52008DC0513

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Het Europese culturele erfgoed met muisklik : vooruitgang bij de digitalisering en online toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring in de EU [SEC(2008)2372] /* COM/2008/0513 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 11.8.2008

COM(2008) 513 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITE VAN DE REGIO’S

Het Europese culturele erfgoed met muisklik Vooruitgang bij de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring in de EU [SEC(2008)2372]

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITE VAN DE REGIO’S

Het Europese culturele erfgoed met muisklik Vooruitgang bij de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring in de EU

ACHTERGROND EN DOEL VAN DEZE MEDEDELING

Europese bibliotheken, archieven, musea en audiovisuele archieven bezitten uitgebreide en rijke collecties die de geschiedenis en de culturele diversiteit van Europa vertegenwoordigen. Door ze toegankelijk te maken op het internet kan de Europese burger deze collecties raadplegen en gebruiken voor werk, studie of amusement.

In september 2005 is de Europese Commissie gestart met het initiatief “digitale bibliotheken” dat beoogt het Europese culturele en wetenschappelijke erfgoed online toegankelijk te maken[1]. Het initiatief, dat deel uitmaakt van de i2010-strategie van de Commissie voor de informatiemaatschappij, kreeg veel steun van het Europees Parlement[2] en de Raad.

Met dit initiatief wordt steun verleend voor de ontwikkeling van Europeana – de Europese digitale bibliotheek – en wordt bijgedragen aan de verbetering van de voorwaarden voor de online-toegankelijkheid van boeken, kranten, films, kaarten, foto’s en archiefdocumenten van Europese culturele instellingen. In de Aanbeveling van de Commissie van 2006 betreffende de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring[3], en de desbetreffende conclusies van de Raad[4] werden prioritaire gebieden vastgesteld waarop de lidstaten actie moeten ondernemen.

In deze mededeling wordt een overzicht gegeven van de vooruitgang die is geboekt bij de oprichting van een Europese digitale bibliotheek alsmede de acties die de lidstaten hebben ondernomen om een oplossing te vinden voor organisatorische, financiële, technische en juridische vraagstukken die van wezenlijk belang zijn om cultureel materiaal beschikbaar te stellen op het internet. De lidstaten en belanghebbenden wordt gevraagd meer te doen om ons gemeenschappelijk erfgoed toegankelijker te maken. Voorts bevestigt de Commissie haar inzet om deze doelstelling te steunen door middel van beleid en financieringsprogramma’s.

EUROPEANA , EEN GEMEENSCHAPPELIJK TOEGANGSPUNT TOT HET EUROPESE CULTURELE ERFGOED

Huidige stand van zaken

De Commissie heeft de Europese culturele instellingen gevraagd de handen in elkaar te slaan en samen te werken aan de oprichting van een gemeenschappelijk meertalig toegangspunt tot gedigitaliseerde bronnen in Europa. Dit Europese digitale toegangspunt tot bibliotheken, archieven en musea kreeg de naam Europeana .

Gebruikers kunnen toegang krijgen tot Europeana om gedigitaliseerd materiaal afkomstig van musea, bibliotheken en audiovisuele archieven uit heel Europa te onderzoeken en te combineren, zonder dat ze de afzonderlijke sites hoeven te bezoeken. Zij krijgen rechtstreekse toegang tot gedigitaliseerde boeken, kranten, gearchiveerde documenten en audiovisuele dossiers en kunnen deze raadplegen of gebruiken voor studie, werk of amusement.

Vorig jaar werden verschillende belangrijke stappen genomen met het oog op de oprichting van Europeana , zowel vanuit organisatorisch als operationeel oogpunt. Op 8 november 2007 werd de Stichting voor de Europese digitale bibliotheek opgericht, hetgeen bewijst dat de verschillende culturele sectoren zich willen inzetten om dit doel te verwezenlijken. De oprichtende leden zijn Europese verenigingen van bibliotheken, archieven, musea en audiovisuele archieven alsmede een aantal aparte grote culturele instellingen. De Nederlandse Koninklijke Bibliotheek draagt zorg voor de operationele structuur die Europeana ondersteunt.

De ontwikkeling van Europeana komt aardig op gang. Er wordt voortgebouwd op de resultaten van bestaande projecten en initiatieven en er is ondersteuning door een reeks nieuwe projecten die medegefinancierd worden in het kader van het e Content plus -programma. Doel van deze werkzaamheden is de start van een eerste prototype in november 2008. Hiermee kan rechtstreeks toegang worden verleend via een meertalige interface tot ten minste 2 miljoen objecten van culturele instellingen in Europa, zodat het potentieel van het concept kan worden getoond. In februari 2008 werd een demosite op het net gezet, waar men terecht kan met opmerkingen.[5]

Verdere ontwikkeling van Europeana

De komende twee jaar zal het prototype worden ontwikkeld tot een volledig operationele dienst. Dit betekent in de eerste plaats dat meer inhoud van verschillende soorten culturele instellingen zal worden toegevoegd. Tegen 2010 zal het aantal digitale objecten die toegankelijk zijn via Europeana waarschijnlijk de oorspronkelijk voorziene 6 miljoen overschrijden.

Aanvankelijk zal het materiaal dat toegankelijk wordt via Europeana hoofdzakelijk afkomstig zijn uit het publieke domein. Een van de voornaamste problemen is hoe materiaal moet worden opgenomen waarop nog auteursrechten rusten omdat men wil voorkomen dat een situatie ontstaat waarin veel cultureel materiaal uit de periode vóór 1900 toegankelijk is op het web maar zeer weinig materiaal uit het meer recente verleden. Dit vergt een goede samenwerking tussen culturele instellingen en houders van rechten. Deze samenwerking kan vorm worden gegeven door overeenkomsten tussen nationale culturele instellingen en houders van rechten of door middel van links op Europeana naar sites van de houders van rechten.

Bij de verdere ontwikkeling van Europeana zal ook een oplossing moeten worden gevonden voor meertalige opzoekingen en opvragingen alsmede voor de integratie van samenwerkingstools.

Het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité hebben benadrukt dat de Europese Digitale bibliotheek bekendheid moet worden gegeven bij het publiek en dat hiertoe de nodige maatregelen moeten worden genomen. De Commissie zal Europeana actief bevorderen en stelt reeds middelen ter beschikking om deze dienst bekend te maken via het e Content plus- programma. Ook de lidstaten en culturele instellingen kunnen hun steentje bijdragen om Europeana meer bekendheid te geven bij een breder publiek.

Voorts kunnen de lidstaten een bijdrage leveren door de Stichting voor de Europese digitale bibliotheek rechtstreeks te sponsoren als geassocieerde partners, naast hun inspanningen om de relevante onderdelen van Aanbeveling 2006/585/EG en de desbetreffende conclusies van de Raad volledig uit te voeren.

TENUITVOERLEGGING VAN AANBEVELING 2006/585/EG DOOR DE LIDSTATEN

Toezicht op de tenuitvoerlegging van de aanbeveling en de desbetreffende conclusies van de Raad

In haar aanbeveling van 2006 over de digitalisering en online-toegankelijkheid van cultureel materiaal en digitale bewaring heeft de Commissie er bij de lidstaten op aangedrongen actie te ondernemen op een aantal belangrijke gebieden en in februari 2008 verslag uit te brengen over de vooruitgang ter zake. Op 13 november 2006 hechtten de voor cultuur bevoegde ministers hun goedkeuring aan conclusies van de Raad waarmee ze getuigden van de bereidheid van de lidstaten om samen te werken bij deze vraagstukken. In de conclusies werd ook een tijdschema opgesteld voor de maatregelen die moeten worden genomen.

Naar aanleiding van een suggestie van de Raad richtte de Commissie een deskundigengroep op voor de digitalisering en digitale bewaring, die in de plaats kwam van een bestaande intergouvernementele groep die zich bezig houdt met digitalisering. De nieuwe groep kwam in 2007 tweemaal bijeen om verslag uit te brengen over de vorderingen op de relevante gebieden en ervaringen uit te wisselen die in de lidstaten waren opgedaan.

Onderstaande opmerkingen over de vorderingen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op verslagen die de lidstaten in februari/maart 2008 hebben ingediend.

Vooruitgang bij de digitalisering (punten 1-4 van de aanbeveling)

- Overzichten van de digitaliseringsactiviteiten

Overzichten van gedigitaliseerd materiaal zijn van wezenlijk belang om dubbel werk te vermijden en complementariteit tot stand te brengen tussen digitaliseringsactiviteiten. Sedert 2005 stellen de meeste lidstaten dergelijke overzichten op, zij het in verschillende vorm. Een paar landen hebben registers opgesteld van gedigitaliseerde collecties, die in sommige gevallen gesteund wordt door wetgeving, bijv. Slovenië.

In andere landen fungeren de nationale portaalsites als voornaamste referentiepunt. Verschillende lidstaten maken in deze context melding van het MICHAEL-project dat beschrijvingen geeft van en links verschaft naar gedigitaliseerde collecties in heel Europa. De ontwikkeling van Europeana zal ook leiden tot een meer gedetailleerd overzicht van gedigitaliseerde bronnen.

In de NUMERIC-studie, die door de Commissie werd gefinancierd, worden methoden onderzocht om in de toekomst meer betrouwbare cijfers te verkrijgen over digitalisering zodat de planning van verdere digitaliseringsinspanningen kan worden vergemakkelijkt. De resultaten van een eerste Europees onderzoek zullen begin 2009 beschikbaar zijn.

Ondanks de hierboven beschreven inspanningen worden de bestaande overzichten niet systematisch gebruikt als instrument om prioriteiten te bepalen voor het digitaliseringsbeleid. Overzichten en onderzoeken in de lidstaten tonen bovendien aan dat veel van het gedigitaliseerde materiaal nog niet beschikbaar is op het web zodat het gebruik ervan beperkt is.

- Plannen voor digitalisering en hieraan verbonden financiële middelen

Door kwantitatieve doelstellingen voor digitalisering zullen de activiteiten geconcentreerd kunnen worden en kan worden bijgedragen aan de doelmatigheid van digitalisering in Europa.

De meeste lidstaten hebben strategieën en plannen voor digitalisering, vaak als onderdeel van bredere strategieën voor de informatiemaatschappij. Andere werken nog aan dergelijke plannen. Op een paar uitzonderingen na, bevatten deze strategieën en plannen geen duidelijke streefcijfers voor digitalisering zoals is aangegeven in de aanbeveling en de desbetreffende conclusies van de Raad. Het vaststellen van streefcijfers en de hieraan gekoppelde financiële planning is een gebied waarop de lidstaten zich meer inspanningen moeten getroosten.

De financiering van digitalisering is een belangrijk punt. De afgelopen paar jaar hebben verschillende lidstaten belangrijke nieuwe middelen toegewezen aan digitalisering waarmee miljoenen nieuwe objecten gedigitaliseerd kunnen worden.

Tussen 2003 en 2007 verleende Griekenland steun aan 180 verschillende digitaliseringsprojecten van musea, bibliotheken en archieven, waarmee in totaal 100 miljoen euro was gemoeid. In het kader van de nationale digitale strategie van Griekenland is een soortgelijk bedrag gereserveerd voor digitalisering.

Nederland heeft 90 miljoen euro toegewezen voor de digitalisering van audiovisuele archieven voor de periode 2007-2014.

Andere lidstaten waren minder ambitieus. Soms is het beeld niet helder, omdat begrotingen voor digitalisering gefragmenteerd zijn en “verborgen” zitten in de begrotingen van culturele instellingen.

In verschillende gevallen (bijv. Litouwen en Finland) worden middelen van het Europese Structuurfonds gebruikt om digitalisering te financieren. Lidstaten en regio’s zouden deze methode om digitaliseringsprojecten te financieren verder kunnen onderzoeken.

- Publiek-private partnerschappen voor digitalisering

Digitalisering zou bijvoorbeeld gefinancierd kunnen worden door privésponsoring of partnerschappen tussen de overheid en particuliere partners. Particuliere ondernemingen zijn in verschillende lidstaten al betrokken bij digitaliseringsactiviteiten, zij het in veel gevallen alleen als dienstverleners. Er zijn ook verschillende voorbeelden van echte publiek-private partnerschappen of privésponsoring van digitalisering, bijvoorbeeld door technologiebedrijven, banken en telecomondernemingen.

Deze voorbeelden zouden lidstaten kunnen inspireren om soortgelijke partnerschappen tot stand te brengen en culturele instellingen en particuliere sponsors kunnen aanmoedigen om manieren te vinden om samen te werken, rekening houdend met de richtsnoeren ter zake van de Groep op hoog niveau inzake digitale bibliotheken.

- Grootschalige digitaliseringfaciliteiten

Om het Europese culturele erfgoed online te brengen zullen het tempo van en de capaciteit voor digitalisering moeten worden verhoogd. Verschillende lidstaten hebben bericht over digitaliseringscentra die zijn opgericht in verschillende vormen en met uiteenlopende omvang. Sommige zijn gekoppeld aan een universiteit (Duitsland), een nationale bibliotheek (Finland, Frankrijk, Nederland), een archief (Zweden, Griekenland), een audiovisueel archief (Frankrijk) een ministerie (Italië) of een particuliere firma (Hongarije). Over het algemeen verwachten de lidstaten de komende jaren dat het tempo van de digitalisering sterk zal toenemen.

Om deze activiteiten te steunen, levert de Commissie een financiële bijdrage aan een netwerk van kenniscentra voor digitalisering van verschillende soorten materiaal in Europa (zie deel 5).

Bovendien is het Publicatiebureau van de EU bezig met een groot digitaliseringsproject waarmee tegen oktober 2009 ongeveer 130.000 publicaties gedigitaliseerd zullen zijn. Deze digitale bibliotheek van alle EU-publicaties sedert 1952 zal toegankelijk zijn via de EU-boekhandel/website en uiteindelijk ook via Europeana.

Vooruitgang bij online-toegankelijkheid (punten 5 en 6 van de aanbeveling)

- Toegang tot inhoud via Europeana

Lidstaten kunnen bijdragen aan het welslagen van Europeana door culturele instellingen aan te moedigen om hun gedigitaliseerd materiaal toe te voegen. Zij kunnen dit doen met behulp van specifieke financieringsvoorwaarden voor digitalisering, een aanpak waarvoor werd gekozen in Spanje en Nederland.

Dertien lidstaten verklaarden dat zij nationale portalen hebben opgezet of hiermee bezig zijn. Dergelijke portalen kunnen als verzamelpunten fungeren voor het gemeenschappelijk Europees toegangspunt mits de juiste normen worden toegepast.

De meeste lidstaten brengen verslag uit over de lopende werkzaamheden in verband met de normen die nodig zijn voor interoperabiliteit in heel Europa. Ook hier zouden financieringsvoorwaarden weer een rol kunnen spelen, zoals in Nederland het geval is. Het EDL- en het Minervaproject worden genoemd als belangrijke referentiepunten voor standaardiseringswerkzaamheden.

In sommige lidstaten wordt actie ondernomen om inhoudeigenaren bij werkzaamheden te betrekken en zo de beschikbaarheid van door auteursrechten beschermde werken te vergemakkelijken. Voorbeelden zijn een overeenkomst tussen de nationale bibliotheek en de nationale vereniging van uitgevers in Frankrijk in de context van Gallica 2, activiteiten in verband met het "Libreka!"-portaal dat is opgezet door Duitse uitgevers en een overeenkomst tussen de overheid en een uitgeverij in Italië.

- Verweesde werken

Verweesde werken zijn werken waarop auteursrechten rusten maar waarvan de eigenaar moeilijk of zelfs onmogelijk te achterhalen is. Hierdoor ontstaan problemen bij de vereffening van rechten voor digitalisering en voor de online-toegankelijkheid van materiaal.

Finland, Zweden, Denemarken en Hongarije hebben mechanismen waarbij verlengde collectieve rechten kunnen worden verleend in het geval van verweesde werken. Zowel Denemarken als Hongarije zijn bezig met een wijziging van de wetgeving en willen een sterker mechanisme invoeren in geval van verweesde werken. Ook Duitsland bereidt wetgeving voor om de auteursrechten breder aan te passen.

Ondanks deze voorbeelden wordt in de praktijk over het algemeen weinig voortgang geboekt. In de meeste gevallen wordt deze kwestie nog besproken, vaak in werkgroepen die zich bezighouden met verweesde werken samen met andere vraagstukken in verband met auteursrechten op het gebied van digitale bibliotheken. Een aantal lidstaten zou graag een oplossing of richtsnoeren op Europees niveau zien.

Uit de verslagen blijkt niet dat er in de meeste lidstaten veel werk is verricht op het gebied van databases van verweesde werken. Acties op Europees niveau zoals het ARROW-project, waarbij houders van rechten en culturele instellingen zich gezamenlijk bezighouden met de oprichting van databases van verweesde werken, zouden moeten worden gesteund door nationale inspanningen.

Over de hele linie zijn meer inspanningen van de lidstaten nodig op het gebied van verweesde werken.

- Werken die niet meer worden uitgegeven of gedistribueerd

De kosten voor de vereffening van rechten voor het digitaliseren en online zetten van werken die niet meer worden uitgegeven of gedistribueerd, kunnen zeer hoog oplopen. Om de vereffening van rechten te vergemakkelijken, moeten houders van rechten, culturele instellingen en organisaties die werken verzamelen, samenwerken. De lidstaten kunnen een bijdrage leveren door een platform te verschaffen voor deze samenwerking.

Hoewel er voorbeelden bestaan van culturele instellingen – met name in de audiovisuele sector - die toestemming hebben verkregen van houders van rechten voor de digitalisering en toegankelijkheid van hun collecties, zijn de lidstaten nauwelijks actief op dit gebied.

Wanneer rechten worden vereffend voor werken die niet meer gedrukt of gedistribueerd worden, is het van wezenlijk belang dat culturele instellingen de rechten verwerven om dit materiaal beschikbaar te stellen over nationale grenzen heen. Een aanpak die de toegang tot gedigitaliseerd materiaal beperkt tot gebruikers binnen een specifiek nationaal gebied, druist in tegen het basisidee van een Europese digitale bibliotheek.

- Belemmeringen voor het gebruik van werken in het publieke domein

Bepalingen in de nationale wetgeving kunnen belemmeringen bevatten voor het gebruik van werken in het publieke domein. Deze belemmeringen kunnen de toegankelijkheid en het gebruik van het materiaal, bijvoorbeeld via Europeana, beperken.

Deze kwestie komt in de verslagen van slechts een klein aantal lidstaten aan bod. De geringe respons op dit specifieke gebied lijkt erop te wijzen dat er in veel lidstaten geen actie wordt ondernomen en dat aan deze kwestie meer aandacht moet worden besteed. Een paar lidstaten wijzen erop dat zij in hun wetgeving geen belemmeringen zijn tegengekomen voor het gebruik van materiaal uit het publieke domein. Een aantal lidstaten meldt dat er wel belemmeringen zijn vastgesteld, maar dat deze terecht zijn.

In deze context moet erop worden gewezen dat werken in het publieke domein ook na een formaatverandering vrij toegankelijk moeten blijven. Met andere woorden, werken in het publieke domein zouden, wanneer ze eenmaal gedigitaliseerd zijn, daar moeten blijven en toegankelijk worden via het internet.

Vooruitgang bij digitale bewaring (punten 7-11 van de aanbeveling)

- Strategieën en plannen voor digitale bewaring; uitwisseling van informatie

Het ontbreken van een duidelijk en algemeen beleid in veel lidstaten werd in de aanbeveling beschouwd als een bedreiging voor de overlevingskansen van gedigitaliseerd materiaal en van oorspronkelijk digitaal materiaal.

De meeste lidstaten zijn begonnen met het uitwerken van strategieën voor digitale bewaring door middel van speciale comités en werkgroepen waarbij de voornaamste archiefinstellingen worden betrokken en in sommige gevallen zijn er reeds specifieke plannen voor digitale bewaring. De operationele follow-up en financiële ondersteuning van strategieën op hoog niveau op het gebied van infrastructuur en organisatie is echter beperkt. Er is meer nodig op dit gebied om waardevolle informatie en inhoud voor toekomstige generaties te behouden.

De vooruitgang wordt vooral geboekt door landen die een of meer organisaties hebben met langdurige ervaring op het gebied van digitale bewaring die niet op eigen houtje werken maar samenwerken met andere nationale instellingen en instituten in het buitenland.

In het VK verschaft de Digital Preservation Coalition, die ondermeer de British Library, het Joint Information Systems Committee en verschillende andere onderzoeksinstellingen omvat, een forum voor de ontwikkeling en coördinatie van strategieën voor digitale bewaring op nationaal niveau.

In hun verslagen verklaren de lidstaten dat door de Gemeenschap gefinancierde projecten en de Groep van nationale deskundigen voor digitalisering en digitale bewaring nuttige platforms zijn voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten.

- Meervoudig kopiëren

In de meeste lidstaten is meervoudig kopiëren met het oog op bewaring reeds toegestaan, zodat rekening wordt gehouden met de noodzaak van migratie tussen formaten. Sommige lidstaten waar meervoudig kopiëren voor bewaringsdoeleinden niet is toegestaan, overwegen maatregelen om de wetgeving aan te passen om in deze situatie verandering te brengen (bijv. het Verenigd Koninkrijk, als onderdeel van het Gowers-onderzoek met betrekking tot de wetgeving inzake auteursrechten.)

- Wettelijke deponering

De meeste lidstaten hebben hun wetgeving inzake wettelijke deponering bijgewerkt of praktische regelingen getroffen zodat ook oorspronkelijk digitaal materiaal onder de wetgeving valt. Materiaal dat onder deze wetgeving valt (bijv. CD-ROM’s, statische webpublicaties, dynamische webinhoud) verschilt echter nogal van land tot land, evenals de criteria voor wettelijke deponering.

In het verslag wordt de uitwisseling belicht van ervaringen tussen instellingen en deelneming aan door de EG-gefinancierde projecten inzake digitale bewaring als middelen om het risico dat wordt afgeweken van regelingen voor wettelijke deponering, te beperken.

- Web-harvesting

Ongeveer de helft van de lidstaten hebben wetgeving uitgevoerd die web-harvesting mogelijk maakt. Dit is het actief bijeenbrengen van webmateriaal door geselecteerde culturele instellingen. Bepalingen met betrekking tot verplichte web-harvesting zijn normaal gesproken opgenomen in de wetgeving met betrekking tot de wettelijke deponering van oorspronkelijk digitaal materiaal. In de meeste gevallen is de nationale bibliotheek verantwoordelijk voor harvesting.

De toegang tot materiaal dat op het web is geharvest, is over het algemeen beperkt op grond van overwegingen in verband met intellectuele-eigendomsrechten en privacy.

Voornaamste gebieden

In Aanbeveling 2006/585/EG van de Commissie en de desbetreffende conclusies van de Raad is een reeks taken uiteengezet voor de lidstaten om culturele informatie voor iedereen op het internet beschikbaar te stellen en voor toekomstige generaties te bewaren. Hoewel er ondertussen al veel is bereikt, is er nog veel te doen. Op basis van bovenstaande analyse moet met name aandacht worden besteed aan de volgende gebieden en aspecten:

- Financiële bronnen en kwantitatieve doelstellingen voor digitalisering.

- Degelijke steun van de lidstaten voor Europeana , variërend van criteria voor de financiering van digitalisering tot het opzetten van nationale inzamelingspunten en normalisering.

- Juridische en praktische mechanismen ter vergemakkelijking van digitalisering en toegankelijkheid van verweesde werken en maatregelen om convenanten aan te moedigen met betrekking tot werken die niet meer worden uitgegeven of gedistribueerd, waarbij rekening wordt gehouden met grensoverschrijdende aspecten.

- Financiële en organisatorische aspecten van digitale bewaring.

WERKZAAMHEDEN MET BELANGHEBBENDEN

IN februari 2006 heeft de Commissie een deskundigengroep op hoog niveau voor digitale bibliotheken opgericht. In deze groep zijn culturele instellingen, uitgeverijen, technologiebedrijven en academici vertegenwoordigd die trachten voor de belanghebbenden aanvaardbare oplossingen te vinden voor potentieel moeilijke vraagstukken. Subgroepen houden zich bezig met publiek-private partnerschappen, wetenschappelijk informatie en vraagstukken in verband met auteursrechten.

De deskundigengroep op hoog niveau heeft op verschillende gebieden overeenstemming bereikt en praktische richtsnoeren gegeven over vraagstukken die geformuleerd werden in Aanbeveling 2006/585/EG van de Commissie. Ze heeft een gedragscode opgesteld, bijvoorbeeld voor publiek-private partnerschappen voor digitalisering, en een modellicentie bekrachtigd voor de digitalisering en toegankelijkheid van werken die niet meer worden gedrukt.

De resultaten van de groep op hoog niveau, met name op het gebied van auteursrechten, zijn besproken met een bredere groep van belanghebbenden. Sectorale groepen zijn actief op het gebied van verweesde werken en hebben richtsnoeren geformuleerd voor de vereiste zorgvuldigheid, met andere woorden, ze hebben overeenstemming bereikt over de maatregelen die moeten worden genomen alvorens een werk als verweesd kan worden beschouwd. Op 4 juni 2008 ondertekenden de organisaties van belanghebbenden hierover een Memorandum van overeenstemming.

In de context van de aanbeveling van het Parlement en de Raad van 16 november 2005 over cinematografisch erfgoed treedt de Commissie op als bemiddelaar om een overeenkomst tot stand te brengen tussen filmarchieven en houders van rechten inzake het gebruik van films die in bewaring zijn in archieven.

Techni SCHE VRAAGSTUKKEN

Vooruitgang over technische vraagstukken is een vereiste voor de ontwikkeling van digitale bibliotheken in het algemeen en de verbetering van de diensten van Europeana in het bijzonder.

In de eerste plaats moet de digitalisering goedkoper en beter gebeuren (met inbegrip van optische tekenherkenning, die noodzakelijk is om volledige teksten te kunnen opzoeken) en zijn goedkopere en betere bewaringstechnieken voor digitale inhoud nodig. In de kaderprogramma's voor onderzoek en ontwikkeling wordt naar oplossingen gezocht voor deze en aanverwante problemen op het thematisch onderzoeksgebied "digitale bibliotheken en technologie-ondersteund leren".

Het IMPACT-project ondersteunt uit hoofde van het 7 e kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling een netwerk van kenniscentra voor digitalisering. Het project wordt medegefinancierd door de Gemeenschap voor een bedrag van 11,5 miljoen euro op een totale begroting van 15,5 miljoen euro.

Het e Content plus- programma heeft eveneens een grote bijdrage geleverd op het gebied van digitale bibliotheken, door met name naar oplossingen te zoeken voor gebiedsoverschrijdende vraagstukken op het gebied van interoperabiliteit en meertalige toegang, met een begroting van ongeveer 60 miljoen euro voor de periode 2005-2008.

Het EDLnet-project dat medegefinancierd wordt in het kader van e Content plus , levert een rechtstreekse bijdrage aan de oprichting van Europeana. Het brengt de voornaamste aanbieders van inhoud aan Europeana samen en helpt een interoperabiliteitskader op te richten ter ondersteuning van de werkzaamheden. Het European Film Gateway-project (waarvoor 4,5 miljoen euro is uitgetrokken) helpt de inhoud van nationale filmarchieven uit alle lidstaten bijeen te brengen zodat deze gemakkelijk in Europeana kan worden opgenomen.

Met behulp van deze financieringsprogramma’s zal de Commissie steun blijven verlenen aan projecten die de online-toegankelijkheid van culturele inhoud en digitale bewaring verbeteren en bijdragen aan de ontwikkeling van Europeana . In het 7e kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling zijn digitale bibliotheken en digitale bewaring nu een specifieke doelstelling met een begroting die voor de periode 2009-2010 naar verwachting 69 miljoen euro zal bedragen. In het e Content plus- programma is voor 2008 ongeveer 25 miljoen euro opzij gezet voor digitale bibliotheken. In 2009 en 2010 zal een soortgelijk bedrag worden toegewezen voor digitale bibliotheken in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie.

Conclusi E

Het internet heeft ongekende mogelijkheden gecreëerd om het culturele erfgoed van Europa toegankelijk te maken. Via het initiatief digitale bibliotheken geeft de Commissie de Europese culturele instellingen de steun die zij nodig hebben om deze mogelijkheid te realiseren. Daar waar cultureel materiaal beschikbaar is gesteld door bibliotheken, musea en (audiovisuele) archieven, heeft het publiek over het algemeen grote belangstelling getoond.

Europeana , de Europese digitale bibliotheek, start in november en zal het potentieel laten zien van een gemeenschappelijk toegangspunt tot het gedistribueerde culturele erfgoed van Europa. De inhoud en diensten die Europeana aanbiedt, zullen de komende jaren toenemen wanneer steeds meer instellingen toetreden en meer materiaal wordt gedigitaliseerd.

Om cultureel materiaal beschikbaar te maken voor burgers zal moeten worden gewerkt aan de basisvoorwaarden voor digitalisering, online-toegankelijkheid en digitale bewaring. De Commissie heeft de lidstaten een reeks prioritaire maatregelen aanbevolen om vooruitgang op dit gebied in Europa te steunen. Hoewel de lidstaten over het geheel genomen belangrijke stappen voorwaarts hebben gezet zal meer werk moeten worden verricht om een kritische massa digitale inhoud beschikbaar te stellen voor iedereen. Er moet met name worden gezocht naar oplossingen voor de voornaamste gebieden die in deel 3 zijn gedefinieerd op basis van de nationale verslagen.

De Commissie zal dit proces blijven steunen door middel van beleidsinitiatieven en door programma’s te financieren en vraagt de lidstaten, hun culturele instellingen en belanghebbenden samen te werken aan de verwezenlijking van het gemeenschappelijk streven om Europese culturele inhoud uitgebreid toegankelijk te maken op het internet. Zij zal, in samenwerking met de lidstaten, nauw toezicht houden op de ontwikkelingen om na te gaan op welke gebieden verdere maatregelen nodig zijn.[pic][pic][pic][pic][pic][pic]

[1] Zie COM(2005)465 van 30 september 2005, dat zich concentreert op toegang tot cultureel materiaal. De kwestie van toegang tot wetenschappelijke informatie wordt afzonderlijk behandeld in COM(2007) 56 definitief van 14 februari 2008.

[2] Resolutie van het Parlement over "i2010: naar een Europese digitale bibliotheek" van 27 september 2007.

[3] Aanbeveling 2006/585/EG van 24 augustus 2006, PB L 236 van 31.8.2006, blz. 28.

[4] Conclusies van de Raad van 13 november 2006, PB C 297 van 7.12.2006, blz. 1.

[5] Zie op http://www.europeana.eu/.