4.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/1


Conclusies van de Raad over de rol van onderwijs en opleiding in de uitvoering van de Europa 2020-strategie

2011/C 70/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

ONDERSTREPEND dat hij ten volle bereid is de expertise van Raad inzake onderwijs- en opleidingsbeleid ten dienste van de Europese Raad te stellen en actief bij te dragen aan de succesvolle uitvoering van de Europa 2020-strategie voor banen en groei en het Europees semester,

HERINNEREND aan de doelstellingen van de strategie om een slimme, duurzame en inclusieve groei te verwezenlijken, die wordt ondersteund door een aantal EU-kerndoelen en een reeks vlaggenschipinitiatieven,

EN IN HET LICHT VAN de Jaarlijkse Groeianalyse van de Commissie voor 2011, met inbegrip van het voortgangsverslag over Europa 2020, het macro-economisch verslag en het ontwerp van gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid, en van de geïntegreerde richtsnoeren Europa 2020,

BEKLEMTOONT HET VOLGENDE:

Onderwijs en opleiding spelen een fundamentele rol bij het bereiken van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, met name doordat zij de burgers uitrusten met de vaardigheden en competenties waaraan de Europese economie en de Europese samenleving behoefte hebben om concurrerend en innovatief te blijven, maar tevens doordat zij sociale samenhang en insluiting helpen bevorderen. De cruciale rol van onderwijs en opleiding moet dan ook ten volle tot uiting komen in de werkzaamheden van de Raad tijdens het nieuwe „Europees semester” dat vanaf het begin van 2011 wordt ingesteld. In het bijzonder dient de Raad er, met de hulp van de Commissie, voor te zorgen dat er voldoende aandacht wordt besteed aan thema's zoals beleidsmaatregelen en hervormingen op het gebied van onderwijs en opleiding, de bijdrage hiervan aan de verwezenlijking van de Europese doelen, en de uitwisseling van goed beleid en goede praktijken.

IS HET VOLGENDE VAN OORDEEL:

1.

Het „ET 2020”-kader en de vier strategische doelstellingen (1) ervan vormen een solide basis voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding en derhalve een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot het verwezenlijken van de Europa 2020-doelstellingen;

2.

In het proces van Kopenhagen, waarvan de strategische prioriteiten voor het volgende decennium tijdens een ministeriële bijeenkomst in Brugge in december 2010 (2) zijn besproken, wordt benadrukt dat het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding een cruciale rol spelen in de ondersteuning van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie doordat zij relevante hoogwaardige vaardigheden en competenties opleveren;

3.

Twee van de voorgestelde Europa 2020-vlaggenschipinitiatieven zijn bijzonder belangrijk voor onderwijs en opleiding:

i)

het initiatief Jongeren in beweging dat jongeren wil helpen om alles te halen uit onderwijs en opleiding en daardoor hun baankansen te verbeteren. Er moet dringend voor worden gezorgd dat het aantal voortijdige schoolverlaters daalt, dat alle jongeren de basisvaardigheden verwerven die nodig zijn voor verdere opleiding en dat het aantal leermogelijkheden later in het leven stijgt. De instellingen voor hoger onderwijs moeten worden aangemoedigd om de kwaliteit en de relevantie van hun onderwijsaanbod te verbeteren, opdat een bredere groep burgers wordt aangetrokken, terwijl de leermobiliteit voor alle jongeren in het hele onderwijsstelsel, alsook in niet-formele leersituaties, zoals jeugdwerk en participatie, moet worden bevorderd. Voorts dienen leerervaringen op de werkplek en als ondernemer te worden gestimuleerd en dienen de mogelijkheden om als vrijwilliger, zelfstandige of in het buitenland te werken en te leren te worden uitgebreid;

ii)

het initiatief „Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen” waarin de nadruk ligt op het verbeteren van vaardigheden en van de inzetbaarheid. Er moet meer gedaan worden om de opleidingsbehoeften beter in kaart te brengen, de arbeidsmarktrelevantie van onderwijs en opleiding te vergroten, de toegang tot voorzieningen voor een leven lang leren en begeleiding te verbeteren en te zorgen voor een soepele overgang tussen onderwijs en opleiding enerzijds en de arbeidsmarkt anderzijds. Om dit te verwezenlijken moet er op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau worden gezorgd voor intensievere samenwerking en nauwer partnerschap tussen overheidsdiensten, aanbieders van onderwijs en opleiding en werkgevers. De overstap naar op leerresultaten gebaseerde kwalificatiesystemen en een grotere validering van vaardigheden en competenties die in niet-formele en informele leersituaties zijn verworven, zijn eveneens van groot belang om de inzetbaarheid te vergroten;

4.

Onderwijs en opleiding dienen ook in belangrijke mate bij te dragen aan de andere vlaggenschipinitiatieven, zoals de „Digitale Agenda” en de „Innovatie-Unie”. De Europese onderwijs- en opleidingsstelsels moeten de juiste mix van vaardigheden en competenties verschaffen, ervoor zorgen dat er voldoende exacte wetenschappers, mathematici en ingenieurs worden opgeleid, mensen toerusten met basisvaardigheden en met de motivatie en het vermogen om te leren, de ontwikkeling van breed inzetbare competenties stimuleren, onder meer om te kunnen omgaan met moderne digitale technologieën, duurzame ontwikkeling en actief burgerschap bevorderen en creativiteit, innovatie en ondernemerschap aanmoedigen;

5.

Ter verwezenlijking van de doelstellingen van het initiatief „Europees platform tegen armoede” moet meer worden gedaan om niet-traditionele en kansarme lerenden te ondersteunen en meer kansen te bieden. Maatregelen zoals het verbeteren van de toegang tot hoogwaardige voor- en vroegschoolse educatie en zorg en het verstrekken van innovatieve onderwijs- en opleidingsmogelijkheden voor achterstandsgroepen zijn belangrijk om sociale ongelijkheden te verminderen en alle burgers in staat te stellen zich volledig te ontplooien.

BEKLEMTOONT DAT:

I.   onderwijs en opleiding cruciaal zijn voor het bereiken van de doelen van Europa 2020

1.

Er moet dringend op efficiënte wijze worden geïnvesteerd in hoogwaardige, gemoderniseerde en hervormde onderwijs- en opleidingstelsels, omdat daardoor zowel de grondslag van de welvaart van Europa op lange termijn wordt gelegd als wordt bijgedragen aan het ondervangen van de gevolgen van de crisis op korte termijn, doordat mensen worden uitgerust met meer en betere vaardigheden en competenties;

2.

Het versterken van de mogelijkheden voor een leven lang leren voor iedereen en op alle onderwijs- en opleidingsniveaus is essentieel, met name door het beroepsonderwijs en de beroepopleiding aantrekkelijker en relevanter te maken, alsmede door de participatie aan en de relevantie van de volwasseneneducatie te vergroten;

3.

Aan de situatie van jonge vrouwen en jonge mannen die ten gevolge van de ernstige crisis uitzonderlijke moeilijkheden ondervinden om aan het werk te geraken, moet dringend iets worden gedaan;

4.

Het vermogen van de onderwijs- en opleidingsstelsels om in te spelen op nieuwe behoeften en tendensen moet worden verbeterd, teneinde beter te voldoen aan de vraag naar vaardigheden op de arbeidsmarkt en beter toegerust te zijn voor de sociale en culturele uitdagingen van een geglobaliseerde wereld;

II.   het halen van de kerndoelen voor onderwijs grotere inspanningen zal vergen

5.

Het halen van de twee EU-kerndoelen voor onderwijs en opleiding (namelijk het terugdringen van het aantal vroegtijdige schoolverlaters tot minder dan 10 % en het verhogen van het percentage mensen van 30-34 jaar dat tertiair of gelijkwaardig onderwijs heeft voltooid tot ten minste 40 %) zal een positief effect hebben op de werkgelegenheid en de groei. Maatregelen op het gebied van onderwijs en opleiding zullen tevens bijdragen tot het bereiken van de doelen op andere gebieden, zoals het vergroten van de arbeidsdeelname, het bevorderen van onderzoek en ontwikkeling en het terugdringen van de armoede;

6.

Voortijdig schoolverlaten — het eerste van de twee doelen — is een complex verschijnsel dat zowel door het onderwijs als door individuele en sociaal-economische factoren wordt beïnvloed. Om dit probleem aan te pakken zijn preventieve en corrigerende maatregelen vereist, zoals tweedekansonderwijs, en nauwe samenwerking tussen onderwijs- en opleidingssectoren en met andere betrokken beleidsgebieden. Beleidsmaatregelen die een verschil kunnen maken, kunnen onder meer zijn het verbeteren van de voor- en vroegschoolse educatie, het moderniseren van de curricula, het verbeteren van de opleiding van leerkrachten, innoverende onderwijsmethodes en geïndividualiseerde ondersteuning, in het bijzonder voor achterstandgroepen, waaronder migranten en Roma, en intensievere samenwerking met de gezinnen en de lokale gemeenschappen;

7.

Ook het tweede doel vergt een meersporenaanpak. Als tertiair of gelijkwaardig onderwijs aantrekkelijk en doeltreffend dient te zijn, moet er efficiënt op grote schaal in worden geïnvesteerd, moeten de lesprogramma's worden gemoderniseerd en moet het bestuur worden verbeterd. In zowel het onderwijsstelsel als de onderwijsinstellingen moet worden geïnnoveerd, waarbij financiering beter moet worden gebruikt en er moet worden gezocht naar meer variatie in de financieringsbronnen. Er moeten ook stimuli komen voor het maken van betere koppelingen met de rest van de wereld, in de vorm van partnerschappen met het bedrijfsleven en onderzoekskringen, en voor openstelling voor niet-traditionele lerenden in de vorm van goede stimulansen en het bevorderen van validatie, steunregelingen en begeleidingsdiensten.

VERZOEKT DERHALVE DE LIDSTATEN OM, WAT BETREFT ONDERWIJS- EN OPLEIDINGSVRAAGSTUKKEN:

1.

nationale hervormingsprogramma's aan te nemen die doelgericht en op actie gebaseerd zijn en die ertoe zullen bijdragen om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, inclusief de EU-kerndoelen, te verwezenlijken;

2.

beleidsmaatregelen te nemen die beantwoorden aan nationale doelstellingen, rekening houdend met uiteenlopende uitgangsposities van de lidstaten en nationale omstandigheden, en die sporen met nationale besluitvormingsprocedures;

3.

met andere relevante sectoren die op nationaal niveau een rol spelen in het Europa 2020-proces, in het bijzonder met ministeries van werkgelegenheid, maar ook met andere belanghebbenden zoals de sociale partners, horizontaal en nauw samen te werken bij het vorm geven aan en het rapporteren over de uitvoering van het nationale werkgelegenheidsbeleid in het licht van de geïntegreerde richtsnoeren nr. 8 en nr. 9 (3);

4.

een hechtere samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs, onderzoeksinstellingen en ondernemingen te bevorderen met het oog op een sterkere kennisdriehoek als basis voor een innovatievere en creatievere economie, in overeenstemming met geïntegreerd richtsnoer nr. 4 (4).

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE:

1.

de horizontale samenwerking en de uitwisseling van ervaringen en goede werkwijzen tussen de lidstaten in verband met de uitvoering van nationale hervormingsprogramma's te versterken, en deze aspecten op te nemen in toekomstige intercollegiale leeractiviteiten, waar passend;

2.

mogelijkheden voor beleidsleren, met name op de gebieden van de Europa 2020-strategie, verder te bevorderen, en de open coördinatiemethode geschikter maken voor de behoeften en belangen van de lidstaten, via een doeltreffender gebruik van de resultaten van Europese samenwerking, meer transparantie en steun voor gerichtere samenwerking;

3.

de koppelingen tussen de doelen en streefcijfers van Europa 2020 te versterken, vooral door de empirische basis op dit gebied te versterken en door de onderwijs- en opleidingssector nauwer te betrekken bij het opsporen van knelpunten voor groei en werkgelegenheid;

4.

zoals bedoeld in het initiatief „Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen”, het vermogen om te anticiperen en arbeidsmarkt- en vaardigheidsbehoeften onderling op elkaar af te stemmen te vergroten en de juiste combinatie van vaardigheden te leveren, waaronder breed inzetbare competenties, zoals digitale en ondernemerscompetenties, en een alomvattende strategie op te stellen voor het verbeteren van de toegang tot een leven lang leren, in het bijzonder voor achtergestelde groepen.

VERZOEKT DE COMMISSIE:

1.

de verbanden tussen de uitvoeringsregelingen voor het strategisch kader „ET 2020” en die voor de strategie Europa 2020, vooral wat betreft werkcycli, verslaglegging en het stellen van doelen verder te versterken in volledige overeenstemming met de lidstaten. Er moet bij het voorstellen van de tussentijdse prioriteiten voor de volgende cyclus van „ET 2020” in het bijzonder rekening worden gehouden met de hoofddoelstellingen en met passende maatregelen die zijn genomen in het kader van de initiatieven „Jongeren in beweging” en „Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen”;

2.

aan te moedigen dat in gezamenlijke voortgangsverslagen inzake „ET 2020” terdege rekening wordt gehouden met de doelstellingen van Europa 2020, en dat daarin tevens de duidelijke meerwaarde wordt erkend die deze verslagen bieden omdat zij een beter inzicht geven in de het nationale onderwijsbeleid van de lidstaten;

3.

een gedegen analyse te maken van de vorderingen met de hoofddoelstellingen en de ijkpunten van „ET 2020”, als basis voor een gedachtewisseling in de Raad in de loop van elk Europees semester;

4.

de zichtbaarheid en de transparantie van maatregelen, genomen binnen de open coördinatiemethode, te verbeteren door te zorgen voor een efficiënte operationele coördinatie waarbij de lidstaten worden betrokken en waarbij in de participatie van de relevante belanghebbenden wordt voorzien;

5.

een analyse te maken ter ondersteuning van uitwisseling binnen het kader van de open coördinatiemethode over het verband tussen investeringen in onderwijs en beleidsbenaderingen, gericht op de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020.


(1)  PB C 119 van 28.5.2009.

(2)  Bruges Communiqué on enhanced European cooperation in VET (Communiqué van Brugge over intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding): http://ec.europa.eu/education/lifelong-learning-policy/doc/vocational/bruges_en.pdf

(3)  

Nr. 8:

een geschoolde beroepsbevolking ontplooien die in de behoeften van de arbeidsmarkt voorziet, en een leven lang leren bevorderen.

Nr. 9:

de prestaties van de onderwijs- en opleidingsstelsels op alle niveaus verbeteren en deelname aan tertiair of gelijkwaardig onderwijs vergroten.

(4)  

Nr. 4:

de steun voor O&O en innovatie optimaliseren, de kennisdriehoek intensiveren en het potentieel van de digitale economie benutten.