52012DC0271

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Hernieuwbare energie: een belangrijke speler op de Europese energiemarkt /* COM/2012/0271 final */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Hernieuwbare energie: een belangrijke speler op de Europese energiemarkt

(Voor de EER relevante tekst)

1.           Inleiding

Hernieuwbare energiebronnen maken het mogelijk onze energievoorziening te diversifiëren. Daardoor wordt de continuïteit van onze energievoorziening verbeterd en wordt de Europese concurrentiekracht versterkt waardoor nieuwe bedrijfstakken ontstaan, de werkgelegenheid toeneemt, de economie kan groeien en nieuwe exportkansen worden geboden, terwijl tegelijk de uitstoot van broeikasgassen terugloopt. Een sterke groei van hernieuwbare energie in de periode tot 2030 kan resulteren in meer dan 3 miljoen nieuwe banen[1], onder meer in het midden- en kleinbedrijf. Als wij de leidende rol van Europa op het gebied van hernieuwbare energie kunnen handhaven, komt dat ook ten goede aan onze mondiale concurrentiekracht aangezien "clean tech"-bedrijfstakken wereldwijd steeds belangrijker worden. In 2007 heeft de Europese Unie de ambitieuze doelstelling vastgesteld om het aandeel van hernieuwbare energie tegen 2020 te doen toenemen tot 20 % van de energieproductie en tot 10 % in de vervoerssector en zij heeft daartoe een reeks ondersteunende beleidsmaatregelen genomen[2]. De doelstelling met betrekking tot hernieuwbare energie staat centraal in de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Sinds begin 2012 levert dat beleid zijn eerste resultaten op en momenteel is de EU goed op weg om haar doel te bereiken[3] (zie hoofdstuk 1 van het werkdocument van de Commissiediensten).

De economische crisis heeft investeerders echter voorzichtig gemaakt wat investeringen in de energiesector betreft. In de geliberaliseerde energiemarkten van Europa hangt de groei van hernieuwbare energie af van investeringen door de privésector, die op hun beurt afhangen van de stabiliteit van het beleid inzake hernieuwbare energie. Investeringen in infrastructuur, fabricage en logistiek vergen ook daarmee samenhangende investeringen, onder meer in testfaciliteiten, kabelproductie, fabrieken en schepen om offshore-windparken aan te leggen. Samen met de strikte tenuitvoerlegging en handhaving van de richtlijn hernieuwbare energie[4] is duidelijkheid betreffende het langetermijnbeleid een absolute voorwaarde om te waarborgen dat op afdoende wijze in de sector wordt geïnvesteerd.

Het Stappenplan Energie 2050[5] bouwt voort op de interne energiemarkt[6], de tenuitvoerlegging van het energie-infrastructuurpakket en de uitvoering van de klimaatdoelstellingen als omschreven in de Routekaart naar een koolstofarme economie in 2050[7]. Ongeacht de keuze van het scenario zal in 2050 het grootste deel van de energievoorziening afkomstig zijn van hernieuwbare bronnen. Een sterke groei van de hernieuwbare energiebronnen wordt de "no regrets"-optie genoemd. Het kader voor de periode tot 2020 is weliswaar sterk, maar uit de routekaart blijkt dat de groei van hernieuwbare energie, gezien de hogere kosten daarvan en de beperkingen in vergelijking met fossiele brandstoffen, na 2020 zal vertragen als geen extra maatregelen worden genomen. Vroegtijdige beleidsduidelijkheid voor het energiestelsel na 2020 zal veel baat brengen voor investeerders in de bedrijfstak en de desbetreffende infrastructuur, alsook voor de investeerders in hernieuwbare energie als zodanig.

In het huidige kader is Richtlijn 2009/28/EG ontworpen om de garantie te bieden dat de 2020-streefcijfers voor hernieuwbare energie worden behaald. Overeenkomstig de richtlijn hernieuwbare energie wordt er in 2018 een stappenplan opgesteld voor de periode na 2020. De belanghebbenden hebben echter om duidelijkheid verzocht inzake de beleidsontwikkelingen voor de periode na 2020. Dat is de reden waarom de Commissie van oordeel is dat het belangrijk is nu al de periode na 2020 voor te bereiden. In deze mededeling wordt uiteengezet hoe hernieuwbare energie wordt geïntegreerd in de interne markt. Voorts wordt het huidige kader voor de periode tot 2020 nader omschreven en worden mogelijke beleidsopties geschetst voor de periode na 2020 om zo continuïteit en stabiliteit te waarborgen en ervoor te zorgen dat Europa's hernieuwbare-energieproductie tot 2030 en verder kan blijven groeien. Deze mededeling gaat vergezeld van een werkdocument van de Commissiediensten en een effectbeoordeling.

2.           Integratie van hernieuwbare energie in de interne markt

Om de 20 %-doelstelling te bereiken, zijn in de richtlijn hernieuwbare energie[8] bindende nationale streefcijfers vastgesteld. Om deze streefcijfers te behalen mogen de lidstaten steunregelingen ten uitvoer leggen en kunnen zij samenwerkingsmaatregelen toepassen (de artikelen 3 en 6 t/m 9). Dankzij de nationale actieplannen voor hernieuwbare energie, de door de lidstaten ingevoerde steunregelingen en de permanente investeringen in O&O heeft de Europese hernieuwbare-energiesector zich veel sneller kunnen ontwikkelen dan was voorzien op het tijdstip dat de richtlijn werd opgesteld. De producenten van hernieuwbare energie worden stilaan belangrijke spelers op de energiemarkt.

Marktontwikkelingen en kosten

Uit de sterke groei op de markt voor hernieuwbare energie blijkt dat de desbetreffende technologieën tot wasdom zijn gekomen. In de vijf jaar vóór 2010 zijn de gemiddelde kosten voor fotovoltaïsche systemen en de kosten voor modules met respectievelijk 48 % en 41 % gedaald. De bedrijfssector verwacht een verdere daling van de kosten dankzij de groei, gedreven door de huidige steunregelingen van de overheid, bepaalde hervormingen en het wegwerken van marktbelemmeringen. De investeringskosten voor windturbines aan land zijn tussen 2008 en 2012 met 10 % teruggelopen. Naar verwachting zullen fotovoltaïsche systemen en de onshore-windproductie tegen 2020 op verscheidene markten concurrerend zijn geworden. Om de sector concurrerend te maken is echter een duidelijke verbintenis van de beleidsmakers vereist ten aanzien van regelgevingskaders die het industrieel beleid, de technologische ontwikkeling en het opheffen van marktvertekeningen ondersteunen. Andere technologieën worden marktrijp via andere wegen, maar ook daar zullen de kapitaalkosten naar verwachting in het algemeen omlaag gaan.

Het is belangrijk dat we elk instrument dat ons ter beschikking staat gebruiken om de kosten te drukken en ervoor te zorgen dat technologieën voor hernieuwbare energie concurrerend en uiteindelijk marktgestuurd worden. Beleidsaspecten die investeringen in hernieuwbare energie belemmeren, moeten worden herzien. Met name moeten de lidstaten subsidies voor het gebruik van fossiele brandstoffen geleidelijk uitbannen. Gezien de complementariteit van het beleid op het gebied van klimaatverandering en hernieuwbare energie zijn een goed werkende koolstofmarkt samen met goed ontworpen energie­belastingen vereist om investeerders duidelijke en sterke stimulansen te bieden om in technologieën met geringe koolstofuitstoot en in de ontwikkeling daarvan te investeren. Tegelijkertijd moet hernieuwbare energie geleidelijk worden geïntegreerd in de markt, zonder of met slechts geringe externe steun, en moet zij na verloop van tijd op gelijke voet met de producenten van conventionele elektriciteit bijdragen tot de stabiliteit en veiligheid van het net en tot concurrerende elektriciteitstarieven. Op langere termijn moet een gelijk speelveld worden gewaarborgd.

Verbetering van de steunregelingen

De kosten van hernieuwbare energie worden niet uitsluitend bepaald door de beschikbare wind‑, zonne‑, biomassa‑ en waterkrachtbronnen. De projectkosten lopen ook op door de administratieve kosten[9] en de kapitaalkosten. Ingewikkelde vergunningsprocedures, het gebrek aan one-stop-loketten, de invoering van registratieprocedures, planningsprocedures die maanden tot jaren in beslag kunnen nemen, en angst voor retroactieve wijzigingen van de steunregelingen vergroten de projectrisico's (zie hoofdstuk 2 van het werkdocument van de Commissiediensten). Dergelijke hoge risico's, in het bijzonder in landen waar de kapitaalmarkten onder grote druk staan, resulteren in zeer hoge kapitaalkosten waardoor de kosten van projecten voor hernieuwbare energie toenemen en het concurrentievermogen ervan afneemt. Eenvoudige administratieve stelsels, stabiele en betrouwbare steunregelingen en gemakkelijkere toegang tot kapitaal (bijvoorbeeld via regelingen voor overheidssteun) zullen dus bijdragen tot het concurrentievermogen van hernieuwbare energie. In die context kunnen de Europese Investeringsbank en nationale overheidsinstellingen een cruciale rol spelen. De meeste technologieën voor hernieuwbare energie worden momenteel ondersteund via nationale steunregelingen[10], maar die hebben slechts betrekking op een klein deel van de energiemarkt. Minder dan een derde van de 19 % van alle elektriciteit uit hernieuwbare bronnen wordt momenteel afgeschermd van de markttarieven. In de transportsector kunnen alle vormen van alternatieve brandstoffen uit hernieuwbare bronnen worden meegeteld voor het bereiken van het streefcijfer van 10 % in het vervoer, hoewel de ontwikkeling van die alternatieven wordt vertraagd door de hoge prijzen voor de desbetreffende vervoerssystemen en de ontoereikende brandstofinfrastructuur[11]. De verplichting om biobrandstoffen bij te mengen is nu breed verspreid en biobrandstoffen maken ongeveer 4 % uit van alle transportbrandstoffen. De kosten worden door de brandstoffenleveranciers in beginsel doorberekend aan de consument. In de verwarmings‑ en koelingssector (waarin ongeveer 13 % van de energie uit hernieuwbare bronnen komt) is in sommige rijpere markten en bij mature technologieën (zoals thermische zonne-energie) alle steun afgeschaft.

Mature technologieën in concurrerende markten met een goed functionerende koolstofmarkt zullen uiteindelijk niet langer hoeven te worden ondersteund. In elke lidstaat zijn de steunregelingen na verloop van tijd aangepast (15 lidstaten bieden nu steunregelingen aan die de producenten blootstellen aan de marktprijzen – zie hoofdstuk 2 van het werkdocument van de Commissiediensten). De steunregelingen hebben dergelijke herzieningen nodig om hun kosteneffectiviteit te waarborgen. Door zo snel mogelijk over te stappen op regelingen die de producenten blootstellen aan markt‑ en tariefrisico's wordt het concurrentievermogen van de desbetreffende technologieën bevorderd. Nieuwere, minder rijpe technologieën zullen echter nog enige tijd een of andere vorm van steun voor O&O en andere financiële of administratieve steun behoeven. Bepaalde kosteneffectieve en goed gerichte steunregelingen zullen dus ook na 2020 nodig blijven. Een goed voorbeeld van een dergelijke steunregeling is "NER 300" waarbij inkomsten uit veilingen van emissierechten in het kader van het emissiehandelssysteem van de EU worden gebruikt voor de ontwikkeling van demonstratieprojecten en de vroegtijdige ontplooiing van innovatieve technologieën voor hernieuwbare energie.

Voor recente wijzigingen van bestaande steunregelingen was de aanleiding in bepaalde gevallen de onverwacht snelle groei van de desbetreffende vormen van hernieuwbare energie, met de daarmee samenhangende hoge kosten, wat reeds op korte termijn niet langer duurzaam was. In sommige lidstaten zijn de aanpassingen aan de steunregelingen op weinig transparante en bruuske wijze ingevoerd, soms zelfs retroactief of met instelling van moratoria. Voor nieuwe technologieën en investeringen die nog afhankelijk zijn van steun, ondermijnt een dergelijke praktijk het investeerdersvertrouwen in de sector. Onderling afwijkende steunregelingen, gebaseerd op van elkaar verschillende stimulansen, kunnen hinderpalen opwerpen voor toetreding tot de markt en maken het voor de marktspelers moeilijk om grensoverschrijdende zakenmodellen te ontwikkelen. Een dergelijk risico van schade aan de interne energiemarkt moet worden vermeden en er is dan ook meer actie vereist om de samenhang van de aanpak tussen de lidstaten te waarborgen, concurrentieverstoring te voorkomen en hernieuwbare energiebronnen op kosteneffectieve wijze te ontwikkelen. Om dit te bevorderen is de Commissie voornemens richtsnoeren uit te werken inzake beste praktijken en de op dit gebied opgedane ervaring en, wanneer nodig, inzake de hervorming van de steunregelingen om op die manier een grotere samenhang van de nationale benaderingen te bereiken en een versnippering van de interne markt te voorkomen. De beginselen daarvan zijn geschetst in de hoofdstukken 3 en 4 van het aangehechte werkdocument van de Commissiediensten. Er moeten beginselen voor steunregelingen worden vastgesteld die marktverstoringen minimaliseren, overcompensatie vermijden en de consistentie tussen de lidstaten waarborgen. Die beginselen moeten betrekking hebben op transparantie, voorspelbaarheid en de behoefte aan stimulering van innovatie[12].

Bevordering van samenwerking en handel

In het verleden hebben de lidstaten hun eigen hernieuwbare energiebronnen ontwikkeld met het doel hun eigen emissies terug te dringen, de invoer van fossiele brandstoffen te verminderen en werkgelegenheid op hun eigen grondgebied te creëren. De oprichting van een Europese energiemarkt en de wens om waar mogelijk de kosten te drukken, moet echter resulteren in intensievere handel in alle vormen van hernieuwbare energie. Om dit te vergemakkelijken zijn bij de richtlijn hernieuwbare energie samenwerkingsmechanismen ingevoerd waardoor in een bepaalde lidstaat geproduceerde hernieuwbare energie in een andere lidstaat kan worden bijgeteld voor het bereiken van het eigen streefcijfer (hoofdstuk 4 van het werkdocument van de Commissiediensten). Ondanks de potentiële baten voor beide partijen worden dergelijke mechanismen nog maar zelden gebruikt[13]. Slechts twee lidstaten[14] hebben aangegeven dat zij gebruik willen maken van samenwerkingsmechanismen om hun 2020-streefcijfers te bereiken. Aan de aanbodzijde wordt verwacht dat tien lidstaten[15] over een surplus zullen beschikken waarmee zij andere lidstaten kunnen helpen. In de periode tot 2020 kan dit beeld echter nog veranderen en de Commissie zal de situatie daarom van nabij blijven volgen.

In ontwikkeling zijnde projecten waarbij samenwerkingsmechanismen kunnen worden gebruikt, zijn onder meer het "Helios"-project voor zonne-energie in Griekenland, gemeenschappelijke projecten of steunregelingen in de noordelijke zeeën en soortgelijke initiatieven in het zuidelijke Middellandse-Zeegebied en, in bredere zin, in het gebied van het Europees nabuurschapsbeleid. Dergelijke initiatieven worden reeds besproken met een aantal derde landen[16]. Samenwerking bij de ontwikkeling van zonne-energie, zowel voor binnenlands gebruik als ten behoeve van de uitvoer, kan een centraal element worden van een breder beleid voor sterke groei van een levensvatbare hernieuwbare-energiesector en kan van groot potentieel belang zijn voor economische groei en werkgelegenheid. Om de ontwikkeling van de productie van hernieuwbare energie in en samen met onze buurlanden te bevorderen, zal de Commissie:

a) de internationale samenwerking inzake de ontwikkeling van hernieuwbare energie vergemakkelijken zowel door volledige gebruik te maken van de samenwerkingsmechanismen die kunnen leiden tot de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen in het zuidelijke Middellandse-Zeegebied, als door, in de context van een versterking van de beleidsdialoog over klimaatverandering tussen de EU en het desbetreffende gebied, een mandaat aan te vragen voor onderhandelingen over bilaterale/multilaterale overeenkomsten die de mogelijkheid openen om gebruik te maken van kredieten voor hernieuwbare energieprojecten in het zuidelijke Middellandse-Zeegebied,

b) specifieke maatregelen voorstellen die gericht zijn op de bevordering van handel in elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in het kader van een toekomstige overeenkomst met Noord-Afrikaanse partners, bijvoorbeeld op basis van specifieke onderhandelingsmandaten, en daardoor de weg te banen naar een energiegemeenschap tussen de EU en het zuidelijke Middellandse-Zeegebied,

c) de uitbreiding voorstellen van het kader van Richtlijn 2009/28/EG tot de landen die betrokken zijn bij het Europees nabuurschapsbeleid, met name de landen van het zuidelijke Middellandse-Zeegebied.

Voortbouwend op de tot nu toe opgedane ervaring zal de Commissie richtsnoeren opstellen om de handel in hernieuwbare energie te vergemakkelijken (zie hoofdstuk 3 en 4 van het werkdocument van de Commissiediensten) en de complexiteit ervan te verminderen zodat samenwerkingsmechanismen voor de periode na 2020 een eenvoudig middel worden om hernieuwbare energie te verhandelen binnen de EU en over de EU-grenzen heen. Meer convergentie, met inbegrip van gezamenlijke ondersteuningsregelingen, maken een kosteneffectievere exploitatie van hernieuwbare energie, alsook een aanpak die beter verenigbaar is met de interne energiemarkt, mogelijk.

Een ander aspect van de internationale handel met betrekking tot hernieuwbare energie is de handel in bepaalde producten en de openstelling van de markten. Op de vrij recente mondiale markt voor uitrusting voor hernieuwbare energie wordt duidelijk aangetoond dat de markt breder wordt en dat internationale mededinging een gunstig effect heeft op innovatie en kosten. In deze mondiale concurrerende markt blijft de Europese industrie bovendien concurrerend en moet zij die concurrentiekracht versterken. Zoals blijkt in de sector van de fotovoltaïsche panelen, domineert de toegevoegde waarde van de EU en worden daardoor banen en groei gecreëerd[17]. Gezien de voordelen van een intensievere mondiale handel is het belangrijk dat handelsbelemmeringen, zoals regels met betrekking tot "lokale inhoud" of gedeeltelijke afsluiting van de markten voor openbare aanbestedingen worden weggewerkt. De Commissie zal bijgevolg een eerlijke en geliberaliseerde handel in de sector van de hernieuwbare energie blijven bevorderen.

3.           Openstelling van de elektriciteitsmarkt en hernieuwbare energiebronnen

De verwarmings‑ en koelingssector vormt een zeer lokale markt waardoor hervormingen en infrastructuurprojecten op lokaal niveau vereist zijn. De ontwikkeling van hernieuwbare energie in de vervoerssector verloopt in het kader van een brandstofmarkt die open is in geheel Europa, een aspect dat nog zal worden versterkt door de grotere doorzichtigheid dankzij weldra vast te stellen eisen inzake de etikettering van brandstoffen. De elektriciteitssector daarentegen zit in een proces van omvorming tot een ware Europese interne markt.

In reactie op het verzoek van de staatshoofden en regeringsleiders om de interne energiemarkt in de elektriciteitssector tegen 2014 te voltooien, werkt de Commissie momenteel samen met de regelgevingsinstanties en belanghebbenden om de markt en de netwerkexploitatieregels te harmoniseren. Dit moet, samen met de tenuitvoerlegging van het derde pakket, resulteren in een openstelling van de nationale markten, een versterking van het concurrentievermogen en een grotere marktefficiëntie en keuzevrijheid voor de consument. Dit moet ook de toegang tot de markt voor en de integratie van nieuwe spelers, inclusief kleine en middelgrote ondernemingen en andere producenten van hernieuwbare energie, vergemakkelijken.

Wanneer nieuwe regels worden uitgewerkt, moet daarbij rekening worden gehouden met de veranderende aard van onze elektriciteitssector die moet optreden binnen het kader van een concurrerende markt, met talrijke elektriciteitsproducenten waaronder producenten uit de wind‑ en zonnesector met een fluctuerend aanbod. Wanneer dergelijke nieuwe regels worden ingevoerd die rekening houden met de specifieke kenmerken van de nieuwe productievormen, bijvoorbeeld door handel meer in realtime te doen plaatsvinden en door de resterende belemmeringen voor een werkelijke geïntegreerde markt op te ruimen, zullen de producenten van hernieuwbare energie volledig kunnen deelnemen aan een echte concurrerende markt en zullen zij geleidelijk dezelfde verantwoordelijkheden kunnen opnemen als de conventionele producenten, inclusief wat balanceringsregelingen betreft.

Een geliberaliseerde elektriciteitsmarkt moet ook waarborgen dat de exploitanten een voldoende grote return krijgen om hun investeringskosten voor nieuwe opwekkingscapaciteit te dekken teneinde de toereikendheid van het systeem in stand te houden (met andere woorden, zodat er voldoende geïnvesteerd wordt om een ononderbroken elektriciteitsvoorziening te garanderen). De groothandelselektriciteitstarieven, die gebaseerd zijn op de marginale kosten op korte termijn, kunnen evenwel omlaag worden gedrukt door de opkomst van elektriciteit uit wind‑ en zonneparken (met verwaarloosbare marginale kosten). De markt moet hierop kunnen reageren door een vermindering van het aanbod bij lage prijzen en een toename van het aanbod bij hoge prijzen. Fluctuatie van de markttarieven moet aansporen tot flexibiliteit, waaronder ook begrepen opslagfaciliteiten, flexibele opwekking en sturing van de vraag (waarbij consumenten reageren op wisselende tarieven).

Sommige lidstaten vrezen echter dat niet voldoende zal worden geïnvesteerd in opwekkingscapaciteit. Daarom hebben zij "capaciteitsbetalingen" ingevoerd waarbij hun regeringen zelf de vereiste opwekkingscapaciteitsniveaus vaststellen. Een dergelijk beleid kan investeringen aanmoedigen, maar zondert tegelijk de investeringsbeslissingen af van marktprijssignalen. Wanneer een dergelijk beleid slecht opgezet is, kan het zich ook vastklampen aan bepaalde vastgestelde productiegerichte oplossingen, terwijl de invoering van nieuwe vormen van flexibiliteit wordt verwaarloosd. Ook kan het de ontwikkeling van een samenhangend stelsel van gedecentraliseerde opwekking, vraagbeheersing en balanceringszones in het gedrang brengen. Het kan tevens de nationale markten van elkaar afzonderen en de grensoverschrijdende handel, die noodzakelijk is voor het ontstaan van een efficiënte Europese elektriciteitsmarkt en voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie, belemmeren.

Als wij willen dat marktregelingen resulteren in de vereiste investeringen in flexibiliteit, moeten wij ervoor zorgen dat zij de introductie van talrijke nieuwe marktdeelnemers en nieuwe producten en technologieën bevorderen dankzij een verbreding van de balanceringsmarkten. Marktregelingen moeten consistent zijn met de interne markt en moeten dus ontwikkeld en verbeterd worden. Dit aspect zal verder worden besproken en geanalyseerd in een komende mededeling van de Commissie betreffende de interne energiemarkt.

4.           Omvorming van onze infrastructuur

In het voorgestelde energie-infrastructuuurpakket[18] van de EU worden 12 prioritaire energie-infrastructuurcorridors aangewezen en worden versnelde vergunningverleningsprocedures, kostendelingsregels en de levering, waar nodig, van EU-steun in het kader van de Connecting Europe-faciliteit (9,12 miljard EUR voor energie in de periode 2014-2020) voorgesteld[19]. Dit voorstel is niet alleen bedoeld omdat het noodzakelijk is wind‑ en zonne-energie (momenteel 5 % van de elektriciteitsvoorziening in de EU) beter te integreren, maar ook om een geïntegreerde EU-markt tot stand te brengen en verouderde centrales te kunnen vervangen. In het kader van het energie-infrastructuurpakket wordt geraamd dat ongeveer 100 miljard EUR vereist is uitsluitend voor het aanleggen van nieuwe elektriciteits­transmissielijnen.

Het energie-infrastructuurpakket vult de richtlijn betreffende de interne energiemarkt[20] aan die, via maatregelen om de infrastructuurplannning, ‑ontwikkeling en ‑exploitatie beter te coördineren en slimme meters in te voeren, de weg heeft gebaand voor de totstandbrenging van een geïntegreerde Europese energie-infrastructuur. Beide initiatieven zijn cruciaal voor de omvorming van onze elektriciteitssector. De totstandbrenging van een geïntegreerde markt met nieuwe technologieën, nieuwe marktspelers en nieuwe aanvullende dienstenleveranciers, hangt volledig af van de invoering van nieuwe infrastructuur.

Aandeel van wind‑ en zonne-energie in de elektriciteitsproductie. Bron: Eurostat 2010, nationale plannen 2020

In de 21 lidstaten met minder dan 5 % variabele hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem brengt de productie van hernieuwbare energie in een context van infrastructurele beperkingen geen of uitsluitend lokale balanceringsproblemen mee. In de zes lidstaten daarentegen waarin zonne‑ en windenergie goed is voor meer dan 5 % van de elektriciteitsproductie, zijn reeds maatregelen genomen om een grotere flexibiliteit, zelfs in geïsoleerde systemen, in te voeren teneinde de balancerings‑ en netwerkstabiliteit te waarborgen[21]. De uitdaging om de toekomstige infrastructurele noden het hoofd te bieden, hangt in hoofdzaak af van onze capaciteit om hernieuwbare energiebronnen, netwerkinfrastructuur en betere operationele oplossingen te ontwikkelen in het kader van een interne energiemarkt.

Gezien de toenemende gedecentraliseerde (hernieuwbare) productie en de behoefte aan vraagsturing zijn verdere investeringen vereist in distributienetwerken, die tot dusverre waren ontworpen om elektriciteit naar de eindgebruiker te brengen, maar niet om opgewekte energie van kleine producenten te absorberen. Een breed verspreide decentrale opwekking vervangt weldra de centrale, via een netwerk verspreide elektriciteitsproductie en maakt van consumenten op termijn consumenten-producenten. Dit heeft tot gevolg dat, hoewel bepaalde nieuwe opwekkingscapaciteit ver verwijderd is van de grote consumptiecentra en dus een modernisering van de transmissie-infrastructuur vergt (met name in gebieden waarin "loop flows"[22] problemen veroorzaken), een aanzienlijke gedecentraliseerde opwekkings­capaciteit de behoefte aan transmissie-infrastructuur in andere regio's kan verminderen. De derde manier waarop infrastructuur het systeem kan omvormen is de ontwikkeling van slimme netwerken. Producenten, inclusief nieuwe microproducenten, consumenten en netwerkexploitanten moeten allen in staat worden gesteld in realtime met elkaar te communiceren om een optimale afstemming van vraag en aanbod te waarborgen. Dit zal de vaststelling vergen van geschikte normen en markt‑ en regelgevingsmodellen. Infrastructuur­ontwikkeling is urgent en kritisch voor het succes van de interne markt en voor de integratie van hernieuwbare energie. Een snelle vaststelling van de wetgevingsvoorstellen van het energie-infrastructuurpakket is in dat verband cruciaal, in het bijzonder voor de versnelling van de aanleg van nieuwe infrastructuur met grensoverschrijdende effecten. De Commissie zal blijven samenwerken met de distributie‑ en transmissiesysteem­beheerders, de regelgevers, de lidstaten en de betrokken bedrijfstakken om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van nieuwe energie-infrastructuur wordt versneld teneinde het proces van integratie van de Europese netwerken en markten te versnellen.

5.           Een grotere beslissingsmacht voor de consument

De mate van keuzevrijheid voor de consument en van concurrentie op de energiemarkt varieert van sector tot sector. In de vervoersector is er een zekere vrijheid van keuze van brandstofleverancier, maar bestaat er nog geen EU-brede markt voor alternatieve brandstoffen. In de verwarmingssector heeft de consument een bepaalde onafhankelijkheid door gebruik te maken van thermische zonne-energie of lokale geothermische energie. Maar hoewel een begin is gemaakt met de openstelling van de markt in zowel de gas‑ als de elektriciteitssector, is de vrijheid van keuze van leverancier vaak nog steeds beperkt en worden de tarieven nog vaak gereguleerd. Dit alles zal veranderen met de volledige openstelling van de retailmarkten en de toenemende mogelijkheid om "groene elektriciteit" aan te kopen.

De grootste baten zullen worden gehaald met de combinatie van "slimme meters" en micro-opwekking. Dankzij slimme meters zal de consument in realtime weten hoeveel hij betaalt voor zijn elektriciteit, waardoor hij zijn energieverbruik zal kunnen verminderen. Dit, samen met de verdere ontwikkeling van "slimme producten" die kunnen reageren op elektronisch toegezonden prijssignalen, maakt het voor consumenten mogelijk te profiteren van de laagste tarieven. Bovendien kunnen de individuele reacties van eindgebruikers door nieuwe marktspelers worden gebundeld en benut om aanzienlijke consumptiebesparingen aan te bieden wanneer de tarieven hoog liggen. Zoals besproken in de begeleidende effectbeoordeling kan een dergelijke aftopping van pieken ("peak shaving") grote financiële besparingen opleveren door de behoefte aan extra capaciteit om aan de piekvraag te voldoen, te verminderen.

De invoering van micro-opwekking maakt een bepaalde mate van onafhankelijkheid mogelijk, zoals is gebeurd in de verwarmingssector. Fotovoltaïsche energie, micro-windturbines, biomassa en lokale geothermische energie, alsook warmtekrachtsystemen, kunnen de behoefte aan elektriciteit via een centraal netwerk aanzienlijk verminderen, zowel voor huishoudens als in kantoren en industriegebouwen. Naarmate de consumenten "consumenten-producenten" worden, zullen zij ook meer het gevoel hebben hun energiegebruik werkelijk in de hand te hebben en te controleren. Dit zal het inzicht in en de aanvaarding van hernieuwbare energie versterken[23]. Een gebrekkige publieke aanvaarding van bepaalde projecten voor hernieuwbare energie blokkeert de ontwikkeling daarvan of veroorzaakt vertraging, wat onze beleidsdoelstellingen ondermijnt. Een versterking van de eigen inbreng van de consument, als micro-producent, en een verbetering van het plannings‑ en vergunningverleningsproces maken het dus mogelijk een belangrijke belemmering voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie op te heffen.

6.           Een motor voor technologische innovatie

Financiering van O&O (Onderzoek en Ontwikkeling) blijft cruciaal om technologische innovatie en ontwikkeling te bevorderen. De middelen zijn schaars en moeten met zorg worden toegeleid naar de meest geschikte onderzoeksfase van precompetitieve industriële of andere toepassingen. In de afgelopen 10 jaar hebben de lidstaten 4,5 miljard EUR besteed aan O&O voor hernieuwbare energie, waarbij de EU 1,7 miljard EUR heeft uitgegeven in het kader van KP6, KP7 & EERP en 4,7 miljard EUR in het kader van de cohesiefondsen van de EU (2007-2013). De "push" die van dergelijke maatregelen uitgaat, gecombineerd met de "pull" van de marktontwikkelingen, zoals steunregelingen of koolstoftarieven, hebben tot grote vooruitgang geleid, hebben cruciale technologieën (wind‑ en zonne-energie) tot wasdom gebracht en hebben ervoor gezorgd dat 12 % van onze energie nu uit hernieuwbare bronnen komt. Deze aanpak moet worden versterkt.

Andere technologieën zijn nog jong en moeten worden ondersteund om ervoor te zorgen dat hernieuwbare energie in de toekomst zijn verwachte grotere rol zal spelen. Windenergie met op de zee vlottende installaties en andere diepzeetoepassingen, golf‑ en getijde-energie, bepaalde biobrandstoffen, vooruitgang op het gebied van geconcentreerde zonne-energie en nieuwe fotovoltaïsche toepassingen, de ontwikkeling van nieuwe materialen, technologieën voor de opslag van elektriciteit (met inbegrip van accu's) staan allemaal op een lange lijst van strategische energietechnologieën die verdere ontwikkeling behoeven (zie hoofdstuk 6 van het werkdocument van de Commissiediensten). Er zijn aanwijzingen dat met name diepzeetechnologieën, technologieën voor energie-opslag, geavanceerde materialen en fabricage voor hernieuwbare-energietechnologieën bij toekomstig onderzoek een hogere prioriteit moeten krijgen.

Het Europees strategisch plan voor energietechnologie (het SET-plan)[24] en de komende onderzoeksprogramma's in het kader van Horizon 2020 vormen de belangrijkste bijdragen van de EU om de verdere ontwikkeling van cruciale energietechnologieën te bevorderen. Voorts heeft de Commissie voor de periode 2014-2020 voorgesteld de EU-cohesiebeleidsinspanningen in belangrijke mate te concentreren op hernieuwbare energie en energie-efficiëntie en een sterke focus te leggen op O&O en innovatie. Andere instrumenten zijn onder meer een volledig gebruik van de middelen van de cohesiefondsen en van de inkomsten uit de verkoop van emissierechten in het kader van het emissiehandelssysteem van de EU. Met een dergelijke gecoördineerde aanpak voor de technologische ontwikkeling kan Europa de wedren naar technologieën van de nieuwe generatie en hightech-vervaardiging blijven aanvoeren. Naar verwachting zullen de reeds ingevoerde maatregelen bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor hernieuwbare energie die een belangrijke rol zullen kunnen spelen bij de diversificatie van onze energiemix.

Het wettelijke kader voor de periode na 2020 moet een betere uitvoering van het SET-plan mogelijk maken, aangevuld met bepaalde gerichte acties. Dit moet uitmonden in een verdere integratie van de nationale onderzoeks‑ en innovatiecapaciteiten en in financiering met risicodaling, alsook tot een versterking van de huidige industriële en academische samenwerking op het gebied van innovatie voor energietechnologieën. In de mededeling van de Commissie van 2013 betreffende het beleid inzake energietechnologieën zullen de toekomstige O&O-behoeften en ‑uitdagingen worden omschreven overeenkomstig de prioriteiten die zijn omschreven in Horizon 2020. Er worden plannen in opgenomen die ervoor moeten zorgen dat Europa op wereldvlak kan concurreren om de technologische innovatie vooruit te drijven op het gebied van een groot aantal technologieën voor hernieuwbare energie, inclusief nieuwe technologieën, en er zal worden gekeken naar de verdere ruimte voor actie ter bevordering van bestaande technologieën van het SET-plan.

7.           Waken over de duurzaamheid van hernieuwbare energie

Uit de analyse van de Commissie blijkt dat een groter aandeel van hernieuwbare energie samen met meer energie-efficiëntie in de EU kan resulteren in een aanzienlijke verlaging van de broeikasgasuitstoot en een verbetering van de luchtkwaliteit[25]. De goed beheerde bos‑ en landbouwsectoren van Europa zullen bovendien veel baat vinden bij nieuwe kansen op de markt naarmate de bio-energiemarkt zich, samen met andere sectoren van de hele bio-economie, verder ontwikkelt. Ondanks dergelijke baten kan een toenemend gebruik van de desbetreffende hernieuwbare energiebronnen, zowel bij opwekking als qua infrastructuur problemen met betrekking tot de duurzaamheid opleveren in de zin van directe of indirecte effecten op de biodiversiteit en het milieu als geheel. Dit vergt bijzondere aandacht en waakzaamheid. In het algemeen worden die problemen aangepakt via sectoroverschrijdende EU-wetgeving[26]. In andere gevallen heeft de EU energiespecifieke regels uitgewerkt, namelijk duurzaamheids­criteria voor biobrandstoffen als vervat in de richtlijnen inzake hernieuwbare energie en brandstofkwaliteit. De Commissie is voornemens weldra ook de indirecte effecten van veranderingen in landgebruik te behandelen. De overgang naar biobrandstoffen, in omstandigheden van geen of slechts beperkte indirecte effecten door veranderingen in landgebruik, zal bijdragen tot een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in de vervoerssector.

De verwachte toename van het gebruik van biomassa na 2020 verscherpt de noodzaak om de bestaande bronnen van biomassa efficiënter te gebruiken en de productiviteitsgroei in land‑­ en bosbouw op een duurzame manier te versnellen, zowel in de EU als wereldwijd. Tezelfdertijd is het belangrijk krachtige mondiale actie te ondernemen om ontbossing en achteruitgang van de kwaliteit van bossen tegen te gaan en de beschikbaarheid van biomassa tegen concurrerende prijzen te helpen waarborgen. Dit probleem zal worden aangepakt door de tenuitvoerlegging van de richtlijn hernieuwbare energie en de EU-strategie voor bio-energie, de voorgestelde hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de weldra vast te stellen EU-strategie inzake bosbouw en de EU-actie inzake klimaatverandering en ontwikkelings­samenwerking. De toename van het gebruik van biobrandstoffen in de luchtvaart en het zware wegvervoer (waarin elektrische aandrijving niet haalbaar wordt geacht) versterkt de behoefte aan de ontwikkeling van geavanceerde biobrandstoffen. Bij een aanzienlijk toekomstig gebruik van biomassa moet echter worden nagedacht over extra maatregelen om de duurzaamheid te garanderen. Om deze reden zal de Commissie tegen 2014, zoals vereist bij de richtlijn hernieuwbare energie, de doeltreffendheid van de huidige duurzaamheidscriteria evalueren. Bovendien zal de Commissie weldra rapporten en voorstellen publiceren inzake een verdere ontwikkeling van het duurzaamheidskader van de EU. Zij zal zich ook buigen over het meest geschikte gebruik van bio-energie na 2020, op een manier die consistent is met de EU-energie‑ en –klimaatambitie voor 2030, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met alle maatschappelijke, economische en milieuaspecten.

8.           Een beleid voor hernieuwbare energie in de periode na 2020

Het huidige kader voor hernieuwbare energie, met juridisch bindende streefcijfers, nationale actieplannen, administratieve hervormingen, vereenvoudigingen, betere infrastructurele en ontwikkelingsplanning, lijkt goed te werken. Overeenkomstig de plannen van de lidstaten zal het groeitempo van de sector oplopen tot 6,3 % per jaar[27], wat het vertrouwen in de toekomst van de Europese industrie voor hernieuwbare energie moet vergroten.

De groei van hernieuwbare energie in de EU in het verleden en naar verwachting in de toekomst (% van de totale energie). Bron: Eurostat en gegevens van het Stappenplan Energie 2050, "business as usual"-scenario.

Het huidige Europese wettelijke kader voor hernieuwbare energie lijkt momenteel dan wel doeltreffend, maar de voornaamste motor ervan, namelijk bindende streefcijfers, valt stil in 2020. In de bovenstaande hoofdstukken is nagegaan hoe de huidige beleidsinitiatieven van marktopenstelling, handel, infrastructurele ontwikkeling, institutionele en operationele markthervormingen en innovatie zich verder zullen ontwikkelen. In een concurrerende markt kan de sector van de hernieuwbare energie inderdaad een belangrijke speler worden op de Europese energiemarkt. De totstandbrenging van de Europese interne markt is cruciaal voor de Europese welvaart en moet een drijvende kracht zijn voor verandering in de Europese energiesector. In een open en concurrerende Europese markt moet de Europese sector van hernieuwbare energie, die zich heeft ontwikkeld dankzij het huidige regelgevingskader, in staat zijn te bloeien.

Wanneer daarentegen de huidige beleidsinitiatieven niet volstaan om onze langetermijn­energie‑ en klimaatsdoelstellingen, zoals bedoeld in het Stappenplan Energie 2050, te verwezenlijken, zal de groei van de hernieuwbare-energiesector terugvallen van de huidige 6 % per jaar tot een magere 1 %. Om een robuuste groei van de desbetreffende sector in de periode na 2020 te waarborgen, wat de "no regrets"-conclusie is van de 2050-analyse, is een ondersteunend beleidskader vereist om de resterende belemmeringen qua marktwerking en infrastructuur op te heffen. Zoals in het Stappenplan Energie 2050 wordt beklemtoond, is het cruciaal om na te denken over de opties voor concrete 2030-mijlpalen. Om dit proces op te starten, worden in de begeleidende effectbeoordeling drie beleidsopties onderzocht. Dat zijn: de optie "koolstofarm maken van de economie zonder streefcijfers voor hernieuwbare energie", waarbij wordt gerekend op de koolstofmarkt en een herzien emissiehandelssysteem (Richtlijn 2009/29/EG); de optie "voortzetting van het huidige stelsel" met bindende streefcijfers inzake hernieuwbare energie, uitstootvermindering en energie-efficiëntie; en de optie van een sterker, meer geharmoniseerd beheer van onze hele energiesector met een EU-streefcijfer inzake hernieuwbare energie.

In de effectbeoordeling wordt nagegaan hoe doeltreffend de verschillende opties zijn voor de aanpak van de diverse doelstellingen. Het is duidelijk dat specifieke 2030-mijlpalen inzake hernieuwbare energie pas kunnen worden vastgesteld nadat is nagedacht over de staat van het klimaatbeleid voor de periode na 2020, de mate van mededinging op de Europese markten voor elektriciteitsproductie, verwarming en koeling en vervoer, en de graad van energiediversiteit en technologische innovatie die tegen 2020 wordt verwacht.

9.           Volgende stappen

Voortbouwend op de huidige toestand zullen weldra nieuwe maatregelen worden getroffen om de bijdrage van hernieuwbare energie in de energiemix van de EU te bevorderen, de Europese interne energiemarkt te versterken, marktbelemmeringen en hinderpalen op het gebied van de regelgeving op te heffen, de doeltreffendheid van steunregelingen voor hernieuwbare energie te verbeteren, de ontwikkeling van de desbetreffende infrastructuur te bevorderen, de betrokkenheid van de consument bij de energiemarkten te vergroten en de duurzaamheid te waarborgen. In haar jaarlijks groei-overzicht voor 2012 heeft de Commissie reeds de klemtoon gelegd op het groeipotentieel van een wijdverbreid gebruik van hernieuwbare energie. Zij heeft daarop voortgebouwd in haar op 30 mei 2012 vastgestelde specifieke aanpassingen per land. De Commissie zal ook verdergaan met het ontmoedigen van elk beleid dat investeringen in hernieuwbare energie belemmert, met name door de geleidelijke uitbanning van subsidies voor fossiele brandstoffen, de bevordering van een goed functionerende koolstofmarkt en goed ontworpen energiebelastingen. Dit zal nieuwe mogelijkheden creëren waardoor de integratie van hernieuwbare energie in de interne markt wordt versterkt door de producenten bloot te stellen aan marktprijzen, d.w.z. via de uitwisseling van beste praktijken bij de hervorming van steunregelingen. Dit zal ook de internationale samenwerking bij de ontwikkeling van hernieuwbare energie vergemakkelijken door een volledige benutting van de samenwerkingsmechanismen mogelijk te maken, wat ook kan bijdragen tot de ontwikkeling van het gebruik van hernieuwbare energie in het zuidelijke Middellandse-Zeegebied.

Om te waarborgen dat deze stappen worden gezet, zal de Commissie na deze mededeling maatregelen nemen op de volgende vier gebieden. Zij zal:

· blijven ijveren voor de integratie van hernieuwbare energie in de interne energiemarkt en zich beraden over stimulansen voor investeringen in opwekkingscapaciteit in de markt;

· richtsnoeren opstellen inzake beste praktijken en opgedane ervaring bij ondersteuningsregelingen met het oog op de bevordering van grotere voorspelbaarheid, kosteneffectiviteit, het vermijden van overcompensatie wanneer die aan het licht komt, en de ontwikkeling van een grotere consistentie tussen de lidstaten;

· een intensiever gebruik van de samenwerkingsmechanismen bevorderen en sturen, wat het voor de lidstaten mogelijk moet maken hun bindende nationale streefcijfers te behalen door hernieuwbare energie te verhandelen en zo hun kosten te drukken;

· een verbetering van het regelgevingskader voor samenwerking op energiegebied in het Middellandse-Zeebekken waarborgen, daarbij opmerkend dat een geïntegreerde regionale markt in de Maghreb ook grootschalige investeringen in de regio zou vergemakkelijken en het voor Europa mogelijk zou maken extra elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in te voeren.

Welke vorm de mijlpalen voor het hernieuwbare-energiebeleid voor de periode na 2020 ook krijgen, zij moeten ervoor zorgen dat hernieuwbare energie een onderdeel wordt van de Europese energiemarkt, met beperkte maar doeltreffende ondersteuning, waar nodig, en een grote handelsactiviteit. Zij moeten er ook voor zorgen dat Europa zijn onderzoek op peil houdt en zijn mondiale industriële leidende rol handhaaft. Alleen op deze wijze kunnen wij onze hernieuwbare energiebronnen verder op een kosteneffectieve, en dus betaalbare, wijze ontwikkelen en de daarmee samenhangende kansen voor economische groei, concurrentiekracht en werkgelegenheid benutten. Om deze reden zal de Commissie ook voorstellen indienen voor een beleid voor hernieuwbare energie voor de periode na 2020.

[1]               Zie het werkdocument van DG Werkgelegenheid: "Benutting van het werkgelegenheidspotentieel van groene groei", gehecht aan het werkgelegenheidspakket van de Commissie, COM(2012) 173, blz. 8, alsook Ragwitz et al (2009), EmployRES, Fraunhofer ISI Germany et al. http://ec.europa.eu/energy/renewables/studies/doc/renewables/2009_employ_res_report.pdf. Ambitieuzere beleidsdoelstelling voor hernieuwbare energie zijn bevorderlijk voor investeringen en dus voor werkgelegenheid in kennisintensieve productietechnologieën. In het kader van een sterk beleid ter bevordering van hernieuwbare energiebronnen domineren kapitaalintensieve technologieën, zoals fotovoltaïsche energie en off‑ en onshore-windenergie, thermische zonne-energie en warmtepompen, in absolute termen. Voor vele van deze technologieën is de bouwfase de meest arbeidsintensieve.

[2]               Onder meer: administratieve hervormingen, netwerkregels en actieplannen voor hernieuwbare energie voor een extra periode van 10 jaar.

[3]               In 2009 en 2010 nam het groeitempo van hernieuwbare energie aanzienlijk toe. Daardoor heeft de EU haar eerste tussentijdse doelstelling voor 2011/2012 reeds in 2010 bereikt.

[4]               Richtlijn 2009/28/EG.

[5]               COM(2011) 885, blz. 2.

[6]               De Commissie werkt ook aan een later dit jaar te publiceren mededeling over de voortgang die is gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de interne energiemarkt.

[7]               COM(2011) 112.

[8]               Richtlijn 2009/28/EG.

[9]               Zie Ecorys, 2008, Assessment of non-cost barriers to renewable energy, rapport TREN/D1/48 – 2008.

[10]             Uitzonderingen of gedeeltelijke uitzonderingen in bepaalde markten zijn waterkracht, sommige bronnen van geothermische energie en biomassa, warmtepompen en zonneverwarming.

[11]                    Witboek "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem", COM(2011) 144 definitief.

[12]             Daarbij zal worden uitgegaan van de voorstellen vervat in COM(2011) 31 en SEC(2001) 131.

[13]             De Commissie heeft berekend dat een optimale handel in hernieuwbare energie een besparing kan opleveren van 8 miljard EUR per jaar (SEC(2008) 85 Vol. II) .

[14]             LU en IT; dit laatste land heeft recentelijk echter aangegeven dat het de mechanismen wellicht niet hoeft te gebruiken.

[15]             BU, EE, DE, EL, LT, PO PL, SK, ES, SW.         

[16]             Noorwegen en IJsland nemen een groot deel van de Europese wetgeving over om te kunnen deelnemen aan dezelfde markt; de Energiegemeenschap werkt momenteel aan de vaststelling van soortgelijke maatregelen; de Commissie werkt samen met Zwitserland om de beleidscoherentie te verbeteren; en de ontwikkelingshulp en –samenwerking van de EU en de komende vrijhandelsovereenkomsten worden gebruikt om de samenhang met de EU-buren in de Balkan en het zuidelijke Middellandse-Zeegebied te verbeteren.

[17]             EPIA (EUPVSEC 2011) raamt dat, ondanks de toenemende concurrentie, 55 % van de toegevoegde waarde bij zonnemodules en 70 % bij PV-systemen wordt verwezenlijkt in Europa.

[18]             COM(2011) 658.

[19]                    De infrastructurele behoeften met betrekking tot transportbrandstoffen op basis van hernieuwbare energie, zoals onder meer tankstations voor alternatieve brandstoffen, gemeenschappelijke normen en beleidslijnen en, in het geval van elektromobiliteit, een verbeterd systeembeheer, zijn diepgaand geanalyseerd in het witboek van 2011 betreffende een strategie voor alternatieve brandstoffen in het vervoer (Witboek "Stappenplan voor een interne Europese vervoersruimte – werken aan een concurrerend en zuinig vervoerssysteem", COM(2011) 144 definitief) en zijn ook geanalyseerd in de herziene TEN_T-richtsnoeren (COM(2011) 650).

[20]             Richtlijn 2009/72/EG en Richtlijn 2009/73/EG.

[21]             Zie IEA 2011, "Harnessing variable renewables: a guide to the balancing challenge".

[22]             "Loop flows" ontstaan wanneer elektriciteit ten gevolge van een gebrekkige infrastructuur ongeplande routes volgt. Een klassiek voorbeeld zijn de stromen van Noord- naar Zuid-Duitsland via Polen en de Benelux die een gevolg zijn van een ontoereikende noord-zuid-infrastructuur in Duitsland.

[23]             Zie Rebel, 2011, Reshare: benefit sharing mechanisms in renewable energy, www.reshare.nu

[24]             "Investeren in de ontwikkeling van koolstofarme technologieën (SET-Plan) – Een stappenplan voor technologie" SEC(2009) 1295; "Materials Roadmap Enabling Low Carbon Energy Technologies" SEC(2011) 1609.

[25]             Zie onder punt 5.2 van de bij deze mededeling behorende effectbeoordeling.

[26]             De ontwikkeling van waterkracht en windenergie bijvoorbeeld moet in overeenstemming zijn met de richtlijnen betreffende strategische milieueffectbeoordeling (2001/42/EG), milieueffectbeoordeling van projecten (85/337/EEG), habitats (92/43/EEG), vogels (79/409/EEG), kader voor water (2000/60/EG) en strategie voor biodiversiteit (COM(2011) 244); bepaalde aspecten van fotovoltaïsche energie moeten onderworpen worden aan de afvalverwijderingsregels voor elektrische apparatuur; en de risico's voor lokale luchtverontreiniging ten gevolge van huishoudelijk gebruik van biomassa moeten worden behandeld in het kader van de EU-emissienormen voor kleinschalige energie-installaties.

[27]             In vergelijking met 1,9 % en 4,5 % in het kader van het huidige stelsel van indicatieve streefcijfers.