52013DC0077

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 /* COM/2013/077 final */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93

(Voor de EER relevante tekst)

1.           Inleiding

Dit verslag geeft een samenvatting van de uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2008 (hierna ook "de verordening") van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93. Deze verordening is van toepassing sinds 1 januari 2010. Het voornaamste doel ervan is te zorgen dat producten op de interne markt die onder de EU-wetgeving vallen, voldoen aan de geldende vereisten, die voorzien in een toereikende mate van bescherming van de gezondheid en veiligheid en van overige algemene belangen. Ten behoeve hiervan stelt de verordening een kader vast voor accreditatie en markttoezicht.

Het verslag is in samenwerking met de lidstaten opgesteld door de groep van hoge ambtenaren voor het beleid inzake normalisatie en conformiteitsbeoordeling (SOGS) en de ad-hocgroep voor markttoezicht (SOGS-MSG). In dit verslag wordt ook het belang geëvalueerd van de conformiteitsbeoordelings-, accreditatie- en markttoezichtactiviteiten waarvoor EU-financiering wordt ontvangen in het licht van de vereisten van EU-beleid en -wetgeving.

2.           Accreditatie

2.1.        Nationale accreditatie-instanties

In Verordening (EG) nr. 765/2008 wordt voor het eerst een wettelijk kader voor accreditatie geïntroduceerd. Dit is van toepassing op zowel de non-profit- als de gereguleerde sector. Het doel is om accreditatie te verscherpen als laatste controleniveau binnen het conformiteitsbeoordelingssysteem en om het vertrouwen in de resultaten van conformiteitsbeoordeling te verbeteren. Daarbij moet worden voldaan aan de behoeften van zowel de markt als de openbare autoriteiten.

In de verordening wordt een aantal algemene beginselen en vereisten voor de nationale accreditatie-instanties geïntroduceerd[1]. Deze vereisten komen overeen met de wereldwijd geaccepteerde vereisten die zijn vastgelegd in de desbetreffende internationale ISO/IEC-normen. Sommige kunnen echter als stringenter worden beschouwd, aangezien zij verder gaan dan de vereisten die zijn opgenomen in de geldende normen. Dit geldt voor de vereisten op grond waarvan er slechts één accreditatie-instantie per lidstaat is, de accreditatie wordt verricht als activiteit van een openbare autoriteit, de accreditatie wordt uitgevoerd zonder commerciële belangen en zonder winstoogmerk, en de accreditatie-instanties niet onderling of met conformiteitsbeoordelingsinstanties concurreren.

Om te voldoen aan de vereisten van de verordening moesten de lidstaten tot op verschillende hoogte wijzigingen in hun nationale accreditatiesystemen aanbrengen. Voor sommige lidstaten waren slechts enkele kleine wijzigingen nodig; andere moesten hun nationale accreditatiesysteem grondig doorlichten. In sommige gevallen was het nodig een aantal accreditatie-instanties samen te voegen. Alle lidstaten, alsook alle EVA-landen en Turkije, hebben nationale accreditatie-instanties opgezet[2].

Het proces van herstructurering en aanpassing aan de verordening is nu grotendeels afgerond. Het consolidatieproces is nog wel altijd gaande en in sommige gevallen moeten de nationale accreditatie-instanties nog altijd in hun nationale context worden versterkt.

2.2.        Grensoverschrijdende accreditatie

Ingevolge de verordening moeten conformiteitsbeoordelingsinstanties accreditatie aanvragen in hun lidstaat van vestiging. Er zijn echter drie scenario's waarin een conformiteitsbeoordelingsinstantie elders accreditatie kan aanvragen:

1)      de desbetreffende lidstaat heeft zelf nog geen nationale accreditatie-instantie ingesteld;

2)      de nationale accreditatie-instantie verricht geen accreditatie voor de activiteit waarvoor accreditatie is aangevraagd;

3)      de desbetreffende nationale accreditatie-instantie heeft nog niet met succes een collegiale toetsing ondergaan.

Tot dusver is het eerste scenario nog niet van toepassing geweest, omdat alle lidstaten een nationale accreditatie-instantie hebben ingesteld. Het tweede en het derde scenario komen wel regelmatig voor omdat niet alle nationale accreditatie-instanties het volledige bereik van activiteiten op zich nemen.

Hoewel deze bepalingen inzake grensoverschrijdende accreditatie relatief duidelijk bleken, is er de laatste jaren toch een steeds belangrijker probleem ontstaan, namelijk dat van op verschillende locaties gevestigde internationale conformiteitsbeoordelingsinstanties en onderaanbesteding. De Commissie heeft in samenspraak met de lidstaten een beleidsdocument opgesteld waarin wordt uitgelegd hoe accreditatie-instanties in dergelijke gevallen moeten handelen, met als doel dubbele accreditaties te voorkomen[3]. De Europese samenwerking voor accreditatie (EA) (zie het punt over accreditatie-infrastructuur) heeft vervolgens richtsnoeren opgesteld over hoe deze beleidsbeginselen in de praktijk moeten worden gebracht. Zodra meer ervaring is opgedaan met deze richtsnoeren, kan het nodig blijken dat de uitvoering van de beleidsbeginselen nog wat beter wordt afgestemd.

2.3.        Collegiale toetsing

Collegiale toetsing is mogelijk het meest cruciale middel om te zorgen dat het Europese accreditatiesysteem voldoet aan de verwachting om de kwaliteit van het Europese conformiteitsbeoordelingssysteem te waarborgen. Een succesvolle collegiale toetsing is een voorwaarde voor de wederzijdse erkenning van de accreditatiecertificaten.

Daarom speelt bij het deugdelijk uitvoeren van de verordening een mechanisme voor grondige collegiale toetsing tussen de nationale accreditatie-instanties een centrale rol. Hierdoor wordt gezorgd voor voortdurende controle op de kwaliteit van het werk van de nationale accreditatie-instanties, en wordt tegelijk voorzien in een leerproces, niet alleen voor de beoordeelde maar ook voor diegene die de beoordeling verricht. Het is door collegiale toetsing dat accreditatie zich onderscheidt van overige middelen om de bekwaamheid en de prestaties van de conformiteitsbeoordelingsinstanties te beoordelen. De volgende doelstellingen zijn het verder versterken van het proces van collegiale toetsing, het verbeteren van de beschikbaarheid van opgeleide en ervaren uitvoerders van collegiale toetsingen en het verder harmoniseren van met name de gereguleerde sector.

2.4.        Europese accreditatie-infrastructuur

Zoals vastgelegd in de verordening heeft de Commissie de Europese samenwerking voor accreditatie (EA) als de Europese accreditatie-infrastructuur erkend[4]. Vervolgens heeft zij een overeenkomst gesloten waarin de taken van de EA, de financieringsbepalingen en de bepalingen inzake het toezicht in detail worden beschreven.

In april 2009 hebben de Commissie, de EVA, de lidstaten en de EA algemene samenwerkingsrichtsnoeren ondertekend. Hierin benadrukken zij de politieke intentie om nauw samen te werken aan een succesvolle uitvoering van het accreditatiehoofdstuk van de verordening[5]. De partijen geven uitdrukking aan een gemeenschappelijk inzicht in het belang van accreditatie voor de Europese economie alsmede de ondersteunende rol daarvan voor diverse Europese beleidsterreinen en bijbehorende wetgeving, zodat deze de in de verordening beschreven doelstellingen kan verwezenlijken. In de richtsnoeren zijn de specifieke beleidsdoelstellingen voor accreditatie uiteengezet.

In juni 2010 hebben de Commissie en de EA een kaderpartnerschapsovereenkomst voor de periode 2010-2014 ondertekend. Deze kaderpartnerschapsovereenkomst voorziet in financiële steun voor de EA bij het vervullen van haar taken, zoals bepaald in de verordening, en het verwezenlijken van de in de richtsnoeren nader gedetailleerde doelstellingen. De EA-activiteiten die in aanmerking komen voor EU‑financiering omvatten technische werkzaamheden in verband met het systeem van collegiale toetsing, voorlichting van de betrokken partijen en deelname aan de internationale organisaties op het vlak van accreditatie, het opstellen en bijwerken van bijdragen aan de richtsnoeren in verband met accreditatie, de kennisgeving aan conformiteitsbeoordelingsinstanties, conformiteitsbeoordeling en markttoezicht, en activiteiten op het gebied van ondersteuning aan derde landen[6].

In de kaderpartnerschapsovereenkomst is de mogelijkheid opgenomen van een jaarlijkse exploitatiesubsidie voor de lopende werkzaamheden van de EA en haar secretariaat. Op het moment dat dit verslag werd opgesteld, waren er twee jaarlijkse exploitatiesubsidies ten bedrage van in totaal 375 000 euro en ongeveer 40 % van de algehele EA-begroting uitgekeerd.

De subsidie heeft gediend ter ondersteuning van werk met betrekking tot de werking en het beheer van het systeem van collegiale toetsing. Daarbij ging het in 2010 en 2011 onder meer om 32 evaluaties, waaronder voorevaluaties, eerste evaluaties, herevaluaties en buitengewone evaluaties van nationale accreditatie-instanties, en acht opleidingen van beoordelaars. De activiteiten op dit gebied omvatten tevens de introductie van een algeheel verbeteringsproces van het systeem van collegiale toetsing, waarbij een aantal voorstellen is gedaan die momenteel worden besproken.

Bovendien hebben de Commissie horizontale harmonisatie van de EA en de laboratorium-, certificatie en inspectiecommissies bijgedragen aan de bevordering van een gemeenschappelijke opvatting van hoe accreditatie moet worden uitgevoerd en aan de ondersteuning van accreditatie in de desbetreffende gereguleerde sectoren. Dit heeft geresulteerd in een aantal richtsnoeren[7].

De EA is ook bezig geweest met het vervullen van haar taak om de verschillende Commissiediensten technische deskundigheid te bieden voor de opname van accreditatie in wetgevingsprojecten of voor de uitvoering van de bestaande sectorale wetgeving[8].

Daarnaast heeft de EA met betrokken partijen samengewerkt middels haar adviesraad en heeft zij haar plicht vervuld om deel te nemen aan de internationale accreditatie-organisaties ILAC en IAF door mee te werken aan het proces van collegiale toetsing en aan diverse werkgroepen. Ook heeft zij haar betrekkingen met derde landen geconsolideerd door de nationale accreditatie-instanties van de EVA en kandidaat-lidstaten te accepteren als volwaardige leden en door associatieovereenkomsten te sluiten met nationale accreditatie-instanties van landen die deelnemen aan het Europees nabuurschapsbeleid. De EA telt momenteel 35 volwaardige leden en 13 geassocieerde leden[9].

Naast de jaarlijkse exploitatiesubsidie voorziet de kaderpartnerschapsovereenkomst met de EA tevens in de mogelijkheid van subsidies voor specifieke projecten. Tot op heden is er nog niet gebruikgemaakt van deze mogelijkheid.

De samenwerking met de EA was over het algeheel heel vruchtbaar. Er is veel aan gedaan om ten aanzien van de inwerkingtreding van de verordening en de nieuwe rol van de EA als de Europese accreditatie-infrastructuur in deze context, te voldoen aan de gewijzigde omstandigheden voor accreditatie. De vorderingen die tot nu toe zijn gemaakt, moeten nog verder worden geconsolideerd teneinde de rol van accreditatie als het laatste controleniveau in het Europese conformiteitsbeoordelingssysteem te versterken. Omdat accreditatie in toenemende mate wordt gebruikt ten behoeve van de EU-wetgeving, kan dit ook een beoordeling van de voor de EA beschikbare middelen en financiële steun met zich meebrengen.

2.5.        Accreditatie ter ondersteuning van aanmelding

De verordening is zeer helder in haar voorkeur voor accreditatie als middel om de technische bekwaamheid van een conformiteitsbeoordelingsinstantie aan te tonen ten behoeve van "aanmelding" op grond van specifieke wetgeving, d.w.z. om uiteindelijk het vermogen van de instantie te erkennen om te beoordelen of producten voldoen aan de vereisten van een bepaalde verordening of richtlijn.

Accreditatie heeft als voordeel dat het om een transparante, op normen gebaseerde activiteit gaat, terwijl het proces van collegiale toetsing is ingevoerd om te zorgen dat er vergelijkbare kwaliteitsniveaus worden onderhouden. Dit is niet het geval voor aanmeldingen die niet gebaseerd zijn op accreditatie. De Commissie heeft daarom in samenspraak met de lidstaten richtsnoeren uitgegeven met betrekking tot de soort informatie die een niet-geaccrediteerde aanmelding moet bevatten[10]. Omdat niet‑geaccrediteerde aanmeldingen niet altijd vergezeld gaan van de passende documentatie en de lidstaten en de Commissie een langere termijn hebben om bezwaren in te dienen, kan het aanmeldingsproces in deze gevallen vrij slepend en omslachtig worden.

Het gebruik van accreditatie voor aanmeldingsdoeleinden verschilt per lidstaat en per sector. Al hebben sommige lidstaten accreditatie voor aanmeldingsdoeleinden verplicht gesteld, dit is in andere lidstaten, waar van een meer gemengde benadering wordt uitgegaan, weer niet het geval. Het is echter een feit dat eind 2009, voordat de verordening in werking trad, van de in totaal 2 249 aanmeldingen 1 089 niet geaccrediteerd en 1 118 wel geaccrediteerd waren, terwijl tot aan juni 2012 van de 3 106 aanmeldingen 861 niet geaccrediteerd en 2 196 wel geaccrediteerd waren. Accreditatie vervult derhalve met succes haar rol ten aanzien van aanmelding. Nauwere communicatie tussen de nationale autoriteiten en de accreditatie-instanties is daarom gerechtvaardigd.

2.6.        Richtsnoeren

De Commissie heeft in samenspraak met de lidstaten richtsnoeren uitgegeven, die zijn opgenomen in bijgaand werkdocument van de diensten van de Commissie.

2.7.        Problemen

Al voorziet de verordening in een krachtig wettelijk kader voor accreditatie, toch zullen zich de komende jaren bij de uitvoering van het accreditatiehoofdstuk van de verordening de nodige problemen voordoen. De belangrijkste zijn het consolideren en aanscherpen van het systeem, alsmede het creëren van bewustzijn van en inzicht in de voordelen van accreditatie. Behalve een aantal wettelijke kwesties met betrekking tot accreditatie vereist dit een verdere aanscherping van het systeem van collegiale toetsing als het voornaamste middel om de voortdurende kwaliteit van de certificaten in de gehele EU te waarborgen. Daarnaast moet accreditatie voor aanmeldingsdoeleinden een belangrijker rol gaan spelen en systematischer worden opgenomen in de EU-wetgeving in het geval deze laatste voorziet in conformiteitsbeoordeling en de aanwijzing van conformiteitsbeoordelingsinstanties. Dit vereist tevens dat de Commissie en de EA sectorale accreditatieregelingen ontwikkelen om te zorgen dat de conformiteitsbeoordelingsinstanties voldoen aan het door de communautaire harmonisatiewetgeving vereiste niveau van bekwaamheid op gebieden met specifieke eisen[11].

3.           EU-kader voor markttoezicht op producten

In dit hoofdstuk wordt de stand van zaken opgesomd van de uitvoering van de voornaamste bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 met betrekking tot de vaststelling van een kader voor markttoezicht voor alle geharmoniseerde producten op de interne markt. Het hoofdstuk vormt een aanvulling op de informatie die is opgenomen in de effectbeoordeling die is bijgevoegd bij de Commissievoorstellen voor een verordening inzake de veiligheid van consumentenproducten en een verordening inzake markttoezicht.

3.1.        Vereisten voor de organisatie van markttoezicht door de lidstaten

De verordening zet de specifieke vereisten uiteen die sinds 2010 gelden voor de organisatie van markttoezicht door de lidstaten. De meeste daarvan hebben vervolgens hun bestuurlijke structuren nader afgestemd en specifieke oplossingen ingevoerd om te zorgen dat aan die vereisten wordt voldaan. De antwoorden van de lidstaten op een vragenlijst over de uitvoering van de verordening kunnen als volgt worden samengevat[12]:

· Verantwoordelijkheid en identiteit van autoriteiten: In de meeste lidstaten waren er ingevolge de verordening slechts enkele kleine aanpassingen aan de reeds bestaande markttoezichtactiviteiten vereist (bijvoorbeeld het instellen van een programma voor verbetering van het markttoezicht). Lidstaten hadden immers reeds markttoezichtprocedures ingevoerd op grond van de desbetreffende nationale wetgeving.

· Het mechanisme voor de communicatie tussen en coördinatie van markttoezichtautoriteiten verschilt per lidstaat: De communicatiekanalen zijn soms gebaseerd op een informele overeenkomst, ofwel vindt de communicatie plaats via een coördinatieorgaan voor markttoezicht, door middel van een werkgroep die verantwoordelijk is voor de uitvoering van een nieuw wettelijk kader of door middel van een commissie voor markttoezicht.

· Procedure voor de afhandeling van klachten: Vóór de inwerkingtreding van de verordening beschikten de meeste lidstaten reeds over een klachtensysteem. Hoewel deze systemen regelmatig worden bijgewerkt, geeft de meerderheid van de lidstaten toch aan dat deze voor verdere verbetering vatbaar zijn.

· Procedure voor het toezicht op ongevallen en schade aan de gezondheid: Sommige lidstaten zijn van oordeel dat er behoefte is aan een beter systeem voor gegevens inzake ongevallen. Een dergelijk systeem zou kunnen worden gebaseerd op de huidige EU-letselgegevensbank.

· Uitbreiding van de bevoegdheden van markttoezichtautoriteiten: Er zijn enkele kleine aanpassingen in de lidstaten gemaakt, aangezien de handhavingsbevoegdheden veelal overeenkwamen met de vereisten op grond van de verordening. Sommige lidstaten moesten hun bestaande nationale wetgeving aanpassen om aan de verordening te voldoen.

· Uitbreiding van de financiële en personele middelen van de toezichthoudende autoriteiten: De financiële en personele middelen voor markttoezicht zijn teruggebracht als gevolg van de begrotingsbeperkingen in het merendeel van de lidstaten. In een klein deel van de lidstaten werden grote ingrepen tot op heden echter niet nodig geacht.

· Boetes voor marktdeelnemers: Voordat de verordening in werking trad, bestonden er reeds boetes voor marktdeelnemers die zich niet aan de regels hielden. Deze zijn in sommige lidstaten echter aangepast in verband met de nieuwe bevoegdheden voor de markttoezichtautoriteiten.

Begin 2010 hebben alle lidstaten, IJsland en Turkije de Commissie in kennis gesteld van hun markttoezichtautoriteiten en het terrein waarop zij actief zijn, zoals verzocht in de verordening[13]. Deze kennisgevingen bieden een goed overzicht van de verdeling van taken en verantwoordelijkheden op het gebied van markttoezicht op geharmoniseerde goederen, met inbegrip van de desbetreffende contactgegevens. Deze zijn gepubliceerd op de website van de Commissie[14] en dragen ongetwijfeld bij aan de transparantie ten aanzien van de nationale markttoezichtautoriteiten in de EU.

3.2.        De nationale programma's voor markttoezicht

Overeenkomstig de verordening[15] moeten de lidstaten programma's voor markttoezicht opstellen, uitvoeren en periodiek bijwerken. Zij moeten tevens deze programma's bekendmaken aan de andere lidstaten en de Commissie, en deze beschikbaar stellen aan het publiek via het internet. Het doel van deze programma's is om de autoriteiten van andere landen, alsook de burger in het algemeen, inzicht te geven in wat het markttoezicht inhoudt en hoe, wanneer, waar en op welke gebieden markttoezicht wordt verricht. De nationale programma's bevatten verder informatie over de algehele opzet van markttoezicht op nationaal niveau (bijvoorbeeld mechanismen voor coördinatie van de verschillende autoriteiten, de middelen die aan hen worden toegewezen, de werkmethoden, enz.) en over specifieke interventieterreinen (bijvoorbeeld productcategorieën, risicocategorieën, soorten gebruikers, enz.).

Het merendeel van de lidstaten heeft zijn nationale (algemene of sectorale) programma's en alle vereiste herzieningen aan de Commissie bekendgemaakt in 2010, 2011 en 2012 (zie tabel 1). In 2012 heeft de Commissie op haar website niet-vertrouwelijke originele en vertaalde versies gepubliceerd van de laatste nationale programma's, die van de lidstaten, IJsland en Turkije zijn ontvangen[16].

De beoordeling van de inspanningen van de lidstaten is over het algemeen zeer positief. Feit is wel dat sommige landen meer nadruk hebben gelegd op informatie met betrekking tot de algehele organisatie van het markttoezicht, terwijl andere juist meer belang hebben gehecht aan informatie over sectoractiviteiten. Hierdoor is de informatie niet altijd volledig vergelijkbaar. De helderheid over hoe de lidstaten de samenwerking tussen de verschillende autoriteiten onderling en met de douane hebben opgezet, alsmede de coördinatie daarvan, is voor verbetering vatbaar.

De Commissie heeft de lidstaten geholpen bij de uitvoering van deze bepalingen van de verordening, met name door een gemeenschappelijk sjabloon voor te stellen om hun sectorprogramma's vorm te geven. Dit komt momenteel zeer ten goede aan de vergelijkbaarheid van de nationale informatie over specifieke producten of onderdelen van de wetgeving, en maakt het voor de markttoezichtautoriteiten mogelijk grensoverschrijdende samenwerking op vlakken van gemeenschappelijk belang te plannen.

Tabel 1: Nationale programma's voor markttoezicht – stand van zaken 2010-2012

Land || Soort programma[17] || 2010 || 2011 || 2012

Oostenrijk || Algemeen en sectoraal || x || x || x

België || Algemeen * || x || x || x

Bulgarije || Algemeen * || x || x || x

Cyprus || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Tsjechië || Sectoraal || x || x || x

Denemarken || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Estland || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Finland || Sectoraal || x || x || x

Frankrijk || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Duitsland || Algemeen * || x || x || x

Griekenland || Algemeen || x || x || x

Hongarije || Sectoraal || x || x || x

Ierland || Algemeen * || x || x || x

Italië || Algemeen || x || x || x

Letland || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Litouwen || Sectoraal || x || x || x

Luxemburg || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Malta || Sectoraal || x || x || x

Nederland || Sectoraal || x || x || x

Polen || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Portugal || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Roemenië || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Slowakije || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Slovenië || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Spanje || Sectoraal || -- || x[18] || x

Zweden || Algemeen en sectoraal || x || x || x

Verenigd Koninkrijk || Algemeen en sectoraal || x || x || x

IJsland || Algemeen || x || x || x

Turkije || Algemeen || x || x || x

* Het programma omvat ook informatie over specifieke sectoren, al is deze niet gedetailleerd.

3.3.        Producten die een ernstig risico opleveren

In de verordening is een algehele verplichting voor de lidstaten opgenomen om te zorgen dat goederen die mogelijk de gezondheid of veiligheid van gebruikers (consumenten en werknemers) in gevaar kunnen brengen of die hoe dan ook niet voldoen aan de productvereisten zoals opgenomen in de harmonisatiewetgeving van de EU, uit de handel worden gehaald of worden verboden, of dat de levering hiervan wordt beperkt[19]. Bovendien wordt in de verordening vastgesteld dat wanneer producten op basis van een passende risicobeoordeling worden geacht een ernstig risico op te leveren, de lidstaten ook onverwijld de Commissie moeten inlichten over de maatregelen die zijn getroffen. Dit dient te gebeuren met behulp van het systeem voor snelle uitwisseling van informatie (Rapex)[20].

Het feit dat in de verordening een verwijzing is opgenomen naar het Rapex-systeem geeft het belang aan van dit informatie-uitwisselingsmechanisme voor het markttoezicht in de interne markt en de koppeling van dit mechanisme aan productspecifieke regelgeving. Ook heeft de verwijzing naar het Rapex-systeem met zich meegebracht dat de verplichting om Rapex-kennisgevingen te versturen, is uitgebreid naar alle goederen die binnen het bereik van de EU-harmonisatiewetgeving vallen, met inbegrip van producten voor gebruik in een beroepsmatige context (bijvoorbeeld industriële machines) en producten die overige algemene belangen dan de veiligheid en de gezondheid kunnen schaden (bijvoorbeeld milieu, veiligheid, eerlijkheid van handelstransacties, enz.).

Deze uitbreiding heeft in het bijzonder bijgedragen aan de bescherming van werknemers[21] en de bescherming van het milieu[22], al moet worden opgemerkt dat het totaal aantal nieuwe kennisgevingen gedurende de eerste twee jaar van uitvoering van de verordening vrij beperkt was. Behalve de Rapex-kennisgevingen op grond van de richtlijn algemene productveiligheid heeft de Commissie in 2010 twintig kennisgevingen op grond van Verordening (EG) nr. 765/2008 ontvangen (waarvan zeven een ernstig risico opleverden); in 2011, ontving de Commissie 25 van zulke kennisgevingen (waarvan 17 een ernstig risico opleverden)[23]. Al met al hebben negen lidstaten kennisgevingen verstuurd van goederen en producten voor beroepsmatig gebruik die andere algemene belangen dan veiligheid en gezondheid kunnen schaden.

Meer recente overzichten laten een toename van het aantal ontvangen kennisgevingen zien: in 2012 bevestigde de Commissie in totaal 37 nieuwe kennisgevingen, waarvan 31 een ernstig risico opleverden. In diezelfde periode begon een extra lidstaat met het versturen van kennisgevingen. Naar verwachting zullen deze cijfers met de tijd zeker gaan stijgen omdat lidstaten steeds proactiever optreden op het gebied van producten voor beroepsmatig gebruik, en hun praktijken volledig aanpassen aan het bredere bereik van Rapex.

Van de kant van de Commissie heeft de uitvoering van de verordening de nodige inspanningen vereist om de vereiste deskundigheid te coördineren, met als doel de nieuwe kennisgevingen te beoordelen en de operationele procedures aan te passen aan het bredere bereik van het systeem. De voltooiing van het nieuwe IT-platform voor Rapex-kennisgevingen, genaamd GRAS-Rapex[24], betekende een grote stap voorwaarts voor de afhandeling van kennisgevingen.

3.4.        Een geschikte risicobeoordelingsmethode

Als onderdeel van de uitvoering van de verordening door de SOGS-groepen, heeft de Commissie in 2011 een taskforce Risicobeoordeling ingesteld, die is samengesteld uit deskundigen uit de lidstaten. Het doel van de taskforce is advies te geven over passende middelen om risicobeoordelingen uit te voeren voor alle niet‑voedingsproducten en alle risico's die binnen de harmonisatiewetgeving vallen. De bestaande Rapex-richtsnoeren[25] voorzien reeds in een methode voor risicobeoordeling van consumentengoederen, hetgeen zonder twijfel een belangrijk referentiepunt voor de lidstaten vormt. De taskforce werd gevraagd de volgende vragen te beantwoorden: i) of de bestaande methode, die voornamelijk gericht was op niet-geharmoniseerde producten, op passende wijze rekening kon houden met de wettelijke vereisten van geharmoniseerde goederen; ii) hoe aan de behoefte moest worden voldaan om andere risico's voor het algemeen belang dan veiligheid en gezondheid, die niet onder deze methode vallen, te beoordelen.

Aan het einde van het project concludeerde de taskforce Risicobeoordeling dat de methode die is opgenomen in de Rapex-richtsnoeren een goede basis vormde, maar dat de geschiktheid ervan voor geharmoniseerde producten moest worden verbeterd door expliciete verwijzingen op te nemen naar de voor het product essentiële vereisten en naar de desbetreffende geharmoniseerde normen. Bovendien moest de taal van de methode worden aangepast aan een breder bereik van algemene belangen. Daarvoor moest worden uitgegaan van het concept van "schade" in plaats van dat van "letsel"[26].

3.5.        Algemeen informatiebeheersysteem - ICSMS

Ingevolge de verordening moet de Commissie een algemeen systeem voor de archivering en uitwisseling van informatie over aangelegenheden in verband met markttoezichtactiviteiten ontwikkelen en onderhouden[27].

Deskundigen van de Commissie hebben de mogelijke alternatieven onderzocht (aankoop van een bestaand systeem, ontwikkeling van een nieuw systeem, enz.) en zijn tot de slotsom gekomen dat aanschaf van "ICSMS" (Information and Communication System for Market Surveillance), het enige informatiesysteem in zijn soort dat momenteel werkzaam is, de meest geschikte oplossing was. Op dat moment werd ICSMS door twaalf EU-/EVA-lidstaten (België, Cyprus, Duitsland, Estland, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Slovenië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland) gebruikt als communicatiemiddel voor markttoezichtautoriteiten om informatie uit te wisselen over onderzoek naar specifieke producten en bijbehorende activiteiten.

In november 2011 is de Commissie met ICSMS-AISBL (de instantie die de markttoezichtautoriteiten in de EU-/EVA-lidstaten die gebruikmaken van ICSMS hergroepeert) en het LUBW (Bureau voor milieumetingen, dat deel uitmaakt van het ministerie van Milieu en Vervoer van de deelstaat Baden-Württemberg, waar de ICSMS-servers zich bevinden) de aankoop van ICSMS voor het bedrag van 1 940 940 euro overeengekomen. Op grond van deze overeenkomst verplichtten ICSMS-AISBL en het LUBW zich tot het volgende:

– overdracht van de intellectuele-eigendomsrechten van ICSMS aan de Commissie;

– integratie van de lidstaten die nog niet zijn aangesloten op ICSMS en verzorging van cursussen voor gebruikers van de nieuwe aangesloten landen van ICSMS; de eerste cursussen vinden plaats in de periode mei-juni 2012;

– levering van technische ondersteuning en bijstand aan alle ICSMS-gebruikers (met inbegrip van een helpdesk);

– dagelijks beheer van ICSMS en waarborging van de servicekwaliteit;

– overdracht van kennis van ICSMS aan de Commissie.

ICSMS werkt op basis van internet en maakt een uitgebreide uitwisseling van informatie tussen alle markttoezichtautoriteiten mogelijk. Het systeem maakt een snelle en doelmatige uitwisseling tussen gebruikers mogelijk van testresultaten, productie-identificatiegegevens, foto's, informatie over marktdeelnemers, risicobeoordeling (met inbegrip van risicogegevens), informatie over ongevallen, en maatregelen die door de marktautoriteiten worden getroffen.

ICSMS omvat een intern en een publiek domein. Het interne domein is alleen bedoeld voor gebruik door markttoezichtautoriteiten. Het kan ook worden gebruikt door douaneautoriteiten en EU-ambtenaren. Het bevat alle beschikbare informatie (productomschrijvingen, testresultaten, getroffen maatregelen, enz.). Het publieke domein is voor gebruik door consumenten en marktdeelnemers. De informatie die beschikbaar is voor het publiek, omvat alleen gegevens met betrekking tot producten en eventuele niet-naleving, maar geen interne documenten (d.w.z. informatie-uitwisseling tussen autoriteiten en producenten/importeurs, enz.).

In ICSMS zijn reeds testresultaten verzameld van meer dan 47 500 producten en het systeem geeft een overzicht van ruim 650 autoriteiten in alle EER-landen voor meer dan 45 richtlijnen. Het aantal gebruikersaccounts is 3 600. In ICSMS kunnen interne en publieke gebruikers ook specifieke zoekopdrachten verrichten. Er kan bijvoorbeeld worden gezocht op individuele producten of op de testresultaten van gehele productgroepen. Ook kunnen de testresultaten voor producten uit specifieke landen worden opgevraagd. Er kan informatie worden verkregen over producten die onder bepaalde richtlijnen vallen, over kennisgevingen van vrijwaringsclausules, over Rapex-kennisgevingen, en over producenten, importeurs en handelaars. Op basis van een systeem van toegangsautorisatie worden vertrouwelijke aspecten beschermd.

Elke markttoezichtautoriteit kan gegevens over onderzochte producten invoeren indien deze nog niet in de gegevensbank aanwezig zijn, en kan opmerkingen toevoegen aan een reeds bestaand productinformatiedossier, d.w.z. feedback over de activiteiten van markttoezichtautoriteiten met betrekking tot onderzochte producten. Bovendien bestaat de mogelijkheid de verantwoordelijkheid voor een product over te dragen van de ene autoriteit naar de andere (het zogeheten "stokje doorgeven"), iets wat uitgebreid gebruikt wordt.

Voor een evaluatie van het ICSMS-contract is het nog te vroeg, aangezien het in november 2011 is ondertekend en de invoering van het systeem in de EU-landen die nog niet waren aangesloten, maar net begonnen is. Gelet op het potentieel van ICSMS biedt het contract de Commissie en alle betrokken partijen (nationale autoriteiten, producenten, burgers) een goede prijs-kwaliteitverhouding. Het algemeen informatiebeheersysteem dat is ingesteld op grond van de verordening is bedoeld als beleidsmiddel ter bevordering van het markttoezicht in de gehele Europese Unie, in het bijzonder door de doelmatigheid en de samenhang van op nationaal niveau verrichte onderzoeken te vergroten.

Volgens de deskundigen die gebruikmaken van ICSMS, biedt de informatie-uitwisseling over testresultaten en onderzoeken de markttoezichtautoriteiten onder andere de volgende voordelen:

– snelle interventie: informatie over onveilige producten kan direct bekend worden gemaakt en er kunnen onverwijld maatregelen worden getroffen;

– afschrikking: de "zwarte schapen" onder producenten worden eerder ontdekt en effectiever bestraft;

– voorkoming van dubbel werk: de testresultaten van een toezichtautoriteit worden direct beschikbaar gemaakt voor alle overige lidstaten;

– de mogelijkheid om statistieken te genereren per sector, product, enz.;

– afhandeling van alle aangelegenheden met betrekking tot niet-naleving door producten.

Daarnaast biedt ICSMS een waardevol platform voor de uitvoering van het Europees beleid inzake markttoezicht, doordat de basis wordt gecreëerd voor:

– de coördinatie van grootschalige marktinterventies tegen verdachte producten;

– de uitwerking van goede praktijken en de uitwisseling van algemene kennis en ervaring;

– de invoering van een gemeenschappelijke benadering voor markttoezicht in verschillende landen (ter voorkoming van concurrentieverstoringen);

– de beschikbaarheid van een encyclopedie van gegevens omtrent EU‑markttoezicht;

– de informatie van burgers over producten die niet aan de regels voldoen en de contactgegevens van de bevoegde autoriteiten[28].

3.6.        Ondersteuning van administratieve samenwerking

Verordening (EG) nr. 765/2008 biedt de Commissie de rechtsgrondslag om de lidstaten financiële bijstand en ondersteuning te geven met betrekking tot de activiteiten van groepen voor administratieve samenwerking inzake markttoezicht[29].

Het hoofddoel van de groepen voor administratieve samenwerking inzake markttoezicht is om een correcte en uniforme toepassing van de technische bepalingen van de richtlijnen (certificatieprocedures) te waarborgen teneinde zo het gebruik door de lidstaten terug te dringen van beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen van producten die zijn gecertificeerd als conform de voorschriften.

Er zijn momenteel twintig van dit soort groepen. Zij komen over het algemeen veertig keer per jaar bijeen en houden zich bezig met zaken als bouw, veiligheid van speelgoed, geluidsemissie, pyrotechniek, radio- en telecommunicatie­terminalapparatuur, elektromagnetische compatibiliteit, laagvoltageapparatuur, medische apparatuur, apparatuur en beschermingssystemen voor gebruik in plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen, machines, liften, kabelbanen, persoonlijke beschermingsmiddelen, eco-ontwerp, energie-etikettering, meet- en niet-automatische weeginstrumenten, of pleziervaartuigen. Deelnemers zijn functionarissen van nationale markttoezichtautoriteiten, die ook zorgen voor het voorzitterschap van de bijeenkomsten. De Commissie is eveneens vertegenwoordigd in deze groepen.

Tussen de verschillende sectoren is echter een verschillende mate van aanwezigheid bij de bijeenkomsten van de groepen geconstateerd. De voornaamste reden van de geringe aanwezigheid van diverse groepen lijkt een gebrek aan financiële middelen voor de reis- en overnachtingskosten van vertegenwoordigers te zijn. Anderszins melden sommige markttoezichtautoriteiten zich evenmin aan voor het voorzitterschap van de groep vanwege een vergelijkbaar gebrek aan financiële middelen om de bijeenkomsten te organiseren.

4.           Controles van producten die worden ingevoerd naar de EU-markt

Verder wordt in Verordening (EG) nr. 765/2008 het regelgevingskader voor controles aan de buitengrenzen uiteengezet[30]. Het algemene doel van deze bepalingen is om te zorgen dat lidstaten over passende controlemechanismen beschikken om te verifiëren of producten die afkomstig zijn uit derde landen en worden ingevoerd naar de EU-markt, voldoen aan de vereisten die zijn opgenomen in de EU-wetgeving. Ten behoeve hiervan zijn in de verordening een aantal basisbeginselen opgenomen ten aanzien van de werking van controles aan de buitengrenzen, het al dan niet autoriseren van de vrijgave van goederen voor vrij verkeer, en de samenwerking van alle betrokken autoriteiten met betrekking tot beide taken. Deze bepalingen bouwen voort op Verordening (EEG) nr. 339/93 van de Raad[31], die is ingetrokken bij deze verordening.

4.1.        Uitvoering door de lidstaten

Daarom hebben de lidstaten specifieke bepalingen inzake grenscontrole uitgevoerd, onder meer door:

· een centraal contactpunt in te stellen met als doel effectieve en efficiënte grenscontroles te ontwikkelen;

· financiering beschikbaar te maken voor grenscontroles;

· beleid te ontwikkelen ten aanzien van de uitvoering van grenscontroles;

· de grenscontroles te verruimen teneinde meer ingangspunten te dekken;

· te zorgen dat grenscontroles doelgericht zijn en dat de handelsbevordering niet nadelig wordt beïnvloed;

· schriftelijke overeenkomsten tussen de douane- en markttoezichtautoriteiten op te stellen ter versterking van de samenwerking op het gebied van grenscontroles;

· de samenwerking tussen de douane- en markttoezichtautoriteiten te verbeteren (bijvoorbeeld in de zin van informatie-uitwisseling, en intensievere samenwerking met de markttoezichtautoriteiten van derde landen);

· ondersteuning te bieden aan de douaneambtenaren die de douanecontroles verrichten;

· risicobeoordelingen te verrichten of hierbij te assisteren;

· de douaneactiviteiten te harmoniseren;

· douaneambtenaren te trainen.

4.2.        Begeleiding door de Commissie

Om de uitvoering van Verordening (EG) nr. 765/2008 te bevorderen heeft de Commissie, tezamen met de lidstaten, richtsnoeren opgesteld voor invoercontroles op het gebied van productveiligheid en naleving[32]. De richtsnoeren zijn bedoeld als instrument om de douane- en markttoezichtautoriteiten te ondersteunen bij de verbetering van samenwerkingsmethoden en goede administratieve praktijken. Tegelijkertijd zijn de richtsnoeren gericht op praktische kwesties waarmee douaneautoriteiten te maken krijgen bij het verrichten van de controles met betrekking tot productveiligheid en naleving.

De richtsnoeren bevatten een algemeen en een specifiek gedeelte. Het algemene gedeelte is essentieel om inzicht te krijgen in de algehele relevante geldende EU‑wetgeving en met name de verplichtingen inzake veiligheids- en nalevingscontroles en de samenwerking tussen de relevante nationale autoriteiten. Het specifieke gedeelte van de richtsnoeren bestaat uit praktische hulpmiddelen voor douanebeambtenaren, zoals informatiebladen en checklists voor afzonderlijke productgroepen met als doel de controles te vergemakkelijken.

De Commissie coördineert de inspanningen van de lidstaten om de richtsnoeren op nationaal niveau te verspreiden en te gebruiken. Ook is zij gestart met een uitgebreid programma van bezoeken aan landen om zo veel mogelijk begeleiding te bieden aan nationale functionarissen en om specifieke problemen waarmee deze van doen hebben, te verhelpen.

Al deze initiatieven worden gefinancierd uit hoofde van het Douane 2013‑programma[33].

5.           CE-markering en conformiteitsbeoordeling

In het verleden heeft de Commissie onder marktdeelnemers, met name kleine en middelgrote ondernemingen, een gebrek aan inzicht geconstateerd in wat CE‑markering inhoudt. Om die reden zijn in Verordening (EG) nr. 765/2008 de algemene beginselen uiteengezet, die ten grondslag liggen aan CE-markering. In dit opzicht had de Commissie op verzoek van het Europees Parlement en als onderdeel van de uitvoering van de verordening, toegezegd een voorlichtingscampagne op te zetten over CE-markering. Deze campagne zou met name gericht zijn op marktdeelnemers (met speciale aandacht voor kleine en middelgrote ondernemingen), maar ook op overheidsautoriteiten en burgers.

5.1.        Voorlichtingscampagne inzake CE-markering

De voorlichtingscampagne inzake CE-markering was bedoeld om de kennis van belanghebbende over CE-markering te vergroten. De campagne is in 2009 gefinancierd uit hoofde van het programma voor ondernemerschap en innovatie, de kosten bedroegen 2 miljoen euro. De campagne ging van start in het eerste kwartaal van 2010 en duurde tot en met maart 2012.

De resultaten van de campagne zijn onder meer:

– de ontwikkeling van een speciale website in alle EU-/EVA-talen, die dient als enkel loket voor voorlichting over CE-markering (http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/cemarking/);

– het ontwerp van een stand voor aanwezigheid op handelsbeurzen[34]; educatieve seminars in alle EU-/EVA-lidstaten (voor Zwitserland en Liechtenstein wordt een gezamenlijk seminar georganiseerd);

– de productie van folders en brochures in alle EU-/EVA-talen voor beroepsbeoefenaars en consumenten; de productie van twee video's en reclamemateriaal; de productie van informatiebladen waarin de situatie ten aanzien van CE-markering in diverse sectoren wordt beschreven in alle EU‑/EVA-talen; en diverse artikelen in de gespecialiseerde pers.

De campagne lijkt aan zijn doelstellingen te hebben voldaan. Het succes van de campagne was af te lezen van de feedback van de seminars en de beurzen (hoogste aantal deelnemers[35] en hun positieve schriftelijke evaluaties), de grote vraag naar voorlichtingsmateriaal[36] en de grote interesse in gedrukte en online media[37].

Bovendien blijkt uit de meeste van de vragen die door de belanghebbenden over CE‑markering werden gesteld, dat de betrokkenen nu beter op de hoogte zijn van de betekenis van CE-markering en zich tevens beter bewust zijn van hun rechten en plichten. Het aantal schriftelijke vragen van belanghebbenden aan de Commissie is gedurende de campagneperiode toegenomen. De vragen zelf werden almaar complexer en verfijnder, en gaven derhalve blijk van een veel betere kennis van CE‑markering van voorheen. Bovendien wordt door de begeleiding die via de website wordt geboden, het risico van mogelijke vergissingen en misverstanden teruggebracht.

5.2.        Begeleiding aan de sectorale wetgever en overige belanghebbenden

Een juist gebruik van CE-markering veronderstelt een goed inzicht in de conformiteitsbeoordelingsprocedures die voor de verschillende producten gelden. Teneinde wetgevers, nationale autoriteiten, accreditatie-instanties, conformiteitsbeoordelingsinstanties, marktdeelnemers en overige belanghebbenden te ondersteunen bij het selecteren van de juiste beoordelingsprocedures, heeft de Commissie aan de hand van een aantal beleidsdocumenten specifieke richtsnoeren opgesteld:

· SOGS-N593 EN of CERTIF 2009-03 "Aanwijzingen voor het selecteren en uitvoeren van de modules van Besluit nr. 768/2008/EG en specifieke aspecten voor kmo's op het gebied van conformiteitsbeoordeling" biedt de sectorale wetgever begeleiding over hoe deze uit het "menu" van Besluit nr. 768/2008/EG conformiteitsbeoordelingsmodules moet selecteren. Bovendien biedt het begeleiding aan aangemelde instanties bij het verrichten van conformiteitsbeoordelingen. Overeenkomstig de doelstellingen van betere regelgeving dient de wetgever rekening te houden met de complexiteit van het product, de omvang van de ondernemingen die in de desbetreffende sector actief zijn (bijvoorbeeld kmo's), de desbetreffende technologie, het risico voor het algemeen belang, en de vraag of er sprake is van massa- dan wel serieproductie. Aangemelde instanties moeten evenzo onnodige belasting van de marktdeelnemers vermijden, zonder daarbij echter iets af te doen aan het vereiste hoge niveau van bescherming van het algemeen belang.

· SOGS-N594 EN of CERTIF 2009-04 "Inleiding in conformiteitsbeoordeling conform het nieuwe wettelijke kader, zoals uiteengezet in Besluit nr. 768/2008/EG" is gericht aan nieuwkomers (wetgevers, aangemelde instanties, producenten) op het gebied van conformiteitsbeoordeling. In het document wordt uitgelegd wat conformiteitsbeoordeling inhoudt en worden de mechanismen en de rol ervan in de toeleveringsketen van het product beschreven. Daarnaast wordt de rol van de betrokken partijen beschreven en wordt een gedetailleerde analyse geboden van de conformiteitsbeoordelingsprocedures zoals gedefinieerd in Besluit nr. 768/2008/EG.

· SOGS N612 EN of CERTIF 2009-08 "Gebruik van geharmoniseerde normen ter beoordeling van de bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties in de context van het nieuwe wettelijke kader" is voornamelijk gericht aan accreditatie-instanties en beschrijft voor elk van de conformiteitsbeoordelingsmodules welke van de geharmoniseerde normen, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de EU, overeenkomt met de criteria waaraan conformiteitsbeoordelingsinstanties moeten voldoen om voor de desbetreffende module te worden aangemeld.

De documenten zijn verkrijgbaar op de website van de Commissie[38].

[1]               Zie de artikelen 4, 6 en 8 van de verordening.

[2]               De gegevens daarvan zijn beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/enterprise/newapproach/nando/index.cfm?fuseaction=ab.main

[3]               CERTIF 2009-06 Rev. 6.0 “Grensoverschrijdende accreditatieactiviteiten” (zie bijgaand werkdocument van de diensten van de Commissie).

[4]               Zie artikel 14 van de verordening.

[5]               Algemene richtsnoeren voor de samenwerking tussen de Europese samenwerking voor accreditatie en de Europese Commissie, de Europese Vrijhandelsassociatie en de bevoegde nationale autoriteiten (PB 2009/C 116/04; http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2009:116:0006:0011:NL:PDF

[6]               Zie artikel 32 van de verordening.

[7]               http://www.european-accreditation.org/content/publications/pub.htm

[8]               De activiteiten blijven niet beperkt tot de diensten van directoraat-generaal Ondernemingen en industrie, maar strekken zich ook uit tot overige directoraten-generaal (met inbegrip van DG Gezondheid en consumenten, DG Landbouw en plattelandsontwikkeling, DG Milieu, DG Mobiliteit en vervoer en DG Klimaat). Een goed voorbeeld is de samenwerking inzake de nieuwe verordening voor accreditatie en verificatie uit hoofde van het Europese emissiehandelssysteem (ETS), waarbij de EA nauw samen heeft gewerkt met DG Ondernemingen en industrie en DG Klimaat om tot een oplossing te komen die voldoet aan de vereisten van deze wetgeving. (Verordening (EU) nr. 600/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de verificatie van broeikasgasemissie- en tonkilometerverslagen en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad Voor de EER relevante tekst).

[9]               http://www.european-accreditation.org/content/ea/members.htm

[10]             CERTIF 2010-08 Rev.1 “Aanmelding zonder accreditatie” (artikel 5, lid 2 van Verordening nr. 765/2008).

[11]             Zie artikel 13, lid 3 van de verordening.

[12]             Een volledig overzicht van de antwoorden is opgenomen in bijgaand werkdocument van de diensten van de Commissie.

[13]             Zie artikel 17.

[14]             http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/regulatory-policies-common-rules-for-products/market-surveillance-authorities/index_en.htm

[15]             Zie artikel 18, lid 5.

[16]             http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/regulatory-policies-common-rules-for-products/market-surveillance-authorities/index_en.htm

[17]             De situatie weerspiegelt met name de aanpak in 2012.

[18]             Slechts voor een beperkt aantal producten.

[19]             Zie artikel 16.

[20]             Zie artikelen 20 en 22. Rapex is een waarschuwingssysteem dat reeds gevestigd is op grond van artikel 12 van de herziene richtlijn algemene productveiligheid.

[21]             Voorbeelden zijn de kennisgeving van een in de landbouw gebruikte voedingsmixer die niet bleek te voldoen aan Richtlijn 2006/42/EG betreffende machines nadat deze in het meldende land een dodelijk ongeval had veroorzaakt, en de kennisgevingen van diverse gevaarlijke gereedschappen producten voor beroepsmatig gebruik die niet bleken te voldoen aan Richtlijn 2006/95/EG inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen.

[22]             Voorbeelden zijn de kennisgevingen inzake diverse consumentenbeschermende apparatuur en speelgoedverpakkingen die een hoeveelheid cadmium bleken te bevatten die hoger lag dan de grenswaarde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (de Reach-verordening), en de kennisgevingen inzake vuurwerk dat persistente organische verontreinigende stoffen bleek te bevatten.

[23]             Nadere details over deze kennisgevingen en (de kennisgevende lidstaten, productcategorieën, enz.) zijn terug te vinden in punt 2.3 van het jaarlijkse verslagen inzake Rapex voor 2010 en 2011. Deze zijn beschikbaar op: http://ec.europa.eu/consumers/safety/rapex/key_docs_en.htm

[24]             GRAS-Rapex heeft op 29 mei 2012 de toepassing Rapex-REIS vervangen. Het nieuwe IT-platform bevat meer geavanceerde functionaliteit, waaronder keuzemenu’s waarmee de contactpunten in Rapex informatie over producten voor beroepsmatig gebruik en andere risico’s dan veiligheid en gezondheid kunnen uploaden.

[25]             Goedgekeurd bij Besluit 2010/15/EU van de Commissie van 16 december 2009; PB L 22 van 26.1.2010, blz. 1, http://ec.europa.eu/consumers/safety/rapex/docs/rapex_guid_26012010_nl.pdf

[26]             Document SOGS-MSG N031Rev1 of CERTIF 2012-01 Rev1.

[27]             Zie artikel 23 van de verordening.

[28]             Zie artikel 19, lid 2.

[29]             Zie artikel 32, lid 1, onder e).

[30]             Zie de artikelen 27, 28 en 29.

[31]             Verordening (EEG) nr. 339/93 van de Raad van 8 februari 1993 betreffende controles op de overeenstemming van uit derde landen ingevoerde producten met de op het gebied van de productveiligheid toepasselijke voorschriften (PB L 40 van 17.2.1993, blz. 1).

[32]             http://ec.europa.eu/taxation_customs/resources/documents/common/publications/info_docs/ customs/product_safety/guidelines_nl.pdf

[33]             Beschikking nr. 624/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot vaststelling van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap.

[34]             De stand was aanwezig op de volgende beurzen: Hannover Messe 2010 (april 2010), Paris Hopital Expo (mei 2010), London CEDIA EXPO (juni 2010), Berlin IFA (september 2010), Madrid Orto Pro Care (september-oktober 2010), Krakow Eurotool (oktober 2010), International Toy Fair Nürnberg (februari 2011), Milan Fair (januari 2011), Hannover Cebit (maart 2011), Brno (Tsjechië) Amper Fair (maart-april 2011) en Hannover Messe (april 2011).

[35]             Bijna 2 000 belanghebbenden hebben de seminars bijgewoond. Op sommige beurzen hebben meer dan 2 000 mensen de stand van de campagne bezocht, terwijl ruim 200 bezoekers hebben deelgenomen aan meer diepgravende gesprekken met de medewerkers van de stand.

[36]             Van de folders en brochures zijn inmiddels al 60 000 exemplaren verspreid.

[37]             Meer dan 140 persberichten/publicaties in tijdschriften, nieuwsbrieven, gespecialiseerde websites.

[38]             http://ec.europa.eu/enterprise/policies/single-market-goods/documents/certif_doc_en.htm