52006DC0087

Mededeling van de Commissie - EU-bijstand : meer, beter en sneller helpen /* COM/2006/0087 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 02.03.2006

COM(2006) 87 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

EU-bijstand: meer, beter en sneller helpen

INLEIDING

In de aanloop naar de VN-Top van september 2005 heeft de donorgemeenschap zich tijdens het Forum op hoog niveau van Parijs in maart 2005 ertoe verbonden haar praktijken radicaal te wijzigen en daardoor het effect van haar activiteiten te versterken en bij te dragen tot de kwalitatieve sprong die nodig is om de millenniumdoelstellingen inzake ontwikkeling te bereiken. Onder die impuls zijn door de Europese Unie (lidstaten plus Commissie, met inbegrip van de tien nieuwe lidstaten als opkomende donoren) ambitieuze doelstellingen onderschreven, zowel door de individuele donoren als collectief. Vastbesloten om de tenuitvoerlegging van de internationale agenda te doen vorderen en haar aandeel in de werkzaamheden op zich te nemen heeft de EU binnen haar eigen ontwikkelingsstrategie een centrale rol toegekend aan het verhogen van de doeltreffendheid van de hulp en concrete toezeggingen in die zin gedaan.

Deze reeks besluiten vormt een complete lijst van gedetailleerde en concrete maatregelen die tegen 2010 moeten worden ontwikkeld en uitgevoerd. Uitgaande van opgedane ervaringen, goede praktijken en verwachtingen van de partnerlanden zijn deze maatregelen gestoeld op de beginselen van harmonisatie, eigen verantwoordelijkheid, onderlinge afstemming en resultaatgericht management, overeenkomstig de Verklaring van Parijs. Deze verbintenissen moeten thans in concrete maatregelen worden omgezet, en de EU moet zich toeleggen op de implementatie ervan ter plaatse, rekening houdend met de realiteit van de specifieke kenmerken van de verschillende landen.

Deel I van het actieplan bevat ter herinnering een samenvattend overzicht van de concepten van de negen doelstellingen die de EU als groep moet bereiken en waarvoor al een termijn is vastgesteld.

Deel II van het actieplan beschrijft de eerste vier doelstellingen voor directe tenuitvoerlegging, waarvoor al maatregelen zijn ontwikkeld die klaar zijn voor onmiddellijke goedkeuring en implementatie in een aantal partnerlanden.

Deel III van het actieplan beschrijft de vijf overige doelstellingen, die in de loop van 2006 moeten worden uitgewerkt en tegen 2010 ter plaatse moeten worden uitgevoerd.

Twee van de onmiddellijk te bereiken doelstellingen van het actieplan worden nader beschreven in twee specifieke mededelingen (de mededeling over ontwikkelingsfinanciering en doeltreffendheid van de steun en de mededeling over een gezamenlijk programmeringskader). Deze drie documenten samen vormen een “ pakket maatregelen voor doeltreffende steun ”, dat bij de Raad en het Parlement wordt ingediend.

Tabel 1. Overzicht

| | | | | | | | |

Component 1

De EU-bijstand onder de loep

Donoratlas

(Directe tenuitvoerlegging)

EU-handleidingen

(Tenuitvoerlegging op korte termijn)

Controlemechanismen

(Directe tenuitvoerlegging) | |

Component 2

Implementatie van de agenda van Parijs

Routekaarten

(Directe tenuitvoerlegging)

Gezamenlijke programmering

(Directe tenuitvoerlegging)

Gezamenlijke Regelingen

(Tenuitvoerlegging op korte termijn) | |

Component 3

Bevorderen van de EU- consensus

Taakverdeling

(Tenuitvoerlegging op korte termijn)

Cofinanciering

(Tenuitvoerlegging op korte termijn)

Visie van de EU

(Tenuitvoerlegging op korte termijn) | | | | | | | | | | |

DEEL I FOLLOW-UP VAN ONZE VERBINTENISSEN

Onze verbintenissen inzake doeltreffendheid van de steun kunnen worden onderverdeeld in de volgende drie samenhangende componenten:

1. Transparante en op feiten gebaseerde kartering en controle van onze activiteiten;

2. implementatie van onze gezamenlijke verbintenissen vastgesteld in de Verklaring van Parijs over harmonisatie en onderlinge afstemming;

3. implementatie van de component doeltreffendheid van de steun van het nieuw strategisch EU-kader dat is vastgelegd in de nieuwe beleidsverklaring inzake ontwikkeling (de Europese consensus) en de EU-strategie voor Afrika.

COMPONENT 1: DE EU-BIJSTAND ONDER DE LOEP

Een permanente toetsing van onze activiteiten is een essentiële voorwaarde voor een op kennis gebaseerde analyse van onze successen en mislukkingen, die wij kunnen gebruiken als uitgangspunt voor een rationele en optimale herschikking van onze activiteiten en methoden. Een dergelijk onbevooroordeeld onderzoek van onze ontwikkelingsbijstand beantwoordt niet alleen aan de verplichting van transparantie tegenover onze kiezers en de publieke opinie maar vormt ook de noodzakelijke basis waarop wij onze strategie kunnen uitstippelen.

Onze steun nauwkeuriger in kaart brengen

In de eerste uitgave van de EU-donoratlas kwamen twee tendensen tot uiting: i) concentratie van de steun in bepaalde “aantrekkelijke” landen en sectoren, waardoor bepaalde andere landen en sectoren werden verwaarloosd of uit het oog verloren en ii) versnippering van de activiteiten in de bevoordeelde landen en sectoren, wat leidde tot een zeer groot aantal actoren en kleinschalige projecten.

Om de analyse in de donoratlas te concretiseren in operationele beginselen voor een betere organisatie en taakverdeling moeten de gegevens in de atlas worden uitgekristalliseerd tot preciezere en meer specifieke evaluaties, waarbij ook de zichtbaarheid voor de publieke opinie niet uit het oog mag worden verloren.

Toetsing van de ontwikkelingsvoorschriften van de EU

De internationale agenda inzake doeltreffendheid van de steun is in toenemende mate gericht op het uitwerken van gezamenlijke activiteiten en synergieën tussen de ontwikkelingsactoren.

Het hoofddoel van deze toetsing is onze partnerlanden en andere ontwikkelingsactoren een makkelijk toegankelijk overzicht van alle huidige regels en procedures van de lidstaten te bieden. Die samenvattingen van de donorsystemen van de EU-lidstaten zullen worden verwerkt tot verschillende handleidingen, die zijn opgevat als complete en operationele hulpmiddelen ten behoeve van actoren (ambtenaren van partnerlanden, het MKB of NGO’s) die een inzicht in onze regels moeten krijgen. Door hun overzicht van de diverse bouwstenen kunnen de handleidingen ook de basis vormen voor toekomstige vorderingen bij harmonisatie en vereenvoudiging.

De tenuitvoerlegging van onze beloften controleren

In de Verklaring van Parijs zijn donoren en partnerlanden overeengekomen een controlemechanisme te creëren zonder dat een parallel “controleapparaat” wordt opgericht. Om het elan van de hervormingen en het uitvoeringstempo niet te belemmeren heeft de EU voluit gekozen voor een krachtdadig maar realistisch controleproces: i) op internationaal niveau voor de doelstellingen die de donorgemeenschap gezamenlijk is overeengekomen en ii) op EU-niveau voor onze eigen aanvullende verbintenissen en bijdragen.

COMPONENT 2: ONMIDDELLIJKE ACTIE

De implementatie van onze gezamenlijke bijdrage tot de VN-Millenniumtop in september 2005 vormt een essentiële bekrachtiging van de internationale inspanningen voor een grotere doeltreffendheid van de steun in de afgelopen twee jaar, die formeel zijn goedgekeurd in de Verklaring van Parijs over harmonisatie en onderlinge afstemming van februari 2005. Dit pakket EU-verbintenissen was gebaseerd op de initiële aanbevelingen in het verslag van de werkgroep ad hoc Harmonisatie, dat formeel is goedgekeurd in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van november 2004.

Plaatselijke coördinatieprocessen ondersteunen

In de routekaart worden (uit een keuzemenu) concrete harmonisatiemaatregelen geselecteerd, die door alle in een bepaald land werkzame EU-donoren moeten worden uitgevoerd. Routekaarten zijn niet bedoeld ter vervanging van de nationale actieplannen voor harmonisatie en onderlinge afstemming maar wel als instrument om te bepalen op welke terreinen EU-donoren de bestaande lokale processen kunnen versterken - ongeacht of die onder leiding van de regering of van een donor plaatsvinden - dan wel die processen op gang kunnen brengen door nieuwe initiatieven op te starten.

Werken aan een gezamenlijk meerjarig programmeringskader

De grondidee van het gezamenlijk programmeringskader is een mechanisme te creëren dat compatibel is met de bestaande nationale documenten en programmeringscycli, openstaat voor andere donoren en een raamwerk biedt voor het wegwerken van de doublures bij de systemen van de lidstaten, waardoor de transactiekosten van de programmering worden verlaagd. Het kader zou elementen omvatten zoals feitelijke gegevens betreffende het landenprofiel, een gemeenschappelijke analyse van de situatie, overzichten van de donoren en een analyse van de EU-beleidsmix. Het raamwerk zou op middellange termijn donoren de mogelijkheid moeten bieden een collectieve strategische reactie te bepalen op de uitdagingen die in de gezamenlijke landenanalyse zijn aangekaart, en op lange termijn de weg voor een potentiële gezamenlijke programmering moeten banen. De besprekingen hierover zijn al een hele tijd aan de gang: de Raad heeft de beginselen, de inhoud en het tijdschema voor het gezamenlijk meerjarig programmeringsproces respectievelijk in november 2004, april 2005 en november 2005 vastgesteld.

Gezamenlijke plaatselijke regelingen ontwikkelen

Deze regelingen, die in de conclusies van de Raad gezamenlijke financiële regelingen worden genoemd, hebben tot doel tussen de donorgemeenschap en het partnerland een eengemaakt systeem voor dialoog, uitbetaling en rapportage op nationaal niveau uit te werken en daartoe een formeel document goed te keuren. Op dit gebied bestaan in Zambia en Mozambique al interessante aanzetten, die hoofdzakelijk zijn gericht op begrotingssteun en een sectorale aanpak. Deze bestaande systemen zijn zeer doeltreffend gebleken om a) de transactiekosten en de lasten voor het partnerland te verlagen, b) goede en duurzame arbeidsbetrekkingen tussen de donoren te creëren en c) bij te dragen tot de taakverdeling. Het doel is een gezamenlijk model uit te werken dat aan de specifieke kenmerken van de landen zal worden aangepast.

COMPONENT 3: BEVORDEREN VAN DE EUROPESE CONSENSUS

In de nieuwe beleidsverklaring over ontwikkeling, de Europese ontwikkelingsconsensus, die in december 2005 is goedgekeurd, wordt beklemtoond dat de doeltreffendheid van de EU-bijstand een cruciaal onderdeel van de gezamenlijke visie vormt. Ook de EU-strategie voor Afrika, die de Europese Raad tegelijkertijd heeft goedgekeurd, bevat een oproep voor een snelle en consequente tenuitvoerlegging van de agenda inzake doeltreffendheid van de steun in Afrika. Dit nieuwe politieke kader heeft als doelstellingen:

i) een betere taakverdeling, die is gericht op een sterkere complementariteit en een minimumaanwezigheid van de EU, vooral in kwetsbare landen en landen die “stiefmoederlijk” worden behandeld;

ii) meer gezamenlijke maatregelen door een intensiever gebruik van cofinanciering, waarbij profijt wordt gehaald uit de ervaring van de nieuwe lidstaten en terzelfder tijd hun geleidelijke opkomst als nieuwe donoren wordt bevorderd;

iii) versterking van de bijdrage en de invloed van de EU conform de beginselen en thema’s die in de Europese consensus worden besproken.

De taakverdeling verbeteren

De verregaande versnippering van de ontwikkelingsbijstand heeft geleid tot verspreiding, doublures en zelfs tegenstrijdigheden bij de steunverlening, zodat het potentiële effect wordt verminderd door de opeenstapeling van overbodige administratieve kosten en verhoogde lasten voor de partnerlanden. Een versterkte complementariteit van onze activiteiten is essentieel om de doeltreffendheid van de bijstand te verhogen. In de Verklaring van Parijs zijn de donoren overeengekomen ten volle gebruik te maken van hun comparatieve voordelen en tegelijk de eigen wensen van het partnerland over de vereiste stappen in de richting van een verhoogde complementariteit te respecteren.

Het doel is daarom de taakverdeling te versterken, zowel op i) nationaal als ii) transnationaal/regionaal niveau, waarbij zich uitdagingen van uiteenlopende aard voordoen. Deze problemen, bijvoorbeeld politieke druk, onvoldoende zichtbaarheid en verlies van kansen, moeten omzichtig worden aangepakt. In deze context moet bijzondere aandacht worden besteed aan de groeiende donoractiviteit van de nieuwe lidstaten.

Gezamenlijke EU-activiteiten opvoeren

De EU is overeengekomen meer gezamenlijke activiteiten te ontwikkelen. Het doel van dit initiatief is een strategische aanpak van de cofinanciering vast te stellen, waarbij een substantieel deel van de EG-middelen zal fungeren als katalysator voor de ontwikkeling van meer gezamenlijke EU-activiteiten. Bovendien zal de geplande versterking van de bijstand in de komende jaren hoofdzakelijk naar de bilaterale steun gaan. Hierdoor zullen de lidstaten met ernstige problemen inzake administratief beheer worden geconfronteerd. In deze context is het van essentieel belang geen overtollige bijkomende administratieve structuren op te richten.

Naast een “actief aanbod” van de Europese Commissie (cofinanciering van gezamenlijke activiteiten met EG-middelen) is het ook van belang een “passief aanbod” van de Commissie uit te werken. Daarbij zouden de nationale middelen administratief via de Commissie worden verstrekt ten behoeve van cofinancieringsmaatregelen betreffende op nationaal niveau uitgewerkte en vastgestelde activiteiten. Ten slotte ontwikkelen de nieuwe lidstaten steeds meer hun eigen activiteiten op dit gebied. De geplande gestructureerde cofinancieringsaanpak moet de expansie van hun activiteiten ondersteunen.

De visie van de EU op ontwikkelingsbijstand versterken

De politieke en intellectuele impact van de financiële bijdragen van de EU voor ontwikkeling wordt nog niet ten volle erkend en benut. Deze dimensie heeft tot doel de politieke en analytische rol van de EU door concrete maatregelen te versterken, het Europees ontwikkelingsdebat te stimuleren en goede praktijken te bevorderen. De EU heeft het potentieel om als ideeënpool te fungeren, op voorwaarde dat de gezamenlijke input en de perceptie van de EU als specifieke donorgemeenschap worden versterkt.

2006: WAT HEBBEN WIJ GEPRESTEERD?

Het is essentieel dat onze beloften snel worden omgezet in activiteiten ter plaatse en tegen 2010 een reëel effect opleveren. Bovendien heeft de EU net zoals andere donoren toegezegd dat zij zal deelnemen aan het derde Forum op hoog niveau in Ghana in 2008, waar haar vorderingen bij de implementatie van haar bijdragen tot de harmonisatieagenda zullen worden getoetst. Het is daarom van belang dat de behaalde resultaten tegen die tijd een kritische massa hebben bereikt. Om deze beloften en de daardoor gecreëerde verwachtingen waar te maken, worden in dit actieplan dus voor elk van de negen doelstellingen indicatieve, pragmatische en realistische resultaten voor het jaar 2010 en tussentijdse cijfers voor 2008 opgegeven.

Nog maar eens een experiment opzetten zou opnieuw een excuus vormen om geen werk te maken van de uitvoering van de agenda. Bij de goedkeuring van wereldwijde processen is het evenwel van belang te zorgen voor een realistische tenuitvoerlegging rekening houdend met specifieke lokale omstandigheden. Het actieplan zal daarom voorstellen de tenuitvoerlegging van de doelstellingen in een beperkt maar relevant aantal landen te ondersteunen en te controleren, zodat de concrete uitwerking van onze verbintenissen bij wijze van spreken een gezicht en een naam krijgt.

DEEL II ONMIDDELLIJKE MAATREGELEN

Dit tweede deel van het actieplan behandelt de vier doelstellingen die klaar zijn voor onmiddellijke goedkeuring in 2006. Zij komen overeen met de voorstellen die in het voorjaar van 2006 bij de Raad en het Parlement worden ingediend. Dit actieplan gaat niet in detail in op de inhoud maar legt de klemtoon eerder op de doelstellingen voor de geleidelijke uitvoerlegging.

Doelstelling 1 – Donoratlas

De herziene EU-donoratlas II omvat de volgende vijf componenten:

(i) EU-jaarverslag

Teneinde het publiek beter te informeren over de EU-ontwikkelingsbijstand zal dit jaarverslag van de EU een overzicht bieden van onze gemeenschappelijke uitdagingen en onze gezamenlijke en/of afzonderlijke maar gecoördineerde reacties daarop. Het verslag zal een duidelijk en positief beeld schetsen van de projectactiviteiten van alle EU-donoren (lidstaten plus Commissie). Het zal vanaf 2006 jaarlijks verschijnen.

(ii) Verbeterde donoratlas

De bestaande atlas zal in samenwerking met de lidstaten en OESO/DAC tegen medio 2006 worden herzien en bijgewerkt, en uitkomen als deel I.

(iii) Aanvullende regionale focus

In een deel II zal als follow-up van de EU-strategie voor Afrika een eerste regionale focus op Westelijk Afrika aan de atlas worden toegevoegd. Dit deel zal voldoende gedetailleerd zijn om een reëel debat over taakverdeling mogelijk te maken en zal een ondersteuning vormen van een meer diepgaande en specifieke analyse in het kader van de groeiende regionale processen. Om de zes maanden zal een nieuw deel met een andere regionale klemtoon uitkomen, teneinde op middellange termijn alle ontwikkelingslanden te bestrijken.

(iv) In kaart brengen van de bijstand op nationaal niveau

Het is belangrijk de bijstand op nationaal niveau in kaart te brengen, zodat alle in een land actieve donoren worden bestreken. Daartoe zijn in drie van de vier EU-proeflanden modellen ontwikkeld: een model onder leiding van de partner in Nicaragua, een model onder leiding van de donor in Mozambique en een model onder leiding van de EU in Vietnam. Die procedure zal tegen 2008 worden uitgebreid tot alle partijen die de Verklaring van Parijs hebben ondertekend.

(v) Nieuwe donoren

Er dienen zich nieuwe spelers aan op het toneel. Zij hebben een invloed op de ontwikkelingsgemeenschap zoals wij die thans kennen. Er is een studie aan de gang over de activiteiten van de grote nieuwe donoren (de BRICS-landen: Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika). De Europese Commissie stelt voor dat de EU tegen 2006 een ontwikkelingsdialoog met deze landen op gang brengt.

Doelstelling 2 – Monitoring van het EU- en het DAC-proces

De monitoring moet betrekking hebben op twee reeksen verbintenissen: ten eerste de internationale doelstellingen en streefcijfers die alle deelnemers (zowel donoren als ontvangers) in Parijs zijn overeengekomen, met inbegrip van de ambitieuzere bijkomende doelstellingen waartoe de EU zich heeft verbonden[1] en ten tweede de EU-bijdragen in de vorm van concrete operationele doelstellingen van de Unie.

(i) Eerste reeks verbintenissen

De naleving van deze verbintenissen zal worden getoetst aan de hand van de mechanismen die thans worden opgezet door het OESO/DAC-samenwerkingsverband voor monitoring (JVM). De monitoring omvat alle donoren en partnerlanden en zal worden gebaseerd op onderzoeken door de landen zelf waarin de vorderingen in het licht van de Verklaring van Parijs worden bekeken. De daarbij te gebruiken onderzoekindicatoren worden in 2006 in Cambodja, Ghana, Nicaragua, Senegal, Zuid-Afrika en Oeganda op het terrein getest. Om verdere vertragingen te vermijden moet de EU aandringen op een snelle en consequente tenuitvoerlegging van de Verklaring van Parijs.

(ii) Tweede reeks verbintenissen

Vanaf 2006 zal de implementatie van de concrete operationele EU-doelstellingen worden gemonitord aan de hand van het jaarverslag over de follow-up van Monterrey, waarin een balans wordt opgemaakt van de naleving van de beloften op het niveau van de EU, zowel qua volume als qua doeltreffendheid van de steun.

Deze doelstelling vormt het voorwerp van een aparte mededeling en een document van de Commissie, die parallel met dit actieplan bij de Raad en het Parlement worden ingediend.

Doelstelling 3: Routekaarten

De bestaande routekaarten bestrijken de ontwikkelingslanden op adequate wijze. De routekaarten zijn uiteenlopend van opzet maar de meeste geven blijk van een positief elan en hoge verwachtingen. De landen kunnen in vier grote categorieën worden ingedeeld:

4. landen waar een routekaart geen toegevoegde waarde biedt,

5. landen waar nog geen routekaart is aangenomen,

6. landen waar de aanzet tot een lokaal proces en/of een EU-routekaart wordt gegeven,

7. landen waar een lokaal proces en/of een EU-routekaart wordt opgestart.

Een eerste analyse toont aan dat verschillende processen moeten worden versterkt. Er moet dringend met de partnerlanden en andere donoren worden overlegd over de verbetering van het routekaartproces, de versterking en verdeling van de monitoringtaken en het beheer van de toenemende officiële ontwikkelingshulp op regionaal niveau. Alle routekaarten zouden tegen 2006 moeten zijn opgesteld. Tegen 2010 zouden de doelstellingen van alle routekaarten gehaald moeten zijn.

Daarom wordt voorgesteld vanaf 2006 regelmatig technische workshops te organiseren om de processen te evalueren, een taakverdeling voor de operationele follow-up uit te werken en kwalitatieve uitvoeringsdoelstellingen vast te leggen. Bovendien moet een systeem voor permanente ondersteuning en monitoring worden opgezet in de twaalf landen waar al degelijke routekaarten bestaan of binnenkort zullen worden gelanceerd (Bangladesh, Burkina Faso, Ethiopië, Ghana, India, Jordanië, Kenia, Mali, Mozambique, Nicaragua, Zuid-Afrika, Vietnam).

Over deze doelstelling zal een afzonderlijk verslag worden opgesteld.

Doelstelling 4 –Gemeenschappelijk programmeringskader

Een eerste studie bevatte een analyse van een samenvatting van nationale programmeringsdocumenten, waarin doublures en gemeenschappelijke elementen werden aangegeven. In een tweede studie werd nagegaan welke lessen kunnen worden getrokken uit de bestaande activiteiten op het terrein, met name de gemeenschappelijke bijstandsstrategie die in Uganda, Tanzania en Zambia is ontwikkeld. In een derde studie werd de klemtoon gelegd op de lopende programmering in Uganda en werd toegelicht hoe een toekomstig gezamenlijk programmeringskader er in een bepaald land zou kunnen uitzien. De studie schetst een beeld van de potentiële resultaten en voordelen, rekening houdend met de specifieke uitdagingen en eigen kenmerken van de plaatselijke situatie. De resultaten van deze studies zijn in 2005 aan de lidstaten bekendgemaakt en met hen besproken, en zijn nadien door de Commissie gebruikt als basis voor het uitwerken van haar voorstel voor een gezamenlijk meerjarig programmeringskader.

Het gemeenschappelijk programmeringskader zou midden 2006 goedgekeurd moeten zijn, en moet pragmatisch en geleidelijk worden geïmplementeerd. Daarbij moet worden geprofiteerd van het feit dat de programmeringscyclus van twaalf donoren in Mozambique op dit ogenblik samenvalt, wat een unieke gelegenheid vormt. Daarom wordt voorgesteld, onder handhaving van een wereldwijde aanpak, de implementatie te concentreren in een beperkt aantal landen, aan de hand van de volgende eenvoudige selectiecriteria:

8. Landen waar een nationale armoedestrategie bestaat;

9. Landen waar ten minste twee EU-donoren in 2006-2007 met een nieuwe programmering starten;

10. Landen die over een toereikende plaatselijke coördinatiecapaciteit beschikken.

Het resultaat van deze selectie is een voorlopige landenlijst (Bangladesh, Burkina Faso, Ethiopië, Ghana, Haïti, Mali, Mozambique, Nicaragua, Rwanda, Senegal, Tanzania, Vietnam, Uganda, Zambia en Zuid-Afrika), waar in 2008 met de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk programmeringskader kan worden gestart. Elf van die landen liggen in Afrika: daardoor zal uitvoering worden gegeven aan de eis van de EU-strategie voor Afrika voor een onmiddellijke tenuitvoerlegging in Afrika van de agenda inzake doeltreffendheid van de steun. Voor Haïti is gekozen opdat ook een kwetsbaar land bij dit proces zou worden betrokken. In landen waar al een gemeenschappelijke strategie voor donorbijstand op gang is gebracht (Tanzania, Uganda en Zambia) dient het gemeenschappelijk programmeringskader in die strategie te worden geïntegreerd en dat proces te ondersteunen.

Tegen 2010 zou het gemeenschappelijk programmeringskader moeten zijn uitgebreid tot alle overige ACS-landen en alle landen die de Verklaring van Parijs hebben ondertekend.

Deze doelstelling vormt het onderwerp van een specifieke mededeling die tegelijk met dit actieplan bij de Raad en het Parlement wordt ingediend.

DEEL III DE AGENDA VOLTOOIEN

Dit derde deel van het actieplan verwijst naar de vijf resterende doelstellingen die voor eind 2006 verder moeten worden uitgewerkt.

Doelstelling 5 – Operationele complementariteit

Het verslag van de werkgroep ad hoc Harmonisatie omvatte een stappenplan over de ontwikkeling van een operationele EU-strategie voor complementariteit. De Commissie stelt voor dat de Raad tegen medio 2006 zijn goedkeuring hecht aan een aantal richtsnoeren voor die operationele strategie, gebaseerd op de ervaring die is opgedaan met de herziene donoratlas. De Commissie zou vervolgens een reeks pragmatische operationele beginselen voor de bevordering van onze taakverdeling bij de Raad kunnen indienen, met het oog op goedkeuring tegen eind 2006.

Na goedkeuring zouden deze beginselen op het terrein worden toegepast in samenhang met de toekomstige regionale hoofdstukken van de herziene donoratlas, waarbij om de zes maanden een nieuwe regio zal worden opgenomen, zodat tegen 2010 alle regio's in de wereld bestreken zouden zijn.

Deze doelstelling zal het voorwerp vormen van een aparte mededeling die later bij de Raad en het Parlement zal worden ingediend.

Doelstelling 6 – Meer gemeenschappelijke activiteiten: de EG-cofinanciering als katalysator

De Commissie zal voor eind 2006 een gestructureerd cofinancieringsmechanisme voor de middelen van de Europese Gemeenschap voorleggen. In een tweeledig voorstel met een “actief” en een “passief” aanbod zullen de beginselen, de criteria en de operationele voorwaarden voor een gestructureerd cofinancieringsmechanisme worden beschreven. Het doel daarvan is tegen 2010 cofinancieringsactiviteiten met de lidstaten te ontwikkelen.

Deze doelstelling kan pas worden bereikt nadat alle huidige in de voorschriften van de Commissie vervatte belemmeringen voor cofinanciering zijn weggewerkt. Dit veronderstelt wijzigingen in de Financiële Reglementen en in bijlage IV bij de Overeenkomst van Cotonou alsook het opnemen van bijgewerkte regels in alle toekomstige verordeningen die de Commissie voor goedkeuring bij de Raad indient. Alle belemmeringen zouden tegen 2008 uit de weg geruimd moeten zijn.

Deze doelstelling zal het voorwerp vormen van een specifieke mededeling, die later bij de Raad en het Parlement zal worden ingediend.

Doelstelling 7 – De visie van de EU versterken

De Europese consensus inzake ontwikkeling heeft aangetoond dat er op Europees niveau een potentieel voor gezamenlijke analyse en debat bestaat dat tot doel heeft in de EU een kenniscentrum op topniveau over ontwikkelingskwesties tot stand te brengen. De volgende elementen zouden daartoe kunnen bijdragen:

(i) Een netwerk van centra voor ontwikkelingsonderzoek

Hoewel de Europese topcentra op ontwikkelingsgebied degelijk academisch werk hebben geleverd, vertonen hun activiteiten weinig samenhang. Dit gebrek aan coördinatie tussen Europese onderzoekers en academici heeft onze invloed op het algemene denken op dit gebied beperkt. Het is daarom belangrijk deze centra proactief in een flexibel netwerk met elkaar te verbinden. Dat netwerk zou in 2006 opgericht moeten zijn met het oog op de uitvoering van strategische studies die als basis van ons eigen denkwerk kunnen dienen en onze academische bijdrage tot het denken in de wereld kunnen versterken. Dankzij het netwerk zou de EU tegen 2008 moeten beschikken over een uitgebreide prognose- en analysecapaciteit ter ondersteuning van het concept van de Europese consensus.

(ii) Europese ontwikkelingsdagen

Er bestaat op dit ogenblik geen evenement of tijdstip dat de analytische bijdrage van de EU op ontwikkelingsgebied symboliseert en evenmin een evenement of tijdstip waarop alle EU-actoren elkaar ontmoeten. De meeste politieke partijen, vakbonden of organisaties kennen een "cohesiemoment" waarop zij een toekomstgericht platform organiseren, zoals een "zomeruniversiteit" of een "ontmoetingsweek" waarop zij hun kernthema's bespreken. Een dergelijk evenement of moment zou de intellectuele dynamiek en discussie kunnen stimuleren en zou diverse actoren uit de Gemeenschap rond een gezamenlijke agenda kunnen verenigen.

Daarom wordt voorgesteld vanaf 2006 jaarlijks “ Europese ontwikkelingsdagen ” te organiseren met het oog op de versterking van onze gezamenlijke bijdragen en de doeltreffendheid van onze activiteiten.

(iii) Meer gezamenlijke opleiding

De Europese consensus heeft ook de klemtoon gelegd op gemeenschappelijke operationele doelstellingen en methoden waarvoor praktische procedures moeten worden uitgewerkt. Zowel de Commissie als de lidstaten hebben programma’s voor beroepsopleiding ontwikkeld ten behoeve van ontwikkelingswerkers. Daarom wordt voorgesteld een Europese opleidingskaart op te stellen die opleidingsinstrumenten van de Commissie en de lidstaten omvat en in de toekomst aan iedere lidstaat van de EU zal worden aangeboden. Dat systeem zou tijdens de eerste Europese ontwikkelingsdagen in 2006 moeten worden getest en tegen eind 2008 ten volle zijn ontwikkeld.

Doelstelling 8 – Gemeenschappelijke plaatselijke regelingen

De Commissie en de lidstaten zullen onverwijld flexibele gemeenschappelijke plaatselijke regelingen moeten uitwerken die het mogelijk maken de werkzaamheden aan de plaatstelijke omstandigheden aan te passen. Die regelingen moeten vóór eind 2006 worden goedgekeurd.

Tegen 2008 moeten dergelijke regelingen zijn voorgesteld voor alle veertien landen die de Verklaring van Rome over harmonisatie hebben ondertekend (Bangladesh, Bolivia, Cambodja, Ethiopië, Fiji, Kirgizische Republiek, Marokko, Mozambique, Nicaragua, Nigeria, Senegal, Tanzania, Vietnam en Zambia). Die landen vormden het onderwerp van het DAC-onderzoek over harmonisatie van 2004 en hebben dus een solide uitgangsbasis.

Doelstelling 9 – Overzicht van EU-ontwikkelingsvoorschriften: handleidingen

De volgende vier handleidingen zullen worden opgesteld:

11. Handleiding van EU-programmeringsvoorschriften;

12. Handleiding van EU-voorschriften inzake overheidsopdrachten;

13. Handleiding van EU-voorschriften en beginselen voor NGO’s;

14. Handleiding van EU-subsidievoorschriften.

Al deze handleidingen zullen tegen eind 2006 worden opgesteld. Zij zullen in 2008 na de verdere vereenvoudiging en harmonisatie van de voorschriften worden herzien.

[1] i) alle steun voor capaciteitsopbouw wordt verstrekt via gecoördineerde programma's, waarbij in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van multidonormechanismen; ii) 50% van de bijstand van overheid aan overheid wordt via nationale systemen verstrekt, onder meer door het optrekken van het percentage van onze bijstand dat via begrotingssteun of een sectorale aanpak wordt verstrekt; iii) er worden geen nieuwe eenheden voor projectimplementatie opgericht; iv) het aantal niet-gecoördineerde missies wordt met 50% ingekrompen.