52006DC0724

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de algemene aanpak om de ENB-partnerlanden te laten deelnemen aan communautaire agentschappen en programma's /* COM/2006/0724 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 4.12.2006

COM(2006) 724 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

over de algemene aanpak om de ENB-partnerlanden te laten deelnemen aan communautaire agentschappen en programma's

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

over de algemene aanpak om de ENB-partnerlanden te laten deelnemen aan communautaire agentschappen en programma's

Inleiding:

Een belangrijk onderdeel van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) is de mogelijkheid voor ENB-partnerlanden om deel te nemen aan het communautair beleid of aan bepaalde communautaire programma's of om daarmee nauwer samen te werken. Deze betrokkenheid kan twee vormen aannemen:

- de deelname van een ENB-lidstaat aan, het uitoefenen van een waarnemersstatus bij of samenwerking met specifieke agentschappen of andere organen die betrokken zijn bij het Gemeenschapsbeleid (bv. het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid, het Europees milieuagentschap, het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, de Toezichtautoriteit voor Galileo, enz.);

- de opname van ENB-partners in de uitvoering van het communautair beleid (bv., onderzoek & ontwikkeling, consumentenbescherming, informatiemaatschappij, concurrentievermogen en innovatie, enz.). Voor elk programma moet worden beslist of de financiering van de deelname van ENB-partnerlanden van de landen zelf moet komen (zoals voor leden van de Europese Economische Ruimte) of van de EU-begroting (ofwel uit de desbetreffende interne programmamiddelen, wanneer de respectieve rechtsgrondslag daarin voorziet, ofwel door specifieke financiering in het kader van het Europees Nabuurschaps- en partnerschapsinstrument – ENPI).

De Commissie heeft een uitgebreid overzicht gemaakt van de bestaande agentschappen en programma's om de mogelijkheden voor vorderingen op deze gebieden te onderzoeken. Op grond daarvan worden in deze mededeling twee verschillende benaderingswijzen voorgesteld: één voor de deelname aan communautaire agentschappen, een andere voor de deelname aan communautaire programma's.

Wat het eerste punt betreft, zullen tussen elke ENB-partner en elk agentschap individuele overeenkomsten moeten worden gesloten. Wat het tweede betreft, wordt in deze mededeling een aanpak in twee fasen voorgesteld, geïnspireerd door de ervaring met de kandidaat-lidstaten. Zodoende wordt vermeden dat de samenwerkings- of associatieraden geval per geval een groot aantal besluiten met gedetailleerde technische voorwaarden moeten vaststellen. Als eerste stap streeft de Commissie naar een mandaat om een algemeen machtigingsprotocol af te sluiten bij elk van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten of de associatieovereenkomsten, te beginnen met de ENB-partnerlanden die reeds ENB-actieplannen hebben aangenomen. Als deze protocollen eenmaal geratificeerd zijn, zullen zij een goede rechtsgrondslag verschaffen om volgens een veel eenvoudigere procedure programmaspecifieke memoranda van overeenstemming met ENB-partners te sluiten, waarin de bijzonderheden van de deelname aan programma's worden opgenomen die voor beide partijen van belang zijn. Een aanpak per geval zou mogelijk blijven, maar voorbehouden zijn voor prioritaire zaken.

De Commissie is voornemens om in de lente 2007 aanbevelingen voor te stellen voor specifieke mandaten voor aanvullende protocollen bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten of associatieovereenkomsten.

Achtergrond

Het strategiedocument van 12 mei 2004 over het Europees Nabuurschapsbeleid[1] bevatte de beleidsdoelstelling om zestien ENB-partners (Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Libië, Moldavië, Marokko, de Palestijnse Autoriteit, Syrië, Tunesië en Oekraïne) te laten deelnemen aan relevante communautaire programma's. In het strategiedocument werd gesteld dat de Commissie "een onderzoek van de EU-programma’s en -agentschappen [verrichtte] waarvoor de deelname van de buurlanden in het belang van de uitgebreide EU en de buurlanden [kon] zijn". In dat document werd uiteengezet dat "in het kader van het nabuurschapsbeleid ook [werd] overwogen bepaalde communautaire programma’s geleidelijk open te stellen, op basis van wederzijds belang en beschikbare middelen". Voorts werd daarin bepaald dat "verschillende partners […] belangstelling [hadden] getoond om, eventueel als waarnemers, deel te nemen aan bepaalde communautaire fora voor samenwerking of regelgeving". Op 14 juni 2004 bevestigde de Raad deze strategie.

De tot dusver met tien ENB-partners (Armenië, Azerbeidzjan, Georgië, Israël, Jordanië, Moldavië, Marokko, de Palestijnse Autoriteit, Tunesië en Oekraïne) overeengekomen en tussen deze landen geldende ENB-actieplannen en de ENB-actieplannen die zich momenteel in de goedkeuringsprocedure bevinden (Egypte, Libanon), bevatten standaardformuleringen om het ENB nieuwe partnerschapsperspectieven te laten openen inclusief “mogelijkheden inzake geleidelijke openstelling van of versterkte samenwerking binnen relevante communautaire programma's”. Een ENB-actieplan bevat ook specifieke bepalingen die de Europese Gemeenschap de opdracht geven “een algemeen onderzoek te voeren van alle communautaire programma's en organen, met het doel deze open te stellen voor deelname van de ENB-partner”.

De concrete keuze van specifieke programma's en agentschappen waaraan individuele ENB-partners kunnen deelnemen, hangt af van de onderwerpen waarvoor de Europese Gemeenschap, de ENB-partners en de respectieve agentschappen belangstelling hebben, alsook van de uitkomst van de onderhandelingen over specifieke programma's, agentschappen en landen.

Deze mededeling bevat beknopte informatie over agentschappen en programma's ten behoeve van mogelijke ENB-partners die willen deelnemen en is erop gericht een algemene aanpak vast te stellen voor het bereiken van bovengenoemde beleidsdoelstelling.

Beginselen

De deelname van ENB-partnerlanden aan communautaire agentschappen en programma's biedt belangrijke mogelijkheden om het Europees nabuurschapsbeleid verder te versterken.

Sommige agentschappen kunnen zelf geïnteresseerd zijn in de deskundigheid van de ENB-partners, terwijl voor andere de doelstelling van de Europese Unie om regelgevende en bestuurlijke hervormingen en institutionele opbouw in buurlanden via het ENB aan te moedigen en te steunen, het doorslaggevende communautaire belang is. Het vervullen van de noodzakelijke voorwaarden voor deelname aan de activiteiten van de communautaire agentschappen – zoals aanpassing aan het communautair acquis of het oprichten van relevante nationale instellingen met voldoende bevoegdheden – zal in veel gevallen een katalysator zijn voor en een weg naar hervorming en modernisering in relevante sectoren. Vaak zal dit ook een effectief middel zijn om de convergentie van de ENB-partners met de normen, beste praktijken en wettelijke vereisten van de EU te bevorderen. Zo bevat deze aanpak automatisch een element van positieve conditionaliteit. De deelname stemt overeen met de doelstelling van het ENB om het interne EU-beleid naar buiten te richten om bij te dragen tot de bevordering van welvaart, stabiliteit en veiligheid in de buurlanden.

Wanneer dat mogelijk was op basis van de rechtsgrondslag, werden reeds bepaalde communautaire programma's selectief opengesteld om kandidaat-lidstaten, landen die nog geen kandidaat-lidstaat zijn, EER-landen en Zwitserland te laten deelnemen. Uit ervaring met niet-lidstaten is gebleken dat deelname aan communautaire programma's heel positieve gevolgen kan hebben. Op het niveau van beleid en regelgeving heeft dergelijke deelname de ontwikkeling en vaststelling van strategieën bevorderd op een aantal beleidsdomeinen die betrekking hebben op hervorming en overgang. Partnerlanden werden erdoor aangemoedigd om nieuwe modellen vast te stellen voor het raadplegen en laten deelnemen van de private sector. Het heeft beleidsmakers van derde landen meer toegang verschaft tot gespecialiseerde netwerken en hen vertrouwd gemaakt met praktische aspecten van de EU-beleidsvorming. In bepaalde gevallen heeft dit geleid tot de oprichting van nieuwe instellingen, in andere gevallen tot het versterken van de administratieve capaciteit en wettelijke bevoegdheid van de bestaande instellingen. Dit is een hulpmiddel gebleken bij de overdracht van beste praktijken. Ten slotte heeft dergelijke deelname ook gezorgd voor een grotere zichtbaarheid van de Europese Unie in derde landen.

Juridische voorwaarden

De oprichtingsverordeningen (statuten) van agentschappen bevatten vaak de mogelijkheid tot deelname van derde landen.

De rechtsgrondslagen van communautaire programma's voorzien vaak in de mogelijkheid voor derde landen om deel te nemen (dat wil zeggen dat zij een “openstellingsbepaling” bevatten).

Bovendien moeten bindende overeenkomsten naar internationaal recht worden opgesteld, waarin de algemene voorwaarden voor deelname van een ENB-partner worden opgenomen.

Deelname aan agentschappen van de Europese Gemeenschap

De Europese Gemeenschap en de Europese Unie hebben tot op heden overeenkomstig verschillende rechtsgrondslagen van de eerste pijler 21 niet-uitvoerende agentschappen op respectieve bevoegdheidsdomeinen opgericht. Drie andere zullen binnenkort worden opgestart. Deze agentschappen worden vaak gefinancierd uit de begroting van de Gemeenschap. Bepaalde agentschappen zijn financieel autonoom. Drie andere van die organen zijn gebaseerd op bepalingen van de tweede pijler, en functioneren onder de controle van de Raad, met een begroting die uitsluitend wordt gefinancierd via nationale bijdragen van de EU-lidstaten. Nog drie andere zijn opgericht op grond van de bepalingen van de derde pijler. In totaal zijn er 30 verschillende organen en agentschappen (zie bijlage A).

Een Europees regelgevend agentschap kan worden gedefinieerd als een onafhankelijke, door de wetgever opgerichte juridische entiteit die een specifieke sector op Europees niveau helpt reguleren en specifiek communautair beleid helpt uitvoeren. Door zijn taken uit te oefenen, draagt het bij tot het verbeteren van de wijze waarop regels in de hele EU worden toegepast.

In veel gevallen bevatten de oprichtingsverordeningen de standaardbepaling dat het “agentschap [open]staat […] voor de deelname van derde landen die met de Europese Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten betreffende de overname en de toepassing door die landen van het Gemeenschapsrecht op het door het basisbesluit bestreken terrein. In het kader van die overeenkomsten worden regelingen uitgewerkt die met name de aard van en de procedures voor de deelname van die landen aan de werkzaamheden van een agentschap specificeren, met inbegrip van bepalingen betreffende de deelname aan bepaalde interne organen, de financiële bijdragen en de inzet van personeel"[2]. Dat betekent echter altijd deelname zonder stemrecht in hun besluitvormende organen. Deelname aan de activiteiten van een agentschap heeft evenmin het lidmaatschap van dat agentschap tot gevolg.

Aangezien de Europese wetgever elk agentschap opricht via respectieve afgeleide wetgeving, waarin voor elk agentschap specifieke bepalingen worden vastgesteld, heeft de wetgever verschillende voorwaarden vastgesteld voor de deelname van derde landen, afhankelijk van de sector waarin elk van die agentschappen actief is (zie bijlage B).

Het vaststellen van een beleid inzake de deelname van ENB-partners

Over concrete regelingen voor de deelname van individuele ENB-partnerlanden aan specifieke agentschappen moet worden onderhandeld, waarbij de belangen van de Gemeenschap en van de individuele ENB-partner worden bepaald en afgewogen. Het opnemen van ENB-partners in agentschappen, moet geleidelijk en selectief gebeuren, rekening houdend met de wederzijdse voordelen van een deelname en met de noodzakelijke voorwaarden om aan de activiteiten te kunnen deelnemen. De absorptiecapaciteit van een agentschap moet als een noodzakelijke voorwaarde worden beschouwd. De Commissie zal haar contacten met alle ENB-partners intensiveren om te bepalen of zij selectief aan communautaire agentschappen kunnen deelnemen, uitgaande van de prioriteit die elk partnerland aan de kwestie geeft en zijn langetermijnverbintenis om de deelname te handhaven. Met gebruikmaking van de regelmatige dialoog in verscheidene organen die zijn opgericht in het kader van de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten of associatieovereenkomsten (associatie- en samenwerkingsraden, comités en subcomités), zullen de ENB-partnerlanden worden aangemoedigd om hun concrete interesses en bekwaamheid om deel te nemen aan de werkzaamheden van de communautaire agentschappen, te bepalen en voor te stellen.

Parallel met de voorbereiding van formele overeenkomsten op grond waarvan ENB-partners zullen kunnen deelnemen aan communautaire agentschappen, is het ook mogelijk dat andere wegen moeten worden verkend en bevorderd om de technische samenwerking van de agentschappen met de buurlanden geleidelijk te intensiveren en de landen voor te bereiden op een mogelijke deelname. Bij deze oefening moeten de raden van bestuur van de respectieve agentschappen naar behoren worden betrokken.

Zonder afbreuk te doen aan de uitkomst van meer concreet overleg, is de Commissie van oordeel dat de volgende activiteiten van communautaire agentschappen het meest relevant zijn voor de ENB-partners:

- Voor deelname aan het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA) zal communautaire wetgeving op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging moeten worden vastgesteld, maar deelname zal mogelijk zijn voor alle betrokken partijen. Europese ENB-partners die het Verdrag van Chicago[3] ondertekend hebben en ermee instemmen Gemeenschapsrecht vast te stellen en toe te passen op het betrokken gebied, kunnen deelnemen aan het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA). Aan de derde landen die met de Europese Gemeenschap sectorovereenkomsten hebben gesloten, kan het bijzonder statuut van waarnemer bij het EASA worden toegekend. Een aantal van die derde landen werken al op een bepaald niveau samen als leden van de JAA (Joint Aviation Authorities), aangezien het EASA sinds 2003 ook lid is van de JAA. Voorts kunnen Europese ENB-partners die geen lid zijn van de JAA alsook niet-Europese landen met het EASA samenwerken door middel van werkregelingen die worden afgesproken als administratieve regelingen tussen hun autoriteiten voor burgerlijke luchtvaart en het Agentschap om meer doeltreffende verificatieprocedures mogelijk te maken en het certificeren van luchtvaartproducten te vergemakkelijken. Ten slotte kunnen ENB-partners met een aanzienlijke productie in de luchtvaartsector met de Europese Gemeenschap overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning sluiten over hun respectieve certificeringsbevindingen en op die manier op hoog niveau met het EASA samenwerken op het gebied van regelgeving en administratie. Op voorwaarde dat zij met de Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten over de vaststelling en toepassing van Gemeenschapsrecht, zouden regelingen kunnen worden getroffen voor de deelname van ENB-partners aan het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) en van Europese ENB-partners aan het Europees Spoorwegagentschap (ERA). Op dezelfde manier hangt de deelname van de ENB-partners aan de activiteiten van het Europees Agentschap voor de voedselveiligheid af van de voorwaarde dat de EU-regelgeving inzake veiligheid van levensmiddelen en diervoeders[4] wordt overgenomen en toegepast. Het Europees milieuagentschap (EEA) – een communautair agentschap dat nu 32 leden telt sinds de toetreding van Zwitserland – zoekt momenteel naar mogelijkheden om een aantal ENB-landen te laten deelnemen aan sommige van zijn activiteiten. Het geeft nu reeds prioriteit aan samenwerking met ENB-partners in regionale samenwerkingsprocessen (zoals het door UNECE gestuurde proces "Milieu voor Europa", met het milieu verband houdende activiteiten in het kader van het Euro-mediterraan proces of de Zwartezeecommissie).

- Momenteel is deelname van ENB-partners niet mogelijk bij een aantal communautaire agentschappen waarvan de activiteit beperkt is tot het ondersteunen van EG-lidstaten bij het toepassen van bepaalde communautaire beleidsdomeinen, zoals het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop), het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (OHIM), of het Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO).

De belangrijkste doelstelling van andere agentschappen bestaat er precies in samen te werken met derde landen, inclusief ENB-partners, zoals in het geval van de Europese Stichting voor opleiding (ETF). Aangezien ENB-partners de vanzelfsprekende gesprekspartners zijn van dergelijke EG-agentschappen, kunnen zij niet als waarnemer of met een verlijkbare status aan die agentschappen deelnemen.

Een aantal andere agentschappen overwegen momenteel alleen selectieve samenwerking met derde landen als externe partners in specifieke activiteiten. Over de bijzonderheden van dergelijke samenwerking beslist de raad van bestuur van het desbetreffende agentschap. Ad-hocdeelname van ENB-partners aan verscheidene activiteiten, zoals comités van deskundigen, seminars en enquêtes, of de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) lijkt bijvoorbeeld wenselijk en haalbaar. Ook deelname aan voorlichtingsactiviteiten en nationale informatienetwerken van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA) kan worden overwogen. Zodra deze agentschappen, zoals het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC), die nu informeel samenwerken met ENB-partners over een aantal kwesties, zoals vogelgriep, hun startfase afsluiten, zal verdergaande deelname van ENB-partners mogelijk worden. De verordening tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole (CFCA) staat samenwerking met derde landen toe op het gebied van visserijcontrole en -inspectie.

Bijgevolg zijn er verschillen tussen de agentschappen wat de situatie en de mogelijkheden inzake deelname van ENB-partnerlanden[5] betreft.

In een aantal gevallen zal een geleidelijke aanpak nodig zijn, waarbij wordt gestart met het opzetten van samenwerkingsprogramma's om de ENB-partnerlanden vertrouwd te maken met de werkzaamheden van de agentschappen. Het doel daarvan zou zijn de noodzakelijke voorbereidingen uit te voeren met betrekking tot het aannemen van het communautair acquis en het verbeteren van de bestuurlijke capaciteit wanneer dat een eerste vereiste is voor deelname. Alleen dan zou, op basis van de tijdens de samenwerkingsprogramma's opgedane ervaring, kunnen worden afgewogen of een overeenkomst wordt gesloten over deelname aan de werkzaamheden van de respectieve agentschappen.

Hoewel de ENB-partnerlanden geen lid kunnen worden van de Europese Politiedienst (Europol), de Europese eenheid voor justitiële samenwerking (Eurojust) en het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de EU (Frontex), bieden deze organisaties hun interessante samenwerkingsmogelijkheden. Er bestaan samenwerkingsovereenkomsten met een aantal derde landen, inclusief de Russische Federatie, terwijl andere landen, zoals de VSA en Kroatië, operationele overeenkomsten hebben. Bij de keuze van de partnerlanden wordt zowel rekening gehouden met de prioriteiten van het beleid van de Europese Unie op het gebied van buitenlandse betrekkingen als met de op operationele behoeften gebaseerde prioriteiten.

Deelname aan communautaire programma's

De Commissie beheert een aantal sectorspecifieke communautaire programma's (bv. Aeneas, Tempus, Erasmus Mundus) die specifiek zijn opgezet om derde landen te steunen, in het bijzonder ENB-partners. Deze externe programma's maken niet het voorwerp uit van deze mededeling.

Deze mededeling heeft alleen betrekking op interne communautaire programma's die zijn vastgesteld ten behoeve van EU-lidstaten en om het interne beleid van de Europese Gemeenschap te ondersteunen. Deze programma’s vormen een geïntegreerd pakket acties van de Europese Gemeenschap om de samenwerking tussen haar lidstaten te bevorderen op verscheidene specifieke domeinen, en om binnen een paar jaar de doelstellingen van de Gemeenschap te bereiken. In beginsel zijn deze uitsluitend vastgesteld voor de lidstaten, op grond van een specifieke toewijzing van de algemene EU-begroting. In veel gevallen maken de verordeningen tot vaststelling van dergelijke programma’s echter de deelname van derde landen mogelijk, mits bepaalde voorwaarden zijn vervuld. Bovendien hebben sommige interne programma's, afhankelijk van hun onderwerp, een externe dimensie.

De Europese instellingen stellen momenteel nieuwe communautaire programma’s vast die zullen worden gefinancierd in het kader van de financiële vooruitzichten 2007-2013. Deze programma’s zijn gedeeltelijk opgesomd in de Mededeling van de Commissie van 22 mei 2006[6], die een reeks ter goedkeuring voorgelegde wetgevingsvoorstellen samenvat. Deze mededeling bevat echter geen wetgevingsvoorstellen waarover na 17 mei 2006 een politieke overeenkomst is bereikt. Momenteel is het beeld nog onvolledig, aangezien het wetgevend proces voor een aantal van deze nieuwe programma’s nog aan de gang is. Daarom is het alleen mogelijk een voorlopige lijst op te stellen van de respectieve rechtsgrondslagen (Bijlage C), die nog kan worden gewijzigd.

In veel gevallen zullen deze nieuwe communautaire programma’s de lopende programma’s vervangen aangezien deze eind 2006 aflopen. Deze mededeling heeft daarom alleen betrekking op programma’s die nog uitwerking hebben na het einde van dit jaar.

Veel van deze rechtsgrondslagen bepalen dat een programma “[open]staat voor de deelname van derde landen wanneer overeenkomsten daartoe de mogelijkheid bieden”. In een aantal van die “openstellingsclausules” wordt specifiek bepaald dat derde landen (in het bijzonder landen die onder het ENB vallen) in aanmerking komen om deel te nemen “overeenkomstig de voorwaarden van de respectieve overeenkomsten tot vaststelling van de algemene beginselen voor hun deelname aan communautaire programma’s”.

De bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten of associatieovereenkomsten met ENB-partners bevatten geen bepalingen betreffende communautaire programma’s. Daarom lijkt het nodig om bij deze overeenkomsten protocollen af te sluiten, in het bijzonder overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met verwijzing naar de interne rechtsgrondslagen waarop de verschillende communautaire programma's zijn gebaseerd. Deze protocollen zouden kaderovereenkomsten bevatten waarin de algemene voorwaarden voor deelname van ENB-partners worden vastgesteld en zouden als basis dienen voor memoranda van overeenstemming waarin specifieke technische, financiële en administratieve regelingen zouden worden omschreven voor de deelname van een individuele ENB-partner aan specifieke programma’s.

Het vaststellen van een consequent beleid inzake de deelname van ENB-partners

Deelname aan de verschillende communautaire programma’s zal niet hetzelfde belang en nut hebben voor ENB-partnerlanden als voor de Gemeenschap. In een kort overzicht van de beleidsdomeinen wordt het volgende voorgesteld:

- Het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) en met name het onderdeel ondernemerschap en innovatie ervan, vormt een aanmerkelijke wijziging in het ondersteunen van ondernemerschap in de Europese Gemeenschap. Deelname van ENB-partnerlanden zal haalbaar zijn, en is afhankelijk van bilaterale overeenkomsten.

- Zodra het beheer van zijn nieuw subprogramma, het Programma Intelligente Energie – Europa wordt geconsolideerd, kan deelname ook het voorwerp uitmaken van specifieke overeenkomsten.

- Hetzelfde geldt voor het derde onderdeel van het CIP, met name het programma ter ondersteuning van het ICT-beleid.

- Europese ENB-partnerlanden die de Overeenkomst betreffende de grensoverschrijdende omroep van de Raad van Europa hebben geratificeerd, kunnen op verschillende manieren bij het MEDIA 2007-programma worden betrokken. Verenigbaarheid van hun relevante wetgeving in de media en audiovisuele sector met het communautair acquis, met inbegrip van de externe dimensie ervan (bv. de ratificatie van de Conventie van de UNESCO over de culturele diversiteit), is een algemene voorwaarde voor deelname aan dit programma. Alle wijzen van deelname vereisen aanvullende kredieten en specifieke voorwaarden waarover een overeenkomst moet worden bereikt alsook een overeenkomst over de financiële bijdrage van het deelnemende land.

- Het Marco Polo-programma over vervoer voorziet in de deelname van nabijgelegen derde landen op basis van aanvullende kredieten en overeenkomstig de met deze landen af te spreken procedures.

- Er moet worden gestreefd naar een zo ruim mogelijke deelname van ENB-partnerlanden aan het SESAR-programma, dat de technologische component vormt van het gemeenschappelijke Europese luchtruim. Derde landen die een horizontale overeenkomst over luchtvervoer ondertekenen – de ENB-partnerlanden Azerbeidzjan, Georgië, Libanon, Moldavië, Marokko en Oekraïne hebben reeds zo’n overeenkomst ondertekend of bevinden zich in de procedure daartoe – komen in aanmerking voor lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming SESAR.

- Het actieprogramma 2007-2013 op het gebied van de volksgezondheid voorziet in mogelijke deelname van derde landen, in het bijzonder ENB-partnerlanden.

- Hetzelfde geldt voor het consumentenbeleidsprogramma 2007-2013. De specifieke inhoud van deelname van een ENB-partnerland zal moeten worden bepaald overeenkomstig de vooruitgang die zij boeken bij de overname van het communautair acquis op dit gebied.

- De voorstellen van de Commissie betreffende de programma's Douane 2013 en Fiscalis 2013 voorzien in de deelname van de ENB-partnerlanden die hun desbetreffende wetgeving en bestuurlijke methoden voldoende hebben aangepast aan die van de Gemeenschap, op voorwaarde dat een kaderovereenkomst is vastgesteld.

- Het communautair programma "Pericles" inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij bepaalt dat het programma, voorzover de middelen daartoe op de communautaire begroting beschikbaar zijn, openstaat voor andere derde landen, op de met de betrokken landen overeen te komen wijzen en voorwaarden.

- Het programma voor interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheden, ondernemingen en burgers (IADBC) voorziet in internationale samenwerking met derde landen inclusief ENB partnerlanden in overeenstemming met artikel 14, lid 2, van Besluit 2004/387/EC tot vaststelling van dit programma zonder afbreuk te doen aan de andere bepalingen van dat besluit. De kosten van deelname vallen niet onder het programma.

Naast deze strikt interne programma's die voorwaardelijk openstaan voor deelname van ENB-partnerlanden, zijn bepaalde communautaire programma's reeds zo opgesteld dat zij specifieke vormen van deelname door ENB-partners mogelijk maken. Deze bieden de aangewezen middelen om individuen en organen van ENB-partnerlanden bij programma's te betrekken zonder dat algemene voorwaarden moeten worden neergelegd in de kaderovereenkomsten die zijn vastgesteld in protocollen bij de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten of associatieovereenkomsten:

- Het zevende kaderprogramma voor onderzoek voorziet reeds in mogelijkheden voor financiering van ENB-partnerorganisaties.

- Het programma Levenslang Leren voorziet in de mogelijkheid dat ten hoogste 1% van de toewijzingen van het programma worden besteed aan ondersteuning van de deelname aan de in het programma plaatsvindende partnerschaps-, project- en netwerkactiviteiten van partners uit derde landen.

- Het programma Cultuur over de ontwikkeling van de samenwerking tussen de scheppende kunstenaars, de culturele actoren en de culturele instellingen staat open voor samenwerking met (en niet deelname van) derde landen die met de Europese Gemeenschap associatie- of samenwerkingsovereenkomsten hebben gesloten (zoals de ENB-partnerlanden) waarin culturele bepalingen zijn opgenomen, op grond van aanvullende kredieten en nader te bepalen specifieke procedures.

- Het programma Jeugd in actie voor de periode 2007-2013 voorziet in samenwerking met derde landen die met de Gemeenschap overeenkomsten op jeugdgebied hebben gesloten (de zogenaamde "partnerlanden"). De samenwerkingswijze maakt het dus mogelijk deelnemers van ENB-partnerlanden bij het programma te betrekken voor de meeste van de door het programma ondersteunde activiteiten.

- Het programma Hercules II maakt het mogelijk dat uitgaven worden gedaan voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap in verband met de deelname van onder het ENB vallende landen.

- Bij projecten onder verscheidene programma's op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid die worden gefinancierd door het kaderprogramma "Grondrechten en justitie" kunnen derde landen zoals de ENB-partners deelnemen wanneer hun betrokkenheid bijdraagt aan hun doelstelling. Het kaderprogramma inzake veiligheid en bescherming van de vrijheden maakt het ook mogelijk dat derde landen deelnemen aan individuele projecten.

- Ten slotte kan het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (ERDF) bepaalde acties financieren buiten het grondgebied van de Europese Gemeenschap in het kader van grensoverschrijdende, transnationale of interregionale samenwerking.

Ten slotte zijn er een aantal communautaire programma's die niet geschikt lijken voor deelname van ENB-partners, zoals het Programma Europa voor de burger dat actief Europees burgerschap bevordert. Andere programma's zoals e-Content Plus, Safer Internet Plus, of Solidariteit en beheer van de migratiestromen staan niet open voor enige vorm van deelname van of samenwerking met ENB-partnerlanden. Dat is ook het geval met het communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit (Progress) dat erop gericht is de uitvoering van de doelstellingen van de Europese Unie op sociaal gebied en inzake werkgelegenheid, zoals uiteengezet in de Sociale Agenda, te ondersteunen.

Methodologie

De methodologie om deelname van ENB-partners toe te staan, verschilt tussen communautaire agentschappen en communautaire programma's.

De deelname van ENB-partners aan agentschappen vereist dat geval per geval bilaterale overeenkomsten worden opgesteld, voor elke ENB-partner en elk agentschap, individueel en afzonderlijk. In overeenkomsten van deze aard worden kwesties behandeld zoals het vervullen van wettelijke en bestuursrechtelijke voorwaarden voor deelname (bv. volledig in overeenstemming zijn met het relevante acquis ), voorrechten en immuniteiten voor ambtenaren van agentschappen tijdens hun missies naar ENB-partnerlanden, werkvergunningen en bepalingen in verband met sociale zekerheid en andere statuutkwesties betreffende burgers van ENB-partnerlanden die in agentschappen zijn tewerkgesteld, de delegatie van soevereine rechten die verband houden met de respectieve agentschappen, het recht van agentschappen om Gemeenschaprecht toe te passen in hun verhoudingen met ENB-partnerlanden, en bepalingen betreffende financiële controle.

Wat de communautaire programma's betreft stelt de Commissie voor om mits de nodige veranderingen de reeds gevestigde praktijk inzake kandidaat-lidstaten en landen die nog geen kandidaat-lidstaat zijn[7] te volgen (de zogenaamde “kaderbenadering” die sinds 2002 wordt gebruikt). Deze methodologie bevat twee belangrijke stappen:

De rechtsgrondslagen van de relevante programma's vereisen geregeld dat de voorwaarden voor deelname van derde landen worden bepaald via overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de respectieve landen. Momenteel zijn partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten of associatieovereenkomsten van kracht met alle ENB-partners, behalve drie (de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Belarus is momenteel “bevroren”; de associatieovereenkomst met Syrië is nog niet ondertekend; en er is nog geen associatieovereenkomst gesloten met Libië), maar deze bevatten daarover geen bepalingen. Bijgevolg moet bij voorkeur met elk van de ENB-partners een aanvullend protocol over een kaderovereenkomst[8] houdende algemene beginselen voor deelname worden vastgesteld om dergelijke deelname aan de programma's waarvan de rechtsgrondslag de “openstelling” voor de ENB-landen bepaalt (zie bijlage C), mogelijk te maken.

Het lijkt aangewezen om onderhandelingen te starten over dergelijke protocollen met de ENB-partnerlanden waarmee ENB-actieplannen zijn gesloten. Aangezien zijn associatieovereenkomst in september 2005 in werking is getreden, kan ook met Algerije een protocol worden vastgesteld, dat ook de raadpleging van memoranda van overeenstemming mogelijk maakt eenmaal met dat partnerland een ENB-actieplan is overeengekomen.

Dergelijke protocollen moeten ook bepalen dat meer gedetailleerde voorwaarden voor deelname moeten worden opgesteld in specifieke memoranda van overeenstemming voor elk programma, waarbij rekening moet worden gehouden met de concrete interesses van beide partijen in deelname. Daarin moeten onder andere regels betreffende de deelname worden vastgesteld, in het bijzonder de vereiste administratieve bevoegdheden en financiële bijdrage, de mechanismen om deel te nemen aan het beheer van het programma, en bepalingen over de financiële controle.

De “kaderbenadering” biedt het voordeel dat slechts de ratificatie van een protocol per ENB-partner is vereist, waarin een kaderovereenkomst wordt vastgesteld die de weg opent naar het afsluiten van programmaspecifieke memoranda van overeenstemming. Deze methodologie biedt de Commissie de mogelijkheid om namens de Gemeenschap de technische en administratieve voorwaarden vast te stellen (of deze later te wijzigen) waaronder afzonderlijke ENB-partners kunnen deelnemen aan specifieke programma's zonder omslachtige procedure om daar voor dergelijk technische details associatie- en samenwerkingsraden bij te betrekken. Deze algemene aanpak zal echter in prioritaire zaken waarbij een duidelijk belang is afgebakend, de bevoegde instanties niet beletten om individuele beslissingen te nemen om een specifieke ENB-partner te kunnen laten deelnemen aan een specifiek programma, met name wanneer er geen dergelijk protocol is.

Deze door de Commissie en de ENB-partner afgesloten memoranda van overeenstemming worden vastgesteld volgens een standaardformaat dat reeds is vastgesteld voor dergelijke overeenstemmingen die worden bereikt met kandidaat-lidstaten en landen die nog geen kandidaat-lidstaat zijn. De programma's die namens de Gemeenschap door uitvoeringsagentschappen worden beheerd (delen van het CIP en ook het Marco Polo programma, het programma Intelligente Energie, het programma op het gebied van de volksgezondheid, het Media-programma, en het zevende kaderprogramma voor onderzoek), zullen volledig moeten worden betrokken bij de onderhandelingen.

Financiële bijdragen en communautaire bijstand

ENB-partners die geïnteresseerd zijn in deelname aan communautaire agentschappen en programma's, zal om een financiële bijdrage worden verzocht. Aangezien hun financiële bijdragen moeten worden berekend op grond van specifieke kenmerken van elk afzonderlijk betrokken agentschap of programma, is het onmogelijk om deze vooraf vast te stellen. De criteria om de bijdrage voor deelname te berekenen variëren van agentschap tot agentschap en van programma tot programma. In bepaalde gevallen hangen zij af van formules op basis van het BBP en in andere van de taken van de agentschappen en programma's. Berekeningen kunnen ook worden beïnvloed door specifieke eigenschappen van individuele ENB-partners. In het algemeen zal de ervaring met kandidaat-lidstaten een leidraad bieden voor het vaststellen van de juiste bijdragen die van ENB-partners worden verwacht.

Zoals hierboven reeds vermeld, voorzien communautaire programma's die voor interne doelen zijn vastgesteld, slechts zelden in een begroting die moet worden gebruikt om samenwerking met derde landen te ondersteunen.

Zoals bij communautaire programma's zijn de begrotingen van de communautaire agentschappen in beginsel interne begrotingslijnen. Bijgevolg zal deelname van niet-lidstaten aan agentschappen volledig moeten worden gedekt ofwel door een volledige bijdrage in de kosten van de Gemeenschapsbegroting ofwel door samenwerkingsprogramma's die worden gefinancierd door communautaire bijstand van het ENPI of door andere donoren.

Allesomvattende algemene bijstand om deelname aan agentschappen en programma's te ondersteunen, zoals voor kandidaat-lidstaten of landen die nog geen kandidaat-lidstaat zijn, is op dit ogenblik niet gepland voor ENB-partnerlanden, aangezien het Europees Nabuurschapsbeleid is te onderscheiden van het uitbreidingsbeleid van de Europese Unie. Toch is het ENB gericht op het ondersteunen van moderniserings- en hervormingsprocessen, in het bijzonder institutionele modernisering en capaciteitsopbouw in ENB-partnerlanden.

Bijgevolg moet dergelijke ondersteuning in ieder afzonderlijk geval opgenomen worden als een deel van de reguliere nationale programmering van communautaire bijstand van het Europees Nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) via nationale strategiedocumenten en nationale indicatieve programma's. Deze bijstand, die kan worden beperkt tot een overeengekomen vooraf bepaalde periode is erop gericht de deelname van een ENPI begunstigd land aan specifieke programma's of agentschappen te vergemakkelijken of om het te helpen bij de voorbereiding van de deelname door zijn administratieve capaciteitsopbouw of de overname van de wetgeving, beleid en beste praktijken te ondersteunen. Bijstand kan ook nuttig zijn om begunstigden te steunen bij het volledig benutten van de opportuniteiten die onder dergelijke programma's beschikbaar zijn.

Rapportage

De Commissie brengt regelmatig verslag uit aan de Raad en het Parlement over de voortgang van de uitvoering van het Europese Nabuurschapsbeleid en bij het bevorderen en het uitvoeren van individuele ENB-actieplannen. Deze verslagen moeten ook gegevens bevatten over de deelname aan agentschappen en programma's. De Commissie stelt voor het eerst een dergelijk voortgangsverslag op samen met deze mededeling.

Volgende stappen

Een aantal ENB-partnerlanden hebben reeds hun interesse laten blijken in deelname aan een aantal agentschappen en programma's. Bovendien wijzen zij op vermeldingen in de verscheidene ENB-actieplannen die beide partijen ertoe verbinden de mogelijkheden voor een dergelijke deelname te verkennen.

Aangezien vooruitgang wordt geboekt bij de vaststelling van de rechtsgrondslagen voor verscheidene communautaire programma's die van kracht zullen worden voor de financiële vooruitzichten 2007-2013, zijn de volgende noodzakelijke elementen nu aanwezig:

1. Wat de communautaire agentschappen betreft, een algemene verbintenis binnen het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid om deze open te stellen voor deelname van ENB-partners;

2. Wat agentschappen en programma's betreft, de uitdrukking van interesse van specifieke ENB-partners voor deelname aan hun activiteiten;

3. Wat programma's betreft, besluiten inzake de vaststelling van communautaire programma's voor de financiële vooruitzichten 2007-2013 alsook inzake de mogelijkheid om deze open te stellen voor deelname van ENB-partners;

4. Wat het beginnen van onderhandelingen over de concrete voorwaarden voor die deelname betreft, het spoedig afsluiten van ENB-actieplannen met twaalf van de zestien ENB-partnerlanden, en het van kracht worden van de associatieovereenkomst met Algerije.

Op basis daarvan is het nu aangewezen om overleg te openen:

(1) om selectief en geleidelijk tot een overeenkomst te komen over de ontwikkeling van deelname van individuele partners aan de werkzaamheden en activiteiten van specifieke communautaire agentschappen, gebaseerd op de vaststelling van wederzijdse interesse en nadat de noodzakelijke voorwaarden zijn vervuld.

(2) om een overeenkomst te sluiten over een reeks protocollen bij de relevante partnerschaps- en samenwerkings- of associatieovereenkomsten, waarin met die dertien ENB-partners kaderovereenkomsten worden vastgesteld over hun deelname aan communautaire programma's; en

(3) om technisch overleg te starten teneinde gedetailleerde memoranda van overeenstemming op te stellen op basis van deze kaderovereenkomsten, waarin de technische details van dergelijke deelname aan individuele programma's worden bepaald.

De regelmatige contacten van de Commissie met de respectieve ENB-partners, in het bijzonder binnen het kader van associatie- en samenwerkingscomités alsook binnen de onder deze overeenkomsten vastgestelde specifieke subcomités, vormen een middel om gericht technisch overleg op te starten, dat de concrete wederzijdse interesses in een dergelijke deelname kan aangeven en bijgevolg de werkingssfeer en de voorwaarden kan bepalen. Dit kan ook gebeuren door sectorale overeenkomsten op de relevante gebieden.

Conclusies

De Commissie verzoekt de Raad om de in deze mededeling beschreven aanpak te ondersteunen en conclusies op te stellen over de uitvoering van dit aspect van het Europees Nabuurschapsbeleid.

Op basis hiervan is Commissie voornemens om aanbevelingen te doen voor de machtiging om onderhandelingen met de ENB-partners te beginnen om de genoemde protocollen vast te stellen.

Annex A

List of EC and EU agencies (non-executive, regulatory)

Community agencies (1st pillar) | Seats | Founding acts |

1 | CEDEFOP* (European Centre for the Development of Vocational Training) * Centre européen pour le Développement de la Formation Professionnelle | Thessalonica/GR | Regulation (EEC) No 337/75 of the Council of 10 February 1975 establishing a European Centre for the Development of Vocational Training, OJ L 39, 13.2.1975, p. 1 |

2 | EUROFOUND (European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions) | Dublin/IE | Regulation (EEC) No 1365/75 of the Council of 26 May 1975 on the creation of a European Foundation for the improvement of living and working conditions, OJ L 139, 30.5.1975, p. 1 |

3 | EEA (European Environment Agency) | Copenhagen/DK | Council Regulation (EEC) No 1210/90 of 7 May 1990 on the establishment of the European Environment Agency and the European Environment Information and Observation Network, OJ L 120, 11.5.1990, p. 1 |

4 | ETF (European Training Foundation) | Turin/IT | Council Regulation (EEC) No 1360/90 of 7 May 1990 establishing a European Training Foundation, OJ L 13, 23.5.1990, p. 1 |

5 | EMCDDA (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction) | Lisbon/PT | Council Regulation (EEC) No 302/93 of 8 February 1993 on the establishment of a European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction, OJ L 36, 8.2.1993, p. 1 Note: In July 2006, a political agreement was reached between the European Parliament and the Council on a recast of the EMCDDA regulation. This recast is expected to enter into force still in 2006 and will replace Council Regulation (EEC) No 302/93. |

6 | EMEA (European Agency for the Evaluation of Medicinal Products) | London/GB | Council Regulation (EEC) No 2309/93 of 22 July 1993 laying down Community procedures for the authorisation and supervision of medicinal products for human and veterinary use and establishing a European Agency for the Evaluation of Medicinal Products, OJ L 214, 24.8.1993, p. 1 |

7 | OHIM (Office for Harmonisation in the Internal Market) | Alicante/ES | Council Regulation (EC) No 40/94 of 20 December 1993 on the Community trade mark (See Art. 2), OJ L 11, 14.1.1994, p. 1 |

8 | OSHA (European Agency for Safety and Health at Work) | Bilbao/ES | Council Regulation (EC) No 2062/94 of 18 July 1994 establishing a European Agency for Safety and Health at Work, OJ L 216, 20.8.1994, p. 1 |

9 | CPVO (Community Plant Variety Office) | Angers/FR | Council Regulation (EC) No 2100/94 of 27 July 1994 on Community plant variety rights (see Art. 4), OJ L 227, 1.9.1994, p. 1 |

10 | CdT* (Translation Centre for the bodies of the EU) * Centre de traduction des organes de l’UE | Luxembourg/LU | Council Regulation (EC) No 2965/94 of 28 November 1994 setting up a Translation Centre for bodies of the European Union, OJ L 314, 7.12.1994, p. 1 |

11 | EUMC (European Monitoring Centre on Racism and Xenophobia) | Vienna/AT | Council Regulation (EC) No 1035/97 of 2 June 1997 establishing a European Monitoring Centre on Racism and Xenophobia, OJ L 151, 10.6.1997, p. 1. Due to be replaced by a European Agency for Fundamental Rights (see infra, proposed EC agencies, No 3) |

12 | EAR (European Agency for Reconstruction) | Thessalonica/GR | Council Regulation (EC) No 2454/1999 of 15 November 1999 amending Regulation (EC) No 1628/96 relating to aid for Bosnia and Herzegovina, Croatia, the Federal Republic of Yugoslavia and the former Yugoslav Republic of Macedonia, in particular by the setting up of a European Agency for Reconstruction, OJ L 299, 20.11.1999, p. 1 |

13 | EFSA (European Food Safety Authority) | Parma/IT | Regulation (EC) No 178/2002 of the European Parliament and of the Council of 28 January 2002 laying down the general principles and requirements of food law, establishing the European Food Safety Authority and laying down procedures in matters of food safety, OJ L 31, 1.2.2002, p. 1 |

14 | EMSA (European Maritime Safety Agency) | Lisbon/PT | Regulation (EC) No 1406/2002 of the European Parliament and of the Council of 27 June 2002 establishing a European Maritime Safety Agency, OJ L 208, 5.8.2002, p. 1 |

15 | EASA (European Aviation Safety Agency) | Cologne/DE | Regulation (EC) No 1592/2002 of the European Parliament and of the Council of 15 July 2002 on common rules in the field of civil aviation and establishing a European Aviation Safety Agency, OJ L 240, 7.9.2002, p. 1 |

16 | ENISA (European Network and Information Security Agency) | Heraklion/GR | Regulation (EC) No 460/2004 of the European Parliament and of the Council of 10 March 2004 establishing the European Network and Information Security Agency, OJ L 77, 13.3.2004, p. 1 |

17 | ECDC (European Centre for Disease Prevention and Control) | Stockholm/SE | Regulation (EC) No 851/2004 of the European Parliament and of the Council of 21 April 2004 establishing a European Centre for disease prevention and control, OJ L 142, 30.4.2004, p. 1 |

18 | ERA (European Railway Agency) | Lille-Valenciennes/FR | Regulation (EC) No 881/2004 of the European Parliament and of the Council of 29 April 2004 establishing a European railway agency (Agency Regulation), OJ L 164, 30.4.2004, p. 1 |

19 | European GNSS Supervisory Authority (GALILEO) | Not decided | Council Regulation (EC) No 1321/2004 of 12 July 2004 on the establishment of structures for the management of the European satellite radio-navigation programmes (see Art. 1), OJ L 246, 20.7.2004, p. 1 |

20 | FRONTEX* (European Agency for the Management of Operational Cooperation at the External Borders of the Member States of the EU) * Frontières Extérieures | Warsaw/PL | Council Regulation (EC) No 2007/2004 of 26 October 2004 establishing a European Agency for the Management of Operational Cooperation at the External Borders of the Member States of the European Union, OJ L 349, 25.1.2004, p. 1 |

21 | CFCA (Community Fisheries Control Agency) | Vigo/ES | Council Regulation (EC) No 768/2005 of 26 April 2005 establishing a Community Fisheries Control Agency and amending Regulation (EEC) No 2847/93 establishing a control system applicable to the common fisheries policy, OJ L 128, 21.5.2005, p. 1 |

Community agencies proposed/under inter-institutional negotiation (1st pillar) | Seats | Commission proposals |

1 | ECA (European Chemicals Agency) | Helsinki/FI | COM(2003) 644, 29.10.2003: Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council concerning the Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals (REACH), establishing a European Chemicals Agency and amending Directive 1999/45/EC and Regulation (EC) on Persistent Organic Pollutants, not published in OJ |

2 | European Gender Institute | Not decided | COM(2005) 81, 8.3.2004: Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council establishing a European Institute for Gender Equality, not published in OJ |

3 | EFRA (European Union Agency for Fundamental Rights) | Vienna/AT | COM(2005) 280, 30.6.2005: Proposal for a Council Regulation establishing a European Union Agency for Fundamental Rights, not published in OJ |

EU agencies (2nd and 3rd pillars) | Seats | Founding acts |

1 | ISS (European Institute for Security Studies) | Paris/FR | Council Joint Action of 20 July 2001 on the establishment of a European Union Institute for Security Studies, OJ L 200, 25.7.2001, p. 1 |

2 | EUSC (European Union Satellite Centre) | Torrejón de Ardoz/ES | Council Joint Action of 20 July 2001 on the establishment of a European Union Satellite Centre, OJ L 200, 25.7.2001, p. 5 |

3 | EDA (European Defence Agency) | Brussels/BE | Council Joint Action 2004/551/CFSP of 12 July 2004 on the establishment of the European Defence Agency, OJ L 245, 17.7.2004, p. 17 |

4 | EUROPOL (European Police Office) | The Hague/NL | Council Act of 26 July 1995 drawing up the Convention on the establishment of a European Police Office (Europol Convention), OJ C 316, 27.11.1995, p. 1. |

5 | EUROJUST (The European Union’s Judicial Cooperation Unit) | The Hague/NL | Council Decision 2002/187/JHA of 28 February 2002 setting up Eurojust with a view to reinforcing the fight against serious crime, OJ L 63, 6.3.2002, p. 1 |

6 | CEPOL* (European Police College) * Collège européen de police | Bramshill//UK | Council Decision 2005/681/JHA of 20 September 2005 establishing the European Police College (CEPOL) and repealing Decision 2000/820/JHA, OJ L 256, 1.10.2005, p. 63 |

Annex B

List of Agencies – “openness” to ENP partners

Agency | Seat | Potentially open to ENP partners | Relevant legal provisions |

CEDEFOP (European Centre for the Development of Vocational Training) | Thessalonica | No | Regulation (EEC) No 2337/75 of 10 February 1975 |

EUROFOUND (European Foundation for the Improvement of Living and Working Conditions) | Dublin | Yes | Regulation (EEC) No 1365/75 of 26 May 1975, Article 3(2): The Foundation shall cooperate as closely as possible with specialised institutes, foundations and bodies in the Member States or at international level. |

EEA (European Environment Agency) | Copenhagen | Yes | Regulation (EEC) No 1210/90 of 7 May 1990 Preamble: Whereas it is desirable to provide for the Agency to be open to other countries which share the concern of the Community and the Member States for the objectives of the Agency under agreements to be concluded between them and the Community; Article 2: For the purposes of achieving its objective, the tasks of the Agency shall be: (v) to promote the incorporation of European environmental information into international environment monitoring programmes such as those established by the United Nations and its specialised agencies; (vi) to ensure the broad dissemination of reliable environmental information. Article 19: The Agency is open to countries which are not members of the European Communities but which share the concerns of the Communities and the Member States for the objectives of the Agency under agreements concluded between them and the Community following the procedure in Article 228 of the Treaty. Article 20: No later than two years after the entry into force of this Regulation, the Council shall decide on further tasks for the Agency in particular in the following areas: ... promoting environmentally friendly technologies and processes and their use and transfer within the Community and in third countries. |

ETF (European Training Foundation) | Turin | No | Regulation (EEC) No 1360/90 of 7 May 1990, Article 16 - Participation of third countries: 1. The Foundation shall be open to the participation of countries which are not members of the European Community and which share the commitment of the Community and the Member States to the provision of aid in the training field to the eligible countries defined in Article 1. Note: As ENP partner countries are beneficiaries of the ETF, this provision does not apply to them. |

EMCDDA (European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction) | Lisbon | Yes | Regulation (EEC) No 302/93 of 8 February 1993, Article 13 - Non-Community countries: 1. The Centre shall be open to the participation of those non-Community countries which share the Community's interests and those of its Member States in the Centre's objectives and work, on the basis of agreements entered into between them and the Community on the basis of Article 235 of the Treaty. 2. The management board may take a decision on the involvement of experts proposed by non-Community countries in the ad hoc working parties provided for in Article 2(2), subject to an undertaking from the interested parties to observe the rules referred to in Article 6. Note: In July 2006, a political agreement was reached between the European Parliament and the Council on a recast of the EMCDDA regulation. This recast is expected to enter into force still in 2006 and will replace Regulation (EEC) No 302/93. The relevant article will then read: Article 21 - Participation of third countries - The Centre shall be open to the participation of any third country that shares the interest of the Community and of its Member States in the Centre's objectives and work, on the basis of agreements entered into between such third countries and the Community on the basis of Article 300 of the Treaty. |

EMEA (European Agency for the Evaluation of Medicinal Products) | London | No | Regulation (EEC) No 2309/93 of 22 July 1993 |

OHIM (Office for Harmonisation in the Internal Market) | Alicante | No | Regulation (EC) No 40/94 of 20 December 1993 Regulation (EC) No 6/2002 of 12 December 2001 |

EU-OSHA (European Agency for Safety and Health at Work) | Bilbao | Yes | Regulation (EC) No 2062/94 of 18 July 1994, Article 9 - Observers: The Administrative Board may, after consulting the Commission, invite representatives of non-member countries, of Community institutions and bodies and of international organisations as observers. |

CPVO (Community Plant Variety Office) | Angers | No | Regulation (EC) No 2100/94 of 27 July 1994 |

CDT (Translation Centre for the bodies of the EU) | Luxembourg | No | Regulation (EC) No 2965/94 of 28 November 1994 |

EUMC (European Monitoring Centre on Racism and Xenophobia) | Vienna | Yes | Regulation (EC) No 1035/97 of 2 June 1997 Article 4 - European Racism and Xenophobia Information Network (Raxen): 3. The Centre may also enter into contractual relations, on an ad hoc basis and for specific tasks, with bodies that are not part of Raxen. Article 7 - Cooperation with national and international organisations: 1. To help it carry out its tasks, the Centre shall cooperate with organisations in the Member States or international, governmental or non-governmental organisations competent in the field of racist and xenophobic phenomena. 3.Should agreements with other international organisations or with third countries prove necessary for the Centre to carry out its tasks efficiently, the Community shall, following the same procedure as mentioned above, enter into such agreements, on behalf of the Centre. |

EAR (European Agency for Reconstruction) | Thessalonica | No | Regulation (EC) No 2454/1999 of 15 November 1999 |

EFSA (European Food Safety Authority) | Parma | Yes | Regulation (EC) No 178/2002 of 28 January 2002 Article 49 - Participation of third countries: The Authority shall be open to the participation of countries, which have concluded agreements with the European Community by virtue of which they have adopted and apply Community legislation in the field covered by this Regulation. Arrangements shall be made under the relevant provisions of those agreements, specifying in particular the nature, extent and manner in which these countries will participate in the Authority's work, including provisions related to participation in the networks operated by the Authority, inclusion in the list of competent organisations to which certain tasks may be entrusted by the Authority, financial contributions and staff. Article 50 - Rapid alert system: 6. Participation in the rapid alert system may be opened up to applicant countries, third countries or international organisations, on the basis of agreements between the Community and those countries or international organisations, in accordance with the procedures defined in those agreements. The latter shall be based on reciprocity and shall include confidentiality measures equivalent to those applicable in the Community. |

EMSA (European Maritime Safety Agency) | Lisbon | Yes | Regulation (EC) No 1406/2002 of 27 June 2002, Article 17 - Participation of third countries: 1. The Agency shall be open to the participation of third countries, which have entered into agreements with the European Community, whereby they have adopted and are applying Community law in the field of maritime safety and prevention of pollution by ships. 2. Under the relevant provisions of these agreements, arrangements will be developed which shall, inter alia, specify the nature and the extent of the detailed rules for the participation of these countries in the work of the Agency, including provisions on financial contributions and staff. |

EASA (European Aviation Safety Agency) | Cologne | Yes | Regulation (EC) No 1592/2002 of 15 July 2002, Article 18(2) - International relations: The Agency may cooperate with the aeronautical authorities of third countries and the international organisations competent in matters covered by this Regulation in the framework of working arrangements concluded with those bodies, in accordance with relevant provisions of the Treaty. The Regulation differentiates between “participation” and “cooperation”: Participation in EASA: Article 55 is relevant only for Ukraine and potentially, Moldova, Georgia, Armenia, and Azerbaijan (JAA membership required) Cooperation with EASA: Articles 9 and 18 relevant for all ENP partners save for the Palestinian Authority which is not a Contracting Party to the Chicago Convention. |

ENISA (European Network and Information Security Agency) | Heraklion | Yes | Regulation (EC) No 460/2004 of 10 March 2004, Article 24 - Participation of third countries: 1. The Agency shall be open to the participation of countries, which have concluded agreements with the European Community by virtue of which they have adopted and applied Community legislation in the field covered by this Regulation. 2. Arrangements shall be made under the relevant provisions of those arrangements, specifying in particular the nature, extent and manner in which these countries will participate in the Agency's work, including provisions related to participation in initiatives undertaken by the Agency, financial contributions and staff. |

ECDC (European Centre for Disease Prevention and Control) | Stockholm | Yes | Regulation (EC) No 851/2004 of 21 April 2004, Article 30 - Participation of third countries: 1. The Centre shall be open to the participation of countries, which have concluded agreements with the Community by virtue of which they have adopted and apply legislation of equivalent effect to Community legislation in the field covered by this Regulation. 2. Arrangements shall be made under the relevant provisions of those agreements, specifying in particular the nature, extent and manner in which those countries are to participate in the Centre's work, including provisions relating to participation in the networks operated by the Centre, inclusion in the list of competent organisations to which certain tasks may be entrusted by the Centre, financial contributions and staff. |

ERA (European Railway Agency) | Lille-Valenciennes | Yes (European partners) | Regulation (EC) No 881/2004 of 29 April 2004, Article 36 - Participation by third countries: 1. The Agency shall be open to participation by European countries which have concluded agreements with the Community, whereby the countries concerned have adopted and are applying Community legislation in the field covered by this Regulation. 2. In accordance with the relevant provisions of the above-mentioned agreements, arrangements shall be made which shall specify the detailed rules for participation by these countries in the work of the Agency, in particular the nature and extent of such participation. These arrangements shall include, inter alia, provisions on financial contributions and staff. They may provide for representation, without vote, on the Administrative Board. |

FRONTEX (European Agency for the Management of Operational Cooperation at the External Borders of the Member States of the EU) | Warsaw | Yes | Regulation (EC) No 2007/2004 of 26 October 2004, Article 14 - Facilitation of operational cooperation with third countries and cooperation with competent authorities of third countries: In matters covered by its activities and to the extent required for the fulfilment of its tasks, the Agency shall facilitate the operational cooperation between Member States and third countries, in the framework of the European Union external relations policy. The Agency may cooperate with the authorities of third countries competent in matters covered by this Regulation in the framework of working arrangements concluded with these authorities, in accordance with the relevant provisions of the Treaty. |

GALILEO-European GNSS Supervisory Authority | to be determined | Yes | Regulation (EC) No 1321/2004 of 12 July 2004, Article 21 - Participation of third countries: 1. The Authority shall be open to the participation of third countries, which have entered into agreements with the European Community to this effect. 2. Under the relevant provisions of these agreements, arrangements shall be developed specifying, in particular, the nature, extent and manner in which these countries will participate in the work of the Authority, including provisions relating to participation in the initiatives undertaken by the Authority, financial contributions and staff. 3. The participation of any third country in the Authority shall be submitted for approval to the Council. |

CFCA (Community Fisheries Control Agency) | Vigo | Yes (cooperation as described in Article 4) | Council Regulation (EC) No 768/2005 of 26 April 2005 Article 4 with provisions on tasks relating to the international obligations of the Community relating to control and inspections allows the Agency, at the request of the Commission, to assist the Community and Member States in their relations with third countries and regional international fisheries organisations of which the Community is a member. The Agency may, at the request of the Commission, cooperate with the competent authorities of third countries in matters relating to control and inspection in the framework of agreements concluded between the Community and such countries. The Agency may, with its field of competence, carry out on behalf of Member States tasks under international fisheries agreements to which the Community is party. |

EU 2st and 3rd pillar agencies |

ISS (European Institute for Security Studies) | Paris | Yes | Council Joint Action of 20 July 2001, Article 17 - Visiting researchers: Visiting researchers may for limited time periods be seconded to the Institute by Member States and Third States, after agreement by the Director, to participate in the activities of the Institute in accordance with Article 2. |

EUSC (European Union Satellite Centre) | Torrejón de Ardoz | Yes (limited eligibility) | Council Joint Action of 20 July 2001, Article 21 - Association of third States: Non-EU European NATO members and other States which are candidates for accession to the EU shall be entitled to be involved in the Centre's activities in accordance with the Provisions set out in the Annex. |

EDA (European Defence Agency) | Brussels | Yes | Council Joint Action 2004/551/CSFP of 12 July 2004, Article 23 - Participation of third parties: 1. Third parties may contribute to a particular ad hoc project or programme, established in accordance with Articles 20 or 21, and to the budget associated with it. The Steering Board shall, acting by qualified majority, approve as necessary ad hoc arrangements between the Agency and third parties for each particular project or programme. 2. For projects established under Article 20, the contributing Member States meeting with the Steering Board shall approve any necessary modalities with the relevant third parties relating to their contribution. 3. For projects established under Article 21, the contributing Member States shall decide any necessary modalities with the relevant third parties relating to their contribution. 4. Where the Community contributes to an ad hoc project or programme, the Commission shall participate in the decisions referred to in paragraphs 2 and 3. |

EUROPOL (European Police Office) | The Hague | Yes | Council Act of 26 July 1995 drawing up the Convention on the establishment of a European Police Office (Europol Convention); Council Act of 3 November 1998 laying down rules governing Europol's external relations with third States and third bodies |

EUROJUST (The European Union’s Judicial Cooperation Unit) | The Hague | Yes | Council Decision of 28 February 2002 Setting up Eurojust |

CEPOL (European Police College) | Bramshill | Yes | Council Decision of 22 December 2000 establishing a European Police College, and Council Decision 2005/681/JHA of 20 September 2005- Article 8 paragraph 2 & 3: CEPOL may co-operate with national training institutes of non-MS of the EU, [...] The Governing Board may authorise the Director of CEPOL to negotiate co-operation agreements with [...] the above-mentioned bodies. Such co-operation agreements may be concluded only with the authorisation of the Governing Board. And [...] those with bodies of non-MS can only be concluded after the approval of the Council has been obtained. |

Community agencies proposed or under inter-institutional negotiation |

ECA (European Chemicals Agency) | Helsinki | Commission proposal COM(2003) 644 |

European Gender Institute | to be determined |

EFRA (European Union Agency for Fundamental Rights) | Vienna | Commission proposal COM(2005) 280 |

Annex C

List on the potential for ENP partners to participate in Community programmes

Policy area | Title | Provisions for opening up to ENP countries | Possibilities for participation of/cooperation with ENP partners |

Financial control | HERCULE II | Yes | Proposal for a Decision of the European Parliament and the Council for the amendment and extension of Decision 804/2004/EC on the Hercule programme The Hercule programme finances actions aimed at improving the protection of the Community’s financial interests. It finances training, seminars, dissemination of best practices, associations involved in protection of the EC’s financial interests, etc. The programme provides that, in order to promote activities combating fraud and any other illegal activities detrimental to the Community’s interests outside the territory of the European Union, including the fight against cigarette smuggling and counterfeiting, expenditure relating to the participation of certain other third countries and the countries covered by the European Neighbourhood Policy is also considered eligible. |

Pericles | Yes | Proposal for a Council Decision amending and extending Decision 2001/923/EC establishing an exchange, assistance and training programme for the protection of the Euro against counterfeiting (the “Pericles” programme) Pericles, the Community programme for exchange, assistance and training in the protection of the Euro against counterfeiting, is designed to support and supplement the measures undertaken by the Member States and in existing programmes to protect the Euro against counterfeiting. Such measures include information exchange (seminars, workshops, meetings and conferences), placements and exchanges of staff, as well as technical, scientific and operational back-up. The proposal for extension covers the period 2007-2013. Projects under the programme may emanate from the Member States’ competent authorities or from the Commission. In addition, the programme foresees that it shall, if necessary, be open to non-member countries in so far as appropriations are available in the Community budget, under conditions and in accordance with arrangements to be agreed with those countries. |

Trade-related, market and regulatory reform, innovation | Customs 2013, Fiscalis 2013 | Yes | Commission proposals on the Community programmes Customs 2013 and Fiscalis 2013 - COM(2006) 201 and 202 The objectives of these two programmes include: Customs 2013: to improve cooperation between the customs authorities of the Community and third countries, in particular the partner countries of the European Neighbourhood Policy Fiscalis 2013: to improve cooperation with the tax authorities of third countries, in particular the partner countries of the European Neighbourhood Policy. Respective Articles 3(3): The programme may also be open to the participation of certain partner countries of the European Neighbourhood Policy if these countries have reached a sufficient level of approximation of the relevant legislation and administrative methods to those of the Community and in accordance with provisions to be determined with those countries following the establishment of framework agreements concerning their participation in Community programmes. |

Competitiveness and Innovation Framework Programme | Yes | Proposal establishing a Competitiveness and Innovation Framework Programme - COM(2005) 121 The Framework Programme shall have the following objectives: (a) to foster the competitiveness of enterprises and in particular SMEs; (b) to promote innovation including eco-innovation. The objectives of the Framework Programme shall be pursued through the implementation of the following specific programmes established in Title II, hereinafter “the specific programmes”: (a) the Entrepreneurship and Innovation programme; (b) … Article 4: The Framework Programme shall be open to the participation of: (d) other third countries, when agreements so allow. |

Employment | Community Programme for Employment and Social Solidarity - PROGRESS | No | Decision No …/2006/EC of the European Parliament and of the Council of 24 October 2006 establishing a Community Programme for Employment and Social Solidarity - Progress Article 16: only open to EFTA/EEA countries, candidate countries and western Balkan countries included in the stabilisation and association process |

Consumer protection | Programme of Community Action in the field of Consumer Policy | Yes | Proposal establishing a Programme of Community Action in the field of Consumer Policy 2007-2013 - COM(2006) 235 The objective of the programme is to complement and support policies of the Member States in this field. Article 10: The programme shall be open to the participation of third countries, in particular countries covered by the European Neighbourhood Policy, in accordance with conditions laid down in the respective bilateral or multilateral agreements establishing the general principles for their participation in Community programmes. |

Agriculture and fisheries | European Agricultural Fund for Rural Development | No | Proposal on support for rural development by the European Agricultural Fund for Rural Development - COM(2005) 490 |

Common Agricultural Policy | No | Proposal on the financing of the Common Agricultural Policy - COM(2005)489 |

European Fisheries Fund | No | Proposal on the European Fisheries Fund - COM(2005 )497 |

Common Fisheries Policy, Law of the Sea | No | Proposal establishing Community financial measures for the implementation of the Common Fisheries Policy and in the area of the Law of the Sea |

Justice, freedom and security | Fundamental Rights and Justice | Yes (only as associate in individual projects) | Communication and legislative proposals establishing for the period 2007-2013 a Framework Programme on Fundamental Rights and Justice - COM(2005) 122 The programme comprises five specific programmes covering the following fields: Fight against violence (Daphne) Drugs prevention and information Fundamental rights and citizenship Criminal justice Civil justice Projects may associate candidate countries not participating in this programme where this would contribute to their preparation for accession, or other third countries not participating in this programme where this serves the objectives of the projects. |

Solidarity and the Management of Migration Flows | No | Communication and legislative proposals establishing a Framework Programme for Solidarity and the Management of Migration Flows for the period 2007-2013 - COM(2005) 123 |

Security and Safeguarding Liberties | Yes (only as partner in individual projects) | Communication and legislative proposals establishing a Framework Programme on Security and Safeguarding Liberties for the period 2007-2013 - COM(2005) 124 The programme addresses two challenges: Prevention, preparedness and consequence management of terrorism Prevention of and fight against crime As regards trans-national projects, third countries and international organisations may participate as partners but are not permitted to submit projects. |

Transport | Marco Polo | Yes | Proposal establishing a second “Marco Polo” programme for granting Community financial assistance to improve the environmental performance of freight transport systems (“Marco Polo II”) - COM(2004) 478 The Marco Polo programme supports actions in the freight transport, logistics and other relevant markets. These actions should contribute to maintaining the distribution of freight between the various modes of transport at 1998 levels by helping to shift the expected aggregate increase in international road freight traffic to short sea shipping, rail and inland waterways or to a combination of modes of transport in which road journeys are as short as possible. Among the funding criteria the proposals mention “European dimension – undertakings”: An action must be submitted by at least two independent undertakings established on the territories of two different Member States, or on the territories of one Member State and a close third country. |

TEN financing (transport) | No | Proposal determining the general rules for the granting of Community financial aid in the field of Trans-European Transport and Energy Networks and amending Council Regulation (EC) No 2236/95 - COM(2005) 475 The focus of this proposal is on funding internal EC infrastructure. It will therefore not be open to third countries. However, the High Level Group dealing with TEN issues is preparing a report on extending major Trans-European Transport Axes to the ENP partner countries and neighbouring regions. |

GALILEO programme | Yes | Proposal on the implementation of the deployment and commercial operating phases of the European Programme on Satellite Radio Navigation - COM(2005) 477 The Galileo Joint Undertaking is open to the participation of ENP partners and other third countries (for instance, Matimop of Israel is a member of the Galileo Joint Undertaking). |

SESAR programme and Joint Undertaking | Yes | Proposal for a Council Regulation establishing the SESAR Joint Undertaking - COM(2005) 602 SESAR aims at developing a new generation air traffic management system. The Joint Undertaking will have two founding members: the European Community, represented by the Commission, and Eurocontrol. Participation will also be open to any other private or public entity, including third countries. A third country can become a member if that country has, at least, signed a horizontal agreement in the field of air transport. To date, Azerbaijan, Georgia, Lebanon, Moldova, Morocco, and Ukraine have either already signed or are in the process of signing such agreements. |

Energy | TEN financing (energy) | No | Proposal determining the general rules for the granting of Community financial aid in the field of Trans-European Transport and Energy Networks and amending Council Regulation (EC) No 2236/95 - COM(2005) 475 Due to its focus on internal EC energy networks, no third party participation is envisaged. However, the Commission proposal includes the notion that studies may be supported on the basis of a project as a whole, including its elements outside the territory of the EC. |

Intelligent Energy-Europe programme | Yes | Proposal establishing a Competitiveness and Innovation Framework Programme - COM(2005) 121 The Framework Programme shall have the following objectives: (d) to promote energy efficiency and new and renewable energy sources in all sectors including transport. The objectives of the Framework Programme shall be pursued through the implementation of the following specific programmes established in Title II, hereinafter “the specific programmes”: (c) the Intelligent Energy-Europe programme Article 4: The Framework Programme shall be open to the participation of: (d) other third countries, when agreements so allow. |

Information society | ICT Policy Support programme | Yes | Proposal establishing a Competitiveness and Innovation Framework Programme - COM(2005) 121 The Framework Programme shall have the following objectives: (c) to accelerate the development of a competitive, innovative and inclusive information society. The objectives of the Framework Programme shall be pursued through the implementation of the following specific programmes established in Title II, hereinafter “the specific programmes”: (b) the ICT Policy Support programme. Article 4: The Framework Programme shall be open to the participation of: (d) other third countries, when agreements so allow. |

Interoperable Delivery of European eGovernment services to Administrations, Businesses and Citizens (IDABC programme) | Yes (co-operation) | Decision 2004/387/EC of the European Parliament and of the Council of 21 April 2004 on interoperable delivery of pan-European eGovernment services to public administrations, businesses and citizens (IDABC) The objective of the IDABC programme is to identify, support and promote the development and establishment of pan-European eGovernment services and the underlying interoperable telematic networks supporting the Member States and the Community in the implementation, within their respective areas of competence, of Community policies and activities, achieving substantial benefits for public administrations, businesses and citizens. Article 14(2) Cooperation with other third countries, in implementing projects of common interest and horizontal measures, shall be encouraged, notably with public administrations in Mediterranean countries, the Balkans and eastern European countries. Particular attention shall also be given to international cooperation in support of development and economic cooperation. Related costs shall not be covered by the IDABC programme. A bilateral agreement, such as a memorandum of understanding, would be necessary to ensure participation of ENP partner countries in the IDABC programme. Following this agreement, the ENP partners can participate in projects of common interest and make use of horizontal measures. |

LIFE + | No | Proposal concerning the Financial Instrument for the Environment (LIFE+) - COM(2004) 621 The objective is to provide a more streamlined and simplified instrument for environment protection. LIFE+ aims to contribute to the development, implementation, monitoring, evaluation and communication of Community environment policy and legislation as a contribution to promoting sustainable development in the EU. Third country participation is possible for EFTA, candidate as well as Suth-East European pre-candidate countries, only. |

Crisis response | Rapid Response | Yes | Proposal establishing a Rapid Response and Preparedness Instrument for major emergencies - COM(2005) 113 The proposal aims to provide a new legal basis for granting Community assistance to civil protection actions in the contexts of preparedness and rapid response. It will supplement the efforts of Member States to protect people, the environment and property by contributing to the effectiveness of systems for responding to major emergencies and the public health effects arising from such emergencies. In principle, as regards funding, the proposed instrument applies to activities within the EU (leaving external crisis response activities of the Community Civil Protection Mechanism to be covered by the Stability Instrument). Article 8: States which are not Member States of the European Union may participate in this Instrument where agreements and procedures so allow. |

European Union Solidarity Fund | No | Proposal establishing the European Union Solidarity Fund - COM(2005) 108 The proposal is based on the current EU Solidarity Fund Regulation for providing post-disaster assistance in the aftermath of major crises. The proposal enlarges its scope to cover not only such events resulting from natural disasters but also to include industrial/technological disasters, public health threats and acts of terrorism. Article 1: The scope of participants is limited to Member States and countries negotiating their accession to the EU. |

People-to-people issues | Public Health | Yes | Proposal establishing a Programme of Community Action in the field of Health 2007-2013 - COM(2006) 234 The programme shall complement, support and add value to the policies of the Member States and shall contribute to protecting and promoting human health and safety and improving public health. The Commission proposes that the programme be open to third countries, in particular countries in the European neighbourhood in accordance with conditions laid down in the respective bilateral or multilateral agreements establishing the general principles for their participation in Community programmes. |

Lifelong Learning | No | Decision No …/2006/EC of the European Parliament and of the Council of 15 November 2006 establishing an action programme in the field of lifelong learning This programme aims to foster interchange, cooperation and mobility between education and training systems within the Community so that they become a world quality reference. Article 7(2): Key activity 1 of the Jean Monnet Programme referred to in Article 3(3)(a) shall also be open to higher education institutions in any other third country. Article 8: Under the Lifelong Learning Programme, and in accordance with Article 9, the Commission may cooperate with third countries and with the competent international organisations, in particular the Council of Europe, the Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD) and the United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation (UNESCO). Article 14(2): Up to 1% of the allocations under the Lifelong Learning Programme may be used to support the participation in partnership, project and network actions under the Lifelong Learning Programme of partners from third countries which do not participate in the Lifelong Learning Programme under the provisions of Article 7. |

Culture | No (only cooperation) | Proposal establishing the Culture 2007 programme (2007-2013) - COM(2004) 469 The programme aims to enhance the cultural area common to Europeans through the development of cultural cooperation between creative artists, cultural players and cultural institutions of the countries taking part in the programme, through inter alia trans-national mobility, circulation of works and cultural and artistic products and inter-cultural dialogue. Article 5(2): The programme shall also be open to cooperation with other third countries which have concluded Association and Cooperation Agreements with the European Community which include cultural clauses, on the basis of supplementary appropriations and specific procedures to be laid down. Special actions: Support may also be given in this context to cooperation with third countries and international organisations, as set out in Articles 5(2) and 6 of the Decision. |

European Audiovisual Sector (MEDIA 2007) | Yes (subject to conditions) | Proposal concerning the implementation of a programme of support for the European audiovisual sector (MEDIA 2007) - COM(2004) 470 The global objectives of the programme are to preserve and enhance European cultural diversity and its cinematographic and audiovisual heritage and promote inter-cultural dialogue, increase the circulation of European audiovisual works inside and outside the European Union and strengthen the competitiveness of the European audiovisual sector. Article 8(2): The programme is also open to the participation of States which are parties to the Council of Europe Convention on Trans-frontier Television …, assuming that supplementary appropriations are received in compliance with the conditions to be agreed upon between the parties concerned. Article 8(3): Opening up of the programme to European third countries covered by paragraphs 1 and 2 may be subject to prior examination of the compatibility of their national legislation with Community legislation, including Article 6(1)(5) of Directive 89/552/EEC, as amended by Directive 97/36/EC. This provision does not apply to actions under Article 3. Article 8(4): The programme is also open to cooperation with other third countries which have concluded Association and Cooperation Agreements with the European Union incorporating clauses on the audiovisual sector and on the basis of supplementary appropriations and specific arrangements to be agreed upon (comment: at present none of the Partnership and Cooperation Agreements between the EU and the European ENP countries). Further comment: for southern Mediterranean ENP partners, participation in the (external) Euro-Med Audiovisual programme is better tailored to their needs. |

Youth in Action | No (only cooperation) | Decision No…/2006/EC of the European Parliament and of the Council of 15 November 2006 establishing the “Youth in Action programme” for the period 2007-2013 The general objectives of the programme are to promote young people’s active citizenship, to develop solidarity and promote tolerance among young people, to foster mutual understanding between young people in different countries, to contribute to developing the quality of support systems for youth activities and the capabilities of civil society organisations as well as to promote European cooperation in the youth field. Article 5(2): The actions in points 2[9] and 3[10] of the Annex shall be open to cooperation with third countries that have signed agreements with the Community relevant to the youth field, hereinafter referred to as “partner countries”. This cooperation shall be based, where relevant, on additional appropriations from partner countries to be made available in accordance with procedures to be agreed with these countries.[11] |

Europe for Citizens | No | Proposal creating the Citizens for Europe Programme for the period 2007-2013 - COM(2005) 116 Article 5: open only to EFTA/EEA countries; candidate countries benefiting from a pre-accession strategy, in accordance with the general principles and the general terms and conditions laid down in the framework agreements concluded with these countries for their participation in Community Programmes, and the countries of the Western Balkans, in accordance with the arrangements to be established with these countries under the framework agreements on the general principles for their participation in Community programmes. |

Research and development | Research | - | Communication from the Commission on Science and technology, the key to Europe’s future – Guidelines for future European Union policy to support research - COM(2004 )353 Only Communication setting out guidelines; no legislative proposal. |

Knowledge for Growth | - | Communication on building the European Research Area (ERA) of knowledge for growth - COM(2005) 118 Only Communication; no legislative proposal. |

Seventh Framework Programme for Research | Yes | Proposals concerning the Seventh Framework Programme of the European Community for research, technological development and demonstration activities (2007-2013) and of the European Atomic Energy Community (Euratom) for nuclear research and training activities (2007–2011) - COM(2005) 119 The Framework Programme provides for third country participation. |

Regional policy | European Regional Development Fund | Yes | Regulation (EC) No 1080/2006 of the European Parliament and of the Council of 5 July 2006 on the European Regional Development Fund and repealing Regulation (EC) No 1783/1999 Article 21(3): In the context of cross-border, trans-national and interregional cooperation, the ERDF may finance expenditure incurred in implementing operations or parts of operations on the territory of countries outside the European Community up to a limit of 10% of the amount of its contribution to the operational programme concerned, where they are for the benefit of the regions of the Community. |

[1] Mededeling COM(2004) 373 def.

[2] Deze standaardbepaling is ook opgenomen in artikel 24 van het voorstel van de Commissie voor een interinstitutioneel akkoord betreffende een kader voor Europese regelgevende agentschappen, Mededeling van 25 februari 2005, COM(2005) 59 def.

[3] Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Verdrag van Chicago) van 7 december 1944.

[4] 375 richtlijnen inzake veiligheid van levensmiddelen en diervoeders, 95 richtlijnen over diergezondheid, 84 richtlijnen over de gezondheid van planten alsook ongeveer 400 verordeningen en talrijke beschikkingen, besluiten en aanbevelingen.

[5] Onder de term “partnerlanden” moet in deze mededeling ook de Palestijnse Autoriteit worden verstaan.

[6] SEC(2006) 665.

[7] Zie bijvoorbeeld Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 3 december 2003 - Voorbereiding van de deelname van de landen van de Westelijke Balkan aan de communautaire programma's en agentschappen, COM(2003) 748 def.

[8] Voorbeelden van dergelijke kaderovereenkomsten en protocollen bij de stabilisatie- en associatieovereenkomsten met bepaalde landen van de westelijke Balkan kunnen worden gevonden in het Publicatieblad L 192 van 22 juli 2005.

[9] Action 2 is European Voluntary Service.

[10] Point 3, entitled “Youth of the world”, covers cooperation with the neighbouring countries of the enlarged Europe (ENP countries) and other third countries.

[11] Comment: A special scheme has been introduced for the Mediterranean countries – the Euro-Med Youth programme: projects submitted by EU organisations are funded by the programme budget (including ENP costs), whereas projects submitted by organisations from ENP countries are funded from external support instruments.