebben eveneens het recht deel te nemen aan de inspecties ter plaatse.

5.           Indien de ambtenaren van de afwikkelingsraad en andere door de afwikkelingsraad gemachtigde of aangewezen begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een krachtens lid 1 gelaste inspectie verzet, verlenen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten hun de nodige bijstand overeenkomstig de nationale wetgeving. Voor zover nodig voor de inspectie, omvat die bijstand het verzegelen van alle ruimten en boeken of bescheiden van het bedrijf. Indien de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten niet over die bevoegdheid beschikken, maken zij gebruik van hun bevoegdheid om de nodige bijstand van andere nationale afwikkelingsautoriteiten in te roepen.

Artikel 35 Toestemming van een rechterlijke instantie

1.           Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in artikel 34, leden 1 en 2, bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in artikel 34, lid 5, bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, wordt die toestemming gevraagd.

2.           Indien de in lid 1 bedoelde toestemming wordt gevraagd, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de afwikkelingsraad op zijn authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn, noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen kan de nationale rechterlijke instantie de afwikkelingsraad om nadere uitleg vragen, in het bijzonder met betrekking tot de redenen die de afwikkelingsraad heeft om aan te nemen dat een inbreuk op de in artikel 26 bedoelde handelingen heeft plaatsgevonden, en met betrekking tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzakelijkheid van de inspectie toetsen, noch de informatie in het dossier van de afwikkelingsraad opvragen. Uitsluitend het Hof van Justitie van de Europese Unie kan het besluit van de afwikkelingsraad op zijn rechtmatigheid toetsen.

Hoofdstuk 6

Sanctionerende bevoegdheden

Artikel 36 Geldboeten

1.           Indien de afwikkelingsraad tot de bevinding komt dat een in artikel 2 bedoelde entiteit opzettelijk of uit onachtzaamheid een van de in lid 2 vermelde inbreuken heeft gepleegd, instrueert de afwikkelingsraad de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit de in artikel 2 bedoelde entiteit overeenkomstig Richtlijn [.] een geldboete op te leggen.

Een inbreuk door een in artikel 2 bedoelde entiteit wordt geacht opzettelijk te zijn gepleegd als er objectieve factoren zijn die aantonen dat de entiteit of de bedrijfsleiding ervan opzettelijk hebben gehandeld om de inbreuk te plegen.

2.           De in artikel 2 bedoelde entiteiten kunnen geldboeten worden opgelegd voor de volgende inbreuken:

(a) wanneer zij de overeenkomstig artikel 32 gevraagde informatie niet verstrekken;

(b) wanneer zij zich niet onderwerpen aan een algemeen onderzoek overeenkomstig artikel 33 of aan inspecties ter plaatse en de overeenkomstig artikel 32 gevraagde informatie niet verstrekken;

(c) wanneer zij niet overeenkomstig de artikelen 66 of 67 aan het Fonds bijdragen;

(d) wanneer zij niet voldoen aan een besluit dat de afwikkelingsraad krachtens artikel 24 tot hen heeft gericht.

3.           De nationale afwikkelingsautoriteiten maken de overeenkomstig lid 1 opgelegde geldboeten openbaar. Ingeval openbaarmaking de betrokken partijen onevenredige schade zou berokkenen, maakt de afwikkelingsraad de sancties openbaar zonder de identiteit van de partijen bekend te maken.

4.           Om samenhangende, doeltreffende en doelmatige handhavingspraktijken vast te stellen en de gemeenschappelijke, eenvormige en samenhangende toepassing van deze verordening te garanderen, stelt de afwikkelingsraad ten behoeve van de nationale afwikkelingsautoriteiten richtsnoeren inzake de toepassing van geldboeten en dwangsommen vast.

Artikel 37 Dwangsommen

1.           De afwikkelingsraad instrueert de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit de in artikel 2 bedoelde entiteit overeenkomstig Richtlijn [.] een dwangsom op te leggen teneinde:

(a) een kredietinstelling ertoe te dwingen een krachtens artikel 32 vastgesteld besluit na te leven;

(b) een in artikel 32, lid 1, bedoelde persoon ertoe te dwingen alle informatie te verstrekken die bij een besluit krachtens dat artikel wordt verlangd;

(c) een in artikel 33, lid 1, bedoelde persoon ertoe te dwingen zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name alle bescheiden, gegevens, procedures of ander verlangd materiaal over te leggen, alsmede andere informatie die in het kader van een bij een besluit krachtens dat artikel ingesteld onderzoek is verstrekt, aan te vullen en te corrigeren;

(d) een in artikel 34, lid 1, bedoelde persoon ertoe te dwingen zich te onderwerpen aan een bij een besluit krachtens dat artikel bevolen inspectie ter plaatse.

2.           Een dwangsom moet doeltreffend en evenredig zijn. De opgelegde dwangsom geldt per dag totdat de kredietinstelling of betrokken persoon de desbetreffende in lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde besluiten naleeft.

3.           Een dwangsom kan worden opgelegd gedurende ten hoogste zes maanden.

DEEL III INSTITUTIONEEL KADER

TITEL I

De afwikkelingsraad

Artikel 38 Rechtsstatus

1.           Hierbij wordt een gemeenschappelijke afwikkelingsraad opgericht. De afwikkelingsraad is een agentschap van de Europese Unie met een specifieke structuur die toegesneden is op zijn taken. Hij heeft rechtspersoonlijkheid.

2.           In elke lidstaat geniet de afwikkelingsraad de ruimste handelingsbevoegdheid die op grond van het nationale recht aan rechtspersonen wordt toegekend. De afwikkelingsraad kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verwerven of vervreemden en kan in rechte optreden.

3.           De afwikkelingsraad wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

Artikel 39 Samenstelling

1.           De afwikkelingsraad is samengesteld uit:

(a) de uitvoerend directeur;

(b) de plaatsvervangend uitvoerend directeur;

(c) een door de Commissie aangewezen lid;

(d) een door de ECB aangewezen lid;

(e) een door elke deelnemende lidstaat aangewezen lid, dat de nationale afwikkelingsautoriteit vertegenwoordigt.

2.           De ambtstermijn van de uitvoerend directeur, de plaatsvervangend uitvoerend directeur en de door de Commissie en de ECB aangewezen leden van de afwikkelingsraad bedraagt vijf jaar. Behoudens artikel 53, lid 6, is die ambtstermijn niet hernieuwbaar.

3.           De bestuurs- en beheersstructuur van de afwikkelingsraad omvat:

(a) een plenaire vergadering van de afwikkelingsraad, die de in artikel 47 vermelde taken uitvoert;

(b) een bestuursvergadering van de afwikkelingsraad, die de in artikel 51 vermelde taken uitvoert;

(c) een uitvoerend directeur, die de in artikel 53 vermelde taken uitvoert.

Artikel 40 Naleving van het Unierecht

De afwikkelingsraad treedt op met naleving van het Unierecht, met name de besluiten van de Commissie krachtens deze verordening.

Artikel 41 Verantwoordingsplicht

1.           De afwikkelingsraad is met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze verordening overeenkomstig de leden 2 tot en met 8 verantwoordingsplichtig tegenover het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

2.           De afwikkelingsraad dient jaarlijks bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Europese Rekenkamer een verslag in over de uitvoering van de hem bij deze verordening opgedragen taken.

3.           De uitvoerend directeur presenteert dat verslag in het openbaar aan het Europees Parlement en aan de Raad.

4.           Op verzoek van het Europees Parlement neemt de uitvoerend directeur deel aan een hoorzitting in de bevoegde commissies van het Europees Parlement met betrekking tot de uitvoering van zijn afwikkelingstaken.

5.           Op verzoek van de Raad kan de uitvoerend directeur door de Raad worden gehoord met betrekking tot de uitvoering van zijn afwikkelingstaken.

6.           De afwikkelingsraad antwoordt mondeling of schriftelijk op de vragen die het Europees Parlement of de Raad hem overeenkomstig hun eigen procedures voorleggen, en dit in aanwezigheid van vertegenwoordigers van deelnemende lidstaten die niet de euro als munt hebben.

7.           Desgevraagd voert de uitvoerend directeur achter gesloten deuren met de voorzitter en de vicevoorzitters van de bevoegde commissie van het Europees Parlement vertrouwelijke mondelinge besprekingen, als die besprekingen nodig zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van het Europees Parlement uit hoofde van het Verdrag. Tussen het Europees Parlement en de afwikkelingsraad wordt een overeenkomst gesloten over de nadere modaliteiten voor de organisatie van dergelijke besprekingen, teneinde volledige vertrouwelijkheid te garanderen overeenkomstig de vertrouwelijkheidverplichtingen die de ECB zijn opgelegd als bevoegde autoriteit uit hoofde van het toepasselijke Unierecht.

8.           Tijdens onderzoeken van het Parlement werkt de afwikkelingsraad overeenkomstig het VWEU samen met het Parlement. De afwikkelingsraad en het Parlement sluiten passende regelingen over de praktische modaliteiten in verband met de uitoefening van de democratische verantwoordingsplicht en het toezicht op de uitvoering van de bij deze verordening aan de afwikkelingsraad opgedragen taken. Die regelingen omvatten onder meer toegang tot informatie, samenwerking bij onderzoeken en informatie over de selectieprocedure voor de uitvoerend directeur.

Artikel 42 Nationale parlementen

1.           Gelet op de specifieke taken van de afwikkelingsraad kunnen de nationale parlementen van de deelnemende lidstaten de afwikkelingsraad via hun eigen procedures om een schriftelijke reactie verzoeken op hun opmerkingen of vragen aan de afwikkelingsraad met betrekking tot de functies van de afwikkelingsraad uit hoofde van deze verordening.

2.           Het nationale parlement van een deelnemende lidstaat kan de uitvoerend directeur uitnodigen om samen met een vertegenwoordiger van de nationale afwikkelingsautoriteit aan een gedachtewisseling over de afwikkeling van kredietinstellingen in die lidstaat deel te nemen.

3.           Deze verordening doet geen afbreuk aan de verantwoordingsplicht van nationale afwikkelingsautoriteiten ten aanzien van nationale parlementen overeenkomstig het nationale recht met betrekking tot de uitvoering van taken die niet bij deze verordening aan de afwikkelingsraad of aan de Commissie zijn opgedragen.

Artikel 43 Onafhankelijkheid

1.           De afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten handelen bij de uitvoering van de hun bij deze verordening opgedragen taken onafhankelijk en in het algemeen belang.

2.           De in artikel 40, lid 2, bedoelde leden van de afwikkelingsraad handelen onafhankelijk en objectief in het belang van de Unie als geheel, en vragen noch aanvaarden instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van andere publieke of particuliere organen.

Artikel 44 Zetel

De zetel van de afwikkelingsraad is gevestigd in Brussel, België.

TITEL II

Plenaire vergadering van de afwikkelingsraad

Artikel 45 Deelname aan plenaire vergaderingen

Alle leden van de afwikkelingsraad nemen deel aan zijn plenaire vergaderingen.

Artikel 46 Taken

1.           De afwikkelingsraad heeft in zijn plenaire vergadering de volgende taken:

(a) overeenkomstig artikel 49, lid 1, uiterlijk op 30 november van elk jaar het jaarlijkse werkprogramma van de afwikkelingsraad voor het komende jaar vaststellen, op basis van een ontwerpvoorstel van de uitvoerend directeur, en dit ter informatie doorsturen naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank;

(b) overeenkomstig artikel 59, lid 2, de jaarlijkse begroting van de afwikkelingsraad vaststellen;

(c) besluiten over de vrijwillige leningen tussen financieringsregelingen overeenkomstig artikel 68, de wederzijdse waarborging van nationale financieringsregelingen overeenkomstig artikel 72 en het verstrekken van leningen aan het depositogarantiestelsel overeenkomstig artikel 73;

(d) het in artikel 42 bedoelde jaarlijkse verslag van de afwikkelingsraad aannemen. Dit verslag bevat gedetailleerde toelichtingen bij de uitvoering van de begroting;

(e) overeenkomstig artikel 61 de financiële regels vaststellen die van toepassing zijn op de afwikkelingsraad;

(f) een fraudebestrijdingsstrategie vaststellen, die evenredig is met de frauderisico’s en rekening houdt met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

(g) regels vaststellen voor de voorkoming en beheersing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden;

(h) zijn reglement van orde vaststellen;

(i) overeenkomstig lid 2 met betrekking tot de personeelsleden van de afwikkelingsraad de bevoegdheden uitoefenen die het Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag, en die de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag[25] („de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”);

(j) de toepasselijke uitvoeringsvoorschriften ten behoeve van de uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden vaststellen overeenkomstig artikel 110 van het Statuut;

(k) een rekenplichtige benoemen overeenkomstig het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, die functioneel onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn taken;

(l) passende follow‑up garanderen van de resultaten en aanbevelingen in de interne en externe auditverslagen en beoordelingen, alsook van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF);

(m) alle besluiten nemen betreffende het opzetten en, waar nodig, het wijzigen van de interne structuren van de afwikkelingsraad.

2.           In zijn plenaire vergadering neemt de afwikkelingsraad overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vaststelt voor de opschorting van die gedelegeerde bevoegdheden. De uitvoerend directeur is gemachtigd om die bevoegdheden op zijn beurt te delegeren.

De afwikkelingsraad kan in zijn plenaire vergadering in uitzonderlijke gevallen door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en de bevoegdheden die hij op zijn beurt heeft gedelegeerd tijdelijk opschorten en die bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.

Artikel 47 Bijeenkomst van de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad

1.           De uitvoerend directeur roept de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad bijeen.

2.           De afwikkelingsraad komt ten minste tweemaal per jaar in gewone plenaire vergadering bijeen. Daarnaast komt de afwikkelingsraad bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur, op verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste tweederde van zijn leden.

3.           De afwikkelingsraad kan op ad‑hocbasis waarnemers bij de bijeenkomsten van zijn plenaire vergadering uitnodigen.

4.           De afwikkelingsraad stelt de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad een secretariaat ter beschikking.

Artikel 48 Besluitvormingsproces

1.           De afwikkelingsraad neemt in zijn plenaire vergadering besluiten bij gewone meerderheid van zijn leden. De in artikel 47, lid 1, onder c), bedoelde besluiten worden echter genomen bij tweederdemeerderheid van zijn leden.

2.           De uitvoerend directeur neemt aan de stemming deel.

3.           De afwikkelingsraad stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit openbaar. In het reglement van orde wordt de stemprocedure nader uitgewerkt, met name betreffende de gevallen waarin een lid mag handelen namens een ander lid, en eventuele quorumvereisten.

TITEL III

Bestuursvergadering van de afwikkelingsraad

Artikel 49 Deelname aan de bestuursvergaderingen

1.           De in artikel 40, lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde leden van de afwikkelingsraad nemen overeenkomstig de leden 2 en 3 deel aan de bestuursvergaderingen van de afwikkelingsraad.

2.           Bij de beraadslaging over een in artikel 2 bedoelde entiteit of een groep entiteiten die slechts in één deelnemende lidstaat is gevestigd, neemt het door die lidstaat aangewezen lid ook deel aan de beraadslagingen en het besluitvormingsproces overeenkomstig artikel 52, leden 1 en 3.

3.           Bij de beraadslaging over een grensoverschrijdende groep nemen het lid dat is aangewezen door de lidstaat waarin de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is gevestigd, alsook de leden die zijn aangewezen door de lidstaten waarin een dochteronderneming of een onder geconsolideerd toezicht vallende entiteit is gevestigd, deel aan de beraadslagingen en het besluitvormingsproces overeenkomstig artikel 52, leden 2 en 3.

Artikel 50 Taken

1.           De afwikkelingsraad wordt in zijn plenaire vergadering bijgestaan door een bestuursvergadering van de afwikkelingsraad.

2.           De afwikkelingsraad heeft in zijn bestuursvergadering de volgende taken:

(a) voorbereiden van de besluiten die door de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering moeten worden genomen;

(b) nemen van alle besluiten om deze verordening uit te voeren.

Dit omvat:

i)        de Commissie zo vroeg mogelijk relevante informatie verstrekken op basis waarvan zij overeenkomstig artikel 16, lid 6, een beoordeling kan maken en een met redenen omkleed besluit kan vaststellen;

ii)       besluiten over deel II van de begroting van de afwikkelingsraad, betreffende het Fonds.

3.           Indien nodig kan de afwikkelingsraad in spoedeisende omstandigheden in zijn bestuursvergadering bepaalde voorlopige besluiten namens de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering vaststellen, met name over administratieve aangelegenheden, waaronder begrotingsaangelegenheden.

4.           De afwikkelingsraad komt in zijn bestuursvergadering bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur of op verzoek van zijn leden.

5.           De afwikkelingsraad stelt in zijn plenaire vergadering het reglement van orde van de de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergadering vast.

Artikel 51 Besluitvormingsproces

1.           Bij de beraadslaging over een individuele entiteit of een groep entiteiten die slechts in één deelnemende lidstaat is gevestigd, neemt de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergaderingen zijn besluiten bij gewone meerderheid van de deelnemende leden. Bij staking van de stemmen is de stem van de uitvoerend directeur doorslaggevend.

2.           Bij de beraadslaging over een grensoverschrijdende groep neemt de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergaderingen zijn besluiten bij gewone meerderheid van de deelnemende leden. De in artikel 40, lid 2, bedoelde leden van de afwikkelingsraad en het lid dat is aangewezen door de lidstaat waar de afwikkelingsautoriteit op groepsniveau is gevestigd, hebben ieder één stem. De andere deelnemende leden hebben ieder een stemrecht dat gelijk is aan een deel van één stem en het aantal nationale afwikkelingsautoriteiten van de lidstaten waar een dochteronderneming of een onder geconsolideerd toezicht vallende entiteit is gevestigd. Bij staking van de stemmen is de stem van de uitvoerend directeur doorslaggevend.

3.           Een door een lidstaat aangewezen lid kan, totdat het in artikel 65 bedoelde streefbedrag van de financiering is bereikt, éénmaal een verdere beraadslaging van de afwikkelingsraad eisen wanneer een besluit dat in bespreking is, van invloed is op de begrotingsverantwoordelijkheden van die lidstaat.

4.           De afwikkelingsraad stelt in zijn bestuursvergadering het reglement van orde van zijn bestuursvergaderingen vast en maakt dit openbaar.

De bestuursvergadering van de afwikkelingsraad komt bijeen op initiatief van de uitvoerend directeur of op verzoek van twee leden, en wordt door de uitvoerend directeur voorgezeten. De afwikkelingsraad kan op ad‑hocbasis waarnemers bij de bijeenkomsten van zijn bestuursvergadering uitnodigen.

TITEL IV

Uitvoerend directeur en plaatsvervangend uitvoerend directeur

Artikel 52 Benoeming en taken

1.           De afwikkelingsraad wordt voorgezeten door een voltijdse uitvoerend directeur, die geen ambten op nationaal niveau vervult.

2.           De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor:

(a) het voorbereiden van de werkzaamheden van de afwikkelingsraad, in zijn plenaire vergadering en bestuursvergaderingen, en het bijeenroepen en voorzitten van zijn bijeenkomsten;

(b) alle personeelszaken;

(c) het dagelijkse beheer;

(d) het uitvoeren van de begroting van de afwikkelingsraad overeenkomstig artikel 59, lid 3;

(e) het bestuur van de afwikkelingsraad;

(f) het uitvoeren van het jaarlijkse werkprogramma van de afwikkelingsraad;

(g) het jaarlijks opstellen van een ontwerpverslag met een deel over de afwikkelingsactiviteiten van de afwikkelingsraad en een deel over financiële en administratieve aangelegenheden.

3.           De uitvoerend directeur wordt bijgestaan door een plaatsvervangend uitvoerend directeur.

De plaatsvervangend uitvoerend directeur vervult de functies van de uitvoerend directeur tijdens diens afwezigheid.

4.           De uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur worden benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van bancaire en financiële aangelegenheden en ervaring die relevant is op het gebied van financieel toezicht en financiële regelgeving.

5.           De Commissie stelt de Raad met het oog op de benoeming van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur een lijst van kandidaten voor, na de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering te hebben gehoord. De Raad benoemt de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur na het Europees Parlement te hebben gehoord.

6.           In afwijking van artikel 40, lid 2, bedraagt de ambtstermijn van de eerste uitvoerend directeur die na de inwerkingtreding van deze verordening wordt benoemd, drie jaar; die termijn kan éénmaal worden verlengd met vijf jaar. De uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur blijven in functie totdat hun opvolgers zijn benoemd.

7.           Een uitvoerend directeur of plaatsvervangend uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan aan het eind van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde functie.

8.           Indien de uitvoerend directeur of de plaatsvervangend uitvoerend directeur niet langer voldoet aan de voor de uitvoering van zijn taken vereiste voorwaarden of schuldig is bevonden aan ernstig wangedrag, kan de Raad, op voorstel van de Commissie en na het Europees Parlement te hebben gehoord, de uitvoerend directeur of de plaatsvervangend uitvoerend directeur uit zijn ambt ontzetten.

Artikel 53 Onafhankelijkheid

1.           De uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur voeren hun taken uit conform de besluiten van de Commissie en de afwikkelingsraad.

Bij de deelname aan de beraadslagingen en het besluitvormingsproces binnen de afwikkelingsraad vragen noch aanvaarden zij instructies van de instellingen of organen van de Unie, maar maken zij hun eigen standpunten kenbaar en stemmen zij onafhankelijk. In die beraadslagingen en dat besluitvormingsproces staat de plaatsvervangend uitvoerend directeur niet onder het gezag van de uitvoerend directeur.

2.           Lidstaten of andere publieke of particuliere organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur bij de uitvoering van hun taken.

3.           Overeenkomstig het in artikel 78, lid 6, bedoelde Statuut blijft voor de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur na afloop van hun ambtstermijn de verplichting gelden om bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen eerlijkheid en kiesheid te betrachten.

TITEL V

FINANCIËLE BEPALINGEN

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Artikel 54 Middelen

De afwikkelingsraad is verantwoordelijk voor het besteden van de nodige financiële en personele middelen aan de uitvoering van de hem bij deze verordening opgedragen taken.

Artikel 55 Begroting

1.           Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van de afwikkelingsraad geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van de afwikkelingsraad.

2.           De ontvangsten en uitgaven in de begroting van de afwikkelingsraad zijn in evenwicht.

3.           De begroting bestaat uit twee delen: deel I voor het beheer van de afwikkelingsraad en deel II voor het Fonds.

Artikel 56 Deel I van de begroting voor het beheer van de afwikkelingsraad

1.           De ontvangsten van deel I van de begroting bestaan uit de jaarlijkse bijdragen die nodig zijn om de administratieve uitgaven overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), te dekken.

2.           De uitgaven van deel I van de begroting bestaan ten minste uit personele, administratieve, loon- en infrastructuurkosten, kosten van beroepsopleiding en werkingskosten.

Artikel 57 Deel II van de begroting voor het Fonds

1.           De ontvangsten van deel II van de begroting bestaan met name uit het volgende:

(a) de bijdragen die de in de deelnemende lidstaten gevestigde instellingen overeenkomstig artikel 62 hebben betaald, met uitzondering van de in artikel 62, lid 1, onder a), bedoelde jaarlijkse bijdrage;

(b) leningen ontvangen van andere afwikkelingsfinancieringsregelingen in niet‑deelnemende lidstaten overeenkomstig artikel 68, lid 1;

(c) leningen ontvangen van financiële instellingen of andere derden overeenkomstig artikel 69;

(d) rendementen op de beleggingen van de bedragen in het Fonds overeenkomstig artikel 70.

2.           De uitgaven van deel II van de begroting bestaan uit het volgende:

(a) uitgaven voor de in artikel 71 vermelde doeleinden;

(b) beleggingen overeenkomstig artikel 70;

(c) betaalde rente op leningen ontvangen van andere afwikkelingsfinancieringsregelingen in niet‑deelnemende lidstaten overeenkomstig artikel 68, lid 1;

(d) betaalde rente op leningen ontvangen van financiële instellingen of andere derden overeenkomstig artikel 69.

Artikel 58 Opstellen en uitvoeren van de begroting

1.           Uiterlijk op 15 februari van elk jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerp op van de raming van de ontvangsten en uitgaven van de afwikkelingsraad voor het volgende begrotingsjaar, dat hij uiterlijk op 31 maart van elk jaar naar de afwikkelingsraad stuurt voor goedkeuring in de plenaire vergadering.

2.           De begroting van de afwikkelingsraad wordt door de plenaire vergadering van de afwikkelingsraad vastgesteld op basis van de raming. De begroting wordt zo nodig dienovereenkomstig aangepast.

3.           De uitvoerend directeur voert de begroting van de afwikkelingsraad uit.

Artikel 59 Audit en controle

1.           Bij de afwikkelingsraad wordt de functie van interne controleur gecreëerd, die moet worden uitgeoefend met inachtneming van de geldende internationale normen. De interne controleur wordt benoemd door de afwikkelingsraad en legt tegenover hem verantwoording af over de controle op de goede werking van de systemen en procedures voor de uitvoering van de begroting van de afwikkelingsraad.

2.           De interne controleur adviseert de afwikkelingsraad bij het beheersen van de risico's door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheers- en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed financieel beheer.

3.           De afwikkelingsraad is verantwoordelijk voor het invoeren van interne controlesystemen en controleprocedures die zijn toegesneden op de uitvoering van zijn taken.

Artikel 60 Indiening van de rekeningen en kwijting

1.           De uitvoerend directeur treedt op als ordonnateur.

2.           Uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar stuurt de rekenplichtige van de afwikkelingsraad de voorlopige rekeningen naar de Rekenkamer.

3.           Uiterlijk op 31 maart van elk jaar stuurt de afwikkelingsraad in zijn bestuursvergadering de voorlopige rekeningen van de afwikkelingsraad van het voorgaande begrotingsjaar naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

4.           Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de afwikkelingsraad stelt de uitvoerend directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van de afwikkelingsraad op en stuurt ze naar de afwikkelingsraad ter goedkeuring in zijn plenaire vergadering.

5.           De uitvoerend directeur stuurt de definitieve rekeningen uiterlijk op 1 juli na afloop van elk begrotingsjaar naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

6.           De uitvoerend directeur stuurt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september een antwoord op haar opmerkingen.

7.           De definitieve rekeningen worden uiterlijk op 15 november van het volgende jaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

8.           De afwikkelingsraad verleent de uitvoerend directeur in zijn plenaire vergadering kwijting voor de uitvoering van de begroting.

9.           De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle informatie die nodig is in verband met de rekeningen van de afwikkelingsraad.

Artikel 61 Financiële regels

Na advies van de Rekenkamer van de Unie en de Commissie stelt de afwikkelingsraad de interne financiële bepalingen vast waarin met name de wijze van opstelling en uitvoering van zijn begroting wordt geregeld.

Voor de financiële bepalingen wordt, voor zover dit verenigbaar is met het eigen karakter van de afwikkelingsraad, uitgegaan van de in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie[26] bedoelde financiële kaderregeling voor de bij het VWEU opgerichte organen.

Artikel 62 Bijdragen

1.           De in artikel 2 bedoelde entiteiten dragen bij aan de begroting van de afwikkelingsraad overeenkomstig deze verordening en de overeenkomstig lid 5 vastgestelde gedelegeerde handelingen betreffende bijdragen. De bijdragen omvatten het volgende:

(a) de jaarlijkse bijdragen die nodig zijn om de administratieve uitgaven te dekken;

(b) de jaarlijkse vooraf te betalen bijdragen die nodig zijn om het in artikel 65 vastgelegde streefbedrag van de financiering te bereiken, berekend overeenkomstig artikel 66; en

(c) de buitengewone achteraf te betalen bijdragen, berekend overeenkomstig artikel 67.

2.           De bedragen van de bijdragen worden zodanig vastgesteld dat de ontvangsten daarvan in beginsel toereikend zijn om de begroting van de afwikkelingsraad elk jaar in evenwicht te houden en de opdrachten van het Fonds uit te voeren.

3.           De afwikkelingsraad bepaalt overeenkomstig de in lid 5 bedoelde gedelegeerde handelingen de bijdragen die door elke in lid 2 bedoelde entiteit verschuldigd zijn, in een tot de betrokken entiteit gericht besluit. De afwikkelingsraad past procedure-, rapportage- en andere regels toe om ervoor te zorgen dat de bijdragen volledig en tijdig worden betaald.

4.           De overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 ontvangen bedragen worden alleen voor de doeleinden van deze verordening aangewend.

5.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen betreffende bijdragen vast te stellen met het oog op de vaststelling van het volgende:

(a) het soort bijdragen en de aangelegenheden waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn, de manier waarop het bedrag van de bijdragen is berekend, de wijze waarop ze moeten worden betaald;

(b) de registratie-, boekhoud- en rapportageverplichtingen en andere in lid 3 bedoelde verplichtingen om ervoor te zorgen dat de bijdragen volledig en tijdig worden betaald;

(c) het bijdragesysteem voor instellingen waaraan vergunning is verleend voor de uitoefening van werkzaamheden nadat het Fonds zijn streefbedrag heeft bereikt;

(d) de jaarlijkse bijdragen die nodig zijn om de administratieve uitgaven van de afwikkelingsraad te dekken voordat hij volledig operationeel wordt.

Artikel 63 Fraudebestrijdingsmaatregelen

1.           Teneinde de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten krachtens Verordening (EG) nr. 1073/1999 te vereenvoudigen, treedt de afwikkelingsraad binnen zes maanden nadat hij operationeel is geworden, toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en stelt hij op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord passende regels op voor al zijn personeelsleden.

2.           De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die van de afwikkelingsraad middelen van de Unie hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse te verrichten.

3.           OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken verrichten, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een contract dat door de afwikkelingsraad wordt gefinancierd.

Hoofdstuk 2

Het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds

Afdeling 1

SAMENSTELLING VAN HET FONDS

Artikel 64 Algemene bepalingen

1.           Hierbij wordt een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds opgericht.

2.           De afwikkelingsraad doet slechts een beroep op het Fonds om ervoor te zorgen dat de in deel II, titel I, vermelde afwikkelingsinstrumenten en –bevoegdheden doeltreffend en overeenkomstig de in de artikelen 12 en 13 vastgelegde afwikkelingsdoelstellingen en beginselen met betrekking tot afwikkeling worden toegepast. In geen geval is de begroting van de Unie aansprakelijk voor de uitgaven of verliezen van het Fonds.

3.           De afwikkelingsraad is de eigenaar van het Fonds.

Artikel 65 Streefbedrag van de financiering

1.           Uiterlijk binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening bereiken de beschikbare financiële middelen van het Fonds ten minste 1 % van het bedrag van de deposito’s van alle kredietinstellingen waaraan in de deelnemende lidstaten vergunning is verleend, die op grond van Richtlijn 94/19/EG gegarandeerd zijn.

2.           In de in lid 1 bedoelde initiële periode worden de overeenkomstig artikel 66 berekende en overeenkomstig artikel 62 geïnde bijdragen aan het Fonds zo evenwichtig mogelijk in de tijd gespreid totdat het streefbedrag bereikt is, tenzij de bijdragen, afhankelijk van de omstandigheden, gelet op gunstige marktomstandigheden of de financieringsbehoeften kunnen worden vervroegd.

3.           De afwikkelingsraad kan de initiële termijn met ten hoogste vier jaar verlengen ingeval het Fonds gecumuleerde uitbetalingen van meer dan 0,5 % van het totale in lid 1 bedoelde bedrag verricht.

4.           Indien de beschikbare financiële middelen na de in lid 1 bedoelde initiële termijn dalen tot onder het in lid 1 vermelde streefbedrag, worden opnieuw overeenkomstig artikel 66 bijdragen berekend en geïnd totdat het streefbedrag is bereikt. Wanneer de beschikbare financiële middelen minder dan de helft van het streefbedrag belopen, bedragen de jaarlijkse bijdragen niet minder dan een kwart van het streefbedrag.

5.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de vaststelling van het volgende:

(a) de criteria voor de spreiding in de tijd van de overeenkomstig lid 2 berekende bijdragen aan het Fonds;

(b) de omstandigheden waarin de betaling van de bijdragen uit hoofde van lid 2 kan worden vervroegd;

(c) de criteria om het aantal jaren te bepalen waarmee de in lid 1 bedoelde initiële termijn uit hoofde van lid 3 kan worden verlengd;

(d) de criteria om de jaarlijkse bijdragen te bepalen waarin lid 4 voorziet.

Artikel 66 Vooraf te betalen bijdragen

1.           De individuele bijdrage van elke instelling wordt ten minste jaarlijks geïnd en wordt berekend volgens de verhouding tussen het bedrag van haar passiva (exclusief eigen vermogen en gedekte deposito’s) en het totaalbedrag van de passiva (exclusief eigen vermogen en gedekte deposito's) van alle instellingen waaraan op de grondgebieden van de deelnemende lidstaten vergunning is verleend.

De bijdrage wordt aangepast in verhouding tot het risicoprofiel van elke instelling, overeenkomstig de criteria die zijn opgenomen in de in artikel 94, lid 7, van Richtlijn [.] bedoelde gedelegeerde handelingen.

2.           De in aanmerking te nemen beschikbare financiële middelen om het in artikel 65 vermelde streefbedrag van de financiering te bereiken, kunnen ook betalingstoezeggingen omvatten die volledig zijn gedekt door zekerheden of activa met een laag risico die niet met rechten van derden zijn bezwaard, waarover vrij kan worden beschikt en waarvan uitsluitend gebruik kan worden gemaakt door de afwikkelingsraad voor de in artikel 71, lid 1, vermelde doeleinden. Het aandeel van die onherroepelijke betalingstoezeggingen is niet hoger dan 30 % van het totaalbedrag van de bijdragen dat overeenkomstig lid 1 wordt geïnd.

3.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het volgende te bepalen:

(a) de methode voor de berekening van de in lid 1 bedoelde individuele bijdragen;

(b) de kwaliteit van de zekerheden voor de in lid 2 bedoelde betalingstoezeggingen;

(c) de criteria voor de berekening van het aandeel van de in lid 2 bedoelde betalingstoezeggingen.

Artikel 67 Buitengewone achteraf te betalen bijdragen

1.           Indien de beschikbare financiële middelen niet toereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds te dekken, int de afwikkelingsraad overeenkomstig artikel 62 buitengewone achteraf te betalen bijdragen bij de instellingen waaraan op de grondgebieden van de deelnemende lidstaten vergunning is verleend, teneinde de aanvullende bedragen te dekken. Deze buitengewone achteraf te betalen bijdragen worden overeenkomstig de in artikel 66 vastgestelde regels over de instellingen verdeeld.

2.           De afwikkelingsraad kan overeenkomstig de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handelingen een instelling geheel of gedeeltelijk vrijstellen van de verplichting overeenkomstig lid 1 achteraf te betalen bijdragen te betalen, indien de som van de in artikel 66 en de in lid 1 van dit artikel bedoelde betalingen het gevaar zou meebrengen dat niet meer kan worden voldaan aan vorderingen van andere crediteuren van de instelling. Een dergelijke vrijstelling kan voor ten hoogste zes maanden worden toegekend, maar kan op verzoek van de instelling worden verlengd.

3.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de omstandigheden en voorwaarden te bepalen waaronder een in artikel 2 bedoelde entiteit uit hoofde van lid 2 geheel of gedeeltelijk van achteraf te betalen bijdragen kan worden vrijgesteld.

Artikel 68 Vrijwillige leningen tussen financieringsregelingen

1.           De afwikkelingsraad kan een verzoek indienen om voor het Fonds te lenen van alle andere afwikkelingsfinancieringsregelingen binnen niet-deelnemende lidstaten, ingeval:

(a) de overeenkomstig artikel 66 geïnde bedragen niet toereikend zijn om de verliezen, kosten of andere uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds te dekken;

(b) de buitengewone achteraf te betalen bijdragen waarin artikel 67 voorziet, niet onmiddellijk beschikbaar zijn; en

(c) de alternatieve financieringsmiddelen waarin artikel 69 voorziet, niet onmiddellijk beschikbaar zijn onder redelijke voorwaarden.

2.           Die afwikkelingsfinancieringsregelingen nemen over een dergelijk verzoek een besluit overeenkomstig artikel 97 van Richtlijn [.]. Op de leningsvoorwaarden is artikel 97, lid 3, onder a), b) en c), van die richtlijn van toepassing.

Artikel 69 Alternatieve financieringsmiddelen

1.           De afwikkelingsraad kan voor het Fonds leningen sluiten of contracten voor andere vormen van steun van financiële instellingen of andere derden, ingeval de overeenkomstig de artikelen 66 en 67 geïnde bedragen niet onmiddellijk beschikbaar zijn of niet toereikend zijn om de uitgaven als gevolg van een beroep op het Fonds te dekken.

2.           De in lid 1 bedoelde leningen of contracten voor andere vormen van steun worden volledig terugverdiend overeenkomstig artikel 62 binnen de looptijd van de lening.

3.           Alle uitgaven als gevolg van het beroep op de in lid 1 bedoelde leningen worden door de afwikkelingsraad zelf gedragen en niet door de begroting van de Unie of de deelnemende lidstaten.

Afdeling 2

Beheer van het Fonds

Artikel 70 Beleggingen

1.           De afwikkelingsraad beheert het Fonds en kan de Commissie verzoeken bepaalde taken in verband met het beheer van het Fonds uit te voeren.

2.           De van een instelling in afwikkeling of een overbruggingsinstelling ontvangen bedragen, de rente en andere beleggingsopbrengsten, alsook alle andere opbrengsten komen alleen toe aan het Fonds.

3.           De afwikkelingsraad belegt de bedragen van het Fonds in obligaties van de deelnemende lidstaten of intergouvernementele organisaties of in zeer liquide activa van hoge kredietwaardigheid. De beleggingen moeten voldoende geografisch gespreid zijn. De beleggingsopbrengsten komen toe aan het Fonds.

4.           De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen om gedetailleerde regels voor het beheer van het Fonds te bepalen.

Afdeling 3

Beroep op het Fonds

Artikel 71 Opdracht van het Fonds

1.           Bij de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten op de in artikel 2 bedoelde entiteiten kan de afwikkelingsraad binnen het door de Commissie vastgelegde kader een beroep doen op het Fonds voor de volgende doeleinden:

(a) om de activa of verplichtingen van de instelling in afwikkeling, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer te garanderen;

(b) voor het verstrekken van leningen aan de instelling in afwikkeling, haar dochterondernemingen, een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer;

(c) voor de aankoop van activa van de instelling in afwikkeling;

(d) om kapitaal bij te dragen aan een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer;

(e) om een compensatie te betalen aan aandeelhouders of crediteuren indien zij na een waardering overeenkomstig artikel 17, lid 5, ter betaling van hun kredieten minder hebben ontvangen dan wat zij zouden hebben ontvangen, na een waardering overeenkomstig artikel 17, lid 6, in een liquidatie in een normale insolventieprocedure;

(f) om een bijdrage te leveren aan de instelling in afwikkeling in plaats van de bijdrage die verkregen zou worden door het afschrijven van bepaalde crediteuren wanneer de inbreng van de particuliere sector wordt toegepast en de afwikkelingsautoriteit besluit bepaalde crediteuren uit te sluiten van het toepassingsgebied van het instrument van de inbreng van de particuliere sector overeenkomstig artikel 24, lid 3;

(g) om een combinatie van de onder a) tot en met f) genoemde maatregelen te nemen.

2.           Er kan een beroep op het Fonds worden gedaan om in de context van het instrument van verkoop van de onderneming de onder a) tot en met g) genoemde maatregelen te nemen met betrekking tot de koper.

3.           Er kan geen direct beroep op het Fonds worden gedaan om de verliezen van een instelling of een in artikel 2 bedoelde entiteit te absorberen of om een instelling of een in artikel 2 bedoelde entiteit te herkapitaliseren. Ingeval het beroep op de afwikkelingsfinancieringsregeling voor de doeleinden in lid 1 indirect erin resulteert dat een deel van de verliezen van een instelling of een in artikel 2 bedoelde entiteit op het Fonds worden afgewenteld, zijn de in artikel 24 vastgelegde beginselen inzake het beroep op de afwikkelingsfinancieringsregeling van toepassing.

4.           De afwikkelingsraad kan het overeenkomstig lid 1, onder f), bijgedragen kapitaal ten hoogste vijf jaar aanhouden.

Artikel 72 Wederzijdse waarborging van nationale financieringsregelingen in geval van groepsafwikkeling waarbij instellingen in niet-deelnemende lidstaten zijn betrokken

In het geval van een groepsafwikkeling waarbij enerzijds instellingen waaraan in één of meer deelnemende lidstaten vergunning is verleend, en anderzijds instellingen waaraan in één of meer niet-deelnemende lidstaten vergunning is verleend, betrokken zijn, draagt het Fonds bij aan de financiering van de groepsafwikkeling overeenkomstig de bepalingen van artikel 98 van Richtlijn [.].

Artikel 73 Gebruik van depositogarantiestelsels in het kader van de afwikkeling

1.           De deelnemende lidstaten zorgen ervoor dat indien de afwikkelingsraad afwikkelingsmaatregelen neemt en die maatregelen garanderen dat deposanten toegang blijven hebben tot hun deposito’s, het depositogarantiestelsel waarbij de instelling aangesloten is, voor de in artikel 99, leden 1 en 4, van Richtlijn [.] vermelde bedragen aansprakelijk is.

2.           Bij de vaststelling van het bedrag waarvoor het depositogarantiestelsel overeenkomstig lid 1 aansprakelijk is, wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 17, lid 2.

3.           Alvorens overeenkomstig lid 1 van dit artikel te besluiten over het bedrag waarvoor het depositogarantiestelsel aansprakelijk is met naleving van de voorwaarden die in artikel 39, lid 3, onder d), van Richtlijn [.] zijn vastgesteld, raadpleegt de afwikkelingsraad het betrokken depositogarantiestelsel, daarbij ten volle rekening houdend met de spoedeisendheid van de zaak.

4.           Ingeval de middelen van een depositogarantiestelsel niet toereikend zijn om de aan de deposanten te verrichten betalingen te dekken en er bij de betrokken deelnemende lidstaat niet onmiddellijk andere middelen beschikbaar zijn, kan het Fonds dat depositogarantiestelsel de nodige middelen lenen, mits aan alle voorwaarden van artikel 10 van Richtlijn 94/19/EG voldaan is.

TITEL VI

Overige bepalingen

Artikel 74 Voorrechten en immuniteiten

Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, is van toepassing op de afwikkelingsraad en zijn personeelsleden.

Artikel 75 Talen

1.           Verordening nr. 1[27] van de Raad is van toepassing op de afwikkelingsraad.

2.           De afwikkelingsraad beslist over de interne talenregeling voor de afwikkelingsraad.

3.           De afwikkelingsraad kan besluiten welke van de officiële talen hij gebruikt voor het sturen van documenten naar instellingen en organen van de Unie.

4.           De afwikkelingsraad kan met elke nationale afwikkelingsautoriteit overeenkomen in welke taal of talen documenten naar de nationale afwikkelingsautoriteiten worden gestuurd of door hen worden opgesteld.

5.           De voor het functioneren van de afwikkelingsraad vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 76 Personeelsleden van de afwikkelingsraad

1.           Het Statuut, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de regels die de instellingen van de Unie zijn overeengekomen met het oog op de toepassing van dat Statuut en die Regeling welke van toepassing op de andere personeelsleden, zijn van toepassing op de personeelsleden van de afwikkelingsraad, met inbegrip van de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur.

2.           De afwikkelingsraad stelt, in overleg met de Commissie, de passende uitvoeringsregels vast ten behoeve van de uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden overeenkomstig artikel 110 van het Statuut.

Artikel 77 Uitwisseling van personeelsleden

1.           De afwikkelingsraad kan een beroep doen op gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet bij de afwikkelingsraad in dienst zijn.

2.           De afwikkelingsraad stelt in zijn plenaire vergadering passende besluiten vast tot vaststelling van regels inzake de uitwisseling en detachering van personeelsleden van en tussen de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten naar de afwikkelingsraad.

3.           De afwikkelingsraad kan interne afwikkelingsteams oprichten bestaande uit personeelsleden van de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten.

Artikel 78 Aansprakelijkheid van de afwikkelingsraad

1.           De contractuele aansprakelijkheid van de afwikkelingsraad wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het betrokken contract.

2.           Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules die in een door de afwikkelingsraad gesloten contract zijn opgenomen.

3.           In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de afwikkelingsraad overeenkomstig de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten inzake overheidsaansprakelijkheid gemeen hebben, alle door hem of door zijn personeelsleden bij de uitvoering van hun taken veroorzaakte schade, met name hun afwikkelingstaken, met inbegrip van handelingen en verzuim in ondersteuning van buitenlandse afwikkelingsprocedures.

4.           De afwikkelingsraad vergoedt een nationale afwikkelingsautoriteit voor de schadevergoeding tot betaling waarvan zij door een nationaal gerecht is veroordeeld of die zij, in overleg met de afwikkelingsraad, op grond van een minnelijke schikking moet betalen, en die het gevolg is van een handeling of verzuim van die nationale afwikkelingsautoriteit in de loop van een afwikkeling op grond van deze verordening, tenzij die handeling of dat verzuim een schending vormde van het Unierecht, deze verordening, een besluit van de Commissie of een besluit van de afwikkelingsraad, of een kennelijke en ernstige beoordelingsfout vormde.

5.           Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd in alle geschillen in verband met de leden 3 en 4. De vorderingen inzake niet-contractuele aansprakelijkheid verjaren vijf jaar na het feit dat tot deze vordering aanleiding heeft gegeven.

6.           De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens de afwikkelingsraad wordt beheerst door de bepalingen van het Statuut dat of de Regeling welke op hen van toepassing is.

Artikel 79 Beroepsgeheim en uitwisseling van informatie

1.           Voor de leden van de afwikkelingsraad, de personeelsleden van de afwikkelingsraad en de personeelsleden uitgewisseld met of gedetacheerd door de deelnemende lidstaten die afwikkelingstaken uitvoeren, geldt de geheimhoudingsplicht van artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in het Unierecht, zelfs na afloop van hun functie.

2.           De afwikkelingsraad zorgt ervoor dat personen die permanent of occasioneel, direct of indirect, diensten verstrekken voor de uitvoering van zijn taken, aan een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht worden onderworpen.

3.           Met het oog op de toepassing van de hem bij deze verordening opgedragen taken is de afwikkelingsraad, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die in het toepasselijke Unierecht zijn omschreven, gemachtigd om met nationale of Europese autoriteiten en organen informatie uit te wisselen in de gevallen waarin de nationale bevoegde autoriteiten krachtens het toepasselijke Unierecht informatie aan die entiteiten openbaar mogen maken of waarin de lidstaten krachtens het toepasselijke Unierecht in die openbaarmaking mogen voorzien.

Artikel 80 Transparantie

1.           Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad[28] is van toepassing op de documenten in bezit van de afwikkelingsraad.

2.           De afwikkelingsraad stelt binnen zes maanden na de datum van zijn eerste bijeenkomst de gedetailleerde regels tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.           Tegen de besluiten van de afwikkelingsraad krachtens artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie, desgevallend na een beroep bij de beroepsautoriteit, onder de voorwaarden die in respectievelijk artikel 228 en artikel 263 VWEU zijn vastgelegd.

4.           Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad[29] is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de afwikkelingsraad. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad[30] is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de nationale afwikkelingsautoriteiten.

Artikel 81 Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens

De afwikkelingsraad past de beveiligingsbeginselen toe die zijn vastgelegd in de veiligheidsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-gegevens (EUCI) en gevoelige, niet-gerubriceerde informatie, zoals omschreven in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom. De toepassing van de beveiligingsbeginselen omvat de toepassing van de bepalingen voor de uitwisseling, verwerking en opslag van dergelijke informatie.

DEEL IV UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 82 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2.           De bevoegdheidsdelegatie wordt met ingang van de in artikel 88 vermelde datum voor onbepaalde tijd toegekend.

3.           Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 62, lid 5, artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3, artikel 67, lid 3, en artikel 70, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.           Een krachtens artikel 62, lid 5, artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3, artikel 67, lid 3, en artikel 70, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 83 Evaluatie

1.           Tegen 31 december 2016, en daarna elke vijf jaar, brengt de Commissie een verslag uit over de toepassing van deze verordening, met bijzondere aandacht voor het monitoren van de mogelijke gevolgen voor het vlot functioneren van de interne markt. In dat verslag wordt het volgende geëvalueerd:

(a) het functioneren van het GAM en het effect van de afwikkelingsactiviteiten op de belangen van de Unie als geheel en op de samenhang en de integriteit van de interne markt voor financiële diensten, met inbegrip van de mogelijke gevolgen ervan voor de structuren van de nationale bankstelsels binnen de Unie, en wat betreft de doeltreffendheid van de regelingen voor samenwerking en informatie-uitwisseling tussen het GAM en het GTM, en tussen het GAM en de nationale afwikkelingsautoriteiten en de nationale bevoegde autoriteiten van niet-deelnemende lidstaten;

(b) de doelmatigheid van de regelingen inzake onafhankelijkheid en verantwoordingsplicht;

(c) de interactie tussen de afwikkelingsraad en de Europese Bankautoriteit;

(d) de interactie tussen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten van niet-deelnemende lidstaten en de gevolgen van het GAM voor die lidstaten;

2.           Dit verslag wordt aan het Europees Parlement en de Raad toegestuurd. Indien nodig werkt de Commissie begeleidende voorstellen uit.

Artikel 84 Wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010

Verordening (EU) nr. 1093/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1.           In artikel 4 wordt punt 2 vervangen door:

„(2) „bevoegde autoriteiten”:

i)        bevoegde autoriteiten als omschreven in punt 40 van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2007/64/EG en als bedoeld in Richtlijn 2009/110/EG;

ii)       wat de Richtlijnen 2002/65/EG en 2005/60/EG betreft, de autoriteiten die de naleving van de vereisten van die richtlijnen door de kredietinstellingen en financiële instellingen moeten garanderen;

iii)      wat depositogarantiestelsels betreft, organen die depositogarantiestelsels beheren ingevolge Richtlijn 94/19/EG of, ingeval de activiteit van het depositogarantiestelsel door een particuliere onderneming wordt beheerd, de overheidsinstantie die ingevolge die richtlijn toezicht houdt op die stelsels; en

iv)      wat artikel 62, lid 5, artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3, artikel 67, lid 4, en artikel 70, lid 4, betreft, de afwikkelingsautoriteiten als omschreven in artikel 3 van die richtlijn en de gemeenschappelijke afwikkelingsraad die bij Verordening (EU) nr. ../... van het Europees Parlement en de Raad is opgericht.”.

2.           In artikel 25 wordt het volgende lid ingevoegd:

„1bis. De Autoriteit kan collegiale toetsingen van de uitwisseling van informatie en van de gezamenlijke activiteiten van de in de GAM-verordening bedoelde afwikkelingsraad en nationale afwikkelingsautoriteiten van lidstaten die niet aan het GAM deelnemen, in de afwikkeling van grensoverschrijdende groepen organiseren en voeren, teneinde de resultaten doeltreffender en samenhangender te maken. De Autoriteit ontwikkelt te dien einde methoden om objectieve beoordeling en vergelijking mogelijk te maken.”.

3.           In artikel 40, lid 6, wordt de volgende derde alinea toegevoegd:

„Om binnen het toepassingsgebied van artikel 62, lid 5, artikel 65, lid 5, artikel 66, lid 3, artikel 67, lid 4, en artikel 70, lid 4, op te treden, is de uitvoerend directeur van de Europese afwikkelingsraad een waarnemer bij de raad van toezichthouders.”.

Artikel 85 Vervanging van nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen

Vanaf de in artikel 88, tweede alinea, bedoelde datum van toepassing wordt het Fonds beschouwd als de afwikkelingsfinancieringsregeling van de deelnemende lidstaten krachtens titel VII van Richtlijn [.].

Artikel 86 Vestigingsovereenkomst en voorwaarden voor de exploitatie

1.           De nodige bepalingen betreffende de huisvesting van de afwikkelingsraad in de gastlidstaat en de door die lidstaat ter beschikking te stellen installaties, alsook de specifieke regels die in de gastlidstaat gelden voor de uitvoerend directeur, de leden van de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering, de personeelsleden van de afwikkelingsraad en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst tussen de afwikkelingsraad en de gastlidstaat, die wordt gesloten nadat de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering daarmee heeft ingestemd, doch uiterlijk binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

2.           De gastlidstaat zorgt ervoor dat de afwikkelingsraad in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en degelijke vervoersverbindingen.

Artikel 87 Aanvang van de activiteiten van de afwikkelingsraad

1.           De afwikkelingsraad wordt volledig operationeel op 1 januari 2015.

2.           De Commissie is ermee belast de afwikkelingsraad op te richten en voorlopig te laten functioneren, totdat hij voldoende operationele capaciteit heeft om zelf zijn begroting uit te voeren. Met dat doel:

(a) kan de Commissie, in afwachting dat de uitvoerend directeur zijn taken aanvat na overeenkomstig artikel 53 door de Raad te zijn benoemd, een ambtenaar van de Commissie aanwijzen die ad interim de functie van uitvoerend directeur zal vervullen en de aan de uitvoerend directeur opgedragen taken zal uitvoeren;

(b) kan de uitvoerend directeur ad interim, in afwijking van artikel 47, lid 1, onder i), en totdat een in artikel 47, lid 2, bedoeld besluit is vastgesteld, de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegd gezag uitoefenen;

(c) kan de Commissie de afwikkelingsraad bijstand verlenen, met name door ambtenaren van de Commissie te detacheren om de activiteiten van de afwikkelingsraad te verrichten onder de verantwoordelijkheid van de uitvoerend directeur ad interim of de uitvoerend directeur;

(d) ontvangt de Commissie de in artikel 62, lid 5, onder d), bedoelde jaarlijkse bijdragen namens de afwikkelingsraad.

3.           De uitvoerend directeur ad interim kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van de afwikkelingsraad toestaan en kan contracten sluiten, waaronder contracten tot aanstelling van personeelsleden.

Artikel 88 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 7 tot en met 23 en de artikelen 25 tot en met 38 zijn van toepassing vanaf 1 januari 2015.

Artikel 24 is van toepassing vanaf 1 januari 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

              1.4.    Doelstelling(en)

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

              2.2.    Beheers- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

              3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[31]

Interne markt – Financiële markten

1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

þ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[32]

¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.        Doelstelling(en)

1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

· De interne markt voor bankdiensten versterken en tegelijkertijd een gelijk speelveld handhaven;

· De financiële stabiliteit en het vertrouwen in banken handhaven, de continuïteit van essentiële financiële diensten verzekeren en besmetting van problemen vermijden;

· De verliezen voor de samenleving als geheel en voor de belastingbetalers in het bijzonder zoveel mogelijk beperken, deposanten beschermen en het moreel risico verminderen.

1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

In het licht van de bovenbeschreven algemene doelstellingen worden de volgende specifieke doelstellingen nagestreefd:

Voorbereiding en preventie:

· toezichthouders en banken beter voorbereiden op crisissituaties en

· alle banken afwikkelbaar maken.

Vroegtijdige interventie:

· de regelingen voor vroegtijdige interventie door toezichthouders verbeteren.

Bankafwikkeling:

· zorgen voor een tijdige en deugdelijke afwikkeling van banken die aan een gemeenschappelijk toezichtmechanisme zijn onderworpen;

· rechtszekerheid garanderen voor de belanghebbenden die bij de afwikkeling van banken zijn betrokken.

Financiering:

· een gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds oprichten dat daadwerkelijk geografisch asymmetrische verliezen in het bankenstelsel van de Unie kan opvangen;

· ervoor zorgen dat de afwikkeling van faillerende banken volledig wordt gefinancierd met bijdragen van financiële instellingen, na een inbreng van aandeelhouders en crediteuren ("bail-in").

1.4.3.     Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

· De negatieve terugkoppeling tussen soevereine staten en hun banken te doorbreken;

· alle ondernemingen in de bankenunie onder gelijke voorwaarden toegang tot bankfinanciering te verlenen;

· de verliezen voor deposanten, overheden en belastingbetalers als gevolg van het herstel en de afwikkeling van grote en systeemrelevante banken zoveel mogelijk te beperken.

1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

· Verschillen tussen de lidstaten ten aanzien van het rendement op langlopende staatsobligaties;

· aantal banken in afwikkeling;

· bankafwikkelingskosten, met inbegrip van uitkeringen uit een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds;

· wijzigingen van het aandeel van de schuld van banken waarvoor inbreng van de particuliere sector mogelijk is.

1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Zoals uiteengezet in de blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie van de Commissie en in het verslag van de vier voorzitters van 2012, vormt een geïntegreerd financieel kader of “bankenunie” een essentieel onderdeel van de beleidsmaatregelen om Europa weer de weg te doen inslaan naar economisch herstel en groei. Ongecoördineerde nationale beleidsreacties naar aanleiding van bankfaillissementen hebben tot een sterkere fragmentatie van de interne markt op het gebied van leningverstrekking en financiering geleid. Als gevolg daarvan wordt de doorwerking van het gemeenschappelijk monetair beleid belemmerd en komt, als gevolg van afscherming, de verstrekking van leningen aan bedrijven en consumenten in het gedrang.

Dit heeft met name in de eurozone bijzonder schadelijke gevolgen. Doordat er weinig ruimte is om de zwakheden van de banksector met monetaire instrumenten aan te pakken, houdt het gebruik van nationale begrotingsmiddelen bij de afhandeling van bankfaillissementen de negatieve terugkoppeling tussen banken en overheden in stand. Ondernemingen in lidstaten waarvan het vermogen om noodlijdende banken op hun grondgebied te redden niet hoog wordt ingeschat, kampen met een ernstig concurrentienadeel. Bovendien kunnen, zoals tijdens de crisis is gebleken, twijfels en financiële koppelingen ertoe leiden dat problemen die in sommige lidstaten van de eurozone bestaan, zich snel verspreiden naar andere lidstaten waar de markten soortgelijke risico's bespeuren.

De Europese Raad heeft in zijn conclusies van december 2012 verklaard: “Als het bankentoezicht daadwerkelijk bij een gemeenschappelijk toezichtmechanisme komt te berusten, is er een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme nodig, met de nodige bevoegdheden om ervoor te zorgen dat banken in deelnemende lidstaten met passende instrumenten kunnen worden afgewikkeld”.

Snelle vooruitgang naar een bankenunie is noodzakelijk om financiële stabiliteit en groei in de eurozone te waarborgen. Voortbouwend op het stevige, voor alle 28 leden van de interne markt geldende regelgevingskader heeft de Commissie daarom gekozen voor een inclusieve benadering en een routekaart voorgesteld voor de invoering van een bankenunie met verschillende instrumenten en in een aantal stappen, die in principe open staat voor alle lidstaten maar in ieder geval de huidige 17 eurolanden omvat.

De eerste stap, het gemeenschappelijk toezichtmechanisme (Single Supervisory Mechanism - SSM) voor banken van de eurozone en banken in lidstaten die hieraan wensen deel te nemen, verleent de ECB de bevoegdheid om cruciale toezichtstaken ten aanzien van deze banken uit te voeren.

Een ander belangrijk aspect van de bankenunie, het voorstel voor een richtlijn betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (de "richtlijn inzake herstel en afwikkeling van banken") dat in 2012 is aangenomen, is thans bij de medewetgevers in behandeling. Deze richtlijn legt de regels vast met betrekking tot de wijze waarop banken in de interne markt zullen worden afgewikkeld, en voorziet de nationale afwikkelingsautoriteiten van de nodige bevoegdheden en procedures terzake.

Volgens de conclusies van de Europese Raad is met het oog op de integratie van de bancaire markten van de Unie een afwikkelingsmechanisme voor de gehele eurozone nodig om banken in nood aan te pakken en aldus het besmettingsgevaar te beperken, zodat de financiële stabiliteit van de eurozone kan worden beschermd ten gunste van de interne markt als geheel.

Volgens de blauwdruk van de Commissie van 2012 is het doel op lange termijn om een bankenunie tot stand te brengen die de banken in alle lidstaten omvat. Rechtstreeks toezicht door de ECB, in combinatie met een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en doeltreffende en deugdelijke depositogaratieregelingen in alle lidstaten, zullen het vertrouwen in de duurzame stabiliteit van de Unie helpen schragen.

1.5.2.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Krachtens het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5, lid 3, VEU mag de Unie op de gebieden die niet onder haar exclusieve bevoegdheid vallen, slechts optreden indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden bereikt.

Alleen optreden op Europees niveau kan garanderen dat faillerende banken met minimale overloopeffecten en op een consistente wijze worden afgewikkeld op basis van een gemeenschappelijke reeks voorschriften ter verbetering van de werking van de interne markt. Ondanks de vergaande integratie van de banksector van de Unie kunnen aanzienlijke verschillen tussen afwikkelingsbesluiten op nationaal niveau tot onaanvaardbare risico's voor de financiële stabiliteit leiden.

Bij een gemeenschappelijke munt dient één enkele instantie belast te zijn met het toezicht op en de afwikkeling van banken, om economische desintegratie van de eurozone te voorkomen. Een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme is doeltreffender dan een netwerk van nationale afwikkelingsautoriteiten, met name in het geval van grensoverschrijdende bankgroepen waarbij snelheid en coördinatie cruciaal zijn om de kosten zoveel mogelijk te beperken en het vertrouwen te herstellen. Het brengt tevens aanzienlijke schaalvoordelen met zich, en de negatieve externe effecten die zich bij louter nationale besluiten kunnen voordoen, worden vermeden.

1.5.3.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

De eerste stap, het gemeenschappelijk toezichtmechanisme (Single Supervisory Mechanism - SSM) voor banken van de eurozone en banken in lidstaten die hieraan wensen deel te nemen, verleent de ECB de bevoegdheid om cruciale toezichtstaken ten aanzien van deze banken uit te voeren.

Een ander belangrijk aspect van de bankenunie, het voorstel voor een richtlijn betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (de richtlijn inzake herstel en afwikkeling van banken) dat in 2012 is aangenomen, is thans bij de medewetgevers in behandeling. Deze richtlijn bevat regels voor de wijze waarop banken in de interne markt zullen worden afgewikkeld, en voorziet de nationale afwikkelingsautoriteiten van de nodige bevoegdheden en procedures terzake.

Volgens de conclusies van de Europese Raad is met het oog op de integratie van de bancaire markten van de Unie een afwikkelingsmechanisme voor de gehele eurozone nodig om banken in nood aan te pakken en aldus het besmettingsgevaar te beperken, zodat de financiële stabiliteit van de eurozone kan worden beschermd ten gunste van de interne markt als geheel.

Volgens de blauwdruk van de Commissie van 2012 is het doel op lange termijn om een bankenunie tot stand te brengen die de banken in alle lidstaten omvat. Rechtstreeks toezicht door de ECB, in combinatie met een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en doeltreffende en deugdelijke depositogaratieregelingen in alle lidstaten, zullen het vertrouwen in de duurzame stabiliteit van de Unie helpen schragen.

1.6.        Duur en financiële gevolgen

¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– ¨  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

– ¨  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

þ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2014 tot en met 2014,

– gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.        Beheersvorm(en)[33]

¨ Direct beheer door de Commissie

– ¨ haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de delegaties van de Unie;

– þ  via de uitvoerende agentschappen.

¨ Gedeeld beheer met de lidstaten

¨ Indirect beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

– ¨ derde landen of de door hen aangewezen organen;

– ¨ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

– ¨de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds;

– þ de in de artikelen 208 en 209 van van het Financieel Reglement bedoelde organen;

– ¨ publiekrechtelijke organen ;

– ¨ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, mits deze laatste voldoende financiële garanties bieden;

– ¨ privaatrechtelijke organen van een lidstaat waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

– ¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

– Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

2.           BEHEERSMAATREGELEN

2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

Artikel 47 van de verordening bepaalt dat de afwikkelingsraad aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verantwoording verschuldigd is voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, en onder meer jaarlijks een verslag moet indienen bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Europese Rekenkamer over de uitvoering van de hem bij deze verordening opgedragen taken.

2.2.        Beheers- en controlesysteem

2.2.1.     Mogelijke risico's

Wat het rechtmatige, economische, efficiënte en doeltreffende gebruik van begrotingskredieten betreft, wordt verwacht dat het voorstel geen andere risico's met zich mee zal brengen.

Het interne risicobeheer dient evenwel rekening te houden met de specifieke aard van het financieringsmechanisme van de afwikkelingsraad. Anders dan bij veel andere door de Commissie opgerichte organen zullen de door de afwikkelingsraad verrichte diensten uitsluitend door financiële instellingen worden gefinancierd.

Ten tweede zal de afwikkelingsraad worden belast met het beheer van het gemmenschappelijk bankenafwikkelingsfonds. Hiertoe zal een reeks interne controleprocedures worden ontwikkeld en vastgesteld.

2.2.2.     Informatie over de opzet van het interne controlesysteem

Het kader en de regels voor de interne controle dienen volgens hetzelfde patroon te worden opgesteld als die welke door andere door de Commissie opgerichte instanties worden toegepast, met uitzondering van het beheer van het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds, waarvoor specifieke regels vereist zijn.

2.2.3.     Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het vermoedelijke foutenrisico

Interne controles moeten deel uitmaken van de procedures waarmee de afwikkelingsraad zijn verantwoordelijkheid uitoefent en de hem opgedragen taken uitvoert. De kosten van deze procedures mogen de de baten ervan in de zin van het voorkomen van materiële fouten, niet te boven gaan.

2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder enige beperking op de afwikkelingsraad van toepassing.

De afwikkelingsraad dient toe te treden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 van het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en onverwijld passende voorzieningen te treffen die op alle personeelsleden van de afwikkelingsraad van toepassing zijn.

In de financieringsbesluiten en de overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat de Rekenkamer en OLAF alle nodige controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de afwikkelingsraad uitbetaalde middelen en bij het personeel dat verantwoordelijk is voor de bestemming van deze middelen.

De artikelen 58 tot en met 63 van de verordening die betrekking hebben op de oprichting van de afwikkelingsraad, bevatten de bepalingen betreffende de uitvoering van en het toezicht op de begroting van de afwikkelingsraad en de toepasselijke financiële voorschriften.

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

De onderstaande analyse omvat een raming van de totale kosten die uit dit voorstel voorvloeien, zowel wat de afwikkelingsraad en zijn administratie betreft (hierna "de afwikkelingsraad" genoemd) als voor de Commissie.

De kosten van de afwikkelingsraad worden volledig gedekt door de financiële instellingen die onder het gemeenschappelijke afwikkelingsmechanisme vallen. Ongeveer 6 000 banken van de eurozone zullen, afgezien van hun jaarlijkse bijdragen aan het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds, een vast, evenredig bedrag afdragen om de uitgaven van de afwikkelingsraad volledig te dekken. De hoogte van de bijdrage wordt jaarlijks bepaald wanneer de begroting van de afwikkelingsraad wordt vastgesteld. Het niveau van de bijdragen voor de financiering van de afwikkelingsraad wordt elk jaar aangepast om ervoor te zorgen dat de balans van de raad in evenwicht is.

De afwikkelingsraad voert taken uit op het gebied van de voorbereiding en uitvoering van afwikkelingen en de bijdragen aan en het beheer van het afwikkelingsfonds. Wat de voorbereiding van afwikkelingen betreft redigeert en evalueert de afwikkelingsraad afwikkelingsplannen, neemt hij deel aan grensoverschrijdende afwikkelingscolleges, en bereidt hij feitelijke afwikkelingen voor. De afwikkelingsraad dient voor een aanzienlijk aantal instellingen en groepen, in samenwerking met de (consoliderende) toezichthouder, afwikkelingsplannen op te stellen die de afwikkelingsmaatregelen bevatten welke kunnen worden genomen wanneer aan de voorwaarden voor afwikkeling is voldaan, en deze plannen ten minste jaarlijks te evalueren en, indien nodig, bij te werken. Voorts dient de raad de afwikkelbaarheid van de instellingen en groepen te beoordelen en eventuele potentiële wezenlijke belemmeringen voor de afwikkelbaarheid aan te pakken.

Ook de nationale afwikkelingsautoriteiten moeten afwikkelingsplannen opstellen voor de overige entiteiten en groepen, die door de afwikkelingsraad moeten worden geëvalueerd. Indien een groep entiteiten omvat die niet uitsluitend in deelnemende lidstaten zijn gevestigd, vertegenwoordigt de afwikkelingsraad de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten in het afwikkelingscollege. Afwikkelingscolleges worden ingesteld om de samenwerking en coördinatie tussen de betrokken autoriteiten te waarborgen; zij voeren onder meer taken uit met betrekking tot het opstellen van afwikkelingsplannen, de beoordeling van afwikkelbaarheid en de eigenlijke afwikkeling.

Wanneer de Commissie besloten heeft een entiteit af te wikkelen, houdt de afwikkelingsraad toezicht op de uitvoering van die afwikkeling en beoordeelt hij tevens de haalbaarheid van het bedrijfsreorganisatieplan van die entiteit.

Wat het fonds betreft dient de afwikkelingsraad jaarlijkse bijdragen te heffen op bijna 6 000 instellingen, dient hij ervoor te zorgen dat de basis voor de bijdragen van individuele banken correct is, dat de bijdragen op tijd worden voldaan en dat onbetaalde bedragen daadwerkelijk worden ingevorderd. Hiertoe zal de raad bankgegevens inspecteren. De te innen en te beheren middelen zouden meer dan de helft van de jaarlijkse begroting van de Unie bedragen. De afwikkelingsraad zal tevens de financiële middelen op zodanige wijze moeten beheren dat de risico's laag zijn en het in voorkomend geval mogelijk is snel de nodige middelen beschikbaar te stellen om een afwikkeling te financieren. Dit veronderstelt een weldoordachte beleggingsstrategie op lange termijn, waarbij rekening wordt gehouden met de aard, de geografische locatie en de looptijd van de beleggingen. Uiteraard dienen deze lijnfuncties te worden ondersteund door staffuncties, onder andere op het gebied van informatietechnologie en communicatie.

Voornaamste aannames

Geschatte personeelsaantallen en kostenstructuur van de afwikkelingsraad:

· Verwacht wordt dat de afwikkelingsraad aan het eind van het eerste jaar van zijn bestaan zijn volledige capaciteit zal hebben bereikt, wat betekent dat al het personeel in de loop van het eerste jaar moet worden aangeworven; de gevolgen voor de begroting worden geschat op 50% in het eerste jaar en 100% vanaf het tweede jaar.

· Aangezien er in Europa geen nationale afwikkelingsautoriteiten zijn met een aanzienlijke staat van dienst, is een raming gemaakt van de behoefte aan personele middelen voor de afwikkelingsraad door de taken van de raad te vergelijken met die van de Amerikaanse "Federal Deposit Insurance Corporation" (Federale Dienst voor Depositoverzekering - FDIC) – zie tabel 1 hieronder.

· Wat de gedekte deposito's en de streefomvang van de afwikkelingsmiddelen betreft zijn de bedragen in de VS en de eurozone vergelijkbaar, terwijl de omvang van de bankactiva die onder een afwikkelingsmechanisme vallen in de eurozone aanmerkelijk groter is dan in de VS.

· De overheadkosten zijn vergeleken met die van de Europese toezichthoudende autoriteiten. Echter, gezien het feit dat het aandeel overheadkosten bij deze autoriteiten hoger was dan de raming op basis van een vergelijking met de FDIC, is laatstgenoemde raming, dat wil zeggen een voorzichtiger ratio van 11,5% gebruikt. Verdere aannames en toelichtingen op de vergelijking met de FDIC zijn in tabel 1 weergegeven. In 2012 had de FDIC 7 476 vte in dienst.

· Aangezien FDIC een ruimer mandaat heeft dan de afwikkelingsraad, zijn slechts de relevante afdelingen van deze instantie in de vergelijking opgenomen.

· Op basis van de vergelijking wordt het aantal benodigde personeelsleden geraamd op 309. Opgemerkt zij dat 21% van het personeelsbestand van de FDIC geen vaste aanstelling heeft. Uitgaande van de meest voorzichtige aanname dat de FDIC in een scenario zonder crisis uitsluitend vast personeel in dienst zou hebben, zou de beoogde omvang van de afwikkelingsraad in een situatie zonder crisis met 75 medewerkers inkrimpen tot 244 . Het is derhalve belangrijk ervoor te zorgen dat de afwikkelingsraad over voldoende flexibiliteit beschikt om extra personeel aan te werven of werkzaamheden uit te besteden.

· De volgende verdeling van personeelsposten wordt voorgesteld:

– 80% TA (68% AD en 12% of AST);

– 10% END;

– 10% CA.

· Het statuut van de ambtenaren van de EU-instellingen is van toepassing, hetgeen tot uiting komt in de per hoofd toegepaste tarieven:

– gemiddelde jaarlijkse kosten van een TA: EUR 131 000;

– gemiddelde jaarlijkse kosten van een END: EUR 78 000;

– gemiddelde jaarlijkse kosten van een CA: EUR 70 000.

Afgezien van het salaris omvatten deze kosten ook indirecte kosten zoals kosten voor gebouwen, opleidings- en IT-kosten en de kosten voor de sociaal-medische infrastructuur.

· Aangezien de vestigingsplaats van de afwikkelingsraad vooralsnog niet bekend is, is een correctiecoëfficiënt van 1 op de salarissen toegepast. Indien de raad elders wordt gevestigd zou wellicht een herziening van de kosten nodig zijn.

· De kosten van het overige personeel en de administratie- en exploitatiekosten zijn geraamd op basis van een vergelijking met de huidige kostenstructuur van de Europese toezichthoudende autoriteiten.

· De beleidsuitgaven zullen waarschijnlijk 25% van de totale kosten van de afwikkelingsraad uitmaken, en betreffen met name de ontwikkeling en het onderhoud van informatiesystemen, het opbouwen van betrekkingen en een gemeenschappelijke toezichtscultuur met de nationale afwikkelingsautoriteiten in het licht van het gemeenschappelijke afwikkelingsmechanisme, waarbij nauwe en doeltreffende banden dienen te bestaan tussen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten die het meest betrokken zijn bij de uitvoering van afwikkelingsbesluiten.

· De geraamde kostenstructuur van de afwikkelingsraad wordt in tabel 2 hieronder weergegeven.

Tabel 1. Raming van het benodigde personeel van de afwikkelingsraad op basis van de structuur en het personeelsbestand van de Amerikaanse Federal Deposit Insurance Corporation

|| FDIC1 ||  AFWIKKELINGS- RAAD

Kenmerken

Aantal banken || 7 1812 || 6 0083

Totale activa || $14,451 (miljard, 2012) || €29,994 (miljard, 2011)

Totale gedekte deposito's || $6,027 (miljard, maart 2013) || €5,514 (miljard, 2011)

Streefomvang van het fonds || $81 (miljard) || €55 (miljard)

Noodlijdende instellingen 2008-2012 || 465 || 904

Personeel

Totale aantal personeelsleden (vte, 2012; percentage=personeel op het hoofdkantoor) || 7 476 (28,6%) ||

(g) Personeel "Afdeling afwikkeling en surseances (vte, 2012) || 1 428 || 82 (raming)5

(h) Personeel "Afdeling financieringen" (vte, 2012) || 176 || 88 (raming)6

(i) Personeel "Dienst complexe instellingen" (vte, 2012) || 148 || 74 (raming)7

(j) Personeel "Juridische afdeling" (vte, 2012 / % van het totale aantal personeelsleden) || 716 / 9,6% || 30 / 9,6% (raming)8

(k) Totale aantal personeelsleden van relevante afdelingen (vte, 2012) (som van a, b, c, d) || 2 468 || 274

(l) Personeel met een staffunctie (IT, communicatie, enz.) (aantal / % van het totale aantal personeelsleden) || 863 / 11,5% || 35 / 11,5% (raming)

(m) Totale aantal personeelsleden van de afwikkelingsraad (som van e en f) || || 309 (raming)

(n) Personeel zonder vaste aanstelling (% van het totale aantal personeelsleden, 2012) || 21%9 || 21%

(o) Totale aantal personeelsleden van de afwikkelingsraad met een vaste aanstelling || || 244 (raming)

1               Bron: www.fdic.gov. 2               Aantal leden van het Deposit Insurance Fund, 2012. 3               Aantal kredietinstellingen in de EU-17 per januari 2013. Bron: ECB. 4               Bron: Werkdocument van de diensten van de Commissie "Facts and figures on State aid in the EU Member States, 2012 Update". Het eigenlijke aantal noodlijdende instellingen in de Eurozone is groter omdat instellingen die failliet zijn gegaan maar geen staatsteun hebben ontvangen hierin niet zijn opgenomen. 5               Verondersteld wordt dat 20% van de personeelsleden zich bezighouden met afwikkeling en 80% met surseances. De afwikkelingsraad zou zich uitsluitend bezighouden met afwikkelingen. Op basis van de verdeling tussen het centrale en regionale niveau in de FDIC is er van uitgegaan dat 28,6% van de personeelsleden die zich met afwikkeling bezighouden op het centrale niveau van de afwikkelingsraad werkzaam zullen zijn en 71,4% op nationaal niveau. Dit is een voorzichtige aanname omdat het voorstel verwacht dat alle taken op het gebied van afwikkeling op het niveau van de afwikkelingsraad zullen blijven terwijl slechts de uitvoering van afwikkelingsbesluiten op nationaal niveau zal plaatsvinden en centraal zal worden gecontroleerd. 6               De taken van deze afdeling van de FDIC vinden op centraal niveau plaats. Deze afdeling houdt zich niet alleen bezig met het innen van bijdragen en het beheer van het fonds, maar ook met meer algemene activiteiten zoals financiële controle, financiële transacties en financiële planning. Daarom wordt aangenomen dat 50% van de personeelsleden van deze afdeling van de FDIC op het centrale niveau van de afwikkelingsraad nodig zal zijn om de bijdragen en het fonds te beheren. 7               De afwikkelingsplanning van de grote banken van de euozone is een verantwoordelijkheid van de afwikkelingsraad. De raad heeft de mogelijkheid de nationale autoriteiten te verzoeken een ontwerp-afwikkelingsplan in te dienen. Daarom wordt verondersteld dat 50% van de personeelsleden op het centrale niveau van de afwikkelingsraad werkzaam zullen zijn. 8               De juridische afdeling van de FDIC houdt zich niet alleen bezig met afwikkelingen en surseances en het beheer van het fonds, maar bijvoorbeeld ook met de toezichtstaken van de FDIC. Daarom wordt het percentage personeelsleden van deze afdeling ten opzichte van het totale aantal gebruikt om het aantal benodigde personeelsleden bij de afwikkelingsraad te schatten. 9               Het aantal personeelsleden zonder vaste aanstelling is berekend op basis van het totale aantal personeelsleden van de FDIC, met uitzondering van de personeelsleden van de afdeling afwikkeling en surseances die voornamelijk op regionaal niveau werkzaam zijn.

Tabel 2. Geraamde kostenstructuur van de afwikkelingsraad op basis van 309 personeelsleden

Cijfers in miljoen EUR || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020

|| || || || || || ||

Personeelskosten (met inbegrip van salarissen, toeslagen en aanverwante kosten zoals kosten voor gebouwen, inrichtingskosten en IT-kosten || 18 || 37 || 38 || 38 || 39 || 40 || 41

Overige personele kosten (aanwerving, dienstreizen, overig extern personeel (tijdelijk personeel, externe dienstverleners) enz) || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3 || 3

Subtotaal personele kosten en aanverwante uitgaven || 22 || 40 || 41 || 42 || 43 || 43 || 44

|| || || || || || ||

Administratieve uitgaven (telecommunicatie, voorlichting en publicatie, vergaderingen en overige kosten) || 3 || 5 || 5 || 5 || 5 || 5 || 5

Subtotaal administratieve uitgaven || 3 || 5 || 5 || 5 || 5 || 5 || 5

|| || || || || || ||

Overige uitgaven (governance, IT-projecten, contacten met relevante Europese autoriteiten en autoriteiten van derde landen, gezamenlijke workshops met nationale afwikkelingsautoriteiten en andere relevante organen, enz.) || || || || || || ||

Subtotaal overige uitgaven || 8 || 16 || 16 || 16 || 16 || 17 || 17

|| || || || || || ||

Totale uitgaven || 33 || 61 || 62 || 63 || 64 || 65 || 66

Gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds:

· De streefomvang van het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds is bepaald op 1% van de gedekte deposito's van de banksector van de deelnemende lidstaten. Op basis van bankgegevens van 2011 zou de streefomvang van het fonds naar schatting circa 55 miljard EUR bedragen.

· Deelnemende banken dragen hun naar risicograad gewogen aandeel aan het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds af binnen een periode van tien jaar. De jaarlijks bijeengebrachte afwikkelingsmiddelen zouden derhalve ongeveer 5,5 miljard EUR moeten bedragen, rendementen en mogelijke uitstroom buiten beschouwing gelaten.

· In absolute bedragen zullen de grootste banken de grootste bijdrage aan het gemeenschappelijk bankenafwikkelingsfonds leveren. Uit de ramingen van de diensten van de Commissie op basis van de gegevens van 2011 blijkt dat, zonder rekening te houden met het risicoprofiel van de banken, de 17 grootste Europese banken ongeveer 40% van de bijdragen van alle banken aan het fonds voor hun rekening zullen nemen.

· Ten aanzien van het beheer van het fonds zij opgemerkt dat de kostenraming voor de afwikkelingsraad slechts betrekking heeft op de personele middelen. Aangenomen is daarbij dat andere kosten, zoals investeringskosten, rechtstreeks uit het fonds worden gefinancierd.

Financiële gevolgen op het niveau van de Commissie:

· Geraamd wordt dat in het eerste jaar (2014) op het niveau van de Commissie een tijdelijke toewijzing van 15 posten nodig zal zijn voor deskundigen op het gebied van personele middelen, begrotingskwesties en andere administratieve vraagstukken in verband met de oprichting van de afwikkelingsraad; deze deskundigen zullen tot taak hebben de (op zes maanden geraamde) aanloopfase van de afwikkelingsraad te organiseren en te begeleiden, waarbij is uitgegaan van Brussel als vestigingsplaats. De onderstaande financiële evaluatie kan veranderen naar gelang van de voor de afwikkelingsraad gekozen vestigingsplaats.

· Vanaf 2015 zouden naar schatting 10 posten nodig kunnen zijn bij de Commissie om de haar bij de verordening opgedragen taken, en met name het opstellen van afwikkelingsbesluiten, uit te voeren. Hierover zal in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure een besluit worden genomen.

3.1.        Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven         

Geraamd wordt dat in het eerste jaar (2014) 15 posten op het niveau van de Commissie nodig zullen zijn om de aanloopfase van de afwikkelingsraad te organiseren en te begeleiden.

Vanaf 2015 zullen 10 posten bij de Commissie nodig zijn om de haar bij de verordening opgedragen taken, en met name het opstellen van afwikkelingsplannen, uit te voeren.

3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Aantal || […][Rubriek……………………………………………..……………………………….]

DG: <…….> || || || Jaar N[34] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1) || || || || || || || ||

Betalingen || (2) || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || ||

Betalingen || (2a) || || || || || || || ||

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[35] || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten voor DG <…….> || Vastleggingen || =1+1a +3 || || || || || || || ||

Betalingen || =2+2a +3 || || || || || || || ||

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || ||

Betalingen || (5) || || || || || || || ||

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten onder rubriek <…….> van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || || || || || || || ||

Betalingen || =5+ 6 || || || || || || || ||

Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || Administratieve uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

Commissie ||

Ÿ Personele middelen || 1,965 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 9,825

Ÿ Overige administratieve uitgaven – dienstreizen || 0,150 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,750

TOTAAL Commissie || Kredieten || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575

TOTAAL kredieten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575

Betalingen || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575

3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

OUTPUTS

Type[36] || Gem. kosten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Totaal aantal || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[37]… || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || || || || || || || || || || || || || || ||

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || || || ||

TOTALE KOSTEN || || || || || || || || || || || || || || || ||

3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.  Samenvatting

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– þ  Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hierboven wordt toegelicht

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| Jaar N[38] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

|| 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 ||

RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

Personele middelen || 1,965 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 1,310 || 9,825

Andere administratieve uitgaven || 0,150 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,100 || 0,750

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575

Buiten RUBRIEK 5[39] van het meerjarige financiële kader || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt

Personele middelen || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt

Overige uitgaven van administratieve aard || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt || nvt

TOTAAL || 2,115 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 1,410 || 10,575

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

¨         Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

þ         Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder wordt toegelicht:

Raming moet worden uitgedrukt in voltijdsequivalenten

|| || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020

|| Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || ||

|| XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 15 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10

|| XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || ||

|| XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

|| 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

Ÿ Extern personeel (in voltijdsequivalenten: vte)[40] ||

|| XX 01 02 01 (AC, SNE, INT van de "totale financiële middelen") || || || || || || ||

|| XX 01 02 02 (AC, LA, SNE, INT en JED in de delegaties) || || || || || || ||

|| XX 01 04 jj[41] || - zetel || || || || || || ||

|| -delegaties || || || || || || || ||

|| XX 01 05 02 (AC, SNE, INT – onderzoek door derden) || || || || || || ||

|| 10 01 05 02 (AC, INT, SNE – eigen onderzoek) || || || || || || ||

|| Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || ||

|| TOTAAL || 15 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

Beschrijving van de uit te voeren taken

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Zie voorgaande beschrijving

Extern personeel ||

3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

– ¨  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[42]

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.     Bijdrage van derden aan de financiering

– Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

– Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

Medefinancieringsbron || || || || || || || ||

TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||

3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– þ  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

– ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

– ¨         voor de eigen middelen

– ¨         voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[43]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …………. || || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[1]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad "Een routekaart naar een bankenunie", COM(2012) 510 van 12.9.2012.

[2]               Mededeling van de Commissie "Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie - Aanzet tot een Europees debat", COM(2012) 777 final/2 van 30.11.2012.

[3]               "Naar een echte economische en monetaire unie", verslag van de voorzitter van de Europese Raad, Herman Van Rompuy, EUCO 120/12 van 26.6.2012.

[4]               COM(2012) 511.

[5]               Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG en 82/891/EEG van de Raad, van de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU, en van Verordening (EU) nr. 1093/2010, COM(2012) 280 van 6.6.2012.

[6]               De verordening en de richtlijn inzake kapitaalvereisten (CRR/CRDIV): http://ec.europa.eu/internal_market/bank/regcapital/index_en.htm           

[7]               Afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad, is het niet uitgesloten dat, op voorstel van de Commissie, voor de inbreng van de particuliere sector een verdere overgangsperiode, mogelijk tot 2018, gaat gelden.

[8]               Zie de conclusies van de Raad van 9 oktober 2007 over de versterking van de regelingen voor financiële stabiliteit in de EU: http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/en/ecofin/96351.pdf

[9]               Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

[10]             Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.

[11]             PB C van , blz. .

[12]             PB C van , blz. .

[13]             Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van de Richtlijnen 77/91/EEG en 82/891/EEG van de Raad, van de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG en 2011/35/EU, en van Verordening (EU) nr. 1093/2010. PB C van , blz. .

[14]             Verordening (EU) nr. …/… van de Raad van … waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen.

[15]             Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels. PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5.

[16]             Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

[17]             Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.

[18]             Richtlijn 94/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 tot wijziging van Richtlijn 80/390/EEG tot coördinatie van de eisen gesteld aan de opstelling van, het toezicht op en de verspreiding van het prospectus dat gepubliceerd moet worden voor de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs, met betrekking tot de verplichting tot het publiceren van een prospectus. PB L 135 van 31.5.1994, blz. 1.

[19]             Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338.

[20]             Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

[21]             Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels. PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22.

[22]             Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen. PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16.

[23]             Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.

[24]             Richtlijn 2009/65/EG van de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32.

[25]                   

[26]             PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

[27]             PB 17 van 6.10.1958, blz. 385.

[28]             Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

[29]             Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[30]             Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[31]             ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting.

[32]             In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[33]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn te vinden op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[34]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[35]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[36]             Outputs zijn de te leveren producten en diensten (bijvoorbeeld aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal kilometers aangelegde wegen, enz.).

[37]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".

[38]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[39]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[40]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); LA = Local Staff (plaatselijk functionaris); SNE=         Seconded National Expert (gedetacheerde nationale deskundige); INT = intérimaire (uitzendkracht);               JED= Junior Experts in Delegations (jonge deskundigen in delegaties).

[41]             Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

[42]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord (voor de periode 2007-2013).

[43]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.