52005DC0037

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Herziening 2005 van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling: eerste balans en krachtlijnen voor de toekomst {SEC(2005) 225} /* COM/2005/0037 def. */


Brussel, 9.2.2005

COM(2005) 37 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Herziening 2005 van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling:eerste balans en krachtlijnen voor de toekomst

{SEC(2005) 225}

INHOUDSOPGAVE

Voorwoord 3

Deel I: Duurzame ontwikkeling – wat staat er op het spel? 6

1. Inleiding 6

2. Duurzame ontwikkeling: de benadering van de Europese Unie 7

3. Waarom een herziening? 8

4. Balans van de vooruitgang 9

Deel II: De uitdagingen aanpakken 18

5. Krachtlijnen voor de toekomst 18

5.1. Bevestiging van de basisbeginselen van de strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling 18

5.2. Bevestiging van de nieuwe aanpak inzake beleidsvorming en beleidscoherentie 18

5.3. Blijvende aandacht voor cruciale niet-duurzame ontwikkelingen en nader onderzoek van de verbanden tussen niet-duurzame ontwikkelingen. 19

5.4. Vaststelling van doelstellingen, streefcijfers en mijlpalen 20

5.5. Effectieve monitoring 21

5.6. Meer eigen inbreng en een sterkere samenwerking met publieke en particuliere actoren op alle niveaus 21

6. Volgende stappen 22

Voorwoord

Duurzame ontwikkeling is niet alleen een fundamentele doelstelling van de Europese Unie, maar ook een mondiale uitdaging waarmee al haar partners over de hele wereld worden geconfronteerd. Duurzame ontwikkeling draait om de vraag hoe economische ontwikkeling, sociale cohesie, evenwicht tussen noord en zuid en bescherming van het milieu met elkaar kunnen worden verzoend. Het belang van dit thema komt tot uiting in het EU-Verdrag en de Grondwet, waarin de Unie wordt opgedragen zich in te zetten “ voor de duurzame ontwikkeling van Europa, op basis van een evenwichtige economische groei en van prijsstabiliteit, een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen die gericht is op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, en van een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu ”.

Door de snelle demografische ontwikkelingen zullen de hulpbronnen in de wereld de komende decennia onder steeds grotere druk komen te staan, zowel op het gebied van klimaatverandering als natuurlijke rijkdommen, biodiversiteit of de welvaartskloof tussen noord en zuid. Het is zaak nu actie te ondernemen om het delicate economische, sociale en milieu-evenwicht op deze wereld te bewaren voor de toekomst.

Het is in deze wereldwijde context dat ook de toekomst van Europa moet worden bezien. De EU heeft al aanzienlijke inspanningen geleverd ter bevordering van duurzame ontwikkeling, zowel binnen de Unie als daarbuiten. Met een pro-actieve aanpak kan de EU de behoefte aan milieubescherming en sociale cohesie omzetten in mogelijkheden voor innovatie, groei en werkgelegenheid. Met de herziening van de strategie voor duurzame ontwikkeling bevestigen wij onze verbintenis om de noodzakelijke structurele veranderingen in onze economieën en samenlevingen beter te definiëren en een positieve agenda vast te stellen om dit veranderingsproces ten behoeve van een betere levenskwaliteit voor allen aan te sturen.

Deze uitdaging vereist een gecoördineerd optreden en sterk leiderschap van de Unie om oplossingen tot stand te brengen die een blijvend verschil kunnen maken voor de mensen in Europa en overal elders ter wereld.

Om deze reden heeft de Europese Unie zichzelf er bij het begin van dit millennium toe verbonden de weg van de verandering in te slaan om ervoor te zorgen dat wij niet-duurzame economische, sociale en milieu-ontwikkelingen eindelijk aanpakken. In 2000 werd met de strategie van Lissabon een ambitieuze agenda van economische en sociale hervormingen vastgesteld om een zeer dynamische en concurrerende kenniseconomie tot stand te brengen. In 2001 lanceerde de Europese Raad van Göteborg een brede strategie voor duurzame ontwikkeling, die in 2002, voorafgaand aan de VN-wereldtop over duurzame ontwikkeling in de zomer van datzelfde jaar, in Barcelona een externe dimensie kreeg. Elk van deze stappen ging gepaard met belangrijke beslissingen en acties om de aangegane verbintenissen na te komen. De vooruitgang bleef evenwel ontoereikend: van enige ombuiging van niet-duurzame ontwikkelingen is nog altijd geen sprake en internationaal staat er nog steeds veel op het spel.

Met het aantreden van een nieuwe Commissie en de installatie van een nieuw Europees Parlement is het moment aangebroken om een balans op te maken en druk uit te oefenen om het veranderingstempo op te voeren.

De eerste stappen zijn al gezet. Met haar voorstel inzake de strategische doelstellingen voor de Unie voor de komende vijf jaar heeft de Commissie laten zien dat zij zich voor duurzame ontwikkeling blijft inzetten. In de tussentijdse evaluatie van de strategie van Lissabon heeft zij voorgesteld om van een hernieuwde Lissabon-agenda onze strategie voor groei en werkgelegenheid te maken, zodat wij de drijvende kracht van een dynamischer economie kunnen inzetten voor onze bredere doelstellingen op sociaal en milieugebied. Op die manier blijft Lissabon een essentieel onderdeel van de overkoepelende doelstelling van duurzame ontwikkeling die in het Verdrag is neergelegd, dat wil zeggen de welvaart en de levensomstandigheden van de huidige en toekomstige generaties op duurzame wijze verbeteren. In haar tussentijdse evaluatie formuleerde de Commissie dit als volgt: “ Zowel de Lissabon-strategie als de strategie voor duurzame ontwikkeling dragen bij aan de verwezenlijking van deze doelstelling. Beide strategieën versterken elkaar en richten zich op complementaire maatregelen, maar ze maken gebruik van verschillende instrumenten en kennen verschillende tijdspaden .”

Tegelijkertijd met de herziening van de Lissabon-strategie lanceert de Commissie ook een aangepaste sociale agenda van de EU, waarin het beleid wordt uitgestippeld dat een grotere cohesie in Europa tot stand kan helpen brengen en ons sociale model verder kan helpen ontwikkelen in reactie op niet-duurzame ontwikkelingen. Zo draagt ook onze sociale agenda op zichzelf bij tot de doelstelling van duurzame ontwikkeling.

Met deze mededeling zet de Commissie haar eerste stap in de herziening van de strategie voor duurzame ontwikkeling in 2005. In dit verslag wordt een eerste evaluatie van de vooruitgang sinds 2001 gemaakt en een aantal krachtlijnen voor de toekomst geschetst, die als leidraad kunnen dienen voor de herziening van de strategie voor duurzame ontwikkeling die later dit jaar in een aparte mededeling aan het Europees Parlement en de Raad zal worden voorgelegd. Deze mededeling bouwt voort op het debat van het afgelopen jaar, waaronder het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van april jongstleden en de resultaten van een openbare raadpleging die door de Commissie werd opgezet in oktober jongstleden[1].

De Europese Unie heeft een brede langetermijnvisie op haar toekomst. Wij geloven in de kracht en de onderliggende waarden van ons dynamische Europese model. Wij zullen ervoor zorgen dat de behoeften van de huidige en toekomstige generaties kunnen worden vervuld. Dit fundamentele doel zal tot uiting komen in alle EU-beleidsvormen. Duurzame ontwikkeling vereist dat nu actie wordt ondernomen. De Europese Unie heeft de capaciteit, de bevoegdheid en de creativiteit om de noodzakelijke veranderingen te bewerkstelligen. De Europeanen en alle andere burgers in de wereld kunnen erop rekenen dat de Unie zal ijveren voor een duurzame toekomst voor allen.

Deel I: Duurzame ontwikkeling – wat staat er op het spel?

1. INLEIDING

Duurzame ontwikkeling – dat wil zeggen voldoen aan de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van komende generaties om in hun behoeften te voorzien, in gevaar te brengen – is een basisdoelstelling van het Verdrag betreffende de Europese Unie[2] en de Grondwet. Het is een overkoepelend concept dat ten grondslag ligt aan alle communautaire beleidsvormen, acties en strategieën, en dat een economische, sociale en milieubeleidsvorming en –uitvoering vereist met een wederzijds versterkend effect.

In een wereld waarin de globalisering steeds verder oprukt, is er behoefte aan duidelijk politiek leiderschap om een dynamisch Europees model voor deze tijd en de toekomst te stimuleren. De Commissie is een groot pleitbezorger van duurzame ontwikkeling en wil een positieve agenda voor verandering vaststellen. Onze toekomst in Europa en in de wereld vraagt om een langetermijnvisie en actie op vele beleidsterreinen. De Commissie is ervan overtuigd dat wij meer voorspoed, solidariteit en veiligheid moeten bewerkstelligen om onszelf en toekomstige generaties een betere levenskwaliteit te bieden. Wij hebben groei en meer werkgelegenheid, een schoner en een gezonder milieu nodig. Wij hebben een maatschappij nodig die sterker samenhangt en waarin voorspoed en kansen worden gedeeld in de hele Europese Unie en daarbuiten. Wij hebben meer innovatie, onderzoek en onderwijs nodig. Wij moeten onze mondiale verantwoordelijkheden en verbintenissen nakomen. Onze voorspoed en levenskwaliteit in de toekomst zullen afhangen van de mate waarin wij in staat en bereid zijn onze productie- en consumptiepatronen te wijzigen en economische groei te verwezenlijken zonder aantasting van het milieu.

Maatregelen in dit verband mogen niet stoppen aan de grenzen van de Unie. Duurzaamheid blijft een mondiale uitdaging. Daarom is het zaak dat Europa leiderschap toont op zowel het interne als het externe spoor. Dit vereist een geïntegreerde aanpak en weerspiegelt het feit dat met de globalisering en de toenemende vervlechting de EU haar belangrijkste interne prioriteiten pas ten volle kan realiseren als zij tegelijkertijd ook wereldwijd resultaat boekt. Evenzo is het van wezenlijk belang dat de EU haar mondiale verplichtingen in al haar interne beleidsvormen kan opnemen, wil zij woorden omzetten in daden en haar geloofwaardigheid als wereldleider op het gebied van duurzame ontwikkeling handhaven.

De ambtstermijn van deze Commissie verstrijkt eind 2009, maar er rust een duidelijke verplichting op haar om bij haar beleidsvorming verder in de toekomst te kijken. Willen wij onze doelstellingen voor de toekomst verwezenlijken, mogen we niet wachten tot morgen, maar moeten we nu actie ondernemen. De langetermijnvisie kan geen werkelijkheid worden als we niet nu al concrete doelstellingen vaststellen als een baken voor ontwikkelingen op de lange termijn en mechanismen instellen om de gestelde doelen te realiseren. Deze Commissie heeft het belang van haar strategische kerndoelen van voorspoed, solidariteit en veiligheid voor duurzame ontwikkeling reeds bevestigd[3].

De EU heeft zich voor eerst in juni 2001 op het streven naar duurzame ontwikkeling vastgelegd. De Europese Raad van Göteborg hechtte toen zijn goedkeuring aan de strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling op basis van een mededeling van de Commissie. In 2002 presenteerde de Commissie een tweede mededeling[4], waarin de externe dimensie van duurzame groei werd belicht en die werd aangenomen door de Europese Raad van Barcelona . Gezamenlijk vormen deze mededelingen de basis van de alomvattende EU-strategie voor duurzame ontwikkeling. De Commissie heeft zich ertoe verbonden om deze strategie bij het begin van de ambtstermijn van elke nieuwe Commissie te evalueren. Dit zal gebeuren in de loop van het jaar 2005 op basis van de ervaringen van de afgelopen vier jaar.

De opzet van de herziene strategie voor duurzame ontwikkeling zal moeten worden verruimd, waarbij de nadruk wordt gelegd op de structurele veranderingen die in de economie moeten worden doorgevoerd om tot duurzamere productie- en consumptiepatronen te komen, en waarbij niet-duurzame ontwikkelingen aan de orde worden gesteld. In de herziene strategie, die de nieuwe beleidsaanpak nog versterkt, zal de driedimensionale benadering worden gehandhaafd en tevens worden gegarandeerd dat de externe aspecten van duurzame ontwikkeling onverkort worden geïntegreerd en versterkt. Tot slot zal ook de in het voorstel voor de financiële vooruitzichten 2007-2013 aangegane verbintenis dat duurzame ontwikkeling een leidend beginsel zal zijn voor het EU-beleid, worden bekrachtigd.

2. DUURZAME ONTWIKKELING: DE BENADERING VAN DE EUROPESE UNIE

De strategie voor duurzame ontwikkeling omvat de volgende componenten:

Om te beginnen wordt een algemene visie op duurzaamheid ontvouwd. De kern van de strategie is dat de economische, sociale en milieudimensies van duurzaamheid hand in hand moeten gaan en elkaar wederzijds moeten versterken: “Duurzame ontwikkeling biedt de Europese Unie een positief langetermijnperspectief voor een maatschappij die welvarender en rechtvaardiger is en welke ons een schoner, veiliger en gezonder milieu in het vooruitzicht stelt – een maatschappij, dus, die ons, onze kinderen en onze kleinkinderen een betere levenskwaliteit te bieden heeft”[5] . Inzicht in het belang van en de onderlinge verhouding tussen deze drie pijlers van duurzame ontwikkeling is cruciaal.

De tweede en ontegensprekelijk meest ambitieuze component van de strategie beoogt de wijze waarop beleid wordt gemaakt, te verbeteren door de nadruk te leggen op het verbeteren van de samenhang in het beleid en mensen bewust te maken van mogelijke afwegingen tussen conflicterende doelstellingen, om tot een beleid te komen waar met kennis van zaken besluiten worden genomen. Dit betekent dat de volledige effecten van een beslissing, die ook kan inhouden dat er géén actie wordt ondernomen, nauwkeurig moeten worden bestudeerd, met name met behulp van vroegtijdige effectrapportages, en dat door een correcte prijszetting de markt de juiste signalen moet ontvangen. Ook moeten EU-beleidsvormers rekening houden met de mondiale context en er actief naar streven dat het interne en externe beleid op elkaar aansluiten. Voorts vereist dit investeringen in wetenschap en technologie ter ondersteuning van de aanpassingen die nodig zijn voor een duurzame ontwikkeling. Tot slot legt de nieuwe beleidsaanpak de nadruk op het verbeteren van de communicatie en het mobiliseren van burgers en bedrijven.

Op de derde plaats wordt gekeken naar een beperkt aantal ontwikkelingen die duidelijk niet duurzaam zijn , zoals de vraagstukken van klimaatverandering en energiegebruik, gevaren voor de volksgezondheid, armoede en sociale uitsluiting, vergrijzende samenlevingen, beheer van natuurlijke rijkdommen, en grondgebruik en vervoer.

De mondiale dimensie tot slot gaat dieper in op een aantal internationale doelstellingen en legt de nadruk op de prioritaire doelstellingen die in kaart zijn gebracht in de EU-bijdrage aan de wereldtop over duurzame ontwikkeling (WTDO), namelijk beheersing van de globalisering, handel ten behoeve van duurzame ontwikkeling, armoedebestrijding, sociale ontwikkeling, duurzaam beheer van natuurlijke rijkdommen en milieuhulpbronnen, verbetering van de samenhang in het EU-beleid, beter bestuur op alle niveaus en financiering van duurzame ontwikkeling.

3. WAAROM EEN HERZIENING?

De Commissie heeft zich ertoe verbonden de strategie bij de aanvang van de ambtstermijn van elke nieuwe Commissie te herzien. De Europese Raad heeft zich hierover verheugd getoond, laatst nog in juni en november 2004. De behoefte aan een herziening op dit tijdstip wordt bovendien door de volgende ontwikkelingen extra benadrukt:

- de verslechterende situatie op het gebied van niet-duurzame ontwikkelingen, met name de toenemende druk op de natuurlijke rijkdommen, de biodiversiteit en het klimaat, alsmede de aanhoudende ongelijkheid en armoede en de groeiende economische en sociale uitdagingen van de vergrijzing;

- Europa’s tekortschietende economische prestaties in combinatie met nieuwe concurrentiedruk als gevolg van de voortschrijdende globalisering en de opkomst van nieuw geïndustraliseerde landen (zoals China, India en Brazilië), wat wijst op een toegenomen economische concurrentie en mogelijke verschuivingen in de nationale productiestructuren, met de bijbehorende gevolgen voor duurzame ontwikkeling op mondiaal niveau;

- nieuwe internationale verplichtingen en onderhandelingen die mogelijkerwijs kunnen bijdragen tot mondiale duurzame ontwikkeling, vereisen ook grotere uitvoeringsinspanningen (zoals de Doha-ontwikkelingsagenda van de WTO, het WTDO-uitvoeringsplan van Johannesburg, de Monterrey-verplichtingen inzake ontwikkelingsfinanciering en de millenniumontwikkelingsdoelstellingen);

- nieuwe veiligheidsrisico’s, zoals terrorisme (aanslagen van 11 september 2001 en 11 maart 2004), natuurrampen (overstromingen) en gezondheidsrisico’s (bv. sars) hebben geleid tot een verhoogd gevoel van kwetsbaarheid. Daarnaast worden mensen zich er sterker van bewust dat er moet worden opgetreden tegen de georganiseerde misdaad, corruptie en racisme;

- tot slot moet in de evaluatie rekening worden gehouden met de uitbreiding van de Europese Unie tot 25 lidstaten, de vaststelling van nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling in de meeste lidstaten en de grotere betrokkenheid van lokale en regionale overheden.

4. BALANS VAN DE VOORUITGANG

Ofschoon er enige vooruitgang werd geboekt met de uitvoering van de strategie en er ook niet onmiddellijk resultaten kunnen worden verwacht, is het duidelijk dat er nog veel werk voor de boeg is. Er zijn maar weinig aanwijzingen dat de meeste bedreigingen voor een duurzame ontwikkeling zouden zijn afgewend. Deze bedreigingen vereisen daarom onze onverminderde en urgente aandacht. In het werkdocument van de Commissiediensten[6] wordt een nader overzicht gegeven van de geboekte vooruitgang, maar een aantal belangrijke ontwikkelingen kan op deze plaats al worden belicht:

- Onze wijze van beleidsvorming veranderen. In 2001 werd een “nieuwe beleidsaanpak” geïntroduceerd om het beleid coherenter te maken en de juiste voorwaarden te creëren om duurzame ontwikkeling te bevorderen.

Betere beleidscoherentie

De integratie van een aantal horizontale Verdragsbeginselen in alle EU-beleidsvormen is een centrale doelstelling. Een voorbeeld van EU-actie in dit verband is het Cardiff-proces, dat de integratie van milieuoverwegingen in het sectorale beleid stimuleert. Bij een eerste inventaris van het Cardiff-proces in 2004 is evenwel gebleken dat de vooruitgang tot dusver beperkt is gebleven.

Eén van de instrumenten die de beleidscoherentie moeten helpen verbeteren, is het nieuwe mechanisme voor effectrapportage dat in 2003 bij de Commissie werd ingevoerd en dat is opgezet om de economische, sociale en milieu-effecten van belangrijke beleidsvoorstellen op een geïntegreerde wijze te evalueren en de afwegingen tussen concurrerende doelstellingen scherper te stellen. Tot dusver heeft de Commissie meer dan 50 effectbeoordelingen verricht op een brede waaier van beleidsterreinen, gaande van voorstellen voor de herverzekeringsrichtlijn tot beleidsrichtsnoeren voor de gemeenschappelijke marktordening voor suiker en de financiering van Natura 2000. Wat de externe component betreft, werden duurzaamheidseffectrapportages op de rails gezet voor alle grote handelsonderhandelingen.

Ontwikkeling van de methode van open coördinatie

De open-coördinatiemethode kan een krachtig instrument zijn om de uitwisseling van goede praktijken te stimuleren, belanghebbenden in het proces te betrekken en te mobiliseren, en druk uit te oefenen op de lidstaten om op een strategischere en geïntegreerdere wijze te werk te gaan en efficiënter beleid te gaan voeren. Zo hebben de Commissie en de lidstaten gemeenschappelijke doelstellingen en gemeenschappelijke indicatoren vastgelegd op het gebied van sociale integratie en pensioenen. De meeste lidstaten hebben meetbare doelen vastgesteld voor de vermindering van de armoede en de sociale uitsluiting.

Juiste prijzen, goede prikkels

Door ervoor te zorgen dat de marktprijzen een afspiegeling zijn van de werkelijke kosten van economische activiteiten voor de samenleving, wordt een stimulans gegeven om de productie- en consumptiepatronen te wijzigen. Marktconforme instrumenten zoals milieugerelateerde belastingen, emissiehandelsystemen en subsidies kunnen in dit verband een effectieve aanvulling vormen op klassieke regelgevende maatregelen. Er is de afgelopen jaren op dit gebied vooruitgang geboekt op EU-niveau, ofschoon de besluitvorming soms nog moeilijk verloopt, met name wat belastingen betreft, als gevolg van de vereiste unanimiteit in de Raad. Voorbeelden van de toepassing van marktconforme instrumenten door de EU zijn onder andere de energiebelastingrichtlijn van 2003, die het communautaire stelsel van minimumbelastingtarieven uitbreidt van minerale oliën tot andere energieproducten, en de EU-brede regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, die sinds 2005 in werking is om de reductiedoelstellingen van Kyoto te helpen bereiken.

Investeringen in wetenschap en technologie

Vooruitgang op het gebied van kennis en technologie is van cruciaal belang voor het bereiken van een evenwicht tussen economische groei en sociale en milieuduurzaamheid. Er kunnen talrijke synergieën worden benut tussen innovatie die kwaliteit en prestatie beoogt te verbeteren en innovatie die energiegebruik, afvalstromen en veiligheid beoogt te optimaliseren. Energie-efficiëntere toestellen verbruiken bijvoorbeeld minder natuurlijke hulpbronnen en leiden tot een lagere uitstoot. Investeringen in nieuwe technologieën zullen ook groei en werkgelegenheid creëren. De EU-actie op dit gebied voorziet onder meer in de duurzame ontwikkeling van activiteiten onder het zesde kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Het actieplan inzake milieutechnologieën bevordert technologieplatforms op waterstof- en brandstofcellen, fotovoltaïsche energie, duurzame chemie, watervoorziening en sanitatie. De EU stimuleert ook het gebruik van technologieën die een impact hebben op onze sociale stelsels, zoals de gezondheidsstelsels[7].

Communicatie met en mobilisatie van burgers en bedrijven

De civiele samenleving en de particuliere sector spelen een belangrijke rol bij duurzame ontwikkeling. Op EU-niveau werden verschillende initiatieven genomen om deze groepen aan te zetten tot actieve betrokkenheid en om de raadplegingsprocessen en de mobilisatie van belanghebbenden te verbeteren. De Commissie heeft onder andere minimumnormen vastgesteld voor de raadpleging van belanghebbenden en voor betere informatieverstrekking over en participatie in milieubesluitvorming. Zij heeft ook diverse initiatieven genomen ter bevordering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen.

- Niet-duurzame ontwikkelingen

Klimaatverandering en schone energie

In de afgelopen 100 jaar is de temperatuur in Europa sneller gestegen dan het mondiale gemiddelde (0,95°C in Europa in vergelijking met 0,7°C mondiaal); 8 van de 9 gletsjers trekken zich sterk terug; er is een toename van extreme weersgebeurtenissen[8], zoals droogtes, hittegolven en overstromingen. Om te voorkomen dat de mondiale temperatuursstijging een niveau bereikt waarop gevaarlijker gevolgen van de klimaatverandering waarschijnlijk worden, moeten de broeikasgasemissies wereldwijd sterk worden verminderd. Volgens sommige schattingen hebben extreme gebeurtenissen in 2002 tot een schadepost van 25 miljard euro[9] geleid. Een betrouwbare en betaalbare energievoorziening is helemaal geen gemeengoed in de ontwikkelingslanden, waar meer dan 2 miljard mensen afhankelijk zijn van biomassa (hout, afval enz.) als primaire energiebron en 1,6 miljard mensen geen toegang hebben tot elektriciteit.

Het Europees programma inzake klimaatverandering (ECCP) heeft een sleutelrol gespeeld bij de strijd tegen klimaatverandering in Europa. Dit programma herbergt cruciale energie-initiatieven en het onlangs opgezette EU-brede handelssysteem voor broeikasgasemissierechten, dat op 1 januari 2005 in werking is getreden. De EU stimuleert ook via haar regionale fondsen een aantal maatregelen die de klimaatverandering helpen aanpakken. Ofschoon uit de laatst beschikbare gegevens blijkt dat de EU15 tegen 2002 de broeikasgasemissies ten opzichte van 1990 met 2,9% had teruggedrongen, moet er toch nog veel meer worden gedaan om het streefcijfer van Kyoto, namelijk een vermindering van 8% ten opzichte van het ijkjaar 1990 in de periode 2008-2012, te bereiken. Internationaal is de EU ook een leidende rol blijven spelen bij het ijveren voor de ratificatie van Kyoto en het uitvoeren van de verplichtingen die op de wereldtop over duurzame ontwikkeling (WTDO) van 2002 in Johannesburg zijn aangegaan. In dit verband heeft de EU zich via de coalitie voor hernieuwbare energie van Johannesburg ingezet voor het mondiale gebruik van hernieuwbare energieën. Het EU-energie-initiatief, dat de toegang tot adequate, duurzame en betaalbare energiediensten op het platteland alsook in en rondom steden beoogt te verbeteren, is een bijdrage aan de WTDO.

In Europa wordt via een nieuw initiatief inzake energie-efficiency met vernieuwde inzet gestreefd naar echte vooruitgang op het gebied van energie-efficiency.

Volksgezondheid

Sinds 2001 zijn de gevaren voor de volksgezondheid in de EU alleen maar toegenomen. Lifestyle-gerelateerde en chronische ziekten nemen wereldwijd een hoge vlucht, waarbij zwaarlijvigheid (met een toename van 10-40% in de afgelopen 10 jaar in de meeste EU-landen) de grootste zorgen baart. De hiv-/aidsepidemie heeft wereldwijd haar hoogtepunt bereikt wat het aantal besmettingen ooit betreft (39,4 miljoen) en het aantal nieuwe meldingen van hiv-besmettingen is in Europa sinds 1996 meer dan verdubbeld. Door toegenomen contacten en mobiliteit over de hele wereld zijn de gezondheidsrisico’s ingevolge overdraagbare ziekten zoals vogelpest en sars gestegen. Bioterrorisme is een andere nieuwe factor. In ontwikkelingslanden werden recente vorderingen op het gebied van gezondheid en ontwikkeling tenietgedaan en de verspreiding van ernstige infectieziekten vormt een grote bedreiging voor hun ontwikkeling. Volgens ramingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) sterven wereldwijd jaarlijks meer dan 5 miljoen kinderen als gevolg van een ongezonde omgeving.

Voorbeelden van sinds 2001 genomen beleidsmaatregelen zijn onder meer de financiering van genoomonderzoek om de resistentie tegen antibiotica te bestrijden, de opzet van gezamenlijke EU-netwerken voor surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten, de vaststelling van een voorstel voor een nieuw EU-regelgevingskader voor chemische stoffen (REACH), de vaststelling van het Europees actieplan voor milieu en gezondheid 2004-2010 en de oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en een Europees Centrum voor overdraagbare ziekten.

In internationaal verband heeft de EU de financiële middelen om ziekten zoals hiv/aids, tuberculose en malaria te bestrijden, fors verhoogd. Ook zijn bijdragen geleverd om de prijs van essentiële farmaceutische producten voor de ontwikkelingslanden te verlagen.

Armoede en sociale uitsluiting

Armoede en sociale uitsluiting vormen een toenemend probleem. In de EU wordt circa 15% van de bevolking geconfronteerd met het risico van inkomensarmoede. In enkele nieuwe lidstaten is de situatie bijzonder zorgwekkend. Andere verontrustende tendenzen zijn de overdracht van armoede en uitsluiting tussen generaties en de onevenredig hoge last die op sommige bevolkingsgroepen (zoals werklozen, alleenstaande ouders, mensen met een handicap, etnische minderheden) rust. Wereldwijd moeten 2,8 miljard mensen op een totale wereldbevolking van 6 miljard overleven met minder dan 2 euro per dag.

De EU-lidstaten zijn overeengekomen om hun beleid ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting te coördineren door gemeenschappelijke doelen vast te stellen, nationale actieplannen op te zetten en deze te evalueren met behulp van gemeenschappelijke voortgangsindicatoren. De Europese Commissie ondersteunt dit coördinatieproces. Aan de verwezenlijking van deze doelstelling wordt ook bijgedragen met middelen uit het Europees regionaal beleid, bijvoorbeeld via investeringen in onderwijs, opleiding en lokale werkgelegenheid.

Om het probleem op mondiaal niveau aan te pakken, heeft de EU van de aanzienlijke vermindering en uiteindelijk de uitroeiing van armoede het hoofddoel van haar ontwikkelingsbeleid gemaakt. In het kader van het nieuwe mondiale partnerschap voor de uitroeing van armoede en duurzame ontwikkeling dat op de topontmoetingen van Doha, Monterrey en Johannesburg tot stand is gebracht, werd een brede waaier van acties opgezet.

Een vergrijzende samenleving

Berekeningen geven aan dat de bevolkingsgroei in de EU tot stilstand zal komen en dat een krimpende en vergrijzende beroepsbevolking een toenemend aantal ouderen zal moeten ondersteunen. De afhankelijkheidsratio van ouderen zou stijgen van 24% in 2004 tot 47% in 2050.

Ofschoon een toenemende levensverwachting een belangrijke verwezenlijking is, werpt Europa’s vergrijzende samenleving ook een aantal duurzaamheidsvragen op waarop een antwoord moet worden gevonden. Migratie noch een snelle stijging van de geboortecijfers kan voorkomen dat het aandeel ouderen in de bevolking in de komende twintig jaar fors zal stijgen.

Samen met de lidstaten werkt de Commissie aan de modernisering van de stelsels van sociale bescherming om ervoor te zorgen dat zij betaalbaar blijven en aan de behoeften van de samenleving voldoen. Een van de maatregelen bestaat erin het arbeidzame leven van oudere werkenden te verlengen. Het door de Europese Raad van Barcelona vastgestelde streefdoel is dat 50% van de groep van 55- tot 64-jarigen tegen 2010 nog aan het werk is en dat de effectieve uittredingsleeftijd tegen 2010 met vijf jaar wordt verhoogd. Wat de zorgstelsels betreft, moet niet alleen het financiële plaatje op orde worden gebracht, maar zijn er ook aanpassingen nodig om de verwachte toename van de vraag als gevolg van het grotere aantal ouderen te kunnen opvangen, waarbij met name de toegang tot de zorg wordt verbeterd. De Unie faciliteert de gestructureerde samenwerking op dit gebied alsook de uitwisseling van goede praktijken.

Beheer van natuurlijke rijkdommen

Door de snelle groei van de wereldbevolking zullen er tegen 2010 al 400 miljoen mensen meer op aarde wonen dan nu het geval is, vooral in stedelijke gebieden. In een wereld waarin de wederzijdse afhankelijkheid almaar groter wordt, kunnen we niet blijven produceren en consumeren zoals vandaag. De biodiversiteit wordt bedreigd. Wereldwijd worden 15 500 plant- en diersoorten sterk met uitsterven bedreigd. In de afgelopen decennia hebben nagenoeg alle vormen van ecosystemen en alle soorten (dieren, planten, bossen, zoet water, vruchtbare grond enz.) al zeer zwaar te lijden gehad. Ook zoet water is een van de kostbare natuurlijke rijkdommen die onder druk staat. Algemeen vormt de mondiale watercrisis een bedreiging voor mensenlevens en duurzame ontwikkeling en uiteindelijk ook voor vrede en veiligheid.

Tot de beleidsmaatregelen die werden genomen om de achteruitgang van de biodiversiteit tegen 2010 een halt toe te roepen - een doel dat de EU zichzelf heeft gesteld -, behoren de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid, en de oprichting van het Natura 2000-netwerk. Een mededeling waarin wordt bekeken hoe de achteruitgang van de biodiversiteit tegen 2010 een halt kan worden toegeroepen, is in voorbereiding. Tot de maatregelen ter bevordering van het efficiënte gebruik van de hulpbronnen behoren de EU-richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en mededelingen van de Commissie over geïntegreerd productbeleid. In de periode 2000-2006 zet de Europese Unie ook aanzienlijke bedragen uit de structuurfondsen en het cohesiefonds in voor de medefinanciering van investeringen ten behoeve van milieu- infrastructuur en de sanering en het onderhoud van industrie-, stads- en natuurgebieden.

Onder de internationale initiatieven valt het EU-waterinititatief “Water for Life”, dat een vervolg is op de wereldtop over duurzame ontwikkeling. De EU speelt ook een toonaangevende rol bij het Verdrag inzake biologische diversiteit en bij de werkzaamheden die tot doel hebben een tienjarenkader van programma’s inzake duurzame productie en consumptie op te stellen.

Grondgebruik en vervoer

Ondanks de nagestreefde ontkoppeling van vervoer en BBP is de vervoerstoename nog altijd groter dan de stijging van het BBP. Dit heeft gevolgen op heel wat gebieden, gaande van verkeersfiles en gezondheidsproblemen als gevolg van luchtvervuiling tot verhoogde CO2-emissies, die de EU-streefcijfers inzake klimaatverandering negatief beïnvloeden.

De EU heeft een aantal beleidsinitiatieven opgezet om de negatieve effecten van de vervoerstoename te beperken. Zij stimuleert de overschakeling van wegvervoer naar andere vervoerswijzen waarbij het milieu minder zwaar wordt belast, zoals het gebruik van schone bussen en vervoer over het water en per spoor. De Commissie heeft ook voorgesteld dat de lidstaten infrastructuurheffingen invoeren om de vraag naar vervoer te beïnvloeden, met name door de omstandigheden te creëren waarin de prijzen die de gebruikers van vervoer betalen, de volledige kosten voor de samenleving weerspiegelen (bv. de richtlijn betreffende het Eurovignet), maar dit gebeurt slechts in beperkte mate. Daarnaast werd, onder impuls van EU-wetgeving en –initiatieven, aanzienlijke vooruitgang geboekt op het gebied van voertuig- en brandstoftechnologie, ofschoon deze werd tenietgedaan door de toename in de vraag naar en het volume van het vervoer. Tot slot worden acties ondernomen ter verbetering van het beheer van de stedelijke omgeving en het grondgebruik, bijvoorbeeld via het EU-structuurfondsprogramma Urban II en het kaderprogramma voor onderzoek. Daarnaast werkt de Commissie aan een thematische strategie voor het stadsmilieu, die in 2005 zal worden gepubliceerd.

Externe aspecten van duurzame ontwikkeling

Behalve op het gebied van de hierboven beschreven niet-duurzame ontwikkelingen heeft de EU met onder meer de volgende acties geijverd voor duurzame ontwikkeling op mondiaal niveau:

- Beheersing van de globalisering

Globalisering is de nieuwe context waarin duurzame ontwikkeling tot stand moet worden gebracht. Ofschoon globalisering een belangrijke prikkel kan vormen voor duurzame ontwikkeling, zijn de voordelen die eruit voortvloeien al te vaak ongelijk verdeeld tussen en binnen landen en kan integratie zonder flankerende regelgeving negatieve effecten sorteren op het milieu en de maatschappij als geheel.

De EU ondersteunt een coherente en geïntegreerde aanpak van globaliseringsvraagstukken in de WTO, de internationale financiële instellingen (IFI’s) en alle VN-organen. Zij wil ook de rol van cruciale organen, zoals bijvoorbeeld de Internationale Arbeidsorganisatie, versterken.

De lopende WTO-onderhandelingen – de Doha-ontwikkelingsagenda – zijn van wezenlijk belang voor een effectieve en billijke integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie. Op een groot aantal punten waarover sinds 2002 in de Doha-ronde wordt onderhandeld, heeft de EU zich steeds ingezet voor de verwezenlijking van haar doelstellingen inzake de bevordering van mondiale duurzame ontwikkeling over de hele linie. Aangezien de inspanningen van de ontwikkelingslanden om zich in het mondiale handelssysteem te integreren, effectief moeten worden ondersteund, heeft de EU ook besloten om handelsgerelateerde bijstand prioriteit te geven in haar ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en werd deze dimensie geïntegreerd in alle relevante niveaus van besluitvorming over de toewijzing van middelen.

Daarnaast heeft de EU, na afloop van de WTDO, nog belangrijke stappen gezet om ondersteunende activiteiten uit te voeren die betrekking hebben op handelsbeleid dat buiten de Doha-ontwikkelingsagenda valt; zo heeft zij zich verder ingespannen om een belangrijke plaats in te ruimen voor duurzame ontwikkeling in alle lopende of toekomstige bilaterale of regionale onderhandelingen.

- Beter bestuur op mondiaal niveau

Goed bestuur en de bevordering van democratie zijn kritieke factoren voor de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. In de millenniumverklaring is bepaald dat de totstandbrenging van een klimaat dat bevorderlijk is voor ontwikkeling en voor de uitroeiing van armoede, onder meer afhankelijk is van goed bestuur binnen elk land, goed bestuur op internationaal niveau en transparantie in de financiële, monetaire en handelssystemen.

Institutionele capaciteitsopbouw, goed bestuur en de rechtsstaat zijn door de Commissie aan de orde gesteld in een mededeling over bestuur en ontwikkeling, die was gewijd aan de opbouw van instituties en de dialoog over bestuur in de uiteenlopende situaties waarin een land zich kan bevinden. Voorts werden inspanningen geleverd om duurzame ontwikkeling te stimuleren in alle bestaande regionale en internationale samenwerkingsovereenkomsten en beleidsinstrumenten. Daarnaast heeft het streven naar een sterker internationaal bestuur ten behoeve van duurzame ontwikkeling altijd centraal gestaan in de inspanningen van de EU om een effectief multilateralisme tot stand te brengen.

- Ontwikkelingsfinanciering

De millenniumontwikkelingsdoelstellingen kunnen niet worden verwezenlijkt zonder de noodzakelijke financiële middelen. Het VN-streefcijfer dat landen 0,7% van hun bruto binnenlands product (BBP) aan officiële ontwikkelingshulp (ODA) besteden, wordt evenwel nog lang niet bereikt.

De EU heeft haar bijdrage aan het “proces van ontwikkelingsfinanciering” in acht expliciete verbintenissen vastgelegd, die op 14 maart 2002 door de Europese Raad van Barcelona zijn goedgekeurd. Volgens het laatste monitoringverslag zou de ontwikkelingshulp van de uitgebreide Unie (25 lidstaten) als geheel het tussentijdse streefcijfer van 0,39% ODA/BBP overschrijden en tegen 2006 tot 0,42% ODA/BBP oplopen, wat overeenstemt met een bedrag van circa 38,5 miljard euro. In de periode 2002–2006 wordt in totaal een bedrag van 19 miljard euro aan bijkomende middelen vrijgemaakt.

Deel II: De uitdagingen aanpakken

5. KRACHTLIJNEN VOOR DE TOEKOMST

Gelet op de aanhoudende uitdagingen moet de Unie niet alleen vasthouden aan haar streven naar een langetermijnbenadering van duurzame ontwikkeling en een betere levenskwaliteit, maar moet zij ook de middelen vinden om deze uitdagingen effectiever aan te pakken.

5.1. Bevestiging van de basisbeginselen van de strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling

In het voorwoord zijn het concept duurzame ontwikkeling en de complementariteit tussen de strategie voor duurzame ontwikkeling en de strategie van Lissabon uiteengezet.

In de herziene strategie zal het fundamentele driedimensionale karakter van duurzame ontwikkeling als hoeksteen van de strategie worden gehandhaafd, dat wil zeggen dat een dergelijke ontwikkeling slechts kan worden bewerkstelligd als economische groei, sociale integratie en milieubescherming hand in hand gaan, zowel in Europa als elders in de wereld.

In de herziene strategie zal ook de bijdrage van de EU aan mondiale duurzame ontwikkeling worden meegenomen , enerzijds door de internationale aspecten van de zes in de strategie opgenomen niet-duurzame ontwikkelingen in aanmerking te nemen, anderzijds door het externe EU-beleid dat bijdraagt aan mondiale duurzame ontwikkeling, in de strategie te integreren. Op die manier zal de EU haar verbintenis om een leidende rol te spelen als aanjager van de duurzame-ontwikkelingsagenda op mondiaal niveau, bevestigen en versterken.

5.2. Bevestiging van de nieuwe aanpak inzake beleidsvorming en beleidscoherentie

In de herziene strategie zal de ‘nieuwe beleidsaanpak’ worden bekrachtigd als het voornaamste instrument om duurzame ontwikkeling centraal te plaatsen in de EU-beleidsvorming. De toekomstige EU-strategie voor duurzame ontwikkeling zal met name een verdere stimulans geven aan de verschillende onderdelen van de EU-agenda voor betere regelgeving, waaronder effectbeoordeling, raadpleging van belanghebbenden en vereenvoudiging van de regelgeving.

Dit betekent dat een duurzame en kosteneffectieve beleidsvorming ook in de toekomst zal worden ondersteund door betere regelgeving, onder meer via een effectievere toepassing van een evenwichtig effectbeoordelingsmechanisme met betrekking tot nieuwe initiatieven van de Commissie op het gebied van zowel intern als extern beleid. Bij belangrijke handelsakkoorden zullen ook in de toekomst duurzaamheidseffectrapportages worden verricht. Ofschoon dit instrument onlangs werd verfijnd in het licht van de eerste lessen die uit de toepassing ervan werden getrokken[10],,zal er verder worden gezocht naar mogelijkheden om de methode nog te verbeteren, met name wat betreft de economische, sociale en milieuaspecten van duurzame ontwikkeling. In dit verband is de Commissie ook van plan om de wijze waarop belanghebbenden over EU-beleid worden geraadpleegd, te verbeteren. Voorts zal er aandacht worden besteed aan de noodzaak om werk te maken van een passende follow-up van het interinstitutioneel akkoord over beter wetgeven[11] (bv. om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en de Raad dezelfde beginselen en normen inzake effectbeoordeling toepassen wanneer zij Commissievoorstellen ingrijpend willen wijzigen en de effecten daarvan beoordelen).

In de nieuwe aanpak is ook de open-coördinatiemethode opgenomen, met name op het gebied van sociale integratie, toegang tot de arbeidsmarkt en sociale bescherming, waar deze methode een sleutelrol vervult bij de modernisering van de stelsels van sociale bescherming.

Als onderdeel van de nieuwe beleidsaanpak zal de Commissie zich blijven inzetten voor het gebruik van marktconforme instrumenten die de werkelijke kosten weerspiegelen van het gebruik van hulpbronnen en de milieu-effecten ervan voor de samenleving. Aan de lidstaten zal bijvoorbeeld worden gevraagd te onderzoeken hoe zij de belastingdruk op arbeid kunnen verminderen en deze naar milieuschadelijke factoren kunnen verschuiven. De herziene strategie zal ook het belang van investeringen in wetenschap en technologie voor duurzame ontwikkeling blijven benadrukken. Milieu-innovaties kunnen onder meer verder worden gestimuleerd via het EU-programma voor onderzoek, het innovatiebeleid van de Commissie en overheidsopdrachten. Ook de uitwisseling van informatie over duurzaam onderzoek en duurzame wetenschap en technologie met externe partners zal worden bevorderd.

5.3. Blijvende aandacht voor essentiële niet-duurzame ontwikkelingen en nader onderzoek van de verbanden tussen niet-duurzame ontwikkelingen

Ook de herziene strategie zal gericht zijn op belangrijke ontwikkelingen die een bedreiging vormen voor duurzame ontwikkeling. Vele hiervan kunnen slechts door langdurige en onafgebroken actie worden bestreden en dit zal ingrijpende structurele aanpassingen vereisen in de wijze waarop onze samenlevingen en economieën functioneren. Dat mag evenwel geen excuus zijn om op de korte termijn geen actie te ondernemen.

Daarom zullen bij de evaluatie de niet-duurzame ontwikkelingen die in de huidige strategie worden aangepakt, grondig worden doorgelicht teneinde doelstellingen en noodzakelijke maatregelen voor de komende jaren in kaart te brengen. De in 2001 vastgestelde prioriteitsgebieden moeten ook in overeenstemming worden gebracht met de internationale verbintenissen die de EU is aangegaan op de wereldtop over duurzame ontwikkeling en de VN-conferentie inzake ontwikkelingsfinanciering, de VN-millenniumverklaring en andere daarmee verband houdende multilaterale overeenkomsten en toezeggingen van de EU. Voorts zullen zij worden bijgewerkt in het licht van de toetreding van de tien nieuwe EU-lidstaten – en het vooruitzicht van verdere uitbreiding in een nabije toekomst – die nieuwe uitdagingen stelt aan de capaciteit van de EU om de niet-duurzame ontwikkelingen aan te pakken. In dit verband zal bij de evaluatie ook worden nagegaan of het dienstig is een beperkt aantal nieuwe of niet eerder in aanmerking genomen ontwikkelingen, waaronder economisch niet-duurzame ontwikkelingen, aan de herziene strategie toe te voegen.

Ten slotte zal in de herziene strategie meer aandacht worden besteed aan het in kaart brengen van onderlinge verbanden tussen de geselecteerde niet-duurzame ontwikkelingen. Er zal worden gestreefd naar maximale positieve synergieën en minder compromissen. Door bijvoorbeeld een verschuiving te stimuleren van het vervoer over de weg naar het vervoer per spoor kan de uitstoot van broeikasgassen worden verminderd en tegelijkertijd de verkeerscongestie worden bestreden (en zo een ‘win/win’-situatie worden gecreëerd). Of door te investeren in fundamentele technologische wijzigingen kan de concurrentiekracht worden vergroot en kunnen tegelijkertijd de kwaliteit van het milieu en de sociale cohesie worden verbeterd.

5.4. Vaststelling van doelstellingen, streefcijfers en mijlpalen

Bij de in 2001 opgezette strategie werden voor elk van de niet-duurzame ontwikkelingen hoofddoelstellingen op de middellange termijn vastgesteld alsook een aantal maatregelen om deze ontwikkelingen aan te pakken. In de herziene strategie zal worden bevestigd dat er duidelijker doelstellingen, streefcijfers en daarmee samenhangende termijnen moeten komen om de aandacht te richten op het ondernemen van actie op prioriteitsgebieden en om de vooruitgang te kunnen meten.

Ofschoon de ontwikkelingen langdurige problemen betreffen die om langdurige oplossingen vragen, is de enige manier om er zeker van te zijn dat de maatschappij de goede richting uitgaat, het vaststellen van duidelijke tussentijdse streefdoelen en het meten van de vooruitgang. Het vaststellen van langetermijndoelstellingen mag derhalve geen voorwendsel zijn om actie uit te stellen.

Daarom zullen in de herziene strategie nieuwe hoofddoelstellingen worden opgenomen voor elk van de niet-duurzame ontwikkelingen, en tussentijdse mijlpalen worden gedefinieerd aan de hand waarvan de EU de werkelijke vooruitgang kan meten. De operationele doelstellingen en actieplannen zullen worden vastgesteld in het kader van het relevante interne of externe sectorale beleid, dat ook het belangrijkste instrument wordt voor de tenuitvoerlegging en de monitoring van de beleidsinitiatieven, inclusief internationale verbintenissen uit hoofde van de millenniumverklaring en de topontmoetingen van Barcelona en Monterrey.

5.5. Effectieve monitoring

Het besluit van Göteborg om de strategie ieder jaar op de voorjaarsontmoeting te evalueren, heeft de verwachtingen niet ingelost. In de herziene strategie zal een versterkt rapportagemechanisme worden opgezet, dat de nadruk zal leggen op de verwezenlijking van de strategiedoelstellingen op de korte en de middellange termijn, waarbij de huidige verslagen over duurzame ontwikkelingsthema’s zoveel mogelijk worden gecombineerd en vereenvoudigd. Tevens zullen de verantwoordelijkheden van de verschillende instellingen (in het bijzonder de rol van de Europese Raad en het Europees Parlement) in het monitoringproces worden verduidelijkt.

De monitoring zal met name worden verricht op basis van door de Commissie ontwikkelde indicatoren voor duurzame ontwikkeling. Deze zullen onder meer voortbouwen op de diverse indicatoren die werden ontwikkeld in het kader van de sectorale beleidsprocessen en op de reeks structurele indicatoren waarin deze al werden gebundeld en waarmee werd toegezien op de vooruitgang bij de verwezenlijking van de Lissabon-doelstellingen. Ter ondersteuning van een effectieve monitoring zullen er ook meer inspanningen worden geleverd om nieuwe modellen te ontwikkelen, voorspellingen te doen en wetenschappelijke gegevens te verzamelen.

5.6. Meer eigen inbreng en een sterkere samenwerking met publieke en particuliere actoren op alle niveaus

Er moet verdere actie worden ondernomen om belanghebbenden op alle niveaus bewust te maken, te mobiliseren en in het proces te betrekken. Het moet duidelijk zijn wie verantwoordelijk is voor welke actie op welk tijdstip. Om dat te bereiken zal de Commissie nagaan hoe effectieve partnerschappen kunnen worden opgezet met het bedrijfsleven, de vakbonden, niet-gouvernementele organisaties en consumentenorganisaties, met name om samen te zoeken naar mogelijkheden om de niet-duurzame ontwikkelingen die in de context van de herziene strategie in kaart werden gebracht, te helpen terug te dringen.

Er zal worden gestreefd naar grotere overeenstemming tussen EU-, mondiale, nationale, regionale en lokale initiatieven ter bevordering van duurzame ontwikkeling. In dit verband kan worden gedacht aan het vaststellen van gemeenschappelijke prioriteiten voor elk van de hoofddoelstellingen, het op gang brengen van een proces waarin lidstaten en/of regio’s van elkaar leren, of het opzetten van mechanismen voor de permanente uitwisseling van informatie over best practice .

De EU zal ook haar inspanningen moeten opvoeren om andere delen van de wereld, zowel industrie- en transitielanden als ontwikkelingslanden, tot verdere actie te bewegen. De Commissie zal ernaar streven de dialoog over duurzame ontwikkelingsdoelstellingen met partners van buiten de EU te ontwikkelen, met name overheidsdiensten en de civiele samenleving in derde landen alsook internationale organisaties en ngo’s die zich bezighouden met globaliseringsvraagstukken.

6. VOLGENDE STAPPEN

De Commissie verzoekt de Europese Raad, de Raad, het Europees Parlement, de lidstaten, regionale overheden en alle geledingen van de civiele samenleving om opmerkingen te maken op de voorgestelde krachtlijnen voor de strategie. Een eerste gelegenheid voor debat dient zich aan met het forum van belanghebbenden, dat door het Europees Economisch en Sociaal Comité wordt georganiseerd op 14 en 15 april 2005. De Commissie zal vervolgens later dit jaar een voorstel voor een herziene EU-strategie voor duurzame ontwikkeling presenteren.

[1] De resultaten van beide bijdragen worden in deel 1 en 2 van werkdocument SEC(2005)225 van de Commissiediensten nader toegelicht. Het volledige verslag van de Commissie over de resultaten van de raadpleging kan binnenkort worden geraadpleegd ophttp://europa.eu.int/comm/sustainable/pages/review_en.htm.

[2] Artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

[3] COM(2005) 12 van 26.1.2005: “Strategische doelstellingen 2005-2009 – Europa 2010: een partnerschap voor Europese vernieuwing: welvaart, solidariteit en veiligheid”.

[4] COM(2002) 82 van 13.2.2002: "Naar een wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling".

[5] COM(2001) 264: “Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling”, blz. 2.

[6] SEC(2005) 225.

[7] Zie bijvoorbeeld het onlangs aangenomen actieplan voor e-gezondheidszorg: “Een betere gezondheidszorg voor de burgers van Europa: een actieplan voor een Europese Ruimte voor e-gezondheidszorg“, COM(2004) 356.

[8] EMA-rapport “Impacts of Europe’s changing climate”, augustus 2004.

[9] Münchener Rück, GeoRisikoForschung, januari 2004.

[10] Zie “Impact Assessment: Next Steps – in support of Competitiveness and Sustainable Development”, SEC(2004) 1377 van 21.10.2004.

[11] Interinstitutioneel akkoord - “Beter wetgeven” (PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1).