52006DC0372

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comite en het Comité van de Regio's - Thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden {COM(2006) 373 definitief {SEC(2006) 894} {SEC(2006) 895} {SEC(2006) 914} /* COM/2006/0372 def. */


NL

Brussel, 12.7.2006

COM(2006) 372 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden

{COM(2006) 373 definitief

{SEC(2006) 894}

{SEC(2006) 895}

{SEC(2006) 914}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden

(Voor de EER relevante tekst)

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding (...)3

1.1. Beschrijving van het milieuprobleem (...)3

1.2. Huidig juridisch kader (...)3

1.3. Het opstartproces van de thematische strategie (...)4

2. Beoordeling van de situatie (...)5

3. Doelstellingen van de thematische strategie (...)7

4. Thematische strategie: maatregelen en middelen (...)8

4.1. Nieuwe maatregelen die niet in bestaande instrumenten kunnen worden geïntegreerd (...)8

4.2. Maatregelen die het beste in bestaande instrumenten kunnen worden geïntegreerd (...)10

4.3. Maatregelen/acties die thans niet als onderdeel van de thematische strategie worden voorgesteld, maar in een later stadium opnieuw kunnen worden bezien (...)12

5. Verwachte resultaten en effecten (...)12

6. Volgende stappen (...)13

.

1. Inleiding

1.1. Beschrijving van het milieuprobleem

Pesticiden, die hoofdzakelijk gewasbeschermingsproducten (PPP's - plant protection products) [1] en biociden omvatten, zijn ontworpen om fundamentele processen in levende organismen te beïnvloeden en kunnen dus worden gebruikt om schadelijke organismen te verdelgen of onder controle te houden. Zij kunnen ook ongewenste nadelige effecten hebben op niet-doelorganismen, de volksgezondheid en het milieu. De mogelijke risico's die aan het gebruik daarvan verbonden zijn worden tot op zekere hoogte door de samenleving geaccepteerd vanwege de economische voordelen; gewasbeschermingsproducten helpen namelijk zorgen voor een betrouwbare voorziening met betaalbare en gezonde landbouwproducten van hoge kwaliteit.

In de meeste lidstaten en in de Gemeenschap bestaat er al lang regelgeving inzake pesticiden [2]. In de loop van de jaren is een geavanceerd systeem ontwikkeld voor evaluatie van de aan het gebruik van pesticiden verbonden risico's voor de volksgezondheid en het milieu.

Ondanks alle inspanningen die zijn gedaan om de aan het gebruik van pesticiden verbonden risico's te beperken en onbedoelde effecten te voorkomen, worden in sommige milieucompartimenten (met name bodem en water) [3] nog steeds ongewenste hoeveelheden van bepaalde pesticiden aangetroffen, en komen in landbouwproducten nog steeds residuen voor in concentraties die de reglementaire waarden overschrijden [4].

Daarom moeten de risico's van pesticiden voor mens en milieu zoveel mogelijk worden verminderd door blootstelling daaraan tot het minimum te beperken en waar mogelijk uit te sluiten, en door onderzoek naar en ontwikkeling van minder schadelijke alternatieven, inclusief niet-chemische, te bevorderen.

1.2. Huidig juridisch kader

Bij de vaststelling van het zesde milieuactieprogramma (6e MAP) [5] hebben het Europees Parlement en de Raad onderkend dat het effect van pesticiden, met name gewasbeschermingsproducten, op de volksgezondheid en het milieu verder moet worden teruggedrongen. Daarbij hebben zij er met nadruk op gewezen dat een duurzamer gebruik van pesticiden moet worden gerealiseerd, alsook een aanzienlijke algehele beperking van het gebruik van pesticiden en van de daaraan verbonden risico's, met dien verstande dat de noodzakelijke gewasbescherming daarbij niet in het gedrang mag komen.

Daarom voorziet het 6e MAP in een tweeledige aanpak:

1. volledige tenuitvoerlegging en herziening van het desbetreffende juridische kader [6]

2. ontwikkeling van een thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden

Het communautaire regelgevingskader inzake pesticiden is toegespitst op het op de markt brengen en het einde van de levenscyclus van dergelijke producten.

De meest relevante wetgevingsmaatregelen met betrekking tot PPP's zijn:

1. Richtlijn 91/414/EEG betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen [7], en

2. Verordening (EG) nr. 396/2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in levensmiddelen en diervoeders [8].

Het doel van Richtlijn 91/414/EEG is risico's aan de bron te voorkomen door middel van een zeer uitgebreide risico-evaluatie van elke werkzame stof en van de producten die die stof bevatten, voorafgaand aan de verlening van een gebruiksvergunning. Wanneer voor een PPP een vergunning wordt verleend voor bepaalde toepassingen, betekent dit bijgevolg dat die toepassingen onder normale omstandigheden geen onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu met zich meebrengen. Verordening (EG) nr. 396/2005 voorziet in maximumresidugehalten (MRL's) voor producten van plantaardige en dierlijke oorsprong, met het doel de consumenten, die aan het einde van de voedselketen staan, zo weinig mogelijk daaraan bloot te stellen. Toezicht op de naleving van de MRL's is ook een belangrijk instrument om na te gaan of professionele gebruikers in the EU (b.v. landbouwers) de aanbevelingen en beperkingen in de door de lidstaten afgegeven vergunningen voor gewasbeschermingsproducten correct hebben toegepast.

Een vergelijkbaar beoordelingssysteem voor biociden is ingevoerd bij Richtlijn 98/8/EG [9], waardoor veel lidstaten werden verplicht voor het eerst wetgeving inzake biociden vast te stellen.

Een van de tekortkomingen van het bestaande juridische kader is het feit dat de eigenlijke gebruiksfase, die een doorslaggevend element is bij het bepalen van het algehele aan pesticiden verbonden risico, daarin nauwelijks aan bod komt. Daarom worden in de thematische strategie maatregelen voorgesteld om deze onvolkomenheid te corrigeren, zodat een samenhangend algemeen beleidskader kan worden gecreëerd.

1.3. Het opstartproces van de thematische strategie

Overeenkomstig het 6e MAP moeten thematische strategieën worden ontwikkeld via een proces van twee stappen waarbij alle belanghebbenden worden betrokken. In haar mededeling "Op weg naar een thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden" van juli 2002 heeft de Commissie de aanzet gegeven voor een brede overlegronde [10].

Op basis van voorbereidende studies werd in de mededeling een overzicht gegeven van de tekortkomingen van het huidige juridische kader ten aanzien van de gebruiksfase in de levenscyclus van pesticiden. Ook bevatte de mededeling uitgebreide achtergrondinformatie over de voordelen en risico's van het gebruik van pesticiden (die worden besproken in de samen met deze mededeling ingediende effectbeoordeling), alsook een lijst van te behandelen kernpunten, en werden daarin mogelijke maatregelen genoemd ter regulering van de gebruiksfase en om negatieve tendensen om te buigen.

Bij het overleg waren het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, het bedrijfsleven, consumenten- en landbouwersorganisaties, alsook het publiek in het algemeen betrokken. Er kwamen reacties van meer dan 150 verschillende belanghebbenden [11]. Voorts heeft de Commissie op 4 november 2002 een conferentie gehouden met meer dan 190 deelnemers die alle belanghebbende partijen vertegenwoordigden [12]. Nader overleg heeft plaatsgevonden via deelneming van de Commissie aan diverse conferenties over specifieke kwesties (b.v. vergelijkende beoordeling/substitutieprincipe, apparatuur voor de toepassing van pesticiden, IPM/ICM [13]) en via vergaderingen die door de Commissie zelf werden georganiseerd (b.v. over sproeien vanuit de lucht). Daarnaast heeft de Commissie een open overleg via internet gehouden, in het kader waarvan zij bijna 1800 reacties heeft ontvangen [14].

Voor de doelstellingen van de voorgestelde strategie en veel van de mogelijke maatregelen bleek brede steun te bestaan. Een meer gedetailleerd overzicht van het overlegproces is te vinden in de effectbeoordeling [15].

2. Beoordeling van de situatie

Vanwege de directe voordelen die aan het gebruik daarvan zijn verbonden (met name voor landbouwers), worden pesticiden op grote schaal gebruikt en worden zij over het algemeen als onmisbaar beschouwd in moderne teeltsystemen. Binnen deze productengroep helpen gewasbeschermingsproducten zorgen voor een maximale landbouwopbrengst met een minimale werklast.

Ondanks het feit dat het bestaande beleid en de huidige wetgeving gericht zijn op bescherming van de volksgezondheid en het milieu, is het feitelijke ge- en verbruik van gewasbeschermingsproducten in de EU tussen 1992 en 2003 niet afgenomen, zoals blijkt uit de beschikbare statistische gegevens [16].

(...PICT...)

Figuur 1 Verkoop van werkzame stoffen in PPP's (in ton) in EU-15

Het percentage voedsel- en diervoedermonsters met een gehalte aan ongewenste residuen van pesticiden boven de reglementaire maximumgrenzen is in de periode 1996-2003 niet teruggelopen: het is zelfs licht gestegen tot rond de 5%, en is op die waarde blijven staan, zoals blijkt uit de monitoringactiviteiten van de lidstaten en de Commissie [17].

(...PICT...)

Figuur 2 Resultaten van de inspecties op pesticidenresiduen in fruit, groenten en granen in EU 15

3. Doelstellingen van de thematische strategie

Het toenemende bewustzijn onder consumenten en in de samenleving als geheel van de mogelijke risico's die verbonden zijn aan het gebruik van pesticiden was de laatste tijd aanleiding voor bepaalde detailhandelaars en overheidsinstanties, alsook voor de Gemeenschap, om actie te ondernemen ter ondersteuning van landbouwvormen en van methodes voor de bestrijding van schadelijke organismen, zoals biologische landbouw, geïntegreerde bestrijding of het gebruik van minder vatbare variëteiten, waardoor het gebruik van gewasbeschermingsproducten wordt beperkt of beter wordt gefocust. Het stimuleren van een rationeel en nauwkeurig pesticidengebruik, alsook van aangepaste teelt- en bodembeheermethodes is een belangrijke aangelegenheid.

Voorts is het van belang te komen tot een gedragsverbetering bij de gebruikers van pesticiden (met name professionele gebruikers), die verantwoordelijk zijn voor een aantal vormen van verkeerd gebruik, waaronder overdosering, door deze beter op te leiden en voor te lichten.

Ook moeten de kwaliteit en doeltreffendheid van de voor de toepassing van pesticiden gebruikte apparatuur worden verbeterd om de gebruikers in staat te stellen een maximale doeltreffendheid van de behandelingen te realiseren met minimale gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu.

Voorts wordt het gebruik van pesticiden direct of indirect beïnvloed door wetgeving op andere beleidsterreinen, zoals waterbeleid, landbouwbeleid, bescherming van werknemers en onderzoek. De thematische strategie zal het mogelijk maken een horizontale en beleidsoverschrijdende aanpak te ontwikkelen die ruim buiten de relatief beperkte grenzen van deze specifieke wetgevingsinstrumenten treedt.

De specifieke doelstellingen van de thematische strategie die een bijdrage kunnen leveren tot het bereiken van de algemene doelstellingen zijn:

(a) maximale beperking van de aan het gebruik van pesticiden verbonden gevaren en risico's voor gezondheid en milieu;

(b) verbeterde controles op het gebruik en de distributie van pesticiden;

(c) vermindering van de toegepaste hoeveelheden schadelijke werkzame stoffen, onder meer door vervanging van de gevaarlijkste stoffen door veiliger, met inbegrip van niet-chemische, alternatieven;

(d) bevordering van teelten met een gering of nulgebruik van pesticiden, met name door bewustmaking van de gebruikers, het promoten van gedragscodes en het in overweging nemen van de inzet van financiële instrumenten;

(e) het opzetten van een transparant systeem voor rapportage en monitoring van de gemaakte vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de strategie, met inbegrip van de ontwikkeling van passende indicatoren.

De effecten van de wetgeving inzake biociden zullen pas na 2006 blijken, wanneer de eerste evaluaties van werkzame stoffen voor gebruik in biociden worden afgerond. Momenteel hebben noch de Commissie, noch de meeste lidstaten voldoende kennis of ervaring in huis om verdere maatregelen inzake biociden te kunnen voorstellen. De situatie dient in de loop van 2007 te worden herbezien, met het doel mogelijke maatregelen in beschouwing te nemen.

Daarom is de thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden, op basis van de in het 6e MAP vastgestelde doelstellingen en rekening houdend met het feit dat gewasbeschermingsproducten de belangrijkste groep pesticiden vormen, voorlopig alleen gericht op dergelijke producten. Het toepassingsgebied van de thematische strategie kan in de toekomst echter worden verruimd, indien vergelijkbare maatregelen noodzakelijk worden geacht voor biociden.

4. Thematische strategie: maatregelen en middelen

De thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden bestaat uit een aantal individuele maatregelen, waarvan de effecten zijn beoordeeld uit economisch, sociaal, volksgezondheids- en milieuoogpunt. Overeenkomstig het aan de thematische strategieën ten grondslag liggende holistische concept dat erin bestaat nieuwe maatregelen zoveel mogelijk te integreren in bestaande instrumenten, wordt deze aanpak voorgesteld voor verschillende maatregelen. Voor de overige maatregelen wordt voorgesteld deze in nieuwe wetgeving vast te leggen, die samen met deze mededeling zal worden gepresenteerd.

In de volgende hoofdstukken wordt een beknopt overzicht gegeven van de maatregelen die deel uitmaken van de thematische strategie, alsook van de maatregelen die in overweging zijn genomen maar waarvoor in dit stadium nog geen voorstellen worden gedaan. Nadere details zijn te vinden in de "technische bijlage" bij de mededeling inzake de thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden [18], alsook in de effectbeoordeling, waarin de voorgestelde maatregelen worden gemotiveerd. Al deze documenten zijn nauw met elkaar verbonden en moeten in hun onderlinge samenhang worden bekeken.

4.1. Nieuwe maatregelen die niet in bestaande instrumenten kunnen worden geïntegreerd

De onderstaande maatregelen van de thematische strategie zullen worden ondergebracht in een nieuwe kaderrichtlijn van het Europees Parlement en de Raad die de Commissie samen met deze mededeling voorstelt:

– vaststelling van nationale actieplannen (NAP's) waarin individuele doelstellingen moeten worden opgenomen ter vermindering van de gevaren en risico's en de afhankelijkheid van chemicaliën voor gewasbescherming.

– inschakeling van belanghebbende partijen bij de opstelling, uitvoering en aanpassing van de NAP's. De nadere regelingen inzake publieksparticipatie en het niveau waarop deze zal worden georganiseerd dienen door de lidstaten zodanig te worden vastgesteld, dat het publiek in een vroeg stadium de kans krijgt daadwerkelijk aan het proces deel te nemen.

– invoering van een systeem voor opleiding van professionele gebruikers van pesticiden om te waarborgen dat personen die regelmatig gebruikmaken van pesticiden zich volledig bewust zijn van de daaraan verbonden risico's en alle passende maatregelen treffen om een gewasbeschermingsprobleem met de minst schadelijke middelen op te lossen. Dit systeem omvat ook richtsnoeren voor de gebruikers om de beste keuze te maken uit de verschillende producten die beschikbaar zijn voor dezelfde behandeling (substitutie op gebruikersniveau).

– bewustmaking van het brede publiek (en met name niet-professionele gebruikers van pesticiden) via bewustmakingscampagnes en informatieverstrekking door detailhandelaars.

– regelmatige en verplichte inspectie van toepassingsapparatuur om de schadelijke effecten op de gezondheid (met name wat betreft de blootstelling van de bedieners van de apparatuur) en het milieu tijdens de toepassing terug te dringen, en voor een zo efficiënt mogelijk gebruik te zorgen door te waarborgen dat de werkelijk toegepaste hoeveelheid overeenstemt met de ingestelde dosering.

– verbod op sproeien vanuit de lucht om de risico's op aanzienlijke schadelijke effecten op de volksgezondheid en het milieu, met name door verwaaien van de sproeinevel, te beperken. Sproeien vanuit de lucht mag alleen op basis van ontheffingen worden toegepast wanneer dit duidelijke voordelen biedt, ook voor het milieu, vergeleken met andere sproeimethodes, of wanneer er geen bruikbare alternatieven voorhanden zijn. Dergelijke ontheffingen dienen aan specifieke voorwaarden te worden gebonden om de risico's op ongewenste effecten te minimaliseren, bij voorbeeld door passende eisen te stellen aan de opleiding van de bedieners van de apparatuur en door normen voor de sproeiapparatuur op te leggen.

– extra bescherming van het aquatisch milieu tegen vervuiling door pesticiden om de doelstellingen van de kaderrichtlijn water (artikelen 7, lid 3, 11 en 16 van de kaderrichtlijn water [19]).

– afbakening van gebieden met een sterk verminderd of nulgebruik van pesticiden in samenhang met maatregelen in het kader van andere wetgeving (b.v. de artikelen 6, 10 en 12 van de habitatrichtlijn [20] en de artikelen 3 en 4, lid vier, van de vogelrichtlijn [21]). Dergelijke gebieden dienen ook te worden aangewezen om hoge risico's op blootstelling van het grote publiek aan te pakken en te zorgen voor de specifieke bescherming waaraan kwetsbare groepen, zoals kinderen, behoefte hebben.

– hantering en opslag van verpakkingen en resterende hoeveelheden pesticiden en andere maatregelen met betrekking tot de hantering van producten om te voorkomen dat deze onzorgvuldig worden opgeslagen of gehanteerd en mogelijk het milieu verontreinigen.

– bevordering van landbouw met een laag pesticidengebruik en scheppen van voorwaarden door de lidstaten voor de toepassing van geïntegreerde bestrijding (IPM) door landbouwers. Er zullen voor de hele Gemeenschap geldende normen voor IPM worden ontwikkeld die vanaf 2014 bindend zullen worden. Op communautair niveau zullen tevens gewasspecifieke normen voor IPM worden opgesteld, maar de toepassing daarvan blijft vrijwillig; de lidstaten kunnen deze echter ondersteunen in het kader van de plattelandsontwikkeling.

– meten van de met risicoreductie gemaakte vooruitgang door middel van passende geharmoniseerde indicatoren, waarover alle lidstaten regelmatig verslag zullen moeten uitbrengen. Een reeks mogelijke risico-indicatoren wordt thans ontwikkeld in het kader van een project waarvoor steun wordt verleend binnen het zesde OTO-kaderprogramma (HAIR [22]). Het is de bedoeling dat dit de gemeenschappelijke indicatoren worden die in alle lidstaten worden gebruikt – eventueel in combinatie met andere reeds bestaande indicatoren.

– opzetten van een informatieuitwisselingssysteem op communautair niveau – een "deskundigengroep thematische strategie" waarbij alle lidstaten en alle andere belanghebbende partijen worden betrokken en die voortdurend passende richtsnoeren, beste praktijken en aanbevelingen moet ontwikkelen en bijwerken.

Voorts zal de Commissie de volgende maatregelen van de thematische strategie verwerken in twee afzonderlijke voorstellen die uiterlijk in 2008 moeten worden goedgekeurd:

– verbeterde systemen voor het verzamelen van informatie over de distributie en het gebruik van gewasbeschermingsproducten wat werkzame stoffen betreft, en regelmatige rapportage om het gebrek aan betrouwbare gegevens aan te pakken, met name met het oog op de berekening van risico-indicatoren;

– essentiële eisen inzake milieubescherming waaraan moet worden voldaan door nieuwe apparatuur voor de toepassing van pesticiden die op de markt wordt gebracht.

4.2. Maatregelen die het beste in bestaande instrumenten kunnen worden geïntegreerd

De volgende maatregelen van de thematische strategie moeten in bestaande instrumenten worden ingepast:

– verbeterde systemen voor bewaking van de naleving van de wettelijke voorschriften inzake de distributie en het gebruik van gewasbeschermingsproducten via een ingrijpende wijziging van het huidige artikel 17 van Richtlijn 91/414/EEG. Dit is ook van belang in het licht van de bepalingen met betrekking tot de inachtneming van de randvoorwaarden als voorwaarde voor rechtstreekse betalingen in het kader van het GLB, waartoe sinds 2006 ook Richtlijn 91/414/EEG (artikel 3) behoort [23]. De lidstaten zullen ook verslag moeten uitbrengen van gevallen van pesticidenvergiftiging van gebruikers, omstanders, omwonenden, consumenten en wilde planten en dieren.

– integratie van vergelijkende beoordeling en van het substitutieprincipe in de beoordeling van werkzame stoffen en in de besluitvorming over opname in bijlage I van Richtlijn 91/414/EEG (een dergelijk proces is reeds aan de gang in het kader van Richtlijn 98/8/EG voor biociden), alsook in de vergunningsprocedure voor gewasbeschermingsproducten op het niveau van de lidstaten.

– versterking van de jaarlijkse bewakingsprogramma's met betrekking tot de niveaus van pesticidenresiduen in voedingsmiddelen en diervoeders via de verordening inzake de vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen [24] (MRL's), aangevuld door epidemiologische blootstellingsstudies in het kader van de Europese milieu- en gezondheidsstrategie.

– milieubewaking: bepalen van pesticidenconcentraties in milieucompartimenten als middel voor de toetsing van bij de risicobeoordeling gehanteerde modelberekeningen en prognoses en voor controle op de naleving van beperkingen en etiketinstructies door de gebruikers. In bewaking van de pesticidenconcentraties in water is voorzien bij de kaderrichtlijn water.

– onderzoek inzake pesticiden binnen het zesde en het zevende communautaire kaderprogramma voor onderzoek [25], met als doel de gezondheid en het welzijn van de Europese burgers te verbeteren door te zorgen voor voedingsmiddelen van hogere kwaliteit en een verbeterde controle op de voedselproductie en daarmee samenhangende milieufactoren, alsook door risicobeoordeling op het niveau van de landbouwbedrijven te vergemakkelijken (b.v. opsporing van risicogebieden of –praktijken). Dit omvat de financiering van onderzoeksprojecten die specifiek gericht zijn op de ontwikkeling van alternatieven voor chemische bestrijding van schadelijke organismen. De effecten van pesticiden op de biodiversiteit en de wijze waarop deze kunnen worden verminderd kunnen worden onderzocht in het kader van thematische activiteiten binnen het samenwerkingsprogramma van het 7e kaderprogramma [26].

– verzoek aan de lidstaten normale BTW-tarieven op pesticiden toe te passen om het door prijsverschillen veroorzaakte clandestiene grensoverschrijdende handelsverkeer in niet-geautoriseerde producten minder aantrekkelijk te maken.

– op internationaal niveau hebben de Gemeenschap en de lidstaten het Verdrag van Rotterdam inzake voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC) en het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POP's) bekrachtigd en ten uitvoer gelegd. Ook verschaffen zij financiële en technische bijstand (capaciteitsopbouw) in het kader van een groot aantal bilaterale en multilaterale programma's (waaronder de in februari 2006 goedgekeurde Strategic Approach for International Chemicals Management, SAICM - strategische aanpak van het internationale beheer van chemicaliën) die een bijdrage leveren aan de veilige hantering en verwijdering van pesticiden (inclusief verouderde voorraden). De Gemeenschap onderkent dat de aan het gebruik van pesticiden verbonden gezondheids- en milieurisico's bijzonder zorgwekkend zijn in ontwikkelingslanden en overgangslanden.

4.3. Maatregelen/acties die thans niet als onderdeel van de thematische strategie worden voorgesteld, maar in een later stadium opnieuw kunnen worden bezien

Na bespreking tijdens de raadplegingsfase en evaluatie in de effectbeoordeling is besloten om onderstaande maatregelen/acties in dit stadium niet als onderdeel van de thematische strategie voor te stellen. Zij kunnen later opnieuw worden bekeken in het licht van de resultaten van de voorgestelde strategie, die zullen worden onderzocht in het kader van het toetsingsmechanisme waarin is voorzien in de ontwerp-kaderrichtlijn.

– vaststelling van kwantitatieve doelstellingen voor reductie van het gebruik. Er is geen systematisch en direct verband tussen de algehele reductie van de gebruikte hoeveelheden pesticiden en de omvang van de risico's. Bovendien bestaat er geen adequate informatie over het basisverbruik die als referentie zou kunnen worden gebruikt, en speelt er tevens een aantal juridische kwesties over handhaving en aansprakelijkheid. Daarom worden voor de strategie geen juridisch bindende reductiedoelstellingen voorgesteld, hetgeen spoort met het beleid van de lidstaten.

– het opzetten van een systeem van belastingen/heffingen om het pesticidengebruik kwalitatief te beïnvloeden. Op dit ogenblik is het vrijwel onmogelijk een efficiënt en hanteerbaar systeem te ontwerpen van belastingen/heffingen die specifiek zijn toegesneden op de schadelijke effecten van individuele pesticiden. De lidstaten kunnen de mogelijkheden nagaan om gedifferentieerde systemen in te voeren (momenteel worden in sommige lidstaten forfaitaire tarieven toegepast) die zijn afgestemd op hun specifieke situatie en op de beschermingsdoelstellingen die zij nastreven.

5. Verwachte resultaten en effecten

Het belangrijkste resultaat dat wordt verwacht van de tenuitvoerlegging van de thematische strategie is een algemene verlaging van de uit het gebruik van pesticiden voortvloeiende risico's en schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid en het milieu. Die verlaging kan worden bereikt door ongewenste blootstelling (direct en indirect) te verminderen en door de intrinsieke risico's van de gebruikte producten terug te brengen door de gevaarlijkste producten te vervangen door minder schadelijke (het zogenoemde substitutieprincipe) of door op alternatieve beschermingsmaatregelen over te schakelen. Momenteel zijn er geen universeel geaccepteerde indicatoren beschikbaar voor het meten van deze risico's.

Een betere kennis van het werkelijke pesticidengebruik is de sleutel tot de mogelijkheid risico-indicatoren te berekenen – er moeten snel adequate gegevensverzamelingssystemen worden opgezet om de berekening van indicatoren mogelijk te maken en de tendensen in de ontwikkeling daarvan in kaart te brengen (ook retrospectief). Over het algemeen wordt aangenomen dat als gevolg van de thematische strategie de kennis over het gebruik van pesticiden sterk zal toenemen en een reeks relevante risico-indicatoren zal worden ontwikkeld, en dat die indicatoren na verloop van tijd een dalende tendens te zien zullen geven.

Hoewel er geen direct verband bestaat met het terugdringen van de daadwerkelijke risico's, wordt ook verwacht dat het totale gebruik van pesticiden een dalende lijn zal vertonen als gevolg van de toepassing van landbouwmethodes met een lage pesticideninzet (onder andere geïntegreerde bestrijding van schadelijke organismen en biologische landbouw) en de aanwijzing van gebieden met een verminderd of nulgebruik van pesticiden. Beter opgeleide gebruikers met optimale toepassingsapparatuur zullen efficiënter gebruik maken van pesticiden en zullen de verliezen in het milieu (met name het aquatische milieu) doen afnemen. Het percentage landbouwareaal waarop teeltsystemen met een verminderd of nulgebruik van pesticiden, zoals geïntegreerde productie, worden toegepast zou moeten toenemen.

Ook wordt verwacht dat als gevolg van de thematische strategie het percentage in de lidstaten onderzochte voedsel- en voedermonsters waarbij een overschrijding van de MRL's wordt geconstateerd, zal teruglopen. Ook zou het aantal gevallen van vergiftiging van mensen of wilde planten en dieren moeten dalen.

Ten aanzien van geen enkele van deze trends kunnen kwantitatieve doelstellingen worden geformuleerd, aangezien vaak de nodige basisinformatie ontbreekt of te veel factoren een rol spelen om betrouwbare voorspellingen over kwantitatieve effecten te kunnen doen. De effectbeoordeling toont echter aan dat het te verwachten netto-effect duidelijk positief is.

6. Volgende stappen

Naast deze mededeling, de technische bijlage daarbij, en de bijbehorende effectbeoordeling heeft de Commissie reeds haar goedkeuring gehecht of zal zij dit in de toekomst doen, aan de volgende initiatieven:

– een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden, dat alle in 4.1 beschreven noodzakelijke wetgevingsmaatregelen bevat;

– een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot herziening van Richtlijn 91/414/EEG, waarin onder andere de nodige maatregelen zullen worden opgenomen betreffende scherpere handhaving en vergelijkende beoordeling;

– een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake statistieken over gewasbeschermingsproducten;

– een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad die voorziet in essentiële milieubeschermingseisen voor het op de markt brengen van nieuwe apparatuur voor de toepassing van pesticiden en accessoires, eventueel in het kader van Richtlijn 2006/42/EG [27];

– een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad inzake normen voor de milieukwaliteit op het gebied van het waterbeleid, met inbegrip van normen voor bepaalde pesticiden;

– een mededeling, waarop deze nieuwe wetgeving een aanvulling vormt, aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Europese Actieplan voor milieu en volksgezondheid, dat voorziet in de nodige acties voor de ontwikkeling van geïntegreerde informatie over menselijke blootstelling aan pesticiden en de consequenties daarvan [28].

De initiatieven die worden ondernomen om de aan pesticiden verbonden risico's te verminderen zijn constant in ontwikkeling en zullen regelmatig opnieuw moeten worden bezien. Aangezien veel van de maatregelen waaruit de thematische strategie is opgebouwd een voldoende mate van subsidiariteit vereisen, zal het tevens noodzakelijk zijn om (i) informatie onder de lidstaten uit te wisselen over hun nationale actieplannen en de specifieke oplossingen die zij hebben bedacht, en (ii) alle nodige richtsnoeren en beste praktijken te ontwikkelen.

Daarom voorziet de ontwerp-kaderrichtlijn in een adviesforum, namelijk de deskundigengroep thematische strategie, die richtsnoeren over de beste praktijken moet ontwikkelen en de uitvoering van de in de thematische strategie voorgestelde maatregelen moet bewaken.

In het licht van het resultaat van deze informatie-uitwisseling en van het binnen de deskundigengroep thematische strategie gevoerde overleg, zullen de voorgestelde maatregelen regelmatig worden herbezien en aangepast aan de technische vooruitgang.

[1] Voor definities zie de technische bijlage bij deze mededeling.

[2] De oudste communautaire richtlijnen inzake gewasbeschermingsproducten dateren van 1979.

[3] Standpuntnota van EUREAU "Keeping Raw Drinking Water Resources Safe from Pesticides", 2001.

[4] Rapporten zijn beschikbaar op: http://europa.eu.int/comm/food/fs/inspections/fnaoi/reports/annual_eu/index_en.html

[5] Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap, PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

[6] In het 6e MAP wordt uitsluitend verwezen naar het juridische kader inzake gewasbeschermingsproducten.

[7] PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

[8] Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).

[9] PB L 123 van 24. 4. 1998, blz. 1.

[10] COM (2002) 349 def.

[11] Van de naar voren gebrachte meningen kan kennis worden genomen op:

- http://www.europa.eu.int/comm/environment/ppps/home.htm)

[12] Conferentiedocumenten en notulen beschikbaar op:

- http://europa.eu.int/comm/environment/ppps/home.htm

[13] Geïntegreerde bestrijding van schadelijke organismen/geïntegreerd gewasbeheer.

[14] De resultaten zijn beschikbaar op: http://europa.eu.int/comm/environment/ppps/pdf/stats_consult.pdf

[15] Verslag over de effectbeoordeling van de thematische strategie voor een duurzaam gebruik van pesticiden, werkdocument van de diensten van de Commissie XXX (Ref. YYY).

[16] Gegevens van Eurostat en de European Crop Protection Association.

[17] Rapporten zijn beschikbaar op:

- http://europa.eu.int/comm/food/fs/inspections/fnaoi/reports/pesticides/index_en.html

[18] SEC(2006) 895.

[19] Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, PB L 327 van 22.12.2000, blz.1.

[20] Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, PB L 206 van 22.7.1992, blz.7.

[21] Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, PB L 103 van 25.4.1979, blz.1.

[22] Harmonised Environmental Indicators for Pesticide Risks (HAIR) - geharmoniseerde milieu-indicatoren voor aan pesticiden verbonden risico's:

- http://www.rivm.nl/stoffen-risico/NL/hair.htm

[23] Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

[24] Zie voetnoot 8.

[25] Relevante informatie over het 6e kaderprogramma is beschikbaar op:

- http://www.europa.eu.int/comm/research/fp6/index_en.html

[26] Meer informatie is te vinden op: http://ec.europa.eu/research/fp7/

[27] Richtlijn 2006/42/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende machines, PB L […] […], blz. […]

[28] COM (2004) 416 def.

--------------------------------------------------