52005DC0065

Groenboek - Erfopvolging en testamenten {SEC(2005) 270} /* COM/2005/0065 def. */


Brussel, 01.03.2005

COM(2005) 65 definitief

GROENBOEK

Erfopvolging en testamenten{SEC(2005) 270}

(DOOR DE COMMISSIE INGEDIEND)

INLEIDING

Met dit groenboek wordt de aanzet gegeven tot een brede raadpleging over de erfopvolging ab intestato en de testamentaire erfopvolging met internationale aspecten.

De Commissie verzoekt alle belanghebbenden om hun antwoorden en alle andere nuttige bijdragen vóór 30 september 2005 aan het volgende adres toe te zenden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid

Eenheid C1 – Civiel rechtB – 1049 BrusselFax: (+32 0) 2 299 64 57E-mail: jls-coop-jud-civil@cec.eu.int

De personen die op deze raadpleging reageren dienen te vermelden of zij bezwaren hebben tegen de publicatie van hun antwoorden en opmerkingen op de website van de Commissie.

* * *

WOORDENLIJST

“ Authentieke akte ”: een document dat een feit of een rechtshandeling vastlegt en waarvan de authenticiteit door een openbare instantie is vastgesteld (bijv. een notariële akte).

“ Apostille ”: een formaliteit die door het Verdrag van Den Haag van 5 oktober 1961 is ingevoerd voor de erkenning van buitenlandse documenten.

“ Commorientes ”: personen die elkaars erfgenaam zijn (bijv. vader en zoon) en die in zodanige omstandigheden overlijden dat niet kan worden vastgesteld wie van hen het eerst is overleden.

“ Internationale rechterlijke bevoegdheid ”: de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van een land om een zaak met een internationale dimensie te behandelen.

“ Residuele bevoegdheid ”: de regels inzake de internationale bevoegdheid van de rechterlijke instanties die niet op communautair niveau zijn geharmoniseerd.

“ Decujus ”: de erflater (de overledene).

“ Exequatur ”: een formaliteit tot erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing.

“ Forum ”: de rechterlijke instantie die bevoegd is of waarbij een zaak is aanhangig gemaakt.

“ Erfovereenkomsten ”: de vóór het overlijden over één of meerdere toekomstige erfopvolgingen gesloten overeenkomsten.

“ Erfopvolging ab intestato ”: de erfopvolging zonder testament.

“ Gezamenlijke testamenten ”: de testamenten die door twee of meer personen in eenzelfde akte zijn opgesteld, hetzij ten bate van een derde, hetzij als onderlinge en wederkerige beschikking.

* * *

De aanneming van een Europees instrument op het gebied van erfopvolging was reeds een prioriteit in het actieplan van Wenen[1] van 1998. In het eind 2000 door de Raad en de Commissie vastgestelde programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen[2] wordt aangekondigd dat op dit gebied een instrument zal worden ontwikkeld. Meer recentelijk werd de Commissie in het Haagse programma[3] verzocht een groenboek voor te stellen over alle aspecten van de problematiek: toepasselijk recht, rechterlijke bevoegdheid en erkenning, en administratieve maatregelen (verklaring van erfrecht en registratie van testamenten).

Door de toenemende mobiliteit in een ruimte zonder binnengrenzen en het stijgende aantal duurzame relaties tussen onderdanen uit verschillende lidstaten, waarbij dikwijls goederen worden verworven die in meerdere landen van de Unie zijn gelegen, is de erfopvolging zeer ingewikkeld geworden.

De moeilijkheden waarmee de betrokkenen bij een transnationale erfopvolging te maken krijgen, zijn grotendeels te wijten aan het grote verschil in materiële regels, formele regels en collisieregels op dit gebied tussen de lidstaten.

Erfopvolging is uitgesloten van de tot nu toe goedgekeurde communautaire regels van internationaal privaatrecht. Het lijkt dus noodzakelijk om op Europees niveau geharmoniseerde regels aan te nemen.

De meeste erfopvolgingen worden op niet-contentieuze wijze afgehandeld. Communautaire wetgeving die uitsluitend betrekking heeft op de aanwijzing van de voor geschillen inzake erfopvolging bevoegde rechterlijke instanties en op de erkenning en tenuitvoerlegging van hun beslissingen zou bijgevolg niet volstaan.

Om de taak van de betrokkenen bij een transnationale erfopvolging te vereenvoudigen en doeltreffend de concrete problemen van de burgers aan te pakken, moet in een communautair instrument noodzakelijkerwijs ook de erkenning van buitengerechtelijke documenten en stukken (testamenten, notariële akten, administratieve stukken) worden behandeld. Aangezien een volledige harmonisatie van de materieelrechtelijke regels van de lidstaten niet denkbaar is, moet er worden opgetreden op het vlak van de collisieregels. De Commissie meent daarom dat er op communautair vlak geen vooruitgang kan worden geboekt op het gebied van de erfopvolging, zonder dat bij voorrang de kwestie van het toepasselijke recht wordt behandeld.

De eerste vraag die in dit verband rijst is die van het toepassingsgebied van de collisieregels, die het centrale element van een wetgevend initiatief zouden zijn en die op zeer veel onderwerpen betrekking zouden kunnen hebben: geldigheid van testamenten, hoedanigheid van erfgenaam, wettelijke erfdelen, vereffening en verdeling van de nalatenschap, onverdeeldheid…

Ook het vraagstuk van het aanknopingspunt vergt bijzondere aandacht. Zoals zo vaak in het internationaal privaatrecht is de verleiding groot om “het” aanknopingspunt te vinden dat op zich zou volstaan om alle problemen op te lossen. Het zou om de nationaliteit, die lang de voorkeur genoot, kunnen gaan of om de gewone verblijfplaats, die nu meer “in de mode” is.

In verband met de erfopvolging is er echter geen enkel aanknopingspunt zonder nadelen. Mocht bijvoorbeeld de laatste woonplaats van de overledene als aanknopingspunt worden gebruikt, dan kan dit leiden tot de toepassing van een recht dat weinig met de erfopvolging te maken heeft: wanneer de decujus bijvoorbeeld niet de nationaliteit heeft van het land waar hij overlijdt en het merendeel van zijn goederen zich in een ander land bevinden. Heeft het dan nog zin om naar één enkel aanknopingspunt te blijven zoeken? Of moet veeleer voor een zekere soepelheid worden gekozen door onder andere de keuze van de partijen te laten meespelen?

Ongeacht het aanknopingspunt dat in het toekomstige communautaire instrument wordt gekozen als criterium voor de rechtsaanwijzing, kan niet worden uitgesloten dat dit aanknopingspunt in bepaalde omstandigheden bijna niet zal beantwoorden aan de legitieme verwachtingen van de bij de erfopvolging betrokken personen. Deze verwachtingen zijn een factor waarmee in de context van een interne markt die het vrije verkeer van personen waarborgt, rekening moet worden gehouden. Zo kan een persoon enige tijd in een land verblijven zonder daar enig vermogen te verwerven, omdat hij van plan is op termijn naar zijn land van oorsprong terug te keren, waar trouwens zijn familie nog steeds woont en waar zijn goederen zich bevinden. Indien deze persoon in het land van verblijf overlijdt, zou het gerechtvaardigd kunnen zijn het recht van zijn nationaliteit op de erfopvolging toe te passen. Het aanknopingpunt van de nationaliteit zou daarentegen de nodige legitimiteit ontberen als de betrokkene reeds lang zijn land van oorsprong had verlaten en in een lidstaat verbleef waar hij al zijn familiale en patrimoniale bindingen had.

* * *

Hoewel de vaststelling van het toepasselijke recht essentieel is, mag het belang van de kwestie van de rechterlijke bevoegdheid niet worden onderschat. In sommige lidstaten moet een rechter worden ingeschakeld; in andere is dat alleen het geval voor de vereffening van ingewikkelde of contentieuze erfopvolgingen.

Ook voor de regeling van de rechterlijke bevoegdheid moet worden beslist of er één enkel aanknopingspunt wordt vastgelegd dan wel of er daarentegen een zekere soepelheid mogelijk is.

Aangezien in veel lidstaten de erfopvolgingen doorgaans buitengerechtelijk worden afgehandeld, soms met de medewerking van overheidsinstanties of van beoefenaars van juridische beroepen, moet bovendien worden nagegaan of er voor die instanties en beroepsbeoefenaars eventueel internationale bevoegdheidsregels gelden.

In dit verband moeten een aantal bijzondere kwesties worden onderzocht zoals erfovereenkomsten, wettelijke erfdelen en met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts. Deze rechtsfiguur is in de meeste rechtsstelsels onbekend maar wordt niettemin in meerdere lidstaten regelmatig gebruikt.

Tot slot moet communautaire wetgeving op het gebied van erfopvolging ook tot doel hebben administratieve en praktische belemmeringen weg te nemen. Daarom moet de invoering van een “Europese verklaring van erfrecht” worden overwogen. Deze eis wordt expliciet vermeld in het programma van Den Haag, evenals de registratie van testamenten.

COLLISIEREGELS

2.1. Algemene vragen

Over het universele karakter van deze toekomstige regels zou er geen discussie mogen bestaan: als de toepassing van de geharmoniseerde collisieregels zou worden beperkt tot zuiver “intracommunautaire” internationale situaties met uitsluiting van die waarbij de rechtsorde van derde landen is betrokken, zou dit de taak van particulieren en beroepsjuristen bemoeilijken.

Eerst en vooral rijst de vraag naar het toepassingsgebied van de collisieregels inzake erfrecht, aangezien het erfrecht niet noodzakelijk in alle rechtsstelsels dezelfde materies regelt. Samen met de harmonisatie van de collisieregels zou dus ook het toepassingsgebied van het erfrecht moeten worden gedefinieerd.

Verder moeten één of meerdere aanknopingspunten worden vastgesteld.

Tot slot is het belangrijk te weten of de toekomstige communautaire wetgeving benevens de vaststelling van de erfgenamen en van hun rechten tevens betrekking zal hebben op de manier waarop de overdracht van de nalatenschap aan de erfgenamen plaatsvindt.

Vraag 1: Welke kwesties moeten onder de erfrechtelijke collisieregels vallen? Moeten de collisieregels met name tot de vaststelling van de erfgenamen en van hun rechten beperkt blijven of moeten zij ook de vereffening of de verdeling van de nalatenschap behelzen? Vraag 2: Welk aanknopingspunt moet worden gebruikt om het toepasselijke recht te bepalen? Moet hetzelfde aanknopingspunt worden gebruikt voor alle onder het toepasselijke recht vallende kwesties of kan men verschillende aanknopingspunten gebruiken voor verschillende aspecten van de erfopvolging? Moeten de communautaire collisieregels met name een onderscheid maken tussen roerende en onroerende goederen? Moet het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen een bepaalde rol spelen? |

2.2. Testamenten en erfovereenkomsten

Wat de geldigheid van testamenten betreft, bestaan er grote verschillen tussen de rechtsstelsels van de lidstaten, zowel met betrekking tot de bekwaamheid om te testeren, de vorm van testamenten, de inhoudelijke geldigheidsvereisten, de gezamenlijke testamenten[4], de erfovereenkomsten[5] en de herroepbaarheid. Ook de collisieregels zijn verschillend.

Vraag 3: Welk recht moet gelden voor: - de algemene bekwaamheid om te testeren? - de geldigheid van: de vorm van testamenten? de inhoud van testamenten? gezamenlijke testamenten? erfovereenkomsten? de herroeping van testamenten? Hoe moet de collisieregel worden geformuleerd om rekening te houden met eventuele veranderingen van het aanknopingspunt tussen de datum van het opmaken van het testament en de datum van het overlijden? |

- 2.3. Commorientes

De volgorde waarin twee personen die van elkaar kunnen erven, overlijden kan gevolgen hebben voor de rechten van hun respectieve erfgenamen. Indien meerdere personen naar aanleiding van eenzelfde gebeurtenis omkomen, veronderstellen sommige lidstaten dat ze op hetzelfde moment zijn overleden, terwijl andere de volgorde vaststellen waarin ze worden verondersteld het leven te hebben verloren. Indien de erfopvolging van commorientes door tegenstrijdige wetten wordt geregeld kan het onmogelijk zijn de nalatenschap te vereffenen.

Vraag 4: Hoe moet het probleem van de eventuele onverenigbaarheid van de op de erfopvolging van commorientes toepasselijke wetten worden opgelost? |

2.4. Keuze van het op de erfopvolging toepasselijke recht

Hoewel de meeste lidstaten van de Europese Unie niet toestaan dat de toekomstige decujus of de erfgenamen het toepasselijke erfrecht kiezen, blijft de vraag pertinent. Ongeacht het aanknopingspunt dat als criterium wordt gekozen, valt niet uit te sluiten dat het in bepaalde situaties niet zal beantwoorden aan de legitieme verwachtingen van de bij de erfopvolging betrokken personen. Er zou in dit verband voor een zekere soepelheid kunnen worden gekozen.

Vraag 5: Moet aan de toekomstige decujus (in het kader van een testamentaire erfopvolging of een erfopvolging ab intestato) de mogelijkheid worden gelaten om, met of zonder toestemming van zijn vermoedelijke erfgenamen, te kiezen welk recht op zijn erfopvolging van toepassing zal zijn? Moet deze keuze worden uitgebreid tot de erfgenamen na het openvallen van de nalatenschap? Vraag 6: Indien de keuze van het toepasselijke erfrecht wordt toegelaten, moeten de keuzemogelijkheden dan worden beperkt en moet worden vastgesteld op welke wijze deze keuze gebeurt? Moeten de volgende criteria, voorzover zij niet als objectief aanknopingspunt zijn geselecteerd, worden toegelaten: nationaliteit, woonplaats, gewone verblijfplaats, andere? Vraag 7: Op welk moment moeten die aanknopingspunten voorhanden zijn? Moeten aan deze aanknopingspunten bepaalde voorwaarden verbonden worden (duur, geldigheid op de datum van het overlijden, enz.)? Vraag 8: Moet het mogelijk zijn te kiezen welk recht van toepassing is op gezamenlijke testamenten en op erfovereenkomsten? Moet die keuze aan regels worden onderworpen? Zo ja, hoe? Vraag 9: Moet een echtgeno(o)t(e) ervoor kunnen kiezen dat het recht dat op zijn/haar huwelijksvermogensstelsel van toepassing is ook zijn/haar erfopvolging beheerst? |

2.5. Wettelijke erfdelen

De rechtsstelsels van alle lidstaten beschermen de naaste familieleden die de overledene had willen onterven. Deze bescherming neemt dikwijls de vorm aan van een wettelijk erfdeel, maar dit mechanisme wordt niet overal in de Europese Unie erkend.

Vraag 10: Moet de toepassing van het wettelijke erfdeel worden gewaarborgd als het door de collisieregel aangewezen recht deze rechtsfiguur niet kent of er een andere draagwijdte aan toekent? Zo ja, hoe? |

2.6. Met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts

In geval van een trust met een internationaal karakter moeten de rechterlijke en andere bevoegde instanties die ermee te maken krijgen, kunnen vaststellen welk recht erop van toepassing is. Het zou nodig kunnen blijken om, naast de aan de oprichter van trusts geboden mogelijkheid om het toepasselijke recht te kiezen, bijzondere collisieregels vast te stellen.

Vraag 11: Moeten bijzondere collisieregels worden vastgesteld met betrekking tot trusts? Zo ja, welke? |

2.7. Renvoi

De eenmaking van de collisieregels op communautair niveau zal het renvoi (herverwijzing of terugverwijzing) overbodig maken wanneer alle aanknopingspunten zich in één lidstaat situeren. Verwijzen de collisieregels echter naar het recht van een derde staat, dan zal de vraag wel rijzen.

Vraag 12: Moet het toekomstige communautaire instrument het renvoi toelaten indien de geharmoniseerde collisieregels naar het recht van een derde staat verwijzen? Zo ja, op welke wijze en binnen welke grenzen? |

2.8. Voorvragen

Overeenkomstig het op de erfopvolging toepasselijke recht is de regeling van de erfopvolging soms afhankelijk van het antwoord op een zogenaamde "voorvraag", die door een ander recht kan worden beheerst: de geldigheid van een huwelijk of een partnerschap, de vaststelling van afstamming...

Vraag 13: Welke collisieregel moet worden aangenomen om het recht vast te stellen dat van toepassing is op voorvragen die de regeling van de erfopvolging beïnvloeden? |

BEVOEGDHEIDSREGELS

De lidstaten hebben zeer verschillende criteria gekozen: laatste woonplaats van de overledene, woonplaats van de verweerder of de eiser, ligging van bepaalde goederen of nationaliteit van de overledene of een partij bij het rechtsgeding. Er moet op dit gebied rekening worden gehouden met zeer uiteenlopende belangen: die van de vermoedelijke erfgenamen, die soms in verschillende landen verblijven, maar ook die van de diverse betrokken staten, in het bijzonder als er zich goederen op hun grondgebied bevinden.

3.1. Keuze van een bevoegdheidsgrond

Een eerste mogelijkheid zou zijn om één enkel forum bevoegd te maken, zonder een onderscheid te maken naar de roerende of onroerende aard van de goederen uit de nalatenschap. Maar zoals voor het toepasselijke recht zouden ook hier soepeler regels kunnen worden vastgesteld, en dit op verschillende manieren.

Vraag 14: Is het wenselijk om op het gebied van erfopvolging een enkel forum aan te wijzen? Is het mogelijk om de bevoegdheid van het forum van de plaats waar de onroerende goederen gelegen zijn, op te geven? Als er één algemeen criterium moet worden gekozen, welk criterium moet dit dan zijn? Vraag 15: Kan de erfgenamen worden toegestaan zich tot een rechterlijke instantie te wenden van een andere lidstaat dan de lidstaat die door de algemene collisieregel wordt aangewezen? Zo ja, onder welke voorwaarden? Vraag 16: Moet tijdens een erfrechtelijke procedure in een lidstaat de mogelijkheid worden geboden om voorlopige en conservatoire maatregelen te vragen aan een rechterlijke instantie uit een andere lidstaat waar zich goederen uit de nalatenschap bevinden? Vraag 17: Moet het toekomstige communautaire instrument bepalingen bevatten die de verwijzing van een zaak door een rechterlijke instantie van een lidstaat naar een rechterlijke instantie van een andere lidstaat mogelijk maken, en zo ja, onder welke voorwaarden? |

Op basis van de criteria uit het toekomstige instrument kan een rechterlijke instantie in een derde staat worden aangewezen. In dat geval is het niet zonder meer wenselijk om eenzijdig aan de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de lidstaten te verzaken als er andere - niet in een intracommunautaire context toepasselijke - aanknopingspunten bestaan die pertinent zouden zijn om eenzijdig de bevoegdheid van die rechterlijke instanties ten opzichte van die van derde staten af te bakenen. Deze kwestie aan de nationale wetgevingen overlaten als een “residuele bevoegdheid” zou het vinden van een gemeenschappelijke oplossing in de weg staan en kan tot andere bevoegdheidsconflicten leiden.

Stel dat het communautaire criterium voor de rechterlijke bevoegdheid de laatste woonplaats van de overledene is. Een burger uit lidstaat A overlijdt in een derde land waar hij sinds kort woonplaats heeft gekozen. Al zijn erfgenamen bevinden zich in lidstaat A en het merendeel van zijn bezittingen in lidstaat B. In dat geval wijst het gemeenschapsrecht (laatste woonplaats van de overledene) geen lidstaat aan, noch A noch B, hoewel de erfopvolging een veel nauwere band met die twee staten vertoont dan met de lidstaat van de laatste woonplaats van de overledene. De verwijzing naar de nationale bepalingen voor het regelen van deze kwestie zou een nieuw probleem kunnen scheppen. Als lidstaat A het criterium van de nationaliteit toepast en lidstaat B dat van de ligging van de goederen bestaat er een positief bevoegdheidsconflict. In het omgekeerde geval doet er zich een negatief bevoegdheidsconflict voor.

Vraag 18: Welke elementen zijn in een situatie zoals hierboven geschetst relevant om de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de lidstaten vast te stellen? Vraag 19: Moeten deze bijzondere bevoegdheidsregels ook van toepassing zijn op goederen die zich bevinden op het grondgebied van een derde staat die met betrekking tot deze goederen aanspraak maakt op een exclusieve bevoegdheid? |

3.2. Procedures in verband met de overdracht van onroerende goederen

De eigendomsoverdracht van onroerende goederen geeft aanleiding tot inschrijvingen in verscheidene registers. In sommige lidstaten gebeuren inschrijvingen in die registers slechts op grond van een uitgesproken rechterlijke beslissing of een door de nationale overheden opgemaakte akte. Er zou kunnen worden overwogen de wijziging van de registers mogelijk te maken op basis van in een andere lidstaat afgegeven documenten.

Vraag 20: Moeten – als de hoofdbevoegdheid aan de autoriteiten van een andere lidstaat is toegewezen - de autoriteiten van de plaats waar de onroerende goederen uit de nalatenschap zijn gelegen, bevoegd zijn om: - de nodige documenten op te stellen voor het wijzigen van de eigendomsregisters? - daden van beheer en van eigendomsoverdracht te stellen? Vraag 21: Kunnen op communautair niveau eenvormige documenten worden opgesteld voor gebruik in alle lidstaten waar er goederen zijn gelegen? Zo ja, welke reeds bestaande documenten zouden kunnen worden gestandaardiseerd? Zouden er formaliteiten die momenteel in het kader van de internationale erfopvolging zijn voorgeschreven, kunnen worden afgeschaft of vereenvoudigd? Zo ja, welke? |

3.3. Bevoegdheid van buitengerechtelijke instanties

Gelet op de belangrijkheid van de taken die door buitengerechtelijke instanties - notarissen of personeelsleden van diverse overheidsinstanties – uitgevoerd worden zou het erfgenamen kunnen worden toegestaan om zekere formaliteiten bij dichtbij gevestigde instanties te verrichten als ze niet op de plaats wonen die door de hoofdbevoegdheidsregel wordt aangewezen.

Vraag 22: Moeten de geharmoniseerde bevoegdheidsregels eveneens van toepassing zijn op de andere instanties die bij de erfopvolging worden ingeschakeld? Vraag 23: Moeten bepaalde formaliteiten kunnen worden verricht bij de instanties van een andere lidstaat dan die welke overeenkomstig de hoofdbevoegdheidsregel is aangewezen? Moet die mogelijkheid aan regels worden onderworpen? |

3.4. Trusts

Aangezien de erfopvolging uitgesloten is van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 44/2001 bestaan er geen communautaire bevoegdheidsregels voor geschillen inzake de met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts, die niet onder de verordening vallen.

Vraag 24: Welke bevoegdheidsregels zouden in het toekomstige communautaire instrument kunnen worden opgenomen met betrekking tot met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts? |

REGELS OP HET GEBIED VAN ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING

De toekomstige communautaire wetgeving zou de taak van de erfgenamen moeten vereenvoudigen door de erkenning en de tenuitvoerlegging mogelijk te maken van de voor de erkenning van hun rechten noodzakelijke akten en documenten: gerechtelijke beslissingen, notariële akten, testamenten, documenten die de hoedanigheid van erfgenaam vaststellen, bevoegdheden van personen die belast zijn met het beheer en de vereffening van nalatenschappen, enz.

Erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen

Door geharmoniseerde regels over het toepasselijke recht en de bevoegdheid vast te stellen zal de toekomstige wetgeving tot een hoge graad van wederzijds vertrouwen leiden en zo het behoud van intermediaire maatregelen voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen overbodig maken. Indien er echter nog weigeringsgronden worden gehandhaafd, dan zouden die voor alle lidstaten dezelfde moeten zijn.

Vraag 25: Kan het exequatur voor de erkenning van rechterlijke beslissingen worden afgeschaft? Of moeten er integendeel gronden tot weigering van de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen worden opgenomen? Zo ja, welke? Vraag 26: Is het denkbaar dat een rechterlijke beslissing op het gebied van erfopvolging in een andere lidstaat van rechtswege wordt erkend en ten gevolge heeft dat het kadaster zonder procedure kan worden gewijzigd? Zou artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2201/2003 hiervoor als voorbeeld kunnen dienen? |

4.2. Erkenning en tenuitvoerlegging van akten en testamenten

In een aantal lidstaten maken notarissen en andere instanties authentieke akten op inzake de devolutie en de vereffening van nalatenschappen. De erkenning en de tenuitvoerlegging van die akten moeten worden geregeld.

Er moet bovendien worden gedacht aan eventuele regels met betrekking tot buitenlandse testamenten, die dikwijls geen volledige uitwerking kunnen krijgen.

Vraag 27: Kan op authentieke akten inzake erfopvolging dezelfde regeling worden toegepast als op de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen? Is het derhalve denkbaar dat notariële akten op het gebied van erfopvolging die in een lidstaat zijn opgemaakt ten gevolge hebben dat kadasters in de andere lidstaten zonder verdere procedures kunnen worden gewijzigd? Zou artikel 46 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 hiervoor als voorbeeld kunnen dienen? Vraag 28: Moeten bijzondere regels worden overwogen om de erkenning en de tenuitvoerlegging in een lidstaat te vergemakkelijken van testamenten die in een andere lidstaat zijn opgemaakt? |

4.3. Beheerders van de nalatenschap (met inbegrip van met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts)

De aanstelling van derden om de nalatenschap te beheren of te vereffenen is afhankelijk van de lidstaat facultatief of verplicht. De aanstelling van die personen en hun bevoegdheden, die van lidstaat tot lidstaat verschillen, worden niet altijd in de andere lidstaten erkend.

In verband met de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen inzake trusts op het gebied van de erfopvolging rijst de vraag wat de gevolgen van de erkenning van de trusts zelf zijn voor de wijziging van de kadasters.

Vraag 29: Kan de erkenning van rechtswege in alle lidstaten van de aanstelling en de bevoegdheden van de beheerders van de nalatenschap worden overwogen? Moeten er gronden tot betwisting van die aanstelling en die bevoegdheden worden vastgesteld? Vraag 30: Moet er een certificaat worden ingevoerd waarin de aanstelling van de beheerder wordt bevestigd en zijn bevoegdheden worden beschreven? Welke persoon of instantie moet met het opstellen van dit certificaat worden belast? Wat moet in de inhoud van dat certificaat worden opgenomen? Vraag 31: Maakt de erkenning van met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts de inschrijving in het kadaster van de goederen van de trust en van de titels die er verband mee houden mogelijk? Zo niet, welke bepalingen moeten er dan worden aangenomen? Vraag 32: Moeten bepalingen worden aangenomen die in weerwil van het bestaan van een trust de toepassing van het door het erfrecht of door andere wetgeving beschermde wettelijke erfdeel garanderen? Zo ja, welke? |

BEWIJS VAN DE HOEDANIGHEID VAN ERFGENAAM: DE EUROPESE VERKLARING VAN ERFRECHT

Het bewijs van de hoedanigheid van erfgenaam wordt naargelang van het rechtsstelsel op verschillende manieren geleverd. Het is essentieel dat erfgenamen het bewijs van hun rechten kunnen leveren teneinde in het bezit te komen van de goederen uit de nalatenschap die hen toekomen, zonder dat ze daarvoor een procedure moeten instellen. Dankzij geharmoniseerde collisieregels is het haalbaar een verklaring met uniforme gevolgen in de hele Gemeenschap in te voeren. Dit zou een onbetwistbare meerwaarde betekenen.

Meerdere vragen zullen moeten worden beantwoord: met betrekking tot de voorwaarden voor de verklaring, de inhoud en de gevolgen ervan.

Vraag 33: Welke rechtsgevolgen kan de verklaring hebben?

Vraag 34: Welke vermeldingen moet de verklaring bevatten?

Vraag 35: In welke lidstaat moet de verklaring worden afgegeven? Moet iedere lidstaat vrij kunnen kiezen welke instanties de verklaring kunnen opmaken of moeten er gezien de inhoud en de gevolgen van de verklaring bepaalde criteria worden vastgesteld?

REGISTRATIE VAN TESTAMENTEN

Het opsporen van testamenten vormt, in het bijzonder als ze in het buitenland zijn opgesteld, een soms onoverkomelijke hindernis.

Vraag 36: Moet een stelsel van registratie van testamenten in alle lidstaten worden ingevoerd? Moet het instellen van een gecentraliseerd register worden overwogen? Vraag 37: Welke maatregelen zouden moeten worden vastgesteld ter vergemakkelijking van de toegang van vermoedelijke erfgenamen en bevoegde instanties tot de nationale onderdelen van het systeem of tot het gecentraliseerde register (met inbegrip van de toegang vanuit hun eigen lidstaat)? |

LEGALISATIE

De totstandbrenging van een Europese justitiële ruimte impliceert de verdwijning of de vereenvoudiging van formaliteiten.

Vraag 38: Kan de afschaffing van alle formaliteiten van legalisatie of apostille voor in een lidstaat opgestelde openbare akten die met een erfopvolging verband houden voor problemen zorgen? |

WETGEVENDE AANPAK

Het opstellen van een geheel van communautaire regels betreffende erfopvolging en testamenten zal, gelet op wat voorafgaat, een bijzonder omvangrijk en ingewikkeld project worden.

Vraag 39: Kan de totstandbrenging van één allesomvattend instrument worden overwogen? Zo niet, in welke volgorde en in welke fasen moeten de werkzaamheden dan worden georganiseerd? |

[1] PB C 19 van 23.1.1999.

[2] PB C 12 van 15.1.2001.

[3] Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Brussel, 4 en 5 november 2004.

[4] Door twee personen in eenzelfde akte opgestelde testamenten.

[5] Overeenkomsten over één of meerdere nog niet opengevallen nalatenschappen.


52005DC0065

Groenboek - Erfopvolging en testamenten {SEC(2005) 270} /* COM/2005/0065 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 01.03.2005

COM(2005) 65 definitief

GROENBOEK

Erfopvolging en testamenten{SEC(2005) 270}

(DOOR DE COMMISSIE INGEDIEND)

INLEIDING

Met dit groenboek wordt de aanzet gegeven tot een brede raadpleging over de erfopvolging ab intestato en de testamentaire erfopvolging met internationale aspecten.

De Commissie verzoekt alle belanghebbenden om hun antwoorden en alle andere nuttige bijdragen vóór 30 september 2005 aan het volgende adres toe te zenden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid

Eenheid C1 – Civiel rechtB – 1049 BrusselFax: (+32 0) 2 299 64 57E-mail: jls-coop-jud-civil@cec.eu.int

De personen die op deze raadpleging reageren dienen te vermelden of zij bezwaren hebben tegen de publicatie van hun antwoorden en opmerkingen op de website van de Commissie.

* * *

WOORDENLIJST

“ Authentieke akte ”: een document dat een feit of een rechtshandeling vastlegt en waarvan de authenticiteit door een openbare instantie is vastgesteld (bijv. een notariële akte).

“ Apostille ”: een formaliteit die door het Verdrag van Den Haag van 5 oktober 1961 is ingevoerd voor de erkenning van buitenlandse documenten.

“ Commorientes ”: personen die elkaars erfgenaam zijn (bijv. vader en zoon) en die in zodanige omstandigheden overlijden dat niet kan worden vastgesteld wie van hen het eerst is overleden.

“ Internationale rechterlijke bevoegdheid ”: de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van een land om een zaak met een internationale dimensie te behandelen.

“ Residuele bevoegdheid ”: de regels inzake de internationale bevoegdheid van de rechterlijke instanties die niet op communautair niveau zijn geharmoniseerd.

“ Decujus ”: de erflater (de overledene).

“ Exequatur ”: een formaliteit tot erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlandse rechterlijke beslissing.

“ Forum ”: de rechterlijke instantie die bevoegd is of waarbij een zaak is aanhangig gemaakt.

“ Erfovereenkomsten ”: de vóór het overlijden over één of meerdere toekomstige erfopvolgingen gesloten overeenkomsten.

“ Erfopvolging ab intestato ”: de erfopvolging zonder testament.

“ Gezamenlijke testamenten ”: de testamenten die door twee of meer personen in eenzelfde akte zijn opgesteld, hetzij ten bate van een derde, hetzij als onderlinge en wederkerige beschikking.

* * *

De aanneming van een Europees instrument op het gebied van erfopvolging was reeds een prioriteit in het actieplan van Wenen[1] van 1998. In het eind 2000 door de Raad en de Commissie vastgestelde programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen[2] wordt aangekondigd dat op dit gebied een instrument zal worden ontwikkeld. Meer recentelijk werd de Commissie in het Haagse programma[3] verzocht een groenboek voor te stellen over alle aspecten van de problematiek: toepasselijk recht, rechterlijke bevoegdheid en erkenning, en administratieve maatregelen (verklaring van erfrecht en registratie van testamenten).

Door de toenemende mobiliteit in een ruimte zonder binnengrenzen en het stijgende aantal duurzame relaties tussen onderdanen uit verschillende lidstaten, waarbij dikwijls goederen worden verworven die in meerdere landen van de Unie zijn gelegen, is de erfopvolging zeer ingewikkeld geworden.

De moeilijkheden waarmee de betrokkenen bij een transnationale erfopvolging te maken krijgen, zijn grotendeels te wijten aan het grote verschil in materiële regels, formele regels en collisieregels op dit gebied tussen de lidstaten.

Erfopvolging is uitgesloten van de tot nu toe goedgekeurde communautaire regels van internationaal privaatrecht. Het lijkt dus noodzakelijk om op Europees niveau geharmoniseerde regels aan te nemen.

De meeste erfopvolgingen worden op niet-contentieuze wijze afgehandeld. Communautaire wetgeving die uitsluitend betrekking heeft op de aanwijzing van de voor geschillen inzake erfopvolging bevoegde rechterlijke instanties en op de erkenning en tenuitvoerlegging van hun beslissingen zou bijgevolg niet volstaan.

Om de taak van de betrokkenen bij een transnationale erfopvolging te vereenvoudigen en doeltreffend de concrete problemen van de burgers aan te pakken, moet in een communautair instrument noodzakelijkerwijs ook de erkenning van buitengerechtelijke documenten en stukken (testamenten, notariële akten, administratieve stukken) worden behandeld. Aangezien een volledige harmonisatie van de materieelrechtelijke regels van de lidstaten niet denkbaar is, moet er worden opgetreden op het vlak van de collisieregels. De Commissie meent daarom dat er op communautair vlak geen vooruitgang kan worden geboekt op het gebied van de erfopvolging, zonder dat bij voorrang de kwestie van het toepasselijke recht wordt behandeld.

De eerste vraag die in dit verband rijst is die van het toepassingsgebied van de collisieregels, die het centrale element van een wetgevend initiatief zouden zijn en die op zeer veel onderwerpen betrekking zouden kunnen hebben: geldigheid van testamenten, hoedanigheid van erfgenaam, wettelijke erfdelen, vereffening en verdeling van de nalatenschap, onverdeeldheid…

Ook het vraagstuk van het aanknopingspunt vergt bijzondere aandacht. Zoals zo vaak in het internationaal privaatrecht is de verleiding groot om “het” aanknopingspunt te vinden dat op zich zou volstaan om alle problemen op te lossen. Het zou om de nationaliteit, die lang de voorkeur genoot, kunnen gaan of om de gewone verblijfplaats, die nu meer “in de mode” is.

In verband met de erfopvolging is er echter geen enkel aanknopingspunt zonder nadelen. Mocht bijvoorbeeld de laatste woonplaats van de overledene als aanknopingspunt worden gebruikt, dan kan dit leiden tot de toepassing van een recht dat weinig met de erfopvolging te maken heeft: wanneer de decujus bijvoorbeeld niet de nationaliteit heeft van het land waar hij overlijdt en het merendeel van zijn goederen zich in een ander land bevinden. Heeft het dan nog zin om naar één enkel aanknopingspunt te blijven zoeken? Of moet veeleer voor een zekere soepelheid worden gekozen door onder andere de keuze van de partijen te laten meespelen?

Ongeacht het aanknopingspunt dat in het toekomstige communautaire instrument wordt gekozen als criterium voor de rechtsaanwijzing, kan niet worden uitgesloten dat dit aanknopingspunt in bepaalde omstandigheden bijna niet zal beantwoorden aan de legitieme verwachtingen van de bij de erfopvolging betrokken personen. Deze verwachtingen zijn een factor waarmee in de context van een interne markt die het vrije verkeer van personen waarborgt, rekening moet worden gehouden. Zo kan een persoon enige tijd in een land verblijven zonder daar enig vermogen te verwerven, omdat hij van plan is op termijn naar zijn land van oorsprong terug te keren, waar trouwens zijn familie nog steeds woont en waar zijn goederen zich bevinden. Indien deze persoon in het land van verblijf overlijdt, zou het gerechtvaardigd kunnen zijn het recht van zijn nationaliteit op de erfopvolging toe te passen. Het aanknopingpunt van de nationaliteit zou daarentegen de nodige legitimiteit ontberen als de betrokkene reeds lang zijn land van oorsprong had verlaten en in een lidstaat verbleef waar hij al zijn familiale en patrimoniale bindingen had.

* * *

Hoewel de vaststelling van het toepasselijke recht essentieel is, mag het belang van de kwestie van de rechterlijke bevoegdheid niet worden onderschat. In sommige lidstaten moet een rechter worden ingeschakeld; in andere is dat alleen het geval voor de vereffening van ingewikkelde of contentieuze erfopvolgingen.

Ook voor de regeling van de rechterlijke bevoegdheid moet worden beslist of er één enkel aanknopingspunt wordt vastgelegd dan wel of er daarentegen een zekere soepelheid mogelijk is.

Aangezien in veel lidstaten de erfopvolgingen doorgaans buitengerechtelijk worden afgehandeld, soms met de medewerking van overheidsinstanties of van beoefenaars van juridische beroepen, moet bovendien worden nagegaan of er voor die instanties en beroepsbeoefenaars eventueel internationale bevoegdheidsregels gelden.

In dit verband moeten een aantal bijzondere kwesties worden onderzocht zoals erfovereenkomsten, wettelijke erfdelen en met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts. Deze rechtsfiguur is in de meeste rechtsstelsels onbekend maar wordt niettemin in meerdere lidstaten regelmatig gebruikt.

Tot slot moet communautaire wetgeving op het gebied van erfopvolging ook tot doel hebben administratieve en praktische belemmeringen weg te nemen. Daarom moet de invoering van een “Europese verklaring van erfrecht” worden overwogen. Deze eis wordt expliciet vermeld in het programma van Den Haag, evenals de registratie van testamenten.

COLLISIEREGELS

2.1. Algemene vragen

Over het universele karakter van deze toekomstige regels zou er geen discussie mogen bestaan: als de toepassing van de geharmoniseerde collisieregels zou worden beperkt tot zuiver “intracommunautaire” internationale situaties met uitsluiting van die waarbij de rechtsorde van derde landen is betrokken, zou dit de taak van particulieren en beroepsjuristen bemoeilijken.

Eerst en vooral rijst de vraag naar het toepassingsgebied van de collisieregels inzake erfrecht, aangezien het erfrecht niet noodzakelijk in alle rechtsstelsels dezelfde materies regelt. Samen met de harmonisatie van de collisieregels zou dus ook het toepassingsgebied van het erfrecht moeten worden gedefinieerd.

Verder moeten één of meerdere aanknopingspunten worden vastgesteld.

Tot slot is het belangrijk te weten of de toekomstige communautaire wetgeving benevens de vaststelling van de erfgenamen en van hun rechten tevens betrekking zal hebben op de manier waarop de overdracht van de nalatenschap aan de erfgenamen plaatsvindt.

Vraag 1: Welke kwesties moeten onder de erfrechtelijke collisieregels vallen? Moeten de collisieregels met name tot de vaststelling van de erfgenamen en van hun rechten beperkt blijven of moeten zij ook de vereffening of de verdeling van de nalatenschap behelzen? Vraag 2: Welk aanknopingspunt moet worden gebruikt om het toepasselijke recht te bepalen? Moet hetzelfde aanknopingspunt worden gebruikt voor alle onder het toepasselijke recht vallende kwesties of kan men verschillende aanknopingspunten gebruiken voor verschillende aspecten van de erfopvolging? Moeten de communautaire collisieregels met name een onderscheid maken tussen roerende en onroerende goederen? Moet het recht van het land waar het onroerend goed is gelegen een bepaalde rol spelen? |

2.2. Testamenten en erfovereenkomsten

Wat de geldigheid van testamenten betreft, bestaan er grote verschillen tussen de rechtsstelsels van de lidstaten, zowel met betrekking tot de bekwaamheid om te testeren, de vorm van testamenten, de inhoudelijke geldigheidsvereisten, de gezamenlijke testamenten[4], de erfovereenkomsten[5] en de herroepbaarheid. Ook de collisieregels zijn verschillend.

Vraag 3: Welk recht moet gelden voor: - de algemene bekwaamheid om te testeren? - de geldigheid van: de vorm van testamenten? de inhoud van testamenten? gezamenlijke testamenten? erfovereenkomsten? de herroeping van testamenten? Hoe moet de collisieregel worden geformuleerd om rekening te houden met eventuele veranderingen van het aanknopingspunt tussen de datum van het opmaken van het testament en de datum van het overlijden? |

- 2.3. Commorientes

De volgorde waarin twee personen die van elkaar kunnen erven, overlijden kan gevolgen hebben voor de rechten van hun respectieve erfgenamen. Indien meerdere personen naar aanleiding van eenzelfde gebeurtenis omkomen, veronderstellen sommige lidstaten dat ze op hetzelfde moment zijn overleden, terwijl andere de volgorde vaststellen waarin ze worden verondersteld het leven te hebben verloren. Indien de erfopvolging van commorientes door tegenstrijdige wetten wordt geregeld kan het onmogelijk zijn de nalatenschap te vereffenen.

Vraag 4: Hoe moet het probleem van de eventuele onverenigbaarheid van de op de erfopvolging van commorientes toepasselijke wetten worden opgelost? |

2.4. Keuze van het op de erfopvolging toepasselijke recht

Hoewel de meeste lidstaten van de Europese Unie niet toestaan dat de toekomstige decujus of de erfgenamen het toepasselijke erfrecht kiezen, blijft de vraag pertinent. Ongeacht het aanknopingspunt dat als criterium wordt gekozen, valt niet uit te sluiten dat het in bepaalde situaties niet zal beantwoorden aan de legitieme verwachtingen van de bij de erfopvolging betrokken personen. Er zou in dit verband voor een zekere soepelheid kunnen worden gekozen.

Vraag 5: Moet aan de toekomstige decujus (in het kader van een testamentaire erfopvolging of een erfopvolging ab intestato) de mogelijkheid worden gelaten om, met of zonder toestemming van zijn vermoedelijke erfgenamen, te kiezen welk recht op zijn erfopvolging van toepassing zal zijn? Moet deze keuze worden uitgebreid tot de erfgenamen na het openvallen van de nalatenschap? Vraag 6: Indien de keuze van het toepasselijke erfrecht wordt toegelaten, moeten de keuzemogelijkheden dan worden beperkt en moet worden vastgesteld op welke wijze deze keuze gebeurt? Moeten de volgende criteria, voorzover zij niet als objectief aanknopingspunt zijn geselecteerd, worden toegelaten: nationaliteit, woonplaats, gewone verblijfplaats, andere? Vraag 7: Op welk moment moeten die aanknopingspunten voorhanden zijn? Moeten aan deze aanknopingspunten bepaalde voorwaarden verbonden worden (duur, geldigheid op de datum van het overlijden, enz.)? Vraag 8: Moet het mogelijk zijn te kiezen welk recht van toepassing is op gezamenlijke testamenten en op erfovereenkomsten? Moet die keuze aan regels worden onderworpen? Zo ja, hoe? Vraag 9: Moet een echtgeno(o)t(e) ervoor kunnen kiezen dat het recht dat op zijn/haar huwelijksvermogensstelsel van toepassing is ook zijn/haar erfopvolging beheerst? |

2.5. Wettelijke erfdelen

De rechtsstelsels van alle lidstaten beschermen de naaste familieleden die de overledene had willen onterven. Deze bescherming neemt dikwijls de vorm aan van een wettelijk erfdeel, maar dit mechanisme wordt niet overal in de Europese Unie erkend.

Vraag 10: Moet de toepassing van het wettelijke erfdeel worden gewaarborgd als het door de collisieregel aangewezen recht deze rechtsfiguur niet kent of er een andere draagwijdte aan toekent? Zo ja, hoe? |

2.6. Met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts

In geval van een trust met een internationaal karakter moeten de rechterlijke en andere bevoegde instanties die ermee te maken krijgen, kunnen vaststellen welk recht erop van toepassing is. Het zou nodig kunnen blijken om, naast de aan de oprichter van trusts geboden mogelijkheid om het toepasselijke recht te kiezen, bijzondere collisieregels vast te stellen.

Vraag 11: Moeten bijzondere collisieregels worden vastgesteld met betrekking tot trusts? Zo ja, welke? |

2.7. Renvoi

De eenmaking van de collisieregels op communautair niveau zal het renvoi (herverwijzing of terugverwijzing) overbodig maken wanneer alle aanknopingspunten zich in één lidstaat situeren. Verwijzen de collisieregels echter naar het recht van een derde staat, dan zal de vraag wel rijzen.

Vraag 12: Moet het toekomstige communautaire instrument het renvoi toelaten indien de geharmoniseerde collisieregels naar het recht van een derde staat verwijzen? Zo ja, op welke wijze en binnen welke grenzen? |

2.8. Voorvragen

Overeenkomstig het op de erfopvolging toepasselijke recht is de regeling van de erfopvolging soms afhankelijk van het antwoord op een zogenaamde "voorvraag", die door een ander recht kan worden beheerst: de geldigheid van een huwelijk of een partnerschap, de vaststelling van afstamming...

Vraag 13: Welke collisieregel moet worden aangenomen om het recht vast te stellen dat van toepassing is op voorvragen die de regeling van de erfopvolging beïnvloeden? |

BEVOEGDHEIDSREGELS

De lidstaten hebben zeer verschillende criteria gekozen: laatste woonplaats van de overledene, woonplaats van de verweerder of de eiser, ligging van bepaalde goederen of nationaliteit van de overledene of een partij bij het rechtsgeding. Er moet op dit gebied rekening worden gehouden met zeer uiteenlopende belangen: die van de vermoedelijke erfgenamen, die soms in verschillende landen verblijven, maar ook die van de diverse betrokken staten, in het bijzonder als er zich goederen op hun grondgebied bevinden.

3.1. Keuze van een bevoegdheidsgrond

Een eerste mogelijkheid zou zijn om één enkel forum bevoegd te maken, zonder een onderscheid te maken naar de roerende of onroerende aard van de goederen uit de nalatenschap. Maar zoals voor het toepasselijke recht zouden ook hier soepeler regels kunnen worden vastgesteld, en dit op verschillende manieren.

Vraag 14: Is het wenselijk om op het gebied van erfopvolging een enkel forum aan te wijzen? Is het mogelijk om de bevoegdheid van het forum van de plaats waar de onroerende goederen gelegen zijn, op te geven? Als er één algemeen criterium moet worden gekozen, welk criterium moet dit dan zijn? Vraag 15: Kan de erfgenamen worden toegestaan zich tot een rechterlijke instantie te wenden van een andere lidstaat dan de lidstaat die door de algemene collisieregel wordt aangewezen? Zo ja, onder welke voorwaarden? Vraag 16: Moet tijdens een erfrechtelijke procedure in een lidstaat de mogelijkheid worden geboden om voorlopige en conservatoire maatregelen te vragen aan een rechterlijke instantie uit een andere lidstaat waar zich goederen uit de nalatenschap bevinden? Vraag 17: Moet het toekomstige communautaire instrument bepalingen bevatten die de verwijzing van een zaak door een rechterlijke instantie van een lidstaat naar een rechterlijke instantie van een andere lidstaat mogelijk maken, en zo ja, onder welke voorwaarden? |

Op basis van de criteria uit het toekomstige instrument kan een rechterlijke instantie in een derde staat worden aangewezen. In dat geval is het niet zonder meer wenselijk om eenzijdig aan de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de lidstaten te verzaken als er andere - niet in een intracommunautaire context toepasselijke - aanknopingspunten bestaan die pertinent zouden zijn om eenzijdig de bevoegdheid van die rechterlijke instanties ten opzichte van die van derde staten af te bakenen. Deze kwestie aan de nationale wetgevingen overlaten als een “residuele bevoegdheid” zou het vinden van een gemeenschappelijke oplossing in de weg staan en kan tot andere bevoegdheidsconflicten leiden.

Stel dat het communautaire criterium voor de rechterlijke bevoegdheid de laatste woonplaats van de overledene is. Een burger uit lidstaat A overlijdt in een derde land waar hij sinds kort woonplaats heeft gekozen. Al zijn erfgenamen bevinden zich in lidstaat A en het merendeel van zijn bezittingen in lidstaat B. In dat geval wijst het gemeenschapsrecht (laatste woonplaats van de overledene) geen lidstaat aan, noch A noch B, hoewel de erfopvolging een veel nauwere band met die twee staten vertoont dan met de lidstaat van de laatste woonplaats van de overledene. De verwijzing naar de nationale bepalingen voor het regelen van deze kwestie zou een nieuw probleem kunnen scheppen. Als lidstaat A het criterium van de nationaliteit toepast en lidstaat B dat van de ligging van de goederen bestaat er een positief bevoegdheidsconflict. In het omgekeerde geval doet er zich een negatief bevoegdheidsconflict voor.

Vraag 18: Welke elementen zijn in een situatie zoals hierboven geschetst relevant om de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de lidstaten vast te stellen? Vraag 19: Moeten deze bijzondere bevoegdheidsregels ook van toepassing zijn op goederen die zich bevinden op het grondgebied van een derde staat die met betrekking tot deze goederen aanspraak maakt op een exclusieve bevoegdheid? |

3.2. Procedures in verband met de overdracht van onroerende goederen

De eigendomsoverdracht van onroerende goederen geeft aanleiding tot inschrijvingen in verscheidene registers. In sommige lidstaten gebeuren inschrijvingen in die registers slechts op grond van een uitgesproken rechterlijke beslissing of een door de nationale overheden opgemaakte akte. Er zou kunnen worden overwogen de wijziging van de registers mogelijk te maken op basis van in een andere lidstaat afgegeven documenten.

Vraag 20: Moeten – als de hoofdbevoegdheid aan de autoriteiten van een andere lidstaat is toegewezen - de autoriteiten van de plaats waar de onroerende goederen uit de nalatenschap zijn gelegen, bevoegd zijn om: - de nodige documenten op te stellen voor het wijzigen van de eigendomsregisters? - daden van beheer en van eigendomsoverdracht te stellen? Vraag 21: Kunnen op communautair niveau eenvormige documenten worden opgesteld voor gebruik in alle lidstaten waar er goederen zijn gelegen? Zo ja, welke reeds bestaande documenten zouden kunnen worden gestandaardiseerd? Zouden er formaliteiten die momenteel in het kader van de internationale erfopvolging zijn voorgeschreven, kunnen worden afgeschaft of vereenvoudigd? Zo ja, welke? |

3.3. Bevoegdheid van buitengerechtelijke instanties

Gelet op de belangrijkheid van de taken die door buitengerechtelijke instanties - notarissen of personeelsleden van diverse overheidsinstanties – uitgevoerd worden zou het erfgenamen kunnen worden toegestaan om zekere formaliteiten bij dichtbij gevestigde instanties te verrichten als ze niet op de plaats wonen die door de hoofdbevoegdheidsregel wordt aangewezen.

Vraag 22: Moeten de geharmoniseerde bevoegdheidsregels eveneens van toepassing zijn op de andere instanties die bij de erfopvolging worden ingeschakeld? Vraag 23: Moeten bepaalde formaliteiten kunnen worden verricht bij de instanties van een andere lidstaat dan die welke overeenkomstig de hoofdbevoegdheidsregel is aangewezen? Moet die mogelijkheid aan regels worden onderworpen? |

3.4. Trusts

Aangezien de erfopvolging uitgesloten is van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 44/2001 bestaan er geen communautaire bevoegdheidsregels voor geschillen inzake de met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts, die niet onder de verordening vallen.

Vraag 24: Welke bevoegdheidsregels zouden in het toekomstige communautaire instrument kunnen worden opgenomen met betrekking tot met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts? |

REGELS OP HET GEBIED VAN ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING

De toekomstige communautaire wetgeving zou de taak van de erfgenamen moeten vereenvoudigen door de erkenning en de tenuitvoerlegging mogelijk te maken van de voor de erkenning van hun rechten noodzakelijke akten en documenten: gerechtelijke beslissingen, notariële akten, testamenten, documenten die de hoedanigheid van erfgenaam vaststellen, bevoegdheden van personen die belast zijn met het beheer en de vereffening van nalatenschappen, enz.

Erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen

Door geharmoniseerde regels over het toepasselijke recht en de bevoegdheid vast te stellen zal de toekomstige wetgeving tot een hoge graad van wederzijds vertrouwen leiden en zo het behoud van intermediaire maatregelen voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen overbodig maken. Indien er echter nog weigeringsgronden worden gehandhaafd, dan zouden die voor alle lidstaten dezelfde moeten zijn.

Vraag 25: Kan het exequatur voor de erkenning van rechterlijke beslissingen worden afgeschaft? Of moeten er integendeel gronden tot weigering van de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen worden opgenomen? Zo ja, welke? Vraag 26: Is het denkbaar dat een rechterlijke beslissing op het gebied van erfopvolging in een andere lidstaat van rechtswege wordt erkend en ten gevolge heeft dat het kadaster zonder procedure kan worden gewijzigd? Zou artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2201/2003 hiervoor als voorbeeld kunnen dienen? |

4.2. Erkenning en tenuitvoerlegging van akten en testamenten

In een aantal lidstaten maken notarissen en andere instanties authentieke akten op inzake de devolutie en de vereffening van nalatenschappen. De erkenning en de tenuitvoerlegging van die akten moeten worden geregeld.

Er moet bovendien worden gedacht aan eventuele regels met betrekking tot buitenlandse testamenten, die dikwijls geen volledige uitwerking kunnen krijgen.

Vraag 27: Kan op authentieke akten inzake erfopvolging dezelfde regeling worden toegepast als op de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen? Is het derhalve denkbaar dat notariële akten op het gebied van erfopvolging die in een lidstaat zijn opgemaakt ten gevolge hebben dat kadasters in de andere lidstaten zonder verdere procedures kunnen worden gewijzigd? Zou artikel 46 van Verordening (EG) nr. 2201/2003 hiervoor als voorbeeld kunnen dienen? Vraag 28: Moeten bijzondere regels worden overwogen om de erkenning en de tenuitvoerlegging in een lidstaat te vergemakkelijken van testamenten die in een andere lidstaat zijn opgemaakt? |

4.3. Beheerders van de nalatenschap (met inbegrip van met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts)

De aanstelling van derden om de nalatenschap te beheren of te vereffenen is afhankelijk van de lidstaat facultatief of verplicht. De aanstelling van die personen en hun bevoegdheden, die van lidstaat tot lidstaat verschillen, worden niet altijd in de andere lidstaten erkend.

In verband met de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen inzake trusts op het gebied van de erfopvolging rijst de vraag wat de gevolgen van de erkenning van de trusts zelf zijn voor de wijziging van de kadasters.

Vraag 29: Kan de erkenning van rechtswege in alle lidstaten van de aanstelling en de bevoegdheden van de beheerders van de nalatenschap worden overwogen? Moeten er gronden tot betwisting van die aanstelling en die bevoegdheden worden vastgesteld? Vraag 30: Moet er een certificaat worden ingevoerd waarin de aanstelling van de beheerder wordt bevestigd en zijn bevoegdheden worden beschreven? Welke persoon of instantie moet met het opstellen van dit certificaat worden belast? Wat moet in de inhoud van dat certificaat worden opgenomen? Vraag 31: Maakt de erkenning van met het oog op de erfopvolging opgerichte trusts de inschrijving in het kadaster van de goederen van de trust en van de titels die er verband mee houden mogelijk? Zo niet, welke bepalingen moeten er dan worden aangenomen? Vraag 32: Moeten bepalingen worden aangenomen die in weerwil van het bestaan van een trust de toepassing van het door het erfrecht of door andere wetgeving beschermde wettelijke erfdeel garanderen? Zo ja, welke? |

BEWIJS VAN DE HOEDANIGHEID VAN ERFGENAAM: DE EUROPESE VERKLARING VAN ERFRECHT

Het bewijs van de hoedanigheid van erfgenaam wordt naargelang van het rechtsstelsel op verschillende manieren geleverd. Het is essentieel dat erfgenamen het bewijs van hun rechten kunnen leveren teneinde in het bezit te komen van de goederen uit de nalatenschap die hen toekomen, zonder dat ze daarvoor een procedure moeten instellen. Dankzij geharmoniseerde collisieregels is het haalbaar een verklaring met uniforme gevolgen in de hele Gemeenschap in te voeren. Dit zou een onbetwistbare meerwaarde betekenen.

Meerdere vragen zullen moeten worden beantwoord: met betrekking tot de voorwaarden voor de verklaring, de inhoud en de gevolgen ervan.

Vraag 33: Welke rechtsgevolgen kan de verklaring hebben?

Vraag 34: Welke vermeldingen moet de verklaring bevatten?

Vraag 35: In welke lidstaat moet de verklaring worden afgegeven? Moet iedere lidstaat vrij kunnen kiezen welke instanties de verklaring kunnen opmaken of moeten er gezien de inhoud en de gevolgen van de verklaring bepaalde criteria worden vastgesteld?

REGISTRATIE VAN TESTAMENTEN

Het opsporen van testamenten vormt, in het bijzonder als ze in het buitenland zijn opgesteld, een soms onoverkomelijke hindernis.

Vraag 36: Moet een stelsel van registratie van testamenten in alle lidstaten worden ingevoerd? Moet het instellen van een gecentraliseerd register worden overwogen? Vraag 37: Welke maatregelen zouden moeten worden vastgesteld ter vergemakkelijking van de toegang van vermoedelijke erfgenamen en bevoegde instanties tot de nationale onderdelen van het systeem of tot het gecentraliseerde register (met inbegrip van de toegang vanuit hun eigen lidstaat)? |

LEGALISATIE

De totstandbrenging van een Europese justitiële ruimte impliceert de verdwijning of de vereenvoudiging van formaliteiten.

Vraag 38: Kan de afschaffing van alle formaliteiten van legalisatie of apostille voor in een lidstaat opgestelde openbare akten die met een erfopvolging verband houden voor problemen zorgen? |

WETGEVENDE AANPAK

Het opstellen van een geheel van communautaire regels betreffende erfopvolging en testamenten zal, gelet op wat voorafgaat, een bijzonder omvangrijk en ingewikkeld project worden.

Vraag 39: Kan de totstandbrenging van één allesomvattend instrument worden overwogen? Zo niet, in welke volgorde en in welke fasen moeten de werkzaamheden dan worden georganiseerd? |

[1] PB C 19 van 23.1.1999.

[2] PB C 12 van 15.1.2001.

[3] Conclusies van het voorzitterschap, Europese Raad van Brussel, 4 en 5 november 2004.

[4] Door twee personen in eenzelfde akte opgestelde testamenten.

[5] Overeenkomsten over één of meerdere nog niet opengevallen nalatenschappen.