52007DC0029




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 29.1.2007

COM(2007)29 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Eindevaluatie van de resultaten van het communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij (eContent)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO’S

Eindevaluatie van de resultaten van het communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij (eContent)

1. INLEIDING

Deze mededeling betreft de eindevaluatie van het programma eContent 2001-2005, waarvan de eerste twee uitvoeringsjaren in 2003 tussentijds zijn geëvalueerd[1]. Deze eindevaluatie[2], die betrekking heeft op de periode 2003-2004, is uitgevoerd door een panel van drie onafhankelijke deskundigen, ondersteund door een team van professionele beoordelaars van een contractant[3] die de evaluatie hebben opgezet en ondersteund, gegevens hebben verzameld en het verslag hebben samengesteld. De evaluatie is tussen februari en mei 2006 uitgevoerd in nauwe samenwerking met de betrokken diensten van de Commissie[4].

2. ACHTERGROND

Zoals aangegeven in de beschikking van de Raad[5] werd met het programma eContent (hierna “het programma” genoemd) beoogd de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken te stimuleren en de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij te bevorderen. Het vier jaar durende programma ging op 18 januari 2001 van start en had een budget van 100 miljoen euro.

Het programma had drie actielijnen:

1) bevordering van de toegang tot en stimulering van het gebruik van overheidsinformatie;

2) bevordering van de productie van inhoud in een meertalige en multiculturele omgeving;

3) versterking van de dynamiek op de markt voor digitale inhoud.

Het werd uitgevoerd door middel van projecten voor gezamenlijke rekening die werden geselecteerd op basis van openbare uitnodigingen tot het indienen van voorstellen.

In de periode 2003-2004 werden 64 projecten medegefinancierd, waarbij 404 organisaties waren betrokken en die 24 lidstaten plus IJsland, Noorwegen, Bulgarije, Roemenië en Turkije bestreken. De uitgaven uit het budget voor 2003 en 2004, met inbegrip van de financiering van alle projecten voor gezamenlijke rekening, de kosten van de evaluaties, beoordelingen en vergaderingen, bedroegen in totaal ongeveer 56 miljoen euro.

3. EVALUATIEDOELSTELLINGEN

De volgende aspecten zijn beoordeeld: relevantie van de doelstellingen, prioriteiten en uitvoeringsmethoden van de programma’s, doeltreffendheid en impact ervan, doelmatigheid en kosteneffectiviteit ervan, nut en duurzaamheid ervan, causaal verband tussen de gebruikte middelen en de activiteiten en veronderstelde effecten (interventielogica) en lessen die met het oog op mogelijke vergelijkbare activiteiten in de toekomst kunnen worden geleerd.

4. EVALUATIEBEVINDINGEN

De beoordelaars concludeerden dat het programma met succes ten uitvoer is gelegd en dat de steunverlening en het programmabeheer over het algemeen transparant, doeltreffend en bevredigend zijn verlopen.

Hun vier voornaamste conclusies waren:

Conclusie 1: goede uivoering van de hoofdfuncties

Het programma eContent heeft goede activiteiten en resultaten opgeleverd: het heeft een reële en wezenlijke bijdrage geleverd aan de stimulering van het gebruik van overheidsinformatie en aan de productie van meertalige en multiculturele inhoud. De resultaten van het programma werden over het algemeen positief bevonden en stonden in verhouding tot de uitgetrokken middelen; het programma werd gezien de geproduceerde output en resultaten kosteneffectief geacht en het stimuleerde activiteiten die anders niet, of slechts op nationaal niveau hadden plaatsgevonden. Het algemene beheer van het programma was goed, en de processen verliepen eerlijk en transparant.

Conclusie 2: aanpassing aan snelle veranderingen in de sector

De razendsnelle ontwikkeling van de sector had grote gevolgen voor de doelstellingen van het programma: in het bijzonder werd de oorspronkelijke bedoeling om bepaalde soorten activiteiten in gang te zetten veel sneller gerealiseerd dan oorspronkelijk kon worden voorzien. Het programma speelde goed in op deze veranderde omstandigheden door tussentijdse aanpassing van de doelstellingen (de actielijnen werden bijgesteld), wat door de beoordelaars werd gewaardeerd. Vanwege deze aanpassing moest echter in een vrij laat stadium van het programma meer nadruk worden gelegd op netwerkvorming, gemeenschapsvorming en verspreiding op programmaniveau. De beoordelaars waren van mening dat de horizontale aspecten waarmee het programma hierop insprong van goede kwaliteit waren, maar dat de hoeveelheid tekortschoot.

Conclusie 3: toegevoegde waarde van het programmaniveau

Wat betreft de vooruitgang ten aanzien van de meer algemene sociaaleconomische doelstellingen van het programma oordeelt de beoordelaar verschillend over eContent als projectreeks (verwacht wordt dat de doelstellingen in de drie actielijnen op termijn zullen worden verwezenlijkt) en over eContent als synergetisch geheel (het panel vond onvoldoende aanwijzingen voor de ontwikkeling van synergieën op programmaniveau die kunnen leiden tot een significante toegevoegde waarde ten opzichte van de opgetelde waarde van de afzonderlijke projecten). De beoordelaars waren van mening dat onvoldoende waarde was gehecht aan netwerkvorming tussen projecten en achtte de verspreidings- en overlegactiviteiten op programmaniveau onvoldoende. De vrij bescheiden schaal van de activiteiten van eContent werd zo niet optimaal benut om een hefboomeffect teweeg te brengen.

Conclusie 4: relatie met lopende en toekomstige programma’s

De beoordelaars waren van mening dat het programma de toetredingslanden goed en doeltreffend bereikte, een goede aanvulling vormde op het initiatief e-TEN en goed was afgestemd op het actieplan eEurope, maar waren niet overtuigd van de synergie met het programma van de structuurfondsen. Hieruit kunnen volgens hen nuttige en direct toepasbare lessen worden getrokken voor de programma’s eContent-plus en ICT-beleidsondersteuning (CIP-ICT). De ervaring die in dit opzicht is opgedaan (bv. de specifieke eisen van gemeenschapsvorming, netwerkvorming, verspreiding en benutting) kan leiden tot mechanismen die een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van de duurzame sociaaleconomische voordelen op lange termijn waarnaar gestreefd wordt in de agenda’s van Lissabon en Göteborg.

5. AANBEVELINGEN EN COMMENTAAR VAN DE COMMISSIE

Aan de hand van bovenstaande hoofdconclusies werden de volgende aanbevelingen voor toekomstige programma’s gedaan, waarbij de Commissie de volgende opmerkingen maakt:

Aanbeveling 1: De beoordelaars pleitten ervoor in toekomstige dicht bij de markt staande programma’s een veel groter deel van de middelen uit te trekken voor netwerkvorming en overleg tussen projecten en voor het verspreiden van elementen van projecten die navolging verdienen, zonder dat die projecten zelf stimulansen voor verspreiding bevatten. Ook wordt aanbevolen te overwegen steun te verlenen voor programma-evenementen en -conferenties.

Commentaar van de Commissie: Om netwerkvorming tussen projecten te bevorderen en de verspreiding op programmaniveau beter aan te sturen zijn thematische netwerken opgenomen in de hoofdacties van het programma eContent-plus. Deze dienen als instrument om relevante belanghebbenden, expertise en faciliteiten bijeen te brengen teneinde voorlichtingsactiviteiten te ondersteunen en mogelijkheden ter verbetering van de beschikbaarheid van digitale inhoud te verkennen en uit te werken en de door het programma gefinancierde programma’s te coördineren.

Aanbeveling 2: Er werd gewezen op twee gebieden waarop studies zouden kunnen worden uitgevoerd ter verbetering van toekomstige dicht bij de markt staande programma’s: om de toegevoegde waarde van het programmaniveau te maximaliseren moet meer bekend worden over de wijze van verspreiding van de resultaten van dicht bij de markt staande projecten en programma’s, en er moeten hulpmiddelen worden ontwikkeld voor de beoordeling van de vorderingen ten aanzien van het bereiken van de langetermijnresultaten van dicht bij de markt staande programma’s.

Commentaar van de Commissie: De Commissie is voornemens in het kader van het vervolgprogramma eContent-plus een aantal studies te beginnen, bijvoorbeeld naar investeringen in de digitalisering van cultureel erfgoed en de economische gevolgen van de bewaring van digitale bestanden.

Aanbeveling 3: Voorts wordt aanbevolen in de programma’s enige middelen uit te trekken voor het toezicht op de langetermijnontwikkeling van de marktresultaten als onderdeel van een voortdurende betrokkenheid bij de doelsector (Europese digitale inhoud). Dit zou evaluaties vergemakkelijken, meer aandacht opleveren voor activiteiten en projectresultaten en bijdragen tot de “fijnafstemming” die van cruciaal belang is voor sectoren die een stormachtige ontwikkeling doormaken.

Commentaar van de Commissie: De Commissie heeft in een aantal activiteiten al rekening gehouden met deze aanbevelingen: momenteel worden gegevens over de omvang en de groei van de informatiemarkt in het publieke domein verzameld en geordend.

6. CONCLUSIE

De Commissie neemt terdege nota van de conclusies in de eindevaluatie van het programma en zal bij de uitvoering van het programma eContent-plus en bij de planning van toekomstige vervolgprogramma’s rekening houden met de aanbevelingen. Reeds gemaakte vorderingen op gebieden die in deze aanbevelingen worden genoemd, zullen nog intensiever worden aangepakt.

De Commissie is van mening dat het programma eContent:

1) met succes is uitgevoerd;

2) het belang van digitale inhoud heeft vergroot als middel om de toegankelijkheid van informatie voor de burger te verbeteren en de economische en sociale ontwikkeling van het Europese bedrijfsleven te stimuleren;

3) rijke en gevarieerde digitale inhoud en diensten heeft bevorderd die bijdragen tot de totstandkoming van een gemeenschappelijke Europese informatieruimte en een informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid.

Eindevaluatie van het programma eContent (2001-2005): Eindverslag, juni 2006, RAND Europe

Samenvatting

Achtergrond

Het programma eContent 2001-2005 maakt deel uit van een reeks programma’s ter bevordering van de groei en de ontwikkeling van de sector digitale inhoud in Europa. Hiermee wordt vooral beoogd Europese bedrijven en burgers de beschikking te geven over hoogwaardige digitale inhoud van Europese oorsprong op een wijze die is afgestemd op hun behoeften. Andere factoren die een rol speelden bij het programma zijn de integratie van de (toenmalige) kandidaat-lidstaten (waarvan de meeste nu deel uitmaken van de Europese Gemeenschap) en andere Europese beleidsdoelstellingen die zich aandienden, in het bijzonder de doelstellingen van Lissabon.

Belangrijkste aandachtspunten van de eindevaluatie

Deze eindevaluatie achteraf kon worden uitgevoerd omdat voor het volledige programmabudget van 100 miljoen euro betalingsverplichtingen zijn aangegaan en de activiteiten grotendeels zijn voltooid. In 2003, ongeveer halverwege de looptijd van het programma, is een tussentijdse evaluatie uitgevoerd, maar toen was het nog te vroeg om te beoordelen welke bijdrage de zichtbare resultaten en output van de projecten waarvoor contracten waren gesloten leverden aan de beoogde meer algemene sociaaleconomische gevolgen van het programma. Dergelijke gevolgen ontstaan pas na verloop van tijd (en het is nog steeds te vroeg om ze in hun volle omvang te zien); een groot deel van deze evaluatie betreft dan ook de mate waarin het programma, en de daarbij behorende activiteiten, mechanismen hebben opgeleverd of versterkt die kunnen leiden tot de beoogde resultaten. Aspecten als verspreiding en benutting en relaties tussen het programma en de sector waarop het betrekking heeft zijn cruciaal voor de beoordeling van deze mechanismen.

In het volledige evaluatierapport zijn de conclusies uitvoerig beschreven. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven.

Conclusie 1: goede uivoering van de hoofdfuncties

Het programma eContent heeft goede activiteiten en resultaten opgeleverd: het heeft een reële en wezenlijke bijdrage geleverd aan de stimulering van het gebruik van overheidsinformatie en aan de productie van meertalige en multiculturele inhoud. De resultaten van het programma werden over het algemeen positief bevonden en stonden in verhouding tot de uitgetrokken middelen; het programma werd gezien de geproduceerde output en resultaten kosteneffectief geacht en het stimuleerde activiteiten die anders niet, of slechts op nationaal niveau hadden plaatsgevonden. Het algemene beheer van het programma was goed, en de processen verliepen eerlijk en transparant.

Conclusie 2: aanpassing aan snelle veranderingen in de sector

De razendsnelle ontwikkeling van de sector had grote gevolgen voor de doelstellingen van het programma: in het bijzonder werd de oorspronkelijke bedoeling om bepaalde soorten activiteiten in gang te zetten veel sneller gerealiseerd dan oorspronkelijk kon worden voorzien. Het programma speelde goed in op deze veranderde omstandigheden door tussentijdse aanpassing van de doelstellingen (de actielijnen werden bijgesteld), wat door de beoordelaars werd gewaardeerd. Vanwege deze aanpassing moest echter in een vrij laat stadium van het programma meer nadruk worden gelegd op netwerkvorming, gemeenschapsvorming en verspreiding op programmaniveau. De beoordelaars waren van mening dat de horizontale aspecten waarmee het programma hierop insprong van goede kwaliteit waren, maar dat de hoeveelheid tekortschoot.

Conclusie 3: toegevoegde waarde van het programmaniveau

Wat betreft de vooruitgang ten aanzien van de meer algemene sociaaleconomische doelstellingen van het programma oordeelt de beoordelaar verschillend over eContent als projectreeks (verwacht wordt dat de doelstellingen in de drie actielijnen op termijn zullen worden verwezenlijkt) en over eContent als synergetisch geheel (het panel vond onvoldoende aanwijzingen voor de ontwikkeling van synergieën op programmaniveau die kunnen leiden tot een significante toegevoegde waarde ten opzichte van de opgetelde waarde van de afzonderlijke projecten). De beoordelaars waren van mening dat onvoldoende waarde was gehecht aan netwerkvorming tussen projecten en achtte de verspreidings- en overlegactiviteiten op programmaniveau onvoldoende. De vrij bescheiden schaal van de activiteiten van eContent werd zo niet optimaal benut om een hefboomeffect teweeg te brengen.

Conclusie 4: relatie met lopende en toekomstige programma’s

De beoordelaars waren van mening dat het programma de toetredingslanden goed en doeltreffend bereikte, een goede aanvulling vormde op het initiatief e-TEN en goed was afgestemd op het actieplan eEurope, maar waren niet overtuigd van de synergie met het programma van de structuurfondsen. Hieruit kunnen volgens hen nuttige en direct toepasbare lessen worden getrokken voor de programma’s eContent-plus en ICT-beleidsondersteuning (CIP-ICT). De ervaring die in dit opzicht is opgedaan (bv. de specifieke eisen van gemeenschapsvorming, netwerkvorming, verspreiding en benutting) kan leiden tot mechanismen die een wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van de duurzame sociaaleconomische voordelen op lange termijn waarnaar gestreefd wordt in de agenda’s van Lissabon en Göteborg.

Aanbevelingen

De beoordelaars pleitten ervoor in toekomstige dicht bij de markt staande programma’s een veel groter deel van de middelen uit te trekken voor netwerkvorming en overleg tussen projecten (bijvoorbeeld aanmoediging van de ontwikkeling en verspreiding van nieuwe bedrijfsmodellen) en voor het verspreiden van elementen van projecten die navolging verdienen, zonder dat die projecten zelf stimulansen voor verspreiding bevatten. Ook wordt aanbevolen te overwegen steun te verlenen voor programma-evenementen en -conferenties, een persdienst in te stellen en optimaal gebruik te maken van alle passende media, in het bijzonder door optimalisatie van zoekmachines, virale marketing enz., en tegelijkertijd gebruik te blijven maken van de vakpers. Dergelijke horizontale activiteiten zijn cruciaal om de potentiële waarde van een programma optimaal te benutten, en mogen niet worden overgelaten aan de onzekerheden die nu eenmaal kleven aan het mechanisme van “uitnodigingen tot het indienen van voorstellen”.

Er werd gewezen op twee gebieden waarop studies zouden kunnen worden uitgevoerd ter verbetering van toekomstige dicht bij de markt staande programma’s: om de toegevoegde waarde van het programmaniveau te maximaliseren moet meer bekend worden over de wijze van verspreiding van de resultaten van dicht bij de markt staande projecten en programma’s, en er moeten hulpmiddelen (naar analogie van de citatie-analysehulpmiddelen die worden gebruikt bij de beoordeling van de resultaten van RTD-programma’s) worden ontwikkeld voor de beoordeling van de vorderingen ten aanzien van het bereiken van de langetermijnresultaten van dicht bij de markt staande programma’s.

Voorts wordt aanbevolen in de programma’s enige middelen uit te trekken voor het toezicht op de langetermijnontwikkeling van de marktresultaten als onderdeel van een voortdurende betrokkenheid bij de doelsector (Europese digitale inhoud). Dit zou evaluaties vergemakkelijken, meer aandacht opleveren voor activiteiten en projectresultaten en bijdragen tot de “fijnafstemming” die van cruciaal belang is voor sectoren die een stormachtige ontwikkeling doormaken.[pic][pic][pic]

[1] Mid term evaluation of the eContent Programme: Final Report , juni 2003, Technopolis Ltd., IDATE en PRISMA . Het volledige rapport is beschikbaar op: www.cordis.lu/econtent

[2] Final Evaluation of the eContent Programme (2001-2005): Final Report , juni 2006, RAND Europe, http://ec.europa.eu/information_society/activities/econtentplus/index_en.htm.

[3] RAND Europe, gecontracteerd op basis van een niet-openbare aanbesteding van DG Informatiemaatschappij, gehouden in de herfst van 2005.

[4] De eenheden C3 en E6 van DG INFSO.

[5] PB L 14 van 18.1.2001, blz. 32.