52004DC0240

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité betreffende de uitvoering van de communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (COM(2001) 593) /* COM/2004/0240 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ betreffende de uitvoering van de communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (COM(2001) 593)

1. Context

Dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (PCB's) vormen een groep toxische en persistente chemische stoffen die nadelige gevolgen hebben voor de gezondheid van de mens en het milieu. Ze kunnen het immuunstelsel, het zenuwstelsel, het endocriene stelsel en de voortplantingsorganen aantasten en worden er ook van verdacht dat ze kanker veroorzaken. Foetussen en zuigelingen zijn het kwetsbaarst voor blootstelling. Het publiek, de politiek en de wetenschappelijke wereld maken zich grote zorgen over de negatieve effecten van een langdurige blootstelling aan zelfs de kleinste hoeveelheden dioxinen en PCB's op de gezondheid van de mens en het milieu.

De afgelopen twee decennia is er via allerlei beperkende maatregelen al een algehele daling van de dioxine- en PCB-concentraties gerealiseerd, maar er moeten verdere maatregelen worden genomen om de gezondheid van de mens te beschermen. Om de opname door de mens te verlagen is het belangrijk dat de concentraties in de voedselketen afnemen, aangezien de consumptie van voedsel voor de blootstelling van de mens de belangrijkste route is. Verontreiniging van de voedselketen wordt veroorzaakt door de verontreiniging van het milieu. Daarom moeten er zowel voor het milieu als voor de voeding en diervoeders maatregelen worden genomen om de aanwezigheid van dioxinen en PCB's te verminderen. Op 24 oktober 2001 heeft de Commissie een mededeling aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité vastgesteld over een communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen [1]. De strategie bestaat uit twee delen: een strategie om de aanwezigheid van dioxinen en PCB 's in het milieu te reduceren en een strategie om de aanwezigheid van dioxinen en PCB's in diervoeders en voeding te reduceren.

[1] COM(2001) 593 def.

Op 12 december 2001 heeft de Raad Milieu conclusies over de mededeling van de Commissie vastgesteld, waarin steun voor de strategie van de Commissie wordt uitgesproken en de Commissie wordt verzocht eind 2003 en vervolgens om de drie jaar verslag uit te brengen over de uitvoering van de strategie. Deze mededeling is het eerste verslag waarin een overzicht wordt gegeven van de belangrijkste vorderingen in de eerste twee jaar (eind 2001 tot eind 2003), uitgesplitst over de maatregelen voor het milieu (hoofdstuk 2) en de maatregelen voor diervoeders en voeding (hoofdstuk 3).

2. Vorderingen bij de maatregelen voor het milieu

2.1. Inleiding

In de strategie, die een periode van tien jaar bestrijkt, wordt een groot aantal maatregelen op korte, middellange en lange termijn vermeld. Bij de uitvoering van de strategie is prioriteit gegeven aan aspecten die in de conclusies van de Raad met nadruk worden genoemd, onder andere de betrokkenheid van de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten (zie 2.2).

Andere cruciale activiteiten op korte tot middellange termijn zijn bijvoorbeeld onderzoek (zie 2.3), bewustmaking van het publiek (zie 2.4), samenwerking op internationaal niveau (zie 2.5) en de ontwikkeling van referentiedocumenten voor de beste beschikbare technieken (zie 2.6).

Voor de lange termijn liggen de activiteiten op het gebied van de doelstellingen voor milieu en gezondheid in het Zesde Milieuactieprogramma. Tot deze activiteiten behoren de geïntegreerde verzameling van gegevens om een koppeling te leggen tussen milieu en gezondheid, het creëren van programma's voor monitoring en de specificatie van nieuwe maatregelen (zie 2.7 en 2.8). De op dit gebied ondernomen activiteiten zijn gekoppeld aan de Europese strategie voor milieu en gezondheid [2] en de resultaten zullen bijdragen tot de formulering van het Actieplan voor milieu en gezondheid (2004-2010) dat in juni 2004 zal worden gepresenteerd.

[2] COM(2003) 338 def.

Op sommige gebieden verkeren de werkzaamheden nog in de beginfase en deze worden samen met een overzicht van de resultaten van de studie "Voorbereidende activiteiten op het gebied van dioxinen en PCB's" kort samengevat onder het punt "Overige vorderingen" (zie 2.9).

2.2. Toetredende landen en kandidaat-lidstaten

Aan de behoeften van de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten wordt op drie belangrijke punten gewerkt: de behoefte aan specificatie van de emissiebronnen, de behoefte aan bepaling van de verontreinigingsniveaus en de blootstelling van de mens en de behoefte aan de ontwikkeling van deskundigheid en capaciteiten op het gebied van dioxinen. Op dit gebied zijn drie projecten gelanceerd, waarin alle dertien toetredende landen en kandidaat-lidstaten worden bestreken. Deze projecten worden hier beschreven.

2.2.1. De emissie in toetredende landen en kandidaat-lidstaten

Het project "De emissie van dioxinen in toetredende landen en kandidaat-lidstaten" [3] omvat twee hoofdactiviteiten: 1) de opstelling van een inventaris van de emissie van dioxinen naar lucht, water en bodem in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten en 2) de uitvoering van een reeks ondersteunende metingen van de emissie naar de lucht om de kwaliteit van de kennis omtrent de emissie van dioxinen in deze landen te verbeteren.

[3] http://www.shmu.sk/sms/dioxin-BA/

Een secundaire doelstelling van de activiteiten is ondersteuning van de ontwikkeling van capaciteiten en deskundigheid binnen deze landen tot het niveau dat nodig is voor het EU-beleid op het gebied van dioxinen. Daarom worden de werkzaamheden aan zowel de inventaris als de metingen in nauwe samenwerking met de nationale deskundigen uitgevoerd. De resultaten van het project kunnen de landen helpen bij het opzetten en voltooien van een databank met bronnen van dioxinen en emissiefactoren.

Het project is nu in de beginfase. De deelnemende landen werken aan de verstrekking van de gegevens en informatie die nodig zijn om de eerste versie van de inventaris samen te stellen. De eerste reeks metingen is in het najaar en de winter van 2003 uitgevoerd. Bedrijven uit de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten en anderen zijn onlangs uitgenodigd om voorstellen in te dienen voor de uitvoering van de metingen.

2.2.2. Milieuconcentraties en blootstelling van de mens in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten

Het project "Dioxinen en PCB's: Milieuconcentraties en blootstelling van de mens in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten" [4] is bedoeld om een overzicht te maken en een analyse uit te voeren van de beschikbare gegevens over zowel de milieuconcentraties van dioxinen en PCB's in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten als de blootstelling van de mens aan deze stoffen. Een secundaire doelstelling van het project is een bijdrage te leveren tot capaciteitsopbouw.

[4] http://www.eu-pops.org/

Er wordt nog gewerkt aan de verzameling en evaluatie van informatie over de milieuconcentratie van verontreinigende stoffen en de blootstelling van de mens. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de bevoegde instanties en deskundigen uit de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten. Er zijn significante verschillen in de beschikbaarheid van gegevens tussen de landen, voornamelijk vanwege de verschillen in de mate waarin monitoring en onderzoek plaatsvinden. De verkregen informatie zal worden gestructureerd en waar mogelijk zullen de resultaten worden vergeleken met de corresponderende gegevens voor de EU.

Voor vrijwel alle landen is informatie verzameld over bevoegde deskundigen, instellingen, laboratoria en installaties voor de vernietiging van PCB's. Wat de regelgeving betreft, lijkt het erop dat de belangrijkste voorschriften van de EU-wetgeving in alle landen in de nationale wetgeving is omgezet, hoewel er nog geen sprake is van een volledige tenuitvoerlegging.

2.2.3. Het project van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek op het gebied van de emissie in de Midden- en Oost-Europese landen (uitbreiding van de mobiele en stationaire emissienormen tot de toetredende landen en kandidaat-lidstaten om de integratie te ondersteunen)

Dit project [5], dat een van de activiteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) voor de ondersteuning van de uitbreiding is, is naar aanleiding van de conclusies van de Raad aangepast om te helpen bij de uitvoering van de strategie voor dioxinen in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten. Binnen dit project zijn er verschillende deelprojecten uitgevoerd teneinde zowel de kennis van de situatie te verbeteren als wetenschappers uit al deze landen op te leiden op het gebied van aspecten van dioxinen.

[5] GCO-rapport EUR 20779, beschikbaar op http://europa.eu.int/comm/environment/ dioxin/.

Uit de resultaten blijkt dat het profiel van de dioxinebronnen en de betrokken technologie in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten verschilt van het profiel in de lidstaten: zo nemen niet-industriële bronnen, zoals woningverwarming met kolen, een veel groter aandeel voor hun rekening. Het risico bestaat dan ook dat de emissie van dioxinen in de rapportage te laag wordt ingeschat. Aangezien de belangrijkste brongerichte beleidsinstrumenten van de EU niet in eerste instantie gericht zijn op kleine bronnen, zullen deze wellicht niet volstaan om de emissie van dioxinen in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten te verlagen. Er zullen nationale benaderingen moeten worden ontwikkeld om iets aan dit probleem te doen.

De verbranding van huisvuil is in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten voor minder gebruikelijk dan in de EU. De emissie van dioxinen uit deze bronnen is dan ook niet zo hoog als deze in de EU was toen er nog minder controle was op verbrandingsinstallaties van huisvuil. Verbrandingsinstallaties voor gevaarlijk en ziekenhuisafval kunnen echter, althans in sommige landen, belangrijke bronnen van emissie zijn.

Er is een tekort gesignaleerd aan groepen die voldoende kennis voor de bemonstering van dioxinen hebben, hoewel sommige landen laboratoria voor de analyse van dioxinen hebben. Van de vier laboratoria die hebben deelgenomen aan een internationaal onderling vergelijkend onderzoek naar de analyse van dioxinen, bleken er drie zeer nauwkeurig te zijn en was er slechts één die minder goede prestaties leverde. Het tekort aan groepen voor bemonstering zou de toepassing van EU-instrumenten om de emissie van dioxinen te beperken wel eens moeilijk kunnen maken.

Er is een uitgebreid netwerk van meer dan 100 partners uit de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten gecreëerd en er zijn verschillende workshops georganiseerd. De opleidingsworkshop over "Bepaling van dioxinen in industriële emissies" werd bijgewoond door 34 wetenschappers uit de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten. De reacties van de deelnemers waren positief, aangezien veel van deze landen geen ervaring hebben met de bemonstering van de emissie van dioxinen maar nog dringend moeten werken aan de ontwikkeling van capaciteiten om monitoring voor toezicht op de naleving en de verlening van vergunningen mogelijk te maken.

Tijdens een workshop over kleine emissiebronnen van dioxinen werd gesignaleerd dat er harder moet worden gewerkt aan onderzoek naar de bijdrage van de verbranding van kolen tot de emissie van dioxinen. Het GCO werkt aan de voorbereiding van activiteiten om hier iets aan te doen.

2.3. Onderzoek

2.3.1. Modernisering van de laboratoriuminstallaties van het GCO

in de loop van 2002 zijn de laboratoriuminstallaties voor dioxinen van het GCO gemoderniseerd en zijn ook dioxineachtige PCB's in de bestaande procedure voor dioxinen en furanen opgenomen. De resultaten van de installaties zijn geëvalueerd en bevestigd via de succesvolle deelname aan twee internationale experimenten voor onderlinge kalibratie voor verschillende bronnen zoals vliegas, bodem, sediment en vis.

2.3.2. Dioxinen en andere persistente organische verontreinigende stoffen (POP's) in bijproducten, recyclaten en afval en hun vermogen om in de voedselketen terecht te komen - fase II

Het eindrapport over het project "Dioxinen en andere POP's in bijproducten, recyclaten en afval en hun vermogen om in de voedselketen terecht te komen - fase II" [6] is in september 2002 gepubliceerd. Dit is een voortzetting van de studie "Evaluatie van het voorkomen van dioxinen en POP's in afval en hun vermogen om in de voedselketen terecht te komen", waarin werd onderzocht in hoeverre het gebruik van verontreinigd afval bij de productie van diervoeders via de voedselketen een bedreiging kan vormen voor de volksgezondheid. In fase II werden ontbrekende gegevens, die tijdens de eerste studie waren gesignaleerd, aangevuld en werden een bemonsteringsprogramma en een bemonsteringsstrategie voor de monitoring van POP's en afval in de voedselketen ontwikkeld. Tevens werden er conclusies geformuleerd en aanbevelingen gedaan voor nader onderzoek, verzameling van gegevens en beperking van blootstelling van de mens.

[6] http://europa.eu.int/comm/environment/ dioxin/.

De resultaten tot op heden wijzen erop dat ongeveer een zesde van de blootstelling van de mens in de EU-lidstaten wellicht wordt veroorzaakt door het gebruik van bijproducten in voedingsmiddelen. Dit aandeel kan scherp stijgen wanneer er sprake is van ongelukken of bedrog. Er is nog meer informatie nodig om een volledig beeld te krijgen van de mate waarin het gebruik van gerecycleerde bijproducten in diervoeders gevolgen heeft voor de blootstelling van de mens. In de studie is dan ook een voorstel opgenomen voor een bemonsteringscampagne in de hele EU om deze ontbrekende gegevens aan te vullen. Dit bemonsteringsplan wordt momenteel met het oog op de voortzetting van het project (fase III) geëvalueerd.

De derde fase van het project zou inhouden dat er monsters worden verzameld van zeven afzonderlijke componenten van diervoeders en dat er gedetailleerd onderzoek wordt gedaan naar de fabricageprocessen. Het is de bedoeling een duidelijke basis te creëren voor managementbesluiten op de gebieden waar de sterkste daling haalbaar is van de hoeveelheid POP's die in de menselijke voedselketen terechtkomt.

2.3.3. Projecten voor dioxinen in bodem en afval

In het GCO wordt gewerkt aan een aantal experimentele dioxineprojecten waarin verschillende aspecten aan de orde komen. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar de potentiële blootstelling van de mens aan dioxinen uit gerecycleerde oliën en vetten en naar de verontreiniging van verschillende soorten bodemverbeteraars met dioxinen [7].

[7] De bijlage van dit rapport bevat een lijst van de projecten, die ook beschikbaar is op: http://europa.eu.int/comm/environment/ dioxin/.

2.3.4. Projecten voor de bereiding van gecertificeerde referentiematerialen

Het Instituut voor referentiematerialen en -metingen (IRMM) van het GCO heeft een aantal gecertificeerde referentiematerialen voor PCB's in varkensvet ontwikkeld. De gecertificeerde referentiematerialen zijn bedoeld als instrument voor kwaliteitsborging, waardoor de bij monitoringprogramma's betrokken laboratoria de kwaliteit kunnen controleren van de gegevens die zij produceren. Dit moet uiteindelijk leiden tot een betere vergelijkbaarheid van de monitoringgegevens voor dioxinen, furanen en PCB's in heel Europa.

2.3.5. Ontwikkeling en validering van screeningmethoden

Er is grote behoefte aan snelle screeningmethoden voor de detectie van dioxinen in voedingsmiddelen en diervoeders die voor de analyse van een groot aantal monsters kunnen worden gebruikt, waarna alleen positieve monsters worden onderworpen aan duurdere analyses met gebruikmaking van massaspectrometrie met hoge resolutie. In november 2003 heeft het IRMM een onderzoek afgerond voor de validering van een screeningmethode op basis van een cellijn, waarbij werd aangegeven dat dergelijke methoden verder moeten worden verfijnd.

2.3.6. Kaderprogramma's voor OTO

De uitgaven voor onderzoek op het gebied van dioxinen en PCB's zijn in het vijfde kaderprogramma voor OTO (1998-2002) aanzienlijk opgevoerd tot een totaalbedrag van 12 miljoen euro [8]. Bij het thematische programma Kwaliteit van het bestaan en beheer van de biologische hulpbronnen is bijna de helft van dit bedrag uitgegeven aan de financiering van zes projecten [9]. Bij deze lopende projecten ligt de nadruk vooral op de risicobeoordeling van dioxinen en PCB's en met name verschillende eindpunten als kanker of vruchtbaarheid en hierbij zijn ook organisaties uit Oost-Europese landen betrokken. Bij het programma voor Energie, milieu en duurzame ontwikkeling is één project op het gebied van de arctische voedselketen gefinancierd.

[8] Zie http://europa.eu.int/comm/research/ endocrine/index_en.html voor algemene informatie en een overzicht van alle onderzoekprojecten en verwante activiteiten.

[9] Zie http://www.anemone-project.dk/ voor het "Anemone"-project waarin onderzoek wordt gedaan naar neurologische/gedragseindpunten en markers voor de blootstelling aan neurotoxische stoffen en http://www.inuendo.dk/ voor het "Inuendo"-project met onderzoek naar de vruchtbaarheid ("time to pregnancy") en spermakwaliteit bij de Inuit en Europese bevolkingsgroepen.

Binnen het zesde kaderprogramma (2002-2006) zijn er momenteel besprekingen over een topnetwerk (CASCADE) met een budget van 14,4 miljoen euro voor prioriteit 5 van het programma Voedselkwaliteit en -veiligheid. Hierbij ligt de nadruk op de duurzame integratie van Europees onderzoek naar de effecten van residuen van chemische stoffen (zoals PCB's en dioxinen) in de voeding op de gezondheid van de mens (hart- en vaatziekten, verschillende soorten kanker, afnemende vruchtbaarheid enz.). Prioriteit 5 zorgt ook voor cofinanciering van het specifieke onderzoekproject DEVNERTOX met een budget van 2,4 miljoen euro, gericht op verschillende effecten van mengsels van neurotoxische stoffen (PCB's en methylkwik) die als verontreiniging in voedsel aanwezig zijn [10].

[10] Zie voetnoot 7.

2.4. Voorlichting en bewustmaking van het publiek

Er is een website over de blootstelling aan dioxinen en gezondheid opgezet (http://europa.eu.int/comm/environment/ dioxin). Hier wordt een overzicht van dit probleem gegeven met links naar de belangrijkste documenten (zoals de strategie voor dioxinen en de strategie voor milieu en gezondheid) en verschillende studies en projecten.

De Commissie werkt aan de voorbereiding van een workshop over bewustmaking van slechte gewoonten, zoals de verbranding van afval in de open lucht of het gebruik van afval als verbrandingsmateriaal. De bevoegde instanties van zowel de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten als de huidige lidstaten zullen hiervoor worden uitgenodigd.

2.5. Samenwerking op internationaal niveau

2.5.1. Ratificatie van internationale overeenkomsten

Er zijn twee belangrijke internationale instrumenten voor persistente organische verontreinigende stoffen (POP's): het UNECE-protocol en het Verdrag van Stockholm. Het UNECE-protocol is op 23 oktober 2003 van kracht geworden maar het mondiale Verdrag van Stockholm moet nog door een aantal landen worden geratificeerd voordat het in werking kan treden. Om de toezegging van de EU na te komen dat zij deze instrumenten zo spoedig mogelijk zal ratificeren, heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening waarin de belangrijkste bepalingen van deze instrumenten die nog niet in communautaire wetgeving zijn opgenomen, worden vastgesteld (zie 2.8: Verordening inzake POP's).

De internationale overeenkomsten zijn gericht op een geleidelijke eliminatie van deze gevaarlijke stoffen door de productie, het gebruik, de invoer, de uitvoer, de emissie en de verwijdering daarvan te reguleren. Sommige verplichtingen in de door de Commissie voorgestelde verordening zijn nog strenger dan de internationale afspraken.

In het kader van het Verdrag van Stockholm is de Commissie actief betrokken geweest bij werkgroepen van deskundigen die richtsnoeren opstellen voor BBT (beste beschikbare technieken) en BMP (beste milieupraktijk) voor de onopzettelijke productie van dioxinen, furanen en PCB's en technische richtsnoeren formuleren voor een milieuverantwoord beheer van afval dat deze stoffen bevat.

2.5.2. Snelle screeningmethoden

In november 2001 is er op gezamenlijk initiatief van EC/WHO begonnen met de organisatie van een workshop voor de toetsing en wetenschappelijke evaluatie van snelle screeningmethoden voor dioxinen en verwante verbindingen en voor de specificatie van de behoefte aan onderzoek op dit gebied. Er zal een inventaris van alle beschikbare methoden worden gemaakt. In deze inventaris wordt een gedetailleerde beschrijving van de verschillende screeningmethoden opgenomen en worden de sterke en zwakke punten van elke methode en de toepasbaarheid en beperkingen van de methodologie besproken.

2.6. Referentiedocumenten voor beste beschikbare technieken

Sinds de vaststelling van de strategie heeft de Commissie de organisatie van een uitwisseling van informatie over BBT's in verschillende sectoren voortgezet. Onlangs is de laatste hand gelegd aan documenten met informatie over preventie- en controlemaatregelen op het gebied van dioxinen bij de productie van organische bulkchemicaliën, de fabricage van andere chemische stoffen, de raffinage van aardolie en de productie van textiel. Ook is er onlangs een document verschenen over de monitoring van emissie, waaronder de emissie van dioxinen. Er wordt gewerkt aan documenten voor gieterijen, grote stookinstallaties, afvalverbrandingsinstallaties, andere vormen van afvalverwerking en de verwijdering van dierlijke bijproducten.

Om een beter overzicht te krijgen van de huidige kennis en beschikbare informatie over de emissie van dioxinen uit gieterijen en de bestrijding daarvan heeft de gieterij-industrie in september 2003 een workshop georganiseerd. Tijdens de workshop bleek het onmogelijk vast te stellen welke factoren precies bepalend zijn bij de omzetting van dioxinen. Daardoor is moeilijk aan te geven welke preventieve maatregelen in aanmerking komen om lage emissieniveaus te waarborgen. Bovendien is er in de industrie heel weinig ervaring met secundaire emissieregulering.

2.7. Geïntegreerde monitoring van dioxinen en PCB's in het Oostzeegebied

Aan de monitoring-doelstellingen op lange termijn van de strategie wordt gewerkt via de voorbereiding van een proefproject voor de geïntegreerde monitoring van dioxinen en PCB's in het Oostzeegebied in het kader van de Europese strategie voor milieu en gezondheid [11] en de Strategie voor het mariene milieu [12].

[11] COM(2003) 338 def.

[12] COM(2002) 539 def.

De Commissie zal onderzoeken of het mogelijk is de huidige monitoringgegevens en -programma's voor dioxinen en PCB's in het Oostzeegebied op het gebied van het milieu, de visserij en de gezondheid van de mens te koppelen en zal nagaan op welke wijze geïntegreerde milieu- en gezondheidsmonitoring kan worden ontwikkeld. Dit zal de informatie opleveren die nodig is om het verband te beoordelen tussen het vrijkomen van deze stoffen in het milieu, de verplaatsing tussen de verschillende milieucompartimenten, de accumulatie in het milieu, het ecosysteem en de voeding en de effecten op de gezondheid. De geïntegreerde informatie zal als basis voor de verdere ontwikkeling van beleid worden gebruikt.

In september 2003 is een technische werkgroep voor de monitoring van dioxinen en PCB's in het Oostzeegebied ingesteld. De werkgroep heeft een referentie-rapport samengesteld met een overzicht van de bestaande monitoringprogramma's voor dioxinen en PCB's in de Oostzeelanden, de problemen en tekortkomingen van bestaande monitoringsystemen en de eisen voor een geïntegreerde milieu- en gezondheidsmonitoring van dioxinen en PCB's. In een tweede fase zal de werkgroep eind maart 2004 opties voor maatregelen en aanbevelingen voor het Actieplan voor milieu en gezondheid van de Commissie (2004-2010) formuleren. De resultaten van het proefproject zullen worden gebruikt voor de ontwikkeling van een "Europees geïntegreerd monitoring- en reactiesysteem voor milieu en gezondheid" dat naar andere stoffen zal worden uitgebreid.

2.8. Verordening inzake persistente organische verontreinigende stoffen

Op 12 juni 2003 heeft de Commissie een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 79/117/EEG en 96/59/EG [13] vastgesteld. Het voorstel is bedoeld als tenuitvoerlegging van de verplichtingen van het Verdrag van Stockholm en het UNECE-protocol inzake POP's. Het bevat verschillende regulerende maatregelen voor dioxinen, furanen en PCB's.

[13] COM(2003) 333 def.

Het voorstel verplicht de lidstaten tot de opstelling en bijwerking van emissie-inventarissen en nationale actieplannen om de emissie van deze stoffen te identificeren, te karakteriseren en terug te dringen, zoals in het Verdrag van Stockholm wordt bepaald. Zowel de emissie-inventarissen als de nationale actieplannen worden beschouwd als essentiële instrumenten voor een kosteneffectieve en continue beperking van de emissie van POP's als bijproducten.

Het voorstel bevat ook striktere voorschriften voor afval dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit POP's, met inbegrip van dioxinen en furanen. In het algemeen moet POP's-afval onmiddellijk op een zodanige wijze worden verwijderd dat de daarin aanwezige POP's worden vernietigd of irreversibel worden omgezet in stoffen die geen kenmerken van POP's vertonen.

Daarnaast wordt voorgesteld dat de Commissie en de lidstaten in nauwe samenwerking adequate programma's en mechanismen vaststellen, die in overeenstemming zijn met de stand van de kennis, voor de permanente verkrijging van vergelijkbare monitoringgegevens over de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in het milieu. Deze verplichting gaat verder dan de bepalingen van de internationale overeenkomsten, maar is gebaseerd op de strategie voor dioxinen. Rekening houdend met het huidige gebrek aan gegevens over milieuconcentraties en tendensen voor dioxinen, furanen en PCB's en de noodzaak om de effectiviteit van regulerende maatregelen te evalueren wordt een specifieke bepaling inzake monitoring nodig geacht. Het is echter van cruciaal belang dat de voor deze activiteiten vereiste instrumenten voor meting en monitoring beschikbaar zijn.

Ten slotte wordt voorgesteld dat de lidstaten de Commissie om de drie jaar overzichtsinformatie verstrekken over de emissie-inventarissen en de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in het milieu.

Het voorstel van de Commissie is in juni 2003 samen met de voorstellen voor besluiten van de Raad inzake de bekrachtiging van het Verdrag van Stockholm en het UNECE-protocol inzake POP's bij het Europees Parlement en de Raad ingediend.

2.9. Overige vorderingen

2.9.1. "Voorbereidende activiteiten op het gebied van dioxinen en PCB's"

Om specifiekere informatie over de bronnen en concentraties van dioxinen en PCB's te krijgen heeft de Commissie de studie "Voorbereidende activiteiten op het gebied van dioxinen en PCB's" [14] gefinancierd. Het eindverslag van de studie werd in april 2002 gepubliceerd en hierin komen alle EU-lidstaten aan de orde. Een belangrijk aandachtspunt van het project was de bemonstering en analyse van diervoeders en voeding in heel Europa. In het verslag wordt een systematisch overzicht gegeven van de verontreinigingsniveaus van dioxinen en PCB's in verschillende milieucompartimenten, diervoeders en voeding en worden bestaande lacunes in de gegevens, met name voor dioxineachtige PCB's, gevuld. Tevens wordt een overzicht gegeven van de bronnen, de routes en de blootstelling van de mens.

[14] Zie voetnoot 6.

2.9.2. Verschillende open toepassingen van PCB's en PCT's in producten en bepaling van de beste beschikbare technieken voor de verwijdering van PCB's

Er wordt momenteel gewerkt aan een studie om PCB/PCT-houdende producten in open toepassingen te identificeren, waarbij ook wordt gekeken naar de toepassingen, de karakteristieke gebruikswijzen en andere nuttige informatie. Deze werkzaamheden worden echter bemoeilijkt door de lange periode die is verstreken sinds het gebruik werd gestaakt, de vertrouwelijkheid van de preparaten en de verscheidenheid aan toepassingen.

2.9.3. Emissiegrenswaarden

In zijn conclusies over de strategie voor dioxinen heeft de Raad de aandacht gevestigd op de mogelijkheden die worden geboden door Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC) [15]. In deze richtlijn wordt bepaald dat er voor de hele EU geldende emissiegrenswaarden voor dioxinen moeten worden vastgesteld als dit nodig blijkt. In haar mededeling over de tenuitvoerlegging van de richtlijn [16] stelt de Commissie in het algemeen dat grenswaarden voor nationale instanties een beperking inhouden van de mogelijkheden om gelet op de lokale situatie pragmatische en met het oog op het milieu verantwoorde compromisbeslissingen te nemen. Voor de hele EU geldende grenswaarden moeten dan ook alleen worden ingevoerd als deze strikt nodig zijn.

[15] PB L 25 van 10.10.1996, blz. 26.

[16] Op weg naar duurzame productie - Vorderingen bij de tenuitvoerlegging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (COM(2003) 354 def.).

De metaalindustrie blijft een belangrijke emissiebron voor dioxinen. Voor deze sector wordt in de mededeling voorgesteld als eerste fase verplichte monitoring-voorschriften als alternatief voor emissiegrenswaarden in te voeren. Dit zou een effectief regelgeving-instrument kunnen zijn aangezien het gebrek aan gegevens over de emissie in deze sector momenteel een ernstige belemmering voor het nemen van adequate maatregelen is. De Commissie heeft een begin gemaakt met voorbereidende werkzaamheden voor dit initiatief.

In het najaar van 2003 heeft de Commissie van de lidstaten nieuwe informatie ontvangen over representatieve emissiegrenswaarden voor dioxinen en dioxineachtige stoffen die op hun grondgebied worden toegepast.

2.9.4. Water

Met het oog op de uitvoering van de water-kaderrichtlijn [17] en met name artikel 16 over strategieën ter bestrijding van de waterverontreiniging is een eerste lijst met prioritaire stoffen opgesteld [18]. Er wordt momenteel gewerkt aan de specificatie van milieukwaliteitsnormen voor het aquatisch milieu en de vaststelling van regelgeving voor emissies, lozingen en verliezen van stoffen.

[17] Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

[18] Beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG (PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1).

PCB's, dioxinen en furanen zijn niet in de eerste lijst van prioritaire stoffen opgenomen, aangezien deze als verontreinigende stoffen uit het verleden werden beschouwd en ervan werd uitgegaan dat de bestaande beperkingen voor het in de handel brengen en het gebruik uit hoofde van Richtlijn 76/769/EEG voldoende bescherming zouden bieden [19]. In twee lopende studies die werden uitgevoerd om de ontwikkeling van milieukwaliteitsnormen en emissieregulering te ondersteunen, waren deze stoffen echter oorspronkelijk wel opgenomen.

[19] Europese Commissie: "Study on the Prioritisation of substances dangerous to the aquatic environment", juni 1999 (ISBN 92-828-7981-X). Verkrijgbaar op http://europa.eu.int/comm/environment/ water/water-dangersub/pri_substances.htm.

Krachtens artikel 16, lid 4, van de water-kaderrichtlijn moet de lijst van prioritaire stoffen om de vier jaar worden getoetst. Als uit nieuwe monitoringgegevens over dioxinen en PCB's blijkt dat er nog steeds risico's bestaan op blootstelling aan of via het aquatisch milieu in de lidstaten, de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten en/of dat er nog steeds significante puntbronnen of diffuse bronnen in verband met het aquatisch milieu zijn waar de regulering van de emissie niet voldoende is, kan de opneming van deze stoffen in de lijst van prioritaire stoffen voor maatregelen op communautair niveau worden overwogen. De eerste toetsing zou in 2004 van start moeten gaan. Ten aanzien van andere belangrijke verontreinigende stoffen die aanleiding tot zorg geven, is elke lidstaat afzonderlijk uit hoofde van de water-kaderrichtlijn verplicht kwaliteitsnormen en emissieregulering vast te stellen voor elke stof die in die lidstaat als significant wordt aangeduid. Krachtens artikel 5 van de richtlijn moet in 2004 een eerste verslag over de druk en de effecten worden ingediend en dit verslag zal naar verwachting een eerste indicatie geven van de stoffen die relevant zijn. Het is mogelijk dat daarbij ook PCB's, dioxinen en furanen naar voren komen.

2.9.5. Bodem

Bodemverontreiniging is een van de drie bedreigingen met prioriteit die aan de orde zullen komen in een mededeling van de Commissie die halverwege 2004 zal worden vastgesteld in het kader van de Thematische strategie inzake bodembescherming [20]. Er zijn plannen voor verschillende maatregelen om de bodembescherming te verbeteren en er zijn verschillende werkgroepen ingesteld. De volledige reikwijdte van de werkzaamheden staat nog niet vast, maar sommige van deze initiatieven zullen wellicht betrekking hebben op de monitoring en beperking van PCB's en dioxinen in de bodem en de behandeling van verontreinigde sedimenten.

[20] COM(2002) 179 def.

2.9.6. Emissiefactoren

Het GCO heeft een begin gemaakt met het opbouwen van een databank van emissiefactoren, die als een van de belangrijkste doelstellingen zal hebben voor landen/regio's specifieke emissiefactoren voor dioxinen en furanen te ontwikkelen en in brede kring beschikbaar te stellen.

3. Vorderingen bij de maatregelen voor diervoeders en voeding

3.1. Geïntegreerde aanpak

De strategie beschrijft een geïntegreerde aanpak voor wetgeving inzake diervoeders en voedingsmiddelen teneinde de aanwezigheid van dioxinen en PCB's in de hele voedselketen te verminderen. Deze geïntegreerde aanpak bestaat uit drie pijlers:

- de vaststelling van strenge maar haalbare maximale concentraties van dioxinen in diervoeders en voeding waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten bij de vermindering van de aanwezigheid van dioxinen in het milieu;

- de vaststelling van actiedrempels waardoor maatregelen van kracht worden wanneer blijkt dat de concentraties van dioxinen in diervoeders of voeding duidelijk boven het achtergrondniveau liggen. Deze actiedrempels fungeren als snelle alarmering;

- de vaststelling van streefwaarden die in de loop van de tijd moeten worden gehaald teneinde de blootstelling van de meerderheid van de Europese bevolking te laten dalen tot onder de door het wetenschappelijk comité aanbevolen grenswaarden.

3.1.1. Eerste pijler: maximale concentraties

Er zijn maximale concentraties voor dioxinen in diervoeders en voeding op een streng maar haalbaar niveau vastgesteld om ervoor te zorgen dat producten met een onaanvaardbaar hoge verontreiniging verdwijnen.

In Verordening (EG) nr. 2375/2001 van de Raad van 29 november 2001 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen [21] worden maximale concentraties vastgesteld voor vlees en vleesproducten, vis en visserijproducten, melk en melkproducten, kippeneieren en eierproducten, en oliën en vetten. Op grond van de op dat moment beschikbare gegevens konden er geen maximale concentraties worden vastgesteld voor verschillende categorieën vis en visserijproducten. Er zullen op korte termijn verschillende concentraties voor de verschillende categorieën worden vastgesteld.

[21] PB L 32 van 6.12.2001, blz. 5.

In Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding [22], zoals gewijzigd bij Richtlijn 2003/57/EG van de Commissie van 17 juni 2003 [23], worden maximale concentraties vastgesteld voor dioxinen in voedermaterialen van plantaardige oorsprong, mineralen, bindmiddelen, dierlijke vetten en andere producten van dierlijke oorsprong, visolie, vismeel en mengvoeders met inbegrip van visvoer.

[22] PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10.

[23] PB L 151 van 19.6.2003, blz. 38.

Vanuit toxicologisch oogpunt moeten ook de dioxineachtige PCB's onder de maximale concentraties voor dioxinen vallen. Aangezien de gegevens over het voorkomen van dioxineachtige PCB's echter nog beperkt zijn, wordt er actief gewerkt aan de verzameling van deze gegevens en het opbouwen van een betrouwbare databank teneinde de grenswaarden voor dioxinen in diervoeders en voeding vóór 31 december 2004 zodanig te kunnen herzien dat in overeenstemming met de toxicologisch beoordeling ook de dioxineachtige PCB's daaronder vallen.

Daarnaast zullen de maximale concentraties voor dioxinen en dioxineachtige PCB's uiterlijk op 31 december 2006 nader worden getoetst, zodat in overeenstemming met de verlaging van de emissie van dioxinen naar het milieu aanzienlijk strengere maximale concentraties kunnen worden vastgesteld.

3.1.2. Tweede pijler: actiedrempels

Er moet een permanente monitoring zijn van de aanwezigheid van dioxinen en PCB's in diervoeders en voeding in de hele EU. Zodra zich een abnormale stijging van de concentraties van deze verbindingen voordoet, moeten de bronnen en/of routes van verontreiniging worden vastgesteld. Om te kunnen bepalen wat een abnormale stijging van een concentratie is, worden er actiedrempels vastgesteld waarbij de bevoegde instanties en de bedrijven in actie komen om te bepalen wat de bronnen en routes van verontreiniging zijn en om maatregelen te nemen om de verontreiniging te stoppen.

In Aanbeveling 2002/201/EG van de Commissie van 4 maart 2002 inzake de reductie van de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in diervoeders en levensmiddelen [24] zijn actiedrempels vastgesteld voor levensmiddelen, voedermiddelen en diervoeders.

[24] PB L 67 van 9.3.2002, blz. 69.

Krachtens de aanbeveling moeten de lidstaten proportioneel aan hun productie, gebruik en consumptie van voedermiddelen, diervoeders en levensmiddelen een steekproefsgewijze monitoring uitvoeren van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's in voedermiddelen, diervoeders en levensmiddelen, met inbegrip van vis en visserijproducten. De uitvoering van deze monitoring en de rapportage van de resultaten moeten gebeuren overeenkomstig de specifieke richtsnoeren en frequentie die worden vastgesteld in een aanbeveling van de Commissie inzake de monitoring van achtergrondconcentraties van dioxinen en dioxineachtige PCB's in levensmiddelen en diervoeders.

In Aanbeveling 2002/201/EG wordt bepaald dat de lidstaten elk jaar uiterlijk op 31 december voor levensmiddelen en 1 april voor diervoeders een verslag indienen over hun bevindingen, de resultaten van hun onderzoek en de maatregelen die zijn genomen om de bron van verontreiniging te beperken of te elimineren. Wanneer de informatie van direct belang is voor de andere lidstaten, moet de informatie onmiddellijk worden doorgegeven. Dit verslag zal voor het eerst worden ingediend voor de controles die in het jaar 2003 zijn uitgevoerd.

3.1.3. Derde pijler: streefwaarden

Streefwaarden zijn de concentraties die in voedingsmiddelen en diervoeders moeten worden gehaald om redelijkerwijs te kunnen aannemen dat de blootstelling van een grote meerderheid van de Europese bevolking via de voeding onder de toelaatbare wekelijkse opname van dioxinen en dioxineachtige PCB's ligt. Deze streefwaarden zullen uiterlijk op 31 december 2004 worden vastgesteld in het licht van nauwkeuriger informatie over de effecten van milieumaatregelen op de vermindering van de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's in verschillende diervoeders en voedingsmiddelen, met inbegrip van vis en visserijproducten. De streefwaarden zullen fungeren als impuls voor de maatregelen die nodig zijn om de emissie naar het milieu verder terug te dringen.

3.2. Specifieke onderwerpen

3.2.1. Vorderingen bij dioxineachtige PCB's

Hoewel men beseft dat toxicologisch gezien alle niveaus voor dioxinen, furanen en dioxineachtige PCB's zouden moeten gelden, zijn er voorlopig alleen voor dioxinen en furanen maximale concentraties vastgesteld. Deze maximale concentraties worden voor voedingsmiddelen vastgesteld in deel 5 van bijlage I van Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie en voor diervoeders in de bijlage van Richtlijn 2002/32/EG. De Commissie zal deze maximale concentraties vóór 31 december 2004 voor het eerst evalueren, waarbij met name wordt gekeken of dioxineachtige PCB's moeten worden opgenomen. Daartoe heeft de Commissie monitoringgegevens van de lidstaten verzameld, waarbij de richtsnoeren zijn gevolgd die zijn vastgesteld in een aanbeveling van de Commissie over de monitoring van achtergrondconcentraties van dioxinen en dioxineachtige PCB's in voedingsmiddelen en diervoeders. Daarnaast zijn door de lidstaten aanvullende gegevens bij de Commissie ingediend die afkomstig zijn van nationale controles en gerichte monitoring buiten de aanbevolen monitoringstrategie. Op grond van de verzamelde gegevens zal de Commissie vóór eind 2004 besprekingen kunnen gaan voeren met de bevoegde instanties van de lidstaten over haalbare maximale concentraties van dioxinen, furanen en dioxineachtige PCB's.

3.2.2. Maximale grenswaarden voor eieren van hennen met vrije uitloop

Aangezien er gevallen zijn geweest van hoge dioxinegehaltes in eieren van hennen met vrije uitloop, werd het bij de vaststelling van de maximale concentraties nuttig geacht een overgangsperiode voor eieren van hennen met vrije uitloop te creëren voordat de maximale concentraties van toepassing worden. In de wetgeving wordt bepaald dat eieren van hennen met vrije uitloop met ingang van 1 januari 2005 aan de vastgestelde maximale concentraties moeten voldoen.

3.2.3. Uitzondering voor vis uit het Oostzeegebied die in Finland en Zweden wordt verkocht

Bij wijze van uitzondering hebben Zweden en Finland toestemming om gedurende een overgangsperiode tot 31 december 2006 vis uit de Oostzee op de markt te brengen die voor consumptie op hun grondgebied bestemd is en hogere dioxineconcentraties heeft dan in de wetgeving worden vastgesteld. In ruil voor deze uitzondering moeten Finland en Zweden intensieve monitoring uitvoeren van het gehalte van vis uit de Oostzee aan dioxinen en PCB's. Deze intensieve monitoring levert belangrijke informatie op over factoren zoals het belang van de leeftijd van de vis voor het dioxinegehalte en de distributie van dioxinen over verschillende delen van de vis. In het in december 2002 in Kopenhagen gesloten Toetredingsverdrag is voor Estland de mogelijkheid voor een uitzondering voor vis uit de Oostzee onder dezelfde voorwaarden als Finland en Zweden opgenomen.

3.2.4. Doelstelling om de blootstelling van de mens te beperken

Krachtens de wetgeving moeten de maximale concentraties binnen een bepaalde periode worden getoetst, waarbij ernaar wordt gestreefd deze concentraties te verlagen. Een algehele beperking van de blootstelling van de mens aan dioxinen met minimaal 25% moet uiterlijk in 2006 worden verwezenlijkt. Daartoe blijft de Commissie samen met de lidstaten werken aan de verzameling van gegevens waarmee de blootstelling van de mens aan dioxinen, furanen en dioxineachtige PCB's via de voeding kan worden berekend.

3.2.5. Vorderingen bij niet-dioxineachtige PCB's

Begin 2002 heeft de Commissie het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding verzocht een wetenschappelijk advies uit te brengen over de risico's voor de consument van blootstelling aan niet-dioxineachtige PCB's via de voeding. Gezien de complexiteit van dit onderwerp zijn de Commissie, de WHO en het Environmental Protection Agency van de VS overeengekomen de krachten te bundelen om dubbel werk bij de uitvoering van risicobeoordelingen voor niet-dioxineachtige PCB's te vermijden. Aangezien de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid in mei 2003 operationeel is geworden, is het nu haar taak om via haar Groep van deskundigen op het gebied van contaminanten op het verzoek om een wetenschappelijk advies over dit onderwerp te reageren. De Commissie heeft in november 2003 opnieuw verzocht om een wetenschappelijk advies over niet-dioxineachtige PCB's en daarbij met name verzocht de beoordeling van de potentiële risico's van de aanwezigheid van niet-dioxineachtige PCB's in diervoeders voor de dier- en volksgezondheid in het advies op te nemen. De Groep van deskundigen heeft een specifieke werkgroep voor de beoordeling van niet-dioxineachtige PCB's ingesteld die parallel aan maar gecoördineerd met de internationale werkgroep zal opereren. Uiterlijk eind 2004 moet een wetenschappelijk advies worden uitgebracht.

De Commissie heeft intussen met de lidstaten besproken of het nodig is voorlopige maximale grenswaarden voor niet-dioxineachtige PCB's vast te stellen zolang de risicobeoordeling nog niet is afgerond. De lidstaten waren van mening dat de vaststelling van maximale grenswaarden zonder een risicobeoordeling voorbarig zou zijn, zodat de besprekingen zullen worden hervat zodra de risicobeoordeling van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid beschikbaar komt.

4. Samenvatting

De eerste twee jaar van de communautaire strategie om de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in het milieu, diervoeders en voeding te beperken, die een periode van tien jaar beslaat, zijn besteed aan een aantal uitvoeringsactiviteiten, waarbij prioriteit is gegeven aan de activiteiten die in de conclusies van de Raad met nadruk worden genoemd.

Tot deze activiteiten behoren met name projecten die gericht zijn op verbetering van de kennis omtrent de huidige situatie in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten en die als secundaire doelstelling hebben de capaciteiten in deze landen op te voeren, bijvoorbeeld door netwerken op te bouwen en deskundigen op te leiden. Bij deze projecten is gebleken dat de kleine maar vele diffuse bronnen, vooral in de huishoudelijke sector, voor een aanzienlijk hogere dioxine-emissie kunnen zorgen dan in de EU. Dit wordt veroorzaakt door het grootschalig gebruik van vaste brandstoffen en wellicht door het meestoken en in de open lucht verbranden van afval. In de toekomst zal waarschijnlijk blijken dat deze activiteiten de belangrijkste bronnen van dioxinen in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten zijn.

In zijn conclusies heeft de Raad het belang benadrukt van het Verdrag van Stockholm en het UNECE-protocol inzake POP's. Deze overeenkomsten zijn door de Europese Gemeenschap ondertekend maar nog niet bekrachtigd. Ze zijn gericht op de eliminatie van bepaalde POP's, onder andere dioxinen, furanen en PCB's. Om bekrachtiging mogelijk te maken heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening inzake persistente organische verontreinigende stoffen om de verplichtingen van de twee internationale instrumenten uit te voeren.

Er zal een proefproject voor geïntegreerde milieu- en gezondheidsmonitoring van dioxinen en PCB's in het Oostzeegebied worden gelanceerd, dat als doelstelling op lange termijn de ontwikkeling van een geïntegreerde aanpak van de monitoring van het milieu, de voeding en de gezondheid van de mens heeft. Er is een werkgroep ingesteld die de huidige situatie ten aanzien van monitoring moet evalueren en aanbevelingen moet doen.

Andere voorbeelden van uitvoeringsactiviteiten zijn de lopende werkzaamheden voor referentiedocumenten voor beste beschikbare technieken en onderzoek op het gebied van bijvoorbeeld de risicobeoordeling van dioxinen en dioxinen in afval.

Op het gebied van diervoeders en voeding heeft de Commissie al verschillende initiatieven genomen, zoals de vaststelling van maximale concentraties en actiedrempels voor dioxinen en furanen in diervoeders en voeding en de opstelling van monitoringprogramma's voor diervoeders en voeding. Voor eind 2004 zullen ook dioxineachtige PCB's hierin worden opgenomen en zullen er streefwaarden worden vastgesteld. Het is de bedoeling dat de maximale concentraties voor dioxinen, furanen en dioxineachtige PCB's eind 2006 significant zullen worden verlaagd. Naar verwachting zal er eind 2004 een risicobeoordeling voor niet-dioxineachtige PCB's beschikbaar komen, waarin de mogelijke risico's van deze stoffen in diervoeders en voeding voor de dier- en volksgezondheid aan de orde komen. Op basis van deze beoordeling zal de Commissie overwegen of maatregelen om de aanwezigheid van niet-dioxineachtige PCB's in diervoeders en voeding te beperken, nodig zijn.

In december 2003 is een workshop georganiseerd om de wetenschappelijke informatie in de inventaris van snelle screeningmethoden voor dioxinen en verwante verbindingen te evalueren en na te gaan welk onderzoek nog nodig is.

5. Volgende stappen

Tijdens het jaar 2004 zullen de lopende projecten voor de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten worden voortgezet. Het eindrapport over het project "Milieuconcentraties en blootstelling van de mens in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten" wordt in februari 2004 verwacht en het eindrapport over het project "De emissie van dioxinen in de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten" aan het eind van dat jaar. Het onderzoek naar de bijdrage van de verbranding van vaste brandstoffen tot de emissie van dioxinen is eind 2003 van start gegaan en zal in 2004 worden voortgezet.

Voor het 2004 staat een workshop op de agenda om een bewustmakingscampagne voor te bereiden op het gebied van slechte gewoonten, zoals het verbranden van afval in de open lucht en het gebruik van afval als verbrandingsmateriaal. De bevoegde instanties van de toetredende landen en de kandidaat-lidstaten en van de huidige lidstaten zullen voor deze workshop worden uitgenodigd.

Om nog resterende lacunes te vullen wordt er nu gewerkt aan de beoordeling van voorstellen voor nieuwe projecten, zoals met name de derde fase van het project voor de blootstelling van de mens aan dioxinen in gerecycleerd afval en een programma voor monitoring op lange termijn waarbij een aantal door het GCO ontwikkelde indicatoren wordt gebruikt.

De technische werkgroep voor geïntegreerde milieu- en gezondheidsmonitoring van dioxinen en PCB's in het Oostzeegebied zal eind maart 2004 zijn definitieve resultaten presenteren in de vorm van opties voor maatregelen en aanbevelingen voor het Actieplan voor milieu en gezondheid van de Commissie (2004-2010).

Voor de sector metaalproductie en -verwerking, waarvan is aangetoond dat deze een belangrijke bron voor de emissie van dioxinen is, wordt er gewerkt aan een project dat achtergrondinformatie moet opleveren voor een mogelijk voorstel van de Commissie waarin EU-voorschriften voor emissiemonitoring worden vastgesteld.

Afhankelijk van nieuwe gegevens die beschikbaar komen over de omvang van de verontreiniging van het aquatisch milieu en de huidige bronnen van verontreiniging, zal de Commissie, als wordt vastgesteld dat er sprake is van relevantie op EU-niveau, wellicht voorstellen dioxinen en PCB's op te nemen in de lijst van prioritaire stoffen uit hoofde van de water-kaderrichtlijn, zodat voor deze stoffen een intensievere monitoring zal plaatsvinden.

In 2004 zullen de huidige maximale concentraties en actiedrempels voor dioxinen en furanen in diervoeders en voeding worden getoetst met het oog op de opneming van dioxineachtige PCB's. Momenteel wordt er gewerkt aan een risicobeoordeling voor de potentiële risico's van de aanwezigheid van niet-dioxineachtige PCB's in diervoeders en voeding voor de dier- en volksgezondheid en deze zal naar verwachting eind 2004 worden afgerond. Vervolgens zullen in het licht van deze beoordeling maatregelen worden overwogen om de aanwezigheid van niet-dioxineachtige PCB's terug te dringen.