52003PC0827

Voorstel voor een Besluit van de Raad houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het Gemeenschapsoctrooi /* COM/2003/0827 def. - CNS 2003/0326 */


Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het Gemeenschapsoctrooi

(door de Commissie ingediend)

Inhoudsopgave

TOELICHTING

1. Achtergrond

2. Het Gemeenschapsoctrooi

3. Bevoegdheid van de Gemeenschap op het gebied van octrooizaken

4. Overgangsperiode

5. Noodzaak van een communautair optreden

6. Voorgestelde bepalingen

BESLUIT VAN DE RAAD houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het Gemeenschapsoctrooi

FINANCIEEL MEMORANDUM

Benaming van de actie: Voorstel voor een besluit van de Raad houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het gemeenschapsoctrooi

1. BEGROTINGSONDERDELEN EN OMSCHRIJVING

2. ALGEMENE CIJFERS

3. BEGROTINGSKENMERKEN

4. RECHTSGRONDSLAG

5. OMSCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1. Doel van het communautaire optreden

5.1.1. Doelstellingen

5.1.2. Genomen maatregelen in verband met de evaluatie vooraf

5.2. Voorgenomen acties en wijze van financiering uit de begroting

5.3. Uitvoering

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

7. GEVOLGEN VOOR DE PERSONELE MIDDELEN EN DE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN

8. TOEZICHT EN EVALUATIE

8.1. Toezicht

8.2. Procedure en tijdschema van de voorgeschreven evaluatie

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (KMO)

Benaming van het voorstel

Referentienummer van het document

Het voorstel

Effect op het bedrijfsleven

Raadpleging

TOELICHTING

1. Achtergrond

In de Gemeenschap worden octrooien al lange tijd op twee manieren beschermd, geen van beide op basis van een communautair instrument. Nationale octrooien worden verleend door nationale octrooibureaus op basis van de wetgeving van de respectieve lidstaat. De bescherming is beperkt tot het grondgebied van die lidstaat en bij een geschil moet het octrooirecht worden gehandhaafd voor de bevoegde nationale rechter. Europese octrooien worden verleend door het Europees Octrooibureau, dat is opgericht bij het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag) van 5 oktober 1973, dat zowel materieel octrooirecht als de procedure voor het verlenen van octrooien omvat. Wanneer een Europees octrooi is verleend, biedt dit bescherming op het grondgebied van de overeenkomstsluitende staten die door de rechthebbende zijn aangewezen. Het geharmoniseerde octrooirecht van het Europees Octrooiverdrag is in wezen beperkt tot de eerste fase, namelijk tot het verlenen van het Europees octrooi; de effecten ervan worden bepaald door het nationale octrooirecht van iedere aangewezen overeenkomstsluitende staat. Geschillen moeten dan ook worden beslecht voor de bevoegde nationale rechter. In deze situatie, waarbij het octrooirecht alleen wordt verleend in of met gevolgen voor bepaalde lidstaten van de Europese Unie, loopt de rechthebbende het risico in een aantal lidstaten over dezelfde octrooikwestie te moeten procederen, waarbij de uitslag ook nog eens kan uiteenlopen. Deze situatie wordt al lange tijd bekritiseerd als ongeschikt voor de behoeften van de Europese industrie die binnen de interne markt werkzaam is. De lidstaten hebben in het verleden al veel gedaan om deze situatie in communautair verband te verbeteren. Het Gemeenschapsoctrooiverdrag, dat bedoeld was om een enkel Gemeenschapsoctrooi te creëren, werd op 15 december 1975 in Luxemburg ondertekend. Op 15 december 1989 volgde de overeenkomst betreffende het Gemeenschapsoctrooi, dat een protocol inzake de beslechting van geschillen over inbreuken op en de geldigheid van Gemeenschapsoctrooien bevatte. Deze overeenkomsten traden evenwel nooit in werking.

2. Het Gemeenschapsoctrooi

De Europese Raad van Lissabon in maart 2000 gaf het startsein voor een algemeen programma ter verbetering van het concurrentievermogen van de economie in de Unie; hierbij werd de kwestie weer opgenomen. De Raad noemde als een van de concrete maatregelen voor verbetering de uitwerking van een communautair octrooisysteem om de bestaande tekortkomingen bij de wettelijke bescherming van octrooien het hoofd te bieden. Op die manier moest een stimulans worden gegeven aan investeringen in onderzoek en ontwikkeling, wat zou bijdragen tot het concurrentievermogen van de gehele economie. In aansluiting op de Europese Raad van Lissabon kwam de Commissie op 1 augustus 2000 met een voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Gemeenschapsoctrooi [COM(2000) 412 def.]. Dit bevat de nodige bepalingen die van toepassing zijn op Gemeenschapsoctrooien, onder meer de invoering van een enkel Gemeenschapsoctrooi, de hieraan verbonden rechten, de mogelijkheden deze rechten te handhaven, de redenen voor nietigheid en de mechanismen voor het beheer van verleende Gemeenschapsoctrooien, zoals de jaarlijkse vernieuwing. Het is de bedoeling dat het Europees Octrooibureau de Gemeenschapsoctrooien zal verlenen. Daartoe moet de Gemeenschap toetreden tot het Europees Octrooiverdrag en het Europees Octrooibureau belasten met het verlenen van Gemeenschapsoctrooien. Het Europees Octrooibureau zal dus volgens dezelfde normen van het Europeese Octrooiverdrag Europese en Gemeenschapsoctrooien verlenen en op die manier zorgen voor eenvormigheid en rechtszekerheid op het gebied van het octrooirecht in Europa. Tevens kan de grote deskundigheid van het Europees Octrooibureau als onderzoekend octrooibureau worden benut voor het Gemeenschapsoctrooi.

3. Bevoegdheid van de Gemeenschap op het gebied van octrooizaken

De bevoegdheid van de Gemeenschap op het gebied van octrooizaken is een sleutelelement van het communautaire octrooisysteem. Op het Gemeenschapsoctrooi, dat voor het grondgebied van alle lidstaten geldt, zullen niet alleen de eenvormige communautairrechtelijke bepalingen in de verordening van de Raad over het Gemeenschapsoctrooi van toepassing zijn. Uiterlijk in 2010 zal dit recht, na een overgangsperiode waarin de nationale rechter voor dit onderwerp bevoegd blijft, ook kunnen worden gehandhaafd voor een communautaire rechter wiens beslissingen in de gehele Gemeenschap van kracht zullen zijn.

De rechtsgrondslag voor de invoering van een communautaire bevoegdheid op het gebied van octrooizaken is in het EG-Verdrag opgenomen bij artikel 2, punten 26 e.v., van het op 1 februari 2003 in werking getreden Verdrag van Nice tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten, waarbij de artikelen 229 A en 225 A in het Verdrag werden ingevoegd. Voorgesteld wordt de communautaire bevoegdheid op het gebied van octrooizaken in te voeren bij twee op deze artikelen gebaseerde besluiten van de Raad.

Het Hof van Justitie wordt alleen bevoegd ten aanzien van het Gemeenschapsoctrooi wanneer hem deze bevoegdheid wordt toegekend. Ingevolge artikel 229 A van het EG-Verdrag kan de Raad bepalingen vaststellen, waarbij aan het Hof van Justitie, in een door hem te bepalen mate, de bevoegdheid wordt verleend uitspraak te doen in geschillen die verband houden met de toepassing van op grond van het Verdrag vastgestelde besluiten waarbij communautaire industriële eigendomsrechten worden ingesteld. Bij het onderhavig besluit wordt aan het Hof van Justitie de bevoegdheid toegekend uitspraak te doen in geschillen inzake het Gemeenschapsoctrooi, terwijl tevens wordt bepaald hoever deze bevoegdheid zich uitstrekt (artikelen 1 en 2). Overeenkomstig artikel 229 A van het EG-Verdrag moet de Raad de lidstaten aanbevelen de bepalingen waarbij het deze bevoegdheid op grond van dat artikel verleent, overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan te nemen (artikel 3).

De Commissie heeft bij de Raad een afzonderlijk voorstel ingediend voor een besluit van de Raad op basis van de artikelen 225 A en 245 van het EG-Verdrag betreffende de oprichting van een rechterlijke kamer, het "Gemeenschappelijk octrooigerecht", die binnen het Hof van Justitie de bevoegdheid krijgt in geschillen betreffende het Gemeenschapsoctrooi in eerste aanleg uitspraak te doen. Dat besluit bevat ook de bepalingen die nodig zijn in verband met de nieuwe functie van het Gerecht van eerste aanleg als beroepsinstantie overeenkomstig artikel 225, lid 2, van het EG-Verdrag tegen beslissingen van het Gemeenschapsoctrooigerecht.

4. Overgangsperiode

Zoals de Raad in zijn gemeenschappelijke politieke benadering van 3 maart 2003 is overeengekomen, wordt de Gemeenschap uiterlijk in 2010 bevoegd inzake octrooigeschillen. Tot dan is de nationale rechter bevoegd. Dit is van belang voor Gemeenschapsoctrooien die van kracht worden voordat de Gemeenschap inzake octrooizaken bevoegd wordt. De verordening inzake het Gemeenschapsoctrooi krijgt speciale bepalingen voor de overgangsperiode. Het is de bedoeling dat elke lidstaat voor dit doel een beperkt aantal nationale gerechten aanwijst, die de rechtsmacht uitoefenen totdat deze aan het eind van de overgangsperiode aan het Hof van Justitie wordt overgedragen. Volgens artikel 2 van dit besluit beslist de bevoegde nationale rechter over rechtsvorderingen die op het moment van de overdracht van de bevoegdheden aan het Hof van Justitie reeds aan hem waren voorgelegd.

5. Noodzaak van een communautair optreden

Dit besluit betreffende de gerechtelijke aspecten van het communautaire octrooisysteem beoogt soelaas te bieden voor de tekortkomingen van de huidige situatie op het gebied van de octrooibescherming in de Unie. Het is de bedoeling een communautaire octrooibescherming in te voeren, die kan worden gehandhaafd voor een enkele rechter, die uniforme normen toepast. Deze doelstelling kan alleen op communautair niveau worden gehaald.

6. Voorgestelde bepalingen

Artikel 1 - Toekenning van bevoegdheid aan het Hof van Justitie

Dit artikel noemt de onderwerpen waarvoor het Hof van Justitie bij uitsluiting bevoegd wordt verklaard.

Punt a) zegt dat het Hof van Justitie bevoegd is voor geschillen inzake inbreuken op en de geldigheid van het Gemeenschapsoctrooi. De verordening inzake het Gemeenschapsoctrooi bepaalt welke vorderingen in verband met die geschillen mogelijk zijn. De ontwerp-verordening betreffende het Gemeenschapsoctrooi noemt in dit verband een vordering tot staking van een inbreuk (artikelen 33 en 43) en een vordering tot verklaring van niet-inbreuk (artikel 34). Verder kan het Hof de inbeslagname van inbreuk makende goederen of andere passende sancties gelasten (artikel 43). Wat de geldigheid van een Gemeenschapsoctrooi betreft, noemt de ontwerp-verordening een vordering tot nietigverklaring (artikel 31) en een vordering in reconventie tot nietigverklaring (artikel 32).

Wanneer een communautair aanvullend beschermingscertificaat, waarbij de beschermingsperiode van een door een Gemeenschapsoctrooi beschermde uitvinding wordt uitgebreid, verleend is, is het Hof van Justitie ook bevoegd voor geschillen over inbreuken op of de geldigheid van dit certificaat. In dit verband beoogt de Commissie een voorstel voor de invoering van een communautair aanvullend beschermingscertificaat, waarbij de door het Gemeenschapsoctrooi geboden bescherming op dezelfde wijze wordt uitgebreid als Verordening (EG) nr. 1768/92 van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen [PB L 182 van 2.7.1992, blz. 1 en 5] en Verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen [PB L 198 van 8.8.1996, blz. 30 en 35] doen voor nationale octrooien.

Punt b) verklaart het Hof bevoegd inzake geschillen betreffende het gebruik van de uitvinding na de publicatie van de Gemeenschapsoctrooiaanvrage en het op een vroeger gebruik van de uitvinding gebaseerde recht. In verband daarmee kan ingevolge de ontwerp-verordening betreffende het Gemeenschapsoctrooi een redelijke vergoeding worden geëist van een derde die, tussen de publicatie van de Gemeenschapsoctrooiaanvrage en de verlening van het Gemeenschapsoctrooi, de uitvinding heeft toegepast op een wijze die op grond van het Gemeenschapsoctrooi verboden zou zijn (artikelen 11 en 35). Verder is in de ontwerp-verordening betreffende het Gemeenschapsoctrooi een recht van voorgebruik van de uitvinding opgenomen (artikelen 12 en 36). Wanneer de uitvinding voor de datum van indiening van een Gemeenschapsoctrooi werd gebruikt, heeft de voorgebruiker het recht de uitvinding ten behoeve van zijn onderneming te blijven gebruiken. Hij mag dit recht inroepen tegen het Gemeenschapsoctrooi of een communautair aanvullend beschermingscertificaat.

Ingevolge punt c) is het Hof bevoegd ten aanzien van voorlopige maatregelen op de gebieden waarop het bevoegd is. Omdat het Hof van Justitie bevoegd is met betrekking tot het Gemeenschapsoctrooi, kan het ingevolge artikel 243 van het EG-Verdrag onder omstandigheden passende voorlopige maatregelen gelasten voordat in het geding ten gronde een beslissing kan worden genomen. De bevoegdheid ten aanzien van voorlopige maatregelen is niet beperkt tot het gelasten van voorlopige maatregelen in hangende zaken, maar geldt zelfs al voordat het geding ten gronde aanhangig is gemaakt. Ook wordt het Hof van Justitie bevoegd voor maatregelen ter bescherming van bewijsmateriaal. Het krijgt deze bevoegdheid in het kader van het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad tot instelling van het Gemeenschapsoctrooigerecht en betreffende beroepen bij het Gerecht van eerste aanleg.

In punt d) wordt bepaald dat het Hof bevoegd is schadevergoeding toe te kennen in situaties waarvoor het ingevolge de punten a), b) en c) bevoegd is. Artikel 44 van de ontwerp-verordening inzake het Gemeenschapsoctrooi bevat een regeling voor dergelijke vorderingen, bijvoorbeeld vorderingen tot schadevergoeding van de houder van een Gemeenschapsoctrooi, met name in het geval van een inbreuk hierop, maar ook vorderingen van derden tegen de rechthebbende, wanneer deze zijn rechten onrechtmatig heeft uitgeoefend en derden schade heeft berokkend. Ten slotte voorziet het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad tot oprichting van het Gemeenschapsoctrooigerecht en betreffende beroepen bij het Gerecht van eerste aanleg in een vordering tot schadevergoeding als gevolg van voorlopige maatregelen of maatregelen ter bescherming van bewijsmateriaal.

Ingevolge punt e) kan het Hof een dwangsom opleggen wanneer een beslissing of beschikking van het Gemeenschapsoctrooigerecht die een verplichting tot handelen of tot nalaten inhoudt, niet worden nageleefd. Het Gemeenschapsoctrooigerecht moet zelf een dwangsom kunnen opleggen wanneer zijn beslissingen of beschikkingen niet worden nageleefd Indien het Gemeenschapsoctrooigerecht een verweerder bijvoorbeeld gelast een inbreuk te staken, moet het tezelfdertijd kunnen gelasten dat niet-naleving wordt bestraft met de verplichting tot betaling van een bepaald geldbedrag. Indien men zich hiervoor tot de nationale rechter moet wenden, kan kostbare tijd verloren gaan om ervoor te zorgen dat de beslissing van het Gemeenschapsoctrooigerecht wordt nageleefd.

In gevallen waarin dit besluit het Hof van Justitie geen bevoegdheden toekent, blijft de nationale rechter bevoegd. Artikel 46 van de ontwerp-verordening betreffende het Gemeenschapsoctrooi verduidelijkt in dit verband dat de nationale rechterlijke instanties bevoegd blijven voor rechtsvorderingen waarvoor het Hof van Justitie niet bevoegd is verklaard. Dit betreft bijvoorbeeld geschillen over de eigendom van een Gemeenschapsoctrooi.

Artikel 2 - Overgangsbepaling

Artikel 2 bevat een overgangsbepaling met betrekking tot de omvang van de verleende bevoegdheden. De bevoegdheid van de Gemeenschap treedt pas in werking na een overgangsperiode waarin de nationale rechterlijke instanties bevoegd zijn. De vraag rijst in hoeverre de bevoegdheid van het Hof van Justitie zich uitstrekt tot geschillen die al bestaan op het moment waarop het Hof bevoegd wordt. Artikel 2 stelt een duidelijke grens: geschillen die aan een nationale rechterlijke instantie zijn voorgelegd voordat het Hof van Justitie bevoegd wordt, worden hierdoor niet beïnvloed. Zij worden dus beslist door de nationale rechter bij wie de zaak aanhangig was.

Artikel 3 - Aanneming door de lidstaten

In artikel 3 beveelt de Raad de lidstaten overeenkomstig artikel 229 A van het EG-Verdrag aan, de bepalingen van de artikelen 1 en 2 van dit besluit betreffende het verlenen van rechtsmacht overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke vereisten aan te nemen. Ter wille van de duidelijkheid en om de Raad in staat te stellen de ontwikkelingen te volgen, moeten de lidstaten de Raad onverwijld van de te nemen maatregelen en van hun aanneming in kennis te stellen.

Artikel 4 - Inwerkingtreding

Dit artikel heeft betrekking op de inwerkingtreding van dit besluit en daardoor op het verlenen van de erin beschreven bevoegdheden aan het Hof van Justitie. Voor de inwerkingtreding moet aan twee voorwaarden zijn voldaan. De eerste betreft de kennisgeving door de lidstaten van hun goedkeuring van het verlenen van de bevoegdheden aan het Hof, nadat zij dit besluit ingevolge artikel 229 A van het EG-Verdrag overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen hebben aangenomen. Maar ook al hebben de lidstaten kennis gegeven van hun goedkeuring, toch kan het besluit de rechtsmacht van de lidstaten te laten overgaan naar het Hof van Justitie niet automatisch in werking treden. De Raad is in zijn gemeenschappelijke politieke benadering van 3 maart 2003 overeengekomen dat de nationale rechterlijke instanties bevoegd blijven gedurende een overgangsperiode waarin al wel Gemeenschapsoctrooien worden verleend, maar waarin er nog geen sprake is van een communautaire bevoegdheid; deze moet uiterlijk in 2010 tot stand komen. Om te vermijden dat er een situatie ontstaat waarin er al wel Gemeenschapsoctrooien worden verleend, maar er nog geen bevoegde rechter is bij wie de rechten kunnen worden gehandhaafd, mag de overdracht van de bevoegdheid niet plaatsvinden op een tijdstip waarop de communautaire rechtsmacht nog niet operationeel is. De inwerkingtreding van dit besluit moet daarom ook afhankelijk worden gesteld van een door de president van het Hof van Justitie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend gemaakte beschikking dat het Gemeenschapsoctrooigerecht en de beroepskamer voor octrooizaken bij het Gerecht van eerste aanleg rechtgeldig zijn ingesteld.

2003/0326 (CNS)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het Gemeenschapsoctrooi

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 229 A,

Gezien het voorstel van de Commissie, [1]

[1] PB C ... van , blz.

Gezien het advies van het Europees Parlement, [2]

[2] PB C ...van , blz.

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité, [3]

[3] PB C ... van , blz.

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Tijdens de Europese Raad van maart 2000 in Lissabon sprak de Europese Unie zich uit voor maatregelen om het concurrentievermogen van de Unie te verhogen in een moderne kenniseconomie; hierbij werd gewezen op het belang van een effectieve octrooibescherming in de Gemeenschap.

(2) In het huidige octrooibeschermingssysteem worden octrooien verleend door een nationaal octrooibureau in een lidstaat, of door het Europees Octrooibureau met werking in een lidstaat; deze octrooien worden gehandhaafd voor de nationale rechter in de betrokken lidstaat.

(3) De innovatieve Europese industrie vertrouwt op een doeltreffende wettelijke bescherming van haar uitvindingen in de gehele Gemeenschap. De invoering van een communautair octrooisysteem met een enkel Gemeenschapsoctrooi en de mogelijkheid dit recht te handhaven voor een communautaire rechter, die uiterlijk in 2010 moet zijn ingesteld na een overgangsperiode waarin de nationale rechter bevoegd blijft, levert de nu nog ontbrekende elementen van het octrooibeschermingssysteem in de Unie.

(4) Bij verordening (EG) nr. .../2003 van de Raad van ... 2003 betreffende het Gemeenschapsoctrooi [4] is een Gemeenschapsoctrooi ingesteld. De houders van een dergelijk recht genieten in de gehele Gemeenschap bescherming voor een uitvinding overeenkomstig de eenvormige normen van die verordening.

[4] PB L ... van, blz.

(5) Het Hof van Justitie dient de bevoegdheid te worden toegekend uitspraak te doen in bepaalde geschillen betreffende Gemeenschapsoctrooien.

(6) De aan het Hof van Justitie toegekende bevoegdheden moet door het Gemeenschapsoctrooigerecht worden uitgeoefend, krachtens Besluit nr. .../2003 van de Raad [5] dat op grond van de artikelen 225 A en 245 van het EG-Verdrag is vastgesteld. Deze artikelen maken het mogelijk dat aan het Gerecht van eerste aanleg toegevoegde rechterlijke kamers worden ingesteld, die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen in specifieke aangelegenheden.

[5] PB L ... van, blz.

(7) Het Gerecht van eerste aanleg heeft ingevolge artikel 225, lid 2, van het EG-Verdrag de bevoegdheid kennis te nemen van de beroepen tegen beslissingen van krachtens artikel 225 A van het EG-Verdrag ingestelde rechterlijke kamers. Beslissingen van het Gerecht van eerste aanleg in beroepszaken tegen beslissingen van het Gemeenschappelijk octrooigerecht kunnen krachtens artikel 225, lid 2, van het Verdrag bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen wanneer er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht wordt aangetast.

BESLUIT:

Artikel 1

Toekenning van bevoegdheid aan het Hof van Justitie

Het Hof van Justitie is bij uitsluiting bevoegd met betrekking tot

a) inbreuken op en de geldigheid van Gemeenschapsoctrooien en communautaire aanvullende beschermingscertificaten,

b) het gebruik van de uitvinding na de publicatie van de Gemeenschapsoctrooiaanvragen en het recht van voorgebruik van de uitvinding,

c) voorlopige maatregelen en maatregelen ter bescherming van bewijsmateriaal op de gebieden waarop bevoegdheid is toegekend,

d) schadevergoeding in de onder a), b) en c) genoemde situaties,

e) de oplegging van een dwangsom in het geval van niet-naleving van een beslissing of een beschikking die een verplichting tot handelen of tot nalaten behelst.

Artikel 2

Overgangsbepaling

Het Hof van Justitie is niet bevoegd uitspraak te doen in geschillen die op de datum waarop dit besluit in werking treedt, reeds bij een nationale rechterlijke instantie aanhangig zijn.

Artikel 3

Aanneming door lidstaten

De Raad beveelt de lidstaten aan, de in de artikelen 1 en 2 van dit besluit vervatte bepalingen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan te nemen. De lidstaten stellen de Raad onverwijld van de te nemen maatregelen en van de aanneming ervan in kennis.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt, na kennisgeving aan de Raad door de laatste lidstaat dat hij het besluit aanneemt, in werking op de dag waarop in het Publicatieblad van de Europese Unie de beschikking van de president van het Hof van Justitie is bekendgemaakt dat het Gemeenschapsoctrooigerecht en de beroepskamer bij het Gerecht van eerste aanleg rechtmatig zijn ingesteld.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Raad

De Voorzitter

[...]

FINANCIEEL MEMORANDUM

Beleidsterrein: industriële eigendom

Activiteit: Instelling van de rechtsmacht van de Gemeenschap in octrooizaken

Benaming van de actie: Voorstel voor een besluit van de Raad houdende toekenning aan het Hof van Justitie van de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het gemeenschapsoctrooi

1. BEGROTINGSONDERDELEN EN OMSCHRIJVING

De bevoegdheid van de Gemeenschap in octrooiaangelegenheden wordt ingevoerd bij twee besluiten van de Raad. Dit besluit, dat gebaseerd is op artikel 229 A van het EG-Verdrag, verleent het Hof van Justitie de bevoegdheid uitspraak te doen in geschillen betreffende het Gemeenschapsoctrooi. Het tweede besluit, dat gebaseerd is op de artikelen 225 A en 245 van het EG-Verdrag en waarvoor de Commissie een afzonderlijk voorstel indient, bevat de bepalingen die nodig zijn voor de instelling van het Gemeenschapsoctrooigerecht en het beroep bij het Gerecht van eerste aanleg. De gevolgen voor de begroting vloeien voort uit dat tweede besluit, omdat in het kader daarvan personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven nodig zijn. Er moeten rechters, referendarissen, toegevoegde rapporteurs en ander personeel worden benoemd, en er moet worden gezorgd voor gerechtszalen, kantoorruimte en kantoormateriaal. Dit voorstel betreft evenwel uitsluitend het verlenen van bevoegdheid aan het Hof van Justitie en vormt op zich geen belasting voor de begroting van de Gemeenschap. Het besluit treedt pas in werking wanneer het gerechtelijk systeem voltooid is, d.w.z. op de dag waarop de beschikking van de president van het Hof van Justitie wordt bekendgemaakt, dat het Gemeenschapsoctrooigerecht en de beroepskamer voor octrooizaken bij het Gerecht van eerste aanleg rechtgeldig zijn opgericht.

Bijgevolg bevat dit voorstel geen cijfers over de financiële gevolgen van de bevoegdheid van de Gemeenschap op octrooigebied. Dit gedetailleerde cijfermateriaal is opgenomen in het financieel memorandum in de bijlage bij het voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad tot oprichting van het Gemeenschapsoctrooigerecht en betreffende beroepen bij het Gerecht van eerste aanleg.

2. ALGEMENE CIJFERS

Niet van toepassing (zie onder 1).

3. BEGROTINGSKENMERKEN

Niet van toepassing (zie onder 1).

4. RECHTSGRONDSLAG

Artikel 229 A van het EG-Verdrag

5. OMSCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1. Doel van het communautaire optreden

5.1.1. Doelstellingen

Het voorgestelde besluit van de Raad maakt deel uit van het algemene project een communautair octrooisysteem in te stellen. Via een herziening van het Europese Octrooiverdrag en de toetreding van de Gemeenschap tot dat verdrag wordt het Europees Octrooibureau gemachtigd Gemeenschapsoctrooien te verlenen die de houders rechten geven overeenkomstig de verordening van de Raad betreffende het Gemeenschapoctrooi. Na afloop van een overgangsperiode zullen geschillen over met name inbreuken op en de geldigheid van deze rechten aan een communautaire rechter worden voorgelegd. Deze maatregelen betekenen een hervorming van het octrooibeschermingssysteem in Europa, dat wordt gekenmerkt door nationale octrooien die kunnen worden gehandhaafd voor de nationale rechter. Ook brengen ze de noodzakelijke aanpassingen ten behoeve van de Europese industrie, die steeds vaker in diverse lidstaten werkzaam is. De maatregelen moeten het concurrentievermogen van de innovatieve industrieën in de Unie vergroten door de instelling van een uniforme octrooibescherming voor de gehele Gemeenschap, die kan worden gehandhaafd voor een enkele communautaire rechter wiens beslissingen geldigheid hebben voor de gehele Gemeenschap.

Binnen dit algemene project wordt de bevoegdheid van de Gemeenschap in octrooiaangelegenheden ingevoerd bij twee besluiten van de Raad. De Commissie heeft een afzonderlijk voorstel voor de oprichting van een Gemeenschappelijk octrooigerecht en betreffende beroepen bij het Gerecht van eerste aanleg ingediend. Met het onderhavige voorstel wordt beoogd het Hof van Justitie bevoegd te verklaren voor het Gemeenschapsoctrooi. Deze bevoegdheid wordt in eerste aanleg uitgeoefend door het nieuw opgerichte Gemeenschapsoctrooigerecht en in beroepszaken door het Gerecht van eerste aanleg.

5.1.2. Genomen maatregelen in verband met de evaluatie vooraf

Al decennia lang ziet men in dat er een octrooisysteem voor de gehele Gemeenschap moet komen. Eerste initiatieven resulteerden in het Europees Octrooiverdrag van 5 oktober 1973, dat het verlenen van het Europees octrooi door het Europees Octrooibureau harmoniseerde, maar geen bepalingen bevatte over de rechten die aan het Europees octrooi konden worden ontleend en evenmin voorzag in een enkele rechtspleging voor de beslechting van geschillen. Deze is nog steeds voorbehouden aan de nationale wetgever en de nationale rechter van de overeenkomstsluitende partijen. Bij een tweede initiatief probeerden de lidstaten van de EG een Gemeenschapsoctrooi te creëren op basis van een internationale overeenkomst waarin de rechtspraak was geïntegreerd. Het Gemeenschapsoctrooiverdrag werd op 15 december 1975 in Luxemburg ondertekend. Dit werd op 15 december 1989 gevolgd door een overeenkomst betreffende het Gemeenschapsoctrooi, dat een protocol over geschillenbeslechting inzake inbreuken op en de geldigheid van Gemeenschapsoctrooien bevatte. Dit verdrag trad echter nooit in werking. In het kader van de Europese Raad van Amsterdam in juni 1997 (actieprogramma voor de interne markt) publiceerde de Commissie een groenboek over de bevordering van innovatie door octrooien. Bij de raadpleging over dit groenboek, en ook in het commentaar tijdens de hoorzitting van 25 en 26 november 1997, werd duidelijk blijk gegeven van steun voor de instelling van een Gemeenschapsoctrooisysteem. Ten slotte sprak de Europese Raad van Lissabon in maart 2000 zich uit voor de instelling van een Gemeenschapsoctrooisysteem. In zijn gemeenschappelijke politieke benadering van 3 maart 2003 bereikte de Raad overeenstemming over een aantal belangrijke onderdelen van zo'n systeem, waaronder de instelling van een Gemeenschapsoctrooigerecht op grond van artikel 225 A van het EG-Verdrag.

5.2. Voorgenomen acties en wijze van financiering uit de begroting

Niet van toepassing (zie onder 1).

5.3. Uitvoering

Niet van toepassing (zie onder 1).

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

Niet van toepassing (zie onder 1).

7. GEVOLGEN VOOR DE PERSONELE MIDDELEN EN DE HUISHOUDELIJKE UITGAVEN

Niet van toepassing (zie onder 1).

8. TOEZICHT EN EVALUATIE

8.1. Toezicht

De Raad spreekt in zijn gemeenschappelijke politieke benadering van 3 maart 2003 (punt 5) over een evaluatie van het Gemeenschapsoctrooisysteem en de rechterlijke bevoegdheid. De inhoud van de bevoegdheden die bij het onderhavige besluit aan het Hof van Justitie worden verleend, moeten worden geëvalueerd in het licht van de opgedane ervaringen. De Commissie zal het Hof van Justitie en de betrokkenen moeten raadplegen om gegevens te verzamelen over de werking van de communautaire rechtspraak in octrooizaken. Zij zal de verzamelde informatie moeten analyseren en zo nodig wijzigingen in het onderhavige besluit moeten voorstellen.

8.2. Procedure en tijdschema van de voorgeschreven evaluatie

Op basis van de gemeenschappelijke politieke benadering van de Raad van 3 maart 2003 zal de Commissie vijf jaar na de verlening van het eerste Gemeenschapoctrooi een verslag over de werking van alle aspecten van het Gemeenschapoctrooi met inbegrip van de rechterlijke bevoegdheid indienen. Periodiek zal de situatie daarna ook nog worden geëvalueerd.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

Niet van toepassing. Het voorstel behelst het verlenen van bevoegdheid aan het Hof van Justitie ten aanzien van het Gemeenschapsoctrooi. Het betreft geen fraudegevoelig beleidsterrein.

EFFECTBEOORDELINGSFORMULIER EFFECT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN, MET NAME OP HET MIDDEN- EN KLEINBEDRIJF (KMO)

Benaming van het voorstel

Voorstel voor een besluit van de Raad houdende toekenning aan het Hof van Justitie van bevoegdheid om uitspraak te doen in geschillen betreffende het Gemeenschapsoctrooi.

Referentienummer van het document

[...]

Het voorstel

1. Waarom is, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk en wat zijn de voornaamste doelstellingen?

Met het Gemeenschapsoctrooisysteem wordt beoogd te zorgen voor een bescherming van het Gemeenschapsoctrooi voor een enkel gerecht, dat uniforme normen toepast en beslissingen geeft die in de gehele Gemeenschap van kracht zijn. Deze doelstelling kan alleen op communautair niveau worden gehaald.

Effect op het bedrijfsleven

2. Waarop is het voorstel van invloed?

- welke bedrijfstakken?

Alle sectoren die te maken hebben met technische uitvindingen waarvoor octrooibescherming mogelijk is, hebben belang bij een Gemeenschapsoctrooisysteem. Bij een geschil kunnen zij partij zijn bij een proces voor het Gemeenschapsoctrooigerecht en in beroepszaken voor het Gerecht van eerste aanleg, althans voorzover het Hof van Justitie bevoegd is verklaard.

- welke bedrijfsomvang (met welk aandeel van kleine en middelgrote bedrijven)?

Alle bedrijven ongeacht hun omvang kunnen partij zijn bij een geschil inzake een Gemeenschapoctrooi voor de communautaire octrooirechter. De houder van een Gemeenschapoctrooi wil wellicht als eiser zijn rechten uit hoofde van dat octrooi voor het Gemeenschapsoctrooigerecht handhaven. Een derde kan ook als eiser optreden, wanneer hij de geldigheid van een Gemeenschapoctrooi, dat de houder exclusieve rechten verleent, wil aanvechten omdat het zijns inziens ongeldig is. Als verweerder kan de rechthebbende de geldigheid van zijn octrooi willen verdedigen, terwijl een derde zich tegen een vermeende inbreuk op een Gemeenschapoctrooi kan verweren.

Het Gemeenschapsoctrooisysteem beoogt de octrooiering van uitvindingen met name voor de KMO's aantrekkelijker te maken, waardoor het belang van octrooiering met name voor deze groep ondernemingen zal toenemen. Tot dusverre worden octrooien voor afzonderlijke lidstaten aangevraagd en vindt de handhaving ook plaats voor de nationale rechter van de betrokken lidstaat op grond van het octrooirecht en volgens het procesrecht van die lidstaat, wat voor KMO's buitengewoon lastig is. Wanneer de Gemeenschap bevoegd is voor octrooizaken, is het mogelijk een enkel octrooirecht dat in de gehele Gemeenschap geldig is, in een enkele rechterlijke procedure met gemeenschappelijke normen te handhaven.

3. Wat moeten de bedrijven doen om aan de voorgestelde wetgeving te voldoen?

De gevolgen voor het bedrijfsleven zijn alleen merkbaar bij geschillen over een Gemeenschapsoctrooi. Zij moeten zich dan vertrouwd maken met de procedure voor de Gemeenschapsoctrooirechter.

4. Welke economische gevolgen zal het voorstel waarschijnlijk hebben?

Het voorstel heeft alleen economische gevolgen in combinatie met de andere wetgeving tot invoering van een Gemeenschapsoctrooisysteem. In zijn geheel bezien zal dit systeem positieve economische gevolgen hebben. In het bijzonder:

- voor de investeringen en de oprichting van nieuwe bedrijven

Het Gemeenschapsoctrooi zal een positief effect op de investeringen hebben omdat de rechtsbescherming voor octrooien in de gehele Gemeenschap wordt verbeterd. De kans dat investeringen in innovatieve technologieën winst opleveren, is groter, waardoor verdere investeringen worden gestimuleerd. Omdat de betere rechtsbescherming bovendien goedkoper is, zal het bedrijfsleven een efficiënter gebruik van zijn bestaande budget voor onderzoek en ontwikkeling kunnen maken, waardoor er meer uitvindingen mogelijk zijn, wat weer een stimulans zal zijn voor investeringen om deze uitvindingen economisch te exploiteren. Aangezien een effectieve octrooibescherming vaak dient als rechtsgrond voor een economisch succesvol werkzaam bedrijf, zal een uitgebreidere, gemakkelijker en goedkopere octrooibescherming de oprichting van nieuwe bedrijven bevorderen.

- voor het concurrentievermogen van de bedrijven

Het Gemeenschapsoctrooi maakt de octrooibescherming effectiever, gemakkelijker en goedkoper, niet alleen voor bedrijven die al gebruik maken van octrooibescherming, maar ook voor andere bedrijven en met name voor KMO's zal octrooiering eenvoudiger worden. Wanneer het mogelijk is een uitvinding en de daarmee gepaard gaande investeringen in de gehele Gemeenschap te beschermen, kunnen alle bedrijven die van die mogelijkheid gebruik maken, beter concurreren op de interne markt. Bovendien neemt het concurrentievermogen van de Europese industrie ten opzichte van de belangrijkste handelspartners en concurrenten toe. Momenteel is octrooibescherming in bijvoorbeeld de Verenigde Staten of Japan veel goedkoper dan in Europa met zijn nationale en Europese octrooisystemen. Amerikaanse en Japanse bedrijven kunnen dan ook tegen veel lagere kosten geoctrooieerde producten ontwikkelen, die later wereldwijd worden verhandeld. Het is de bedoeling van het Gemeenschapsoctrooisysteem dit obstakel voor het concurrentievermogen van de Europese industrie uit de weg te ruimen.

- voor de werkgelegenheid

Meer investeringen in innovatieve technologieën en een groter concurrentievermogen van de Europese industrie zijn stimulansen voor de werkgelegenheid. Op alle technische terreinen en in verwante bedrijfstakken kan worden gerekend op nieuwe banen. Met name de moderne, innovatieve technologieën die een steeds grotere rol in de mondiale kenniseconomie spelen, zullen hiervan profiteren.

5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote bedrijven (minder zware of andere eisen enz.)?

Niet van toepassing. Ten aanzien van de onderwerpen waarvoor het Hof van Justitie rechtsmacht krijgt, kan geen onderscheid naar omvang van de ondernemingen worden gemaakt.

Raadpleging

6. Geef een overzicht van de organisaties die over het voorstel zijn geraadpleegd en zet hun standpunten in grote lijnen uiteen.

Al decennia lang ziet men in dat er een octrooisysteem voor de gehele Gemeenschap moet komen. Eerste initiatieven resulteerden in het Europees Octrooiverdrag van 5 oktober 1973, dat het verlenen van het Europees octrooi door het Europees Octrooibureau harmoniseerde, maar geen bepalingen bevatte over de rechten die aan het Europees octrooi konden worden ontleend en evenmin voorzag in een enkele rechtspleging voor de beslechting van geschillen. Deze is nog steeds voorbehouden aan de nationale wetgever en de nationale rechter van de overeenkomstsluitende partijen. Bij een tweede initiatief probeerden de lidstaten van de EG een Gemeenschapsoctrooi te creëren op basis van een internationale overeenkomst waarin de rechtspraak was geïntegreerd. Het Gemeenschapsoctrooiverdrag werd op 15 december 1975 in Luxemburg ondertekend. Dit werd op 15 december 1989 gevolgd door een overeenkomst betreffende het Gemeenschapsoctrooi, dat een protocol over geschillenbeslechting inzake inbreuken op en de geldigheid van Gemeenschapsoctrooien bevatte. Dit verdrag trad echter nooit in werking. In het kader van de Europese Raad van Amsterdam in juni 1997 (actieprogramma voor de interne markt) publiceerde de Commissie een groenboek over de bevordering van innovatie door octrooien. Bij de raadpleging over dit groenboek, en ook in het commentaar tijdens de hoorzitting van 25 en 26 november 1997, werd duidelijk blijk gegeven van steun voor de instelling van een Gemeenschapsoctrooisysteem. Ten slotte sprak de Europese Raad van Lissabon in maart 2000 zich uit voor de instelling van een Gemeenschapsoctrooisysteem. In zijn gemeenschappelijke politieke benadering van 3 maart 2003 bereikte de Raad overeenstemming over een aantal belangrijke onderdelen van zo'n systeem, waaronder de instelling van een Gemeenschapsoctrooigerecht op basis van artikel 225 A van het EG-Verdrag.