52010DC0657

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE over de monitoring van en rapportering over registratiegegevens van nieuwe personenauto's /* COM/2010/0657 def. */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 10.11.2010

COM(2010) 657 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

over de monitoring van en rapportering over registratiegegevens van nieuwe personenauto's

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

over de monitoring van en rapportering over registratiegegevens van nieuwe personenauto's

1. In LEIDING

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissieprestatienormen voor nieuwe personenauto's in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken,[1] moeten de lidstaten elk jaar bepaalde gegevens over nieuwe personenauto's verzamelen en aan de Commissie meedelen. Aan de hand van deze gegevens zullen de specifieke CO2-emissiedoelstellingen voor de fabrikanten van nieuwe personenauto's worden vastgesteld en kan tevens worden nagegaan of zij de doelstelling ook hebben nageleefd. Om samenhang te garanderen tussen de door de lidstaten meegedeelde gegevens, moeten de regels voor het verzamelen en meedelen van deze gegevens zoveel mogelijk worden geharmoniseerd. Deze mededeling zal samen met Verordening C(2010) 7652 van de Commissie over de monitoring van en rapportering over registratiegegevens van nieuwe personenauto's, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad, het verzamelen, indienen en beoordelen van gegevens vergemakkelijken omdat vermeld wordt hoe de Commissie de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 443/2009 interpreteert en de lidstaten richtsnoeren worden verstrekt over de gegevens die moeten worden ingediend en het formaat waarin. Verdere richtsnoeren zullen eveneens ad hoc worden verstrekt.

2. GEGEVENS

2.1 Gegevensbronnen

De voornaamste gegevensbronnen die de lidstaten moeten gebruiken om de desbetreffende gegevens te verzamelen zijn de certificaten van overeenstemming of, wanneer voor de registratie van een voertuig geen gebruik wordt gemaakt van dergelijke certificaten, het typegoedkeuringsdocument. Omdat dit typegoedkeuringsdocument een serie waarden kan bevatten, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat de gegevens van dit document in overeenstemming zijn met de gegevens van het certificaat van overeenstemming.

Wel moet erop worden gewezen dat het in Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen[2] bedoelde kentekenbewijs niet de plaats van het certificaat van overeenstemming kan innemen. Het kentekenbewijs wordt namelijk pas afgegeven nadat het voertuig is geregistreerd.

2.2 Lijst van fabrikanten

Omdat de gegevens gecontroleerd en geregistreerd moeten worden met betrekking tot de fabrikant, is het van belang dat de fabrikant duidelijk geïdentificeerd[3] kan worden en herkenbaar is aan zijn merk[4]. Omdat de bevoegde autoriteiten de naam van de fabrikant registreren volgens de nationale aanduiding op het certificaat van overeenstemming of het typegoedkeuringsdocument is het echter duidelijk dat er sprake kan zijn van verschillende namen of spellingsvormen.

Om de identificatie van de relevante fabrikanten te harmoniseren zal een gemeenschappelijke lijst van de namen van de fabrikanten en hun desbetreffende WMI (World Manufacturer Identifier)-codes worden opgesteld en dienen de lidstaten overeenkomstig, artikel 8, lid 2, van Verordening C(2010) 7652 voor de registratie uit te gaan van deze lijst. Omdat Verordening (EG) nr. 443/2009 van toepassing is op fabrikanten zowel binnen als buiten de EU, kan echter geen verschil worden gemaakt naargelang van de vestigingsplaats van de fabrikant. Overeenkomstig artikel 7 van Verordening C(2010) 7652 wordt een uitzondering gemaakt indien de gegevens voor een specifiek voertuig berusten op een nationale typegoedkeuring voor een kleine serie of een individuele typegoedkeuring. In die gevallen moeten de lidstaten niet de naam van de fabrikant maar de in dat artikel vermelde benamingen invullen.

Een consequente identificatie van fabrikanten is ook van belang voor groepsvorming (artikel 7 van Verordening (EG) nr. 443/2009), die het fabrikanten mogelijk maakt gemeenschappelijke specifieke emissiedoelstellingen te verwezenlijken. Omdat deze groepen zich in de loop der tijd kunnen wijzigen, moeten gegevens worden verzameld voor alle fabrikanten die deel uit maken van de groep. De gemiddelde specifieke CO2-emissie voor de groep wordt berekend voor de hele EU.

2.3 Vereiste gegevens

De bevoegde instanties in de lidstaten geven alle gegevens door in overeenstemming met bijlage II bij Verordening (EG) nr. 443/2009. Mochten relevante gegevens ontbreken in de bron die als basis werd gebruikt voor de registratie, dan moeten de bevoegde instanties fabrikanten verzoeken deze aan te vullen. Het is de taak van de bevoegde instanties ervoor te zorgen dat alle relevante gegevens voor de registratie aanwezig zijn. Voor voertuigen die onderworpen zijn aan een nationale typegoedkeuring voor kleine series of een individuele typegoedkeuring, is alleen het aantal registraties vereist; de overige informatie is facultatief.

2.4 Rapportering met betrekking tot de registratie van bi- of flexfuelvoertuigen

De invoering op de markt van bi- en flexfuelvoertuigen die naast benzine en diesel op alternatieve brandstoffen kunnen rijden zoals duurzaam E85, biodiesel of waterstof, moet nauwlettend worden gevolgd.

Op grond van Verordening (EG) nr. 443/2009 is monitoring van alle alternatieve brandstoffen die in dergelijke voertuigen worden gebruikt momenteel niet verplicht, onder meer omdat de CO2-emissies nog niet worden gemeten. Wanneer in dergelijke voertuigen ethanol (E85) als brandstof wordt gebruikt, is dat wel het geval. Het is echter duidelijk dat de methode van artikel 6 van die verordening om de CO2-emissie van die brandstof te meten, moet worden verbeterd om de daadwerkelijke specifieke CO2-emissie van dergelijke voertuigen te kunnen weergeven. Om op betrouwbare wijze te kunnen bepalen welke CO2-besparingen bi- of flexfuelvoertuigen die op alternatieve brandstof kunnen rijden, zoals duurzaam E85, biodiesel of waterstof opleveren, moet derhalve een nieuwe methode worden uitgewerkt. De Commissie zal, als onderdeel van de herziening van Verordening (EG) nr. 443/2009, die voor januari 2013 is gepland, een methode opstellen om de feitelijke specifieke CO2-emissie van bi- en flexfuelvoertuigen te kunnen berekenen. Omdat van te voren niet bekend is welke brandstof bi- en flexfuelvoertuigen daadwerkelijk gebruiken, zal bij deze methode rekening moeten worden gehouden met zowel de beschikbaarheid als de kenmerken van de verschillende brandstofsoorten die in de lidstaten worden verkocht.

Gegevens over de brandstofverkoop worden ingediend in het kader van de rapportering op grond van Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG[5]. In afwachting van de invoering van de methode moet Richtlijn 98/70/EG worden aangepast om de lidstaten in staat te stellen de verkoopcijfers voor verschillende soorten alternatieve brandstoffen door te geven, waarbij het er vooral op aankomt geharmoniseerde en nauwkeurige gegevens te verstrekken over de verkoop van E85 dat voldoet aan de duurzaamheidscriteria die uiteengezet zijn in Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG[6], en in Richtlijn 98/70/EG.

3. GEGEVENSTRANSMISSIE

Om te zorgen voor een tijdige en doelmatige communicatie tussen de bevoegde instanties, fabrikanten en de Commissie, wordt aanbevolen dat de bevoegde instanties die overeenkomstig artikel 8, lid 7, van Verordening (EG) nr. 443/2009 zijn aangesteld en verantwoordelijk zijn voor het doorgeven van de gegevens, ten minste twee functionarissen aanstellen als contactpersonen en de Commissie hun naam en contactgegevens doorgeven. Deze contactpersonen dienen zich bij het centrale gegevensarchief (Central Data Repository)[7] aan te melden.

Om te kunnen voldoen aan de rapporteringsverplichtingen op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 443/2009 met betrekking tot het doorgeven van gegevens, moet de lidstaat de Commissie per email naar de functionele mailbox EC-CO2-LDV-IMPLEMENTATION@ec.europa.eu met kopie naar de functionele mailbox CO2-monitoring@eea.europa.eu meedelen wanneer de gegevens naar het centraal gegevensarchief zijn doorgestuurd. De gegevens zullen worden bewaard in een databank die voor de Commissie beheerd zal worden door het Europees Milieuagentschap. De databank dient via het internet toegankelijk te zijn voor het publiek.

Om ervoor te zorgen dat de gegevens tijdig beschikbaar zijn voor fabrikanten, mogen de lidstaten de volledige reeks gegevens voor het eerste kwartaal van elk kalenderjaar beschikbaar stellen zodra deze in voorlopige vorm beschikbaar zijn. De lidstaten dienen deze gegevens in elk geval te valideren en de volledige reeks gegevens vóór 28 februari van elk kalenderjaar door te sturen.

Wanneer voorlopige gegevens binnen de vastgestelde termijn worden ingediend, maakt de Commissie een voorlopige berekening van het aantal nieuwe geregistreerde personenauto's en hun specifieke CO2-emissies in de lidstaten en deelt zij deze cijfers mee aan de betrokken fabrikanten. Deze berekeningen worden echter niet vóór de in artikel 8, lid 5, van Verordening (EG) nr. 443/2009 hiervoor vastgestelde datum bevestigd.

3.1 Formaat

De gegevens moeten worden ingediend als twee afzonderlijke .xml-bestanden, één voor gegevens in verband met de monitoring en het andere voor de volledige reeks van gegevens van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 443/2009. Verdere aanwijzingen voor de .xml-bestanden zullen worden verstrekt in de richtsnoeren die op het internet zullen worden bekendgemaakt.

3.2 Verificatie

Gegevens en .xml-codering kunnen onafhankelijk door elke lidstaat worden geverifieerd. De gegevens worden echter ook in de vorm van een tekstbestand op de CIRCA-website[8] geplaatst dat gebruikt moet worden om de kwaliteit van de gegevens te waarborgen, alvorens deze voor het desbetreffende verslagjaar worden ingediend.

4 . BEREKENING VAN DE GEMIDDELDE EMISSIES

Teneinde rekening te houden met de geleidelijke invoeringspercentages van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 443/2009, voor de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies voor fabrikanten, met inbegrip van de in artikel 11, lid 1, en artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 443/2009 bedoelde fabrikanten, dienen de voertuigen te worden geselecteerd aan de hand van hun specifieke CO2-emissies. Bij de berekening van de gemiddelde specifieke emissies wordt alleen rekening gehouden met voertuigen met de laagste emissies, tot het desbetreffende percentage van artikel 4.

De specifieke emissies dienen, indien van toepassing, te worden verlaagd met het in artikel 6 vermelde percentage en de door de Commissie overeenkomstig artikel 12 goedgekeurde eco-innovatiebesparingen alsmede de specifieke voorschriften die nog moeten worden vastgesteld.

Bij de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies moet rekening worden gehouden met voertuigen die onder de in artikel 5 vermelde categorie vallen.

Meer in het bijzonder, wanneer de Commissie de specifieke emissies bepaalt voor de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies voor de fabrikanten, zal zij de relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 443/2009 in de volgende volgorde toepassen:

Selectie van voertuigen voor de berekening

(a) artikel 6: voor de kalenderjaren tot en met 2015: de CO2-verlaging toepassen voor de specifieke CO2-emissies van personenauto’s die op E85 brandstof kunnen rijden indien een lidstaat voldoet aan de in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 443/2009 vermelde eisen;

(b) artikel 12, in samenhang met de tweede alinea van artikel 13, lid 3: de besparingen als gevolg van eco-innovatie in mindering brengen op de specifieke emissies indien deze gecertificeerd zijn overeenkomstig de door de Commissie nog vast te stellen specifieke voorschriften;

(c) artikel 4: voor de kalenderjaren tot en met 2014: nieuwe personenauto’s voor registratie indelen aan de hand van hun CO2-emissies overeenkomstig punt a) en punt b) waarbij voor de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies alleen rekening wordt gehouden met de laagste waarden, d.w.z. de maximumpercentages overeenkomstig artikel 4, tweede alinea van Verordening (EG) nr. 443/2009;

Berekening van de gemiddelde specifieke CO 2 -emissies

(d) artikel 5: voor de kalenderjaren tot en met 2015 en voor voertuigen met een specifieke CO2-emissie van minder dan 50 g/km, de specifieke CO2-emissie vermenigvuldigen met de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 443/2009 vermelde factor;

(e) artikel 5: voor de kalenderjaren tot en met 2015 en voor voertuigen met een specifieke CO2-emissie van minder dan 50 g/km, de CO2-besparing die het gevolg is van eco-innovatieve technologie in die voertuigen vermenigvuldigen met de relevante in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 443/2009 vermelde factor;

(f) artikel 12, in samenhang met de tweede alinea van artikel 13, lid 3: de besparingen als gevolg van eco-innovatie bepalen door de gemiddelde CO2-besparingen voor een fabrikant te berekenen op basis van de besparingen die vermeld zijn op het certificaat van overeenstemming voor alle geselecteerde personenauto’s van die fabrikant, rekening houdend met punt e). Voor auto’s die niet met innovatieve technologie zijn uitgerust, wordt de CO2-besparing beschouwd als 0 g/km. Wanneer de besparingen als gevolg van eco-innovatieve technologie hoger liggen dan de in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 443/2009 bedoelde waarde, is de in artikel 12, lid 1, vermelde waarde van toepassing;

(g) berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissie rekening houdend met punt d) en met aftrek van de overeenkomstig punt f) vastgestelde waarde.

Voorbeeld - een fabrikant in de volgende situatie:

Aantal registraties | Specifieke CO2-emissie | CO2-emissiebesparing als gevolg van innovatieve technologieën | Superkrediet multiplicator in 2012 |

2 | 45 | 2 | 3,5 |

10 | 51 | 4 | 1 |

53 | 131 | 0 | 1 |

10 | 160 | 10 | 1 |

28 | 200 | 20 | 1 |

bespaart dank zij eco-innovatieve technologieën in

2012: (2*2*3,5 + 10*4) / (2*3,5 + 10 + 53) = 0,7714

2013: (2*2*3,5 + 10*4 + 10*10) / (2*3,5 + 10 + 53 + 10) = 1,925

terwijl zijn specifieke CO2-emissie het volgende bedraagt in

2012: [(2*45*3,5 + 10*51 + 53*131) / 70] – 0,7714 = 110,2

2013: [(2*45*3,5 + 10*51 + 53*131 + 10*160) / 80) – 1,925 = 115,175

4.4 Berekening van de gemiddelde massa

Bij de berekening van de gemiddelde massa om de specifieke emissiedoelstelling te kunnen berekenen aan de hand van de formule in bijlage I voor fabrikanten, houdt de Commissie rekening met alle personenauto’s zonder de bepalingen van artikel 4 en artikel 5 van Verordening (EG) nr. 443/2009 toe te passen.

5. POOLING

Fabrikanten mogen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 443/2009 groepsafspraken maken. In artikel 7, lid 5 en lid 6, zijn twee soorten groepen omschreven. In artikel 7, lid 5, wordt gesproken over open groepen die gevormd worden door alle fabrikanten die al dan niet deel uitmaken van een groep van onderling verbonden fabrikanten. Elke andere fabrikant kan zich aansluiten bij een dergelijke groep indien hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, lid 5.

Groepen die worden gevormd door fabrikanten welke deel uitmaken van onderling verbonden fabrikanten worden gesloten groepen genoemd en vallen onder artikel 7, lid 6. Fabrikanten die deel uitmaken van een groep onderling verbonden fabrikanten moeten voldoen aan afzonderlijke doelstellingen, tenzij ze deel uitmaken van een gesloten groep.

Fabrikanten dienen overeenkomstig artikel 9 van Verordening C(2010) 7652 aan te tonen dat zij voldoen aan de voorwaarden voor het vormen van een gesloten groep en dienen dergelijke informatie in te dienen via de functionele mailbox EC-CO2-LDV-IMPLEMENTATION@ec.europa.eu.

De Commissie zal het jaar waarin kennisgeving werd gedaan van een groep beschouwen als het eerste jaar waarin de regeling inzake groepsvorming van toepassing is. Het laatste jaar waarin de groepsovereenkomst van toepassing is, is het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de beëindiging van de groepsovereenkomst is meegedeeld.

[pic][pic][pic][pic][pic][pic]

[1] PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1.

[2] PB L 138 van 1.6.1999, blz. 57.

[3] Punt 0.5 in het certificaat van overeenstemming en artikel 3, onder c) van Verordening (EG) nr. 443/2009/EG: "fabrikant": de persoon of instantie die tegenover de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuringsprocedure overeenkomstig Richtlijn 2007/46/EG en die instaat voor de overeenstemming van de productie."

[4] Punt 0.1 in het certificaat van overeenstemming en bijlage I van Richtlijn 2007/46/EG: "Merk (firmanaam). Artikel 2, lid 6, van Beschikking 1753/2000/EG: "merk": de handelsnaam van de fabrikant, die vermeld is in het certificaat van overeenstemming en de typegoedkeuringsdocumentatie."

[5] PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

[6] PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

[7] http://cdr.eionet.europa.eu/

[8] http://circa.europa.eu/Members/irc/env/gge_ldv/library