52007DC0349




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 21.6.2007

COM(2007) 349 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Jaarverslag 2007 over het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap en de tenuitvoerlegging van de externe bijstand in 2006

{SEC(2007) 840}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Jaarverslag 2007 over het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap en de tenuitvoerlegging van de externe bijstand in 2006

INHOUD

1. Inleiding 3

2. Een beter kader voor het ontwikkelingsbeleid: beleidscoherentie 3

3. Een beter regionaal strategisch kader 5

4. Een beter kader voor de externe bijstand: de voorschriften vereenvoudigen en verduidelijken 6

5. Een beter regionaal strategisch kader: doeltreffendheid van de steun 8

6. Resultaten 10

INLEIDING

De Europese Unie blijft de grootste donor van ontwikkelingshulp in de wereld: voor 2006 rapporteerde zij aan de OESO een bedrag van 46,9 miljard euro aan officiële ontwikkelingshulp (56,67% van het totaal). De externe hulp die door de Europese Commissie wordt beheerd, beliep in 2006 circa 12,1 miljard euro nieuwe betalingsverplichtingen, waarvan 9,8 miljard als officiële ontwikkelingshulp wordt ingedeeld. Deze steun ging naar meer dan 160 landen.

In 2006 hebben zich belangrijke veranderingen voorgedaan in de wijze waarop de EU haar betrekkingen met de rest van de wereld beheert. Ten eerste wordt ervoor gezorgd dat beleidslijnen die een weerslag op ontwikkelingslanden hebben, de ontwikkelingsdoelstellingen ondersteunen; ten tweede zijn regionale strategieën goedgekeurd die de belangrijkste prioriteiten weerspiegelen; ten derde is het instrumentarium dat de rechtsgrondslag van de externe bijstand vormt, vereenvoudigd; ten vierde zijn maatregelen vastgesteld om nauwer met de partnerlanden en andere ontwikkelingsactoren samen te werken zodat de hulp doeltreffender wordt, en ten slotte is gezorgd voor verbetering van de methoden voor het meten van resultaten en het trekken van lessen uit het verleden.

In dit overzicht worden de belangrijkste kenmerken van die verschillende veranderingen beschreven.

EEN BETER KADER VOOR HET ONTWIKKELINGSBELEID: BELEIDSCOHERENTIE

Sinds de goedkeuring van de Europese Ontwikkelingsconsensus in december 2005 heeft de Commissie zich in toenemende mate geconcentreerd op de bijdrage die andere beleidsterreinen dan ontwikkeling, zoals handel, landbouw, milieu, veiligheid, migratie, de sociale dimensie van de mondialisering, werkgelegenheid en fatsoenlijk werk alsook internationale wetenschappelijke samenwerking met inbegrip van gezondheidsonderzoek, kunnen leveren tot het bereiken van de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling.

Er bestaat ruime overeenstemming dat het ontwikkelingsbeleid alleen onvoldoende resultaten zal opleveren en dat een aantal andere beleidslijnen een belangrijk effect kunnen hebben. Het doel van de EU is een zo groot mogelijk positief effect van haar beleid te combineren met een zo klein mogelijke negatieve impact op de ontwikkelingslanden.

Onder de impuls van het EU-voorzitterschap is voor 2006-2007 een roulerend werkprogramma inzake samenhang in het ontwikkelingsbeleid opgesteld teneinde gemeenschappelijke actieprioriteiten te identificeren. In oktober 2006 heeft de Raad conclusies aangenomen die betrekking hadden op het roulerend werkprogramma van het voorzitterschap en de integratie van ontwikkelingskwesties in het besluitvormingsproces van de Raad. De Commissie heeft vooruitgang geboekt op een aantal terreinen, onder meer handel, en in het bijzonder de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten met ACS-landen, die tot doel hebben handel en regionale integratie als motor van langetermijnontwikkeling te stimuleren. Een ander voorbeeld is de bestrijding van armoedegebonden infectieziekten, bijvoorbeeld via het partnerschap voor klinische proeven tussen Europese en ontwikkelingslanden (EDCTP).

Voorts zijn in het kader van de EU-strategie voor Afrika[1] en met de start van een thematisch programma voor migratie 2007-2013 van 380 miljoen euro aanzienlijke vorderingen gemaakt op het gebied van migratie, en daarnaast op veiligheidsgebied met steun voor de hervorming van de veiligheidssector in de partnerlanden. Migratie is een onderwerp waarvoor samenhang bijzonder belangrijk is. In het kader van haar bredere samenwerkingsovereenkomsten heeft de EU met verschillende landen en regio's in de wereld een dialoog over migratiekwesties aangeknoopt. Het Europees nabuurschapsbeleid is daar een voorbeeld van en daarnaast zijn nog andere dialoogprocessen aan de gang met partners in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied[2].

Deze dialoog omvat meestal een uiteenlopende reeks vraagstukken zoals het verband tussen migratie en ontwikkeling, de bestrijding van illegale migratie en mensenhandel, het effect van het vluchtelingenprobleem op de ontwikkeling en gezamenlijke maatregelen voor een beter beheer van de economische migratie. De dialoog kan leiden tot het verstrekken van EU-bijstand om de partnerlanden te helpen bij de opbouw van hun capaciteit om migratiestromen te beheersen en de positieve verbanden tussen migratie en ontwikkeling te maximaliseren.

Voorts worden de vraagstukken van mensenrechten en goed bestuur systematisch behandeld in het kader van de coherentie. In 2006 zijn bijvoorbeeld dertien EU-missies voor verkiezingswaarneming uitgezonden en zo'n 1 400 EU-waarnemers ingezet. Door hun aanwezigheid hebben deze missies ertoe bijgedragen de mogelijkheid van fraude, manipulatie en intimidatie te verminderen. Zij hebben de transparantie en het vertrouwen van het publiek in het verkiezingsproces verhoogd en zodoende de vorderingen bij democratie en bestuur ondersteund. In sommige gevallen hebben de missies een rol gespeeld bij conflictpreventie, bijvoorbeeld in de Democratische Republiek Congo, waar de belangrijkste EU-missie die tot nog toe is ingezet (300 waarnemers) de twee verkiezingsrondes in juli en november heeft gesuperviseerd. Deze verkiezingen hebben de weg gebaand voor een terugkeer naar vrede onder de bevolking, herstel van het bestuur, duurzame ontwikkeling in Congo en de stabilisering van de hele regio van de grote meren.

Wat het bestuur betreft, heeft de Commissie een nieuwe aanpak voorgesteld van "Het bestuur binnen de Europese Consensus over het ontwikkelingsbeleid"[3]. Daarbij wordt uitgegaan van een uitgebreide evaluatie van de periode 1994-2004. De EU heeft volgens die evaluatie de juiste keuze gemaakt door bestuur bovenaan haar politieke en samenwerkingsagenda te plaatsen, en de Commissie heeft substantiële vooruitgang geboekt bij het bepalen van de meest doeltreffende benaderingen van duurzame verbeteringen. De Commissie onderstreept ook het belang van het bevorderen van goed bestuur in onder meer de sector belastingen, financiën en justitie, en bij wetenschappelijke samenwerking.

In het algemeen is coherentie van cruciaal belang voor de tenuitvoerlegging van het EU-beleid inzake externe bijstand. Bij haar betrekkingen met de partnerlanden treedt de Commissie op in drie grote hoedanigheden: politiek speler, ontwikkelingsorganisatie en beheerder van hulp, en zij tracht daarbij voortdurend nieuwe middelen te vinden om deze drie elementen doeltreffender te combineren.

EEN BETER REGIONAAL STRATEGISCH KADER

Eveneens overeenkomstig de Consensus heeft de Commissie ernaar gestreefd dat haar doelstellingen en beginselen tot uiting komen in de steunstrategieën op regionaal niveau.

Meer in het bijzonder is de EU-strategie voor Afrika de eerste toepassing van de Consensus en het eerste geïntegreerde Europese politieke kader om de coördinatie en coherentie van de beleidslijnen en instrumenten van de EU en de lidstaten te verbeteren. Het belang van Afrika blijkt uit de tenuitvoerlegging van deze strategie en het engagement van de EU om te werken aan een gezamenlijke strategie EU-Afrika die op de tweede Top EU-Afrika in de tweede helft van 2007 in Lissabon moet worden goedgekeurd. De belangstelling voor Afrika bleek ook uit de gezamenlijke werkvergadering van de Europese Commissie en de Commissie van de Afrikaanse Unie, waarop een aantal Europese commissarissen onder leiding van voorzitter José Manuel Barroso een ontmoeting hadden met de Commissie van de Afrikaanse Unie in haar hoofdkantoor in Addis Abeba.

De strategieën voor de betrekkingen van de Europese Unie met andere regio's zijn ook uitgegaan van de Consensus teneinde een samenhangend wereldbeeld te bevorderen, maar tegelijk ook de noodzaak van differentiatie te erkennen. 2006 was een geslaagd jaar voor de opbouw van een strategisch partnerschap tussen de EU en Latijns-Amerika rond de volgende twee grote samenwerkingsprioriteiten: versterking van sociale cohesie en bevordering van regionale integratie.

De EU werkt ook aan een strategisch kader voor de betrekkingen tussen de EU en Azië op basis van een versterkte politieke dialoog, breder handelsverkeer en voortzetting van de ontwikkelingssamenwerking. De betrekkingen van de Unie met de twee grote landen in de regio, China en India, worden ontwikkeld in het kader van strategische partnerschappen. Deze partnerschappen hebben een breed bereik en omvatten zowel economische samenwerking als politieke aspecten.

Ook het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) heeft aan tempo gewonnen. Het ENB behoort tot de topprioriteiten van de externe betrekkingen van de EU. Via dat beleid tracht de EU goed bestuur en economische ontwikkeling in haar buurlanden te bevorderen. Tijdens de eerste achttien maanden van de tenuitvoerlegging van het beleid is een stevige grondslag gelegd voor versterkte betrekkingen tussen de Unie en haar buurlanden. Op 4 december 2006 heeft de Commissie nieuwe voorstellen gepresenteerd om het ENB nog verder te versterken en te ontwikkelen. Die voorstellen voorzien in betere handels- en investeringsmogelijkheden voor de partnerlanden, het vergemakkelijken van interpersoonlijke contacten en legale kortdurende verplaatsingen, een actievere aanpak van bevroren conflicten en ruimere mogelijkheden voor het mobiliseren van financiële middelen.

Via haar uitbreidingsbeleid en het stabilisatie- en associatieproces helpt de EU landen met een vooruitzicht op lidmaatschap om geleidelijk in de Unie te integreren. In 2006 omvatte dit beleid Bulgarije, Roemenië, de landen van de Westelijke Balkan en Turkije. Bulgarije en Roemenië zijn op 1 januari 2007 tot de Unie toegetreden. Er lopen toetredingsonderhandelingen met Kroatië en Turkije, terwijl alle andere landen van de Westelijke Balkan verdere stappen hebben gezet volgens de routekaart van het stabilisatie- en associatieproces. In 2006 heeft de Commissie krachtdadige maatregelen vastgesteld voor de versterking van het EU-beleid voor de Westelijke Balkan en de instrumenten daarvan, in het bijzonder om het vooruitzicht op toetreding tot de EU tastbaarder te maken voor de burgers van die regio.

EEN BETER KADER VOOR DE EXTERNE BIJSTAND: DE VOORSCHRIFTEN VEREENVOUDIGEN EN VERDUIDELIJKEN

Het beleid inzake externe bijstand is geïntegreerd in de uitwerking van nieuwe instrumenten die deel uitmaken van een volledige vernieuwing van de structuur van de externe samenwerking van de EU. In 2006 zijn deze nieuwe instrumenten, die een vereenvoudigd kader voor steunverlening over de periode 2007-2013 omvatten, voltooid. Zij bieden een coherente grondslag voor maatregelen, waarbij duidelijke beleidsdoelstellingen worden gekoppeld aan de procedures en instrumenten om ze te verwezenlijken. Negen financieringsinstrumenten vervangen het huidige gamma aan geografische en thematische verordeningen.

Zes instrumenten zullen specifieke beleidslijnen met een geografische of thematische focus ondersteunen:

- het pretoetredingsinstrument (IPA);

- het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI);

- het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI);

- het instrument voor samenwerking met industrielanden (ICI);

- het Europees instrument voor democratie en mensenrechten (EIDHR);

- het instrument voor samenwerking inzake nucleaire veiligheid (INSC).

De volgende drie instrumenten zullen worden ingeschakeld in crisissituaties:

- het stabiliteitsinstrument (IfS);

- de bestaande humanitaire hulp, die in het kader van de nieuwe financiële vooruitzichten ook dringende voedselhulp zal omvatten;

- de instrumenten voor macrofinanciële bijstand.

De samenwerking zal verlopen aan de hand van nationale, regionale en thematische strategiedocumenten en meerjarige indicatieve programma's alsmede jaarlijkse actieprogramma's, waarop de nieuwe democratische controleprocedure wordt toegepast die in het kader van het Interinstitutioneel akkoord is vastgesteld. Deze procedure bepaalt dat de Commissie het Europees Parlement en de Raad systematisch zal informeren en raadplegen door de toezending van ontwerp-strategiedocumenten. De Commissie heeft zich ertoe verbonden met het Europees Parlement een regelmatige dialoog over deze strategiedocumenten te voeren en bij de tenuitvoerlegging van de strategieën rekening te houden met het standpunt van het Europees Parlement.

De beschikbare middelen uit hoofde van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking bedragen 10,1 miljard euro voor de ontwikkelingslanden van Latijns-Amerika, Azië en het Midden-Oosten en voor Zuid-Afrika. Naast de geografische samenwerking omvat dit instrument ook thematische programma's die de bestaande thematische verordeningen vervangen.

In januari 2006 heeft de Commissie een mededeling over het thematisch programma voor menselijke en sociale ontwikkeling aangenomen met als titel "Investeren in mensen” [4] . Het instrument voor ontwikkelingssamenwerking zal iets meer dan een miljard euro voor dit programma beschikbaar stellen ter ondersteuning van maatregelen op terreinen die een directe weerslag hebben op de levensstandaard en het welzijn van mensen, met de klemtoon op de armste en minst ontwikkelde landen en de meest achtergestelde bevolkingsgroepen. Op basis daarvan is een strategie uitgewerkt ter ondersteuning van activiteiten in vier grote categorieën: goede gezondheid voor iedereen, onderwijs, kennis en vaardigheden, gendergelijkheid en andere aspecten van sociale en menselijke ontwikkeling (met inbegrip van sociale cohesie, werkgelegenheid, fatsoenlijk werk, kinderen en jongeren, en cultuur). Dit is een goed voorbeeld van de geïntegreerde aanpak die de Commissie voorop wenst te stellen.

De bescherming van kinderen en jongeren en de bevordering van de deelname van kinderen en jongeren aan de ontwikkeling zijn prioritaire terreinen die zijn opgenomen in het thematisch programma "Investeren in mensen” van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking en het nieuwe instrument voor democratie en mensenrechten. Tot aan de invoering van de nieuwe vereenvoudigde instrumenten paste de Commissie circa 75 verschillende instrumenten toe met betrekking tot het beleid en de programma's ten behoeve van kinderen, zowel in als buiten de EU. Om de coherentie te verbeteren, de synergie te maximaliseren, lacunes op te sporen en de collectieve impact van de instrumenten voor de verbetering van de rechten van het kind te versterken, heeft de Commissie op 4 juli 2006 de mededeling "Naar een EU-strategie voor de rechten van het kind” goedgekeurd.

In die mededeling wordt een diepgaand langetermijnproces uitgestippeld om de impact van de EU-maatregelen voor kinderen te verhogen. Er worden ook nieuwe mechanismen voor interne coördinatie en consultatie voorgesteld (zoals een Europees Forum voor de rechten van het kind) alsook richtsnoeren voor de daadwerkelijke participatie van kinderen zelf. Een van de verbintenissen in de mededeling betreft de ontwikkeling van een actieplan voor kinderen in de ontwikkelingssamenwerking.

Voor 2007-2013 bedraagt het geplande budget voor ENB-landen in het kader van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument circa twaalf miljard euro, dat wil zeggen 32% meer in reële termen dan tijdens de voorafgaande begrotingsperiode. Teneinde de impact en de hefboomwerking van deze EU-financiering te maximaliseren heeft de Commissie voorgesteld om in het kader van het ENPI de volgende twee nieuwe mechanismen te creëren:

- een investeringsfonds voor het nabuurschapsbeleid, waarvoor ook de lidstaten om een bijdrage zullen worden verzocht; het fonds zal worden gebruikt als hefboom om aanvullende leningen te genereren van de Europese Investeringsbank, de Europese Bank voor wederopbouw en ontwikkeling en andere ontwikkelingsbanken. De bijdrage van de begroting zou 700 miljoen euro zijn. Naar schatting zou dit fonds leningen kunnen genereren die verschillende malen het bedrag van de subsidies vertegenwoordigen. Indien de lidstaten een even grote bijdrage als de Commissie leveren, zou door het fonds een aanzienlijk volume aan concessionele leningen tot stand kunnen worden gebracht;

- een bestuursfaciliteit van 300 miljoen euro die bovenop de normale landentoewijzingen aanvullende steun zou verstrekken om de werkzaamheden van de partnerlanden die de meeste vorderingen bij de tenuitvoerlegging van hun actieplannen hebben gemaakt, te erkennen en te ondersteunen.

Het ENPI omvat ook een specifieke component grensoverschrijdende samenwerking, die door het Europees regionaal ontwikkelingsfonds wordt gecofinancierd. De nieuwe bepalingen zijn uitgewerkt om vroegere tekortkomingen weg te werken en deze vorm van samenwerking makkelijker en doeltreffender te maken.

De programmering voor de landen van Azië, Latijns-Amerika en de ENB-landen is bijna voltooid en na politieke overeenstemming over de instrumenten is over de ontwerpstrategieën van ENPI en DCI een informele dialoog tussen de instellingen gestart, teneinde de hulpverlening in 2007 zo weinig mogelijk te vertragen. Met de formele inwerkingtreding van alle instrumenten zal de dialoog over deze strategieën in 2007 worden voortgezet, onder het democratisch toezicht van het Europees Parlement. In januari is een reeks gedetailleerde mededelingen goedgekeurd, waarin de aanpak en de inhoud van ieder thematisch programma is omschreven. Daarna volgde voor ieder thematisch programma een gedetailleerd programmeringsproces, dat begin 2007 zal worden afgerond met het oog op een snelle implementatie.

De samenwerking met de landen van Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan (ACS) wordt nog steeds hoofdzakelijk gefinancierd uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), aangezien de Europese Raad in december 2005 heeft besloten dat het EOF nog steeds los van de begroting moet worden gefinancierd. Met een financieringsbedrag van 22,7 miljard euro vormt het tiende EOF (2008-2013) de basis voor samenwerking met de ACS-landen.

De programmeringsrichtsnoeren voor het tiende EOF zijn uitgewerkt op basis van de Consensus, met inbegrip van de omschrijving van communautaire actieterreinen en het beginsel van concentratie op landniveau. Bij het begin van het jaar is een aanvang gemaakt met de programmering met de ACS-landen. De programmeringsdialoog is aan de gang en zou moeten uitmonden in nationale en regionale strategiedocumenten die voor eind 2007 klaar zijn voor ondertekening, zodat de uitvoering in januari 2008 van start kan gaan.

EEN BETER REGIONAAL STRATEGISCH KADER: DOELTREFFENDHEID VAN DE STEUN

Doeltreffendheid van de steun staat hoog op de politieke agenda van de EU en komt voor in al haar initiatieven van 2006. Zowel in de gezamenlijke verklaring over het ontwikkelingsbeleid als in de nieuwe Afrika-strategie wordt beklemtoond dat er niet alleen meer Europese hulp maar vooral betere en meer doeltreffende hulp moet worden geboden. Ook de overeenkomst betreffende het tiende EOF omvat een duidelijke verklaring ter ondersteuning van de doeltreffendheid van de hulp.

Om dit engagement in daden om te zetten is in april 2006 een actieplan goedgekeurd ("EU-bijstand: meer, beter en sneller helpen") met een lijst van negen concrete doelstellingen die tegen 2010 bereikt moeten zijn. Het betreft onder meer het regelmatig in kaart brengen van de EU-bijstand op mondiaal, regionaal en plaatselijk niveau (de Donoratlas[5]), alsmede een voorstel voor een gezamenlijk programmeringskader van de EU. Vandaag is de Donoratlas uitgegroeid tot een nuttig instrument om de hulp te controleren en de coördinatie en taakverdeling van de hulp door de EU te verbeteren. Het gezamenlijk programmeringskader wordt thans tijdens de lopende programmering van het tiende EOF in een aantal landen ingevoerd.

Buitensporige verspreiding van de ontwikkelingsbijstand van de internationale gemeenschap heeft geleid tot versnippering, doublures en zelfs onderlinge tegenstellingen tussen de steunactiviteiten, waardoor de potentiële impact wordt verminderd als gevolg van een opeenhoping van overbodige administratieve kosten en de last voor de partnerlanden wordt verhoogd. De Donoratlas van de EU illustreert deze lacunes en doublures. Een grotere complementariteit van de activiteiten is een essentiële factor om de hulp doeltreffender te maken. In 2006 zijn richtsnoeren voor de doeltreffendheid van de steun aangenomen en cursussen opgezet zowel in de zetel van de Commissie als in vele landen in de wereld.

Een belangrijke factor om de eigen verantwoordelijkheid van het partnerland te vergroten en het vertrouwen van de donorlanden te verhogen dat zij de eigen beheerssystemen van het partnerland kunnen gebruiken, is de overgang naar bijstand in de vorm van directe begrotingssteun, zodat die steun volledig binnen de eigen systemen van het partnerland wordt beheerd. In de Europese Consensus wordt begrotingssteun omschreven als de voorkeursprocedure wanneer de omstandigheden het mogelijk maken. Tussen 2003 en 2005 heeft de Commissie het gebruik van begrotingssteun via de nationale systemen verhoogd tot ruim 35% van de programmeerbare steun van het EOF.

De Commissie werkt concreet mee aan de ondersteuning van kwetsbare landen. Zo heeft zij bijvoorbeeld in Palestina in nauwe samenwerking met de Wereldbank een Tijdelijk Internationaal Mechanisme ontworpen en geïntroduceerd om de essentiële openbare diensten gaande te houden en de Palestijnse bevolking tegen de effecten van de crisis te beschermen: veertien lidstaten en Noorwegen hebben daartoe bijgedragen. In 2006 heeft het Tijdelijk Internationaal Mechanisme meer dan 88 miljoen euro betaald aan sociale uitkeringen voor werknemers van de overheidssector en mensen met een laag pensioen, terwijl bijna 24 miljoen euro direct werd uitbetaald aan arme en kwetsbare Palestijnen die rechtstreeks door de crisis worden getroffen.

In het algemeen is de Commissie voorstander van het gebruik van Trustfondsen als middel om in dergelijke situaties bijstand te verlenen. Die Fondsen worden vaak door de Verenigde Naties of de Wereldbank beheerd. Op die manier wordt de steun (in het bijzonder voor wederopbouw) adequaat gecoördineerd en zo spoedig mogelijk ter plaatse gebracht. In 2006 beliep de totale steun die de Commissie via de Verenigde Naties en de Wereldbank verstrekte, circa 1,5 miljard euro. In de loop van het jaar zijn met deze twee organisaties overeenkomsten ondertekend over de zichtbaarheid die aan de bijdrage van de Commissie tot deze activiteiten moet worden gegeven. Een van de belangrijke redenen hiervoor is dat volgens velen de bijdrage van Europa tot het verlichten van het lijden en de bescherming van de vrede in de wereld duidelijker zichtbaar zou moeten zijn voor de Europese burgers en de ontvangers van de steun.

70% van de armsten in de wereld woont in middeninkomenslanden. De Commissie erkent dat economische groei een essentiële voorwaarde vormt voor strategieën inzake sociale ontwikkeling en armoedebestrijding in deze landen. Groei alleen is echter niet voldoende. In vele snelgroeiende middeninkomenslanden hebben technologische verandering, mondialisering, demografie en de vraag naar geschoolde arbeid bijgedragen tot de verbreding van de inkomenskloof, omdat de groei niet gepaard is gegaan met doeltreffende fiscale beleidsmaatregelen ten gunste van de armen. Het risico dat een middeninkomensland niet in staat is zijn kansen optimaal te benutten en terug wegglijdt in de armoede, mag niet worden onderschat. In dit opzicht hebben vele kwetsbare of potentieel onstabiele middeninkomenslanden behoefte aan verdere gerichte en beleids- of prestatiegestuurde ontwikkelingshulp, teneinde hun economie te stabiliseren, hervormingen te ondersteunen en ontwikkeling, handelsintegratie en sociale cohesie te bevorderen.

In 2006 heeft de Europese Commissie in samenwerking met de EU-lidstaten en andere donoren en actoren een groeiende rol gespeeld bij mondiale initiatieven op het gebied van gezondheid en onderwijs. Sinds mei 2006 bekleedt de Commissie het vicevoorzitterschap van het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria. Vanaf juli 2006 is de Commissie ook covoorzitter van het versneld initiatief inzake onderwijs voor iedereen. Beide initiatieven zijn toegespitst op vraaggestuurde benaderingen, harmonisatie van de donoren en doeltreffendheid van de steun.

Result ATEN

Sinds in 2000 een aanvang is gemaakt met de hervorming van het beheer van de externe bijstandsprogramma's, is steeds meer de nadruk gelegd op het verbeteren van de snelheid en kwaliteit van de steunverlening. Uit de tenuitvoerleggingscijfers voor 2006 blijkt dat de snelheid van de hulpverlening verder verbetert.

In totaal heeft de Commissie in 2006 voor 9,832 miljard euro officiële ontwikkelingshulp vastgelegd, waarvan 8,130 miljard euro is uitbetaald. Van het totale bedrag voor geografische toewijzingen, namelijk 7,982 miljard euro, was bijna de helft (3,552 miljard euro) bestemd voor de ACS-landen, die 2,848 miljard euro van de totale betalingen (6,8 miljard euro) ontvingen.

Om de kwaliteit van de hulpverlening te evalueren heeft de Commissie procedures ingevoerd om ervoor te zorgen dat nieuwe vastleggingen voor projecten en programma's zo nauwkeurig mogelijk zijn uitgewerkt en de praktijk in de betrokken sector optimaal weergeven. In 2002 is een systeem voor de controle van de projectresultaten ingevoerd. De monitoring is gebaseerd op een regelmatige beoordeling ter plaatse van lopende projecten door onafhankelijke experts, en de projecten krijgen een beoordelingscijfer volgens internationaal overeengekomen criteria. In het algemeen tonen de beoordelingscijfers in de afgelopen vijf jaar een gestadige en statistisch significante verbetering. Ook de in 2006 gecontroleerde projecten en programma's leverden in het algemeen goede prestaties op. De algemene efficiencywinst vertoonde in 2006 een lichte stagnatie maar evolueert toch verder in de goede richting. In het algemeen zijn de resultaten voor 2006 bevredigend.

Lessen trekken uit gefinancierde maatregelen is een essentieel onderdeel van de verbetering van de doeltreffendheid van de steun. De eenheid evaluatie van de belangrijkste directoraten-generaal voor ontwikkelingshulp verricht met de medewerking van onafhankelijke experts evaluaties van landenstrategieën, thematische vraagstukken en andere strategische aspecten van de EG-programma's.

In het algemeen blijkt uit de diverse indicatoren dat sinds 2000 veel vorderingen zijn gemaakt bij het beheer van de externe bijstand. Dit is in grote mate te danken aan belangrijke institutionele wijzigingen zoals de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de programma-uitvoering naar de delegaties van de Commissie en de herstructurering van de Commissiediensten.

Een aantal belangrijke en zichtbare succesverhalen levert een bemoedigend beeld op. Er is echter nog veel werk aan de winkel, vooral op gebieden waarop de Commissie traagheid of een gebrek aan flexibiliteit wordt verweten, omdat de toekomstige structuur van de externe bijstand in toenemende mate zal worden gebaseerd op flexibiliteit en een intensievere samenwerking met andere donoren[6]. Dankzij de nieuwe instrumenten en de nieuwe financiële verordeningen is de Commissie thans beter uitgerust om het hoofd te bieden aan deze uitdagingen.

In 2006 was het externe optreden van de Commissie gericht op de volgende doelstellingen:

- Steun verlenen aan toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten bij hun toenadering tot de EU, via de implementatie van het uitbreidingsbeleid en het stabilisatie- en associatieproces voor de Westelijke Balkan. Resultaten: toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU; ondertekening van een stabilisatie- en associatieovereenkomst met Albanië en onderhandelingen over dergelijke overeenkomsten met Servië, Montenegro en Bosnië en Herzegovina; goedkeuring van het instrument voor pretoetredingssteun; goedkeuring van een mededeling over de Westelijke Balkan en van de jaarlijkse uitbreidingsstrategie.

- Daadwerkelijke tenuitvoerlegging van het Europees nabuurschapsbeleid. Resultaten: drie nieuwe actieplannen met Armenië, Azerbeidjan en Georgië; afronding van de actieplannen met Egypte en Libanon; goedkeuring van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument; informele presentatie van de strategiedocumenten aan het ENPI-comité en het Parlement; voorbereiding van de documenten voor het ENPI-programma voor grensoverschrijdende samenwerking; goedkeuring van een nieuwe mededeling over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid.

- Constructief engagement in het vredesproces in het Midden-Oosten via de Kwartetstructuur, in nauwe samenwerking met de betrokken partijen. Resultaten: instelling van het Tijdelijk Internationaal Mechanisme: steun van de EG voor het Palestijnse volk ten belope van 339 miljoen euro.

- Voortzetting van de steunmaatregelen voor regionale stabiliteit en wederopbouw en politieke overgang in Irak: Resultaten: voorbereiding van het "International Compact" voor Irak; start van onderhandelingen voor een handels- en samenwerkingsovereenkomst; goedkeuring en implementatie van het bijstandsprogramma 2006.

- Voortzetting van herstel en wederopbouw na de tsunami . Resultaten: sterke versnelling van het uitvoeringstempo; vastlegging van 180 miljoen euro voor herstel en wederopbouw, hoofdzakelijk voor Indonesië, Sri Lanka en de Maldiven.

- Tenuitvoerlegging van een nieuw ontwikkelingsbeleid ter bevordering van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, op basis van het in 2005 voorgestelde kader en de toetsing van de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, met inbegrip van specifieke maatregelen voor Afrika. Resultaten: integratie van de beleidsdoelstellingen van de Consensus in het ontwikkelings- en samenwerkingsinstrument, programmeringsrichtsnoeren en regionale strategieën (bv. EU-strategie voor Afrika).

- Bevestiging van een sterk engagement voor de mensenrechten. Resultaten: goedkeuring van het vernieuwd instrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten aan het eind van het jaar.

Afgezien van bovengenoemde doelstellingen heeft de Commissie ook vooruitgang geboekt op de volgende terreinen, waarvoor zij in 2006 eveneens belangrijke initiatieven heeft aangekondigd:

- Aanzienlijke vooruitgang bij de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten met zes ACS-regio's met het oog op inwerkingtreding in 2008. Resultaten: vorderingen bij alle onderhandelingen, maatregelen voor analyse en capaciteitsopbouw, koppeling tussen het onderhandelingsproces en de programmering van de ontwikkelingssamenwerking.

- Bijdragen tot de belangrijkste initiatieven voor de follow-up op ontwikkelingsgebied, met name betreffende financiering, coherentie, Afrika en internationale collectieve goederen, uitgaande van de G8-Top van dit jaar en de plenaire bijeenkomst op hoog niveau over de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling. Resultaten: goedkeuring van een actieplan inzake doeltreffendheid van de steun ("EU-bijstand: meer, beter en sneller helpen"), met een lijst van negen doelstellingen voor tenuitvoerlegging in 2010.

- Versterking van de reactiecapaciteit van de Commissie bij humanitaire rampen en van haar strategie voor rampenpreventie en –paraatheid, en uitkering van de bijdrage van de EU tot het Wereldfonds voor de bestrijding van hiv/aids, tuberculose en malaria. Resultaten: start van overleg met de partners en de EU-lidstaten; de uitkomsten daarvan zullen worden gebruikt in de mededeling " Naar een Europese consensus over humanitaire hulp", die in 2007 zal worden gepubliceerd. Jaarlijkse bijdrage tot het Wereldfonds van 90 miljoen euro.

[pic]

[pic]

[pic]

[pic]

[pic]

[1] EU-strategie voor Afrika – Naar een Europees-Afrikaans pact voor snellere ontwikkeling van Afrika, COM(2005) 489 definitief.

[2] Een parallelle dialoog is eveneens aan de gang met de groep van ACS-landen als zodanig (Afrika, Caribisch Gebied en Stille Oceaan).

[3] COM(2006)421 van 30.8.2006

[4] COM(2006)18 definitief. van 25.1.2006

[5] http://ec.europa.eu/development/body/publications/descript/pub7_29_en.cfm

[6] Jaarverslag 2007 over het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap en de tenuitvoerlegging van de externe bijstand in 2006, punt 6.2.: Evaluatie: verslag over het werkprogramma 2006.