52012PC0124

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie en procedures tot ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten uit de Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen /* COM/2012/0124 final - 2012/0060 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit is een nieuw voorstel op het gebied van het beleid inzake internationale aanbestedingen van de Europese Unie. Hoofddoel van dit initiatief is betere voorwaarden voor ondernemingen uit de EU te scheppen zodat deze kunnen concurreren voor overheidsopdrachten in derde landen. Momenteel worden leveranciers uit de EU bij overheidsopdrachten veelvuldig geconfronteerd met restrictieve praktijken in vele landen die tot de voornaamste handelspartners van de EU behoren. Voorts bevestigt het initiatief de wettelijke status van inschrijvers, goederen en diensten uit landen die met de EU een internationale overeenkomst op het gebied van aanbestedingen hebben gesloten, en worden de regels voor inschrijvers, goederen en diensten die niet onder deze overeenkomsten vallen, verduidelijkt.

Algemene context

In de onderhandelingen over de herziening van de overeenkomst inzake overheidsopdrachten (Government Procurement Agreement - GPA) in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en in bilaterale onderhandelingen met derde landen heeft de EU zich opgeworpen als pleitbezorger van een ambitieuze openstelling van internationale aanbestedingsmarkten. In de Europese overheidsopdrachten staat een bedrag van zowat 352 miljard euro open voor inschrijvers uit landen die lid zijn van de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten.

Vele derde landen zijn echter weigerachtig om hun aanbestedingsmarkten te openen voor internationale concurrentie of om deze markten verder open te stellen dan reeds het geval was. De overheidsopdrachten van de Verenigde Staten die voor buitenlandse inschrijvers openstaan, hebben momenteel slechts een waarde van 178 miljard euro, die van Japan 27 miljard euro, terwijl in China slechts een fractie van de markt van de overheidsopdrachten openstaat voor buitenlandse ondernemingen. Vele landen hebben ook protectionistische maatregelen genomen, vooral in de nasleep van de economische crisis. Alles samen blijft momenteel meer dan de helft van de mondiale aanbestedingsmarkt afgesloten ten gevolge van protectionistische maatregelen en dit aandeel blijft groeien. Bijgevolg wordt slechts 10 miljard euro van de Europese uitvoer (0,08% van het BBP van de EU) verdiend in mondiale aanbestedingsmarkten terwijl naar schatting 12 miljard euro verdere EU-uitvoer niet wordt aangeboord wegens restricties.

De EU daarentegen heeft haar aanbestedingsmarkt, ondanks groeiende druk op haar thuismarkt, ruimschoots opengesteld voor internationale concurrentie, in het bijzonder vanuit opkomende economieën in een aantal sleutelsectoren (spoorwegen, bouw, IT-diensten). Met uitzondering van een aantal in omvang beperkte regelingen voor opdrachten van leveringen en diensten in de nutssector[1] heeft de EU haar bevoegdheid om de toegang van buitenlandse goederen, diensten en ondernemingen tot de Europese aanbestedingsmarkt te reglementeren niet uitgeoefend.

Het ontbreken van gelijke concurrentievoorwaarden levert gelet op het toenemende belang van de opkomende economieën heel wat problemen op. Het voornaamste probleem van de EU is dat zij op internationale onderhandelingen met handelspartners niet over voldoende hefbomen beschikt om het gebrekkige evenwicht recht te zetten en om verbintenissen voor wezenlijke markttoegang af te dwingen ten voordele van EU-ondernemingen. Zo moeten aanbestedende diensten het ook stellen zonder een duidelijk kader voor de toepassing van de internationale verbintenissen van de EU.

Dit initiatief wil deze problemen oplossen door in de eerste plaats de positie van de Europese Unie te versterken in de onderhandelingen voor toegang van Europese ondernemingen tot de aanbestedingsmarkt van derde landen, om op die manier de markten van onze handelspartners open te breken. Op de tweede plaats wordt met dat doel gestreefd naar duidelijker regels voor de toegang van ondernemingen, goederen en diensten uit derde landen tot de aanbestedingsmarkt van de EU. Ten slotte is het de bedoeling overeenkomstig de EU 2020-strategie de bedrijfskansen van Europese ondernemingen op mondiaal vlak te verbeteren en daarbij nieuwe jobs te scheppen en innovatie te bevorderen.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

De twee basisrichtlijnen van de Europese Unie inzake aanbestedingen[2] bieden geen algemeen kader voor de behandeling van inschrijvingen voor buitenlandse goederen en diensten op de Europese markten. De enige specifieke regels zijn vervat in de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17/EG. Deze bepalingen beperken zich echter tot aanbestedingen in de nutssectoren en hebben een te eng toepassingsgebied om daadwerkelijk te kunnen wegen op onderhandelingen inzake markttoegang. De EU-aanbestedingsmarkt voor de nutssectoren vormt immers slechts ongeveer 20% van de totale Europese aanbestedingsmarkt.

In het voorstel van de Commissie tot modernisering van de EU-regels inzake overheidsopdrachten heeft de Commissie besloten rekening houdende met het voorliggende initiatief de artikelen 58 en 59 van de richtlijn nutssectoren niet over te nemen[3].

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

Dit initiatief geeft uitvoering aan de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei [COM(2010) 2020] en het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief inzake een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering [COM(2010) 614]. Het vormt ook een uitvoering van de akte voor de interne markt [COM(2011) 206] en de mededeling inzake handel, groei en wereldvraagstukken [COM(2010) 612]. Het is een strategisch initiatief van het werkprogramma van de Commissie voor 2011 (COM(2010) 623 definitief).

Dit voorstel hangt ook samen met de beleidslijnen en -doelstellingen van de Unie inzake ontwikkeling, in het bijzonder door goederen en diensten uit minst ontwikkelde landen in het algemeen bescherming te verlenen voor de uit dit instrument voortvloeiende actie.

2.           RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen

Om de standpunten van belanghebbenden te vernemen heeft de Commissie naast individuele vergaderingen een reeks raadplegingen en uitwisselingen georganiseerd.

Van 7 juni tot 2 augustus 2011 heeft een openbare raadpleging op het internet plaatsgevonden. Deze raadpleging bestond uit drie diepgaande vragenlijsten die gericht waren tot (i) aanbestedende diensten en lidstaten, (ii) ondernemingen en/of hun vertegenwoordigers, en (iii) andere eventueel belanghebbende partijen (burgers, ngo’s, vakbonden). De Commissie heeft in het totaal 215 bijdragen ontvangen[4]. Een samenvatting van de bijdragen is opgenomen in bijlage I bij de effectbeoordeling. Als onderdeel van dit proces heeft de Commissie op 8 juli 2011 in Brussel een openbare hoorzitting gehouden. De sociale partners hebben eveneens de kans gekregen om hun standpunten bekend te maken op het Liaison Forum van DG Werkgelegenheid op 7 februari 2011. Een specifieke raadpleging heeft plaatsgevonden bij EU-delegaties in derde landen en bij de lidstaten in het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten. Specifieke onderwerpen (met name artikel 58 van de richtlijn nutssectoren en de behandeling van abnormaal lage inschrijvingen) zijn eveneens aan bod gekomen in de raadpleging over de modernisering van het aanbestedingenbeleid. De minimumnormen van de Commissie inzake raadpleging zijn volledig nageleefd.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden

Het initiatief van de Commissie is over het algemeen goed ontvangen. Een ruime meerderheid van respondenten ging akkoord met de wijze waarop de Commissie van het huidige niveau van toegang tot de Europese aanbestedingsmarkt voor goederen, diensten en ondernemingen van buiten de EU beschrijft, en betuigde dan ook zijn steun voor de doelstellingen van het initiatief.

Wat de aangehaalde beleidsopties betreft, moet worden aangestipt dat de standpunten uiteenliepen: een significante meerderheid van belanghebbenden was over het algemeen te vinden voor een wetgevingsinitiatief (ongeveer 65%) terwijl een vrij grote minderheid van ongeveer 35% aangaf dat 'er niets hoeft te gebeuren'. Ook binnen de verschillende groepen belanghebbenden lopen de standpunten uiteen met betrekking tot de voorkeursoptie. Bij aanbestedende diensten en overheidsinstanties (inclusief van derde landen) bijvoorbeeld gaf twee derde te kennen voor ‘er niets hoeft te gebeuren’, dit is de niet-wetgevende optie, terwijl ongeveer 75% van de ondernemingen en andere belanghebbenden voorstander waren van een wetgevingsinitiatief. Verder waren er ook uiteenlopende standpunten over de vraag waarin de wetgevingsoptie moet bestaan. Alhoewel bijna de helft van de respondenten de voorkeur gaf aan ‘aanpak A'[5] als wetgevingsoptie, was een significant aantal respondenten ook te vinden voor een alternatieve aanpak. Hierbij moet worden vermeld dat ‘aanpak B’[6], die weliswaar de minst gekozen wetgevingsoptie was, toch een aanzienlijk aantal respondenten achter zich kreeg.

De voornaamste redenen voor of tegen de ene of de andere beleidsoptie die door belanghebbenden werden aangehaald, waren het belang van kosteneffectiviteit, het concurrentievermogen en de productiviteit die onder bepaalde beleidsopties te lijden zouden krijgen, het gevaar voor vergelding door onze handelspartners, de administratieve lasten die uit een dergelijk initiatief zouden voortvloeien en het feit dat het initiatief de status van de EU als pleitbezorger van open markten in gevaar zou brengen. Vakbonden en niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) hebben zich vrij neutraal opgesteld in de keuze van opties en hebben hun bijdragen toegespitst op de noodzaak dat derde landen bij hun deelname aan Europese aanbestedingen de overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) naleven en dat de EU haar grenzen openstelt om te komen tot rechtvaardige handel met de minst ontwikkelde landen.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Het was niet nodig een beroep te doen op externe deskundigheid naast de bovengenoemde raadplegingen. Op het gebied van aanbestedingen beschikt de Commissie traditioneel over aanzienlijke deskundigheid.

Effectbeoordeling

De Commissie heeft verschillende opties overwogen om de meest passende te kunnen kiezen.

De eerste optie bestaat erin dat er op dit gebied helemaal geen verdere actie wordt ondernomen en dat in de (eventueel te versterken) onderhandelingen voor internationale markttoegang met de handelspartners van de EU gekozen wordt voor de voortzetting van de gewone activiteiten (‘business as usual’). Afgaande op ervaringen uit het verleden is het echter onwaarschijnlijk dat deze optie tot wezenlijke verbeteringen leidt zodat goederen, diensten en leveranciers uit de EU in staat zijn deel te nemen aan aanbestedingsprocedures in derde landen. Het onvermijdelijke gevolg hiervan zou zijn dat er aanzienlijke kansen tot deelneming aan aanbestedingen verloren blijven gaan.

Een tweede soort optie bestaat in het upgraden van de toepassing van bestaande instrumenten krachtens Richtlijn 2004/17/EG (artikelen 58 en 59), door middel van een betere aansturing of een verruiming van het toepassingsgebied van deze instrumenten zodat het volledige toepassingsgebied van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG wordt gedekt. Alleen op basis van optioneel gebruik door individuele aanbestedende diensten zou dit scenario de hefboomwerking van de Unie in internationale onderhandelingen niet aanzienlijk verbeteren.

Een derde optie kan erin bestaan, behoudens de internationale verplichtingen van de EU op dit gebied, de Europese aanbestedingsmarkt in het algemeen of naargelang van de sector af te sluiten voor goederen, diensten en leveranciers uit derde landen. Deze optie leidt echter tot ernstige bezorgdheid over de gevolgen van de vergeldingsmaatregelen en de kosten die daaruit kunnen voortvloeien voor individuele aanbestedende diensten en het concurrentievermogen van de EU.

Daarom is de Commissie voorstander van een vierde optie, namelijk de invoering van een autonoom instrument dat een goed evenwicht zou bieden tussen enerzijds de behoefte aan een versterking van de positie van de Unie in onderhandelingen over markttoegang en anderzijds de vrijwaring van een concurrerende aanbestedingsregeling in de Europese Unie.

Het voorstel voorziet derhalve in een dubbel mechanisme. Individuele aanbestedende diensten zouden het recht hebben, onder toezicht van de Commissie, inschrijvingen uit te sluiten waarin meer dan 50% van de waarde bestaat uit goederen en/of diensten die niet onder internationale verbintenissen inzake markttoegang vallen. Daarnaast kan de Commissie optreden door de markttoegang tijdelijk te beperken voor die landen die in hun nationale aanbestedingspraktijken leveranciers, goederen en diensten uit de Unie op aantoonbare wijze uitsluiten of discrimineren en in onderhandelingen weigeren betere markttoegang toe te staan. Elke restrictie in toegang tot de Europese aanbestedingsmarkt die de Commissie krachtens deze verordening ooit zou invoeren, moet evenredige en zorgvuldig afgestemd zijn.

De dienst voor effectbeoordelingen van de Commissie (Impact Assessment Board (IAB)) heeft twee adviezen uitgebracht over het effectbeoordelingsverslag. Op basis van het eerste advies is het effectbeoordelingsverslag herzien als volgt: de probleemdefinitie is herschreven om deze af te stemmen op de kernvraag die in de loop van de effectbeoordeling omschreven is, namelijk de noodzaak van een verdere openstelling van de aanbestedingsmarkten van derde landen en de problemen in verband met de naleving van de internationale verbintenissen van de EU. Het gamma van te overwegen opties is verruimd. Naast een actievere opstelling in de onderhandelingen houdt de effectbeoordeling rekening met de uitbreiding van de huidige regeling van de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17/EG tot alle aanbestedingen die onder de EU-richtlijnen vallen, en met de mogelijkheid om niet onder internationale verbintenissen vallende aanbestedingen op selectieve wijze te aanvaarden. Ten slotte is de analyse van de effecten verfijnd om de meting van de vergeldingsmaatregelen en de werkgelegenheidscijfers te verbeteren. Bijlage 10 bij het effectbeoordelingsverslag bevat een meer gedetailleerd overzicht van de wijze waarop het eerste advies van de IAB in aanmerking is genomen in het herziene verslag, dat op 8 februari 2012 opnieuw is ingediend.

In zijn advies over het opnieuw ingediende verslag erkent de IAB dat in het verslag verbeteringen zijn aangebracht en dat zijn aanbevelingen bij het eerste verslag in aanmerking zijn genomen, maar verklaart de dienst toch geen positief advies te kunnen uitbrengen. De IAB is van mening dat er nog steeds een aantal gebieden zijn waar de beoordeling kan worden aangescherpt en wijst op een aantal ingrepen om het verslag verder te verbeteren (namelijk een verfijning van de voorstelling van de opties, een betere voorstelling van het gebruikte model voor de inschatting van de gevolgen, een betere rechtvaardiging van de evenredigheid van de voorkeursoptie, enz.). In het definitieve effectbeoordelingsverslag is voorzover mogelijk rekening gehouden met deze aanbevelingen.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

De voornaamste doelstellingen van dit voorstel zijn de versterking van de positie van de Europese Unie in de onderhandelingen over de voorwaarden voor toegang van Europese goederen, diensten en leveranciers tot de aanbestedingsmarkten van derde landen alsmede de verduidelijking van de rechtspositie van buitenlandse inschrijvers, goederen en diensten die deelnemen aan de aanbestedingsmarkt van de EU. Dienovereenkomstig wordt met dit voorstel een algemeen EU-beleid inzake externe aanbestedingen ingevoerd dat de toegang van buitenlandse goederen en diensten tot de Europese aanbestedingsmarkt regelt en mechanismen bevat om de handelspartners van de EU ertoe aan te zetten onderhandelingen over markttoegang aan te vatten.

In de eerste plaats wordt in de EU-wetgeving het beginsel weergegeven dat goederen en diensten die onder verbintenissen inzake markttoegang vallen, op de interne aanbestedingsmarkt van de Unie op dezelfde manier worden behandeld als goederen en diensten van de Unie en wordt deze behandeling uitgebreid tot goederen en diensten uit de minst ontwikkelde landen.

Voor de behandeling van goederen en diensten die niet onder verbintenissen inzake markttoegang vallen, wordt voorzien in een aanpak die uit drie fasen bestaat.

De Commissie kan haar goedkeuring verlenen ingeval aanbestedende diensten inschrijvingen uitsluiten wanneer de waarde van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten meer bedraagt dan 50% van de totale waarde van de goederen en diensten die deel uitmaken van de inschrijving. Nadat potentiële inschrijvers in de aankondiging van de opdracht zijn ingelicht dat de aanbestedende dienst het voornemen heeft dergelijke inschrijvingen uit te sluiten, moet deze aanbestedende dienst, wanneer hij inschrijvingen ontvangt die in deze categorie vallen, de Commissie daarvan in kennis stellen. De Commissie zal de uitsluiting goedkeuren indien er een gebrek aan wezenlijke wederkerigheid in openstelling van de markt is tussen de EU en het land waaruit de goederen en/of diensten afkomstig zijn. De Commissie zal de uitsluiting goedkeuren wanneer de betrokken goederen en diensten binnen het toepassingsgebied vallen van een voorbehoud inzake markttoegang dat de EU in een internationale overeenkomst heeft geformuleerd.

Daarnaast voert dit voorstel een EU-mechanisme in ter versterking van de hefboomwerking waarover de EU in internationale onderhandelingen over markttoegang beschikt. Het mechanisme is gebaseerd op onderzoek door de Commissie, overleg met derde landen en indien nodig, het opleggen van tijdelijke restrictieve maatregelen door de Commissie.

Op verzoek van belanghebbenden of op eigen initiatief kan de Commissie onderzoek verrichten naar het bestaan van restrictieve aanbestedingspraktijken. Wanneer het bestaan van dergelijke praktijken wordt bevestigd, nodigt de Commissie het betrokken land uit tot overleg om deze restrictieve praktijken aan te pakken en aldus een betere markttoegang voor EU-ondernemingen tot stand te brengen.

Indien het betrokken land niet bereid is overleg te plegen of de restrictieve aanbestedingspraktijken op bevredigende wijze op te lossen, kan de Commissie besluiten de toegang van goederen en/of diensten uit dat land tot de EU-aanbestedingsmarkt tijdelijk te beperken.

Ten slotte krijgen aanbestedende diensten, ter aanvulling van de bepalingen over abnormaal lage inschrijvingen in de voorgestelde herziening van de aanbestedingsrichtlijnen, de verplichting opgelegd de andere inschrijvers te informeren wanneer zij het voornemen hebben abnormaal lage inschrijvingen te aanvaarden in gevallen waarin de waarde van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten meer bedraagt dan 50% van de totale waarde van de in de aanbesteding gevraagde goederen en diensten. Aangezien de verplichting van derde landen tot naleving van de fundamentele arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie aan bod komt in de voorgestelde herziening van de aanbestedingsrichtlijnen, is het niet nodig dit te behandelen in de voorliggende tekst.

Dit initiatief is bedoeld als een beleidsinstrument om onderhandelingen te bevorderen, waarbij wordt gestreefd, niet naar het afsluiten van de aanbestedingsmarkten in de Europese Unie maar naar het verkrijgen van betere toegang tot de aanbestedingsmarkten van de handelspartners van de Europese Unie. Het is belangrijk dat op de interne markt concurrerende aanbestedingsvoorwaarden behouden blijven, hetgeen tastbare voordelen oplevert voor aanbestedende diensten en voor de samenleving meer in het algemeen.

Rechtsgrondslag

Artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Het voorstel brengt een zorgvuldig evenwicht tot stand tussen de belangen van alle partijen en de vorm en de inhoud van het EU-optreden gaat niet verder dan wat noodzakelijk is om de doelstellingen van het Verdrag te bereiken.

In de eerste plaats zullen aanbestedende diensten het recht hebben, onder toezicht van de Commissie, inschrijvingen uit te sluiten wanneer deze voor meer dan 50% bestaan uit goederen en diensten die niet onder internationale verbintenissen vallen. Op die manier wordt aan aanbestedende diensten de keuze gelaten om goederen en diensten ongeacht de oorsprong ervan te aanvaarden of de toegang van niet onder de internationale verbintenissen van de EU vallende goederen en diensten te beperken voorzover deze beperkingen in overeenstemming zijn met de gemeenschappelijke handelspolitiek van de EU, een gebied dat tot de exclusieve bevoegdheden van de Unie behoort. Het toezicht van de Commissie is zorgvuldig ontworpen om te zorgen voor eenvormigheid en evenredigheid. In de tweede plaats zorgt het instrument van de Commissie dat bij deze verordening wordt ingevoerd, ervoor dat de EU kan beschikken over een mechanisme om restrictieve aanbestedingspraktijken te onderzoeken en daarover te overleggen met het betrokken derde land. Alleen wanneer er geen andere oplossing kan worden gevonden, zal de Commissie tijdelijke restrictieve maatregelen nemen.

De administratieve kosten worden zo laag mogelijk gehouden maar er zijn maatregelen noodzakelijk om de samenhang van de gemeenschappelijke handelspolitiek te vrijwaren. De mechanismen voor toezicht en onderzoek zullen moeten worden opgezet door de diensten van de Commissie die zich momenteel reeds met het externe aanbestedingsbeleid en het toezicht op markttoegang bezighouden. De gevolgen voor de personele middelen binnen de Commissie zullen dus beperkt blijven. De administratieve last voor aanbestedende diensten zal beperkt blijven tot situaties waarin de Commissie restrictieve maatregelen neemt of wanneer aanbestedende diensten ervoor kiezen gebruik te maken van het mechanisme, en zal gebaseerd zijn op standaardformulieren of eigen verklaringen. Hierdoor blijft het onderzoek dat individuele diensten verrichten om de oorsprong van goederen of diensten na te gaan, binnen de perken.

Keuze van instrumenten

Het voorgestelde instrument is een verordening.

Andere middelen zouden niet geschikt zijn aangezien alleen de verordening kan zorgen voor eenvormig optreden van de Europese Unie op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Voorts verleent dit instrument bevoegdheden aan de Europese Commissie, waardoor omzetting niet zinvol zou zijn.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel heeft op zich geen gevolgen voor de begroting. De bijkomende taken voor de Commissie kunnen worden opgevangen met de bestaande middelen.

5.           FACULTATIEVE ELEMENTEN

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling

Het voorstel bevat een evaluatiebepaling.

Europese Economische Ruimte

De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel

Artikel 1 definieert het onderwerp en het toepassingsgebied van deze verordening op basis van de Europese aanbestedingsrichtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG en de door de Commissie voorgestelde richtlijn betreffende de gunning van concessieopdrachten[7].

Artikel 2 bevat de desbetreffende definities, die voor het merendeel afkomstig zijn van de Europese aanbestedingsrichtlijnen. In de tekst worden eveneens de begrippen “onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten” en de “niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten” gedefinieerd, die centraal staan bij de toepassing van deze verordening.

In artikel 3 worden de voor deze verordening toepasselijke oorsprongsregels vastgesteld voor goederen en diensten die door aanbestedende diensten worden aangekocht. Overeenkomstig de internationale verbintenissen van de EU zijn de oorsprongsregels voor goederen in overeenstemming met de niet-preferentiële oorsprongsregels zoals bepaald in het EU-douanewetboek (Verordening 2913/92). De definitie van de oorsprong van een dienst is gebaseerd op de desbetreffende regels van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie inzake het recht van vestiging en op de definities van de GATS (artikel XXVIII).

Artikel 4 bepaalt de regels inzake toegang tot de EU-aanbestedingsmarkt die van toepassing zijn op onder EU-verbintenissen inzake markttoegang vallende buitenlandse goederen en diensten (omschreven als ‘onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten’) en op goederen en diensten die van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen zijn. Beide categorieën moeten op dezelfde manier worden behandeld als EU-goederen en diensten.

Artikel 5 bevat de toegangsregels voor niet onder EU-verbintenissen inzake markttoegang vallende goederen en diensten uit derde landen (omschreven als ‘niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten’). De toegang van deze goederen en diensten kan onderworpen worden aan restrictieve maatregelen die volgens de bij deze verordening ingestelde mechanismen genomen worden door aanbestedende diensten of door de Commissie.

Artikel 6 bepaalt onder welke voorwaarden de Commissie haar goedkeuring kan verlenen wanneer individuele aanbestedende diensten inschrijvingen voor overheidsopdrachten van de procedures uitsluiten ingeval de waarde van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten meer bedraagt dan 50% van de totale waarde van de goederen en diensten die een aanbesteding vormen met een geraamde waarde van 5 000 000 euro of meer.

Wanneer een aanbestedende dienst in de aankondiging van de opdracht zijn voornemen heeft bekendgemaakt om niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten uit te sluiten en inschrijvingen ontvangt die tot deze categorie behoren, moet hij de Commissie daarvan in kennis stellen en de kenmerken van de betrokken inschrijvingen vermelden. Afgaande op de gepubliceerde aankondigingen in het Publicatieblad (TED, Tenders European Daily) hebben slechts 7% van alle in het Publicatieblad bekendgemaakte opdrachten een waarde van meer dan 5 miljoen euro. Deze opdrachten vertegenwoordigen echter 61% van de hele EU-aanbestedingsmarkt. De Commissie schat dat zij jaarlijks hoogstens 35 tot 45 aankondigingen zal ontvangen.

Voor opdrachten met een geraamde waarde van 5 000 000 euro of meer moet de Commissie een besluit nemen over de uitsluiting. De Commissie moet voor alle opdrachten de voorgenomen uitsluiting goedkeuren wanneer de betrokken goederen en diensten volgens de internationale aanbestedingsovereenkomsten van de Unie vallen onder een voorbehoud inzake markttoegang dat daarin is geformuleerd. Wanneer er geen overeenkomst van die aard bestaat, zal de Commissie de uitsluiting goedkeuren wanneer het derde land restrictieve maatregelen op het gebied van aanbestedingen handhaaft die leiden tot een gebrek aan wezenlijke wederkerigheid in de openstelling van de markt tussen de Unie en het betrokken derde land. Bij de beoordeling van dit gebrek aan wezenlijke wederkerigheid zal de Commissie onderzoeken in welke mate de aanbestedingswetgeving van het betrokken land transparantie waarborgt in overeenstemming met de internationale normen op het gebied van overheidsopdrachten en discriminatie ten aanzien van goederen, diensten en ondernemers van de Unie verhindert. Daarnaast moet worden onderzocht in welke mate overheden en/of individuele aanbestedende diensten discriminerende praktijken ten aanzien van goederen, diensten en ondernemers van de Unie onderhouden of in de hand werken.

Artikel 7 legt een aanbestedende dienst de specifieke verplichting op de andere inschrijvers in een gunningsprocedure te informeren over zijn besluit om een abnormaal lage inschrijving te aanvaarden wanneer de waarde van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten meer bedraagt dan 50% van de totale waarde van de goederen of diensten waarop de inschrijving betrekking heeft.

Artikel 8 bepaalt onder welke voorwaarden de Commissie op eigen initiatief dan wel op verzoek van lidstaten of belanghebbende partijen een extern aanbestedingsonderzoek kan verrichten naar restrictieve praktijken op het gebied van aanbestedingen van derde landen. Het artikel omschrijft hoe een dergelijk onderzoek moet worden gevoerd.

Bij artikel 9 wordt een mechanisme ingesteld voor overleg met derde landen in gevallen waarin de Commissie na het externe aanbestedingsonderzoek tot de conclusie komt dat het betrokken land een restrictieve aanbestedingspraktijk heeft aangenomen of handhaaft. Volgens dit mechanisme nodigt de Commissie het betrokken land uit besprekingen aan te gaan om de restrictieve aanbestedingspraktijk op te heffen en te zorgen voor transparantie en gelijke behandeling van Europese leveranciers, goederen en diensten. Bij de besprekingen wordt rekening gehouden met de verschillende situaties die zich kunnen voordoen, zoals het bestaan van een mechanisme voor geschillenbeslechting voor restrictieve aanbestedingspraktijken in het geval van onder internationale verbintenissen vallende aanbestedingen, eenzijdige remediërende maatregelen of de sluiting van een internationale overeenkomst waarbij gelijke behandeling wordt geboden aan EU-leveranciers, goederen en diensten die voorheen af te rekenen hadden met restrictieve aanbestedingspraktijken. De Commissie wordt gemachtigd een uitvoeringshandeling vast te stellen waarbij de uitsluiting wordt verboden van inschrijvingen van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten die van oorsprong zijn uit landen waarmee inhoudelijke besprekingen over markttoegang worden gevoerd die een redelijk vooruitzicht bieden op opheffing van restrictieve aanbestedingspraktijken in de nabije toekomst.

Bij artikel 10 wordt de Commissie gemachtigd een uitvoeringshandeling betreffende ‘restrictieve maatregelen’ te nemen indien uit het onderzoek is gebleken dat er in een derde land restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten bestaan en de Commissie op basis van het overlegmechanisme getracht heeft over markttoegang te onderhandelen. Deze maatregelen kunnen in beginsel leiden tot (i) uitsluiting van bepaalde inschrijvingen die voor meer dan 50% uit goederen of diensten met oorsprong uit het betrokken land bestaan; en/of (ii) een verplichte prijstoeslag voor de inschrijving van goederen en diensten die van oorsprong uit het betrokken land zijn.

Artikel 11 voorziet in regels voor de intrekking of opschorting van restrictieve maatregelen alsmede voor een besluit van de Commissie om het gebruik van artikel 6 door aanbestedende diensten te verbieden.

Artikel 12 bepaalt volgens welke regels informatie aan inschrijvers moet worden verstrekt over de toepassing van de restrictieve maatregelen die de Commissie in het kader van individuele aanbestedingsprocedures heeft genomen.

Artikel 13 omschrijft in welke omstandigheden aanbestedende diensten maatregelen die krachtens deze verordening zijn vastgesteld, terzijde kunnen schuiven. Deze bepaling heeft tot doel de aanbestedende diensten in bepaalde mate de nodige flexibiliteit te verlenen om te voorzien in hun aankoopbehoeften, en tegelijkertijd de Commissie in staat te stellen het nodige toezicht uit te oefenen door middel van de kennisgevingsplicht.

Bij de artikelen 14 en 15 wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend om overeenkomstig artikel 14 door middel van gedelegeerde handelingen wijzigingen aan te brengen in de bijlage om rekening te houden met de sluiting door de Unie van nieuwe internationale overeenkomsten op het gebied van overheidsopdrachten.

Artikel 16 voorziet in rechtsmiddelen in geval van schending van de bepalingen van deze verordening.

In artikel 17 wordt de toepasselijke comitologieprocedure aangewezen voor het vaststellen van uitvoeringshandelingen. Voorts wordt de Commissie gemachtigd uitvoeringshandelingen aan te nemen voor de vaststelling van standaardformulieren.

Artikel 18 bevat regels in verband met het vertrouwelijke karakter van de informatie die krachtens deze verordening wordt verstrekt.

Overeenkomstig artikel 19 is de Commissie verplicht na de inwerkingtreding van deze verordening ten minste om de drie jaar te rapporteren over de tenuitvoerlegging daarvan.

Artikel 20 voorziet in de intrekking van de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17/EG.

Artikel 21 regelt de inwerkingtreding van de verordening.

2012/0060 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie en procedures tot ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten uit de Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[8],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[9],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Volgens artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt en voert de Unie een gemeenschappelijk beleid en optreden en beijvert zij zich voor een hoge mate van samenwerking op alle gebieden van de internationale betrekkingen, om met name de integratie van alle landen in de wereldeconomie te stimuleren, onder meer door het geleidelijk wegwerken van belemmeringen van de internationale handel.

(2)       Krachtens artikel 206 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) levert de Unie door de oprichting van een douane-unie in het gemeenschappelijk belang een bijdrage tot een harmonische ontwikkeling van de wereldhandel, de geleidelijke afschaffing van de beperkingen voor het internationale handelsverkeer en voor buitenlandse directe investeringen, en de vermindering van de douane- en andere belemmeringen.

(3)       Overeenkomstig artikel 26 van het VWEU stelt de Unie de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen of de werking ervan te verzekeren, waaronder een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen.

(4)       Krachtens artikel III:8 van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (GATT 1994) en artikel XIII van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) zijn overheidsopdrachten uitgesloten van de voornaamste multilaterale WTO-regels.

(5)       In het kader van de Wereldhandelsorganisatie en door middel van haar bilaterale betrekkingen is de Unie een pleitbezorger van een ambitieuze openstelling van de internationale aanbestedingsmarkten van de Unie en haar handelspartners, in een geest van wederkerigheid en wederzijds voordeel.

(6)       Vele derde landen zijn weigerachtig om hun aanbestedingsmarkten voor internationale concurrentie open te stellen of om hun markten verder open te stellen dan reeds het geval was. Bijgevolg krijgen ondernemers uit de Unie bij heel wat handelspartners van de Unie te maken met restrictieve praktijken in het gunnen van overheidsopdrachten. Deze restrictieve praktijken leiden tot verlies van belangrijke handelsmogelijkheden.

(7)       Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten[10] en Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten[11] bevatten slechts enkele bepalingen die betrekking hebben op de externe dimensie van het aanbestedingsbeleid van de Unie, met name de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17/EG. Deze bepalingen hebben echter een beperkt toepassingsgebied en worden door een gebrek aan richtsnoeren nauwelijks toegepast door aanbestedende diensten.

(8)       Overeenkomstig artikel 207 VWEU moet de gemeenschappelijke handelspolitiek op het gebied van overheidsopdrachten gegrond worden op eenvormige beginselen.

(9)       Ter wille van de rechtszekerheid voor ondernemers en aanbestedende diensten van de Unie en van derde landen moeten de internationale verbintenissen inzake markttoegang die de Unie ten aanzien van derde landen is aangegaan op het gebied van overheidsopdrachten, hun weerslag krijgen in de rechtsorde van de EU en moet worden gezorgd voor de daadwerkelijke toepassing daarvan. De Commissie moet richtsnoeren uitvaardigen voor de toepassing van de bestaande internationale verbintenissen inzake markttoegang van de Europese Unie. Deze richtsnoeren moeten regelmatig worden bijgewerkt en moeten gemakkelijk te gebruiken informatie bevatten.

(10)     Ter verbetering van de toegang van Europese ondernemers tot de aanbestedingsmarkten van een aantal derde landen die door restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten worden beschermd, en ter vrijwaring van gelijke concurrentievoorwaarden binnen de Europese eengemaakte markt moet de behandeling van goederen en diensten uit derde landen die niet onder de internationale verbintenissen van de Unie vallen, worden geharmoniseerd in de Europese Unie.

(11)     Met dit doel moeten oorsprongsregels worden vastgesteld zodat aanbestedende diensten weten of goederen en diensten onder internationale verbintenissen van de Europese Unie vallen. De oorsprong van een goed moet worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 26 van Verordening (EG) nr. 2913/1992 van het Europees Parlement en de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek[12]. Volgens deze verordening moeten goederen worden geacht goederen van de Unie te zijn wanneer zij geheel en al zijn verkregen in de Unie. Goederen bij de vervaardiging waarvan een of meer derde landen zijn betrokken, zijn van oorsprong uit het land waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende en economisch verantwoorde bewerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt. De oorsprong van een dienst moet worden vastgesteld op basis van de oorsprong van de natuurlijke of rechtspersoon die de dienst verstrekt. De in overweging 9 vermelde richtsnoeren moeten gewijd zijn aan de praktische toepassing van de oorsprongsregels.

(12)     De Commissie moet beoordelen of zij haar goedkeuring kan verlenen ingeval aanbestedende diensten in de zin van Richtlijnen [2004/17/EG, 2004/18/EG en Richtlijn […] van het Europees Parlement en de Raad van […] betreffende de gunning van concessieopdrachten[13] ] voor opdrachten met een geraamde waarde van 5 000 000 EUR of meer niet onder door de Europese Unie aangegane internationale verbintenissen vallende goederen en diensten uitsluiten van procedures voor de gunning van opdrachten voor goederen en diensten.

(13)     Ter wille van de transparantie zijn aanbestedende diensten die voornemens zijn overeenkomstig deze verordening gebruik te maken van hun bevoegdheid om van procedures voor de gunning van overheidsopdrachten inschrijvingen uit te sluiten die goederen en diensten bevatten van buiten de Europese Unie, waarbij de waarde van de niet onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten meer dan 50% vormt van de totale waarde van deze goederen of diensten, verplicht de ondernemers daarvan op de hoogte brengen in de aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(14)     Om de Commissie in staat te stellen een besluit te nemen inzake de uitsluiting van niet onder internationale verbintenissen van de Unie vallende goederen en diensten uit derde landen, moeten aanbestedende diensten hun voornemen om deze goederen en diensten uit te sluiten aan de Commissie meedelen door middel van een standaardformulier dat voldoende informatie bevat om de Commissie in staat te stellen haar besluit te nemen.

(15)     Voor opdrachten met een geraamde waarde van 5 000 000 EUR of meer moet de Commissie de voorgenomen uitsluiting goedkeuren indien de internationale overeenkomst inzake markttoegang op het gebied van aanbestedingen tussen de Unie en het land vanwaar de goederen en/of diensten afkomstig zijn, voor de goederen en/of diensten waarvoor uitsluiting wordt voorgesteld, uitdrukkelijk voorbehoud inzake markttoegang bevat zoals door de Unie is aangegaan. Wanneer er geen overeenkomst van die aard bestaat, moet de Commissie de uitsluiting goedkeuren indien het derde land restrictieve maatregelen op het gebied van aanbestedingen handhaaft die leiden tot een gebrek aan wezenlijke wederkerigheid in openstelling van de markt tussen de Unie en het betrokken derde land. Er bestaat een vermoeden van gebrek aan wezenlijke wederkerigheid wanneer de restrictieve maatregelen op het gebied van aanbestedingen aanleiding geven tot ernstige en herhaaldelijke discriminatie van ondernemers, goederen en diensten uit de EU.

(16)     Bij de beoordeling van dit gebrek aan wezenlijke wederkerigheid moet de Commissie onderzoeken in welke mate de aanbestedingswetgeving van het betrokken land in overeenstemming met de internationale normen op het gebied van overheidsopdrachten transparantie waarborgt en discriminatie ten aanzien van goederen, diensten en ondernemers van de Unie verhindert. Daarnaast moet zij onderzoeken in welke mate overheden en/of individuele aanbestedende diensten discriminerende praktijken ten aanzien van goederen, diensten en ondernemers van de Unie handhaven of invoeren.

(17)     De Commissie moet kunnen voorkomen dat een voorgenomen uitsluiting mogelijk negatieve gevolgen heeft voor lopende handelsbesprekingen met het betrokken land. Wanneer een land met de Unie inhoudelijke onderhandelingen is aangegaan over markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten en de Commissie van oordeel is dat er redelijke vooruitzichten bestaan om de restrictieve praktijken inzake overheidsopdrachten in de nabije toekomst te kunnen wegwerken, moet zij dan ook een uitvoeringshandeling kunnen aannemen om te bepalen dat de goederen en diensten uit dat land voor een termijn van één jaar niet mogen worden uitgesloten van procedures voor de gunning van overheidsopdrachten.

(18)     Aangezien de toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de aanbestedingsmarkt van de Unie binnen het toepassingsgebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek valt, mogen de lidstaten of de aanbestedende diensten daarvan de toegang van goederen en diensten uit derde landen tot hun aanbestedingsprocedures niet beperken op enige andere wijze dan met de maatregelen waarin deze verordening voorziet.

(19)     Gelet op de grotere moeilijkheden die aanbestedende diensten ondervinden bij het beoordelen van de verklaringen van de inschrijvers, in het geval van inschrijvingen met goederen en/of diensten van buiten de Europese Unie waarbij de waarde van de niet onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten meer bedraagt dan 50% van de totale waarde van deze goederen of diensten, moet worden gezorgd voor meer transparantie in de behandeling van abnormaal lage inschrijvingen. Naast de regels waarin artikel 69 van de richtlijn inzake overheidsopdrachten en artikel 79 van de richtlijn inzake overheidsopdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten voorzien, moet de aanbestedende dienst die voornemens is een dergelijke abnormaal lage inschrijving te aanvaarden, de andere inschrijvers daarvan schriftelijk in kennis stellen met vermelding van de redenen voor het abnormaal lage niveau van de aangerekende prijs of kosten. Op die manier kunnen deze inschrijvers bijdragen tot een juistere beoordeling van de capaciteit van de geselecteerde inschrijver om de opdracht te volbrengen volgens de in de aanbestedingsdocumenten omschreven voorwaarden. Deze aanvullende informatie zal dus leiden tot een verbetering van de concurrentie op de Europese aanbestedingsmarkt.

(20)     De Commissie moet te allen tijde op eigen initiatief dan wel op verzoek van belanghebbende partijen of een lidstaat een extern aanbestedingsonderzoek kunnen verrichten naar de restrictieve praktijken op het gebied van overheidsopdrachten waaraan een derde land zich schuldig zou hebben gemaakt. Daarbij moet in het bijzonder rekening worden gehouden met het feit dat de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening een aantal voorgenomen uitsluitingen betreffende een derde land heeft goedgekeurd. Dergelijke onderzoeksprocedures kunnen plaatsvinden onverminderd Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld[14].

(21)     Wanneer de Commissie op basis van de haar ter beschikking staande informatie redenen heeft om aan te nemen dat een derde land een restrictieve praktijk op het gebied van overheidsopdrachten heeft ingevoerd of handhaaft, moet zij een onderzoek kunnen instellen. Indien het bestaan van een restrictieve praktijk op het gebied van overheidsopdrachten in een derde land wordt bevestigd, moet de Commissie het betrokken land uitnodigen besprekingen aan te knopen om de kansen voor ondernemers, goederen en diensten bij inschrijvingen voor overheidsopdrachten in dat land te verbeteren.

(22)     Indien de besprekingen met het betrokken land er niet toe leiden dat de kansen van Europese ondernemers, goederen en diensten bij inschrijvingen voor overheidsopdrachten in voldoende mate verbeteren, moet de Commissie passende restrictieve maatregelen nemen.

(23)     Deze maatregelen kunnen inhouden dat een aantal goederen en diensten uit derde landen van aanbestedingsprocedures in de Europese Unie moeten worden uitgesloten of dat op de prijs van inschrijvingen voor goederen of diensten uit dat land een verplichte toeslag moet worden toegepast. Om te voorkomen dat deze maatregelen worden omzeild, kan het ook noodzakelijk zijn een aantal in de Europese Unie gevestigde rechtspersonen die onder buitenlandse controle staan of in buitenlands bezit zijn, uit te sluiten wanneer deze geen zelfstandige bedrijfsactiviteiten uitoefenen waardoor zij een rechtstreekse en daadwerkelijke band met de economie van een betrokken lidstaat hebben. De passende maatregelen mogen niet onevenredig zijn ten opzichte van de restrictieve praktijken op het gebied van overheidsopdrachten waar zij een antwoord op vormen.

(24)     Het is van belang dat aanbestedende diensten toegang krijgen tot een gamma producten van hoge kwaliteit met een concurrerende prijs die aan hun aankoopbehoeften voldoen. Daarom moeten aanbestedende diensten maatregelen tot beperking van de toegang van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten terzijde kunnen schuiven ingeval er geen goederen of diensten uit de Unie en/of onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten beschikbaar zijn die aan de behoeften van de aanbestedende dienst voldoen, om te voorzien in essentiële openbare behoeften bijvoorbeeld op het gebied van volksgezondheid of openbare veiligheid, of ingeval de toepassing van de maatregel zou leiden tot een onevenredige stijging in de prijs of de kosten van de opdracht.

(25)     In geval van onjuiste toepassing door aanbestedende diensten van uitzonderingen op maatregelen tot beperking van toegang voor niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten moet de Commissie het correctiemechanisme kunnen toepassen dat vervat ligt in artikel 3 van Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken[15] of in artikel 8 van Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie[16]. Met hetzelfde doel moeten opdrachten die in strijd met besluiten van de Commissie inzake door aanbestedende diensten aangemelde voorgenomen uitsluitingen of die in strijd met maatregelen tot beperking van toegang voor niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten aan een ondernemer zijn gegund, onverbindend worden verklaard in de zin van Richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007[17].

(26)     Gelet op het algemene beleid van de Unie met betrekking tot de minst ontwikkelde landen, zoals onder meer bepaald bij Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode vanaf 1 januari 2009, is het aangewezen goederen en diensten uit deze landen gelijk te stellen met goederen en diensten van de Unie.

(27)     Om in de rechtsorde van de Europese Unie rekening te houden met internationale verbintenissen inzake markttoegang die na de vaststelling van deze verordening zijn gesloten, moet de Commissie overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden gemachtigd handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst van internationale overeenkomsten die als bijlage bij deze verordening is gevoegd. Het is bijzonder belangrijk dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden een passende raadpleging houdt, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op passende wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(28)     Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te verzekeren moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.

(29)     De raadplegingsprocedure moet worden gebruikt voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen voor de opmaak van de standaardformulieren voor bekendmaking van aankondigingen, indiening van kennisgevingen bij de Commissie en de oorsprong van goederen of diensten. Deze besluiten hebben uit financieel oogpunt geen effect op de aard en het toepassingsgebied van uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen. Deze handelingen dienen integendeel zuiver administratieve doeleinden en hebben tot doel de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde regels te vereenvoudigen.

(30)     De Commissie zal ten minste om de drie jaar verslag uitbrengen over de toepassing van deze verordening.

(31)     Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het ter verwezenlijking van de basisdoelstelling van invoering van een gemeenschappelijk buitenlands beleid op het gebied van aanbestedingen noodzakelijk en passend dat regels worden vastgesteld over de behandeling van niet onder internationale verbintenissen van de Europese Unie vallende goederen en diensten. Deze verordening over de toegang van ondernemers, goederen en diensten uit derde landen gaat overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie niet verder dan wat noodzakelijk is om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken,     

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I Algemene bepalingen Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

1.           Bij deze verordening worden regels vastgesteld over de toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de gunning, door aanbestedende diensten van de Unie, van opdrachten voor de uitvoering van werken of een werk, de levering van goederen en de verrichting van diensten en worden procedures vastgesteld voor de ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten van de Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen.

2.           Deze verordening is van toepassing op opdrachten die onder de volgende handelingen vallen:

(a) Richtlijn [2004/17/EG];

(b) Richtlijn [2004/18/EG];

(c) Richtlijn [201./… (betreffende de gunning van concessieopdrachten)].

Deze verordening is van toepassing op de gunning van opdrachten wanneer de goederen of diensten wordt aangekocht voor overheidsdoeleinden en niet met het oog op commerciële wederverkoop of met het oog op gebruik bij de vervaardiging van goederen of het gebruik bij dienstverlening voor commerciële verkoop.

Artikel 2 Definities

1.           Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing.

(a) een ‘leverancier’ is een natuurlijke of rechtspersoon die goederen op de markt aanbiedt;

(b) een ‘dienstverlener’ is een natuurlijke of rechtspersoon die de uitvoering van werken of een werk, of diensten op de markt aanbiedt;

(c) een ‘aanbestedende dienst’ is een ‘aanbestedende dienst’ als gedefinieerd in [artikel 1, punt 9, van Richtlijn 2004/18/EG en ‘aanbestedende dienst’ als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn 2004/17/EG en de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 20.. betreffende de gunning van concessieopdrachten];

(d) ‘onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten’ zijn goederen of diensten die van oorsprong zijn uit een land waarmee de Unie een internationale overeenkomst heeft gesloten op het gebied van overheidsopdrachten, met inbegrip van verbintenissen inzake markttoegang, en waarop de desbetreffende overeenkomst van toepassing is. Bijlage I bij deze verordening bevat een lijst van toepasselijke overeenkomsten;

(e) ‘niet onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten’ zijn goederen of diensten die van oorsprong zijn uit een land waarmee de Unie geen internationale overeenkomst heeft gesloten op het gebied van overheidsopdrachten, met inbegrip van verbintenissen inzake markttoegang, of goederen of diensten die van oorsprong zijn uit een land waarmee de Unie een dergelijke overeenkomst heeft gesloten maar waarop de desbetreffende overeenkomst niet van toepassing is;

(f) ‘maatregel’ is een wet, reglementering of praktijk, of een combinatie daarvan;

(g) “belanghebbende partijen” zijn vennootschappen of ondernemingen die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat zijn opgericht en hun statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging binnen de Unie hebben en die rechtstreeks betrokken zijn bij de vervaardiging van de goederen of het verrichten van de diensten die het voorwerp vormen van de restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten van derde landen.

2.           Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

(a) “land”: een Staat of afzonderlijk douanegebied zonder dat de benaming gevolgen heeft voor de soevereiniteit;

(b) “ondernemer”: een term die zowel de begrippen leverancier als dienstverlener dekt;

(c) “inschrijver”: een ondernemer die een inschrijving heeft ingediend;

(d) de “uitvoering van werken en/of een werk in de zin van Richtlijnen [2004/17/EG, 2004/18/EG en Richtlijn 201./… (betreffende de gunning van concessieopdrachten] wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als de verrichting van een dienst;

(e) een “verplichte prijstoeslag”: een verplichting voor aanbestedende diensten om behoudens bepaalde uitzonderingen de prijs te verhogen van diensten en/of goederen uit bepaalde derde landen waarvoor in aanbestedingsprocedures een offerte is ingediend.

Artikel 3 Oorsprongsregels

1.           De oorsprong van een goed wordt vastgesteld overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 26 van Verordening (EG) nr. 2913/1992 van het Europees Parlement en de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek[18].

2.           De oorsprong van een dienst wordt vastgesteld op basis van de oorsprong van de natuurlijke of rechtspersoon die de dienst verleent. De oorsprong van de dienstverlener wordt geacht te zijn:

(a) in het geval van een natuurlijke persoon, het land waarvan de persoon onderdaan is of waar hij een permanent verblijfsrecht heeft;

(b) in het geval van een rechtspersoon, een van de volgende situaties:

(1) indien de dienst wordt verricht op een andere wijze dan door een commerciële aanwezigheid in de Unie, het land waar de rechtspersoon is opgericht of anderszins georganiseerd naar het recht van dat land en op het grondgebied waarvan hij zelfstandige zakelijke activiteiten verricht;

(2) indien de dienst wordt verricht door een commerciële aanwezigheid in de Unie, de lidstaat waar de rechtspersoon is gevestigd en op het grondgebied waarvan hij zijn zelfstandige zakelijke activiteiten zodanig verricht dat hij een rechtstreekse en daadwerkelijke band heeft met de economie van een betrokken lidstaat.

Voor de toepassing van punt (2), indien de rechtspersoon zijn zelfstandige zakelijke activiteiten niet zodanig verricht dat hij een rechtstreekse en daadwerkelijke band heeft met de economie van een betrokken lidstaat, de oorsprong van de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van of zeggenschap heeft over de rechtspersoon die de dienst verricht.

De rechtspersoon die de dienst verricht, wordt geacht:

de “eigendom” te zijn van personen van een bepaald land indien meer dan 50% van het aandelenkapitaal in het bezit is van personen van dat land, en onder “zeggenschap” te staan van personen van een bepaald land indien deze personen bevoegd zijn een meerderheid van de bestuurders te benoemen of anderszins de handelingen van de rechtspersoon rechtens te sturen.

3.           Voor de toepassing van deze verordening worden goederen of diensten die van oorsprong zijn uit andere landen van de Europese Economische Ruimte dan de lidstaten, behandeld als die welke van oorsprong zijn uit de lidstaten.

Hoofdstuk II Behandeling van onder internationale verbintenissen en niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten, Abnormaal lage inschrijvingen Artikel 4 Behandeling van onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten

Bij de gunning van opdrachten voor de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van goederen of de verrichting van diensten behandelen aanbestedende diensten onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten op dezelfde wijze als goederen en diensten die van oorsprong uit de Europese Unie zijn.

Goederen of diensten die van oorsprong zijn uit de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 732/2008 vermelde minst ontwikkelde landen, worden behandeld als onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten.

Artikel 5 Toegangsregels voor niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten

Op niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten kan de Commissie restrictieve maatregelen toepassen:

(a)          op verzoek van individuele aanbestedende diensten volgens de regels bedoeld in artikel 6;

(b)          volgens de regels bedoeld in de artikelen 10 en 11.

Artikel 6 Machtiging van aanbestedende diensten om inschrijvingen uit te sluiten die niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten bevatten

1.           Op verzoek van aanbestedende diensten beoordeelt de Commissie of zij voor opdrachten met een geraamde waarde van 5 000 000 EUR of meer exclusief belasting over de toegevoegde waarde (btw) haar goedkeuring kan verlenen aan de uitsluiting van procedures voor de gunning van opdrachten die goederen en diensten van buiten de Unie bevatten waarbij de waarde van de niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten meer bedraagt dan 50% van de totale waarde van de goederen en diensten die de inschrijving vormen, en dit onder de volgende voorwaarden.

2.           Wanneer aanbestedende diensten voornemens zijn op grond van lid 1 te verzoeken om uitsluiting van inschrijving van aanbestedingsprocedures, vermelden zij dit in de aankondiging van de opdracht die zij bekendmaken overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2004/18/EG of artikel 42 van Richtlijn 2004/17/EG of artikel 26 van de richtlijn betreffende de gunning van concessieopdrachten.

Aanbestedende diensten verplichten inschrijvers informatie te verstrekken over de oorsprong van de goederen en/of diensten waarop de inschrijving betrekking heeft, en over de waarde daarvan. Zij aanvaarden eigen verklaringen als voorlopig bewijs op basis waarvan inschrijvingen niet kunnen worden uitgesloten overeenkomstig lid 1. Een aanbestedende diensten kan een inschrijver tijdens de procedure te allen tijde verzoeken de vereiste documenten geheel of gedeeltelijk in te dienen wanneer dit noodzakelijk blijkt voor het goede verloop van de procedure. De Commissie kan uitvoeringshandelingen aannemen tot vaststelling van standaardformulieren voor verklaringen betreffende de oorsprong van goederen en diensten. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.

Wanneer aanbestedende diensten inschrijvingen ontvangen die aan de voorwaarden van lid 1 voldoen, waarvoor zij om die reden verzoeken om uitsluiting, stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Tijdens de kennisgevingsprocedure kan de aanbestedende dienst zijn onderzoek van de inschrijvingen voortzetten.

De kennisgeving wordt elektronisch verzonden door middel van een standaardformulier. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van standaardformulieren. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure. Het standaardformulier bevat de volgende informatie:

(a) de benaming en contactgegevens van de aanbestedende dienst;

(b) een beschrijving van het onderwerp van de opdracht;

(c) de benaming en contactgegevens van de ondernemer waarvan de inschrijving zou worden uitgesloten;

(d) informatie over de oorsprong van de ondernemer, de goederen en/of diensten en de waarde ervan.

De Commissie kan de aanbestedende dienst verzoeken om aanvullende informatie.

Deze informatie wordt verstrekt binnen acht werkdagen, te rekenen vanaf de eerste werkdag volgend op de datum waarop de aanbestedende dienst het verzoek om aanvullende informatie ontvangt. Indien de Commissie binnen deze termijn geen informatie ontvangt, wordt de in lid 3 vastgestelde termijn opgeschort tot de Commissie de gevraagde informatie ontvangt.

3.           Voor de in lid 1 bedoelde opdrachten neemt de Commissie een uitvoeringshandeling met betrekking tot de goedkeuring van de voorgenomen uitsluiting binnen een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de eerste werkdag volgend op de datum waarop zij de kennisgeving ontvangt. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Deze termijn kan in naar behoren gemotiveerde gevallen eenmaal worden verlengd met maximaal twee maanden, met name wanneer de gegevens in de kennisgeving of in de daarbij aangehechte documenten onvolledig of onjuist zijn of wanneer de vermelde feiten belangrijke wijzigingen hebben ondergaan. Indien de Commissie na afloop van deze termijn van twee maanden of van de verlengde termijn geen besluit tot goedkeuring of afwijzing van de uitsluiting heeft aangenomen, wordt de uitsluiting geacht te zijn afgewezen door de Commissie.

4.           Bij het vaststellen van de uitvoeringshandelingen overeenkomstig lid 3 keurt de Commissie de voorgenomen uitsluiting goed in de volgende gevallen:

(a) indien de internationale overeenkomst inzake markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten tussen de Unie en het land vanwaar de goederen en/of diensten afkomstig zijn, voor de goederen en/of diensten waarvoor uitsluiting wordt voorgesteld, uitdrukkelijk voorbehoud inzake markttoegang bevat zoals gemaakt door de Unie;

(b) wanneer er geen overeenkomst als bedoeld onder a) bestaat en het derde land restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten handhaaft die leiden tot een gebrek aan wezenlijke wederkerigheid in openstelling van de markt tussen de Unie en het betrokken derde land.

Voor de toepassing van punt b) wordt gebrek aan wezenlijke wederkerigheid vermoed wanneer de restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten aanleiding geven tot ernstige en herhaaldelijke discriminatie van ondernemers, goederen en diensten uit de EU.

Bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen overeenkomstig lid 3 keurt de Commissie een voorgenomen uitsluiting niet goed wanneer daardoor verbintenissen inzake markttoegang worden geschonden die de Unie in haar internationale overeenkomsten is aangegaan.

5.           Bij de beoordeling van het gebrek aan wezenlijke wederkerigheid onderzoekt de Commissie:

(a) in welke mate de aanbestedingswetgeving van het betrokken land in overeenstemming met de internationale normen op het gebied van overheidsopdrachten transparantie waarborgt en discriminatie ten aanzien van goederen, diensten en ondernemers uit de Unie verhindert;

(b) in welke mate overheden en/of individuele aanbestedende diensten discriminerende praktijken ten aanzien van goederen, diensten en ondernemers uit de Unie invoeren of handhaven.

6.           Vooraleer de Commissie een besluit overeenkomstig lid 3 neemt, hoort zij de betrokken inschrijver of inschrijvers.

7.           Aanbestedende diensten die overeenkomstig lid 1 inschrijvingen hebben uitgesloten, vermelden dit in de aankondiging van gegunde opdracht die zij overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2004/18/EG, artikel 42 van Richtlijn 2004/17/EG of artikel 27 van de richtlijn betreffende de gunning van concessieopdrachten bekendmaken. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van de standaardformulieren voor aankondigingen van gegunde opdrachten. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.

8.           Lid 1 is niet van toepassing wanneer de Commissie een uitvoeringshandeling heeft aangenomen betreffende de tijdelijke toegang van goederen en diensten van een land dat inhoudelijke onderhandelingen met de Unie is aangegaan als bedoeld in artikel 9, lid 4.

Hoofdstuk III Regels inzake abnormaal lage inschrijvingen Artikel 7 Abnormaal lage inschrijvingen

Wanneer de aanbestedende dienst krachtens artikel 69 van de richtlijn inzake overheidsopdrachten en artikel 79 van de richtlijn inzake overheidsopdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten voornemens is na onderzoek van de toelichting van de inschrijver een abnormaal lage inschrijving te aanvaarden die goederen en diensten van buiten de Unie bevat, waarbij de waarde van de niet onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten meer bedraagt dan 50% van de totale waarde van de goederen of diensten die de inschrijving vormen, stelt hij de andere inschrijvers daarvan schriftelijk in kennis met vermelding van de redenen voor het abnormaal lage niveau van de aangerekende prijs of kosten.

Een aanbestedende dienst kan besluiten bepaalde informatie niet vrij te geven indien de openbaarmaking daarvan rechtshandhaving in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan rechtmatige commerciële belangen van particuliere of overheidsbedrijven of een eerlijke concurrentie tussen hen zou belemmeren.

Hoofdstuk IV Onderzoek door de Commissie, besprekingen en maatregelen tot tijdelijke beperking van toegang van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten tot de EU-aanbestedingsmarkt Artikel 8 Onderzoek betreffende de toegang van EU-ondernemers, goederen en diensten tot de aanbestedingsmarkten van derde landen

1.           Wanneer de Commissie dit in het belang van de Unie acht, kan zij te allen tijde op eigen initiatief dan welk op verzoek van belanghebbende partijen of een lidstaat een extern onderzoek van aanbestedingen instellen naar beweerde restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten.

De Commissie zal in het bijzonder rekening houden met de vraag of er overeenkomstig artikel 6, lid 3, van deze verordening een aantal voorgenomen uitsluitingen zijn goedgekeurd.

Ingeval een onderzoek wordt ingesteld, maakt de Commissie een aankondiging bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en worden belanghebbende partijen en lidstaten verzocht binnen een bepaalde termijn alle relevante informatie aan de Commissie te verstrekken.

2.           Het in lid 1 bedoelde onderzoek wordt gevoerd op basis van de in artikel 6 vastgestelde criteria.

3.           De beoordeling van de Commissie met betrekking tot de handhaving van restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten door het betrokken derde land wordt verricht op basis van de door belanghebbenden partijen en lidstaten verstrekte informatie en/of het feitenmateriaal dat de Commissie in haar onderzoek heeft verzameld, en wordt binnen een termijn van negen maanden na de opening van het onderzoek voltooid. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan deze termijn worden verlengd met drie maanden.

4.           Wanneer de Commissie uit het externe onderzoek van aanbestedingen concludeert dat de beweerde restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten niet door het betrokken derde land worden gehandhaafd, neemt zij een besluit tot beëindiging van het onderzoek. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 9 Besprekingen met een derde land

1.           Wanneer op basis van een onderzoek wordt vastgesteld dat restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten door een derde land worden gehandhaafd en de Commissie het door het belang van de EU gerechtvaardigd acht, verzoekt zij het derde land besprekingen aan te gaan om ervoor te zorgen dat ondernemers, goederen en diensten uit de Unie in dat land aan procedures voor de gunning van overheidsopdrachten kunnen deelnemen onder voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan die welke aan ondernemers, goederen en diensten uit dat land worden verleend alsmede om de toepassing van de beginselen van transparantie en gelijke behandeling te verzekeren.

Ingeval het betrokken land het verzoek om besprekingen aan te gaan afwijst, neemt de Commissie op basis van de beschikbare feiten uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 10 aan tot beperking van de toegang van goederen en diensten uit dat derde land.

2.           Indien het betrokken land partij is bij de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten of met de EU een handelsovereenkomst heeft gesloten die voorziet in bepalingen inzake overheidsopdrachten, volgt de Commissie de in deze overeenkomst vastgestelde overlegmechanismen en/of procedures voor geschillenbeslechting wanneer de restrictieve praktijken betrekking hebben op overheidsopdrachten die onder door het betrokken land ten aanzien van de Unie aangegane verbintenissen inzake markttoegang vallen.

3.           Wanneer het betrokken land na de opening van de besprekingen bevredigende remediërende/correctieve maatregelen neemt, maar zonder nieuwe verbintenissen inzake markttoegang aan te gaan, kan de Commissie de besprekingen opschorten of beëindigen.

De Commissie houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van deze remediërende/correctieve maatregelen, in voorkomend geval op basis van periodiek verkregen informatie, die zij van het betrokken derde land kan opvragen.

Wanneer de remediërende/correctieve maatregelen door het betrokken derde land worden ingetrokken of opgeschort of niet naar behoren ten uitvoer worden gelegd, kan de Commissie:

(i) de besprekingen met het betrokken derde land hervatten of opnieuw openen, en/of

(ii) overeenkomstig artikel 10 optreden en uitvoeringshandelingen aannemen tot beperking van de toegang van goederen en diensten uit het derde land.

De in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

4.           Wanneer na de opening van besprekingen blijkt dat de meest geschikte wijze om een einde te maken aan een restrictieve praktijk op het gebied van overheidsopdrachten de sluiting van een internationale overeenkomst is, worden overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 207 en 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie onderhandelingen gevoerd. Indien het land met de Europese Unie inhoudelijke onderhandelingen is aangegaan met betrekking tot markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten, kan de Commissie een uitvoeringshandeling aannemen waarbij wordt bepaald dat goederen en diensten uit dat land niet van de gunning van overheidsopdrachten kunnen worden uitgesloten overeenkomstig artikel 6.

5.           De Commissie kan de besprekingen beëindigen indien het betrokken land internationale verbintenissen aangaat die met de Unie zijn overeengekomen in een van de volgende situaties:

(a) toetreding tot de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten,

(b) sluiting van een bilaterale overeenkomst met de Unie die voorziet in verbintenissen inzake markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten, of

(c) uitbreiding van de verbintenissen inzake markttoegang die het land is aangegaan uit hoofde van de WTO-overeenkomst inzake overheidsopdrachten of uit hoofde van een bilaterale overeenkomst die in dit kader met de Unie is gesloten.

De besprekingen kunnen ook worden beëindigd wanneer de restrictieve praktijken op het gebied van overheidsopdrachten nog steeds worden toegepast op het ogenblik dat deze verbintenissen worden aangegaan, voorzover voorzien is in nadere bepalingen met betrekking tot de uitdoving van deze praktijken.

6.           Ingeval de besprekingen met het derde land niet tot bevredigende resultaten leiden binnen een termijn van 15 maanden vanaf de dag waarop de besprekingen met het derde land zijn aangevangen, beëindigt de Commissie de besprekingen en overweegt zij overeenkomstig artikel 10 op te treden door middel van uitvoeringshandelingen tot beperking van de toegang van goederen en diensten uit het derde land.

Artikel 10 Vaststelling van maatregelen tot beperking van toegang van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten tot de EU-aanbestedingsmarkt

1.           Wanneer op basis van een onderzoek overeenkomstig artikel 8 en na toepassing van de procedure overeenkomstig artikel 9 wordt vastgesteld dat de door het derde land ingevoerde of gehandhaafde restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten leiden tot een gebrek aan wezenlijke wederkerigheid in openstelling van de markt tussen de Unie en het betrokken derde land, als bedoeld in artikel 6, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen om de toegang van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten uit een derde land tijdelijk te beperken. Deze uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

2.           De krachtens lid 1 vastgestelde maatregelen kunnen een van de volgende vormen aannemen:

(a) de uitsluiting van inschrijvingen waarin meer dan 50% van de totale waarde bestaat uit niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten uit het land dat de restrictieve praktijk op het gebied van overheidsopdrachten invoert of handhaaft; en/of

(b) een verplichte prijstoeslag op dat gedeelte van de inschrijving dat niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten bevat uit het land dat de restrictieve praktijk op het gebied van overheidsopdrachten invoert of handhaaft.

3.           De krachtens lid 1 vastgestelde maatregelen kunnen in het bijzonder beperkt worden tot:

(a) overheidsopdrachten van een aantal omschreven categorieën aanbestedende diensten;

(b) overheidsopdrachten van een aantal omschreven categorieën goederen of diensten;

(c) overheidsopdrachten boven of onder een aantal omschreven drempels.

Artikel 11 Intrekking of opschorting van maatregelen

1.           Wanneer de Commissie van oordeel is dat de rechtvaardiging waarop de overeenkomstig artikel 9, lid 4, en artikel 10 vastgestelde maatregelen berusten, niet langer van toepassing is, kan de Commissie een uitvoeringshandeling aannemen tot:

(a) intrekking van de maatregelen; of

(b) opschorting van de toepassing van de maatregelen voor een periode van ten hoogste een jaar.

Met betrekking tot punt b) kan de toepassing van de maatregelen te allen tijde door de Commissie opnieuw worden ingevoerd door middel van een uitvoeringshandeling.

2.           De in dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden aangenomen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 12 Informatie aan inschrijvers

1.           Wanneer aanbestedende diensten een aanbestedingsprocedure volgen waarbij restrictieve maatregelen kunnen worden genomen overeenkomstig artikel 10 of opnieuw worden ingevoerd overeenkomstig artikel 11, maken zij hiervan melding in de aankondiging van de opdracht die zij bekendmaken overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2004/18/EG of artikel 42 van Richtlijn 2004/17/EG. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van standaardformulieren overeenkomstig de in artikel 17, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.          Wanneer de uitsluiting van een inschrijving gebaseerd is op de toepassing van maatregelen die overeenkomstig artikel 10 zijn genomen of overeenkomstig artikel 11 opnieuw zijn ingevoerd, stellen aanbestedende diensten de afgewezen inschrijvers daarvan in kennis.

Artikel 13 Uitzonderingen

1.           Aanbestedende diensten kunnen besluiten de maatregelen overeenkomstig artikel 10 niet toe te passen in een aanbestedingsprocedure indien:

(a) er geen goederen en diensten uit de Unie en/of geen onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten beschikbaar zijn die voldoen aan de voorwaarden van de aanbestedende dienst; of

(b) de toepassing van de maatregel zou leiden tot een onevenredige stijging van de prijzen of kosten van de opdracht.

2.           Wanneer een aanbestedende dienst voornemens is overeenkomstig artikel 10 van deze verordening vastgestelde of overeenkomstig artikel 11 opnieuw ingevoerde maatregelen niet toe te passen, maakt hij melding van zijn voornemen in de aankondiging van de opdracht die hij overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2004/18/EG of artikel 42 van Richtlijn 2004/17/EG bekendmaakt. Hij stelt de Commissie daarvan in kennis uiterlijk tien kalenderdagen na de bekendmaking van de aankondiging van opdracht.

Deze kennisgeving wordt elektronisch verzonden door middel van een standaardformulier. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van de standaardformulieren voor aankondigingen van opdrachten en kennisgeving overeenkomstig de in artikel 17, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.

De kennisgeving bevat de volgende gegevens:

(a) de benaming en contactgegevens van de aanbestedende dienst;

(b) een beschrijving van het onderwerp van de opdracht;

(c) informatie over de oorsprong van de toe te laten ondernemers, goederen en/of diensten;

(d) de reden waarop het besluit om de restrictieve maatregelen niet toe te passen berust en een detailleerde rechtvaardiging voor het gebruik van de uitzondering;

(e) voorzover van toepassing, alle andere informatie die de aanbestedende dienst nuttig acht.

De Commissie kan de betrokken aanbestedende dienst verzoeken om aanvullende informatie.

3.           Ingeval een aanbestedende dienst krachtens artikel 31 van Richtlijn 2004/18/EG of artikel 40, lid 3, van Richtlijn 2004/17/EG gebruik maakt van een procedure van gunning door onderhandelingen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van opdracht en besluit een overeenkomstig artikel 10 van deze verordening vastgestelde of overeenkomstig artikel 11 opnieuw ingevoerde maatregel niet toe te passen, maakt hij hiervan melding in de aankondiging van de opdracht die hij overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2004/18/EG of artikel 43 van Richtlijn 2004/17/EG bekendmaakt, en geeft hij hiervan kennis aan de Commissie uiterlijk tien dagen na de bekendmaking van de aankondiging van gegunde opdracht.

Deze kennisgeving wordt elektronisch verzonden door middel van een standaardformulier. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van de standaardformulieren voor de aankondigingen van opdracht en de kennisgevingen overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. De kennisgeving bevat de volgende gegevens:

(a) de benaming en contactgegevens van de aanbestedende dienst;

(b) een beschrijving van het onderwerp van de opdracht;

(c) informatie over de oorsprong van de toegelaten ondernemers, goederen en/of diensten;

(d) de reden waarop het besluit om de restrictieve maatregelen niet toe te passen berust en een detailleerde rechtvaardiging voor het gebruik van de uitzondering;

(e) voorzover van toepassing, alle andere informatie die de aanbestedende dienst nuttig acht.

Hoofdstuk V Gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden, verslaglegging en slotbepalingen Artikel 14

Wijzigingen van de bijlage

De Commissie wordt gemachtigd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van de bijlage om rekening te houden met de sluiting door de Unie van nieuwe internationale overeenkomsten op het gebied van overheidsopdrachten.

Artikel 15 Uitoefening van de delegatie van bevoegdheden

1.           De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.           De in artikel 14 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie verleend voor een onbepaalde periode vanaf de [datum van inwerkingtreding van deze verordening].

3.           De in artikel 14 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan door het Europees Parlement of de Raad te allen tijde worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.           Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 16 Tenuitvoerlegging

1.           In geval van onjuiste toepassing door aanbestedende diensten van de in artikel 13 bedoelde uitzonderingen kan de Commissie het correctiemechanisme van artikel 3 van Richtlijn 89/665/EEG of artikel 8 van Richtlijn 92/13/EEG toepassen.

2.           Opdrachten die aan een ondernemer zijn gegund in strijd met uitvoeringsbesluiten welke de Commissie overeenkomstig artikel 6 heeft vastgesteld met betrekking tot een door een aanbestedende dienst aangemeld voornemen tot uitsluiting of in strijd met overeenkomstig artikel 10 genomen of overeenkomstig artikel 11 opnieuw ingevoerde maatregelen, worden onverbindend verklaard in de zin van Richtlijn 2007/66/EG.

Artikel 17 Comitéprocedure

1.           De Commissie wordt bijgestaan door het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, dat is ingesteld bij Besluit 71/306/EEG[19] van de Raad en door het comité dat is ingesteld bij artikel 7 van de verordening inzake handelsbelemmeringen[20]. Deze comités zijn comités in de zin van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing en is het bij de verordening inzake handelsbelemmeringen ingestelde comité bevoegd.

3.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing en is het bij Besluit 71/306/EEG van de Raad ingestelde comité bevoegd.

Artikel 18 Vertrouwelijkheid

1.           Op grond van deze verordening ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij is gevraagd.

2.           De Commissie, de Raad, het Europees Parlement, de lidstaten, alsmede hun functionarissen mogen de gegevens van vertrouwelijke aard die zij op grond van deze verordening hebben ontvangen, niet bekendmaken zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt.

3.           De persoon die de gegevens verstrekt, kan vragen dat de verstrekte gegevens als vertrouwelijk worden behandeld en vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke samenvatting van de gegevens of van een opgave van de redenen waarom de gegevens niet kunnen worden samengevat.

4.           Indien blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gerechtvaardigd is, en degene die de gegevens heeft verstrekt deze niet openbaar wil maken, noch machtiging wil geven tot bekendmaking ervan in algemene bewoordingen of in de vorm van een samenvatting, kunnen de betrokken gegevens buiten beschouwing worden gelaten.

5.           De leden 1 tot en met 5 sluiten niet uit dat algemene informatie kan worden bekendgemaakt door de autoriteiten van de Unie. Bij deze bekendmaking moet rekening worden gehouden met het rechtmatige belang van de betrokken partijen bij een vertrouwelijke behandeling van hun zakengeheimen.

Artikel 19 Verslaglegging

Voor 1 januari 2017 en ten minste om de drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van deze verordening en over de voortgang van internationale onderhandelingen betreffende de toegang van EU-ondernemers tot procedures voor de gunning van overheidsopdrachten in derde landen overeenkomstig deze verordening. De lidstaten verstrekken de Commissie daartoe op verzoek de passende inlichtingen.

Artikel 20 Intrekkingsbepalingen

De artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17/EG worden ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 60e dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op 21.3.2012

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE

Lijst van internationale overeenkomsten die de Unie heeft gesloten op het gebied van overheidsopdrachten inclusief verbintenissen inzake markttoegang

Multilaterale overeenkomst:

- Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (PB L 336 van 23.12.1994)

Bilaterale overeenkomsten:

- Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Mexico (PB L 276 van 28.10.2000, L 157 van 30.6.2000)

- Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat betreffende sommige aspecten van overheidsopdrachten (PB L 114 van 30.4.2002)

- Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Chili (PB L 352 van 30.12.2002)

‑ Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (PB L 87 van 20.3.2004)

- Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Kroatië (PB L 26 van 28.1.2005)

- Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten en Montenegro (PB L 345 van 28.12.2007)

- Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Albanië (PB L 107 van 28.4.2009)

- Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Zuid-Korea (PB L 127 van 14.5.2011)

[1]                      Artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17 inzake aanbestedingsprocedures in de nutssectoren.

[2]               Richtlijn 2004/18/EG voor aanbestedende diensten in de zogenaamde klassieke sectoren en Richtlijn 2004/17/EG voor aanbestedende diensten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (respectievelijk PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1 en blz. 114).

[3]               COM(2011) 895 definitief en COM(2011) 896 definitief.

[4]               Naast de online gegeven antwoorden zijn schriftelijke bijdragen binnengekomen.

[5]               Aanpak A: de Europese aanbestedende diensten zouden in beginsel verplicht zijn goederen, diensten en ondernemingen uit derde landen die niet onder internationale verbintenissen van de EU vallen, uit te sluiten.

[6]               Aanpak B: Onder voorbehoud van kennisgeving aan de Commissie kunnen Europese aanbestedende diensten ervoor kiezen goederen, diensten en ondernemingen uit derde landen die niet onder internationale verbintenissen van de EU vallen, uit te sluiten. Daarnaast wordt de Commissie een specifiek instrument ter beschikking gesteld waarmee zij onderzoek kan instellen naar de situatie inzake markttoegang van Europese goederen, diensten en ondernemingen en aan goederen en diensten uit derde landen restrictieve maatregelen kan opleggen wanneer EU-goederen, diensten en ondernemingen in deze landen niet voldoende toegang tot de aanbestedingsmarkten krijgen.

[7]               COM(2011) 897 definitief.

[8]               PB C , blz.

[9]               PB C , blz.

[10]             PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.

[11]             PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.

[12]             PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

[13]             PB L …

[14]             PB L 349 van 31.12.1994.

[15]             PB L 395 van 30.12.1989, blz. 33.

[16]             PB L 76 van 23.3.1992, blz. 14.

[17]             PB L 335 van 20.12.2007, blz. 31.

[18]             PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

[19]             PB L 185 van 16.8.1971, blz. 15.

[20]             PB L 349 van 31.12.1994, blz. 71.