16.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 306/1


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de trans-Atlantische betrekkingen in de luchtvaartsector — Naar een daadwerkelijke convergentie van de regelgeving van de EU en de Noord-Amerikaanse landen (verkennend advies)

2009/C 306/01

Het Tsjechische voorzitterschap van de EU heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité op 15 december 2008 overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag verzocht om een verkennend advies op te stellen over het thema

De trans-Atlantische betrekkingen in de luchtvaartsector – Naar een daadwerkelijke convergentie van de regelgeving van de EU en de Noord-Amerikaanse landen”.

De gespecialiseerde afdeling Vervoer, energie, infrastructuur en informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 20 mei 2009 goedgekeurd. Rapporteur was de heer KRAWCZYK.

Het Comité heeft tijdens zijn 454e zitting van 10 en 11 juni 2009 (vergadering van 11 juni) het volgende advies uitgebracht, dat met 143 stemmen vóór en 3 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies

1.1

Vanuit het oogpunt van het reizigersvervoer is de luchtverbinding tussen de EU en Noord-Amerika veruit de drukste ter wereld. Zij was in 2007 goed voor meer dan 60 miljoen passagiers en meer dan 3,1 miljoen ton vracht. Daarmee is zij verreweg de belangrijkste internationale vliegroute.

1.2

De EU voert met Canada en de VS onderhandelingen over het creëren van een open luchtvaartruimte, die beide partijen volledig vrije toegang tot elkaars luchtvaartmarkt moet geven.

1.3

Op 30 april 2007 heeft de Europese Commissie met de VS een eerste allesomvattende overeenkomst („eerste-faseovereenkomst”) gesloten.

1.3.1

Hoewel de eerste fase van de onderhandelingen met de VS een enorm succes was, werd het voornaamste doel, nl. de totstandbrenging van een open luchtvaartruimte, niet bereikt.

1.4

Op 30 maart 2009 heeft de Raad van ministers van Vervoer groen licht gegeven voor de ondertekening van de overeenkomst met Canada. Op 6 mei 2009 hebben beide partijen tijdens de Europees-Canadese top in Praag ingestemd met de definitieve tekst van deze overeenkomst.

1.4.1

De overeenkomst met Canada is de eerste luchtvaartovereenkomst van de EU waarmee een volledige openstelling van de markten – voor vervoersrechten én investeringen – en tegelijk ook een nooit eerder geziene convergentie en samenwerking op regelgevingsgebied worden gerealiseerd.

1.4.2

Het Comité vindt de sluiting van deze overeenkomst een belangrijke stap voorwaarts, want het gaat hier om de eerste concrete ontwikkeling op het vlak van het externe beleid van de EU waarmee uitvoering wordt gegeven aan de besluiten van de Raad uit 2005.

1.4.3

Het dringt er met klem op aan dat de Europese Commissie in de tweede fase van de onderhandelingen met de VS een vergelijkbaar resultaat tracht te bereiken.

1.5

Overeenkomstig artikel 21 van de eerste-faseovereenkomst zullen in de tweede fase van de onderhandelingen met de VS, die in 2008 van start zijn gegaan, een aantal punten worden behandeld die voor een van beide of voor beide partijen van prioritair belang zijn: verdere liberalisering van de vervoersrechten; extra investeringsmogelijkheden bij de tegenpartij; effect van milieumaatregelen en infrastructuurfactoren op de uitoefening van vervoersrechten; betere toegang tot het door de nationale overheid gefinancierde luchtvervoer; vliegtuigbemanning. De Europese stakeholders verwachten van de tweede onderhandelingsfase een verdere toename van de convergentie op regelgevingsgebied.

1.5.1

Het Comité wijst erop dat de tijd begint te dringen en dat vertegenwoordigers van beide partijen de onderhandelingen dan ook zo spoedig mogelijk dienen te hervatten. Als er in november 2010 geen noemenswaardige vooruitgang is geboekt, kan de EU besluiten om sommige aan Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen toegekende rechten op te schorten.

1.5.2

In het kader van de tweede onderhandelingsfase moet speciale aandacht worden geschonken aan de werkgelegenheidsproblematiek, want de steun van de werknemers is van groot belang. Het Comité hoopt dat het tweede Werkgelegenheidsforum, dat in juni 2009 in Brussel wordt gehouden, concrete aanbevelingen over belangrijke sociale aspecten van de toekomstige open luchtvaartruimte oplevert.

1.5.3

De totstandkoming van een open luchtvaartruimte zal het luchtverkeer tussen de EU en de VS nog doen toenemen, wat nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Het Comité beveelt de Europese Commissie dan ook aan om een strategische milieueffectbeoordeling uit te voeren.

1.6

Het Comité acht het van prioritair belang dat de tweede-faseovereenkomst alle essentiële „ingrediënten” van een open luchtvaartruimte in zich draagt, nl.:

opheffing van alle beperkingen op het gebied van eigendom en controle;

opheffing van alle discriminerende marktpraktijken;

erkenning van het vestigingsrecht, wat grensoverschrijdende fusies, acquisities en de toetreding van nieuwe marktpartijen mogelijk moet maken;

een zo groot mogelijke mate van samenwerking en convergentie op regelgevingsgebied;

opheffing van onnodige ongemakken voor reizigers uit EU-landen als gevolg van buitensporige beveiligingsmaatregelen op Amerikaanse luchthavens.

1.7

Het Comité dringt er bij de Trans-Atlantische Economische Raad op aan om zijn schouders onder de onderhandelingen te zetten door er hoge politieke prioriteit aan toe te kennen en het overleg binnen de Trans-Atlantische Werknemersdialoog, de Trans-Atlantische Milieudialoog en andere onder zijn auspiciën verlopende „dialogen” te stimuleren.

1.8

De luchtvaartovereenkomst met Canada dient model te staan voor de tweede-faseovereenkomst met de VS. De onderhandelingen met Canada hebben immers één ding duidelijk gemaakt: verandering is mogelijk.

2.   Inleiding

2.1

Volgens EUROSTAT-gegevens over het intercontinentale reizigersvervoer via de lucht is de luchtverbinding tussen de EU en Noord-Amerika veruit de drukste vliegroute ter wereld. Zij was in 2007 goed voor meer dan 60 miljoen passagiers (5,6 % meer dan in 2006) en 22,3 % van het totale luchtverkeer tussen de EU en de rest van de wereld.

2.2

Volgens de IATA was de Noord-Atlantische route tussen Noord-Amerika en Europa (incl. Rusland) in 2007 goed voor 57,3 miljoen reizigers, wat neerkomt op een stijging van 7,6 % ten opzichte van 2006. Daarmee is deze vliegroute verreweg de belangrijkste internationale luchtverbinding.

2.3

In 2007 werd tussen Noord-Amerika en Europa meer dan 3,1 miljoen ton vracht vervoerd, waarmee deze vliegroute is uitgegroeid tot een van de drie belangrijkste luchtverbindingen voor vrachtvervoer.

2.4

De redenen van dit succes zijn van geografische, culturele en economische aard. In 2007 namen de EU en de VS samen 40 %van de totale wereldhandel en 60 % van de wereldwijde directe buitenlandse investeringen voor hun rekening. Het lijdt geen twijfel dat de luchtvaart een rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van deze belangrijkste handels- en investeringsrelatie ter wereld. Ook met Canada onderhoudt de EU intensieve economische betrekkingen (de EU is de op één na belangrijkste directe investeerder in Canada).

2.5

De hechte economische betrekkingen tussen de EU en Noord-Amerika worden geschraagd door een nauwe samenwerking op regelgevingsgebied. De in 2007 opgerichte Trans-Atlantische Economische Raad (TEC) vormt een platform op hoog niveau waar de EU en de VS met elkaar overleg voeren over strategische economische aangelegenheden, met als doel hun respectieve regels en voorschriften meer op één lijn te brengen en hun handels- en investeringsbetrekkingen te intensiveren. Momenteel wordt ook met Canada onderhandeld over de sluiting van een alomvattende handelsovereenkomst.

2.6

Tegen de achtergrond van deze samenwerking op economisch en regelgevingsgebied voert de EU met de VS en Canada onderhandelingen over de totstandbrenging van een open luchtvaartruimte. Volgens een in opdracht van de Europese Commissie opgestelde studie (die nog uit de periode vóór de huidige crisis dateert) zou de instelling van een open luchtvaartruimte tussen de EU en de VS in de eerste vijf jaar meer dan 25 miljoen extra passagiers, een besparing van meer dan 15 miljard euro voor de consumenten en zo'n 80 000 nieuwe arbeidsplaatsen opleveren dankzij:

het wegvallen van restricties uit de tijd van de bilaterale luchtvaartovereenkomsten;

betere samenwerking tussen de luchtvaartmaatschappijen als gevolg van de totstandkoming van hechtere allianties;

lagere kosten als gevolg van de toename van de concurrentie.

2.6.1

De totstandkoming van een open luchtvaartruimte zal het luchtverkeer tussen de EU en de VS nog doen toenemen, wat nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu: hogere uitstoot, meer afval en meer lawaaioverlast. Tegen deze en andere milieuvraagstukken zijn in het verleden al maatregelen genomen, zij het zonder veel succes.

2.7

Een open luchtvaartruimte geeft beide partijen volledig vrije toegang tot elkaars luchtvaartmarkt, heft de bestaande beperkingen op buitenlandse investeringen in de sector op, maakt wet-leasing van vliegtuigen onder niet-discriminerende en transparante voorwaarden mogelijk en impliceert een algemeen commitment aan een meer uniforme regelgeving en een harmonisatie van de veiligheids- en milieustandaarden in de sector.

3.   Eerste onderhandelingsfase EU-VS

3.1

De Raad van ministers van Vervoer heeft de Europese Commissie op 5 juni 2003 mandaat verleend om met de VS te onderhandelen over een luchtvaartovereenkomst.

3.2

Op 30 april 2007 heeft de Europese Commissie met de VS een eerste allesomvattende overeenkomst („eerste-faseovereenkomst”) gesloten, die op 30 maart 2008 van kracht is geworden en in de plaats van de bestaande bilaterale overeenkomsten tussen EU-lidstaten en de VS is gekomen.

3.3

Deze overeenkomst omvat de volgende elementen:

3.3.1

Markttoegang

erkenning van het concept „communautaire luchtvaartmaatschappij”, dat luchtvaartmaatschappijen uit de EU het recht geeft om vanaf iedere luchthaven in de EU naar de VS te vliegen;

opheffing van alle restricties op de internationale vliegroutes tussen de EU en de VS;

opheffing van alle prijsrestricties op alle vliegroutes tussen de EU en de VS;

onbeperkte codesharing tussen luchtvaartmaatschappijen uit de EU, de VS en andere derde landen;

verruiming van de mogelijkheden voor Europese luchtvaartmaatschappijen waar het gaat om wet-leasing van vliegtuigen aan Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen voor gebruik op internationale routes tussen de VS en derde landen.

3.3.2

Samenwerking op regelgevingsgebied

beveiliging: toezegging van de VS dat rekening zal worden gehouden met de veiligheidsmaatregelen die de EU al heeft ingevoerd;

veiligheid: procedures voor overleg over veiligheidsaangelegenheden en erkenning van de verantwoordelijkheden van de EU op veiligheidsgebied;

gemengd comité: instelling van een gemengd comité dat zal worden belast met het oplossen van problemen met betrekking tot de interpretatie en implementatie van de overeenkomst, incl. het sociale hoofdstuk;

concurrentie: toezegging dat zal worden gestreefd naar compatibiliteit op het gebied van regelgeving;

staatssteun en subsidies: erkenning dat overheidssubsidies de concurrentie kunnen scheeftrekken; inventarisering van door partijen gemelde problemen door het gemengd comité;

milieu: erkenning van de mogelijkheid dat Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen op routes tussen EU-lidstaten een brandstofbelasting moeten betalen als de betrokken lidstaten gebruik zouden maken van hun recht om de bestaande belastingvrijstelling in te trekken.

3.3.3

Eigendom en controle

Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen: garanties met betrekking tot het toegestane percentage eigendom van EU-ingezetenen, incl. de mogelijkheid om meer dan 50 % van het totale aandelenkapitaal in te brengen; garantie van een eerlijke en vlotte behandeling van transacties in het kader van EU-investeringen in Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen;

Europese luchtvaartmaatschappijen: recht om Amerikaanse investeringen in Europese luchtvaartmaatschappijen te beperken tot 25 % van het stemgerechtigde aandelenkapitaal; toelating in de VS van Europese luchtvaartmaatschappijen die eigendom zijn van of worden gecontroleerd door EU- of ECAA-burgers;

luchtvaartmaatschappijen uit derde landen: eenzijdige acceptatie door de VS van EU-eigendom van en/of EU-controle over luchtvaartmaatschappijen in de EER, de ECAA en 18 Afrikaanse landen.

3.3.4

Overige thema′s

grondafhandeling: klassieke bepalingen met betrekking tot de toegang tot grondafhandelingsdiensten;

zakelijke aspecten: bepalingen met betrekking tot — onder meer — het recht om kantoren te openen en personeel en verkoopagenten in dienst te nemen op het grondgebied van de tegenpartij;

geautomatiseerde boekingssystemen: de VS hebben ingestemd met het opnemen van een bepaling die Europese aanbieders van geautomatiseerde boekingssystemen het recht geeft om deze dienst ook in de VS te verlenen (maar moeten deze verbintenis nog bevestigen in WTO/GATS-verband).

3.4

De eerste-faseovereenkomst was een belangrijke stap op weg naar de totstandkoming van een open luchtvaartruimte. Zij bevatte belangrijke principes voor de samenwerking op regelgevingsgebied, voorzag in de oprichting van een gemengd comité dat toezicht moet uitoefenen op de geboekte vooruitgang, en heeft bijgedragen tot de opheffing van een aantal restricties die de markttoegang beperken.

3.5

Hoewel de eerste onderhandelingsfase een enorm succes was, werd het voornaamste doel, nl. de totstandbrenging van een open luchtvaartruimte, niet bereikt. De overeenkomst is niet evenwichtig op het stuk van markttoegang. Zo krijgen Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen onbeperkte vijfde-vrijheidsrechten in de EU, maar Europese luchtvaartmaatschappijen hebben niet dezelfde rechten in de VS (het concept „vijfde-vrijheidsrechten” houdt in dat een luchtvaartmaatschappij het recht heeft om passagiers naar een luchthaven op het grondgebied van de tegenpartij en vandaar verder naar derde landen te vervoeren). Bovendien zijn sommige marktpraktijken nog steeds in het voordeel van de Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen (b.v. het Fly America-programma). Ook kunnen Amerikaanse investeerders een groter deel van het stemgerechtigde aandelenkapitaal van Europese luchtvaartmaatschappijen (49 %) bezitten dan vice versa (25 %).

3.6

Partijen zijn overeengekomen om de tweede onderhandelingsfase 60 dagen na het van kracht worden van de eerste-faseovereenkomst van start te laten gaan.

4.   Luchtvaartovereenkomst EU-Canada

4.1

Na de sluiting van de eerste-faseovereenkomst met de VS heeft de Raad begin oktober 2007 de Europese Commissie mandaat verleend om onderhandelingen over een luchtvaartovereenkomst met Canada te beginnen. Na vier onderhandelingsrondes heeft de Commissie op 30 november 2008, conform de instructies van de in Quebec gehouden Europees-Canadese Top van staatshoofden en regeringsleiders, een ontwerpovereenkomst geparafeerd. Op 30 maart 2009 heeft de Raad van ministers van Vervoer groen licht gegeven voor de ondertekening van de overeenkomst. Op 6 mei 2009 hebben beide partijen tijdens de Europees-Canadese top in Praag ingestemd met de definitieve tekst van deze overeenkomst.

4.2

De overeenkomst bestaat uit de volgende elementen:

4.2.1

Samenwerking op regelgevingsgebied

één veiligheidscontrole (one-stop-security) en nauwe samenwerking;

krachtig artikel over samenwerking op milieugebied: erkenning van het belang van samenwerking op dit gebied en van het recht van iedere partij om eigen maatregelen te nemen;

uitdrukkelijke verwijzing naar het belang van de sociale problematiek; samenwerking op sociaal gebied via het gemengd comité;

toezichthoudende rol van het gemengd comité;

wederzijdse erkenning van veiligheidsnormen en nauwe samenwerking;

handelsmechanisme dat het mogelijk maakt om maatregelen te nemen in geval van discriminerende praktijken en oneerlijke behandeling.

4.2.2

Vervoersrechten en investeringen: gefaseerde opheffing van restricties op het gebied van vervoersrechten en versoepeling van de regeling inzake investeringen en controle:

eerste fase: alle bestaande beperkingen voor het vliegverkeer tussen de EU en Canada worden opgeheven;

tweede fase: in ruil voor extra vervoersrechten voor Canadese luchtvaartmaatschappijen stelt Canada zijn luchtvaarsector open voor EU-investeringen tot een maximum van 49 % van het aandelenkapitaal;

derde fase: beide partijen stemmen erin toe dat luchtvaartmaatschappijen van de tegenpartij zich op hun grondgebied komen vestigen; bovendien krijgen luchtvaartmaatschappijen het recht om passagiers naar het grondgebied van de tegenpartij en vandaar verder naar derde landen te vervoeren (volledige vijfde-vrijheidsrechten);

vierde fase: luchtvaartmaatschappijen krijgen het recht om voor 100 % eigenaar te zijn van of controle uit te oefenen op luchtvaartmaatschappijen van de tegenpartij; cabotagerecht.

4.3

De overeenkomst met Canada is de eerste EU-overeenkomst waarmee een volledige openstelling van de markten – voor vervoersrechten én investeringen – en tegelijk ook een nooit eerder geziene convergentie en samenwerking op regelgevingsgebied worden gerealiseerd.

4.4

Het Comité vindt de luchtvaartovereenkomst met Canada een belangrijke stap voorwaarts, want het gaat hier om de eerste concrete ontwikkeling op het vlak van het externe beleid van de EU waarmee uitvoering wordt gegeven aan de besluiten van de Raad uit 2005.

4.5

Het dringt er met klem op aan dat de Europese Commissie in de tweede fase van de onderhandelingen met de VS een vergelijkbaar resultaat tracht te bereiken.

5.   Tweede onderhandelingsfase EU-VS

5.1

Overeenkomstig artikel 21 van de eerste-faseovereenkomst zullen in de tweede fase van de onderhandelingen met de VS de volgende punten, die voor een van beide of voor beide partijen van prioritair belang zijn, worden behandeld:

verdere liberalisering van de vervoersrechten;

extra investeringsmogelijkheden bij de tegenpartij;

effect van milieumaatregelen en infrastructuurfactoren op de uitoefening van vervoersrechten;

betere toegang tot het door de nationale overheid gefinancierde luchtvervoer;

vliegtuigbemanning.

5.2

Uit de resultaten van de raadpleging is gebleken dat de Europese stakeholders van deze tweede onderhandelingsfase een verdere toename van de convergentie op regelgevingsgebied verwachten.

5.3

Het is mogelijk dat in deze tweede fase verdere afspraken worden gemaakt op de in de eerste-faseovereenkomst genoemde samenwerkingsterreinen:

beveiliging: er moet naar een volledige wederzijdse erkenning van elkaars beveiligingsmaatregelen worden toegewerkt;

veiligheid: de EU en de VS hebben overeenstemming bereikt over een ontwerpovereenkomst, maar de werkzaamheden konden nog niet worden afgerond als gevolg van Amerikaanse reserves ten aanzien van buitenlandse reparatiecentra en de tarieven- en vergoedingenregeling van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart;

milieu: de standpunten op milieugebied moeten nog beter op elkaar worden afgestemd;

concurrentie: op het vlak van de concurrentieproblematiek moet beslist nog meer vooruitgang worden geboekt, maar dit zou weleens moeilijk kunnen zijn door het feit dat de EU en de VS er uiteenlopende procedures op nahouden;

gemengd comité: in het licht van de ervaringen met de eerste-faseovereenkomst dient het gemengd comité meer bevoegdheden op regelgevingsgebied te krijgen, net name ten aanzien van zakelijke aspecten en de problematiek rond staatssteun en subsidies.

6.   Werkgelegenheidsaspecten

6.1

In het kader van de tweede onderhandelingsfase moet speciale aandacht worden geschonken aan de werkgelegenheidsproblematiek. Zo pleit het Comité ervoor om de resultaten van het succesvolle EU-US Aviation Forum on Liberalization and Labor: Past, Present and Future, dat in december 2008 in Washington DC heeft plaatsgehad, verder uit te werken en er zo veel mogelijk rekening mee te houden op gebieden als collectieve arbeidsovereenkomsten, individuele rechten met betrekking tot contracten, arbeidstijd, beroepsopleiding, sociale voorzieningen en vakbondsaangelegenheden.

6.2

Het Comité hoopt dat het tweede Werkgelegenheidsforum, dat in juni 2009 in Brussel wordt gehouden, concrete aanbevelingen over belangrijke sociale aspecten van de toekomstige open luchtvaartruimte oplevert. Het wijst erop dat de steun van de werknemers van groot belang is voor een succesvolle uitvoering van de tweede-faseovereenkomst.

6.3

De Trans-Atlantische Werknemersdialoog (TALD) moet een plaats krijgen in de tweede fase van de onderhandelingen. In zijn advies Trans-Atlantische betrekkingen: een grotere rol voor het maatschappelijk middenveld  (1) pleit het Comité met klem voor het weer opstarten van de Trans-Atlantische Werknemersdialoog als onderdeel van de geïnstitutionaliseerde dialoog tussen de EU en de VS. Het beveelt ook aan om de Trans-Atlantische Werknemersdialoog en de Trans-Atlantische Milieudialoog (TAED) te integreren in de adviesgroep van de Trans-Atlantische Economische Raad (TEC).

7.   Tijdschema voor de onderhandelingen

7.1

In de eerste-faseovereenkomst is voor de tweede onderhandelingsfase het volgende tijdschema vastgelegd:

fase 1 (mei 2008 – maart 2009): start van de onderhandelingen;

fase 2 (maart 2009 – november 2010): uitwerking van een functioneel besluit van de Amerikaanse regering over de mogelijke opschorting van rechten;

fase 3 (november 2010 – maart 2012): besluit over de mogelijke opschorting van vervoersrechten – mogelijke implementatie in maart 2012.

7.2

Als er in november 2010 geen noemenswaardige vooruitgang is geboekt, kan de EU besluiten om sommige aan Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen toegekende rechten op te schorten. Het Comité wijst erop dat de tijd begint te dringen en dat vertegenwoordigers van beide partijen de onderhandelingen dan ook zo spoedig als praktisch mogelijk is dienen te hervatten.

8.   EESC-prioriteiten voor de tweede-faseovereenkomst

8.1

De tweede-faseovereenkomst dient alle essentiële „ingrediënten” van een open luchtvaartruimte in zich te dragen:

opheffing van alle beperkingen op het gebied van eigendom en controle, wat volledig in de lijn zou liggen van de in april 2007 op de Europees-Amerikaanse Top gesloten kaderovereenkomst, waarin wordt opgeroepen tot het wegwerken van onnodige investeringsbarrières tussen de EU en de VS;

opheffing van alle discriminerende marktpraktijken, met name het Fly America-programma;

erkenning van het vestigingsrecht, wat grensoverschrijdende fusies, acquisities en de toetreding van nieuwe marktpartijen mogelijk moet maken;

een zo groot mogelijke mate van samenwerking en convergentie op regelgevingsgebied;

oplossing van werkgelegenheidskwesties die voortvloeien uit de implementatie van de eerste-faseovereenkomst;

opheffing van onnodige ongemakken voor reizigers uit EU-landen als gevolg van buitensporige beveiligingsmaatregelen op Amerikaanse luchthavens.

8.2

De uitermate belangrijke onderhandelingen over de tweede-faseovereenkomst dienen alle aandacht te krijgen, ook binnen de Trans-Atlantische Economische Raad. Het Comité dringt er bij de TEC op aan om zijn schouders onder deze onderhandelingen te zetten door er hoge politieke prioriteit aan toe te kennen en het overleg binnen de TALD en andere onder auspiciën van de TEC verlopende „dialogen” te stimuleren.

8.3

Het Comité beveelt de Europese Commissie aan om aan het begin van de tweede onderhandelingsfase een strategische milieueffectbeoordeling uit te voeren. Een dergelijke analyse, waarbij potentiële nadelige milieueffecten in kaart worden gebracht, stelt de onderhandelaars in staat om milieuschade te voorkomen of tot een minimum te beperken.

8.4

De luchtvaartovereenkomst met Canada dient model te staan voor de tweede-faseovereenkomst met de VS. De onderhandelingen met Canada hebben immers één ding duidelijk gemaakt: verandering is mogelijk.

8.5

Een succesvolle implementatie van de overeenkomst met Canada en een succesvolle afronding van de tweede fase van de onderhandelingen met de VS kunnen een positief effect hebben op latere onderhandelingen over luchtvaartaangelegenheden tussen de EU en de landen in Latijns-Amerika.

9.   Internationale aspecten van de overeenkomst met de VS

9.1

Gezien het belang van de respectieve markten kan de overeenkomst tussen de EU en de VS leiden tot een nieuw „post-Chicago”-tijdperk in de luchtvaart.

9.2

Door de vorming van een „oase” van regelgevingsconvergentie en openheid – ook voor nieuwkomers – kan de overeenkomst tussen de EU en de VS in de plaats komen van de in 1944 gesloten Conventie van Chicago. Zij kan ook als voorbeeld dienen voor andere gelijkgestemde landen en zal deze er misschien toe brengen om hun eigen beleid te herzien in het licht van de beginselen van de overeenkomst tussen de EU en de VS.

Gedaan te Brussel, 11 juni 2009.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  PB C 228 van 22.9.2009, blz. 32.