52003DC0673

Witboek - De ruimtevaart, een nieuwe Europese grens voor een uitbreidende Unie - Een actieplan voor de uitvoering van het Europese ruimtevaartbeleid {SEC(2003) 1249} /* COM/2003/0673 def. */


WITBOEK - De ruimtevaart, een nieuwe Europese grens voor een uitbreidende Unie - Een actieplan voor de uitvoering van het Europese ruimtevaartbeleid {SEC(2003) 1249}

(ingediend door de Commissie)

INHOUDSOPGAVE

WITBOEK De ruimtevaart, een nieuwe Europese grens voor een uitbreidende Unie Een actieplan voor de uitvoering van het Europese ruimtevaartbeleid

Voorwoord

1. INLEIDING: Een nieuwe benadering van het ruimtevaartbeleid in Europa

2. Bijdragen van de ruimtevaart aan beleidsdoelstellingen

3. Ruimtevaartacties ter ondersteuning van de uitgebreide Unie

3.1. Opzetten van een Europees systeem voor navigatie, tijdsbepaling en plaatsbepaling met satellieten

3.2. Wereldwijde monitoring ten behoeve van het milieu en de veiligheid

3.3. Het dichten van de "digitale kloof"

3.4. De bijdrage van de ruimtevaart aan het GBVB, het EVDB en het anticiperen op en monitoren van humanitaire crises

3.5. Ontwikkeling van internationale partnerschappen

4. Uitbreiding en consolidering van het ruimtevaartbeleid: sleutels tot succes

4.1. Handhaving van strategische onafhankelijkheid en gemeenschappelijke voorzieningen voor gemeenschappelijke acties

4.1.1. Onafhankelijke toegang tot de ruimte waarborgen

4.1.2. Verbetering van ruimtevaarttechnologie om aan toekomstige behoeften te voldoen

4.1.3. Bevordering van verkenning van de ruimte

4.1.4. Stimuleren van meer wetenschappelijke en technologische carrières

4.2. Versterking van de Europese toppositie op het gebied van de ruimtewetenschap

4.2.1. Meer inspanning op astronomisch gebied

4.2.2. Stimulering van de aardwetenschappen

4.2.3. Steun voor biowetenschappen en natuurkunde in de ruimte

4.2.4. Wetenschappelijke gegevens gemakkelijker benutten

4.3. Creëren van de juiste omgeving voor innovatie en concurrentievermogen

5. Governance en middelen

5.1. Uitwerken van een nieuwe benadering voor de governance van ruimtevaartactiviteiten

5.2. Ambities en middelen met elkaar in overeenstemming brengen

CONCLUSIES

BIJLAGE 1 HET EUROPESE RUIMTEVAARTPROGRAMMA (een kader voor het actieplan van het Witboek) Eerste lijnen

BIJLAGE 2 RAMING VAN DE BENODIGDE MIDDELEN

BIJLAGE 3 RAADPLEGING OVER HET GROENBOEK : VOORNAAMSTE RESULTATEN

BIJLAGE 4 LIJST VAN TERMEN

De ruimtevaart: een nieuwe grens voor een uitbreidende Unie

Samenvatting

Naar aanleiding van het Groenboek heeft een succesvolle raadpleging plaatsgevonden over opties voor Europese activiteiten in de ruimte. Voortbouwend op de resultaten hiervan stelt de Commissie in dit Witboek voor een verruimd Europees ruimtevaartbeleid ten uitvoer te leggen om bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsdoelstellingen van de Europese Unie. Op de volgende aspecten wordt nader ingegaan :

Europa heeft een verruimd, door de vraag gestuurd ruimtevaartbeleid nodig om te profiteren van de specifieke voordelen die ruimtevaarttechnologieën kunnen bieden ter ondersteuning van de beleidsmaatregelen en doelstellingen van de Unie: snellere economische groei, nieuwe banen en groter concurrentievermogen van de industrie, uitbreiding en cohesie, duurzame ontwikkeling van veiligheid en defensie.

Het Europees Ruimtevaartagentschap (ESA), de Lidstaten van de EU en de ESA en hun nationale ruimtevaartorganisaties, onderzoekcentra en de industrie hebben samen Europa op de kaart gezet als belangrijke speler op ruimtevaartgebied. In dit Witboek worden deze partners, inclusief de ruimtevaartindustrie, opgeroepen de handen ineen te slaan om nieuwe doelstellingen te bereiken en nieuwe uitdagingen aan te gaan.

Het Europese ruimtevaartbeleid zal worden uitgevoerd in een meerjarig Europees ruimtevaartprogramma dat zal dienen als instrument om prioriteiten en doelstellingen vast te stellen, taken en verantwoordelijkheden toe te wijzen en jaarlijkse begrotingen op te stellen. Het werkterrein moet onderzoek en ontwikkeling, de ontwikkeling van infrastructuur, diensten en technologie omvatten en het programma moet regelmatig worden herzien en bijgewerkt.

Het beleid impliceert een verhoging van de totale uitgaven om toepassingen te ontwikkelen en te introduceren en om steun te verlenen aan onderzoek en ontwikkeling, technologie en infrastructuren. De Unie dient in het kader van haar toekomstige financiële vooruitzichten te overwegen om middelen op te nemen die worden toegewezen op grond van de behoeften die voortvloeien uit beleidsmaatregelen van de EU.

Wanneer Europa de voorgestelde benadering van het ruimtevaartbeleid niet aanneemt, zal het als "ruimtevaartmogendheid" in verval raken omdat het niet langer in staat zal zijn nieuwe technologieën te ontwikkelen en toepassingen te onderhouden, met ernstige gevolgen voor zijn globale concurrentievermogen.

Europa bezit reeds veel van de capaciteiten die nodig zijn om de diensten en toepassingen te ontwikkelen om beleidsmaatregelen van de EU te ondersteunen. Het heeft operationele communicatie- en meteorologische systemen opgezet en een ambitieus programma aangenomen voor een satellietsysteem voor navigatie, tijdsbepaling en plaatsbepaling (GALILEO). In januari 2004 zal het zijn plan voorstellen voor het opzetten van een systeem voor monitoring van de aarde en aardobservatie (Global Monitoring for the Environment and Security: GMES). Behalve een bijdrage aan een grote reeks civiele beleidsmaatregelen, kunnen ruimtesystemen ook een directe bijdrage leveren aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie en haar Europese veiligheids- en defensiebeleid.

Internationale samenwerking biedt goede mogelijkheden om Europa's krachtige positie op het gebied van ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen uit te bouwen door partnerschappen met de VS, Rusland en opkomende "ruimtevaartnaties".

Voor de uitvoering van een Europees ruimtevaartbeleid wordt gedacht aan twee fasen: de eerste fase (2004-2007) behelst de uitvoering van de activiteiten die onder de recent bereikte kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de ESA vallen; de tweede fase (2007 en daarna) begint na de inwerkingtreding van het Europese constitutionele verdrag, waarin naar verwachting de ruimtevaart zal worden opgenomen als een gedeelde bevoegdheid van de Unie en haar Lidstaten.

Voorwoord

Dit is een belangrijk ogenblik in de geschiedenis van Europa. Met het toekomstige constitutionele verdrag waarover thans wordt gediscussieerd, zal de Unie een nieuwe en meer politieke fase binnentreden waarin zij streeft naar een nauwere band met haar burgers.

Dit is eveneens een belangrijk ogenblik in de geschiedenis van de Europese ruimtevaartactiviteiten. Het is thans tijd om deze activiteiten op de politieke agenda van de Unie te plaatsen met een belangrijke rol in het Europese opbouwproces, door ruimtevaarttoepassingen, gekoppeld aan geïnspireerde doelstellingen, ten dienste van de uitgebreide Unie en haar burgers te stellen.

Na 40 jaar van goede Europese resultaten bij de ontwikkeling van ruimtevaartwetenschappen, -technologieën en -toepassingen stelt de Commissie in dit Witboek voor om een kwalitatieve sprong voorwaarts te maken wat betreft de ambities voor en de organisatie van deze sleutelsector.

De Commissie is overtuigd van de essentiële ondersteuning die ruimtevaarttechnologieën kunnen bieden ten behoeve van de beleidsmaatregelen en doelstellingen van de Unie en ook van hun enorme sociale, economische en commerciële potentieel. Zij beveelt aan : (i) meer inspanning te steken in uiteenlopende ruimtevaartinfrastructuren en -toepassingen die een unieke bijdrage kunnen leveren om te voldoen aan de behoeften van de burgers en te reageren op de politieke doelstellingen van de Unie, en (ii) de bestaande wetenschappelijke en technologische grondslag van de ruimtevaartactiviteiten te consolideren. Tevens dringt zij aan op een verandering van het governance-model om de Unie nieuwe verantwoordelijkheden te geven voor het aansturen, financieren en coördineren van activiteiten in het kader van een verruimd ruimtevaartbeleid.

Het Europees Ruimteagentschap (ESA), de Lidstaten en hun nationale ruimtevaartorganisaties, onderzoekcentra en de industrie hebben samen Europa op de kaart gezet als belangrijke speler op ruimtevaartgebied. In dit Witboek worden al deze betrokkenen opgeroepen om de handen ineen te slaan om nieuwe ambitieuze doelstellingen te bereiken. Tevens wordt de Europese ruimtevaartindustrie aangespoord om nieuwe uitdagingen aan te gaan. De doelstelling is een kader te creëren dat meer zekerheid en voorspelbaarheid biedt zodat bedrijven beter in staat zijn te plannen en te investeren en hun aandeel in commerciële en institutionele markten te vergroten.

Deze voorstellen, die zijn gebaseerd op uitgebreide analyses, stoelen op de resultaten van de intensieve raadplegingen die hebben plaatsgevonden over de kwesties die zijn aangeroerd in het in januari 2003 gepubliceerde Groenboek over het ruimtevaartbeleid. In tien Europese hoofdsteden zijn conferenties en workshops georganiseerd en de Commissie is erkentelijk voor de honderden bijdragen die zij heeft ontvangen.

In Europa bestaat een sterke wil om onze wetenschappelijke talenten, onze technologieën en ons ondernemerschap in de ruimtevaartsector ten dienste van Europa en de Europese burgers te stellen. In dit Witboek wordt het hoe en waarom uiteengezet. In verband met sommige kwesties kunnen nog geen duidelijke conclusies worden getrokken, maar worden daarvoor mechanismen en mijlpalen aangegeven.

Het is de bedoeling dat dit Witboek een referentiepunt wordt: het bevat een actieplan ("Europees ruimtevaartprogramma") met een lijst van aanbevolen acties voor de uitvoering van het Europese ruimtevaartbeleid. Het succes ervan zal worden afgemeten aan de voordelen die het de Europese Unie, de Europese burgers en de ruimtevaartsector oplevert.

1. INLEIDING: Een nieuwe benadering van het ruimtevaartbeleid in Europa

Ruimtevaart ter ondersteuning van de essentiële beleidsdoelstellingen van de Unie

Europa heeft zich de afgelopen 40 jaar als speler in de ruimtevaart uitgerust met een grote verscheidenheid aan capaciteiten op het gebied van draagraketten, satelliettechnologieën, ruimtevaartwetenschappen en -toepassingen en gebruikersdiensten. Dit is een indrukwekkend resultaat.

Hoewel voor een gemeenschappelijk ruimtevaartbeleid van de EU een wijziging van het Verdrag nodig is, is in dit Witboek uitgegaan van de stelling dat op Unie-niveau al essentiële elementen van een verruimd ruimtevaartbeleid moeten worden geïntroduceerd, voordat het constitutionele verdrag in werking treedt, waarin, ervan uitgaande dat de intergouvernementele conferentie de conclusies van de Europese conventie niet wijzigt, de ruimtevaart wordt genoemd als een van de bevoegdheden die de Unie met haar Lidstaten deelt. Op grond van een aantal juridische grondslagen kan ter ondersteuning van de uitvoering van bestaande beleidsmaatregelen van de EU al een beroep worden gedaan op de ruimtevaart als relevante technologie [1].

[1] Zie de artikelen 70, 154, 157, 163 tot en met 173 van het EG-Verdrag.

Tot dusver hebben verschillende Europese landen nationale doelstellingen nagestreefd en tegelijkertijd gebruik gemaakt van een Europese dimensie door hun inspanningen grotendeels te bundelen in het kader van het Europees Ruimteagentschap (ESA).

In dit Witboek wordt getracht voort te bouwen op vroegere successen en bestaande competentie op alle niveaus teneinde met ruimtevaarttechnologieën, -infrastructuren en -diensten een kosteneffectievere ondersteuning te bieden ten behoeve van beleidsmaatregelen en doelstellingen van de Europese Unie dan thans het geval is. Het politieke kader van de Unie is het enige kader waarbinnen de nodige randvoorwaarden kunnen worden geschapen om de vruchten van een verruimd beleid te plukken.

Deze vruchten zullen voortkomen uit de waardevolle bijdragen die ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen zullen leveren aan:

* economische groei, nieuwe werkgelegenheid en industrieel concurrentievermogen

* een succesvolle uitbreiding van de Unie

* duurzame ontwikkeling

* een betere veiligheid en defensie voor allen

* bestrijding van de armoede en ontwikkelingshulp

De aanbevelingen van de Commissie impliceren dat alle betrokkenen de handen moeten ineenslaan vanuit een gemeenschappelijke visie. Een van de elementen daarvan moet het vertrouwen zijn dat het ruimtevaartbeleid Europa zal helpen om een betere buur en een gerespecteerde internationale partner te zijn. De Unie zal beter in staat zijn haar kernwaarden te verdedigen, zoals democratie, rechtsstaat, duurzame ontwikkeling en handhaving van vrede en orde door dialoog en diplomatie.

Bovendien zal de Unie beter toegerust zijn om op te treden als wereldleider op politiek, economisch en wetenschappelijk vlak. Door investeringen in de juiste gebieden en in effectieve programma's zal een verruimd ruimtevaartbeleid bijdragen tot het politieke aanzien van de Unie in de wereld, tot haar economische concurrentievermogen en tot haar reputatie van wetenschappelijke topkwaliteit. Europa's enthousiasme voor internationale samenwerking bij ruimtevaartactiviteiten houdt in dat veel van de vruchten van het ruimtevaartbeleid kunnen worden gedeeld met de gehele mensheid.

Tenslotte moet bij elke visie op de toekomst van de Unie een goede vooruitgang van de economische, sociale en wetenschappelijke ontwikkeling van de nieuwe Lidstaten vooropstaan. Een verruimd ruimtevaartbeleid kan hen in staat stellen sneller een hoger welvaartsniveau en een hogere sociale en culturele ontwikkeling te bereiken.

Stilstand is geen optie

In dit Witboek gaat het er niet om een nieuwe grondslag te vinden om Europa's prestige te vergroten. Het gaat om de noodzaak nieuwe infrastructuren en diensten te verkrijgen en nieuwe kansen te creëren. De ambities zijn praktisch en realistisch en de uitgaven moeten in overeenstemming zijn met de ambities.

Een ruimer, kosteneffectief ruimtevaartbeleid betekent dat de totale uitgaven op middellange en lange termijn moeten worden verhoogd. Een herverdeling van de huidige budgetten zal ons niet verder helpen. Hier wordt niet voorgesteld om gaandeweg hetzelfde uitgavenniveau als de Verenigde Staten te bereiken, per hoofd van de bevolking meer dan zeven keer zo hoog als in Europa, maar om concrete acties te ontwikkelen, bedoeld om in te spelen op concrete behoeften en reële voordelen op te leveren, met een geleidelijke verhoging van het budget dat hiermee in overeenstemming is.

Wanneer Europa niets doet, stelt het zich bloot aan twee zeer reële gevaren:

* verval van zijn capaciteiten als belangrijke speler in de ruimtevaart, wanneer de groei geen gelijke tred houdt met de mondiale ontwikkeling in de ruimtevaartsector. Het vermogen om nieuwe technologieën en toepassingen te ontwikkelen en te onderhouden kan in gevaar komen.

* verval van zijn belangrijkste ruimtevaartbedrijven als gevolg van zwakke commerciële markten en het uitblijven van publieke investeringen in nieuwe programma's.

De opzet van dit Witboek ....

Hoofdstuk 2 bevat een algemene uiteenzetting van de toepassingen en technologieën die kunnen worden ingezet met het oog op de belangrijkste beleidsdoelstellingen van de Unie. In hoofdstuk 3 worden specifieke activiteiten beschreven die worden ontwikkeld ter ondersteuning van essentiële beleidsmaatregelen en doelstellingen van de EU. Hoofdstuk 4 bevat aanbevelingen voor gedetailleerde acties om de huidige wetenschappelijke en technologische capaciteiten van Europa veilig te stellen en uit te bouwen en om de ruimtevaartindustrie te versterken, hetgeen noodzakelijk is om toepassingen ter ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de EU te realiseren. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op enkele noodzakelijke veranderingen in de governance en financiering van de Europese ruimtevaartactiviteiten.

Bijlage 1 bevat een eerste schets van een mogelijk Europees ruimtevaartprogramma en een routekaart die zijn opgesteld aan de hand van de aanbevelingen die in dit Witboek worden gedaan. Een eerste analyse van de voor de uitvoering daarvan vereiste middelen wordt gegeven in bijlage 2. Bijlage 3 geeft een samenvatting van de voornaamste resultaten van het raadplegingsproces. In bijlage 4 is een woordenlijst opgenomen.

2. Bijdragen van de ruimtevaart aan beleidsdoelstellingen

Ruimtevaart als onderdeel van het Europese beleidsinstrumentarium

Wanneer Europa meer middelen besteedt aan de ruimtevaart en zijn inspanningen op de juiste wijze organiseert, kan het de levenskwaliteit van de Europese burgers werkelijk verbeteren en bijdragen tot economische groei en nieuwe werkgelegenheid. De wereldwijde aan ruimtevaarttoepassingen gerelateerde markt zal in 2010 naar verwachting 250 miljard euro bedragen. [2]

[2] Euroconsult 2002

Met de huidige institutionele en financiële regelingen is het evenwel niet mogelijk ten volle te profiteren van de huidige en potentiële voordelen van de ruimtevaarttechnologieën. Deze regelingen zijn vooral geconcentreerd op onderzoek en ontwikkeling en zijn niet geschikt voor een optimale exploitatie van de ruimteactiva.

Wanneer niet van deze voordelen wordt geprofiteerd, heeft dat ernstige gevolgen voor de Europese economie en de rol van Europa in de wereld. De ruimtevaart, een horizontaal beleidselement, is met name van belang voor ondersteuning van de economische vooruitzichten van Europa, de doelstellingen van het landbouwbeleid, de werkgelegenheid, het milieubeheer en het Europese buitenlands en veiligheidsbeleid.

Ruimtevaarttechnologieën lenen zich veelal voor de behandeling van vraagstukken met een grootschalig en mondiaal karakter. De ruimtevaart is niet de oplossing voor elk probleem, maar dient een belangrijke plaats in te nemen in het Europese beleidsinstrumentarium. In de vervoerssector en de landbouwsector worden ruimtevaarttechnologieën al toegepast om een aantal beleidsdoelstellingen te bereiken.

Hieronder wordt een aantal andere beleidsdoelstellingen genoemd, die door Europese Raden zijn onderschreven en zodoende doelstellingen van de Unie zijn geworden. Het ruimtevaartbeleid kan op veel van deze gebieden een belangrijke bijdrage leveren tegen betaalbare kosten en met een grotere efficiency.

Beleidsdoelstellingen: Investeren in de kenniseconomie ter bevordering van economische groei, werkgelegenheid en concurrentievermogen (Strategie van Lissabon) en de uitbreiding tot een succes maken door ondersteuning van de cohesie en de economische, industriële en technologische groei in alle Lidstaten

Ruimtevaartinstrumenten: Satelliettelecommunicatie maakt deel uit van een technologie-portfolio waarmee breedbandtoegang kan worden geboden aan de 20% van de bevolking van de EU die hier op middellange termijn niet over zou kunnen beschikken. Met deze vorm van telecommunicatie kan worden bijgedragen aan het dichten van de "digitale kloof" met de nieuwe Lidstaten en andere landen door aardse oplossingen aan te vullen.

* Beleidsdoelstelling: Realiseren van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling

In juni 2001 heeft de Europese Raad in Gothenburg een strategie voor duurzame ontwikkeling aangenomen. De Raad merkte daarbij op dat de doelstellingen ervan "het begin [kunnen] zijn van een nieuwe golf van technologische innovatie en investeringen die groei en werkgelegenheid opleveren". De Raad heeft verzocht om in 2001 een Europese capaciteit beschikbaar te hebben voor wereldwijde monitoring met het oog op het milieu en de veiligheid.

Ruimtevaartinstrumenten: Aardobservatie vanuit de ruimte ondersteunt een gedegen milieubeheer en milieubescherming dankzij de mogelijkheid van fundamentele homogene waarnemingen met een onovertroffen dekking van klimaat en weer, oceanen, visserij, land en vegetatie. Dankzij de ruimtevaart zijn weersvoorspellingen over een periode van vijf dagen mogelijk. In een model voor duurzame landbouw kan eveneens worden geprofiteerd van het gebruik van aardobservatie-instrumenten. Ook voor de controle van de toepassing van het Protocol van Kyoto zal Europa over onafhankelijke ruimtevaartfaciliteiten moeten beschikken.

* Beleidsdoelstelling: De Unie moet in de wereld een belangrijker rol gaan spelen door een krachtiger gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) dat wordt gesteund door een Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB)

De komende jaren moet de Unie de doelstellingen van Helsinki bereiken, hetgeen onder andere inhoudt dat zij verbinding moet hebben met snel inzetbare troepen en wereldwijde inlichtingenbronnen.

Ruimtevaartinstrumenten: Om geloofwaardig en effectief te zijn moeten het GBVB en het EVDB gebaseerd zijn op autonome toegang tot betrouwbare wereldwijde informatie teneinde geïnformeerde besluitvorming te bevorderen.

Ruimtevaarttechnologieën en -infrastructuren verschaffen toegang tot kennis, informatie en militaire voorzieningen op de grond die alleen beschikbaar is dankzij de mogelijkheden om satellieten te lanceren, te ontwikkelen en te exploiteren, die zorgen voor wereldwijde communicatie-, plaatsbepalings- en observatiesystemen. Tegelijkertijd kunnen systemen in de ruimte de burgers een betere veiligheid bieden, doordat zij het bijvoorbeeld mogelijk maken grenzen en kusten effectiever te controleren en humanitaire crises in een vroeg stadium te signaleren.

* Beleidsdoelstelling: Verbetering van de industriële prestaties door uitbreiding van O&O en technologische innovatie bij het vaststellen van de prioriteiten voor het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T)

De Europese Raad heeft verhoging van de totale O&O-uitgaven in de Unie van 1,8% naar 3% van het bruto binnenlands product in 2010 tot doel gesteld. Verdere ontwikkeling van TEN-T zal de economische groei een nieuwe stimulans geven. De realisering van de TEN-T-prioriteiten zou de economie en samenleving van de Unie een winst moeten opleveren die op lange termijn wordt geraamd op een groei van het BBP van 0,23%.

Ruimtevaartinstrumenten:

O&O op ruimtevaartgebied en de ontwikkeling van TEN-T maken ook deel uit van een grotere waardeketen die O&O in andere sectoren stimuleert en leidt tot commerciële toepassingen, zoals GALILEO, met potentieel zeer grote opbrengsten en veel nieuwe banen. Elke euro die wordt geïnvesteerd in ruimtevaarttoepassingen, genereert een omzet van 7 à 8 euro dankzij de ontwikkeling van diensten met toegevoegde waarde. [3]

[3] Euroconsult 2002

* Beleidsdoelstelling: Bestrijding van armoede en ontwikkelingshulp

Ruimtevaartinstrumenten: De Unie is de grootste verschaffer van ontwikkelingshulp in de wereld. Ruimtevaarttechnologieën kunnen haar ontwikkelingsinspanningen versterken en andere landen helpen om meer toegang tot informatie te krijgen, kennis en kunde te verbeteren en hun hulpbronnen beter te beheren.

Behalve voor het opzetten van commerciële communicatie-infrastructuren kunnen ruimtevaarttechnologieën, bijvoorbeeld aardobservatie en mondiale plaatsbepalingssystemen, ook worden gebruikt voor uiteenlopende taken, bijvoorbeeld : bescherming van de bodem en beheer van waterreserves; monitoring van de ontwikkeling van gewassen en voorspelling van voedselproductie; vroegtijdige waarschuwing voor het risico van overstromingen en branden; monitoring van tropische bossen; preventie van de risico's van bodembewegingen; monitoring van kusten en zeeën; voorspelling, preventie en management van natuurrampen.

3. Ruimtevaartacties ter ondersteuning van de uitgebreide Unie

In het vorige hoofdstuk is aangegeven hoe ruimtevaartinstrumenten de Unie kunnen helpen om haar beleidsdoelstellingen te verwezenlijken. Op de volgende bladzijden worden speerpunten van dit ruimtevaartbeleid uiteengezet. Hiervoor is financiële steun vereist van de Unie, de ESA en de Lidstaten in een solide partnerschap met de particuliere sector.

Elk van deze initiatieven zal direct of indirect bijdragen tot de levenskwaliteit van de mensen. Tevens kunnen zij bijdragen tot de Europese veiligheid en Europa helpen zijn positieve rol in internationale samenwerking te versterken. Het uitrollen van de drie hieronder beschreven toepassingen is een belangrijk element van de doelstelling van het Europese groei-initiatief om investeringen in netwerken en kennis te stimuleren.

3.1. Opzetten van een Europees systeem voor navigatie, tijdsbepaling en plaatsbepaling met satellieten

De weg voorwaarts

De uitdaging

Zorgen voor een op wereldniveau concurrerend, onafhankelijk, op satellieten gebaseerd Europees systeem voor navigatie, tijdsbepaling en plaatsbepaling dat op lange termijn financieel levensvatbaar is.

De kans

Europa de beschikking geven over een alternatief voor navigatie en plaatsbepaling met goede vooruitzichten voor commerciële exploitatie en nieuwe banen, waarmee diensten worden geleverd die voor de burgers en beleidsmaatregelen van de EU rechtstreeks van belang zijn.

Een innovatieve en onmisbare oplossing

Het internationale GALILEO-programma voor radionavigatie per satelliet, dat in februari 1999 is voorgesteld door de Europese Commissie, is het eerste grote project dat gezamenlijk wordt gefinancierd door de Unie en de ESA. In mei 2003 hebben beide organisaties het licht op groen gezet voor de uitvoering van de ontwikkelingsfase van het GALILEO-programma.

GALILEO is een belangrijk element van het Europese ruimtevaartbeleid en een innovatieve oplossing voor de onmiskenbare behoefte in Europa aan navigatie, tijdbepaling en plaatsbepaling. GALILEO, dat rechtstreeks bijdraagt tot de definitie van een nieuwe wereldstandaard, heeft een aantal nieuwe kenmerken. Het is :

- het eerste grote ruimtevaartproject dat onder auspiciën van de EU is opgezet;

- de eerste keer dat de Europese Unie de controle krijgt over een dergelijk strategisch systeem, dat een essentieel element zal vormen van strategische EU-projecten op het gebied van de vervoersinfrastructuur;

- een nieuw voorbeeld van een partnerschap tussen de openbare en de particuliere sector: de ontwikkelingsfase wordt beheerd door een gemeenschappelijke onderneming waaraan vertegenwoordigers van de investeerders deelnemen. In een later stadium zullen particuliere bedrijven het systeem exploiteren en beheren op basis van een concessie.

De GALILEO-constellatie van 30 satellieten met bijbehorende grondstations moet wereldwijd vanaf 2008 een reeks diensten aanbieden. De marktvooruitzichten zijn veelbelovend: de vraag naar satellietnavigatiediensten en afgeleide producten neemt wereldwijd snel toe met 25% per jaar en kan omstreeks 2020 275 miljard euro bedragen, terwijl tegelijkertijd 100.000 hooggeschoolde banen worden gecreëerd. De toetredingslanden zal worden aangeboden om deel te nemen aan de managementstructuur.

Het gebruik van de signalen van GALILEO uit de ruimte kan worden gecombineerd met andere wereldwijde plaatsbepalingsystemen om robuustere diensten te leveren. Er is een groot aantal verschillende toepassingen naar voren gebracht in de meest uiteenlopende commerciële diensten. Hieronder vallen de meest diverse gebieden, bijvoorbeeld vervoer, energie, financiën, verzekeringen, visserij, landbouw, milieu, geologie, natuurwetenschappen en openbare werken. Het systeem kan ook in individuele behoeften voorzien - de navigatiefaciliteiten zullen bijvoorbeeld visueel gehandicapten en mensen in de eerste stadia van de ziekte van Alzheimer van dienst zijn.

Aanbevolen acties

- selectie van een concessiehouder voor het beheer van de volgende fase van het programma na een door de gemeenschappelijke onderneming Galileo beheerde aanbestedingsprocedure;

- onderhandelen met de particuliere sector, na een aanbestedingsprocedure, over een algemene overeenkomst om verdere onderzoekactiviteiten voor innovatieve toepassingen te ondernemen;

- ervoor zorgen dat regelgevings- en certificatieprocedures beschikbaar zijn, evenals mechanismen om de inkomsten te innen.

3.2. Wereldwijde monitoring ten behoeve van het milieu en de veiligheid

De weg voorwaarts

De uitdaging

Maximalisering van het gebruik van gegevens uit de ruimte ter ondersteuning van het beleid inzake duurzame ontwikkeling, met name wat betreft milieubescherming, het beheer van hulpbronnen en de levenskwaliteit en veiligheid van de burgers.

De kans

Ontwikkeling van een grote verscheidenheid aan diensten ter ondersteuning van essentiële beleidsmaatregelen op milieugebied en doelstellingen van het buitenlands en veiligheidsbeleid.

Een veelzijdig instrument voor de ondersteuning van tal van beleidsmaatregelen

Op de Top van Gothenburg in juni 2001 heeft de Europese Raad verzocht om de totstandbrenging van een Europese capaciteit voor wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid tegen 2008. Naar aanleiding hiervan hebben de Europese Commissie en het Europees Ruimteagentschap gezamenlijk het GMES- (Global Monitoring for the Environment and Security) initiatief opgezet dat onafhankelijke, operationele en relevante informatie moet opleveren ter ondersteuning van uiteenlopende beleidsmaatregelen die gericht zijn op duurzame doelstellingen als milieu, landbouw, visserij, vervoer en regionale ontwikkeling. Dit initiatief zal tevens bijdragen aan doelstellingen in verband met de uitvoering van een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en vroegtijdige waarschuwing en snelle beoordeling van de schade in geval van natuurrampen.

GMES staat ten dienste van het belang dat Europa erbij heeft om een rol te spelen in het internationale gebeuren, waarbij het gebruik kan maken van onafhankelijke middelen voor het verzamelen van gegevens en informatie. Tegelijkertijd beantwoordt het aan de behoefte om voor het uitstippelen, uitvoeren en evalueren van beleid te beschikken over de nodige kennis.

Momenteel wordt de potentiële waarde van het initiatief beoordeeld in het licht van de behoeften van het gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid.

Het belang van gegevens uit de ruimte

De afgelopen 10 tot 15 jaar is grote vooruitgang geboekt met de levering van gegevens van satellieten. Bij monitoring-activiteiten bieden waarnemingen van satellieten voordelen, aangezien satellieten de gehele wereld bestrijken en elke hoek van de aarde herhaaldelijk kunnen waarnemen, zodat zij zowel wereldwijde overzichten als gedetailleerde waarnemingen van specifieke locaties mogelijk maken.

De technologieën voor aardobservatie vanuit de ruimte dragen bij tot de doelstellingen van GMES in combinatie met voorzieningen voor monitoring ter plaatse waarmee zij door informatie- en communicatietechnologieën worden geïntegreerd

Implementatie van GMES

Het GMES-systeem is bedoeld voor de levering van duurzame diensten met behulp van waarnemingssystemen die zich in de ruimte, op de grond, in de lucht of op zee kunnen bevinden. Het potentieel en het toepassingsgebied van GMES kunnen aanzienlijk worden uitgebreid door het systeem te combineren met plaatsbepalingssystemen en telecommunicatiesatellieten.

Met het oog op de implementatie van GMES zal een gestructureerde dialoog plaatsvinden met de gebruikers en zal een pan-Europees partnerschap worden opgezet. Hierbij zullen eigenaars en exploitanten van bestaande of geplande waarnemingssystemen, met geschikte mechanismes om gegevens en informatie uit te wisselen, worden betrokken. In eerste instantie zullen in GMES huidige en toekomstige gebruikers van milieu- en veiligheidsgegevens, zoals milieuministeries en civiele beschermingsinstanties, worden bijeengebracht. Binnen het GMES-kader moeten gebruikersbehoeften op Europees niveau worden gebundeld om voldoende kritische massa te bereiken en bestaande infrastructuren en systemen beter te gebruiken.

Er zijn al voorbereidende werkzaamheden verricht door de Commissie, in het kaderprogramma voor onderzoek en door de ESA in het kader van het GMES Services Element-programma. De Raad van de EU heeft de Commissie en de ESA verzocht om aan het eind van de voorbereidingsperiode (2001-2003) verslag uit te brengen. Aan de hand van de gegevens die deze exercitie oplevert, zal de Commissie in januari 2004 met een actieplan komen voor de implementatieperiode (2004-2008) waarin een globale benadering wordt neergelegd die door de EU, ESA, Lidstaten, EUMETSAT en andere betrokkenen zal worden gevolgd.

GMES kan in principe worden benut voor een groot aantal verschillende beleidsterreinen. Gezien de politieke prioriteiten en de mate waarin de infrastructuren zijn ontwikkeld, dient evenwel prioriteit te worden gegeven aan de ontwikkeling van diensten ter ondersteuning van:

Landbeheer ter ondersteuning van het landbouwbeleid, duurzame ontwikkeling van gewassen, vroegtijdige waarschuwing in verband met de voedselvoorziening, bodembescherming, beheer van natuurlijke hulpbronnen, monitoring van biodiversiteit en ruimtelijke ordening.

Monitoring van oceanen om een beter inzicht te krijgen in de klimaatverandering en een duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, bijvoorbeeld de visstand, te ondersteunen. Om de veiligheid te verhogen en het milieu beter te beschermen is een goede controle van het zeevervoer vereist.

Monitoring van de atmosfeer om bij te dragen aan het inzicht in de klimaatverandering, de analyse van het weergedrag en de meting van schadelijke stoffen die de gezondheid van de mens kunnen schaden. Er zal real time-informatie worden verschaft over atmosfeerchemie, verontreiniging, aerosolen en ozon.

Het beheer van waterreserves dat veel aandacht heeft gekregen op de Wereldtop over duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002, is een belangrijk thema voor de komende decennia. Met de GMES-diensten kan de toegang van de mens en de landbouw tot zuiver water worden ondersteund.

Risicomanagement is nodig wanneer het gaat om natuurlijke en industriële risico's die mensenlevens in gevaar brengen en aanzienlijke schade kunnen veroorzaken aan infrastructuren. GMES zal informatie verschaffen over industriële risico's, overstromingen, aardbevingen, stormen, bosbranden, landverschuivingen en droogte.

Voor de ondersteuning van humanitaire hulp en veiligheidsbeleid zijn instrumenten nodig voor kartering en beslissingondersteuning voor hulpverlening en wederopbouw, ontmijning en de ontwikkeling van instrumenten voor crisisbeheersing en conflictpreventie.

Het zal nodig zijn om voor deze uiteenlopende diensten gebruik te maken van specifieke aardobservatiesystemen, waarbij onder andere kan worden gedacht aan sensortechnieken zoals beeldvormende optische en radarsystemen met hoge en middelhoge resolutie voor de monitoring van het landoppervlak, kustzones en oceanen, geavanceerde optische en microgolfsensoren voor meting van de samenstelling van de atmosfeer en geavanceerde actieve en passieve microgolfinstrumenten voor monitoring van de oceanen.

Deze systemen zullen een aanvulling vormen op de nodige waarnemingssystemen op de grond, in de lucht en op zee, terwijl ook ter plaatse elementen aanwezig moeten zijn om de gegevens te valideren. In verband met het opzetten van het GMES-systeem moeten dan ook interoperabele elementen ter plaatse worden bevorderd en ontwikkeld die moeten worden gekoppeld aan infrastructuur voor het verzamelen en beheren van gegevens en communicatie-infrastructuur, met inbegrip van satellietcommunicatie. Het bevorderen van de interoperabiliteit tussen bestaande systemen moet extra aandacht krijgen.

Om efficiënt gebruik te kunnen maken van gegevens die zijn verzameld met systemen in de ruimte, op de grond, in de lucht en op zee, en deze gegevens te integreren met sociaal-economische informatie, moet er sprake zijn van een gecoördineerd gegevensbeleid en moeten er goede infrastructuren voor ruimtegegevens voorhanden zijn. Hiermee kunnen diensten gegevens en informatie vinden, gebruiken, delen en uitwisselen zonder nodeloze beperkingen.

Aanbevolen acties

* In het kader van de kaderovereenkomst tussen de EG en de ESA dienen de Commissie en de ESA een specifieke regeling uit te werken die het volgende behelst:

- een managementstructuur waarbinnen de verschillende belanghebbenden bij GMES worden bijeengebracht;

- een routekaart voor de ontwikkeling en het opzetten van interoperabele GMES-waarnemingssystemen, infrastructuur voor ruimtegegevens en diensten;

- een gezamenlijk Europees werkplan voor onderzoek en ontwikkeling met scenario's voor demonstratieprojecten in het kader van het kaderprogramma.

* De Commissie dient scenario's voor te stellen voor de interface tussen gebruik voor civiele en voor veiligheidsdoeleinden.

3.3. Het dichten van de "digitale kloof"

De weg voorwaarts

De uitdaging

Realiseren van de doelstellingen die zijn uiteengezet in het eEurope 2005-actieplan en ervoor zorgen dat snel Internet in de gehele uitgebreide Europese Unie beschikbaar is en wordt gebruikt.

De kans

Gebruik van het volledige potentieel van alle beschikbare breedbandtechnologieën (inclusief satellietcommunicatie) om de digitale kloof te dichten.

Satelliettechnologieën bieden niet alleen een mogelijkheid om doelstellingen van het overheidsbeleid te realiseren, zoals uiteengezet in de voorgaande twee hoofdstukken, zij bieden ook een infrastructuur voor het leveren van elektronische communicatiediensten. Dit is een commerciële markt met een sterke concurrentie tussen exploitanten en technologieën. In de Europese Unie zijn elektronische communicatie-infrastructuren en -diensten onderworpen aan het nieuwe regelgevingskader dat is gebaseerd op een technologisch neutrale benadering.

De Unie heeft zich in haar eEurope 2005-actieplan [4], dat in juni 2002 is bekrachtigd door de Europese Raad van Sevilla, tot doel gesteld een gunstige omgeving te creëren voor particuliere investeringen en voor het scheppen van nieuwe banen, de productiviteit te stimuleren, openbare diensten te moderniseren en iedereen de mogelijkheid te bieden om deel te nemen aan de wereldwijde informatiemaatschappij. Om dit doel te bereiken moeten in de gehele Europese Unie de beschikbaarheid en het gebruik van breedbandcommunicatie en snel Internet worden gerealiseerd.

[4] COM(2002)263 : eEurope 2005 : een informatiemaatschappij voor iedereen.

Een groot aantal Europese huishoudens woont echter in afgelegen gebieden (zo'n 14 miljoen) en heeft geen realistische vooruitzichten om de komende jaren toegang te krijgen tot snel Internet. Dit vormt een serieuze belemmering om de voordelen van de informatiemaatschappij binnen het bereik van alle burgers en ondernemingen in de Europese Unie te brengen.

De vooruitzichten voor veel van de minder ontwikkelde partners van de EU, met name in Afrika, zijn eveneens een bron van zorg. Het dichten van de digitale kloof op wereldniveau om ervoor te zorgen dat alle delen van de wereld de vruchten van de informatiemaatschappij kunnen plukken, staat centraal op de Wereldtop over de informatiemaatschappij die in december 2003 in Genève zal worden gehouden en vervolgens in 2005 in Tunis.

De Lidstaten van de EU streven ernaar vóór eind 2003 een nationale breedbandstrategie in te voeren; in sommige Lidstaten is er een dynamische, in opkomst zijnde markt voor de levering van breedbandtoegang in afgelegen en landelijke gebieden. Het beeld blijft evenwel versnipperd en het kan voor lokale of regionale gemeenschappen in verschillende landen moeilijk zijn om op eigen kracht oplossingen met een globalere dekking te overwegen waarmee ruimere schaalvoordelen kunnen worden bereikt. Daarom dienen zij te worden aangemoedigd om hun behoeften te vergelijken en na te gaan of gemeenschappelijke oplossingen mogelijk zijn.

Met satelliettechnologieën kan een goede oplossing worden geboden, met name voor plattelandsgebieden, perifere gebieden en eilanden, maar hiervoor dient op basis van de kosteneffectiviteit te worden gekozen. De uitbreiding van de Unie plaatst deze mogelijkheden in een nieuw perspectief.

Breedbandtoegang kan worden geleverd via uiteenlopende netwerken en platforms, zoals xDSL via telefoonlijnen, kabelmodem via kabelnetwerken, glasvezel, satellieten, draadloze oplossingen en communicatie via het elektriciteitsnet. Deze technologieën kunnen elkaar vervangen, met elkaar concurreren, maar ook elkaar aanvullen en naast elkaar bestaan afhankelijk van de plaatselijke geografische omstandigheden.

In gebieden waar de marktwerking alleen niet volstaat, kan financiering met openbare middelen uit hetzij de Structuurfondsen van de Gemeenschap, hetzij financiële bronnen van de Lidstaten beschikbaar worden gesteld, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deze zijn beschreven in de richtsnoeren voor het gebruik van de Structuurfondsen ter ondersteuning van het opzetten van breedbandtoegang, die de Europese Commissie in juli 2003 heeft gepubliceerd [5].

[5] SEC(2003)895: Guidelines on criteria and modalities of implementation of Structural funds in support of electronic communications (richtsnoeren voor de criteria en voorwaarden voor het gebruik van de Structuurfondsen ten behoeve van elektronische communicatie).

De technologie waarvoor uiteindelijk wordt gekozen, zal sterk afhangen van de plaatselijke omstandigheden en de vereiste investeringen (zo zullen sommige scholen misschien alleen financiële steun nodig hebben voor de aansluiting naar de eindgebruiker, terwijl andere dit zelfs nodig hebben voor de backhaul).

Aanbevolen acties

In het kader van de tussentijdse evaluatie van het eEurope 2005-actieplan, begin 2004, zal de Europese Commissie voorstellen om een forum voor de digitale kloof op te richten. Aan dit forum zal worden deelgenomen door alle betrokkenen op het gebied van de informatiemaatschappij en elektronische communicatie, waaronder de satellietwereld, en de ESA, die zullen analyseren hoe de digitale kloof kan worden gedicht. Deze actie houdt onder andere in :

- definiëren van de behoeften van de openbare sector en de gebruikers waarin moet worden voorzien in het kader van een initiatief ter dichting van de digitale kloof dat de gehele uitgebreide Unie bestrijkt;

- een kosten-batenanalyse van de verschillende technologische opties inclusief die waarin satellieten een rol spelen;

- beoordeling van de wijze waarop de verschillende opties kunnen worden ingepast in de nationale strategieën die de EU-Lidstaten vóór eind 2003 dienen uit te werken;

- het trekken van lessen en het bepalen van de beste praktijken aan de hand van lopende initiatieven.

De Commissie zal in de zomer van 2004 verslag uitbrengen over de resultaten van het forum.

In het verlengde van de werkzaamheden van het forum dient de Commissie het opzetten van innovatieve, pan-Europese, grootschalige proefprojecten te stimuleren.

3.4. De bijdrage van de ruimtevaart aan het GBVB, het EVDB en het anticiperen op en monitoren van humanitaire crises

De weg voorwaarts

De uitdaging

Mobilisatie van de besluitvorming in de EU om ruimtevaarttechnologieën een grotere rol toe te bedelen bij de ondersteuning van het veiligheids- en defensiebeleid.

De kans

Aanvulling van bestaande op de ruimtevaart gebaseerde capaciteiten in Europa en onderzoek van nieuwe capaciteiten die nodig zijn om een geloofwaardige veiligheidsvoorziening tot stand te brengen met een hoge Europese toegevoegde waarde.

De ruimtevaart heeft een veiligheidsdimensie en de veiligheid heeft een ruimtevaartdimensie

De ruimtevaarttechnologie, -infrastructuren en -diensten zijn essentieel wanneer het erom gaat een van de snelst evoluerende beleidsterreinen van de EU te ondersteunen - het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) met inbegrip van het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB). De meeste systemen in de ruimte zijn per definitie geschikt voor meervoudig gebruik en de geloofwaardigheid van de onderhavige beleidsterreinen zal aanzienlijk toenemen wanneer beter wordt geprofiteerd van ruimtevaarttoepassingen.

Het EVDB vereist toegang tot goede op de ruimtevaart gebaseerde systemen en diensten vanwege de strategische mogelijkheden die deze bieden en omdat zij een instrument vormen voor autonome besluitvorming. Op dit ogenblik komt het grootste deel van de informatie die op EU-niveau wordt gebruikt van satellieten die worden geëxploiteerd in een nationaal, bilateraal of intergouvernementeel kader. Het is van essentieel belang dat steun wordt verleend aan infrastructuren in de ruimte om op lange termijn de toegang te garanderen tot strategische informatie die collectief wordt gebruikt door de Lidstaten van de EU.

Op de ruimtevaart gebaseerde systemen kunnen leiden tot een hogere veiligheid voor de burgers, zeker in een uitgebreide Unie. Bewaking vanuit de ruimte maakt het mogelijk grenzen en kusten beter te bewaken en zodoende illegale immigratie en smokkel efficiënter tegen te gaan. Tevens bieden dergelijke systemen betere mogelijkheden om conflicten te voorkomen doordat potentiële bedreigingen van de veiligheid nauwlettend kunnen worden gevolgd en humanitaire crises al in een vroeg stadium kunnen worden opgemerkt.

Het Militaire Comité van de Europese Unie heeft uitdrukkelijk verklaard dat ruimtesystemen efficiënte instrumenten kunnen zijn voor crisisbeheersingsoperaties. Het Politiek en Veiligheidscomité van de EU heeft aanbevolen dieper in te gaan op de vraag hoe kan worden bewerkstelligd dat bij het opstellen van het ruimtevaartbeleid en de ruimtevaartprogramma's van de EU rekening wordt gehouden met veiligheids- en defensieaspecten.

Uiteraard hebben gebruikers die verantwoordelijk zijn voor veiligheidsvraagstukken en militaire gebruikers speciale behoeften. Er zullen protocollen moeten worden opgesteld om het militaire en civiele gebruik van systemen voor meervoudig gebruik met elkaar te verenigen. Hierbij zal onder andere rekening moeten worden gehouden met de mogelijkheid dat de militaire sector exclusieve toegang wenst tot bepaalde categorieën informatie, met de mogelijkheid om in real time te reageren.

Geen enkele afzonderlijke Lidstaat zal ooit over de middelen beschikken om alle nodige capaciteiten te ontwikkelen en te ondersteunen en door verschillende vormen van samenwerking op EU-niveau kan meer waar voor geld worden verkregen. Er dienen benaderingen te worden uitgewerkt die het militair/niet-militair gebruik van ruimtesystemen mogelijk maken uitgaande van gebruikerseisen die op Europees niveau zijn vastgesteld. Naast de telecommunicatie- en observatiesatellieten die reeds voor veiligheidsdoeleinden worden gebruikt, zijn verdere ontwikkelingen nodig op het gebied van wereldwijde monitoring, plaatsbepaling, navigatie en tijdsbepaling en communicatie, signaalherkenning, vroegtijdige waarschuwing en bewaking vanuit de ruimte, om te voldoen aan de veiligheidsdoelstellingen van de EU en haar Lidstaten.

In verband met de wereldwijde monitoring is het de bedoeling dat de diensten die met GMES zullen worden geleverd, voorzien in een groot deel van de waarnemingsbehoeften in verband met veiligheid en defensie. De verwachte voordelen worden gevormd door de ontwikkeling van instrumenten ter ondersteuning van :

- het toezicht op de naleving van de verdragen;

- grensbewaking;

- de bewaking van kritische locaties en installaties;

- het anticiperen en volgen van humanitaire crises.

De EU dient de organisatie op te zetten die nodig is om ervoor te zorgen dat de GMES-diensten voldoen aan de collectieve behoeften van de Unie aan satellietbeelden en kartering in verband met de veiligheid, waarbij rekening moet worden gehouden met de bestaande structuren.

In het algemeen kan het GMES bijdragen aan de uitvoering van humanitaire en reddingsoperaties, de handhaving van de vrede en de ondersteuning van strijdkrachten bij crisisbeheersingsoperaties, inclusief acties voor het herstel van de vrede.

Het multinationale militaire initiatief "gemeenschappelijke operationele vereisten voor een Europees wereldwijd satellietsysteem" (Common Operational Requirements for a European Global Satellite System), waaraan zes EU-landen deelnemen, behelst een beschrijving van de gemeenschappelijke operationele specificaties voor de ontwikkeling van een militair wereldwijd satellietwaarnemingssysteem. Deze overeenkomst, die dient te worden uitgebreid tot de andere Lidstaten van de EU, vormt een nuttig instrument om een Europese benadering van het grondsegment en de infrastructuur te definiëren.

Met het oog op de herkenning van signaalinformatie, vroegtijdige waarschuwing en bewaking vanuit de ruimte en om op lange termijn een omvangrijk op de ruimtevaart gebaseerd veiligheidssysteem te creëren, zal Europa ook systemen en diensten moeten ontwikkelen op het gebied van :

- herkenning van signaalinformatie met het oog op de monitoring van elektromagnetische activiteiten;

- vroegtijdige opsporing van activiteiten die leiden tot de proliferatie van langeafstandwapens;

- waarneming van de ruimte, waardoor de EU de beschikking krijgt over eigen voorzieningen om ruimteobjecten te detecteren en de identificeren.

Er kan ook een speciale inspanning nodig zijn om ervoor te zorgen dat Europa beschikt over de capaciteit om de verschillende gebruikers kritische informatie te verschaffen over zonnevlammen, aardscheerders, ruimtepuin (voorspelling van het "ruimteweer").

Er moet nog een uitgebreide evaluatie worden verricht van de capaciteiten en de rol van het ruimtevaartbeleid ter ondersteuning van defensie en veiligheid. De Commissie is bereid bij te dragen aan een algemene evaluatie van bestaande voorzieningen en toekomstige eisen en aan het bepalen van de extra investeringen die nodig zijn om in de EU uitgebreide op de ruimtevaart gebaseerde defensie- en veiligheidsvoorzieningen te ontwikkelen.

Aanbevolen acties

* De Commissie en de Lidstaten dienen in het kader van een speciale EU-werkgroep met vertegenwoordigers van de EU, de Lidstaten, de ESA en ruimtevaartorganisaties waaraan civiele en militaire gebruikers deelnemen, eind 2004 een verslag uit te brengen over :

- de huidige behoeften van de EU en faciliteiten voor meervoudig gebruik;

- de relatie met het Europees Bureau voor bewapening, onderzoek en militaire vermogens (dat thans wordt gedefinieerd);

- de organisatie van de toegang tot satellietbeelden, rekening houdend met de werkzaamheden die gaande zijn in het kader van het actieplan voor Europese vermogens;

- de potentïële rol van het EU-satellietcentrum en de rol van de ESA.

* De Commissie dient ervoor te zorgen dat begin 2004 een voorbereidende actie wordt gestart op het gebied van het veiligheidsonderzoek.

3.5. Ontwikkeling van internationale partnerschappen

De weg voorwaarts

De uitdaging

Totstandbrenging van internationale partnerschappen die bijdragen aan de doelstellingen van het Europese ruimtevaartbeleid wat betreft de ondersteuning van een grote verscheidenheid aan beleidsmaatregelen van de EU.

De kans

In het kader van de bestaande politieke overeenkomsten een afweging van de voordelen van het opzetten van een strategisch partnerschap met Rusland, van de handhaving en verdere ontwikkeling van het al lang bestaande partnerschap met de Verenigde Staten en van nieuwe mogelijkheden voor samenwerking met nieuwe "ruimtevaartmogendheden" als Brazilië, China, India, Japan en Oekraïne.

Uitgangspunten

De ruimtevaart is bij uitstek een instrument om internationale samenwerking op te zetten. De verkenning en het gebruik van de ruimte zijn per definitie een mondiale aangelegenheid. Op veel gebieden van de ruimtevaart is een groot aantal samenwerkingsverbanden opgezet. Krachtige Europese capaciteiten op het gebied van de ruimtevaarttechnologieën en -toepassingen zijn essentieel om evenwichtige en succesvolle internationale partnerschappen op te zetten.

Internationale samenwerking in het kader van een Europees ruimtevaartbeleid is niet louter een aangelegenheid van wetenschappelijke samenwerking op het gebied van technologieën en toepassingen. Deze samenwerking dient ten dienste te staan van zoveel mogelijk uiteenlopende doelstellingen van de EU, zoals economische en sociale ontwikkeling, milieubescherming, onderwijs, gezondheid, wetenschap, technologie en veiligheid.

Gebieden voor samenwerking

Gebieden waarop reeds wordt samengewerkt, zoals bemande ruimtevaart, verkenning van het zonnestelsel, ruimtewetenschap en aardwetenschappen, zouden kunnen worden uitgebreid met nieuwe toepassingsgebieden om infrastructuren, de maatschappelijke ontwikkeling en de veiligheid in de ruimste zin te verbeteren. Voorbeelden zijn satelliettelecommunicatie, aardobservatie en navigatie. Tijdens de raadpleging over het Groenboek zijn blijken van belangstelling ontvangen van een aantal landen.

Partnerschappen

Partnerschappen zijn gebaseerd op gemeenschappelijke waarden om gemeenschappelijke uitdagingen aan te gaan. Zij kunnen van essentieel belang zijn om beleidsdoelstellingen te bereiken. Er valt te denken aan drie categorieën van samenwerking :

* Samenwerking met "ruimtevaartmogendheden" met name op gebieden waarop Europa alleen waarschijnlijk niet in staat zal zijn om zijn doel te bereiken. Deze samenwerking zou aansluiten bij de bilaterale activiteiten van de Lidstaten van de EU en de ESA met derden.

Het reeds lang bestaande partnerschap op ruimtevaartgebied met de Verenigde Staten is van grote waarde. Hoewel het Amerikaanse ruimtevaartbeleid gericht is op een dominante positie van Amerika op ruimtevaartgebied, kan dit partnerschap verder worden uitgediept op gebieden als ruimtewetenschap, bemande ruimtevaart en duurzame ontwikkeling. Het is evenwel mogelijk dat de vooruitzichten moeten worden bijgesteld als gevolg van de huidige herziening van het Amerikaanse ruimtevaartbeleid, waarbij wordt geraakt aan fundamentele vraagstukken in verband met de toekomst van ruimtetransportsystemen en de bemande ruimtevaart. Veel van deze vraagstukken zouden eind 2003 moeten zijn beantwoord.

Gezien de uitstekende ervaring en capaciteiten die Rusland in de ruimtevaartsector heeft, dient Europa de huidige samenwerkingsgebieden, waaronder gezamenlijk onderzoek en ontwikkeling op het gebied van lanceertechnologie, verder uit te breiden en een nieuw strategisch langetermijnpartnerschap met de Russische Federatie op te zetten. Dit partnerschap, met als uitgangspunt de bestaande partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst zou moeten worden gebaseerd op duidelijke langetermijnverbintenissen.

Het meest recente resultaat van de Europese samenwerking met Rusland op ruimtevaartgebied is de overeenkomst waardoor de middenklasse draagraket Soyuz vanaf 2006 vanaf het Guyana Space Centre zal worden gelanceerd. Dit Centrum, dat gezamenlijk is opgezet door de ESA en de Franse regering, beschikt reeds over de Ariane 5-infrastructuur (eigendom van de ESA) en biedt algemene ondersteunende faciliteiten en systemen die door het Franse Ruimteagentschap, CNES, worden gefinancierd. Aangezien de Soyuz-infrastructuur essentieel is voor de samenwerking met Rusland, kan het wenselijk zijn dat de Unie een deel van de desbetreffende kosten van de lanceerbasis draagt.

In het Europese beleid dient diversificatie van de samenwerking een belangrijke plaats in te nemen om de voordelen te maximaliseren en de risico's te minimaliseren. Mogelijke samenwerkingspartners onder andere gevestigde of in opkomst zijnde ruimtevaartmogendheden zijn de Volksrepubliek China, India en Japan. Oekraïne verdient extra aandacht als een land met een gevestigde ruimtevaartsector dat onder het nieuwe nabuurschapsbeleid (het "Grotere Europa") van de EU valt.

China zal zeker uitgroeien tot een belangrijke speler in de ruimtevaart die beschikt over alle ruimtevaarttechnologieën. Waarschijnlijk zal het de belangrijkste gebruiker ter wereld worden van ruimtevaartinfrastructuren, hetgeen gedeeltelijk een verklaring is voor de recente toetreding tot het GALILEO-programma. Daarnaast neemt het aantal landen toe dat satellieten voor vreedzame doeleinden gebruikt, en samenwerking op ruimtevaartgebied dient dan ook aan de orde te komen tijdens bilateraal overleg tussen deze landen en de Unie.

* Samenwerking met nieuwe Lidstaten en naburige regio's

In dit verband moet prioriteit worden gegeven aan de landen die op het punt staan om toe te treden tot de Unie en landen die onder het nabuurschapsbeleid van de Unie vallen, met name de benadering van het "Grotere Europa" wat de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden betreft en het daarmee verwante initiatief van Barcelona ten aanzien van landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Beide kaders bieden mogelijkheden om ruimtevaarttoepassingen te gebruiken ter ondersteuning van economische en sociale ontwikkeling en milieubescherming.

* Samenwerking met ontwikkelingslanden

De vruchten van de ruimtevaart zouden ook aan ontwikkelingslanden ten goede moeten komen. Zij zouden kunnen profiteren van toepassingen als aardobservatie en telecommunicatie bij het streven naar duurzame economische en sociale ontwikkeling. In dit verband dient de EU samen met internationale ontwikkelingsbanken en agentschappen van de VN potentiële samenwerkingsstructuren te onderzoeken om na te gaan waar ruimtevaartsystemen het best kunnen bijdragen tot de ontwikkelingsstrategie van een ontwikkelingsland en om dergelijke initiatieven op globale en efficiënte wijze ten uitvoer te leggen. In het kader van het Actieplan van Johannesburg zal Afrika een van de geografische prioriteiten vormen.

Maatregelen in een ruimere internationale context

Dankzij de kracht van de Europese capaciteiten kan Europa zich op wereldvlak steeds meer als belangrijke speler in de ruimtevaart profileren. De EU ziet zich geplaatst voor de verantwoordelijkheid om de externe dimensie van het Europees ruimtevaartprogramma te definiëren en te vertegenwoordigen.

Op de Topconferentie over aardobservatie in Washington in juli 2003 heeft Europa aangeboden met de deelnemende landen en internationale organisaties samen te werken aan de ontwikkeling van een tienjarenstrategie om wereldomvattende aardobservatiesystemen te verbeteren en in stand te houden. Dit was een uitvloeisel van de Top van Johannesburg in 2002 en de G-8-Top in Evian in 2003, waar werd bevestigd dat aardobservatie en het gebruik van satelliettechnologie van belang zijn voor het monitoren van de atmosfeer, land en oceanen om hoogwaardige gegevens te verkrijgen die aan allen, met name de ontwikkelingslanden, ter beschikking kunnen worden gesteld.

De strategie voor aardobservatie die in het kader van het GMES-initiatief wordt uitgestippeld, zou moeten dienen als uitgangspunt voor de samenwerking in verband met de verbintenissen die Europa op deze internationale fora is aangegaan. Bovendien is Europa goed toegerust om een belangrijke bijdrage te leveren aan mondiale systemen voor klimaatwaarnemingen, waarvoor ruimtevaarttechnologie van cruciaal belang is.

Tenslotte dient de EU via haar lidmaatschap van internationale organisaties als de Verenigde Naties deel te nemen aan initiatieven die voor haar ruimtevaartdoelstellingen van belang zijn en een passende bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van nieuwe internationale regels en normen.

Aanbevolen acties

- De Europese Unie dient, gebruikmakend van haar samenwerking met de ESA, een strategie uit te stippelen voor internationale samenwerking op ruimtevaartgebied in het komende decennium, met speciale nadruk op ondersteuning van het GBVB van de EU en strategieën voor duurzame ontwikkeling; vóór eind 2004 dient een internationale conferentie over de ruimtevaart te worden georganiseerd.

- De EU dient haar reeds lang bestaande partnerschap met de VS te handhaven en verder te ontwikkelen en een strategisch partnerschap tot stand te brengen met de Russische Federatie (waartoe ook de ondersteuning van de Soyuz op het Guyana Space Centre behoort); tevens dient zij ertoe bij te dragen dat beleidsvormers in de ontwikkelingslanden beter worden geïnformeerd.

4. Uitbreiding en consolidering van het ruimtevaartbeleid: sleutels tot succes

De toekomst veilig stellen

De vele successen op het gebied van de ruimtewetenschappen en -toepassingen, die grotendeels zijn bereikt in samenwerking met het Europees Ruimteagentschap en ook dankzij nationale inspanningen, hebben ertoe geleid dat Europa op veel publieke en commerciële markten een speler is waarmee rekening moet worden gehouden.

Europa beschikt over de middelen om zijn eigen ruimtevaartactiviteiten te ondernemen op het gebied van draagraketten, satellieten, en ruimtewetenschappen en -toepassingen. Bovendien heeft het operationele communicatiesystemen opgezet en ambitieuze programma's aangenomen voor navigatie, tijdsbepaling en plaatsbepaling met satellieten en voor aardobservatie en wereldwijde monitoring. Deze verworvenheden berusten momenteel op openbare investeringen, voornamelijk de nationale O&O-budgetten, en commerciële inkomsten uit lanceerdiensten en de verkoop van telecommunicatiesatellieten.

Maar in het ruimtevaartbeleid moet vooruit worden gekeken in plaats van achterom. Nieuwe concurrenten dienen zich aan die een strategische positie in de ruimtevaart willen verwerven: China speelt reeds mee op het gebied van de draagraketten voor satellieten en heeft onlangs met succes zijn eerste bemande ruimtevlucht voltooid. Brazilië en India staan op het punt eveneens de markt voor draagraketten te betreden. Bovendien is de commerciële markt veel lager dan voorheen en neemt de concurrentie toe.

Met de uitbreiding van de EU en het Europese eenwordingsproces ontstaan nieuwe behoeften aan ruimtevaartsystemen. Daarom moet Europa de fundamentele elementen consolideren die bepalend zijn voor de uitvoering van een ruimtevaartbeleid: de toegang tot de ruimte, de wetenschappelijke en technologische grondslag en industriële capaciteit. In dit hoofdstuk worden specifieke aanbevelingen gedaan om deze doelstelling te bereiken.

Het groeipotentieel van de Europese ruimtevaartindustrie wordt voor een groot deel bepaald door de uitvoering van beleidsmaatregelen van de EU. De behoefte aan de ontwikkeling en exploitatie van nieuwe ruimtevaartinfrastructuren en de exploitatie van bestaande en nieuwe systemen in de ruimte zal ten goede komen aan de gehele Europese ruimtevaartgemeenschap en de grondslag vormen voor een concurrerende en geavanceerde industrie die in staat is om de toepassingen en diensten te leveren om bij te dragen tot veel van de belangrijkste politieke prioriteiten van de Unie en om successen te boeken op commerciële markten.

4.1. Handhaving van strategische onafhankelijkheid en gemeenschappelijke voorzieningen voor gemeenschappelijke acties

4.1.1. Onafhankelijke toegang tot de ruimte waarborgen

De weg voorwaarts

De uitdaging

Onafhankelijke toegang tot de ruimte realiseren tegen een betaalbare prijs.

De kans

Ruimtevaartprogramma's en -diensten die bijdragen tot de doelmatigheid van EU-beleid en economische prestaties en de levenskwaliteit van de burgers verbeteren.

Duurzame en betaalbare toegang tot de ruimte

Een eerste strategische vereiste voor de uitvoering van een ruimtevaartbeleid in de Unie is dat de EU onafhankelijke toegang tot de ruimte moet hebben en in stand moet houden.

Deze onafhankelijkheid moet op betaalbare basis in stand worden gehouden, aangezien investeringen op dit gebied vaak lange terugverdientijden hebben. Als essentieel complement op de publieke financiering moeten Europese fabrikanten van draagraketten op commerciële markten concurrerend en winstgevend werken, niet in de laatste plaats vanwege het beperkte aantal institutionele lanceringen en de noodzaak regelmatig lanceringen uit te voeren om een betrouwbaar prestatieniveau te handhaven.

De Europese draagraketten uit de Ariane-reeks zijn in het verleden concurrerend en met succes geëxploiteerd onder gunstige marktomstandigheden. Het uitblijven van institutionele vraag en de recente sterke daling van de commerciële vraag, gecombineerd met de extreem agressieve prijsstelling van de concurrenten, hebben het Ariane-systeem echter onder enorme druk geplaatst, waardoor de zeer sterke afhankelijkheid van puur commerciële activiteiten pijnlijk aan het licht is gekomen.

De Amerikaanse concurrenten hebben daarentegen voortdurend kunnen steunen op een zeer grote institutionele markt en een strikt preferentieel beleid om voor ruimtevluchten in opdracht van de overheid uitsluitend gebruik te maken van Amerikaanse draagraketten. Deze verschillende benadering is voor Europese instanties een bron van zorg.

Het EGAS-programma (European Guaranteed Access to Space) 2005-2009, dat in mei 2003 is aangenomen door de Lidstaten van de ESA, is een uitzonderingsmaatregel die enerzijds op korte termijn tot herstel van Arianespace moet leiden en anderzijds moet voorzien in steun op middellange termijn met als doel dat de Europese lanceersector aan het eind van het programma concurrerend is. Centraal staan de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om deze strategische Europese capaciteit op lange termijn de nodige stabiliteit te bieden.

Om de onafhankelijke toegang van Europa tot de ruimte op lange termijn te waarborgen zijn van overheidswege langdurige verbintenissen en financiële steun nodig voor :

* Het ontwerpen en ontwikkelen van draagraketten

De ESA geeft leiding aan de ontwikkeling van lanceervoertuigen en infrastructuren, terwijl de nationale ruimtevaartorganisaties technische ondersteuning bieden. De zware Ariane-5-raket, waarmee de meest veeleisende institutionele en commerciële missies kunnen worden uitgevoerd en die is gebaseerd op Europese technologie, is het platform om de onafhankelijke toegang van Europa tot de ruimte te handhaven.

De ontwikkeling van draagraketten staat nooit stil en is een risicovolle bedrijfstak. Om concurrerend te blijven op de internationale markt voor draagraketten moeten de prestaties, betrouwbaarheid en kosten van Ariane-5 voortdurend worden verbeterd door nieuwe ontwikkelingen en technische verbeteringen. Deze activiteiten zijn ook van essentieel belang om de nodige deskundigheid in de industrie te behouden.

Het Europese gamma van draagraketten wordt uitgebreid door de ontwikkeling van de lichte Vega-draagraket en door een recente overeenkomst om de middenklasse Soyuz, die in Rusland wordt gebouwd, vanaf 2006 te lanceren vanaf het Guyana Space Centre (CSG). Hierdoor wordt de flexibiliteit van de Europese lanceerdiensten vergroot en kan beter worden voldaan aan de vraag, met name voor kleine institutionele missies.

* Instandhouding van de infrastructuur

Zoals in hoofdstuk 3.5 is uiteengezet, is de Europese lanceerbasis in Frans Guyana gezamenlijk opgezet en onderhouden door de ESA en de Franse regering. Als lancerende staat draagt Frankrijk ook de daarbij behorende internationale verantwoordelijkheden.

Terwijl de algemene ondersteunende faciliteiten van ESA en CNES sinds de begindagen van het Ariane-programma voortdurend zijn gefinancierd, is de financiële steun voor de specifieke lanceerfaciliteiten voor Ariane-5 onregelmatiger geweest. Het EGAS-programma heeft tot doel essentiële Ariane-5-faciliteiten zowel in Frans Guyana als in Europa zelf in stand te houden door de financiering van een aantal vaste kosten over een middellange termijn (2005-2009). Deze vorm van overheidsverbintenis om vaste kosten te dragen is in de VS en Rusland al meer dan vier decennia gebruikelijk en zal waarschijnlijk worden voortgezet.

De instandhouding van de productiefaciliteit voor de Ariane-5 en het Guyana Space Centre zijn van essentieel belang om de Europese toegang tot de ruimte te waarborgen. Deze infrastructuren moeten worden gezien als projecten van gemeenschappelijk Europees belang en dienovereenkomstig worden gefinancierd.

* Onderzoek en ontwikkeling van lanceertechnologie

Het ESA-programma Future Launchers Preparatory Programme is gericht op de evolutie van bestaande lanceersystemen op middellange termijn en een besluit omstreeks 2010 over de volgende generatie Europese draagraketten. Dit programma heeft evenwel geen betrekking op fundamenteel onderzoek van draagraketten, herbruikbare lanceervoertuigen en voortstuwingstechnologie. Dit onderzoek blijft versnipperd over nationale en ESA-programma's en wordt ontoereikend gefinancierd. Het tot stand brengen van een geïntegreerde Europese benadering en het herstel van een voldoende mate van inspanning ter voorbereiding van een nieuwe generatie lanceervoertuigen is de meest veelbelovende en betaalbare oplossing om het concurrentievermogen en de betrouwbaarheid van de Europese toegang tot de ruimte op lange termijn te waarborgen.

Aanbevolen acties

- De EU dient zich krachtig te engageren tot onafhankelijke, betrouwbare en betaalbare toegang tot de ruimte en richtsnoeren op te stellen om het gebruik van Europese draagraketten door Europese institutionele klanten aan te moedigen;

- De EU dient een wereldwijd geharmoniseerd regelgevingskader uit te werken en met haar partners overeen te komen voor overheidsopdrachten en concurrentie;

- De ESA moet leiding blijven geven aan de ontwikkeling van draagraketten, terwijl de EU financiële middelen beschikbaar moet stellen voor de instandhouding van een operationele infrastructuur op de grond, die moet worden gezien als gebied van gemeenschappelijk Europees belang, naast een coherent Europees initatief op het gebied van draagraketten (met name met het oog op een strategisch partnerschap met Rusland).

4.1.2. Verbetering van ruimtevaarttechnologie om aan toekomstige behoeften te voldoen

De weg voorwaarts

De uitdaging

Optimalisatie en coördinqatie van het gebruik van O&O-middelen om de technologische kloof te dichten die een bedreiging vormt voor de onafhankelijkheid en internationale concurrentiepositie van Europa.

De kans

Aanzienlijk betere exploitatie van Europese bronnen van ruimtevaarttechnologie ter ondersteuning van beleidstakken van de EU (waaronder veiligheid).

Europa moet zich beter uitrusten

Om onafhankelijk te kunnen opereren in de ruimte en een ruimtevaartindustrie in stand te houden die internationaal kan concurreren, heeft Europa een brede technologische basis nodig. Gezien de hoge kosten en risico's en de relatief lage inkomsten uit commerciële en institutionele markten is overheidssteun voor O&O van ruimtevaarttechnologieën onontbeerlijk.

Dankzij de investeringen van de Lidstaten via de ESA, de EU en nationale agentschappen en onderzoekorganisaties heeft Europa toegang tot een gedegen technologische en industriële basis die de meeste van de essentiële technologieën omvat.

De mechanismen die worden aangewend om de technologie te stimuleren met het oog op het concurrentievermogen op korte termijn, zijn echter anders dan die welke nodig zijn om de technologie te stimuleren met het oog op strategische onafhankelijkheid en de ontwikkelingen op langere termijn. Hiervoor is Europa onvoldoende toegerust :

- Europa is voor een aantal kritische ruimtevaartonderdelen (bijvoorbeeld stralingsgeharde onderdelen enz.) afhankelijk van derden. Hierbij is het overgeleverd aan strikte exportbeperkingen van de VS;

- De ontwikkeling van toekomstige technologieën vertoont hiaten, hoofdzakelijk als gevolg van onvoldoende financiering. Er moet worden toegewerkt naar een aantal technologische doorbraken, bijvoorbeeld nieuwe voortstuwingstechnieken, die de huidige ruimtetransportsystemen radicaal zouden kunnen wijzigen, en nanotechnologieën;

- Doordat Europa zich minder bezighoudt met defensiegerelateerde ruimtevaartactiviteiten ontstaan er op sommige gebieden technologische lacunes als gevolg van onvoldoende investeringen.

Technologische afhankelijkheid kan tot gevolg hebben dat de Europese industrie minder goed in staat is om in te spelen op de uitdagingen in verband met de ondersteuning van beleidsmaatregelen van de EU en om te concurreren op commerciële markten, met name op het gebied van veiligheid en defensie.

Een grotere mate van autonomie en onafhankelijkheid kan worden bereikt in een gezamenlijke inspanning van de EU, ESA, nationale agentschappen en industrie. Om tijdig nieuwe toepassingen en diensten te ontwikkelen voor de Unie en de markt, moet bij de definitie en ontwikkeling van ruimtevaarttechnologieën worden geanticipeerd op toekomstige behoeften.

Om tijdig nieuwe producten te kunnen leveren is een continue dialoog en coördinatie tussen de leveranciers en gebruikers van technologie vereist en moet het dual-use-karakter van ruimtevaarttechnologie volledig worden benut in gezamenlijk civiel en militair O&O van nieuwe technologie ten behoeve van een groeiende institutionele markt.

Om de uitdagingen aan te gaan en de coherentie van verdere investeringen te waarborgen heeft Europa onlangs een reeks processen in gang gezet met het oog op technologische prognoses en harmonisatie, waarbinnen coördinatie plaatsvindt tussen alle spelers - de ESA, de EU, nationale agentschappen en onderzoekorganisaties en de industrie.

Deze activiteiten zijn georganiseerd in het kader van ESTMP (European Space Technology Master Plan, Europees Masterplan voor ruimtevaarttechnologie). Zij betreffen het vaststellen van de eisen aan de volgende generatie ruimtevaarttechnologie, de corresponderende leemten en ongewenste overlappingen van de huidige systemen, het vaststellen van prioriteiten voor de gewenste acties en het coördineren van de spelers die zich met de ontwikkeling van deze technologieën bezighouden.

Het ESTMP zal ook nieuwe Lidstaten van de EU de mogelijkheid bieden om hun bekwaamheden te plannen en te ontwikkelen en om met institutionele steun deel te nemen aan gemeenschappelijke onderzoekactiviteiten.

De Europese middelen kunnen efficiënter worden ingezet en de synergieën kunnen in de gehele waardeketen worden geoptimaliseerd, wanneer dit proces zowel voor civiel als defensiegerelateerd O&O wordt opengesteld voor internationale samenwerking en wanneer de link wordt gelegd met toepassingen en diensten. Het multiplicatoreffect van de investeringen in ruimtevaart O&O kan worden verhoogd door technologie-overdracht te bevorderen.

Deze maatregel zal op zich echter onvoldoende zijn om te reageren op de toenemende bedragen die andere ruimtevaartnaties ter beschikking stellen en op de toenemende concurrentiedruk.

Aanbevolen acties

- De EU dient de totale overheidsuitgaven aan technologie te verhogen in overeenstemming met het Europese Masterplan voor ruimtevaarttechnologie met speciale aandacht voor toepassing en technologieën voor meervoudig gebruik;

- De Commissie en de ESA dienen technologie-overdracht te bevorderen;

- Nieuwe Lidstaten van de EU dienen betrokken te worden bij de algemene harmonisatie-acties.

4.1.3. Bevordering van verkenning van de ruimte

De weg voorwaarts

De uitdaging

Verleggen van de grenzen van het menselijke kunnen, verkenning buiten de grenzen van de huidige kennis en inspiratie van de komende generatie.

De kans

Europa voorbereiden op een mogelijke bijdrage aan de toekomstige verkenning van het zonnestelsel in een internationale context.

Verkenning van het zonnestelsel: welk scenario?

De verkenning van het zonnestelsel en de bemande ruimtevaart spreken het publiek aan. Astronauten zijn onderwerp van bewondering en fascinering omdat zij de heldhaftige symbolen zijn van de diepgewortelde wens van de mensheid om nieuwe horizonten van kennis en ervaring te betreden.

Bemande ruimtevaart en verkenning van de ruimte zijn tijdens de raadpleging over het Groenboek als speciaal thema naar voren gekomen. Het verslag van het Europees Parlement over het Groenboek was eveneens in grote lijnen positief. Wat de vraag betreft of Europa met een eigen bemande ruimtevaartcapaciteit dient bij te dragen tot de verkenning van het zonnestelsel of dat het zich meer dient te concentreren op geautomatiseerde verkenning, zijn voor beide opties goede argumenten aan te voeren.

De Commissie en de Lidstaten moeten het initiatief nemen tot een raadpleging op hoog niveau met de belangrijkste vertegenwoordigers van verschillende disciplines om een scenario uit te werken dat geschikt is om de belangstelling van het publiek te stimuleren. Het langetermijnprogramma Aurora dat momenteel door de ESA voor de verkenning van het zonnestelsel wordt uitgewerkt, dient in dit verband een rol te spelen en te worden ondersteund.

De rol van het internationale ruimtestation

Europa stuurt al jarenlang astronauten de ruimte in, maar niet met zijn eigen ruimtevaartuigen. Wanneer Europa mocht besluiten een eigen ruimtevaartprogramma uit te voeren, kan het terugvallen op een grote hoeveelheid ervaring en resultaten. Europa heeft zijn eigen astronautencorps, dat door de ESA is opgericht, waarvan een aantal leden het internationale ruimtestation, ISS (International Space Station) dat in een baan rond de aarde beweegt, hebben bezocht.

Het ISS is de eerste grote gezamenlijke onderneming (met deelname van de VS, Rusland, Europa, Canada en Japan) sinds het einde van de koude oorlog. Het is gebaseerd op de uitvoering van gezamenlijke wetenschappelijke programma's en de uitwisseling van technologieën. Hoewel het project achterloopt op het schema en nog niet volledig aan de verwachtingen heeft voldaan, heeft Europa zich krachtens een besluit van de ESA-ministerraad in 1995 strategisch verbonden tot het ISS.

Door bij te dragen tot het ISS kunnen systeemengineering- en vluchtleidingscapaciteiten in de ruimte worden ontwikkeld, kan ervaring worden opgedaan met langdurige verblijven in de ruimte en kan worden onderzocht hoe het verzwakkende effect daarvan op de mens kan worden tegengegaan. Bovendien is het ISS ook een eerste stap op weg naar de toekomstige verkenning van ons zonnestelsel met mogelijkerwijze vluchten naar de maan en Mars. Dit is een belangrijke troef voor Europa, met name de Europese laboratoriummodule Columbus, waarvan het gebruik zou moeten worden opengesteld voor alle Europese landen.

Europa is echter op kritische punten afhankelijk van de VS en Rusland voor de volledige exploitatie en benutting van het ISS, met name voor het vervoer van astronauten naar en van het ruimtestation. Wat de bemande ruimtevaart betreft, kan de Soyuz-draagraket die in de toekomst vanaf het Europese ruimtevaartcentrum zal worden gelanceerd, de Europeanen extra capaciteit verschaffen. De komende tien jaar zal met de Ariane 5 een reeks in Europa ontworpen en gebouwde onbemande bevoorradingsschepen (ATV, automated transfer vehicles) worden gelanceerd om materialen naar het ISS te brengen.

Aanbevolen acties

- De Commissie dient een groep van wijzen te verzoeken om binnen 12 maanden een visie op de verkenning van de ruimte uit te werken die door de ESA zal worden gebruikt als uitgangspunt om de potentiële haalbaarheid, kosten en mogelijkheden te onderzoeken voor Europese deelname aan de verkenning van het zonnestelsel door de mens;

- In overeenstemming met de resultaten van de bovenbedoelde aanbeveling dient de Europese Unie samen met de ESA de beschikbaarheid te evalueren en te garanderen van de nodige capaciteiten en know how in Europa om bemande ruimtevluchten en de verkenning van de ruimte voor te bereiden. De exploitatie van het ISS als gemeenschappelijke infrastructuur dient, waar mogelijk ook in het kader van het zesde kaderprogramma, te worden voortgezet.

4.1.4. Stimuleren van meer wetenschappelijke en technologische carrières

De weg voorwaarts

De uitdaging

Verjonging van een vergrijzende wetenschappelijke populatie door de instroom van jonge wetenschappers en ingenieurs in de ruimtevaartsector te vergroten.

De kans

Aanwending van het ruimtevaartbeleid om effectief bij te dragen aan de huidige inspanningen om de instroom in technische en wetenschappelijke opleidingen te vergroten (onderdeel van de strategie voor de Europese onderzoekruimte).

Jong talent nodig

Om de Europese ambities in de ruimtevaart te realiseren is het van essentieel belang dat het juiste soort menselijk kapitaal aanwezig is. De toestroom hiervan is echter geenszins gewaarborgd als gevolg van de dalende belangstelling voor wetenschappelijke studies in heel Europa, waardoor in de ruimtevaartsector de wetenschappelijke bevolking vergrijst en een tekort aan jong talent ontstaat. De sterk gemotiveerde generatie die in de jaren 60 voor een carrière in de ruimtevaart koos, bereikt thans de pensioengerechtigde leeftijd, terwijl het aantal Europese wetenschappers en technici onder de dertig dat voor ruimtewetenschap en -techniek kiest, sterk terugloopt. Het risico is zeer sterk aanwezig dat kostbare kennis en kunde verloren gaat. De VS kampen met vergelijkbare problemen en daarom heeft de NASA ongeveer 160 miljoen dollar per jaar beschikbaar gesteld voor educatieve programma's.

Het gebrek aan onderzoekers op wetenschappelijk en technologisch gebied plaatst de Unie voor een grote uitdaging. In recente mededelingen heeft de Commissie de noodzaak benadrukt van een intensievere werving voor wetenschappelijke en technische opleidingen als een belangrijk onderdeel van haar strategie voor de totstandbrenging van de Europese onderzoekruimte (EOR).

De ruimtevaart biedt per definitie een internationale werkomgeving waarin de arbeidskrachten mobiel moeten zijn om te kunnen voorzien in de behoefte aan wetenschappers en ingenieurs. In haar strategie voor de tenuitvoerlegging van de EOR heeft de EU een aantal uiteenlopende maatregelen voorgesteld om de mobiliteit van onderzoekers te vergemakkelijken en de aantrekkingskracht van wetenschappelijke carrières te vergroten. Deze maatregelen moeten op Europees en nationaal niveau worden toegepast op de meest uiteenlopende beleidsterreinen.

Aanbevolen acties

De Europese Commissie dient met technische ondersteuning van de ESA een educatie- en stimuleringsprogramma op te zetten voor jonge Europeanen en studenten met:

- acties om ruimtevaartthema's op te nemen in de onderwijsprogramma's van scholen en universiteiten;

- algemene promotie van carrières in de ruimtevaart;

- maatregelen om mobiliteitsprogramma's optimaal te benutten (Marie Curie);

- gerichte mediacampagnes om het publiek beter voor te lichten over de ruimte.

4.2. Versterking van de Europese toppositie op het gebied van de ruimtewetenschap

De weg voorwaarts

De uitdaging

Versterking van de leidinggevende Europese positie op het gebied van de ruimtewetenschappen en zijn mogelijkheden om capaciteiten te ontwikkelen ter ondersteuning van EU-beleid.

De kans

Versterking van de Europese kennismaatschappij door speerpuntonderzoek op het gebied van het heelal, aardsystemen, de biowetenschappen en de natuurkunde.

Behoud van topkwaliteit

Ruimteonderzoek is onderzoek dat wordt verricht in de ruimte, van de ruimte en vanuit de ruimte. Het ruimteonderzoek levert ons belangrijke nieuwe inzichten in de structuur van het heelal, een beter begrip van onze aarde en een nieuwe benadering van de biowetenschappen en natuurkunde en is daarnaast een krachtige motor voor nieuwe technologische ontwikkelingen die resulteren in veel nuttige toepassingen voor de samenleving en het milieu.

Het is gebleken dat het ruimteonderzoek jongeren aantrekt in beroepen die Europa's technologische capaciteiten over de gehele linie versterken. Dankzij zijn hoge kwaliteit is het toonaangevend op het gebied van de internationale ruimtevaartsamenwerking en essentieel voor de Europese identiteit en het Europese leiderschap als kennismaatschappij.

De ESA geeft in Europa leiding aan het opstellen van het ruimteonderzoekprogramma, technologische en systeemontwikkeling en operaties in de ruimte. Samen met nationale agentschappen, wetenschappelijke instituten en de industrie heeft het met een totaalbudget voor ruimteonderzoek dat slechts eenzesde bedraagt van dat van de VS, getracht een hoge efficiëntie en goede concurrentiepositie te verwerven.

Dankzij grote succesvolle ruimteonderzoekmissies onder Europese leiding hebben de Europese wetenschappelijke gemeenschap en de industrie zich in de frontlinie geplaatst en een krachtige positie verworven om met internationale partners te onderhandelen over samenwerkingsprojecten. Gezien de uitdaging om te voldoen aan een steeds grotere vraag naar toepassingen dient echter een grotere inspanning te worden geleverd om de wetenschappelijke kennis uit te breiden en innovatieve technologieën te ontwikkelen.

4.2.1. Meer inspanning op astronomisch gebied

Europa dankt zijn internationale aanzien op het gebied van de astronomie aan het feit dat projecten strikt worden geselecteerd op basis van wetenschappelijke verdienste, aan de zorgvuldige planning door de ESA en de corresponderende op het BBP gebaseerde financiering door de Lidstaten. Deze financiering is de afgelopen tien jaar echter meer en meer onder druk komen te staan. Bovendien wordt het voor de Lidstaten steeds moeilijker om steeds complexere wetenschappelijke instrumenten op nationale basis te financieren.

Deze financiële druk heeft thans het punt bereikt waarop het delicate evenwicht tussen disciplines en missies van uiteenlopende omvang wordt verstoord. Een geleidelijke toename van de financiële middelen zou een hoog rendement op kunnen leveren doordat de industriële ontwikkelingskosten van toekomstige grootschalige satellieten worden geoptimaliseerd terwijl tegelijkertijd de nodige kortetermijnflexibiliteit voor kleine nieuwe missies en satellieten wordt geboden. Een corrigerende maatregel in deze zin is dan ook dringend geboden.

4.2.2. Stimulering van de aardwetenschappen

De waarneming van de aarde vanuit de ruimte is een treffend voorbeeld van de permanente band en krachtige synergie tussen primaire onderzoekmissies en operationele toepassingen. Zoals duidelijk is geïllustreerd door EUMETSAT voor meteorologie vanuit de ruimte, moeten nieuwe instrumentconcepten in de ruimte worden beproefd voordat zij worden geïntegreerd in een toekomstige operationele toepassing. Tegelijkertijd maken de aardwetenschappers voortdurend gebruik van operationele systemen om continue en homogene toegang tot gegevens te krijgen.

Het EOEP (earth observation envelope programme) van de ESA, dat door middel van een familie van verkennende satellieten fundamentele inzichten moet opleveren in de aardse processen, is een goede poging om het onderzoek op dit gebied te structureren. Het programma beschikt echter over weinig financiële middelen en kan alleen de eerste wetenschappelijke toepassingen van aardobservatiegegevens ondersteunen. Dit betekent dat het voortbestaan wordt bedreigd van de nodige Europese operationele capaciteit zonder welke de basis voor milieubesluiten zwak wordt, tenzij de afhankelijkheid van Amerikaanse capaciteiten wordt vergroot.

Europa heeft een permanent Europees programma nodig om de aarde vanuit de ruimte te bestuderen, met de nodige financiering en langetermijnstabiliteit, dat de wetenschappelijke wereld in staat stelt gegevens uit de ruimte te benutten.

4.2.3. Steun voor biowetenschappen en natuurkunde in de ruimte

Het Europese ruimteonderzoekprogramma op het gebied van de biowetenschappen en natuurkunde, dat voornamelijk wordt uitgevoerd op het internationale ruimtestation ISS, is gericht op fundamentele vraagstukken en heeft het potentieel om toepassingen op te leveren die nuttig zijn op aarde en de grondslagen te leggen voor toekomstige planeetverkenningen door de mens.

Er zijn echter twee beperkingen: er is onvoldoende steun voor de activiteiten op de grond die de experimenten in de ruimte aanvullen, vanaf het voorbereidend onderzoek tot de mogelijke latere toepassingen; en de uitvoering van het programma op het ISS wordt sterk beperkt door het kleine aandeel in de ISS-middelen (5%) en de beperkingen die onder het huidige NASA-programma voor de ISS-activiteiten gelden.

4.2.4. Wetenschappelijke gegevens gemakkelijker benutten

Gegevens uit de ruimte vormen een belangrijke langetermijninvestering. Zij moeten betaalbaar en toegankelijk blijven over een periode die zich uitstrekt tot ver na de nominale levensduur van de missies. Er moeten nieuwe infrastructuren worden opgezet en onderhouden, bijvoorbeeld thematische centra en netwerken, om Europese ruimtegegevens langdurig te archiveren en te distribueren. Bij de ontwikkeling van deze infrastructuur moet ruimte worden geboden voor de integratie van archieven met ruimtegegevens en archieven met andere gegevens, hetgeen een wezenlijke factor is voor multidisciplinair werk.

Aanbevolen acties

Geleidelijke verhoging van het ESA-budget en de nationale budgetten voor ruimteonderzoek: de EU, de ESA en de Lidstaten dienen gezamenlijk het strategisch plan en de middelen voor de Europese ruimtewetenschappen te herzien, teneinde met name:

- basis O&O te versterken;

- de ondersteunende infrastructuur voor data-acquisitie, langetermijnarchivering en verspreiding te ontwikkelen;

- de operationele exploitatie van aardobservatiegegevens te ondersteunen;

- het gebruik van het ISS te ondersteunen en technologieoverdracht naar niet aan de ruimtevaart gerelateerde toepassingen te bevorderen.

4.3. Creëren van de juiste omgeving voor innovatie en concurrentievermogen

De weg voorwaarts

De uitdaging

De grondslag leggen voor een internationaal concurrende en ondernemende ruimtevaartindustrie in Europa.

De kans

Een geloofwaardig ruimtevaartbeleid dat de Europese industrie dezelfde randvoorwaarden biedt als haar concurrenten en nieuwe investeringen in de sector aantrekt, zodat een consolidering wordt aangemoedigd op een wijze die bevrediging van de vraag in overeenstemming met de institutionele en commerciële behoeften mogelijk maakt.

De ruimtevaartactiviteiten dragen in veel sectoren van de economie bij tot werkgelegenheid en concurrentievermogen. Bepalend hiervoor is echter de aanwezigheid van een innoverende en concurrerende Europese ruimtevaartindustrie.

Als onderdeel van zijn verzoek om een geïntegreerde strategie voor het Europese concurrentievermogen heeft de Europese Raad [6] gevraagd om een beleidskoers die consequent bijdraagt aan de verbetering van het concurentievermogen van ondernemingen en de industrie.

[6] Bijeenkomst van 16-17 oktober 2003.

Hoewel het industriebeleid een horizontaal karakter heeft en erop gericht is gunstiger randvoorwaarden te creëren voor het concurrentievermogen van de industrie, moet rekening worden gehouden met de specifieke behoeften en kenmerken van de verschillende sectoren [7].

[7] COM (2002) 714: Mededeling over het industriebeleid na de uitbreiding.

De toepassing van dit concept op de lucht- en ruimtevaartsector houdt in dat een Europees beleid dat betrekking heeft op alle aspecten van de ruimtevaart [8] en alle specifieke capaciteiten van alle betrokken instituten volledig benut, van essentieel belang is voor het toekomstige concurrentievermogen van de sector.

[8] COM (2003) 600, Een samenhangend kader voor de lucht- en ruimtevaartindustrie - een antwoord op het STAR 21-verslag.

Dankzij institutionele programma's in het verleden en de inspanningen van bedrijven in de sector heeft Europa toonaangevende ruimtevaartcapaciteiten ontwikkeld en een industriële capaciteit op het gebied van draagraketten en satellieten van wereldklasse. Deze positie wordt thans evenwel bedreig door de aanhoudende sterke daling van de commerciële markt, waarvan de groei in het verleden de Europese industrie in staat stelde om de kritische massa te bereiken die nodig was om capaciteiten te onderhouden en uit te breiden en om internationaal te concurreren met buitenlandse bedrijven die konden profiteren van veel grotere, beschermde institutionele markten.

Om deze problemen te overwinnen en een concurrerende Europese ruimtevaartindustrie met de daaraan verbonden vrijheid van handelen te handhaven, is een geconsolideerde industriële en institutionele benadering van de ruimtevaartactiviteiten in Europa gewenst, in overeenstemming met de recente mededeling van de Commissie over een samenhangend kader voor de lucht- en ruimtevaartindustrie [9]. Dit houdt in dat middelen efficiënt moeten worden toegewezen, dat achterhaalde nationale beperkingen voor op de ruimtevaart gebaseerde diensten moeten worden opgeheven en dat een goed afgewogen radiospectrumbeleid moet worden gevoerd.

[9] COM (2003) 600 def.

In verband met een uitgebreid Europees ruimtevaartbeleid, waarin rekening wordt gehouden met het strategische karakter van de sector en een gemeenschappelijk kader wordt geschapen waarbinnen de Europese industrie en de verschillende nationale en intergouvernementele agentschappen hun activiteiten kunnen optimaliseren, worden in dit witboek veel van de stappen aangegeven die nodig zijn om de industrie een zo gunstig mogelijke omgeving te bieden om haar capaciteiten te behouden en verder te ontwikkelen.

Daarnaast dient zowel intern als extern een coherente benadering te worden gevolgd om een voorspelbare, rationele omgeving te creëren voor innovatie en industrieel concurrentievermogen.

Aanpassing van de industrie en aantrekken van investeringen

De verslapping van de commerciële markt dwingt de ruimtevaartindustrie haar activiteiten te herstructureren. Aangezien de Europese ruimtevaartindustrie meer dan andere afhankelijk is van de commerciële markt, is het essentieel dat er binnen Europa geen nodeloze belemmeringen zijn voor de rationalisering en herstructurering die nodig is om de industriële structuur beter aan te passen aan de eisen van de markt. Bij de toepassing van het mededingingsbeleid moet dan ook per afzonderlijk geval rekening worden gehouden met de bijzondere kenmerken van de ruimtevaartindustrie, zoals het dual use karakter.

Om de nodige investeringen te kunnen aantrekken voor de toekomst, moet de industrie ook beschikken over een stabiele stroom van activiteiten die wordt gegenereerd door een krachtige institutionele markt. Dit houdt in dat een einde moet worden gemaakt aan de versnippering binnen Europa van aan defensie gerelateerde programma's en dat civiele en defensieactiviteiten beter moeten worden gecoördineerd.

Zelfs in het meest optimistische scenario voor de ontwikkeling van de publieke ruimtevaartbudgetten is het, zeker in het huidige economische klimaat, echter duidelijk dat Europese bedrijven niet zullen kunnen profiteren van een even grote institutionele markt als hun Amerikaanse concurrenten.

Om in Europa een sterkere institutionele markt te ontwikkelen, moeten waarschijnlijk meer partnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector worden opgezet. De implementatie van GALILEO is in dit verband van groot belang, aangezien dit het eerste grote partnerschap tussen de openbare en de particuliere sector is op EU-niveau. Het is van belang dat de ervaring die met GALILEO wordt opgedaan, wordt gebruikt om na te gaan op welke wijze gezamenlijke financiering door de openbare en de particuliere sector voor toekomstige ruimtevaartprojecten het best kan worden geregeld.

Schommelingen in de vraag op de internationale ruimtevaartmarkt leiden met name voor kleinere bedrijven tot grote problemen. Kleine en middelgrote ondernemingen zorgen voor creativiteit en innovatie in de ruimtevaartindustrie. De EU en de ESA moeten hun programma's voor technologische starterscentra en bedrijvendagen ter bevordering van de rol van het MKB in de ruimtevaartindustrie dan ook voortzetten. De grote ondernemingen moeten rekening houden met deze ondernemingen, die veelal in nichemarkten actief zijn, bij het uitstippelen van hun globale strategie. Hierdoor worden nodeloze overlappingen van O&O vermeden en kunnen de voordelen en opbrengsten van investeringen over heel Europa worden gespreid. "Starterscentra voor de ruimtevaart" is een mechanisme dat kan worden gebruikt om innovatie en participatie van het MKB te stimuleren door de nodige bijstand te verlenen om technologieprojecten tot een commercieel succes te maken.

Een doelmatiger gebruik van overheidsopdrachten

Het zou ongetwijfeld gunstig zijn voor de industrie wanneer bij het verlenen van overheidsopdrachten in de ruimtevaartsector in Europa meer flexibiliteit aan de dag wordt gelegd. Het beginsel van geografische return (juste retour), dat irrelevant is in EU verband, waar wordt gestreefd naar optimalisatie van collectieve belangen, is meestal de basis voor nationale investeringen. Dit beginsel vormt de leidraad voor een groot deel van de ESA-opdrachten, maar zou met goed gevolg flexibeler kunnen worden toegepast, met een ruimere definitie van return en meer creativiteit om ondernemingen niet te weerhouden van meer grensoverschrijdende investeringen, met name in de nieuwe Lidstaten, waarbij echter ongewenste overlappingen moeten worden vermeden. Bovendien zal een deel van de opdrachten tot doel hebben ervoor te zorgen dat strategische technologie voor Europa behouden blijft.

Zorgen voor een vlak speelveld en evenwichtiger regelgeving

Aangezien veel landen de ruimtevaarttechnologie en ruimtevaartindustrie zien als strategische middelen, zijn zij vaak geïnteresseerd in de ontwikkeling van ruimtevaartcapaciteiten en in deelname aan de internationale ruimtevaartmarkt. Het gevolg is dat projecten die gericht zijn op de commerciële markt ook overheidssteun ontvangen uit civiele en militaire budgetten.

De EU dient met andere ruimtevaartlanden samen te werken om een einde te maken aan deze vervalsing van de commerciële markt teneinde een vlak speelveld te creëren. Dit houdt ook in dat de verdere inspanningen moeten worden gesteund die nodig zijn om de inefficiënties en andere nadelige effecten aan te pakken van de huidige Amerikaanse uitvoerbeperkingen die de groei van de internationale commerciële ruimtevaartmarkt belemmeren.

Tegelijkertijd moet worden erkend dat de concurrentie in toenemende mate een internationaal karakter heeft gekregen en dat Europa kan profiteren van joint ventures en andere vormen van samenwerking waarin wordt geprofiteerd van de verschillende industriële voordelen zoals technologisch leiderschap, technologie voor bemande ruimtevaart of lagere fabricagekosten in bepaalde landen.

De EU dient dergelijke internationale industriële samenwerking aan te moedigen, omdat die van wederzijds voordeel kan zijn, wanneer hierdoor de concurrentievoordelen van de Europese ruimtevaartindustrie worden versterkt, essentiële technologieën binnen handbereik komen of de ontwikkeling van aantrekkelijke programma's wordt gestimuleerd.

Aanbevolen acties

- De Commissie dient snellere vorderingen met de ontwikkeling van een geharmoniseerde markt voor ruimtevaartdiensten in de EU te stimuleren door een betere coördinatie van het radiospectrumbeleid overeenkomstig de nieuwe radiospectrumbeschikking [10];

[10] Beschikking nr. 676/2002/EG inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap.

- De Commissie en de ESA dienen ervoor te zorgen dat het MKB de kans krijgt om deel te nemen aan en te innoveren in de ruimtevaartsector, bijvoorbeeld via de starterscentra voor de ruimtevaart;

- De Commissie dient de met GALILEO opgedane ervaring te gebruiken om nuttige richtsnoeren op te stellen voor toekomstige initiatieven voor gezamenlijke financiering door de openbare en de particuliere sector met commerciële mogelijkheden.

-

5. Governance en middelen

Er zijn verschillende redenen om het ruimtevaartbeleid in Europa op een andere manier te definiëren en uit te voeren. Daartoe behoren de op handen zijnde uitbreiding van de EU en de verwachte goedkeuring van een constitutioneel verdrag, druk vanuit de ruimtevaartindustrie (zowel fabrikanten, exploitanten als dienstverleners) om herstructureringen door te voeren en een algemene heroverweging van het beleid door andere ruimtevaartmogendheden, met name de VS.

5.1. Uitwerken van een nieuwe benadering voor de governance van ruimtevaartactiviteiten

De weg voorwaarts

De uitdaging

Bepalen en aanmoedigen van de optimale verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de EU, de ESA, de Lidstaten, de nationale agentschappen en de industrie om de voordelen van de ruimtevaart te bepalen en continu ter beschikking van de Unie en haar burgers te stellen.

De kans

De Instellingen van de Unie die samenwerken met de ESA, andere Europese organisaties en de Lidstaten, een goed uitgangspunt verschaffen voor de bevordering van de diensten en toepassingen ter ondersteuning van de beleidsmaatregelen en prioriteiten van de EU.

Gewijzigde governance

Er moeten ambitieuze doelstellingen worden nagestreefd en de organisatorische regelingen moeten daarmee in overeenstemming zijn.

Het in de voorgaande bladzijden beschreven Europese ruimtevaartbeleid heeft het potentieel om de Unie en haar burgers aanzienlijke economische, sociale en milieuvoordelen te verschaffen. Het beleid zal ook nieuwe elementen toevoegen aan de buitenlandse acties van de Unie, met name op het gebied van defensie, veiligheid, milieu en ontwikkeling. Deze voordelen kunnen echter alleen met succes worden benut wanneer de rol en de verantwoordelijkheid van de betrokken spelers worden aangepast

Anderzijds is voor een succesvolle implementatie een governance-systeem nodig waarbinnen de rol van de verschillende spelers duidelijk vaststaat, de nodige instrumenten voor goede coördinatie aanwezig zijn en is voorzien in procedures om de verantwoordingsplicht te handhaven. Uiteraard moeten overlappende werkzaamheden en structuren worden vermeden. Dit systeem dient de steun en instemming te krijgen van alle belanghebbenden, rekening te houden met de doelstellingen en complementariteit van hun missies en te voldoen aan het subsidiariteitsbeginsel.

Met de inwerkingtreding van het nieuwe constitutionele verdrag zal er een nieuw langetermijnperspectief ontstaan waarin de Unie het natuurlijke referentiepunt wordt voor een door de vraag gestuurd Europees ruimtevaartbeleid. Het Europees Parlement heeft deze visie in een recent verslag [11] krachtig gesteund.

[11] Verslag A5/2002/294.

Als een essentieel onderdeel van het Europese ruimtevaartbeleid moet de ESA in het kader van de EU uiteindelijk legitimiteit verkrijgen. De ontwikkelingen in deze zin moeten pragmatisch en geleidelijk worden uitgevoerd en regelmatig opnieuw worden bezien, zodat de belanghebbenden hun structuren en procedures geleidelijk kunnen aanpassen.

Een benadering in twee fasen

Dit Witboek beschrijft de maatregelen die nodig zijn om het Europees ruimtevaartbeleid uit te voeren. Dit dient in twee fasen te worden gedaan:

(1) Fase één (2004-2007) behelst voornamelijk de uitvoering van de kwesties die zijn geregeld in de onlangs overeengekomen kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de ESA. Dit zal beide organisaties in staat stellen gemeenschappelijke doelstellingen vast te stellen en gemeenschappelijke initiatieven te ondernemen, waarbij zij hun eigen regels behouden. De ESA zou moeten optreden als uitvoerend agentschap van de Unie voor ruimtevaartaangelegenheden.

(2) Fase twee (2007 en daarna) vangt aan met de inwerkingtreding van het voorgestelde Europese constitutionele verdrag, waarin de ruimtevaart wordt geïntroduceerd als gedeelde bevoegdheid van de Unie en de Lidstaten als het ontwerp-verdrag van de conventie over de toekomst van Europa wordt gevolgd. De ESA dient dan te worden ingepast in het EU-kader en de ESA-conventie dient dienovereenkomstig te worden aangepast.

Een paar jaar na de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag dient een eerste evaluatie van deze nieuwe bepalingen en de effecten daarvan te worden uitgevoerd.

Het Europese ruimtevaartprogramma

Het Europese ruimtevaartbeleid zal worden uitgevoerd middels een meerjarig Europees ruimtevaartprogramma. Dit programma, dat de strategische agenda voor Europa weergeeft, moet als uitgangspunt dienen voor het bepalen van de prioriteiten, het vaststellen van de doelstellingen, het toewijzen van taken en verantwoordelijkheden en het opstellen van de jaarlijkse begrotingen. Het werkterrein moet O&O, de ontwikkeling van infrastructuren, diensten en technologie omvatten. Dit programma moet resulteren in ruimte-infrastructuren als antwoord op de behoeften van de burgers die in de beleidsmaatregelen van de Europese Unie tot uiting komen. Als een "levend document" dient het programma om de vijf jaar te worden herzien en bijgewerkt.

Dit programma zal de stabiliteit en perspectieven bieden die de verschillende spelers in Europa nodig hebben. Het moet worden opgesteld door de EU, die daarbij profiteert van haar samenwerking met de ESA, in een interactief, door de vraag gestuurd proces, waarin de bij de ruimtevaart betrokken spelers worden geraadpleegd.

Belangrijke spelers uit de openbare sector zijn de nationale ruimtevaartagentschappen, nationale onderzoekcentra, Europese organisaties als EUMETSAT, ESO, enz. aangezien de uitvoering van het programma voor een belangrijk deel afhankelijk is van de inspanningen van de particuliere sector, is ook deze sector een belangrijke gesprekspartner. Een eerste schets van het Europese ruimtevaartprogramma is opgenomen in bijlage 1.

De opzet en uitvoering van het programma moet leiden tot meer coherentie en stabiliteit en tot een veel betere overeenstemming tussen de ambities en publieke middelen, zodat de belastingbetaler meer waar voor zijn geld krijgt en een gedegen grondslag wordt geboden voor nieuwe investeringen. Tevens dient het programma een kader te bieden voor het stimuleren van gemeenschappelijke initiatieven waaraan een aantal, of alle, Lidstaten deelnemen. De effecten moeten regelmatig worden beoordeeld.

Verantwoordelijkheden van de betrokkenen

De Europese Unie, die de behoefte aan op de ruimtevaart gebaseerde oplossingen uit, dient de voornaamste verantwoordelijkheid te hebben voor het bundelen van de behoeften van de samenleving aan op de ruimtevaart gebaseerde diensten die van belang zijn voor beleidsmaatregelen van de EU en voor het coördineren van de levering van deze diensten, tertwijl het Europees Ruimteagentschap als leverancier de voornaamste verantwoordelijkheid zou moeten hebben voor het uitwerken, voorstellen en ontwikkelen van de vereiste oplossingen.

De Europese Unie dient er tevens voor te zorgen dat bij de uitvoering van het Europese ruimtevaartbeleid en het opstellen van het Europese ruimtevaartprogramma rekening wordt gehouden met ethische aspecten. Voorts dient zij voorstellen op te stellen en de Europese belangen te behartigen wanneer in internationale fora vraagstukken van het ruimterecht worden behandeld.

De Lidstaten en hun ruimteagentschappen en onderzoekorganisaties dienen te worden betrokken bij de herziening en uiteindelijke goedkeuring van het Europese ruimtevaartprogramma. De nationale ruimteagentschappen en onderzoekorganisaties zullen voornamelijk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de actielijnen van het programma die voor hen van belang zijn.

In overeenstemming met de doelstellingen van de Europese onderzoekruimte is het opzetten van een netwerk van samenwerkende gespecialiseerde technische centra een kosteneffectieve manier om de verschillende nationale spelers te betrekken bij de uitvoering van het Europese ruimtevaartprogramma. Een dergelijk netwerk dient niet alleen verdere integratie en betere samenwerking te bevorderen, maar ook meer specialisatie en verlaging van de totale kosten en het aantal overlappende activiteiten. Dit vergt een herstructurering van de Europese openbare technische infrastructuur gebaseerd op proefnetwerken waarin momenteel de ESA en nationale capaciteiten samenwerken aan de uitvoering van lopende programma's.

Aanbevolen acties

- De EU dient het Europees ruimtevaartbeleid vast te stellen als horizontaal beleid (ten dienste van alle andere beleidstakken van de Unie); de verantwoordelijkheid voor de ruimtevaart zou een duidelijk toegewezen bevoegdheid van de Europese Commissie kunnen zijn;

- De Commissie dient in samenwerking met de ESA vóór eind 2004 het eerste ontwerp van het Europese ruimtevaartprogramma op te stellen. Vervolgens dient zij regelmatig aan de Raad en het Parlement verslag uit te brengen over belangrijke kwesties zoals de situatie in de Europese ruimtevaartindustrie, de uitvoering van het actieplan en de algemene situatie in de ruimtevaartsector;

- De Commissie dient gebruik te maken van de ESA-voorstellen voor een netwerk van technische centra waarin bestaande nationale en ESA-capaciteiten zijn verenigd, waarbij tevens de rol van de partners en een tijdschema voor de oprichting ervan worden vastgelegd;

- De Commissie dient de institutionele omkadering van het ruimtevaartbeleid opnieuw te bezien in het licht van de ervaring die wordt opgedaan met het huidige ruimtevaartbeleid van de EU en in het licht van het nieuwe constitutionele verdrag.

5.2. Ambities en middelen met elkaar in overeenstemming brengen

De thans beschikbare middelen zijn onvoldoende om de doelstellingen van het totale Europese ruimtevaartbeleid dat in dit Witboek is uiteengezet, te bereiken.

Om de capaciteiten die de afgelopen 40 jaar zijn ontwikkeld in stand te houden, is het essentieel dat de budgetten die op nationaal en intergouvernementeel niveau door de verschillende betrokkenen bij de ruimtevaart beschikbaar worden gesteld, gehandhaafd blijven. Slechts in zeer bepaalde gevallen kan het voordeel opleveren wanneer sommige van deze taken worden overgedragen naar EU-niveau.

Om de voordelen van de ruimtevaart dichter naar de burgers en de Unie te brengen, zijn verdere investeringen vereist in O&O, technologie, infrastructuren en bijbehorende diensten. Deze dragen bij tot versterking van de Europese capaciteiten als speler in deruimtevaart en tot de verschillende initiatieven om een snellere groei van de Europese economie te bevorderen.

Het is gebleken dat publieke investeringen in de ruimtevaartsector een hefboomwerking kunnen hebben waardoor middelen van andere spelers in de EU worden gemobiliseerd. Daarom dient de Unie in het kader van haar toekomstige financiële vooruitzichten te overwegen de bestaande middelen aan te vullen met extra middelen.

Deze extra middelen zouden in de eerste plaats moeten worden toegewezen in overeenstemming met de vraag van de gebruikers die voortvloeit uit de behoeften van de verschillende beleidsmaatregelen van de EU. Het logische gevolg zou zijn dat een "begrotingslijn van de EU voor de ruimtevaart" een virtuele begrotingslijn is, terwijl de middelen zelf aan de desbetreffende beleidsmaatregelen van de EU worden toegewezen en slechts een fractie op horizontaal niveau wordt gereserveerd voor activiteiten van algemeen belang.

Met name ter aanvulling van de activiteiten van de ESA dient de Unie zowel upstream, d.w.z. ondersteuning van basisonderzoek en onderzoekinfrastrcturen, als downstream op te treden om het opzetten en exploiteren van ruimtevaartinfrastructruren en de duurzaamheid van de corresponderende operationele diensten, met name diensten waarin internationaal wordt samengewerkt, te bevorderen.

Sommige van deze initiatieven kunnen aanleiding geven tot partnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector, zoals vaak het geval is voor infrastructuren van algemeen openbaar belang die vervolgens resulteren in een aantal diensten waarvan er een aantal commercieel van aard is. Een voorbeeld is GALILEO.

De intensiteit en planning van openbare bijdragen moet uiteraard worden bepaald door het openbaar belang en de risico's en worden gebaseerd op gedegen kosten/baten-argumenten. Er is een aantal mogelijke scenario's voor de verhoging van de uitgaven van de Unie aan de ruimtevaart. De omvang van de middelen die uiteindelijk worden besteed, zal echter worden bepaald door de ambities van de Lidstaten en het vermogen van het "ruimtevaartsysteem" van de Unie om hierop in te spelen en deze middelen te absorberen.

De risico's kunnen groot zijn, maar hetzelfde geldt voor de publieke en commerciële voordelen. Dit is een goede reden waarom bundeling van middelen en investeringen op Europees niveau de goede weg voorwaarts is, niet in de laatste plaats omdat commerciële aanbieders zich verzekerd weten van een enorme markt van meer dan 450 miljoen mensen.

Een eerste analyse van de middelen die nodig zijn om de doelstellingen van het Witboek te realiseren en mogelijke scenario's zijn opgenomen in bijlage 2.

CONCLUSIES

De ruimtevaart is een must voor een uitbreidende Unie en de EU is een sleutel tot de verdere ontwikkeling van de ruimtevaart in Europa.

Met de publicatie van dit Witboek heeft Europa de eerste stap gezet om belangrijke nieuwe dimensies aan het Europese ruimtevaartbeleid toe te voegen, het EU-beleid te versterken, nieuwe ambitieuze en inspirerende doelstellingen voor te stellen en bij te dragen tot zijn groei-initiatieven.

Het voorgestelde Europese ruimtevaartprogramma zal een van de hoekstenen vormen voor de uitvoering van veel nieuwe initiatieven, met name initiatieven in samenwerking tussen de EU en de ESA, zoals het GMES-programma (Global monitoring for environment and security) dat in een volgende mededeling uitgebreider zal worden behandeld.

Het bereiken van de hier beschreven langeretermijndoelstellingen is zeer sterk afhankelijk van twee voorwaarden: Europa dient zijn ruimtevaartbudget geleidelijk te verhogen en de huidige intergouvernementele conferentie dient de resultaten van de Europese conventie te bevestigen en de Unie in het toekomstigte constitutionele verdrag gedeelde bevoegdheid voor ruimtevaartkwesties te verlenen.

De groei van de totale ruimtevaartuitgaven dient te worden gekoppeld aan een langetermijnvisie. De opbrengst zal worden gevormd door efficiëntere beleidsmaatregelen en mogelijkheden voor een ruimtevaartindustrie met een nieuw elan om het Europese aandeel in snelgroeiende markten voor op de ruimtevaart gebaseerde diensten te vergroten.

De EU moet meer verantwoordelijkheid krijgen voor de beleidsvorming en -uitvoering om te kunnen profiteren van de mogelijke voordelen van de ruimtevaarttechnologie en -toepassingen ter ondersteuning van haar beleidsmaatregelen. De ruimtevaart is per definitie transnationaal omdat diensten en toepassingen die vanuit de ruimte naar de aarde worden gestuurd alle grenzen kunnen overschrijden. Door op Europees niveau enig gezag over ruimtevaartactiviteiten te introduceren wordt de governance-cirkel gesloten. De betrokken Europese Instellingen dienen thans het geheel van kwesties dat in dit Witboek wordt aangeroerd, te behandelen en hierover een besluit te nemen.

Het gaat hier om reële potentiële voordelen voor de burgers, voor Europa en voor de wereld. De ruimtevaart is niet alleen een avontuur, de ruimtevaart is ook een kans. Europa kan zich niet permiteren deze te laten lopen.

BIJLAGE 1 HET EUROPESE RUIMTEVAARTPROGRAMMA (een kader voor het actieplan van het Witboek) Eerste lijnen

In artikel III-155 van het "ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa" dat is opgesteld door de conventie over de toekomst van Europa, is bepaald dat er een Europees ruimtevaartbeleid wordt uitgestippeld met de daaraan verbonden maatregelen, namelijk een Europees ruimtevaartprogramma.

In deze bijlage worden een aantal essentiële kenmerken van een dergelijk programma geschetst en wordt aangegeven hoe dit zou moeten worden uitgewerkt.

1. DEFINITIE

Het Europees ruimtevaartprogramma (ESP - European Space Programme) moet worden gezien als het instrument ter uitvoering en benchmarking van het Europese ruimtevaartbeleid. Het dient:

- een overzicht te verschaffen van alle in Europa uitgevoerde relevante ruimtevaartactiviteiten van de openbare en de particuliere sector die bijdragen tot de beleidsdoelstellingen van de EU;

- te fungeren als instrument voor de coördinatie en harmonisatie van de acties die uit het Europese ruimtevaartbeleid voortvloeien.

Het ESP dient in het bijzonder:

- richtsnoeren te verschaffen voor de uitvoering van de programmatische en technische aspecten van het in dit Witboek beschreven actieplan;

- vast te stellen welke technologische en financiële tekortkomingen er op de verschillende gebieden zijn;

- de prioriteit van de verschillende activiteiten te bepalen in het licht van de beleidsdoelstellingen van de EU;

- de verantwoordelijkheden en taken van de verschillende spelers vast te stellen;

- een tijdschema voor de verschillende taken aan te geven.

Het ESP dient te worden opgesteld in een proces van dialoog en consensusvorming waarbij alle belanghebbenden betrokken zijn (EU, ESA, Lidstaten met hun nationale ruimteagentschappen, Europese organisaties als EUMETSAT, onderzoekorganisaties en de Europese industrie) overeenkomstig het door de EU gepropageerde "technologieplatform"-concept.

2. EERSTE VERSIE

Voor de eerste versie van het ESP dient met name te worden uitgegaan van:

- de huidige politieke prioriteiten van de EU;

- de lessen die kunnen worden getrokken uit het raadplegingsproces over het Groenboek;

- het werkplan (Executive plan) van de ESA "Agenda 2007".

In het onderstaande schema is een aantal belangrijke rubrieken vermeld waarmee bij het opstellen van het ESP rekening moet worden gehouden. Tevens worden suggesties gedaan voor de toewijzing van de verschillende taken.

Voor elke grote actielijn van het Witboek zijn vermeld:

- de bij de uitvoering betrokken spelers;

- drie openvolgende periodes (heden, korte termijn, middellange termijn);

- beleidsdoelstellingen van de EU die rechtstreeks baat hebben bij de corresponderende activiteiten.

Er is een reeks belangrijke spelers aangewezen die zouden moeten worden belast met de uitvoering van de verschillende actielijnen (dit is slechts een voorlopige lijst; verschillende andere spelers dienen eveneens in aanmerking te worden genomen).

EU // Europese Unie

LS // Lidstaten

EC // Europese Commissie

ESA // Europees Ruimteagentschap

K.O. // De Europese Commissie en de ESA voeren deze actielijn uit in overeenstemming met de kaderovereenkomst (andere spelers, zoals Eumetsat, kunnen eveneens deelnemen).

Gemeenschappelijke onderneming/toezicht-houdende autoriteit // Een entiteit die is opgericht ingevolge artikel 171 van het EG-Verdrag onder toezicht van een openbare structuur die tot taak heeft de openbare belangen te beschermen

Partnerschap tussen de openbare en de particuliere sector (PPP - publiek-privaat partnerschap) // Gezamenlijke investering vanuit de openbare en de particuliere sector

Particuliere sector // Fabrikanten en dienstverleners

Concessiehouder // (Particuliere) exploitant die wordt belast met het onderhoud en de exploitatie van de betrokken infrastructuurdiensten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

ROUTEKAART

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 2 RAMING VAN DE BENODIGDE MIDDELEN

In deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de financiële middelen die nodig zijn om het in dit Witboek beschreven Europese ruimtevaartbeleid uit te voeren, het Europese "acquis" op ruimtevaartgebied te behouden en nieuwe mogelijkheden te ontwikkelen. Na een kort overzicht van de thans toegewezen middelen worden verschillende basisscenario's beschreven.

Van veel kanten (bijvoorbeeld de raapleging over het Groenboek, de recente verslagen van het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité) is benadrukt dat investeringen in de ruimtevaart moeten worden gezien als bron van innovatie.

Als zodanig dragen zij bij tot de EU-initiatieven en nationale initiatieven voor de groei [12], omdat het opzetten van geavanceerde infrastructuren nieuwe diensten met toegevoegde waarde mogelijk zal maken. Investeringen in de ruimtevaartsector dragen ook bij tot de doelstelling om de EU-investeringen in O&O tegen 2010 te verhogen tot 3% van het BBP [13] (hoewel verschillende onderdelen van het ruimtevaartbeleid betrekking hebben op andere aspecten dan O&O) [14].

[12] Het is de bedoeling dat ruimtevaarttoepassingen als GALILEO en GMES deel uitmaken van het "Quick-start"-initiatief van de Commissie dat op de volgende Europese Raad zal worden gepresenteerd. Tevens wordt een initiatief inzake de "digitale kloof" voorgesteld.

[13] COM(2003) 226 def. Investeren in onderzoek: een actieplan voor Europa.

[14] In 2003 bedroegen de totale Europese publieke investeringen in aan de ruimtevaart gerelateerde activiteiten 0,06% van het BBP van de EU.

Verhoging van de investeringen in aan de ruimtevaart gerelateerde activiteiten in Europa in de komende tijd dient zijn weerslag te vinden in een passende begrotingstoewijzing van de EU. Deze zou andere ruimtevaartactiviteiten van de openbare en de particuliere sector moeten aanzwengelen en grotere investeringen van beide sectoren moeten aanmoedigen.

1. Ruimtevaartuitgaven van de EG in het verleden en in de toekomst (1995-2006)

Tabel 1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de ruimtevaartuitgaven van de EG in de periode 1995-2006. Deze laat een aanzienlijke stijging in de loop van de jaren zien (hoewel de absolute bedragen gering zijn wanneer deze worden vergeleken met de nationale en intergouvernementele uitgaven).

Het grootste deel van de investeringen wordt gedaan met middelen voor O&O, die hetzij rechtstreeks afkomstig zijn uit het vijfde en zesde kaderprogramma voor O&O, hetzij uit de begrotingslijn voor trans-Europese netwerken - vervoer. GALILEO is de belangrijkste in deze periode ontwikkelde toepassing.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2. Geraamde uitgaven van de openbare sector in Europa in 2004

De ruimtevaartuitgaven van de openbare sector in 2004 in Europa worden geraamd op 5.380 miljoen euro en zijn hoofdzakelijk afkomstig uit vijf bronnen :

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De EG-bijdrage in tabel 2 is uitsluitend samengesteld uit middelen die afkomstig zijn uit de volgende financiële instrumenten :

- trans-Europese netwerken - vervoer (5 jaar): 550 miljoen euro/jaar

- 6e kaderprogramma (2002-2006): prioriteit "informatiemaatschappij": p.m.; prioriteit "lucht- en ruimtevaart": 235 miljoen euro; prioriteit "duurzame ontwikkeling, vervoer en energie": 50 miljoen euro; ruimtevaartactiviteiten van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek: 50 miljoen euro; prioriteit "nanotechnologieën en materialen" of "onderzoeksinfrastructuren": een geraamd totaal van 40 miljoen euro. De totale uitgaven bedragen ongeveer 475 miljoen euro.

Voor afzonderlijke projecten zijn ook andere investeringen mogelijk : Structuurfondsen, TACIS, FED, MEDA, hoewel deze instrumenten geen vooraf bepaalde toewijzing voor ruimtevaartactiviteiten bevatten.

3. Mogelijke scenario's (2004-2013)

In overeenstemming met de resultaten van de raadpleging over het Groenboek en de aanbeveling van het Europees Parlement wordt in het Witboek nader ingegaan op de noodzaak om een ambitieus Europees ruimtevaartbeleid op te zetten.

Om haar doelstellingen te verwezenlijken moet de Unie prioriteit geven aan steun voor ruimtevaarttoepassingen. Tevens moeten extra middelen worden besteed aan de factoren die dergelijke toepassingen mogelijk maken (bijvoorbeeld technologie en toegang tot de ruimte), waarbij vooral aandacht moet worden geschonken aan internationale samenwerking.

Om het beleid met succes te kunnen uitvoeren dient een actieprogramma, dat in hetWitboek is beschreven, te worden uitgevoerd als aanvulling op de lopende en geplande activiteiten in Europa.

Voor de uitvoering van het Europese ruimtevaartbeleid zijn twee fasen vastgesteld, waarbij is uitgegaan van de huidige (2000-2006) en toekomstige (2007-2013) financiële vooruitzichten van de EU :

- eerste fase (2004-2006) gebaseerd op de huidige financiële vooruitzichten. In deze fase dienen de middelen te worden beheerd door middel van de bestaande financiële instrumenten en binnen de huidige budgettaire beperkingen. Per afzonderlijk geval kunnen eventueel bijkomende begrotingsmiddelen beschikbaar worden gesteld uit ander sectoraal beleid. Tevens kunnen zich mogelijkheden voordoen in het kader van het toekomstige groei-initiatief dat in december 2003 ter goedkeuring aan de Raad zal worden voorgelegd;

- tweede fase (2007-2013), welke deel zal uitmaken van de toekomstige financiële vooruitzichten waarover thans binnen de Commissie de eerste voorbereidende beraadslagingen plaatsvinden. Deze zouden kunnen leiden tot het invoeren van een "virtuele begrotingslijn voor de ruimtevaart" waarmee de in het toekomstige constitutionele verdrag vastgelegde gedeelde bevoegdheid voor de ruimtevaart van de EU en de Lidstaten wordt bevestigd.

Een analyse van de mondiale economische factoren en de verwachtingenten aanzien van de toekomstige groei van de EU leidt tot de conclusie dat er verschillende scenario's mogelijk zijn. Hierbij moet tevens rekening worden gehouden met aspecten die meer specifiek betrekking hebben op de Europese ruimtevaartsector, zoals :

- het resultaat van de raadpleging over het Groenboek (inclusief de vermelde doelstelling om de publieke investeringen in de ruimtevaart in Europa tegen 2010 te verdubbelen);

- de uitvoeringsplannen (Executive plans) van de ESA ("Agenda 2007");

- een analyse van de ruimtevaartuitgaven van de EG in de afgelopen tien jaar.

Een bijkomende kwestie betreft de vraag of de EU besluit om zich op grotere schaal te bemoeien met veiligheid en defensie. In grafiek 1 zijn verschillende varianten van de basisscenario's opgenomen om rekening te houden met beide mogelijkheden.

Tot slot moet de uitbreiding van de middelen geleidelijk plaatsvinden om ervoor te zorgen dat de capaciteit om deze middelen te gebruiken op duurzame wijze wordt ontwikkeld.

Op grond van deze uitgangspunten worden drie basisscenario's beschreven, waarbij tevens een raming van de vereiste middelen wordt gegeven.

Scenario A is het "Groenboek"-scenario. Dit weerspiegelt de behoeften die tijdens de raadpleging over het Groenboek naar voren zijn gekomen. Dit pakket vertegenwoordigt een jaarlijkse groei van 4,6% ten opzichte van de totale openbare financiering in 2003 (5.380 miljoen euro). Dit is een agressief en ambitieus scenario dat alleen door de publieke financiers kan worden gesteund wanneer er sprake is van een hoge mondiale economische groei. Scenario A voldoet aan alle vastgestelde doelstellingen inclusief verkenning van de ruimte en veel aan de ruimtevaart gerelateerde ontwikkelingen ten behoeve van veiligheid en defensie. Dit scenario sluit aan bij de uitvoeringsdoelstellingen van de ESA die zijn beschreven in "Agenda 2007".

Scenario B is het scenario op basis van "politiek handelen". Dit correspondeert met een jaarlijkse groei van de uitgaven met 3,4% en markeert een nieuwe start voor de ruimtevaart in Europa met de inwerkingtreding van het nieuwe constitutionele verdrag van de EU. Dit is een ambitieus scenario met een groei die hoger is dan de globale groei van de EU-economie. Scenario B beantwoordt aan de algemene doelstellingen van de EU.

Scenario C is het "natuurlijke lineaire" scenario dat is opgesteld als lineaire extrapolatie van de huidige EG-uitgaven. Het correspondeert met een jaarlijkse groei van de publieke uitgaven met 2,3%. Scenario C garandeert geen volledige onafhankelijkheid op het gebied van de technologie en de toegang tot de ruimte.

In tabel 3 wordt een eerste raming gegeven van de Europese publieke uitgaven die nodig zijn om het actieplan van het Witboek uit te voeren; de evolutie van de verschillende opties is afgebeeld in grafiek 1 (zonder inflatie). Zoals voor alle langlopende activiteiten is het van belang dat deze uitgaven worden ingekaderd in een meerjarenplan en -begroting.

De corresponderende geraamde toename van de meerjarige Europese uitgaven is vermeld in tabel 4.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De donkere delen van elk taartdiagram betreffen de toepassingen, terwijl de lichte delen de benodigde voorzieningen betreffen.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

International cooperation - Internationale samenwerking

Access to Space - Toegang tot de ruimte

Technology - Technologie

Space exploration - Verkenning van de ruimte

Vocations - Beroepskeuze

Space Science - Ruimtewetenschap

Standards/Regulatory aspects - Normen/regelgeving

Navigation - Navigatie

Security - Veiligheid

Linear natural - Lineair natuurlijk

Political act - Politiek handelen

Green paper - Groenboek

Slotopmerkingen

Los van het gekozen scenario kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt:

Het is niet de bedoeling dat slechts een verschuiving van middelen plaatsvindt : een extra inspanning van de EU op het gebied van de ruimtevaart in verband met de noodzaak om toepassingen van EU-belang ten behoeve van beleidsmaatregelen van de EU te ondersteunen mag door de Lidstaten niet worden aangegrepen als voorwendsel om de lasten af te wentelen op de begroting van de EU en hun eigen uitgaven dienovereenkomstig te verlagen. De EU-inspanning dient juist een stimulans te zijn om gelijke tred te houden met de nieuwe investeringen van de EU.

De acties die in het EU-kader worden ondernomen, worden geoptimaliseerd om de gehele EU tot voordeel te strekken. Optimalisatie in verband met nationale belangen dient plaats te vinden in het kader van nationale of intergouvernementele investeringen en instrumenten.

Toepassing van meer innovatieve vormen van steun: de ruimtevaart is tot dusverre grotendeels gefinancierd uit O&O-budgetten met de daaraan verbonden beperkingen. In de toekomst moet systematischer worden gezocht naar aanvullende financieringsbronnen en mechanismen, bijvoorbeeld: partnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector (reeds het geval voor GALILEO, kan eveneens worden overwogen voor het "digitale kloof-initiatief"; een grotere rol voor de Europese Investeringsbank (zie "Innovatie 2010-initiatief"); innovatieve instrumenten in het kader van de Structuurfondsen.

Tenslotte kunnen de middelen die worden besteed aan ruimtevaartactiviteiten niet onbeperkt toenemen. Afhankelijk van het scenario dat wordt gekozen voor de uitvoering van het pakket maatregelen dat in dit Witboek wordt aanbevolen, mag worden aangenomen dat de publieke investeringen tussen 2013 en 2020 een stabiel niveau bereiken.

De hefboomwerking van de openbare financiering in de ruimtevaartsector vertegenwoordigt een bijkomend positief effect dat deze sector op andere beleidstakken van de EU kan hebben.

BIJLAGE 3 RAADPLEGING OVER HET GROENBOEK : VOORNAAMSTE RESULTATEN

Het Groenboek over het Europese ruimtevaartbeleid is op 21 januari 2003 door de Europese Commissie goedgekeurd. Het moest de aanzet geven tot een discussie over het toekomstige gebruik van de ruimtevaart ten behoeve van Europa op middellange en lange termijn.

De raadpleging over het Groenboek had de vorm van een reeks evenementen, workshops en bijeenkomsten in heel Europa. Er werden bijdragen ontvangen van honderden vertegenwoordigers van de ruimtevaartgemeenschap.

Iedereen kon aan de discussie deelnemen, van de industriële en institutionele spelers tot de gewone burger.

De gemeenschappelijke Task Force van vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie en de ESA organiseerde gemeenschappelijke workshops in verschillende Europese hoofdsteden die betrekking hadden op specifieke thema's en doelgroepen. Bovendien was er een open internetforum.

In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste resultaten weergegeven:

Workshop/evenement

//

Belangrijkste resultaten

Standpunt van de industrie // Verschaf de Europese ruimtevaartindustrie een nieuw elan

Noodzaak van een grotere institutionele markt met een groter engagement van de EU

Garandeer de toegang tot de ruimte als strategische noodzaak

Stimuleer beroepskeuze door nieuwe aansprekende Europese ruimtevaartprogramma's

Noodzaak van EU-regelgeving (harmonisatie)

Vul de leemtes op het gebied van strategische ruimtevaarttechnologie

Standpunt van de wetenschappelijke gemeenschap // Beëindig de verlaging van de financiële middelen; verdubbel het budget voor ruimtewetenschappen

Noodzaak van een coherent gegevensbeleid (geharmoniseerde verspreiding)

Steun horizontale en infrastructuuractiviteiten

Steun ISS-gebruik en -operaties

Institutioneel standpunt // Noodzaak van een Europees ruimtevaartbeleid besproken op het hoogste politieke niveau

Een legitieme rol voor de EU in het kader van het Europese ruimtevaartbeleid

Een legitieme rol voor de ESA in het kader van de Europese Instellingen

Steun het beginsel van gedeelde bevoegdheid (constitutioneel verdrag)

Veiligheids- en defensie-aspecten // Ruimtevaart als essentieel element ter ondersteuning van GBVB/EVDB

Ontwikkel capaciteiten voor meervoudig gebruik

Coördineer de huidige activiteiten met het oog op het toekomstig Europees Bureau voor bewapening

Standpunt van de exploitanten en dienstverleners // Ruimtevaarttoepassingen essentiële onderdelen van het Europees ruimtevaartbeleid met concrete voordelen voor de Europese burgers

Noodzaak van een gemeenschappelijk ESA/EU-initiatief inzake breedbandcommunicatie (dichten van de "digitale kloof")

Belang van aardobservatie (een strategische kwestie)

Gebruik van satellietnavigatie om de levenskwaliteit van de Europese burgers te verbeteren

Internationale context // Ruimtevaart draagt bij aan het succes van de uitbreiding

Rusland en Oekraïne als dichtstbijzijnde partners van de uitgebreide Unie

Ruimtevaart als strategisch instrument voor het ontwikkelen en uitvoeren van internationale samenwerking

Internetforum // Noodzaak van aansprekende ruimtevaartprogramma's

Steun de verkenning van het zonnestelsel

Noodzaak van langetermijnvisie voor onder andere bemande ruimtevaart

Het volledige EG/ESA-rapport over de resultaten van de raadpleging is te vinden op de volgende website: http:\\europa.eu.int\comm\space\index_en.html

De lijst van personen die hebben gereageerd op of deelgenomen aan de raadpleging over het Groenboek is bijgevoegd.

Workshop rapporteurs:

Mr G. Beretta, president ESOA

Mr C. Bildt, former Prime Minister of Sweden

Prof R. Bonnet, former ESA Director of Science

Lt Col A. Kolovos, Head of National Centre for Space Applications, Greek Ministry of Defence

Mr R. Loosch, former Department Head at German Federal Ministry for Research

Ms P. Sourisse, President Eurospace

Bijdrage van:

Col. V. Santoro, EU Council

Dr. D. Deniozos, General Secretary of Research and Technology, Ministry of Development, Greece

Dr. F. Merkle, OHB, Director SAR-Lupe Project

Dr. G. Thiele, European Astronaut Centre, Köln, Germany

Dr. J.-L. Fellous, member of ESF, IFREMER, Issy-les-Moulineaux, France

Dr. P. Norsk, member of ESA European Users Board, Rigshospitalet, Copenhagen, Denmark

Gen (Retired) B. Molard, Defence and Security Advisor for the CEO, EUROSPACE

Lord Sainsbury, Minister for Science and Technology, U.K.

Col A. Husniaux, Belgian Ministry of Defence

Lt Gen D. Gavoty, Head of Bureau Espace, France

Lt Gen M. Vankeirsbilck, Belgian Defence Staff

Mr A. Gaubert, Secretary General of Eurospace

Prof A. Lebeau, former ESA Director of Science

Mr A. Patacchini, Eutelsat

Mr B. Andersen, Norwegian Space Center

Mr B. Lançon, SNECMA

Mr C. Hicks, Director General, BNSC

Mr C. Paynter, Paradigm

Mr D. El Hadani, Director of the Royal Centre for Space Remote Sensing, Morocco

Mr D. Levesque, SARSAT/COSPAS

Mr D. Verhulst, Alcatel

Mr E. Both, Hungarian Space Office

Mr E. Kuznietsov, Deputy Director General of the National Space Agency of Ukraine

Mr E. Saggese, Telespazio

Mr F. Davara, Director, EU Satellite Center

Mr F. De Winne, European Astronaut, European Space Agency

Mr F. Huyns, Institut de Recherche pour le Developpement, Montpellier, France

Mr G. Aridon, Senior Vice-President Corporate Development, Alenia Spazio / Finmeccanica

Mr G. Dahan, Vice-Chairman European Federation of High Tech SMEs

Mr G. Savary, Vice Chairman of the Committee for Transport, Regional Policy and Tourism, Sky and Space Intergroup

Mr G. Sawyer, Astrium

Mr G.Bodrato, Member of the European Parliament, and EP rapporteur on space matters

Mr H. Diehl, German Ministry of Education and Research

Mr H. Haubold, United Nations Office for Outer Space Affairs

Mr I. Shepherd, Member of GMES Security Group

Mr J. Broquet, Astrium

Mr J. Davey, former Chairman of the Galileo Security Board

Mr J. Garcia Palacios, Hispasat

Mr J. Kolar, President of the Czech National Committee for Space Research

Mr J. Maury, Astrium

Mr J. Nebrera, Proespacio

Mr J. Rønneberg, Norwegian Space Center

Mr J. Storey, Eurocontrol

Mr J.-L. Dehaene, Vice President of the European Convention

Mr J.-M. Luton, Chairman of Arianespace

Mr K. Becher, Associate Research Fellow, EU Institute for Security Studies

Mr K.-U. Schrogl, German Aerospace Centre DLR, Chairman of the International Relations Committee of ESA

Mr Kremék, Ministry of Education, Youth and Sports of the Czech Republic

Mr L. Mayo, GMV

Mr M. Bartolomey, Arianespace

Mr M. Dillon, Managing Director, ESYS plc

Mr M. Kracht, Thales Communications

Mr M.A. Llorca, EADS/CASA

Mr M.-I. Piso, Romanian Space Agency

Mr O. Colaitis, Alcatel Space

Mr P. Kent, European Maritime Radionavigation Forum

Mr P. Kompfner, Ertico

Mr P. Morenés, Secretary of State, Ministry for Science and Technology, Spain

Mr P. Norris, LogicaCMG

Mr P. Rudolff, Corporate Affairs, Arianespace

Mr P.M. Borgeal, Bureau Espace, France

Mr R. Bausch, SES-Global

Mr R. Buttiglione, Italian Minister of Community Policies

Mr K. Madders, Systemics Network International

Mr R. Olsen, Norwegian Defence Research Establishment

Mr T. Pirard, Space Information Center

Mr R. Williams, Eumetsat

Mr S. Buffetaut, European Economic and Social Committee

Mr S. Kulik, Head of International Division, Rosaviakosmos

Mr S. Plattard, Director of International Relations, Centre National d'Etudes Spatiales, France

Mr S.Vetrella, President of the Italian Space Agency

Mr T. Dachev, Bulgarian Academy of Sciences

Mr T. Eltges, Newtech

Mr V. Gomez, Director General CDTI, Spain

Mr Y. Papantoniou, Minister of Defence of the Hellenic Republic

Mr Z. Klos, Polish Space Research Centre

Mrs C. Haigneré, French Minister for Research and New Technologies

Mrs F. Ghiron, Esinet

Mrs L. Moratti, Italian Minister for Education, University and Research

Mrs M. Flaminia Rossi, Italian Space Agency

Mr C. Jacob, Eurospace

Ms C. Noguez, former Conference Originator and Director

Ms E. McNally, Member of European Parliament

Prof. A. Colombati, University of Udine, Italy

Prof. F. Rocca, Politecnico Milano, Italy

Prof. G. Corazza, University of Bologna, Italy

Prof. G. Haerendel, Ecole Nationale Supérieure de Physique de Strasbourg, Illkirch, France

Prof. H. Balsinger, Physikalisches Institute, Bern University, Switzerland

Prof. J.-P. Swings, Institut d'Astrophysique et de Géophysique, Liège, Belgium

Prof. L. Bengtsson, Max Planck Institute für Meteorologie, Hamburg, Germany

Prof. M. Grewing, Institut de Radio-Astronomie Millimétrique, Grenoble, France

Prof. R. Pellinen, Finnish Meteo Institute, Finland

Prof. S. Hobe, Univeristy of Cologne, Germany

Prof. C. Cesarsky, European Southern Observatory, Garching, Germany

Mr R. Gibson, former Director General of ESA

Mr P. Munier, Spotimage

Bedrijven en instellingen:

ACCESS Germany

Advisory Board of Global Network Against Weapons and Nuclear Power in Space International

AECMA - European Association of Aerospace Ind. Belgium

AENA - Aeropuertos Españoles y Navegación Aérea Spain

Aeronautical Research and Test Institute Czech Republic

Aeronautics and Space Technologies Institute Turkey Turkey

Aerospace Institute Germany Germany

Aerospace Institute Greece Greece

Agencia EFE Spain

AGi Agenzia Giornalistica Italia Italy

AIAD - The Italian Industries Association for Aerospace Systems and Defence Italy

Airclaims United Kingdom

AirPresse Italy

ALCATEL France

Alcatel France

Alcatel Espacio Spain

Alcatel ETCA Belgium

Alcatel Space France

Alenia Spazio Italy

ALTEC - Advanced Logistics Technology Engineering Center Italy

ANSA (Press) Italy

ARD - Studio Brüssel Belgium

AREA (Press) Italy

Argongra Spain

Arianespace France

Astrium GmbH Germany

Astrium Space United Kingdom

Astrium-Crisa United Kingdom

Astronomy Working Group (FR) France

Astrophysikalisches Institut Postdam Germany

Aurensa Spain

Austrian Federal Ministry for Education and Research Germany

Austrian Federal Ministry for Transport, Innovation and Technology Austria

Austrian Federal Ministry of Defence Austria

Austrian Space Agency Austria

B612 Foundation The Netherlands

Baden-Wuettemburg at the European Union Belgium

BBC United Kingdom

BDLI - German Aerospace Industries Association Germany

Belgian Air Force Belgium

Belgian Defence Staff Department for Strategic Affairs Belgium

Belgian Federal Office for Scientific Affairs Belgium

Belgian Government Space Department Belgium

Belgian Institute for Space Aeronomy Belgium

Belgian Minister of Defence Belgium

United Kingdom Department for Environment Food and Rural Affairs United Kingdom

United Kingdom Department of Trade & Industry United Kingdom

United Kingdom Embassy in Spain Spain

United Kingdom Government United Kingdom

United Kingdom Industrial Space Committee United Kingdom

United Kingdom Minister for Science and Technology United Kingdom

United Kingdom Ministry of Defence/BNSC United Kingdom

British National Space Centre United Kingdom

British Telecom United Kingdom

Bureau Space News - Paris France

Cabinet Yvan Ylieff Belgium

Canadian Embassy in Germany Germany

Canadian Embassy in Spain Spain

Canadian Mission to the European Union Belgium

Canadian National Defence (OCIPEP) Canada

Carlo Gavazzi Space SpA Italy

CDTI - Centro para el Desarrollo Tecnológico Industrial Spain

Cedarwood Associates International Belgium

CFE/CGC - Confédération Française de l'Encadrement France

Chinese Embassy in Prague Czech Republic

CIFOR-INIA - Instituto Nacional de Investigación y Tecnología Agraria y Alimentaria Spain

CNES Brussels

CNES / CFCIB Belgium

CNR Italy

Comitato VAS Italian Parliament Italy

Comité économique et social européen France

Commitee Office, House of Lords United Kingdom

Contraves Space Switzerland

COPItaly-ONLUS Italy

Corriere della Sera Italy

COSPAS-SARSAT United Kingdom

CRO-IRCCS Italy

Crystal Science and Technolgy Institute Czech Republic

CS Systemes d'Information France

CVUT - Czech Technical University in Prague Czech Republic

Czech Astronomical Institute Czech Republic

Czech Ministry of Education, Youth and Sports Czech Republic

Czech National Committee for Space Research Czech Republic

Czech Space Office Czech Republic

Dassault Aviation France

Deimos Space SL Spain

DEIS/ARCES - Univeristy of Bologna Italy

Democritus University of Thrace Greece

Demos United Kingdom

Deutsche Bundesregierung Germany

Deutschland Funk / German Nat'l Radio Hamburg

DLR - German Aerospace Centre Belgium/Germany

DNV - Det Norske Veritas Norway

DOTARS - Department of Transport and Regional Services (AT) Austria

Dutch Agency for Aerospace Programmes The Netherlands

Dutch Government The Netherlands

Dutch Ministry of Economic Affairs The Netherlands

Dutch Ministry of Education, Culture and Science The Netherlands

Dutch Ministry of Foreign Affairs The Netherlands

Dutch Space Research Organization The Netherlands

EADS Germany

EADS - Astrium Germany

EADS CASA Espacio Spain

EADS France France

EADS Hellas Greece

EADS Launch Vehicles France

EADS Space Division France

EARSC - European Association of Remote Sensing Companies Italy

Ecologic Germany

European Economic and Social Committee Belgium

Edisoft Portugal

EGIS France

Embassy of Estonia in Greece Greece

Energy co / TUB Berlin Germany

ERTICO - ItalyS Europe Belgium

ESO/EIROforum Germany

ESOA European Satellite Operators Association Belgium

ESSP - European Satellite Services Provider Belgium

ESYS plc United Kingdom

Etat Major des Armées - Bureau Espace France

EU Council Secretariat General Belgium

EU Institute for Security Studies France

EU Military Staff Belgium

EU Satellite Centre Spain

Eumetsat France

Euroconsult France

Eurocontrol Belgium

EUROGI United Kingdom

European Astronaut Centre Germany

European Centre for Space and Security Belgium

European Convention Members EU/Belgium

European Martime Radionavigation Forum United Kingdom

European Parliament EU/Belgium

European Satellite Operators Association Belgium

European Service Network Belgium

European Space Foundation/ESSC France

European Space Imaging Germany

European Voice Belgium

Eurospace France

Eutelsat France

Fachhochschule Heilbronn Germany

Fédération Confédérée FO de la Métallurgie France

Fédération des Travailleurs de la Métallurgie CGT France

FiatAvio Italy

Financial Times United Kingdom

Finmeccanica Italy

Finnish Meteorological Institute Finland

Finnish Ministry of Trade and Industry Finland

Flight International France

FlugRevue Germany

Foreign and Commonwealth Office United Kingdom

Freitag Germany

French Embassy in Germany Germany

French Embassy in Greece Greece

Permanent Representation of France to the EU Belgium

French Ministry of Defence France

French Ministry of Research France

French Ministry of Research and new Technologies France

Futuraspace Sarl France

Galileo Avionica Italy

Gebecoma Belgium

Geoinformatik FSU Jena Germany

German Federal Ministry for Education, Science and Culture Austria/Germany

GFZ Germany

GIFAS - Groupement des Industries Françaises Aéronautiques et Spatiales France

GMV Spain

GPlus Europe Belgium

Greek Centre of Space Science & Technology Greece

Greek National Center for Space Applications Greece

GRICES - Gabinete de Relações Internacionais da Ciência e do Ensino Superior Portugal

GTD Spain

Helios Technology United Kingdom

Hellenic Aerospace Industry Greece

Hellenic Air Force Greece

Hellenic Foundation for European & Foreign Policy Greece

Hellenic Ministry of Defence Greece

Hellenic Ministry of Development Greece

Hellenic Ministry of Foreign Affairs Greece

Hellenic Ministry of Transport and Communication Greece

Hellenic National Defence General Staff Greece

Hispasat Spain

HiTec Marketing Austria

Homes International s.a. Belgium

HTS Development Limited United Kingdom

Hughes Network Systems USA

Hungarian Ministry of Defense Hungary

Hungarian Space Office Hungary

IberEspacio Spain

IFAC - Istituto di Fisica Applicata "Nello Carrara" Italy

IFREMER - French Research Institute for Exploitation of the Sea France

Iguassu Software Systems Czech Republic

Il Corriere di Roma Italy

Il Manifesto Italy

il Sole 24 Ore Italy

Indra Espacio Spain

Industrial Science & Technology United Kingdom

Infoterra United Kingdom

INMARSAT Ventures United Kingdom

Institut de France - Académie des Sciences France

Institut de Recherche pour le Développement France

Institut Français de Navigation France

Institut für Quantenoptik Germany

Institute for Atmospheric Physics, Czech Acad. Sci. Czech Republic

Instituto Geografico Nacional Spain

Instituto Geografico Portugues Portugal

INTA - Instituto Nacional de Técnica Aeroespacial Spain

INTELLECT United Kingdom

International Institute of Applied Technologies IIAT Belgium

International Space University France

IRAM - Institut de Recherches et d'Applications des Méthodes de Développement France

Istituto Affari Internazionali Italy

Italian European Policy Gov. Dept. Italy

Italian Institute of Navigation Italy

Italian Ministry of Defence Italy

Italian Ministry of Foreign Affairs Italy

Italian Ministry of Internal Affairs Italy

Italian Ministry of University and Research Italy

Italian Space Agency Italy

Katholieke Universiteit Leuven Belgium

Kayser-Threde Germany

La Libre Belgique Belgium

Laboratoire de Météorologie Dynamique France

Laboratoire de Physique et Chimie de l'Environnement France

L'Echo Belgium

Lockheed Martin Belgium

Logica CMG United Kingdom

Luxemburg Aerospace Industries Luxembourg

Luxemburg Ministry of Culture, High Education and Research Luxembourg

Maltepe University Turkey

MAN Technologie Germany

Mars Society Deutschland Germany

Massachusets - Institute of Technology USA

Max Planck Institut Germany

Mersey Reperter / Ukseds Liverpool

Météo France France

Metria Miljöanalys Sweden

Mier Communicaciones ES

Ministry of Flanders BE Belgium

Mitglied des Deutschen Bundestages Germany

Munich Orientation Convention Gernany

NASDA - Japanese Space Agency France

National Audit Office UK United Kingdom

National Observatory of Athens Greece

National Space Agency of Ukraine United Kingdom

NATS - National Air Traffic Services United Kingdom

NERA Satcom Spain

NERC/UNSC Natural Environment Research Council United Kingdom

New Skies satellites N.V. The Netherlands

Newtec Belgium

Norwegian Defence Research Establishment Norway

Norwegian Ministry of Trade and Industry Norway

Norwegian Space Centre Norway

NPA Satellite mapping and exploitation United Kingdom

Occar - Organisation Conjointe de Coopération en matière d'Armement Germany

OECD France

OHB-System Germany

OMNI Communications United Kingdom

Pagnanelli Risk Solutions Milan, Italy

People TV France

Permanent Representation of Denmark to the EU Belgium

Polish Academy of Science Poland

Polish Space Research Centre Poland

Politecnico di Milano Italy

Polspace Poland

Portuguese Embassy in Greece Greece

Portuguese Ministry of Science Portugal

Portuguese NSA Portugal

Prospace France

Prudential United Kingdom

Publications UKSEDS United Kingdom

Puertos del Estado Spain

Qinetiq Ltd United Kingdom

Radiacion y Microondas Spain

RaumfahrtJournalist Germany

Regional Environmental Center for Central and Eastern Europe Hungary

Romanyn Space Agency Romany

Rosaviakosmos Russia

Royal Centre for Space Remote Sensing Morocco

Royal Ministry of Trade and Industry Norway

Saab Ericsson Space AB Sweden

Sabca Belgium

SAP REG - Satellite Action Plan Regulatory Group Belgium

SAT REG Ltd United Kingdom

Satlynx Luxembourg

SatNavConsult Germany

SchlumbergerSema Spain

Science's Next Wave United Kingdom

SCISYS United Kingdom

Senat de Belgique Belgium

Sener Spain

SES Global Belgium

SESO - Société Européenne de Systèmes Optiques France

SGAC - Space Generation Advisory Council France

Sira Electro-Optics United Kingdom

Sky & Space Intergroup of the European Parliament EU/Belgium

Sky Logic - Eutelsat Italy

Slovenian Ministry of Education, Science & Sport Slovenia

Snecma Moteurs France

Solar - Terrestrial Influences Laboratory BULGARIA

Space Benefit Germany

Space Imaging Greece

Space Information Center Belgium

Space News Paris

SpaceChecker Belgium

Spanish Ministry for Science & Technology Spain

Spanish Ministry of Defence Spain

Spanish Ministry of Foreign Affairs Spain

Spanish National Space Programme Spain

Spanish Parliament Spain

Spotimage France

SSTC Services fédéraux des affaires scientifiques, techniques et culturelles / Belgian Space Department Belgium

Stato Maggiore Difesa Italy

Stork Belgium

Stork Aerospace The Netherlands

Stork Product Engineering The Netherlands

Studio Legale Carnelutti Italy

Surrey Satellite Technology United Kingdom

Swedish Embassy in Greece Greece

Swedish Ministry for Foreign Affairs Sweden

Swedish National Space Board Sweden

Swiss Mission to the European Union Belgium

Swiss Space Office Switzerland

Systemics Network International Belgium

Systems Engineering & Assessment Ltd United Kingdom

TCP Sistemas e Ingenieria Spain

Technology Centre AS CR Czech Republic

Techspace Aero Belgium

Tecnologica Spain

Telelogic Spain

Telesambre Belgium

Telespazio Italy

Terma A/S Denmark

Thales France

Thales ATM - Delegate European Affairs Belgium

Thales Avionics France

Thales Communications France

The Acronym Institute for Disarmament Diplomacy United Kingdom

The Heart Centre Denmark

Top Strategies Belgium

Transplarety Belgium

Trinity House Lighthouse Service United Kingdom

UDcast France

UNIFE Union of European Railway Belgium

United Nations, Office for Outer Space Affairs Austria

Universidad Politecnica de Madrid Spain

University College United Kingdom United Kingdom

University of Aachen Germany

University of Aveiro Portugal

University of Berlin Germany

University of Bern Switzerland

University of Bologna Italy

University of Bremen Germany

University of Cologne Germany

University of Cranfield United Kingdom

University of Darmstadt Germany

University of Greifswald Germany

University of Hamburg Germany

University of Leeds United Kingdom

University of Liège Belgium

University of Marseille France

University of Oxford United Kingdom

University of Patras Greece

University of Pisa Italy

University of Reading United Kingdom

University of Rome Italy

University of Stuttgart Germany

University of Thessaloniki Greece

University of Trento Italy

Vitrociset SpA Italy

Vlaamse Ruimtevaart Industriëlen Belgium

Wallonia Space Logistics Belgium

WDR - Westdeutscher Rundfunk Germany

World Meteorological Organization Switzerland

Yuzhnoye SDO (Ukraine) Belgium

BIJLAGE 4 LIJST VAN TERMEN

Aurora: Het programma van het Europees Ruimteagentschap voor de verkenning van het zonnestelsel. Het doel is een Europees langetermijnplan op te stellen en uit te voeren voor de verkenning met robots en door de mens van hemellichamen in ons zonnestelsel die wellicht sporen van leven kunnen herbergen. Het Aurora-programma moet resulteren in een samenhangend Europees kader voor de verkenning en progressieve ontwikkeling van een geharmoniseerde Europese aanpak. Het staat open voor internationale samenwerking.

GBVB: Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

Concessiehouder: Exploitant die is belast met het onderhoud, de exploitatie en de levensvatbaarheid van infrastructuur die eigendom van de openbare sector is.

CSG (Centre Spatial Guyanais): Europese lanceerbasis die wordt geëxploiteerd door het Centre National d'Etudes Spatiales onder een overeenkomst met het Europees Ruimteagentschap. Dit is een strategische faciliteit die Europa toegang tot de ruimte moet bieden met optimale geografische omstandigheden voor lanceringen.

Digitale kloof: Ongelijk verdeelde mogelijkheden om via breedbandaansluitingen (internetdiensten) toegang te krijgen tot de kennismaatschappij. De omvang kan worden uitgedrukt in termen van algemene beschikbaarheid van de aansluiting of in kosten van de aansluiting ten opzichte van een referentie.

EGAS (European Guaranteed Access to Space programme): Door de ESA ministeriële bijeenkomst goedgekeurd programma voor de periode 2005-2009 dat voorziet in ondersteuning op korte en middellange termijn voor de Europese lanceerdiensten in Frans Guyana en continentaal Europa. Daarbij wordt met nadruk gewezen op de voorwaarden voor de stabiliteit op langere termijn.

Europees Ruimteagentschap (ESA): Intergouvernementele organisatie die in 1975 is opgericht. Momenteel met de volgende Lidstaten: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland.

EVDB: Europees veiligheids- en defensiebeleid.

Europees ruimtevaartbeleid: Om een kader te creëren dat de ruimtevaart in Europa meer zekerheid biedt, werkt de EU aan een Europees ruimtevaartbeleid dat door de vraag wordt gestuurd en andere beleidstakken van de EU ondersteunt.

Europees ruimtevaartprogramma (ESP): Een meerjarenprogramma om het Europees ruimtevaartbeleid uit te voeren.

ESTMP (European Space Technology Master Plan): Dit plan consolideert de totale vooruitgang ophet gebied van ruimtevaart O&O in een gezamenlijk programma van de ESA, de Europese Commissie en de industrie met speciale aandacht voor een aantal afzonderlijke geharmoniseerde technologische gebieden. Het nieuwe ESTMP verwijst naar alle institutionele spelers en geeft een beschrijving van de technologische activiteiten in Europa, strategieën en financieringsmethoden, paraatheid en relaties met Europese partners, inclusief een database van technologische activiteiten.

EU (Europese Unie): samengesteld uit de volgende 25 Lidstaten (vanaf 1 mei 2004) : België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechische Republiek, Verenigd Koninkrijk, Zweden.

European Union Satellite Centre (EUSC): Satellietcentrum van de Europese Unie in Torrejón de Ardoz in Spanje dat de rechtstreekse opvolger is van het Satellietcentrum van de West-Europese Unie (Western European Union Satellite Centre).

Kaderovereenkomst: Een formele overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimteagentschap waarin de beginselen en mechanismen zijn neergelegd voor een intensievere samenwerking op ruimtevaartgebied.

GALILEO: Het wereldomvattende Europese satellietnavigatiesysteem. Gezamenlijk EU/ESA-project met een constellatie van 30 satellieten in een middelhoge omloopbaan om de aarde. GALILEO zal de gebruikers zeer nauwkeurige tijd- en plaatsbepalingsdiensten verschaffen.

GMES (Global Monitoring for the Environment and Security): GMES is een gezamenlijk initiatief van de EU en de ESA waarin systemen voor waarnemingen vanuit de ruimte en waarnemingen ter plaatse worden gecombineerd ter ondersteuning van doelstellingen van de EU op het gebied van duurzame ontwikkeling en mondiale governance.

Gemeenschappelijke onderneming: Juridische entiteit die is opgericht inegvolge artikel 171 van het EG-Verdrag. Een gemeenschappelijke onderneming wordt belast met de efficiënte uitvoering van programma's voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie.

Netwerken van centra: Een kosteneffectieve manier om de verschillende nationale spelers in de ruimtevaartsector bijeen te brengen voor de uitvoering van Europese activiteiten binnen een bepaald kader. Het netwerk stimuleert integratie en meer samenwerking; tevens draagt het bij tot specialisatie en verlaging van de totale kosten.

PPP (Public Private Partnership, partnerschap tussen de openbare en de particuliere sector): Structuur waaraan wordt deelgenomen door vertegenwoordigers van de openbare en de particuliere sector voor de exploitatie van infrastructuur en de levering van diensten. In deze structuur worden verantwoordelijkheden, taken en risico's verdeeld tussen de openbare en de particuliere sector.

Gedeelde bevoegdheid: Gebied waarop de EU en haar Lidstaten de bevoegdheid delen.

Toezichthoudende autoriteit: Structuur die wordt opgericht bij een verordening van de EU-Raad om te waken over het openbaar belang in een PPP-project.

Witboek: Witboeken zijn documenten die voorstellen bevatten voor acties van de EU op een bepaald gebied. Terwijl in Groenboeken een aantal ideeën worden voorgelegd voor openbare discussie, bevatten Witboeken een reeks officiële voorstellen voor bepaalde beleidsterreinen en vormen zij een middel voor de verdere ontwikkeling daarvan.

COMMISSION STAFF WORKING PAPER - GREEN PAPER ON EUROPEAN SPACE POLICY: REPORT ON THE CONSULTATION PROCESS - Information Document to the Joint Task Force 4 September 2003 {COM(2003)673}

Prepared by the Joint Task Force Secretariat

TABLE OF CONTENTS

1. Introduction

2. The Consultation Activity

3. Opening Conference (Brussels, 6th March, 2003)

4. Madrid Workshop: the Industrial View (25th March, 2003)

5. Berlin Workshop: the View of the Scientific Community (8th April, 2003)

6. Rome -the institutional vision (28th April)

7. London - Operators, service providers (20th May)

8. Prague - the International Context 2nd and 3rd June)

9. Closing Conference, Paris 23-24 June 2003

10. Activities after the Workshop sequence

1. Introduction

In its Resolution entitled "Europe and Space" of 17 January 2002, the European Parliament requested the European Commission to produce a White Paper on space "setting out the main objectives of the policy to be implemented in the medium and long term." [15]

[15] P5_TA(2002)0015.

In consequence and as a step towards the White Paper, the European Commission, in cooperation with ESA, elaborated a Green Paper on Space Policy, which was adopted by the Commission [16] on 21 January 2003. The objective of this document was to stimulate a European-wide debate on the issue and launch a process meant to gather inputs from all relevant actors in Europe.

[16] COM(2003)17 final, http://europa.eu.int/comm/space/doc_pdf/ space-green-paper_en.pdf.

The consultation process following the publication of the Green Paper has been organised by the EC/ESA Joint Task Force. The present document is an EC/ESA joint report on the consultations, to be presented to the Joint Task Force. This report will lead the way to the White Paper (including an action plan), to be elaborated by the European Commission in cooperation with ESA. Encouragement to this has been given by the Council of the EU on May 13 and the ESA Ministerial Council on May 27.

The purpose of the present document is to give a first summary report on the Green Paper consultation process, focussing on the workshops of the targeted consultation which have taken place from March through June 2003.

2. The Consultation Activity

Three methods have been used to collect the inputs during the consultation process: an open web-consultation of European citizens, the targeted workshop consultation, and the way of written input received from various actors of the space domain.

The open web-consultation has received around 200 contributions and offered an excellent opportunity for a lively debate.

The opening conference in Brussels on 6 March was followed by a series of five consultation workshops, taking the debate to member states' capitals (Madrid, Berlin, Rome, London and Prague). The Greek Presidency of the European Union also convened a special workshop in Athens for 8/9th May, which concentrated on a discussion of security matters.

In addition, Austria, Italy and Portugal each held national meetings, supported by the European Commission and the European Space Agency, for discussion of the Green Paper, and a review of the national implications. The United Kingdom Industrial Space Committee made a presentation of its views on the Green Paper to the Commission, while the Belgian authorities have both organised a national review of space-based defence systems, and passed a Resolution on the Green Paper following discussion in the national Senate.

The targeted consultation finished with a closing conference in Paris on 23-24 June, at which reports from the whole series of workshops were presented and considered.

Other European institutions (i.e. the European Economic and Social Committee and the European Parliament) have been consulted during the Green paper consultation process and their position has been presented to the Commission services.

More than 70 written contributions have been received, including from industry, ESA/EU member states, associations and individual persons.

3. Opening Conference (Brussels, 6th March, 2003)

The Brussels conference served as the 'kick-off' meeting to initiate the consultation process and permitted a first exchange of views, which underlined the will for a stronger political vision for an increasingly ambitious space policy in Europe.

Main highlights of the discussion were:

- For the institutional framework in which space activities could be placed, vice-president DEHAENE of the Presidium of the European Convention presented the possibility of space as a competence in the future Treaty for the European Union.

- Notwithstanding the interest of satellite applications programmes, the basic role of space science was strongly underlined, as a driver for technological innovation and the initiation of applications. Specific guidelines are needed for co-operation, for co-ordination of and within national programmes, and for strengthening the scientific community.

- The concept of a 'flagship' programme to stimulate interest in space technology was discussed as a possibility to generate public interest and to stimulate interest of younger generations.

- Discussions of applications and technology programmes gave rise to a broad exchange of views on the concept of 'multiple-use' technologies. This concept deserves in-depth discussion, particularly in examining the use of satellite systems to increase the overall security of Europe and its citizens.

4. Madrid Workshop: the Industrial View (25th March, 2003)

The Madrid meeting provided the opportunity for an extended discussion of the current situation of the European space industry, covering not only satellites and launchers, but also system operators, ground segment interests and representatives of the insurance market. Highlights brought out during the meeting were:

- While the current arrangements for ESA and the use of existing structures received praise from industry, industry also welcomes and calls for a greater involvement of the European Union in space activities, notably as a provider of regulatory frameworks and additional funding.

- There is a need for a substantially widened institutional market, which fully recognises the potential of space systems to address policy objectives (monitoring of climate change, environmental damage, monitoring for treaty implementation, crisis monitoring, security, navigation, science). Should European and national institutions become convinced that space systems help in addressing policy objectives and could harmonise their programmes and requirements, the market potential would be substantially increased.

- ESA should continue to be the focus for funding the key activities of a space policy. The ESA current financial scheme (variable geometry, geographical return), with additional resources from the EU to serve European policies, seems to be adequate.

- A key element for Europe is to have available, reliable and affordable access to space; independent access is seen as mandatory. (Support in this direction has since been given strongly by the ESA Council at Ministerial level in May 2003.)

- The workshop noted that international co-operation remains attractive in numerous areas and is not per se incompatible with the objective of European autonomy. A particular example of such co-operation, the International Space Station (ISS), was underlined as first and foremost a political project, from which Europe cannot be absent, which constitutes a long-term investment for the benefit of future generations.

- A similar emphasis to that of the Brussels conference was made on the interest to the public - and by extension to young engineers - of new European ambitious programmes (cf. 'flagship programmes') [17]. A further common theme from the two workshops is the major role to be played by the EC in ensuring harmonised and well-founded regulations across Europe.

[17] The high level of public interest in the press and television coverage of the launch of ESA's Mars Express satellite and its Beagle 2 lander in early June showed the continuing stimulus of space activities when associated with tangible goals such as the exploration of Mars.

- Regarding multiple use systems, the need for greater recognition of space tools in the framework of an EU security and defence policy was underlined. This was accompanied by support for the introduction of 'space' into the present draft Treaty discussed by the European Convention.

- Finally, at a time when part of the European space industry is looking to restructure, participants at the workshop stressed that without a sufficiently ambitious political and financial commitment, this restructuring will not lead to a stronger industrial base. New vocations and competences cannot be expected without the underpinning of a long-term programme supported by a solid political and financial commitment.

5. Berlin Workshop: the View of the Scientific Community (8th April, 2003)

This meeting concentrated on the European space science community , and in particular underlined the underestimated contribution that it makes to the overall activity, not least in making available key technology developments to the applications programmes.

Main highlights:

- Space sciences must be an integral part of any European space policy.

- A plea was made to stop the trend to significantly reduce the funds for European space science research. Recognition was given to the ESA Science Programme as of top world quality, using only modest resources. For Earth Observation, a proposal was made to develop a mandatory programme (Earth Explorer missions) with a level of resources based on GNP contribution scales. The scientific role of the overall 'Global Monitoring for Environmental Security' (GMES) programme was stressed, as was the synergy between the research and development of scientific and security requirements.

- A problem common to scientific and applications programmes surfaced at this workshop: the exploitation of data. The need for a data policy harmonised at European level was underlined, with a role identified for the European Commission in support of a powerful data processing system to support for example climate forecasts and global change. This was associated with a call for sustainable funding and a long-term continuity of observing systems, information availability, fast data delivery and cost-effectiveness. In general, space sciences were underlined as a major element for building a knowledge based society.

- Discussion of the International Space Station underlined the scientific excellence of the ISS for microgravity activities, with access of European researchers to work in the fields of life and physical sciences. ISS should be exploited also for Earth observation and human spaceflight activities. Not least was the role of ESA's European Astronaut Corps as ambassadors of a European identity.

- The political and strategic need for Europe to maintain and develop its own means of access to space was stressed, with the provision that additional costs linked to this need should not reduce the existing science budget. The need for engineering excellence (cf 'reliability') of the launch infrastructure for a successful space science programme was underlined.

- The Aurora programme, which prepares for ensuring the future for next generation (science, exploration and human presence), was seen as an initiative to be welcomed, one concept on which ESA and the European Union can build a European role in space in the medium to long term.

- No merging of diverse institutions into centralized bodies (preserve a healthy « biodiversity » among the existing institutions). Maintain ESA as an independent institution for science working in close relationship with the European Union. A more coherent co-ordination throughout disciplines should be developed (EIROForum is an example to be exploited), as part of the ERA strategy.

Finally, the role of the European Union to contribute to horizontal and infrastructure activities was stressed with a number of fields identified for consideration: an independent data systems network, ISS utilisation, critical technologies for payloads, development of future nuclear and electric propulsion systems (critical for interplanetary missions), data analysis and archiving.

6. Rome -the institutional vision (28th April)

The workshop in Rome aimed at registering the views and reactions of the ESA/EU Member States (that is national administrations and other public institutions). The discussions provided i.a. the following inputs:

- Access to space: The need for independent access to space and the role of ESA's new EGAS (European Guaranteed Access to Space) programme were again confirmed.

- Science: The role of science (including research on the ISS) as the enabler (understanding and invention) for future applications and commercial activities was developed. A doubling of the science budget, without prejudice to other space programme funding, was requested.

- Industry: The dramatic situation in which the European space industry currently finds itself was again stressed. In order to remedy the situation and to ensure at least "a level playing field" with respect to the US, a doubling of the total yearly available institutional market was requested as a medium to long-term goal.

- Knowledge Society, Sustainable Development, Security: It was emphasised that the applications area is at the core of the present discussion, whilst the role of space as an important tool for the implementation of key Union policies and objectives was confirmed.

- Space policy should be guided and discussed at the highest political level.

- The European Parliament has taken a major interest in the European Space policy, both prior to and during the Green paper activity; in particular, it has concerned itself with the impact of space technologies on the European citizen. The contribution of Parliament to the dossier is a welcome and important addition.

- ESA (institutionally outside the EU framework) has proved capable of giving Europe a world-class space "acquis" that must be maintained in the future. Discussions on its future role and its relationship to Union Institutions should ensure that strengths are reinforced and organisational changes made only when called for. ESA should become the space agency of the Union (Europe) - in a first step through a framework agreement, and with a possible further rapprochement to be defined.

7. London - Operators, service providers (20th May)

The space applications workshop held in London assembled representatives of satellite operators, service providers, users, industry, SMEs, national space agencies and universities. The wide-ranging discussions highlighted the following points:

General

- Space Applications are key components of a Space Policy. They are market driven, therefore should ultimately be financed by end users, achieving optimal use and leverage of public funding. Earth Observation applications which are dominated by the public sector as user as well as regulator, are only partially driven by the commercial market.

- Applications bring concrete benefits to professionals and customers in their daily activities: taxpayers and their political representatives can see a concrete return from public funding invested in space activities.

Satellite Communications

- Satellite Communications provide 50% of all European space hardware industry revenues, and are the most efficient lever to revive and fund upstream players (satellite and launch manufacturers). They have an unrivalled ability for bridging the "digital divide" in Europe, as a complement to terrestrial networks, thereby addressing the more than 20% of the population left out of the Information Society. They should become a 'Third element' of joint ESA/EU space applications activities, alongside earth observation and navigation systems

- Fixed or mobile access through satellite to High-Speed Internet and essential Broadband Services on a universal basis must be included in any European Space Policy.

- It is recommended to establish immediately a forum at European level to co-ordinate and federate the players concerned with the definition, development, operation and utilisation of a satellite communications broadband infrastructure.

- Despite progress over the past decade in several regulatory areas at CEPT, EU and national levels, the satellite industry continues to face multiple, often inconsistent, regimes. Common regulatory conditions are essential:

- Harmonized and streamlined licensing procedures throughout the Union.

- Harmonized Spectrum Allocation enabling free circulation of User Terminals and the exemption from licensing for Satellite Earth Stations and User Terminals.

- Fair access to frequencies for satellite operators and exclusive frequency bands for 'point to point' satellite systems in Europe.

- Acceptance of market access principles for satellite services in the Member States of the enlarged Union and in third countries.

Earth Observation

- The establishment of a robust European Earth monitoring capability is of strategic importance for Europe, in particular for the implementation of policies bearing on such issues as management of renewable resources and security.

- There is a clear need for a co-ordinated approach aiming at the creation of an operational structure for data gathering , data handling, information production and dissemination.

- The demand for Earth Observation data is essentially public. There is a need to federate and organise at the European level the public demand for longer term commitments, and identify appropriate funding instruments.

- A significant catalyst for the exploitation of satellite remote sensing will come from applications in the Security/Defence fields. The Global Monitoring for Environmental Security (GMES) programme should act as a catalyst and demonstration of how space can address European strategic aims.

- There is a need to create an organisation, or network of organisations, to deal specifically with space imagery, integration and dissemination of geo-spatial information, taking into account the existing structures. An overall architecture including data collection and information dissemination should be defined.

Satellite Navigation, Positioning and Timing

- Satellite navigation is also a key dual-use technology having numerous applications and generating indirect returns far exceeding investment costs.

- A strong international cooperation is essential as in COSPAS/SARSAT. Users need the European GALILEO system to be interoperable and compatible with other systems. They want GPS and GALILEO (plus Glonass) in order to have at their disposal larger constellations that are inherently more reliable and provide more accurate navigation solutions in difficult environments.

- Safety issues should be managed and financed by each area of applications (air, rail, maritime...), since each application area has its own standards for precision and integrity and possible augmentations.

- Coupling navigation, positioning and timing with mobile/satcoms creates potential for commercial opportunities.

8. Prague - the International Context 2nd and 3rd June)

Located in Prague, the workshop was designed to bring out some of the international aspects of a European space policy. Particular points that were emphasised are:

- Europe must combine autonomy in strategic areas with co-operation in others. Where it collaborates, Europe must be a strong partner.

- Satellite technologies correctly and imaginatively exploited in pursuit of identified policy objectives can play a major role in the incorporation of the most far-flung corners of the Community.

- The need for strategic objectives for international cooperation (as well as for all relevant partners, i.e EU, ESA, other organisations in the space field such as Eumetsat, European States, users and industry).

- The new EU Member States have a strong interest in involvement as soon as possible in European space activities. This may go all the way from participation in individual programmes such as GALILEO and GMES, to associate status in ESA.

- Russia and the Ukraine have both indicated a willingness to enter into long-term strategic partnerships with Europe in key areas such as human space-flight, launchers, and applications such as navigation and global monitoring.

- The ,Wider Europe" initiative of the European Union, endorsed 2003 by the European Council in Thessaloniki, offers scope for the use of space technology in supporting Eastern and Southern neighbours of the EU as well as Europe's Overseas Countries and Territories in their development.

- The co-operation between the EU and the Mediterranean countries is based on the Barcelona process, and implemented through the MEDA programmes. These countries may expect to be the prime beneficiaries of an outward looking space programme making use of satellite technology.

The scope of the workshop concentrated on the pan-European context (international partners such as USA and Japan were not specifically targeted to give contributions to this European debate at this stage).

9. Closing Conference, Paris 23-24 June 2003

The conference was constituted by six panels and by seven speeches. More than 400 representatives from government, industry, research and civil society were present to the conference.

Mrs. Pascale Sourisse, president of Eurospace, presented the first panel related to the industrial view. Space cannot be considered as a strictly commercial sector. The institutional aspect of space is fundamental. Due to the severe crisis in the European space industry, there is a real danger that very high level of technologies and skills that Europe acquired cannot be maintained. The efforts towards the definition of a reinforced European Space Policy are therefore of critical importance.

Professor Roger Bonnet presented the Panel 2 related to the Berlin workshop on the view of the scientific community. The indisputable success of ESA sciences programmes has been underlined. A strong regret related to the too small emphasis on science in the Green Paper has also been underlined. The scientific community has claimed the right to be recognised. They regret the lack of political vision, of coherent ambition, and the immature coordination between ESA and EU. The starvation of science budgets cannot be the option. An increase of a factor two might be adequate, both at ESA and national levels, for all branches. The Science community insists on ESA's essential role, and ESA must be maintained as an independent institution in close association with the EU. ESA is essential for sciences.

EU should have a political role in defining European policies. EC has to compensate for the present deficit of resources, to use its institutional rules where ESA is not competent, and to participate in ESA delegate bodies much like an associated Member State. EC must organise itself more efficiently between its various directorates in view of GMES, and should support ISS utilisation through FP6.

Former Swedish Prime Minister Carl Bildt presented the Panel 3 related to the Rome workshop on ESA/EU Member States. Key points from Rome were that the messages coming out of the consultation must be radical and seize the momentum of current developments. Without institutional demand there will be no independent access to space. But independence of information should also be created. European Space Policy should be guided from the highest political level (European Council) and ESA should act as the EU's de facto space agency. The European Parliament should have a review function also on space policy. Mr Bildt also recalled the main points related to space in the EU draft Constitutional Treaty. He posed three main items for discussion: how could ESA become the space agency for the EU, how should EU funding be organised to support the policy goals, and how should a comprehensive European Space Programme be run.

Mr. Giuliano Berretta, president of the European Satellite Operators Association (ESOA) presented the Panel 4 related to space applications. Space applications are key components of the space policy. Applications bring concrete benefits to professionals and consumers in their daily activities. Taxpayers and political representatives can see a solid return on their contributions. Unlike many other space programmes, space applications address many user communities. The needs of all communities should be taken into account in the future space programme.

Sectorial recommendations have been made in the field of satellite communications, Earth observation, and positioning, navigation & timing.The future European Space Strategy should rest on three pillars: EGNOS and GALILEO for navigation, GMES for Earth observation, and a new SATCOM programme.

Mr. Reinhard Loosch, former Department Head at the German Federal Ministry for Research, presented the Panel 5 on EU accessing states and international cooperation aspects. First, the inherent international dimension of space activities has been underlined. There is a need for a coherent European Space Policy that sets strategic objectives and priorities, defining areas where Europe must attain autonomy and where Europe should accept a higher degree of /inter-/dependence through international cooperation. Coordination among all European actors is needed for a coherent approach to space. Europe should speak with one voice on the international scene, including in UN bodies. In the field of human spaceflight, Europe should forge a strategic cooperation with other space powers. Some instruments have been defined: ESA's PECS programme, EU Framework Programmes for RTD, and agreements between EU and third countries. Major recommendations have been addressed:

- European Space policy must provide for securing financing, covering the development and operations of a European infrastructure as well as applications, including science, in space and on Earth.

- European Space policy can build on existing structures of EU, ESA and other European institutions.

- European coordination should be improved, not only between EU and ESA, (and between them and European governments), but also between public institutions and industry and the scientific community.

Lieutenant-Colonel Alexandros Kolovos presented the Panel 6 on the security dimension, a special workshop organised by the Greek Presidency of the EU. The EU Space Policy should include the security dimension, taking into account the complete spectrum of security related activities. This security dimension of the EU space policy needs governmental programmes and efficient bodies.

The EU needs to consider space-based capabilities in the following fields:

- Global monitoring,

- Global reconnaissance, monitoring and surveillance including image intelligence and electro-magnetic signals analysis,

- Meteorology and oceanography,

- Telecommunications,

- Intelligence information and verification,

- Global command, control, communications and information,

- Global positioning, navigation and timing,

- Mapping,

- Space Surveillance,

- Early warning and distant detection,

- Search and rescue,

- Independent access to space is a prerequisite.

Bodies and agencies have to evolve and different schemes are possible. The first option is to transform the existing ones (EU Satellite Centre, ESA, ...). The second is to create new ones. A third is to use complementarities between EU agencies and national agencies.

The 24 June, Jack Metthey, Director for space and transport of the Commission DG RTD, introduced the following speakers:

Mr. Bodrato, European Parliament, recalled that the EC has been asked to define a European space policy. ESA should not be decreased, but EU has competence that ESA does not have. ESA is already de facto the EU agency. The fair return ESA rule should be redefined.The article 150 of the European Convention project gives EU competence in space but not an exclusive one. The article 207 of the Part III concerning the European Armaments Agency is also very important.

S. Buffetaut, Economic and Social Committee, explained that three kinds of financing schemes are possible for future space activities: a European programme, a reinforced cooperation, and the actual system.

Dr Diehl, the German representative of Minister E. Bulmahn, presented some views. The priority is a coherent European space policy. Roles between institutions have to be redefined. EU could play an important role concerning infrastructure. ESA manages perfectly space science.

DG A. Rodotà explained that he was in favour of the inclusion of space in the European Convention. He regretted only that space was assimilated with technological research and development. He also explained the ESA concept of the fair return as a very flexible rule.

ESA's future DG J.J. Dordain wanted to underline that in his speech there was lesser focus on institutions. Space is a question of programmes and not of institutions. He only explained that ESA was able to federate the tender, and EU the demand. A distinction has also to be done between respective budgets and interests.

Concluding addresses were made by Mrs. Claudie Haigneré, French Minister for Research and New Technologies, Mrs. Letizia Moratti, Italian Minister for Education, University and Research, and Mr. Philippe Busquin, European Commissioner for Research.

Mrs. C. Haigneré asked for a financial evolution and a doze of geographical return rules. She underlined the importance of the inclusion of space in the European Convention. EU has the political and societal legitimacy for initiatives in the space field. Some important reform has to be made. She notably asked for a (comprehensive) European Space programme and an EU budgetary line for space to be available in 2007.

Mrs. Moratti notably underlined the knowledge and competence patrimony of ESA.

Mr. Busquin stated that the White Paper would be elaborated in close cooperation with ESA. He made references to the Convention and the shared competence, to explain that a European Space Programme was a necessity. He concluded with mentioning the intention of the Commission to organise an international conference on space in November 2003 in Italy.

10. Activities after the Workshop sequence

As noted above, the Workshop sequence ended in the second half of June. The following series of activities are expected:

- The preparation of the present joint summary report on the whole consultation. This joint report is produced by the Commission/ESA Joint Task Force.

- The Commission will have to present to the Council of the Union and to the European Parliament an action plan (White Paper) elaborated in cooperation with ESA, as underlined by both the EU and ESA ministerial Councils in May 2003. This will acknowledge the contributions that have been received, and include proposals for the content, organisation and level of future European activities in space. This would be prepared for approval by the Commission in October, with consequent submission to the Council and Parliament.

- For discussion with the EU Council, an opportunity has already been foreseen at the Competitiveness Council currently planned by the Italian Presidency in November.