52011PC0285

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane /* COM/2011/0285 def. - COD 2011/0137 */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1.        Achtergrond

In de mededeling van de Commissie inzake een strategie voor slimme en duurzame groei "Europa 2020"[1] wordt onderstreept dat innovatie belangrijk is voor groei en werkgelegenheid en dat intellectuele-eigendomsrechten (IER) voor deze belangrijke prioriteit essentieel zijn, omdat ze zorgen voor optimaal profijt van onderzoek, innovatie en creatieve activiteiten. IER-inbreuken en de daaruit voortvloeiende handel in inbreukmakende goederen vormen een punt van toenemende bezorgdheid, vooral in een geglobaliseerde economie. De inbreukmakende goederen hebben niet alleen economische gevolgen voor bedrijven, maar kunnen ook een ernstige bedreiging vormen voor de gezondheid en de veiligheid van consumenten. Daarom heeft de Commissie in haar mededeling "Akte voor de interne markt"[2] in herinnering gebracht dat de douaneautoriteiten met behulp van herziene wetgeving een betere bescherming moeten kunnen bieden aan intellectuele-eigendomsrechten.

Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad voorziet in optreden van de douane ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten, en vormt een belangrijk element in de EU-strategie ter bescherming en handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. In september 2008 heeft de Raad[3] de Commissie en de lidstaten verzocht om deze verordening te herzien en verbeteringen in het wetgevingskader voor het optreden tegen inbreukmakende goederen voor te stellen en te evalueren.

De Commissie heeft voor de periode 2009-2012 een nieuw douaneactieplan ter bestrijding van IER-inbreuken opgezet. De belangrijkste onderdelen van het door de Commissie opgestelde en door de Raad goedgekeurde actieplan[4] hebben betrekking op wetgeving, operationele prestaties, samenwerking met het bedrijfsleven, internationale samenwerking en voorlichting. De Commissie heeft van de opstelling van dit plan gebruik gemaakt om, in nauwe samenwerking met de lidstaten, ook de verordening te evalueren in het kader van een onder het Douane 2013-programma opgerichte werkgroep bestaande uit deskundigen van de belastingdiensten van de lidstaten.

Eind 2008 hebben de douaneautoriteiten enkele zendingen geneesmiddelen vastgehouden die via de EU werden doorgevoerd, hetgeen tot bezorgdheid heeft geleid bij bepaalde WTO-leden, leden van het Europees Parlement, ngo's en het maatschappelijk middenveld. Er werd betoogd dat dergelijke maatregelen de legitieme handel in generieke geneesmiddelen konden belemmeren en dus strijdig waren met de toezegging van de EU om de toegang tot geneesmiddelen in de ontwikkelingslanden te vergemakkelijken, en dat zij uiteindelijk zelfs een schending van de WTO-voorschriften konden vormen. De vasthoudingen hebben in de WTO geleid tot geschillenprocedures van India en Brazilië tegen de EU, die, samen met de bezorgdheid die werd geuit tijdens het betrokken WTO-overleg tussen deze beide landen en de EU, duidelijk hebben gemaakt dat het wenselijk is om de toepasselijke EU-wetgeving inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douaneautoriteiten te verduidelijken met het oog op een grotere rechtszekerheid.

1.2.        Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU

Het voorstel past binnen het traditionele beleid en de strategie van de Unie ten aanzien van IER-bescherming. Dit beleid wordt in verschillende mededelingen van de Commissie weerspiegeld, zoals in Europa 2020 en de mededeling inzake de Single Market Act[5]. Bescherming van intellectuele eigendom bevordert innovatie en effectieve handhaving heeft een positief effect op de werkgelegenheid, de consument en de maatschappij als geheel.

De handhaving van IER aan de grens door de douane vormt een aanvulling op de handhaving in de interne markt, evenals handelsinitiatieven met derde landen en op internationale fora. Het voorstel maakt integraal deel uit van het strategisch kader zoals uiteengezet in de nieuwe mededeling van de Commissie over een interne markt voor intellectuele-eigendomsrechten [mei 2011].

2.           RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

2.1.        Openbare raadpleging

Er is een openbare raadpleging verricht om alle belanghebbenden uitgebreid in de gelegenheid te stellen een bijdrage te leveren aan de herziening van Verordening (EG) nr. 1383/2003. De respons op de openbare raadpleging bevatte 89 bijdragen van uiteenlopende belanghebbenden, waaronder houders van rechten, dienstverleners op het gebied van de internationale handel, zoals expediteurs en transporteurs, juristen, academische instellingen, ngo's, overheidsdiensten en burgers.

De belangrijkste kwesties die de aandacht van de respondenten hebben getrokken, zijn het toepassingsgebied van de verordening in relatie tot de situaties waarin douaneautoriteiten kunnen optreden en de onder de verordening vallende intellectuele-eigendomsrechten, de vereenvoudigde procedure in het algemeen en met betrekking tot kleine zendingen en de kosten van opslag en vernietiging van goederen.

2.2.        Effectbeoordeling

In het verslag van de effectbeoordeling zijn de beleidsopties vastgesteld en beoordeeld voor de maatregelen en procedures van de douane met betrekking tot de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grenzen. Daarbij werd hoofdzakelijk gekeken naar de mogelijkheid tot versterking van de IER-handhaving aan de grens, de aanpak van de administratieve en economische lasten van handhaving voor de douane, houders van rechten en andere belanghebbenden, evenals de noodzaak om te zorgen voor effectiviteit en consistentie met alle relevante wettelijke verplichtingen.

In de effectbeoordeling is gekeken naar drie verschillende opties die, waar nodig, zijn onderverdeeld in een aantal subopties. De eerste optie heeft betrekking op het zogenaamde "basisscenario", waarbij de Commissie geen actie onderneemt en de status-quo gehandhaafd blijft. De tweede optie voorziet in bepaalde niet-wetgevende maatregelen, waarbij de Commissie opleidingsinitiatieven en de ontwikkeling van richtsnoeren en de uitwisseling van beste praktijken voorstelt. De derde optie is dat de Commissie wijzigingen op het bestaande wetgevingskader voorstelt. Bij deze optie zijn er voor elk van de vastgestelde problemen mogelijk verschillende subopties beschikbaar.

· Optie 1 dient te worden uitgesloten indien de Commissie adequaat wil reageren op het verzoek van de Raad om de wetgeving te herzien en op de tijdens de raadplegingsprocedure geuite bezorgdheid van belanghebbenden over het toepassingsgebied en de implementatie van de huidige wetgeving.

· Optie 2 zou de vastgestelde problemen slechts gedeeltelijk aanpakken. Richtsnoeren en toelichtingen zouden kunnen helpen om de van toepassing zijnde procedures of de wijze van toepassing van algemene rechtsbeginselen te verhelderen. Met deze niet-wetgevende maatregelen is het echter niet mogelijk om sommige doelstellingen in verband met de uitbreiding van het toepassingsgebied van intellectuele-eigendomsrechten te realiseren of procedures in de hele Unie verplicht te stellen.

· Optie 3 zou maximale rechtszekerheid bieden dat niet onder de huidige verordening vallende intellectuele-eigendomsrechten in de bescherming worden opgenomen, dat procedures worden geharmoniseerd en procedurele verhelderingen worden geboden. Deze optie kent twee subopties. Suboptie 1 voorziet in de uitbreiding van de mogelijke soorten inbreuken op rechten waarop de huidige verordening reeds van toepassing is, bij goederen bijvoorbeeld iedere mogelijke inbreuk op merkrechten en niet alleen namaak. Bij suboptie 2, waarin suboptie 1 is inbegrepen, wordt het huidige toepassingsgebied van de verordening op het punt van IER uitgebreid.

De conclusie van de effectbeoordeling luidt dat de beste optie bestaat in een aanpassing van de verordening om alle vastgestelde problemen aan te pakken en te zorgen voor een evenwichtig resultaat voor alle categorieën van betrokken personen.

3.           RECHTSGRONDSLAG EN SUBSIDIARITEIT

De handelsaspecten van intellectuele eigendom maken deel uit van het kader van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet in de bevoegdheid om maatregelen te nemen voor de implementatie van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Daarom vormt artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de rechtsgrondslag voor het voorstel.

De verordening heeft betrekking op de handelsaspecten van intellectuele-eigendomsrechten in de zin dat zij voorziet in maatregelen die de douane in staat stellen om aan de grens intellectuele-eigendomsrechten te handhaven ten aanzien van internationaal verhandelde goederen. Artikel 3, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verleent de Europese Unie exclusieve bevoegdheid op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de personele middelen en de EU-begroting, en gaat daarom niet vergezeld van het financieel memorandum als bepaald in artikel 28 van het Financieel Reglement (Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen).

5.           WIJZIGINGEN

Bij de evaluatie is gebleken dat er bepaalde verbeteringen in het wetgevingskader noodzakelijk zijn, zowel om de bepalingen voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te versterken als de rechtsduidelijkheid van de bepalingen zelf te garanderen. Daarom wordt voorgesteld om Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad te vervangen met het bijgevoegde ontwerp van een nieuwe verordening.

Ter versterking van de handhaving wordt voorgesteld het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1383/2003 uit te breiden tot handelsbenamingen, topografieën van halfgeleiderproducten en gebruiksmodellen. Ook wordt voorgesteld het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden met inbreuken die het gevolg zijn van parallelhandel en apparaten om technologische maatregelen te ontwijken, evenals andere inbreuken op rechten die reeds door de douane worden gehandhaafd.

Volgens de verordening zou de douane haar controlebevoegdheid in verband met de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten behouden in alle gevallen waarin de goederen zich onder haar toezicht bevinden, en het onderscheid tussen de procedurele aard van de wetgeving en het materiële recht op het gebied van intellectuele eigendom zou worden benadrukt.

Met deze verordening zouden ook procedures worden ingevoerd waarbij de douane onder bepaalde voorwaarden goederen voor vernietiging kan doen afstaan zonder dat daartoe formele en dure rechtsprocedures moeten worden gevoerd. Deze procedures zouden verschillen naar soort inbreuk. Voor nagemaakte of door piraterij verkregen goederen kan de instemming van de eigenaar met de vernietiging van de goederen worden verondersteld ingeval er geen uitdrukkelijk bezwaar tegen de vernietiging is aangetekend, terwijl in andere situaties de eigenaar van de goederen uitdrukkelijk met de vernietiging ervan dient in te stemmen. Ingeval er geen overeenstemming wordt bereikt, zou de houder van het recht een rechtsprocedure moeten inleiden ter vaststelling van de inbreuk, anders zouden de goederen worden vrijgegeven.

Er wordt eveneens een specifieke procedure voorgesteld voor kleine zendingen van vermoedelijk nagemaakte of door piraterij verkregen goederen ten aanzien waarvan een verzoek is ingediend, die het mogelijk zou maken om goederen te laten vernietigen zonder betrokkenheid van de houder van het recht.

Er worden aanvullende bepalingen voorgesteld om te bewerkstelligen dat de belangen van de legitieme handel worden beschermd tegen mogelijk misbruik van de douanehandhavings­procedures en om de beginselen van het Handvest van de grondrechten in de verordening te integreren. Hiertoe zou de verordening duidelijkheid moeten bieden over het tijdschema voor de vasthouding van verdachte goederen, de voorwaarden waaronder de douane informatie over zendingen aan houders van rechten verstrekt, de toepassingsvoorwaarden voor de procedure waarbij de vernietiging van goederen onder douanecontrole is toegestaan in geval van vermoede inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten anders dan wegens namaak of piraterij, en het recht van verdediging. Op deze wijze zou de nieuwe verordening een solider handhavingsinstrument worden en zo de legitimiteit van het optreden van de douane vergroten. De kwestie van de kosten van opslag en vernietiging van inbreukmakende goederen heeft de aandacht van verschillende belanghebbenden getrokken. De verordening zou erin blijven voorzien dat directe door de douane gemaakte opslag- en vernietigingskosten ten laste komen van de houders van rechten die om optreden van de douane verzoeken, al zou dit niet eraan in de weg staan dat zij juridische stappen kunnen ondernemen om betaling van dergelijke kosten terug te vorderen van de primair aansprakelijke partij. Voorgesteld wordt echter om een belangrijke uitzondering te maken voor kleine zendingen, waarbij de kosten van opslag en vernietiging ten laste van de douane komen.

2011/0137 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[6],

Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Raad van de Europese Unie heeft in zijn resolutie van 25 september 2008 betreffende een algemeen Europees plan ter bestrijding van namaak en piraterij[7] verzocht om een evaluatie van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten[8].

(2) De verhandeling van goederen die inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, levert aanzienlijke schade op voor houders van rechten, bonafide fabrikanten en handelaren. Ook worden consumenten misleid en in sommige gevallen wordt hun gezondheid en veiligheid in gevaar gebracht. Dergelijke goederen moeten zoveel mogelijk uit de handel worden gehouden en er zijn maatregelen nodig om aan deze illegale activiteiten een einde maken zonder de legitieme handel in het gedrang te brengen.

(3) Uit de evaluatie van Verordening (EG) nr. 1383/2003 is gebleken dat bepaalde verbeteringen in het wetgevingskader nodig zijn om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te versterken en passende rechtsduidelijkheid te garanderen, rekening houdende met ontwikkelingen op economisch, handels- en wetgevingsgebied.

(4) Om intellectuele-eigendomsrechten te handhaven, moeten de douaneautoriteiten goederen kunnen controleren die onder douanetoezicht zijn geplaatst of hadden moeten zijn geplaatst in het douanegebied van de Unie. Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten aan de grens, ongeacht waar de goederen zich onder "douanetoezicht" bevinden of hadden moeten bevinden zoals omschreven bij Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek[9], vormt een goede aanwending van middelen. Wanneer goederen door de douane aan de grens worden vastgehouden, is er één wettelijke procedure nodig, terwijl er verschillende afzonderlijke procedures nodig zouden zijn voor dezelfde mate van handhaving ten aanzien van goederen die op de markt worden aangetroffen, omdat zij dan zouden zijn opgesplitst en aan kleinhandelaren zijn geleverd. Er dient een uitzondering te worden gemaakt voor goederen die voor een bijzondere bestemming in het vrije verkeer zijn gebracht, aangezien dergelijke goederen, hoewel ze in het vrije verkeer zijn gebracht, onder douanecontrole blijven. Het is ook passend de verordening niet toe te passen op goederen die reizigers in hun persoonlijke bagage meevoeren indien deze voor hun eigen persoonlijke gebruik zijn bestemd en er geen aanwijzigen zijn dat er sprake is van handelsverkeer.

(5) Verordening (EG) nr. 1383/2003 is niet van toepassing op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en sluit bepaalde inbreuken uit. Teneinde de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te versterken, dient de douanecontrole daarom te worden uitgebreid tot andere vormen van inbreuken, zoals inbreuken ingevolge parallelhandel alsook andere inbreuken op rechten die reeds door de douaneautoriteiten worden gehandhaafd maar waarop Verordening (EG) nr. 1383/2003 niet van toepassing is. Met het oog op hetzelfde doel is het passend, in aanvulling op de rechten waarop Verordening (EG) nr. 1383/2003 reeds van toepassing is, het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot handelsbenamingen voor zover deze zijn beschermd als exclusieve eigendomsrechten krachtens nationaal recht, topografieën van halfgeleiderproducten, gebruiksmodellen en apparaten om technologische maatregelen te ontwijken, evenals exclusieve intellectuele-eigendomsrechten die bij EU-wetgeving zijn vastgesteld.

(6) Deze verordening bevat procedurele voorschriften voor de douaneautoriteiten. Dienovereenkomstig introduceert deze verordening geen nieuw criterium voor de vaststelling van het bestaan van een inbreuk op de toepasselijke wetgeving inzake intellectueel eigendom.

(7) Deze verordening laat de bepalingen inzake de bevoegdheid van rechtbanken onverlet, met name die van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[10].

(8) Ieder persoon, ongeacht of hij houder is van een intellectuele-eigendomsrecht, die in eigen naam een rechtsprocedure inzake een mogelijke schending van dat recht kan inleiden, dient gerechtigd te zijn om een verzoek om optreden van de douaneautoriteiten in te dienen.

(9) Teneinde te garanderen dat intellectuele-eigendomsrechten in de hele Unie worden gehandhaafd, is het passend te bepalen dat wanneer een persoon die gerechtigd is een verzoek om optreden van de douaneautoriteiten in te dienen, handhaving wil afdwingen van een intellectuele-eigendomsrecht voor het gehele grondgebied van de Unie, deze persoon de douaneautoriteiten van een lidstaat kan verzoeken een besluit te nemen op grond waarvan de douaneautoriteiten van die lidstaat en van iedere andere lidstaat waar hij de handhaving van het intellectuele-eigendomsrecht wil afdwingen, moeten optreden.

(10) Ten behoeve van de snelle handhaving van intellectuele-eigendomsrechten dient te worden bepaald dat wanneer de douaneautoriteiten op basis van voldoende bewijs vermoeden dat goederen onder hun toezicht inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten, zij de vrijgave van deze goederen kunnen schorsen of de goederen kunnen vasthouden, op eigen initiatief dan wel op verzoek, teneinde de personen die gerechtigd zijn tot het indienen van een verzoek om optreden van de douaneautoriteiten, in staat te stellen een procedure in te leiden om te laten vaststellen of er sprake is van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht.

(11) Wanneer het bij de vermoedelijk inbreukmakende goederen geen namaak of piraterij betreft, kan het voor de douaneautoriteiten moeilijk zijn om op grond van uitsluitend visuele inspectie vast te stellen of inbreuk is gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht. Daarom is het passend te bepalen dat er procedures moeten worden ingeleid, tenzij de betrokken partijen, namelijk de houder van de goederen en de houder van het recht, ermee instemmen om de goederen af te staan voor vernietiging. Het is aan de bevoegde autoriteiten die met dergelijke procedures belast zijn, om te bepalen of er sprake is van een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht en passende besluiten te nemen in verband met de inbreuken op de betrokken intellectuele-eigendomsrechten.

(12) Verordening (EG) nr. 1383/2003 heeft de lidstaten in staat gesteld om te voorzien in een procedure die het mogelijk maakt dat bepaalde goederen worden vernietigd, zonder enige verplichting tot het inleiden van een procedure ter vaststelling of er inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt. Zoals is erkend in de resolutie van het Europees Parlement van 18 december 2008 over de impact van namaak op de internationale handel[11], is deze procedure zeer succesvol gebleken in de lidstaten waar zij beschikbaar is. Daarom dient een dergelijke procedure verplicht te worden gesteld voor de zichtbare inbreuken die op grond van uitsluitend visuele inspectie door de douaneautoriteiten gemakkelijk zijn te herkennen, en op verzoek van de houder van het recht te worden toegepast in die gevallen waarin de aangever of de houder van de goederen geen bezwaar tegen de vernietiging ervan heeft.

(13) Teneinde de administratieve kosten en lasten tot een minimum te beperken, dient er voor kleine zendingen van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen een specifieke procedure te worden ingesteld, waarbij goederen zonder toestemming van de houder van het recht kunnen worden vernietigd. Ter vaststelling van de drempelwaarden waaronder zendingen als kleine zendingen dienen te worden aangemerkt, dient in deze verordening aan de Commissie de bevoegdheid te worden overgedragen om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het is zaak dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden, inclusief op deskundigenniveau, passend overleg voert.

(14) Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie te letten op een gelijktijdige, tijdige en behoorlijke toezending van relevante documenten aan het Europees Parlement en de Raad.

(15) Voor meer rechtsduidelijkheid en ter bescherming van de belangen van de legitieme handel tegen mogelijk misbruik van de handhavingsbepalingen aan de grenzen is het passend te voorzien in een wijziging van de termijnen voor de vasthouding van vermoedelijk inbreukmakende goederen, van de voorwaarden waaronder de douane informatie over zendingen aan de houders van het recht dient te verstrekken en van de toepassingsvoorwaarden voor de procedure waarbij vernietiging van de goederen onder douanecontrole is toegestaan in geval van vermoede inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten anders dan wegens namaak of piraterij, alsook in een bepaling die de houder van de goederen de gelegenheid biedt zijn standpunt kenbaar te maken voordat de douane een voor hem afwijzend besluit neemt.

(16) Rekening houdende met het voorlopige en preventieve karakter van de door de douaneautoriteiten op dit gebied genomen maatregelen en de tegenstrijdige belangen van de partijen die door de maatregelen worden getroffen, dienen bepaalde aspecten van de procedure te worden aangepast ten behoeve van een vlotte toepassing van de verordening met inachtneming van de rechten van de betrokken partijen. Wat de verschillende kennisgevingen betreft waarin deze verordening voorziet, dienen de douaneautoriteiten derhalve op basis van de documenten inzake de douanebehandeling dan wel de situatie waarin de goederen zich bevinden, de eerst aangewezen persoon in kennis te stellen. De termijnen die in deze verordening voor de noodzakelijke kennisgevingen zijn vastgelegd, dienen te worden gerekend vanaf het tijdstip dat ze door de douaneautoriteiten zijn verzonden, teneinde alle termijnen voor aan de betrokken partijen gezonden kennisgevingen gelijk te trekken. De termijn voor het recht om te worden gehoord voordat een afwijzend besluit wordt genomen, moet drie werkdagen bedragen, gelet op het feit dat de houders van besluiten tot toewijzing van een verzoek om optreden de douaneautoriteiten vrijwillig om optreden hebben verzocht en dat de aangevers of de houders van de goederen zich bewust moeten zijn van de bijzondere situatie van hun goederen wanneer deze onder douanetoezicht zijn geplaatst. In het geval van de specifieke procedure voor kleine zendingen dient die termijn aanzienlijk te worden verlengd, omdat het niet onwaarschijnlijk is dat consumenten hier rechtstreeks bij betrokken zijn en van hen niet dezelfde zorgvuldigheid kan worden verwacht als van marktdeelnemers die vaak douaneformaliteiten vervullen.

(17) Overeenkomstig de door de WTO-ministerconferentie op 14 november 2001 in Doha aangenomen verklaring over de TRIPs-Overeenkomst en de volksgezondheid kan en moet de TRIPs-Overeenkomst worden uitgelegd en uitgevoerd op een wijze die het recht van de WTO-leden om de volksgezondheid te beschermen en met name de toegang tot geneesmiddelen voor iedereen te bevorderen, ten goede komt. Met name ten aanzien van geneesmiddelen waarbij het vervoer over het grondgebied van de Europese Unie, met of zonder overlading, opslag in een entrepot, splitsing van lading dan wel verandering van vervoerwijze of vervoermiddel, slechts een onderdeel vormt van de gehele reis die begint en eindigt buiten het grondgebied van de Unie, dienen de douaneautoriteiten, wanneer het in hoge mate waarschijnlijk is dat deze goederen naar de EU-markt worden afgeleid, hiermee rekening te houden wanneer zij het risico van een inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten beoordelen.

(18) Omwille van efficiency dienen de bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften[12], van toepassing te zijn.

(19) De aansprakelijkheid van de douaneautoriteiten moet worden geregeld bij de wetgeving van de lidstaten, maar de toewijzing van een verzoek om optreden door de douaneautoriteiten mag de houder van dat besluit geen recht op compensatie geven ingeval dergelijke goederen niet door een douanekantoor worden ontdekt en worden vrijgegeven of ingeval er geen maatregelen worden genomen om deze goederen vast te houden.

(20) Aangezien de douaneautoriteiten na een voorafgaand verzoek optreden, is het passend erin te voorzien dat de houder van het besluit tot toewijzing van een verzoek om optreden door de douaneautoriteiten alle door die autoriteiten gemaakte kosten bij het optreden ter handhaving van zijn intellectuele-eigendomsrechten vergoedt. Dit dient voor de houder van het besluit evenwel geen beletsel te vormen om compensatie te vorderen van de inbreukmaker of van andere personen die aansprakelijk kunnen worden gehouden volgens de wetgeving van de betrokken lidstaat. Ten aanzien van kosten en schade opgelopen door andere personen dan de douane als gevolg van een douaneoptreden waarbij goederen op grond van een eis van een derde partij in verband met intellectuele eigendom worden vastgehouden, moet de specifieke wetgeving in elk afzonderlijk geval van toepassing zijn.

(21) Bij de handhaving van de wetgeving inzake intellectueel eigendom door de douane gegevens over besluiten inzake verzoeken om optreden worden uitgewisseld. Deze verwerking van gegevens omvat ook persoonsgegevens, waarvan de verwerking moet geschieden overeenkomstig het EU-recht, zoals met name vastgelegd bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[13] en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[14].

(22) Teneinde uniforme voorwaarden te garanderen bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen betreffende de formulieren inzake het verzoek om optreden van de douaneautoriteiten en het verzoek om verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, dient de uitvoeringsbevoegdheid te worden opgedragen aan de Commissie, namelijk om standaardformulieren vast te stellen.

(23) Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[15]. Hoewel de uit te voeren bepalingen van deze verordening materieel onder het toepassingsgebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek vallen, dienen zij vanwege de aard en de gevolgen van de uitvoeringshandelingen te worden aangenomen volgens de raadplegingsprocedure.

(24) Verordening (EG) nr. 1383/2003 moet worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.           Bij deze verordening worden de voorwaarden en procedures vastgesteld voor optreden door de douaneautoriteiten wanneer er een vermoeden bestaat dat goederen die in het douanegebied van de Unie onder douanetoezicht zijn of hadden moeten zijn geplaatst, inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht.

2.           Deze verordening is niet van toepassing op goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht in het kader van de regeling bijzondere bestemming in de zin van artikel 82 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad.

3.           Deze verordening laat het recht van de lidstaten en van de Unie inzake intellectueel eigendom onverlet.

4.           Deze verordening is niet van toepassing op goederen zonder handelskarakter die zich in de persoonlijke bagage van reizigers bevinden.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1) intellectuele-eigendomsrechten:

(a) een fabrieks- of handelsmerk,

(b) een tekening of model,

(c) een auteursrecht of naburig recht overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat,

(d) een geografische aanduiding,

(e) een octrooi overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat,

(f) een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad[16],

(g) een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad[17],

(h) een communautair kwekersrecht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad[18],

(i) een kwekersrecht overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat,

(j) een topografie van een halfgeleiderproduct overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat,

(k) een gebruiksmodel overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat,

(l) een handelsbenaming voor zover deze wordt beschermd als een exclusief intellectuele-eigendomsrecht overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat,

(m) enig ander recht dat als exclusief intellectuele-eigendomsrecht is vastgelegd overeenkomstig EU-wetgeving;

(2) fabrieks- of handelsmerk:

(a) een Gemeenschapsmerk overeenkomstig Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad[19],

(b) een fabrieks- of handelsmerk dat geregistreerd is in een lidstaat, of in het geval van België, Nederland of Luxemburg, bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom,

(c) een fabrieks- of handelsmerk dat geregistreerd is krachtens internationale overeenkomsten die in een lidstaat van toepassing zijn,

(d) een fabrieks- of handelsmerk dat geregistreerd is krachtens internationale overeenkomsten die in de Unie van toepassing zijn;

(3) tekening of model:

(a) een Gemeenschapsmodel overeenkomstig Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad[20],

(b) een tekening die of model dat in een lidstaat is geregistreerd,

(c) een tekening die of model dat is geregistreerd krachtens internationale overeenkomsten die in een lidstaat van toepassing zijn,

(d) een tekening die of model dat is geregistreerd krachtens internationale overeenkomsten die in de Unie van toepassing zijn;

(4) geografische aanduiding:

(a) een beschermde geografische aanduiding of oorsprongsbenaming van landbouwproducten en levensmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad[21],

(b) een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding van wijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad[22],

(c) een geografische aanduiding van gearomatiseerde wijn overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad[23],

(d) een geografische aanduiding van gedistilleerde dranken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad[24],

(e) een geografische aanduiding van andere producten dan wijn, gedistilleerde dranken, landbouwproducten of levensmiddelen voor zover deze als een exclusief intellectuele-eigendomsrecht is vastgelegd overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat of van de Unie,

(f) een geografische aanduiding zoals bepaald in overeenkomsten tussen de Unie en derde landen en als zodanig in deze overeenkomsten vermeld;

(5) namaakgoederen:

(a) goederen waarmee inbreuk wordt gemaakt op een fabrieks- of handelsmerk en waarop zonder toestemming een fabrieks- of handelsmerk is aangebracht dat identiek is aan het geldig geregistreerde fabrieks- of handelsmerk voor dergelijke goederen of daarvan niet wezenlijk kan worden onderscheiden,

(b) goederen waarmee inbreuk wordt gemaakt op een geografische aanduiding en die een naam of vermelding dragen dan wel met een naam of vermelding worden omschreven die beschermd is wat die geografische aanduiding betreft;

(6) door piraterij verkregen goederen: goederen waarmee inbreuk wordt gemaakt op een auteursrecht, naburig recht, model of tekening, en die kopieën zijn of bevatten die zijn vervaardigd zonder toestemming van de houder van een auteursrecht, naburig recht, model of tekening, ongeacht of deze geregistreerd zijn, dan wel van een door de houder van het recht in het productieland gemachtigd persoon;

(7) goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht: goederen ten aanzien waarvan de douaneautoriteiten over toereikend bewijs beschikken dat het, in de lidstaat waar deze goederen worden aangetroffen, op het eerste gezicht gaat om:

(a) goederen waarmee inbreuk wordt gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht krachtens de wetgeving van de Unie of de betrokken lidstaat,

(b) apparaten, producten of onderdelen waarmee technologie, apparaten of componenten worden ontweken die normaliter dienen ter voorkoming of beperking van door de houder van een auteursrecht of naburig recht niet toegestane handelingen met betrekking tot werken, en waarmee inbreuk wordt gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat,

(c) mallen of matrijzen die specifiek ontworpen of aangepast zijn voor de vervaardiging van goederen die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht voor zover deze mallen of matrijzen inbreuk maken op de rechten van de houder van het recht overeenkomstig de wetgeving van de EU of van de betrokken lidstaat;

(8) verzoek: een verzoek aan de douaneautoriteiten om op te treden in het geval van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht;

(9) nationaal verzoek: een verzoek aan de douaneautoriteiten van een lidstaat om op te treden in die lidstaat;

(10) EU-verzoek: een in één lidstaat ingediend verzoek waarin aan de douaneautoriteiten van die lidstaat en van een of meer andere lidstaten wordt verzocht om op te treden in hun respectieve lidstaten;

(11) aanvrager: de persoon die een verzoek in eigen naam indient;

(12) houder van de goederen: de persoon die de eigenaar is van de goederen, een soortgelijk recht heeft om erover te beschikken, of er fysieke controle over uitoefent;

(13) aangever: de aangever als bedoeld in artikel 4, punt 18, van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

(14) vernietiging: de fysieke vernietiging, de recycling of het uit de handel nemen van goederen, zodanig dat de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, geen schade lijdt;

(15) douanetoezicht: het toezicht door de douaneautoriteiten als bedoeld in artikel 4, punt 13, van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

(16) douanegebied van de Unie: het douanegebied van de Gemeenschap als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92;

(17) vrijgave van de goederen: terbeschikkingstelling door de douaneautoriteiten van goederen voor de doeleinden van de douaneregeling waaronder de goederen worden geplaatst.

Artikel 3

Toepasselijk recht

Onverminderd artikel 8 van Verordening (EG) nr. 864/2007[25] is het recht van de lidstaat waarin de goederen zijn aangetroffen in een van de in artikel 1, lid 1, bedoelde situaties, van toepassing voor de beslissing of het gebruik van die goederen aanleiding geeft tot een vermoeden van inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht dan wel inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht heeft gemaakt.

HOOFDSTUK 1I

VERZOEK OM OPTREDEN VAN DE DOUANEAUTORITEITEN

Afdeling 1

Indiening van een verzoek om optreden

Artikel 4

Personen die gerechtigd zijn tot indiening van een verzoek

1.           De volgende personen zijn gerechtigd om een nationaal of een EU-verzoek in te dienen:

(a)     houders van intellectuele-eigendomsrechten;

(b)     instanties voor het collectieve beheer van intellectuele-eigendomsrechten die officieel zijn erkend als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van auteursrechten of naburige rechten;

(c)     organisaties voor de verdediging van beroepsbelangen die officieel zijn erkend als gerechtigd tot het vertegenwoordigen van houders van intellectuele-eigendomsrechten;

(d)     groeperingen in de zin van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 510/2006, producentengroeperingen in de zin van artikel 118 sexies van Verordening (EG) nr. 1234/2007 of soortgelijke groeperingen van producenten overeenkomstig de EU-wetgeving betreffende geografische aanduidingen, die producenten met een geografische aanduiding vertegenwoordigen, dan wel vertegenwoordigers van dergelijke groeperingen, marktdeelnemers die het recht hebben een geografische aanduiding te gebruiken en controlediensten die bevoegd zijn voor een dergelijke geografische aanduiding.

2.           Behalve de in lid 1 genoemde personen zijn de volgende personen gerechtigd om een nationaal verzoek in te dienen:

(a)     alle andere personen die gemachtigd zijn tot het gebruik van intellectuele-eigendomsrechten;

(b)     producentengroeperingen overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten betreffende geografische aanduidingen, die producenten met een geografische aanduiding vertegenwoordigen dan wel vertegenwoordigers van dergelijke groeperingen, marktdeelnemers die het recht hebben een geografische aanduiding te gebruiken en controlediensten die bevoegd zijn voor een dergelijke geografische aanduiding.

3.           Behalve de in lid 1 genoemde personen is de houder van een exclusieve licentie die voor het douanegebied van de Unie geldt, gerechtigd om een EU-verzoek in te dienen.

4.           Alle personen die gerechtigd zijn een verzoek in te dienen krachtens de leden 1, 2 en 3, moeten een procedure wegens inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten kunnen inleiden in de lidstaat waar de goederen zijn aangetroffen.

Artikel 5

Intellectuele-eigendomsrechten die voorwerp zijn van een EU-verzoek

Een EU-verzoek kan worden ingediend voor alle intellectuele-eigendomsrechten die van toepassing zijn in de gehele Unie.

Artikel 6

Indiening van een verzoek

1.           De in artikel 4 bedoelde personen kunnen door indiening van een verzoek bij de bevoegde douanedienst verzoeken om optreden van de douaneautoriteiten wanneer wordt vermoed dat het gebruik van goederen inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht maakt. Het verzoek wordt gedaan met behulp van het in lid 3 bedoelde formulier.

2.           Elke lidstaat wijst de douanedienst aan die bevoegd is voor het ontvangen en behandelen van verzoeken. De lidstaten stellen de Commissie hiervan in kennis en de Commissie maakt de lijst van de door de lidstaten aangewezen bevoegde douanediensten bekend.

3.           De Commissie stelt een verzoekformulier op door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Met behulp van het formulier kan de aanvrager met name om de volgende informatie worden gevraagd:

(a) bijzonderheden van de aanvrager;

(b) hoedanigheid van de aanvrager als bedoeld in artikel 4;

(c) te verstrekken stukken om ten genoegen van de douanedienst aan te tonen dat de aanvrager gerechtigd is tot het indienen van het verzoek;

(d) de machtiging van een natuurlijke of een rechtspersoon die de aanvrager vertegenwoordigt, overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek wordt ingediend;

(e) het (de) te handhaven intellectuele-eigendomsrecht(en);

(f) in het geval van een EU-verzoek: de lidstaat of de lidstaten waar om optreden van de douane wordt verzocht;

(g) specifieke en technische gegevens van de authentieke goederen, in voorkomend geval met inbegrip van afbeeldingen;

(h) bij het formulier te voegen informatie die de douaneautoriteiten nodig hebben om de betrokken goederen gemakkelijk te herkennen;

(i) alle informatie die relevant kan zijn voor de douaneautoriteiten om het risico van inbreuk op het (de) betrokken intellectuele-eigendomsrecht(en) te analyseren en te beoordelen;

(j) na(a)m(en) en adres(sen) van de vertegenwoordiger(s) van de aanvrager die belast is (zijn) met juridische en technische kwesties;

(k) een verbintenis van de aanvrager om de bevoegde douanedienst in kennis te stellen van situaties als bedoeld in artikel 14;

(l) een verbintenis van de aanvrager om alle informatie die relevant kan zijn voor de douaneautoriteiten om het risico van inbreuk op het (de) betrokken intellectuele-eigendomsrecht(en) te analyseren en te beoordelen, door te sturen en te actualiseren;

(m) een verbintenis van de aanvrager om aansprakelijkheid op zich te nemen krachtens het bepaalde in artikel 26;

(n) een verbintenis van de aanvrager om de in artikel 27 bedoelde kosten te dragen krachtens het bepaalde in dat artikel;

(o) een verbintenis van de aanvrager dat hij ermee instemt dat de door hem verstrekte gegevens door de Commissie worden verwerkt.

4.           Wanneer geautomatiseerde systemen beschikbaar zijn voor de ontvangst en verwerking van verzoeken, moeten deze worden ingediend met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken.

5.           Wanneer een verzoek wordt ingediend nadat de douaneautoriteiten kennis hebben gegeven van de schorsing van de vrijgave of het vasthouden van de goederen krachtens artikel 17, lid 4, dient aan de volgende aanvullende eisen te worden voldaan:

(a)     het verzoek wordt ingediend bij de bevoegde douanedienst binnen vier werkdagen na de kennisgeving van de schorsing van de vrijgave of het vasthouden van de goederen;

(b)     het is een nationaal verzoek;

(c)     het bevat de in lid 3 vereiste gegevens. De aanvrager mag evenwel de in lid 3, onder g) tot i), genoemde bijzonderheden achterwege laten.

Afdeling 2

Besluiten op een verzoek om optreden

Artikel 7

Behandeling van een verzoek

1.           Wanneer de bevoegde douanedienst bij ontvangst van een verzoek van oordeel is dat het niet alle krachtens artikel 6, lid 3, vereiste informatie bevat, verzoekt hij de aanvrager binnen tien werkdagen na toezending van de kennisgeving de ontbrekende informatie te verstrekken.

In dergelijke gevallen wordt de in artikel 8, eerste alinea, bedoelde termijn geschorst totdat de relevante informatie is ontvangen.

2.           Wanneer de aanvrager de ontbrekende informatie niet binnen de in lid 1 bedoelde termijn verstrekt, wijst de bevoegde douanedienst het verzoek af.

3.           De kosten van de administratieve afhandeling van het verzoek worden de aanvrager niet aangerekend.

Artikel 8

Kennisgeving van besluiten waarbij verzoeken om optreden worden toegewezen of afgewezen

De bevoegde douanedienst stelt de aanvrager binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek in kennis van zijn besluit tot toewijzing of afwijzing ervan.

Wanneer de aanvrager echter eerder op de hoogte is gesteld van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen door de douaneautoriteiten, stelt de bevoegde douanedienst de aanvrager binnen één werkdag na ontvangst van het verzoek in kennis van zijn besluit tot toewijzing of afwijzing ervan.

Artikel 9

Besluiten op een verzoek om optreden

1.           Besluiten waarbij een nationaal verzoek wordt toegewezen, besluiten waarbij dergelijk besluiten worden ingetrokken of gewijzigd, en besluiten tot verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, worden in de lidstaat waarin het nationale verzoek werd ingediend, van kracht vanaf de datum van vaststelling.

2.           Besluiten waarbij een EU-verzoek wordt toegewezen, besluiten waarbij dergelijke besluiten worden ingetrokken of gewijzigd, en besluiten tot verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, worden als volgt van kracht:

(a) in de lidstaat waarin het verzoek werd ingediend, vanaf de datum van vaststelling;

(b) in alle andere lidstaten waar om optreden van de douaneautoriteiten is verzocht, vanaf de datum waarop de douaneautoriteiten in kennis zijn gesteld overeenkomstig artikel 13, lid 2, en mits de houder van het besluit aan zijn verplichtingen krachtens artikel 27, lid 3, heeft voldaan.

Artikel 10

Termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden

1.           De bevoegde douanedienst specificeert bij de toewijzing van een verzoek de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden.

Die termijn gaat in op de datum van vaststelling van het besluit waarbij het verzoek wordt toegewezen, en bedraagt maximaal een jaar.

2.           Wanneer een verzoek dat is ingediend nadat de douaneautoriteiten kennis hebben gegeven van de schorsing van de vrijgave of het vasthouden van de goederen krachtens artikel 17, lid 4, niet de artikel 6, lid 3, onder g) tot i), bedoelde bijzonderheden bevat, wordt het uitsluitend toegewezen voor de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van die goederen.

3.           Wanneer een intellectuele-eigendomsrecht verstrijkt of de aanvrager om andere redenen niet meer gerechtigd is om een verzoek in te dienen, treden de douaneautoriteiten niet op. Het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, wordt dienovereenkomstig ingetrokken of gewijzigd door de douaneautoriteiten die dat besluit hebben gegeven.

Artikel 11

Verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden

1.           Na afloop van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, kan de termijn op verzoek van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, mits hij eerst alle bedragen heeft voldaan die hij krachtens deze verordening aan de douaneautoriteiten verschuldigd is, worden verlengd door de douanedienst die het oorspronkelijke besluit heeft genomen.

2.           Wanneer het verzoek tot verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, minder dan 30 dagen voor de vervaldatum van dat besluit ligt, kan de bevoegde douanedienst de verlenging weigeren.

3.           In het verzoek tot verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, worden de eventuele wijzigingen in de krachtens artikel 6, lid 3, verstrekte informatie vermeld.

4.           De bevoegde douanedienst brengt zijn besluit met betrekking tot de verlenging ter kennis van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, binnen 30 werkdagen na ontvangst van het verzoek tot verlenging.

5.           De verlengde termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, gaat in op de datum van vaststelling van het besluit waarbij de verlenging is toegewezen, en bedraagt maximaal een jaar.

Wanneer een intellectuele-eigendomsrecht verstrijkt of de aanvrager om andere redenen niet meer gerechtigd is om een verzoek in te dienen, treden de douaneautoriteiten niet op. Het besluit tot toewijzing van de verlenging wordt dienovereenkomstig ingetrokken of gewijzigd door de douaneautoriteiten die het besluit hebben toegewezen.

6.           De kosten van de administratieve afhandeling van het verzoek tot verlenging worden de houder van het besluit niet aangerekend.

7.           De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen een aanvraagformulier op voor verlenging van de termijn. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 29, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 12

Wijziging van het besluit wat betreft intellectuele-eigendomsrechten

De bevoegde douanedienst die het besluit tot toewijzing van het verzoek heeft vastgesteld, kan op verzoek van de houder van dat besluit het overzicht van intellectuele-eigendomsrechten in dat besluit aanpassen.

In het geval van een besluit waarbij een EU-verzoek is toegewezen, worden wijzigingen die bestaan in het toevoegen van intellectuele-eigendomsrechten, beperkt tot de intellectuele-eigendomsrechten die onder het toepassingsgebied van artikel 5 vallen.

Artikel 13

Verplichtingen tot kennisgeving van de bevoegde douanedienst

1.           De bevoegde douanedienst die een nationaal verzoek heeft ontvangen, zendt de volgende besluiten onmiddellijk na de vaststelling ervan toe aan de douanekantoren van zijn lidstaat:

(a) zijn besluiten waarbij een nationaal verzoek is toegewezen;

(b) zijn besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van een nationaal verzoek worden ingetrokken;

(c) zijn besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van een nationaal verzoek worden gewijzigd;

(d) zijn besluiten waarbij de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, wordt verlengd.

2.           De bevoegde douanedienst die een EU-verzoek heeft ontvangen, zendt de volgende besluiten toe aan de bevoegde douanedienst van de lidstaat of lidstaten die in het EU-verzoek zijn vermeld:

(a) besluiten waarbij een EU-verzoek is toegewezen;

(b) besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van een EU-verzoek worden ingetrokken;

(c) besluiten waarbij besluiten tot toewijzing van een EU-verzoek worden gewijzigd;

(d) besluiten waarbij de verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, wordt toegewezen of afgewezen;

(e) besluiten waarbij het optreden van de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 15, lid 2, wordt geschorst.

De bevoegde douanedienst van de in het EU-verzoek vermelde lidstaat of lidstaten zendt deze besluiten vervolgens onmiddellijk toe aan zijn douanekantoren.

3.           Zodra de in artikel 31, lid 3, bedoelde centrale gegevensbank van de Commissie operationeel is, geschiedt elke gegevensuitwisseling met betrekking tot besluiten inzake verzoeken om optreden, de bijgevoegde documenten en de kennisgevingen tussen de douaneautoriteiten van de lidstaten via die gegevensbank.

Artikel 14

Verplichtingen tot kennisgeving van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen

De houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, stelt de bevoegde douanedienst die dat besluit heeft vastgesteld, in kennis van het volgende:

(a)          een intellectuele-eigendomsrecht vermeld in het verzoek verstrijkt;

(b)          de houder van het besluit is om andere redenen niet meer gerechtigd om het verzoek in te dienen;

(c)          wijzigingen in de krachtens artikel 6, lid 3, vereiste informatie.

Artikel 15

Verzuim van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, om zijn verplichtingen na te komen

1.           Wanneer de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, de door de douaneautoriteiten verstrekte informatie gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin artikel 19 voorziet, kan de bevoegde douanedienst:

(a)     het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, schorsen in de lidstaat waar de informatie werd verstrekt of gebruikt totdat de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, is verstreken;

(b)     weigeren de termijn te verlengen waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden.

2.           De bevoegde douanedienst kan besluiten het optreden van de douaneautoriteiten te schorsen totdat de termijn waarbinnen deze autoriteiten dienen op te treden, is verstreken wanneer de houder van het besluit:

(a)     niet voldoet aan zijn kennisgevingsverplichtingen krachtens artikel 14;

(b)     niet voldoet aan de in artikel 18, lid 2, gestelde eisen inzake het retourneren van monsters;

(c)     niet voldoet aan zijn verplichtingen krachtens artikel 27, leden 1 en 3, inzake kosten en vertaling;

(d)     geen procedure inleidt als bepaald in artikel 20, lid 1, artikel 23, lid 4, of artikel 24, lid 9.

In het geval van een EU-verzoek heeft het besluit tot schorsing van het optreden van de douaneautoriteiten slechts gevolgen in de lidstaat waar een dergelijk besluit is gegeven.

HOOFSTUK III

BEPALINGEN INZAKE HET OPTREDEN VAN DE DOUANEAUTORITEITEN

Afdeling 1

Schorsing van de vrijgave of vasthouding van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht

Artikel 16

Schorsing van de vrijgave of vasthouding van goederen na toewijzing van een verzoek

1.           Wanneer de douaneautoriteiten van een lidstaat goederen aantreffen, in een van de in artikel 1, lid 1, bedoelde situaties, waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht ten aanzien waarvan een besluit tot toewijzing van een verzoek om optreden is gegeven, nemen zij een besluit tot schorsing van de vrijgave van die goederen of tot de vasthouding ervan.

2.           Alvorens te besluiten over de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen, kunnen de douaneautoriteiten de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, vragen om hen alle relevante informatie te verstrekken. Ook kunnen de douaneautoriteiten de houder van het besluit informatie verstrekken over het feitelijke of vermoedelijke aantal artikelen, de aard daarvan, en in voorkomend geval afbeeldingen.

3.           Alvorens te besluiten over de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen, stellen de douaneautoriteiten de aangever of, wanneer de goederen zullen worden vastgehouden, de houder van de goederen in kennis van hun voornemen. De aangever of de houder van de goederen wordt in de gelegenheid gesteld om binnen drie werkdagen nadat deze kennisgeving hem is gedaan, zijn standpunt kenbaar te maken.

4.           Binnen één werkdag na de vaststelling van hun besluit stellen de douaneautoriteiten de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, en de aangever of de houder van de goederen in kennis van hun besluit tot schorsing van de vrijgave of tot vasthouding van de goederen.

De kennisgeving aan de aangever of de houder van de goederen bevat informatie over de juridische gevolgen krachtens artikel 20 wat betreft andere dan nagemaakte of door piraterij verkregen goederen en krachtens artikel 23 wat betreft nagemaakte of door piraterij verkregen goederen.

5.           De douaneautoriteiten stellen de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, en de aangever of de houder van de goederen in kennis van de feitelijke of geschatte hoeveelheid, de feitelijke of vermoedelijke aard en in voorkomend geval afbeeldingen van de goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden.

6.           Wanneer meerdere personen als houder van de goederen worden beschouwd, zijn de douaneautoriteiten niet verplicht om kennis te geven aan meer dan een persoon.

Artikel 17

Schorsing van de vrijgave of vasthouding van goederen zonder toewijzing van een verzoek

1.           Wanneer de douaneautoriteiten tijdens een optreden in een van de in artikel 1, lid 1, bedoelde situaties goederen aantreffen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, kunnen zij de vrijgave van deze goederen schorsen of de goederen vasthouden voordat zij in kennis zijn gesteld van een besluit tot toewijzing van een verzoek met betrekking tot die goederen.

2.           Alvorens te besluiten over de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen, kunnen de douaneautoriteiten, zonder enige andere informatie bekend te maken dan het feitelijke of vermoedelijke aantal artikelen, de aard daarvan en in voorkomend geval afbeeldingen, aan iedere persoon die gerechtigd is om een verzoek in te dienen inzake de vermeende inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, vragen hen alle relevante informatie te verstrekken.

3.           Alvorens te besluiten over de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen, stellen de douaneautoriteiten de aangever of, wanneer de goederen zullen worden vastgehouden, de houder van de goederen in kennis van hun voornemen. De aangever of de houder van de goederen wordt in de gelegenheid gesteld om binnen drie werkdagen nadat deze kennisgeving hem is gedaan, zijn standpunt kenbaar te maken.

4.           Binnen één werkdag na de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen stellen de douaneautoriteiten iedere persoon die gerechtigd is een verzoek in te dienen inzake de vermeende inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten, in kennis van de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen.

5.           Onmiddellijk na de vervulling van alle douaneformaliteiten geven de douaneautoriteiten de goederen vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan in de volgende gevallen:

(a)     wanneer zij binnen één werkdag na de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen geen enkele persoon hebben kunnen identificeren die gerechtigd is een verzoek in te dienen inzake de vermeende inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten;

(b)     wanneer zij geen verzoek hebben ontvangen of afgewezen overeenkomstig artikel 6, lid 5.

Binnen één werkdag na de vaststelling van hun besluit stellen de douaneautoriteiten de aangever of de houder van de goederen in kennis van hun besluit om de vrijgave van de goederen te schorsen of de goederen vast te houden.

6.           Dit artikel is niet van toepassing op aan bederf onderhevige goederen.

Artikel 18

Inspectie en monsterneming van goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden

1.           De douaneautoriteiten stellen de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, en de aangever of de houder van de goederen in de gelegenheid tot inspectie van de goederen waarvan de vrijgave is geschorst of die worden vastgehouden.

2.           De douaneautoriteiten kunnen monsters nemen en de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, op diens verzoek monsters verschaffen, uitsluitend met het oog op analyse en het vergemakkelijken van het verdere verloop van de procedure in verband met nagemaakte of door piraterij verkregen goederen. De analyse van deze monsters wordt verricht onder volledige verantwoordelijkheid van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen.

Wanneer de omstandigheden dat toestaan, worden deze monsters geretourneerd zodra de technische analyse is voltooid en voordat de goederen worden vrijgegeven of de vasthouding ervan wordt beëindigd.

3.           De douaneautoriteiten stellen de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, op diens verzoek in kennis van de namen en adressen van de geadresseerde van de goederen, de afzender, de aangever of de houder van de goederen, mits deze bekend zijn, de douaneregeling en de oorsprong, herkomst en bestemming van de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht.

4.           Iedere lidstaat stelt de voorwaarden vast waaronder de goederen tijdens de schorsing van de vrijgave of de vasthouding worden opgeslagen, met inbegrip van bepalingen inzake de kosten.

Artikel 19

Toegestaan gebruik van bepaalde informatie door de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen

Wanneer de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, de in artikel 18, lid 3, bedoelde informatie heeft ontvangen, mag hij die informatie uitsluitend voor de volgende doeleinden gebruiken:

(a)          om een procedure in te leiden ter vaststelling of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt;

(b)          om vergoeding te vorderen van de inbreukmaker of andere personen wanneer goederen overeenkomstig artikel 20, lid 3, of artikel 23, lid 3, zijn vernietigd.

Afdeling 2

Inleiding van procedures en vervroegde vrijgave van goederen

Artikel 20

Inleiding van procedures

1.           Wanneer van andere dan onder de artikelen 23 en 24 vallende goederen wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, leidt de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, binnen tien werkdagen nadat hem het besluit tot schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding ervan is toegezonden, een procedure in ter vaststelling of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt.

In het geval van aan bederf onderhevige goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, is de in de eerste alinea bedoelde termijn voor het inleiden van een procedure drie werkdagen na toezending van het besluit tot schorsing van de vrijgave of vasthouding van de goederen.

2.           Zodra alle douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen onmiddellijk vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan wanneer zij niet binnen de in lid 1 genoemde termijn door de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, in kennis zijn gesteld van een van de volgende feiten:

(a)     de inleiding van een procedure ter vaststelling of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt;

(b)     een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, en de houder van de goederen om de goederen voor vernietiging af te staan.

3.           In het geval van een in lid 2, onder b), bedoelde overeenkomst om de goederen voor vernietiging af te staan, wordt de vernietiging onder douanetoezicht uitgevoerd op kosten en onder verantwoordelijkheid van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, tenzij anders is bepaald in de wetgeving van de lidstaat waar de goederen worden vernietigd.

4.           De douaneautoriteiten kunnen in passende gevallen, op verzoek van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, de in lid 1, eerste alinea, bedoelde termijn verlengen met maximaal tien werkdagen.

In het geval van aan bederf onderhevige goederen wordt de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn niet verlengd.

Artikel 21

Vervroegde vrijgave van goederen

1.           Wanneer de douaneautoriteiten in kennis zijn gesteld van de inleiding van een procedure ter vaststelling of inbreuk is gemaakt op een recht inzake tekeningen of modellen, een octrooi, een gebruiksmodel of een kwekersrecht, en de in artikel 20 bepaalde periode is verstreken, kan de aangever of de houder van de goederen de douaneautoriteiten verzoeken om de goederen vrij te geven of de vasthouding ervan te beëindigen.

De douaneautoriteiten geven de goederen vrij of beëindigen de vasthouding ervan uitsluitend wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(a)     de aangever of de houder van de goederen heeft een zekerheid gesteld;

(b)     de autoriteit die bevoegd is om vast te stellen of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt, heeft geen toestemming gegeven tot het nemen van conservatoire maatregelen;

(c)     alle douaneformaliteiten zijn vervuld.

2.           De in lid 1, onder a), bedoelde zekerheid wordt gesteld door de aangever of de houder van de goederen binnen tien werkdagen na de datum waarop de douaneautoriteiten het in lid 1 bedoelde verzoek hebben ontvangen.

3.           De douaneautoriteiten stellen de zekerheid vast op een voldoende hoog niveau om de belangen van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, te beschermen.

4.           De zekerheidstelling laat de andere rechtsmiddelen die kunnen worden ingezet door de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, onverlet.

Artikel 22

Verboden douanebestemming en gebruik van voor vernietiging afgestane goederen

1.           Voor vernietiging afgestane goederen krachtens de artikelen 20, 23 of 24 mogen niet:

(a)     in het vrije verkeer worden gebracht;

(b)     buiten het douanegebied van de Unie worden gebracht;

(c)     worden uitgevoerd;

(d)     worden wederuitgevoerd;

(e)     onder een schorsingsregeling worden geplaatst;

(f)      in een vrije zone of een vrij entrepot worden opgeslagen.

2.           De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat de in lid 1 bedoelde goederen onder douanetoezicht worden vervoerd tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Unie met het oog op de vernietiging ervan onder douanecontrole.

Afdeling 3

Nagemaakte of door piraterij verkregen goederen

Artikel 23

Vernietiging en inleiding van procedures

1.           Goederen waarvan wordt vermoed dat ze nagemaakt of door piraterij verkregen zijn, kunnen onder douanecontrole worden vernietigd zonder dat moet worden vastgesteld of er inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de goederen zijn aangetroffen, wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(a) de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, heeft de douaneautoriteiten binnen tien werkdagen of, in het geval van aan bederf onderhevige goederen, binnen drie werkdagen nadat hem het besluit tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan is toegezonden, schriftelijk in kennis gesteld van zijn instemming met de vernietiging van de goederen;

(b) de aangever of de houder van de goederen heeft de douaneautoriteiten binnen tien werkdagen of, in het geval van aan bederf onderhevige goederen, binnen drie werkdagen nadat hem het besluit tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan is toegezonden, schriftelijk in kennis gesteld van zijn instemming met de vernietiging van de goederen.

2.           Wanneer de aangever of de houder van de goederen zijn instemming met vernietiging binnen de in lid 1, onder b), bedoelde termijnen niet heeft bevestigd noch de douaneautoriteiten die tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan hebben besloten, in kennis heeft gesteld van zijn bezwaar tegen vernietiging van de goederen, kunnen de douaneautoriteiten oordelen dat de aangever of de houder van de goederen met de vernietiging instemt.

De douaneautoriteiten stellen de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, dienovereenkomstig in kennis.

Wanneer de aangever of de houder van de goederen bezwaar maakt tegen de vernietiging van de goederen, stellen de douaneautoriteiten de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, in kennis van een dergelijk bezwaar.

3.           De vernietiging wordt onder douanecontrole uitgevoerd op kosten en onder verantwoordelijkheid van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, tenzij anders is bepaald in de wetgeving van de lidstaat waar de goederen worden vernietigd. Voorafgaand aan de vernietiging kunnen monsters worden genomen.

4.           Wanneer er geen sprake is van instemming met de vernietiging, leidt de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, binnen tien werkdagen of, in het geval van aan bederf onderhevige goederen, binnen drie werkdagen nadat hem het besluit tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan is toegezonden, een procedure in ter vaststelling of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt.

De douaneautoriteiten kunnen in passende gevallen, op verzoek van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, de in de eerste alinea bedoelde termijnen verlengen met maximaal tien werkdagen.

In het geval van aan bederf onderhevige goederen worden die termijnen niet verlengd.

5.           Zodra alle douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen onmiddellijk vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan wanneer zij niet door de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, in kennis zijn gesteld van een van de volgende feiten:

(a) diens instemming met de vernietiging binnen de in lid 1, onder a) bedoelde termijnen;

(b) de inleiding van een procedure ter vaststelling of inbreuk is gemaakt op een intellectuele-eigendomsrecht binnen de in lid 4 bedoelde termijn.

Artikel 24

Specifieke procedure voor de vernietiging van goederen in kleine zendingen

1.           Dit artikel heeft betrekking op goederen waarbij aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(a) goederen waarvan wordt vermoed dat ze nagemaakte of door piraterij verkregen goederen zijn;

(b) goederen die niet aan bederf onderhevig zijn;

(c) goederen die voorwerp zijn van een besluit tot toewijzing van een verzoek;

(d) goederen die in kleine zendingen worden vervoerd.

2.           Artikel 16, leden 3, 4, en 5, evenals artikel 18, lid 2, zijn niet van toepassing.

3.           Binnen één werkdag na de vaststelling van het besluit om de vrijgave van de goederen te schorsen of de goederen vast te houden, stellen de douaneautoriteiten de aangever of de houder van de goederen in kennis van het volgende:

(a)     het voornemen van de douaneautoriteiten om de goederen te vernietigen;

(b)     de rechten van de aangever of de houder van de goederen krachtens de leden 4 en 5.

4.           De aangever of de houder van de goederen wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twintig werkdagen nadat hem het besluit tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan is toegezonden, zijn standpunt kenbaar te maken.

5.           De betrokken goederen kunnen worden vernietigd wanneer, binnen twintig werkdagen na toezending van het besluit tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan, de aangever of de houder van de goederen de douaneautoriteiten zijn instemming met de vernietiging heeft bevestigd.

6.           Wanneer de aangever of de houder van de goederen zijn instemming met de vernietiging binnen de in lid 5 bedoelde termijn niet heeft bevestigd noch het douanekantoor dat tot schorsing van de vrijgave van de goederen of tot vasthouding ervan heeft besloten, in kennis heeft gesteld van zijn bezwaar tegen de vernietiging van de goederen, kunnen de douaneautoriteiten oordelen dat de aangever of de houder van de goederen met de vernietiging instemt.

7.           De vernietiging wordt onder douanecontrole en op kosten van de douaneautoriteiten uitgevoerd.

8.           Wanneer de aangever of de houder van de goederen bezwaar maakt tegen de vernietiging van de goederen, stellen de douaneautoriteiten de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, in kennis van een dergelijk bezwaar en van het aantal artikelen, de aard daarvan en in voorkomend geval afbeeldingen.

9.           Zodra alle douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen onmiddellijk vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan wanneer zij niet binnen tien werkdagen na toezending van de in lid 8 bedoelde informatie door de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, in kennis zijn gesteld van de inleiding van een procedure ter vaststelling of inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt.

10.         De Commissie wordt voor de toepassing van dit artikel gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 30 wat betreft de drempelwaarden voor kleine zendingen.

HOOFDSTUK IV

AANSPRAKELIJKHEID, KOSTEN EN BOETES

Artikel 25

Aansprakelijkheid van de douaneautoriteiten

Onverminderd de toepasselijke wetgeving van de lidstaten geeft het besluit tot toewijzing van een verzoek de houder ervan geen recht op compensatie in het geval dat de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, niet door een douanekantoor worden ontdekt en worden vrijgegeven of dat er geen maatregelen worden genomen om deze goederen vast te houden.

Artikel 26

Aansprakelijkheid van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen

Wanneer een krachtens deze verordening naar behoren ingeleide procedure niet wordt voortgezet ingevolge een handeling of verzuim van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, of wanneer achteraf wordt vastgesteld dat de betrokken goederen geen inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, is de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, aansprakelijk jegens de personen die zijn betrokken in een situatie als bedoeld in artikel 1, lid 1, overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar de goederen zijn aangetroffen.

Artikel 27

Kosten

1.           De houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, dient op verzoek van de douaneautoriteiten alle door de douane gemaakte kosten te vergoeden voor het bewaren van de goederen onder douanetoezicht overeenkomstig de artikelen 16 en 17 en voor het vernietigen van de goederen overeenkomstig de artikelen 20 en 23.

2.           Dit artikel laat het recht van de houder van het besluit waarbij het verzoek is toegewezen, om compensatie te vorderen van de inbreukmaker of andere personen overeenkomstig de wetgeving van de lidstaten waar de goederen zijn aangetroffen, onverlet.

3.           De houder van een besluit tot toewijzing van een EU-verzoek draagt zorg voor en betaalt alle noodzakelijke vertalingen voor de douaneautoriteiten die moeten optreden met betrekking tot de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht.

Artikel 28

Administratieve sancties

De lidstaten stellen de voorschriften inzake administratieve sancties voor schending van de bepalingen van deze verordening vast en nemen alle benodigde maatregelen voor de tenuitvoerlegging ervan. De vastgestelde administratieve sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.

De lidstaten delen de Commissie uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening de desbetreffende bepalingen mee en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen die van invloed zijn op deze bepalingen.

HOOFDSTUK V

COMITÉ, DELEGATIE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

Comitéprocedure

1.           De Commissie wordt bijgestaan door het Comité douanewetboek, dat is ingesteld bij de artikelen 247 bis en 248 bis van Verordening (EG) nr. 2913/92 van de Raad. Het betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.           Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 30

Uitoefening van de delegatie

1.           De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2.           De in artikel 24, lid 10, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt verleend voor onbepaalde duur vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

3.           De in artikel 24, lid 10, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.           Wanneer de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.           Een krachtens artikel 24, lid 10, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt met twee maanden verlengd op initiatief van het Europees Parlement of de Raad.

Artikel 31

Uitwisseling van gegevens over besluiten inzake verzoeken om optreden tussen de lidstaten en de Commissie

1.           De bevoegde douanediensten stellen de Commissie in kennis van het onderstaande:

(a)     verzoeken om optreden, met inbegrip van eventuele foto's, afbeeldingen of brochures;

(b)     besluiten tot toewijzing van een verzoek;

(c)     besluiten waarbij de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, wordt verlengd of besluiten waarbij een besluit tot toewijzing van een verzoek wordt ingetrokken of gewijzigd;

(d)     schorsingen van besluiten tot toewijzing van een verzoek.

2.           Onverminderd de bepalingen van artikel 24, onder g), van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad stellen de douaneautoriteiten, wanneer de vrijgave van goederen wordt geschorst of goederen worden vastgehouden, de Commissie in kennis van alle relevante informatie, met inbegrip van bijzonderheden over de goederen, het intellectuele-eigendomsrecht, de procedures en het vervoer.

3.           Alle in de leden 1 en 2 bedoelde informatie wordt opgeslagen in een centrale gegevensbank van de Commissie.

4.           De Commissie stelt de in de leden 1 en 2 bedoelde relevante informatie in elektronische vorm ter beschikking van de douaneautoriteiten van de lidstaten

Artikel 32

Bepalingen inzake gegevensbescherming

1.           De verwerking van persoonsgegevens in de centrale gegevensbank van de Commissie geschiedt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001[26] en onder het toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

2.           De verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten geschiedt in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG[27] en onder het toezicht van de in artikel 28 van die richtlijn bedoelde onafhankelijke toezichthoudende autoriteit van die lidstaat.

Artikel 33

Termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden

De in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad[28] vastgestelde voorschriften inzake termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden zijn van toepassing.

Artikel 34

Wederzijdse administratieve bijstand

De bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 zijn van toepassing.

Artikel 35

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1383/2003 wordt ingetrokken met ingang van XX-XX-20XX.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 36

Overgangsbepalingen

Toegewezen verzoeken om optreden krachtens Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad blijven geldig tijdens de in het besluit tot toewijzing van het verzoek gespecificeerde termijn waarbinnen de douaneautoriteiten dienen op te treden, en worden niet verlengd.

Artikel 37

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 24, leden 1 tot 9, is evenwel met ingang van XX.XX.20XX van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

[1]               Mededeling van de Commissie "Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010) 2020 van 3.3.2010).

[2]               Mededeling van de Commissie van 13 april 2011: Akte voor de interne markt (COM(2011) 206 definitief.

[3]               Resolutie van de Raad van 25 september 2008 betreffende een algemeen Europees plan ter bestrijding van namaak en piraterij (PB C 253 van 4.10.2008, blz. 1).

[4]               Resolutie van de Raad van 16 maart 2009 over het EU-douaneactieplan tegen inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (IER) voor de jaren 2009-2012 (PB C 71 van 25.3.2009, blz. 1).

[5]               Mededeling van de Commissie van 11 november 2010: "Naar een Single Market Act" (COM(2010) 608 definitief/2.

[6]               PB C […] van […], blz. […].

[7]               PB C 253 van 4.10.2008, blz. 1.

[8]               PB L 196 van 2.8.2003, blz. 7.

[9]               PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

[10]             PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

[11]             Resolutie 2008/2133/INI.

[12]             PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1.

[13]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[14]             PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[15]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[16]             PB L 152 van 16.6.2009, blz. 1.

[17]             PB L 198 van 8.8.1996, blz. 30.

[18]             PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1.

[19]             PB L 78 van 24.3.2009, blz. 1.

[20]             PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1.

[21]             PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

[22]             PB L 148 van 6.6.2008, blz. 1.

[23]             PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1.

[24]             PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16.

[25]             PB L 199 van 31.7.2007, blz. 40.

[26]             PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[27]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[28]             PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.