52003DC0112

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Innovatiebeleid: actualisering van de aanpak van de Europese Unie in de context van de strategie van Lissabon /* COM/2003/0112 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - Innovatiebeleid: actualisering van de aanpak van de Europese Unie in de context van de strategie van Lissabon

SAMENVATTING

Innovatie is een hoeksteen van de "strategie van Lissabon" die de Europese Raad in maart 2000 heeft gelanceerd en waarvan het belang steeds werd beklemtoond op latere bijeenkomsten van de Europese Raad, in het bijzonder in Barcelona in 2002.

Deze mededeling over het innovatiebeleid vormt samen met de Mededeling over het industriebeleid na de uitbreiding en het Groenboek over ondernemerschap een samenhangend kader voor de ontwikkeling van een ondernemingsbeleid dat het concurrentievermogen van bedrijven bevordert en tot de groei van de Europese economie bijdraagt.

Zij kan ook nog een bijdrage leveren aan de Europese Voorjaarsraad die op 20 en 21 maart 2003 wordt gehouden.

Hoewel in deze mededeling wordt gewezen op het belang van onderzoek voor innovatie en van de recente Mededeling "Meer onderzoek voor Europa - Op weg naar 3% van het BBP", wordt er tevens op gewezen dat er vele andere vormen van innovatie bestaan.

Innovatie kan geleidelijk of ineens tot stand komen, kan voortvloeien uit technologieoverdracht of uit de ontwikkeling van nieuwe zakelijke concepten en zij kan betrekking hebben op technologie, organisatie of presentatie.

Doel van de mededeling is ten eerste de diverse wegen naar innovatie te beschrijven en de gevolgen daarvan te analyseren voor het opzetten van het innovatiebeleid en voor de verschillende middelen waarmee het innovatiebeleid in praktijk wordt gebracht, om te vermijden dat deze middelen als gevolg van een te beperkte opvatting over innovatie ontoereikend zijn.

Ter aanvulling van deze analyse worden de huidige uitdagingen onderzocht die, in meerdere of mindere mate, specifiek zijn voor de EU, en waarbij wordt erkend dat structuren, problemen en mogelijkheden op innovatiegebied niet noodzakelijkerwijs in alle belangrijke economische gebieden in de wereld dezelfde zijn. De in aanmerking genomen factoren omvatten de nog steeds onvoldoende prestaties van de EU, de gevolgen van de uitbreiding, demografische trends en de grote omvang van de overheidssector in EU-economieën.

Hoewel innovatiebeleid meestal op nationaal en regionaal niveau wordt gevoerd, moeten de lidstaten en de Commissie beter samenwerken om innovatie in de EU te versterken en daartoe onder meer coördinatie- en beoordelingsmechanismen opzetten om van elkaar te leren en om de inventaris van de geboekte vooruitgang op te maken. Deze mededeling bevat concrete voorstellen die ertoe moeten leiden dat de Europese verscheidenheid in sterkte wordt omgezet.

De mededeling gaat ook nader in op diverse nieuwe richtingen voor de ontwikkeling van het EU-beleid en met name op interactie met andere beleidsgebieden. Innovatiebeleid moet vaak via andere beleidsgebieden worden uitgevoerd en de mededeling pleit onder meer voor betere coördinatie en een proactieve follow-up door de Commissie en de lidstaten.

De conclusie bevat een samenvatting van de voornaamste voorgestelde maatregelen die door de lidstaten, door de Commissie en door de lidstaten en de Commissie samen zouden moeten worden uitgevoerd.

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding

2. Actualisering van het innovatieconcept: het multidimensionale karakter van het innovatieverschijnsel en de gevolgen voor het beleid

2.1. De verschillende wegen naar innovatie

2.2. Gevolgen voor het beleid

3. Het werkterrein van het innovatiebeleid

4. Huidige uitdagingen voor het EU-innovatiebeleid

4.1. Ontoereikende prestaties

4.2. Uitbreiding

4.3. Tekort aan vaardigheden

4.4. Specifieke kenmerken van de economische en sociale situatie van de EU

5. Een gecoördineerd kader voor het innovatiebeleid in de EU-context

6. Nieuwe wegen voor de ontwikkeling van het Europees innovatiebeleid

6.1. Interactie met andere beleidsgebieden ter verbetering van de omgeving voor innovatieve ondernemingen

6.2. Marktdynamiek stimuleren en het concept van leidende markten exploiteren

6.3. Innovatie in de overheidssector bevorderen

6.4. De regionale dimensie van het innovatiebeleid versterken

7. Conclusies

7.1. Samenvatting van uit de mededeling resulterende acties

Bijlage 1 Innobarometer 2002

Bijlage 2 Samenvatting van de huidige EU-activiteiten ter bevordering van innovatie

1. INLEIDING

De totstandbrenging van innovatieprestaties die de Europese Unie tot een wereldwijde referentie voor innovatie maken, biedt Europa een unieke kans om de komende jaren een hogere levensstandaard te bereiken. De weg naar een dergelijke innovatievere Europese economie blijkt echter moeizaam en onzeker.

De versterking van het innovatievermogen vormt een hoeksteen van de strategie om tegemoet te komen aan de in maart 2000 op de Europese Raad in Lissabon overeengekomen doelstelling om van de Europese Unie tegen 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. Volgens het Voorjaarsverslag 2003 van de Commissie [1], waarin de vooruitgang op weg naar de doelstelling van Lissabon wordt beoordeeld, moet er nog veel gebeuren, vooral op het gebied van kennis en innovatie dat voor het komende jaar als hoofdprioriteit geldt bij de uitvoering van de strategie van Lissabon.

[1] COM(2003) 5.

Deze bevinding komt ook tot uiting in het innovatiescorebord 2002 van de Commissie [2], waaruit blijkt dat de Europese Unie op innovatiegebied in vergelijking met de Verenigde Staten en Japan nog steeds zwak presteert.

[2] SEC(2002) 1349. Het Europees innovatiescorebord wordt sinds de Europese Raad van Lissabon jaarlijks door de Commissie gepubliceerd.

De Commissie heeft onvoldoende innovatieve activiteit al als kernfactor bestempeld voor de ondermaatse prestaties van Europa bij het streven naar een hogere productiviteit [3]. De positieve trends die uit het scorebord naar voren zijn gekomen, wijzen in de goede richting maar zijn onvoldoende om te bewerkstelligen dat de doelstelling van Lissabon binnen het geplande tijdschema wordt gehaald.

[3] Productiviteit: de sleutel tot het concurrentievermogen van de Europese economieën en ondernemingen, COM(2002) 262.

Een soortgelijk beeld rijst op uit het Global Competitiveness Report [4]. Hierin worden meer niet-Europese landen bestreken dan in het scorebord en het laat duidelijk zien dat de meeste EU-lidstaten qua innovatieprestaties behalve door de Verenigde Staten en Japan ook door diverse andere landen worden voorbijgestreefd.

[4] Global Competitiveness Report 2002-2003, World Economic Forum.

Nu er van de tien jaar waarin het tijdschema van Lissabon voorziet, al drie zijn verstreken, moet de EU haar houding tegenover innovatie en haar benadering ervan herzien.

O&O is een essentiële factor voor groei en Europese welvaart op lange termijn. De verhoudingsgewijs lage uitgaven voor O&O vormen een gedeeltelijke verklaring voor de zwakke innovatiepositie van Europa en de Commissie is hierin onlangs nader ingegaan in haar Mededeling Meer onderzoek voor Europa - Op weg naar 3% van het BBP [5].

[5] COM(2002) 499. Zie ook The 2002 Broad Economic Policy Guidelines, European Economy No 4, Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 2002.

Maar innovatie is meer dan de geslaagde toepassing van onderzoekresultaten, hoe belangrijk onderzoek als bron van uitvindingen ook moge zijn. Uit de onwikkeling van het innovatieconcept - van het lineaire model met O&O als uitgangspunt naar het systemische model waarin innovatie voortvloeit uit ingewikkelde interacties tussen personen, organisaties en hun operationele omgeving - blijkt dat innovatiebeleid niet alleen op het verband met onderzoek mag zijn toegespitst.

Overheidsbeleid zien als middel om een grotere, doeltreffendere en succesvollere groep van innovatieve ondernemingen, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, aan te moedigen en te ondersteunen, getuigt van een nog steeds vrij beperkte kijk op innovatie.

De EU moet de volledige reikwijdte van het innovatieverschijnsel onderkennen. Om te achterhalen of en hoe met overheidsbeleid de zwakke punten in het Europese innovatiesysteem kunnen worden aangepakt, moet zij beter inzicht krijgen in de innovatiemechanismen in de Europese context.

De EU moet zich bijvoorbeeld afvragen waarom zo langzaam vooruitgang wordt geboekt bij het streven om de innovatieprestaties van de wereldleiders te evenaren, of de structurele omstandigheden in Europa de omzetting van vaardigheden en kennis in innovatie in de weg staan en of het innovatieproces in de Europese context goed wordt begrepen. Zij moet nagaan of maatregelen op Europees niveau kunnen worden genomen die een grote hefboomwerking uitoefenen op de innovatieprestaties van de EU. Zij moet doeltreffende antwoorden vinden en deze in de praktijk omzetten.

Deze mededeling vormt een aanzet tot een dergelijke evaluatie, als startpunt van het proces waarin de basis van het Europese innovatiebeleid wordt aangepast en de innovatiecampagne een nieuwe impuls wordt gegeven om zo aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon bij te dragen. Hieraan moet een hernieuwde bereidheid van de lidstaten ten grondslag liggen om de belemmeringen voor een innovatiever Europa op te ruimen. Onlangs hebben de lidstaten van deze bereidheid blijk gegeven door op de Raad Concurrentievermogen op 3 maart 2003 een gemeenschappelijke politieke benadering over het Gemeenschapsoctrooi overeen te komen.

2. ACTUALISERING VAN HET INNOVATIECONCEPT: HET MULTIDIMENSIONALE KARAKTER VAN HET INNOVATIEVERSCHIJNSEL EN DE GEVOLGEN VOOR HET BELEID [6]

[6] Op sommige kwesties die hier en in de volgende punten aan de orde komen, wordt nader ingegaan op de publicatie van de Commissie Future directions of innovation policy in Europe. Proceedings of the Innovation Policy Workshop held in Brussels on 11 July 2002, Innovation papers No 31, 2003.

Een beknopte definitie van innovatie is "nieuwigheid produceren, integreren en met succes exploiteren op economisch en sociaal gebied" [7].

[7] Zie COM(1995) 688, waar ook een meer gedetailleerde definitie wordt gegeven: "innovatie is de vernieuwing en uitbreiding van het assortiment producten en diensten en van de daarmee samenhangende markten; de invoering van nieuwe productie-, toeleverings- en distributiemethoden; de invoering van veranderingen in het beheer, de arbeidsorganisatie en de arbeidsomstandigheden en de kwalificaties van de werknemers." Deze definitie ligt nog steeds ten grondslag aan onze benadering van het innovatiebeleid en is in overeenstemming met het belang dat op de Raad van Lissabon aan innovatie voor de bevordering van het innovatievermogen werd gehecht.

Aangezien de succesvolle exploitatie van nieuwigheid door ondernemingen in economische voordelen resulteert, spelen ondernemingen in het innovatieproces een centrale rol. Innovatiebeleid moet in laatste instantie effect sorteren voor ondernemingen: voor hun gedrag, hun capaciteiten en hun operationele omgeving.

2.1. De verschillende wegen naar innovatie

Ondernemingen worden tot innovatie aangespoord omdat ze worden geconfronteerd met druk en uitdagingen, met name concurrentie en de wil om nieuwe marktruimte te veroveren.

Nieuwigheid, die essentieel is voor innovatie, kan op verschillende wijzen ontstaan.

- Het kan gaan om een uitvinding. De exploitatie van een uitvinding die voortvloeit uit laboratoriumonderzoek is een belangrijke en veel bestudeerde weg naar innovatie. Onderzoek levert een grote bijdrage tot innovatie en leidt tot een stroom van technische ideeën en een voortdurende vernieuwing van de bestaande technische vaardigheden.

- Een onderneming kan innoveren door een idee van een andere bedrijfssector over te nemen en het voor eigen behoefte in haar productieprocessen of haar marktsegment aan te passen. Voorbeelden zijn het gebruik in de automobielsector van materialen die hoge prestaties leveren maar die oorspronkelijk voor ruimtevaarttoepassingen waren ontwikkeld of ook de ruime toepassing van computerondersteund ontwerp in de textiel- en kledingsector. Innovatie kan de in een reeks kleinere stappen verlopen - incrementele innovatie - naarmate ondernemingen methoden ontdekken om hun producten en processen te verbeteren. Ondernemers worden tot innoveren gedwongen omdat zij op een innovatieve concurrent moeten reageren en onder gebruikmaking van hun creativiteit moeten proberen de concurrentie te overtreffen.

- Het zoeken naar een nieuw nog onaangeboord marktsegment is een andere stuwende kracht. Hierbij kan worden uitgegaan van technologische innovatie of van een herconfiguratie van bestaande producten en diensten, waardoor een radicale verandering plaatsvindt die de klanten meer of betere waarde biedt ("waarde-innovatie"). De "heruitvinding" van het polshorloge als goedkoop mode-accessoire is een voorbeeld van dit soort innovatie die technologisch gezien geen hoge eisen stelde.

- Het kan gebeuren door de toepassing van een geheel nieuwe aanpak voor een sector, zoals de nieuwe bedrijfsmodellen van on-linedetailhandelaren, om zo nieuwe marktkansen te openen of de rendabiliteit in een bepaald marktsegment te vergroten.

Concurrentie door innovatie blijkt voor ondernemingen even belangrijk te zijn als prijsconcurrentie wanneer zij op druk van de markt willen reageren. In vele bedrijfssectoren zet een onderneming die in de wedstrijd om nieuwe of betere producten en diensten te creëren en om betere productie- of beheersmethoden in te voeren achterstand oploopt, haar toekomst op het spel. In dergelijke snel groeiende sectoren zijn de nieuwe bedrijven met groeipotentieel vaak het innovatiefst en zij dwingen gevestigde bedrijven er ook toe de uitdagingen aan te gaan en zelf innovatiever te worden. De oprichting van nieuwe bedrijven aanmoedigen, vormt in vele sectoren een sterke drijfveer voor innovatie.

Hoewel onderzoek in grote mate tot innovatie bijdraagt, wordt geen waarde gecreëerd wanneer ondernemers geen actie ondernemen. Gezien de verkorting van de productcycli hebben ondernemingen behoefte aan meer kapitaalintensieve investeringen en moeten zij snel kunnen reageren. Voor ondernemingen is innovatie cruciaal om een concurrentievoordeel en meerwaarde voor de klant te creëren. Behalve bij bepaalde types technologiegerichte ondernemingen ligt het accent niet op technologische aspecten van nieuwe productontwikkeling maar op innovatieve methoden ter verbetering van de marktpositie.

Dit betekent dat er naast technologische innovatie, die betrekking heeft op innovatie die afgeleid is van onderzoek, ook andere soorten innovatie zijn. Organisatorische innovatie is gebaseerd op het inzicht dat nieuwe arbeidsorganisatiemethoden op gebieden als personeelsbeheer (zoals positieve actie om alle werknemers te motiveren zodat arbeidsorganisatie een collectief middel ter bevordering van innovatie wordt), distributie, financiering, productie enzovoort een positieve invloed op de concurrentiekracht kunnen uitoefenen. Dit begrip kan ook bedrijfsmodelinnovatie omvatten. Het begrip presentatie-innovatie doet zijn intrede als alomvattend begrip voor innovatie op gebieden als ontwerp en marketing.

De snelheid en de efficiëntie waarmee innovatie zich door de economie verspreidt, zijn kritieke elementen voor de productiviteit en de economische groei. Dit kan als een cascadeproces worden bestempeld. Dankzij concurrentie en imitatie wordt initiële innovatie ontwikkeld en verbeterd, zodat de gevolgen voor de economie vele keren groter zijn dan door de eerste toepassing van de innovatie. Het proces vereist dat de middelen voortdurend worden herschikt en worden bestemd voor activiteiten die tot meer efficiëntie of grotere economische waarde leiden, waardoor de geografische en de beroepsmobiliteit van het personeel een belangrijke innovatiefactor wordt.

Leiders op het gebied van technologie-ontwikkeling zijn niet noodzakelijk leiders bij de toepassing van technologie. De belangrijkste bijdrage aan de economie wordt niet noodzakelijkerwijs geleverd door de "vroege toepasser" maar veeleer door de "snelle volger" die het innovatieve ontwerp toepast dat op de internationale markt aanslaat.

2.2. Gevolgen voor het beleid

Uit deze overwegingen blijkt hoe verscheiden innovatie is en hoe moeilijk het bijgevolg is om de processen die tot innovatie leiden in modellen vast te leggen.

Volgens beschrijvingen van het innovatieproces - eerst lineaire modellen die later tot de huidige systemische zienswijze hebben geleid - is O&O ofwel de initiërende ofwel de beslissende factor. Hoewel bij beleidsbesprekingen [8] nu het systemische model overheerst, blijken vele genomen maatregelen ter bevordering van innovatie nog steeds dichter bij het lineaire model te staan.

[8] Managing national innovation systems, OESO, 1999.

Deze modellen helpen ons om inzicht te krijgen in het speciale geval van technologische innovatie en zij rechtvaardigen de bezorgdheid over de verhoudingsgewijs lage O&O-uitgaven in de EU [9]. Tevens getuigt de overgang naar een systemische zienswijze van een toenemende waardering van de talrijke factoren en verbindingen die het innovatieproces beïnvloeden. Maar het systemische model moet nog beter worden doordacht, zodat het kan worden afgestemd op de wijze waarop het innovatiebeleid wordt opgezet en uitgevoerd. Daarnaast moet het zodanig worden ontwikkeld dat het inzicht biedt in andere vormen van innovatie en zo onze kennis van technologische innovatie verrijkt.

[9] Zie de Mededeling van de Commissie Meer onderzoek voor Europa - Op weg naar 3% van het BBP, COM(2002) 499.

Deze modellen beïnvloeden ook de metingen van het innovatieproces en van innovatieprestaties, die gewoonlijk voor een groot deel gebaseerd zijn op technologische innovatie-indicatoren. Capaciteiten en prestaties in niet-technologische vormen van innovatie en ook marktfactoren komen momenteel in innovatiesstatistieken minder goed tot uiting en worden minder geanalyseerd dan innovatie die uit onderzoek voortvloeit. Dit kan voor een deel verklaren waarom voor sommige landen tegenover uitstekende gegevens voor innovatieprestaties geen even duidelijk zichtbare economische groei staat.

Het is zeer goed mogelijk dat zwakke punten bij de organisatorische innovatie, presentatie-innovatie, innovatie door toegevoegde waarde en bedrijfsmodelinnovatie voor de trage vooruitgang op weg naar de doelstellingen van Lissabon even relevant zijn als de duidelijk lage O&O-uitgaven.

Ondernemingen moeten leren zich beter aan veranderingen aan te passen en daarvan te profiteren, regelmatig hun activiteiten te veranderen en te heroriënteren en tevens meer ondernemingsgericht te werk te gaan.

De EU moet de volledige reikwijdte van het innovatieverschijnsel erkennen en beter doorgronden hoe het in de Europese omgeving werkt om het overheidsbeleid een stevige grondslag te geven.

3. HET WERKTERREIN VAN HET INNOVATIEBELEID

De onderneming heeft als stuwende kracht voor innovatie te maken met een aantal beïnvloedingsfactoren die, in diverse mate, waarop het overheidsbeleid kan inspelen.

- Innovatie steunt op het vermogen van de onderneming om marktkansen te onderkennen, op haar interne capaciteit om daar op innovatieve wijze op in te spelen en op haar kennisbasis.

Het bestuur en het personeel moeten van een sterke ondernemingsgeest doordrongen zijn, willen ondernemingen een dergelijke slagvaardigheid aan de dag leggen. Het beleid zou tot de bevordering van ondernemingsgeest moeten bijdragen, bijvoorbeeld door op rolmodellen te wijzen en door specifieke soorten opleiding aan te bieden.

Ondernemerschap is eerst en vooral een mentaliteitskwestie, zoals blijkt uit het groenboek van de Commissie Ondernemerschap in Europa [10] bij de bespreking van de beleidsopties ter bevordering van het Europese ondernemerschap. De grote meerderheid van door ondernemers opgerichte bedrijven verschillen echter niet veel van reeds bestaande bedrijven in die zin dat geen nieuwigheid wordt gecreëerd [11]. Ondernemerschap kan, door de oprichting van bedrijven die groeien en die meer kwaliteitsbanen opleveren, alleen tot een grotere concurrentiekracht bijdragen wanneer een zeer hoog ontwikkelde vorm van ondernemingsgeest wordt aangemoedigd.

[10] COM(2003) 27.

[11] Global Entrepreneurship Monitor, 2002 Summary Report. 93% van de ondernemers beschouwen hun bedrijf als voortzetting van de bestaande bedrijfsactiviteit.

- Nauw hiermee verbonden is de directe bedrijfsomgeving van de onderneming die zorgt voor een reeks interacties met andere ondernemingen, organisaties en overheidsorganisaties die essentieel zijn voor innovatie. Factoren zoals de verkorting van de levenscyclus van producten en de combinatie van diverse technologieën binnen een enkel product of een enkele dienst houden in dat innoverende ondernemingen steeds afhankelijker worden van externe inputs, in de vorm van vaardigheden, advies, merkgebonden technologieën, samenwerkingsnetwerken enz. Dergelijke overwegingen leiden ertoe dat steeds meer belang wordt gehecht aan beleid dat gericht is op de ondersteuning van clusters - geografische concentraties van elkaar aanvullende, onderling verweven maar niettemin concurrerende ondernemingen, hun leveranciers, dienstverleners en aanverwante organisaties (zie punt 6.4).

- Marktvraag, marktomstandigheden en klantengedrag beïnvloeden het innovatiegedrag van ondernemingen in sterke mate.

- Raamvoorwaarden beheersen de algemene omgeving waarin bedrijven werken en beïnvloeden hun geneigdheid tot innoveren. Innovatie vereist zeer concurrerende markten, uitstekend functionerende kapitaalmarkten (ook voor risicokapitaal), een ondersteunend regelgevingskader en flexibel, mobiel en geschoold personeel.

- De kennisbasis, als bron voor de oplossing van problemen die het bedrijf niet met interne middelen kan oplossen, vormt een kritiek aspect van de raamvoorwaarden.

- Dit geldt ook voor onderwijs en opleiding waar een positieve houding tegenover innovatie wordt aangekweekt en de vaardigheden worden opgedaan die voor een innovatieve onderneming noodzakelijk zijn. De kennis en leercapaciteiten van mensen zijn bevorderlijk voor innovatieprocessen. Dit geldt eveneens voor hun creatieve vaardigheden, zin voor initiatief en doorzettingsvermogen, die in hoge mate de innovatiecapaciteit van organisaties bepalen.

In een recente Innobarometerenquête worden de standpunten van bedrijfsleiders inzake de huidige omgeving voor innovatieve ondernemingen gepresenteerd (zie bijlage 1).

De beleidsvormen die deze onderdelen van het innovatiegebied beïnvloeden hebben drie "hoofddimensies". Zij worden ook genoemd als factoren waarmee rekening moet worden gehouden in de discussie over het industriebeleid na de uitbreiding van de EU [12]. Beleidsmaatregelen ter bevordering van innovatie en ondernemerschap overlappen voor een deel het industriebeleid en zorgen voor de constante vernieuwing die de industrie in staat stelt op het gebeid van groei en concurrentiekracht beter te presteren.

[12] COM(2002) 714.

Ten eerste de dimensie "policy governance": beleid dat de innovatiecapaciteit en het innovatiegedrag van ondernemingen beïnvloedt kan op lokaal, regionaal, nationaal, Europees of zelfs wereldniveau worden bepaald. Samenhang en complementariteit tussen de diverse niveaus is in ieder geval essentieel.

Ten tweede de sectorale dimensie: vele factoren die innovatie beïnvloeden, gelden voor alle bedrijfssectoren, hoewel het relatieve gewicht ervan zal verschillen volgens de kenmerken van elke sector. Sommige sectoren, zoals informatie- en communicatietechnologie, textiel en biotechnologie, hebben echter zeer specifieke kenmerken en worden bijgevolg met bijzondere problemen geconfronteerd waarvoor specifieke oplossingen moeten worden gevonden.

Ten derde de interactie met andere beleidsgebieden: innovatiebeleid moet vaak via andere beleidsvormen worden uitgevoerd om rekening te houden met de verscheidenheid van de factoren die innovatie door ondernemingen beïnvloeden. Steeds meer moeten innovatieconcepten in talrijke beleidsgebieden worden ingebed [13].

[13] Voorbeelden worden genoemd in punt 6.1.

Deze vele dimensies bevestigen dat innovatiebeleid alomtegenwoordig is. Dit kenmerk is de voornaamste hinderpaal voor een doeltreffend beleid: omdat innovatie overal is, is het nergens. Overheidsdiensten reageren vaak te behoudend bij de ontwikkeling van innovatiebeleid door zich te strikt te houden aan de traditionele definities van "beleidsgebied". Een beleid bepalen dat niet op een welomlijnd "gebied" betrekking heeft of dat niet onder een administratieve structuur valt, vormt een grote uitdaging.

De EU moet proberen op dit meerdimensionale innovatiebeleidskader voort te bouwen en op basis daarvan duidelijke doelstellingen en prioriteiten definiëren die een positieve hefboomwerking op de innovatieprestaties in de hele EU zullen uitoefenen.

4. HUIDIGE UITDAGINGEN VOOR HET EU-INNOVATIEBELEID

De reikwijdte van het innovatieverschijnsel en het alomtegenwoordige karakter van het innovatiebeleid zijn niet de enige uitdagingen waarmee het Europese innovatiebeleid word geconfronteerd. De economische, sociale en politieke context plaatst de beleidsmakers eveneens voor grote uitdagingen. De structuren, problemen en kansen van de EU op het gebied van innovatie zijn niet noodzakelijkerwijs dezelfde als die in de andere belangrijke economische gebieden in de wereld.

4.1. Ontoereikende prestaties

Veruit de grootste uitdaging zijn de ontoereikende innovatieprestaties van de EU in haar geheel.

Vele landen die op de wereldmarkt sterk met de EU concurreren, voeren strategieën ter bevordering van innovatie die veel gelijkenis vertonen met de strategie van Lissabon. Alleen al om haar huidige positie in vergelijking met deze andere landen te behouden, zal de EU hard moeten werken. Om de doelstelling van Lissabon te bereiken en de meest concurrerende economie te worden, is een hoger tempo vereist.

Vooral moet de weerstand tegen structurele veranderingen die in Europa vaak wordt geconstateerd, worden overwonnen wanneer deze innovatie in de weg staat, vooral wanneer veranderingen alleen maar worden tegengewerkt omdat bestaande routineprocedures op de helling moeten worden gezet [14].

[14] Zie het Voorjaarsverslag van de Commissie 2003 (COM(2003) 5) waarin de voornaamste prioriteiten voor de volgende twaalf maanden in het kader van de tienjarige strategie van Lissabon worden bepaald. Vele van deze prioriteiten zijn gericht op de voltooiing van het structurele hervormingsproces op het gebied van de arbeids-, kapitaal-, goederen- en dienstenmarkten en op de verbetering van de regelgeving voor het bedrijfsleven.

Innovatieprestaties van lidstaten, kandidaat-lidstaten en sommige andere Europese landen, en van de EU als geheel, worden gemeten door middel van het Europees innovatiescorebord. Hieruit blijken de zwakke punten in de positie van de EU ten opzichte van de Verenigde Staten en Japan.

Er zijn niettemin enige bemoedigende kenmerken in het innovatieprofiel van Europa. Beide scoreborden van 2001 en 2002 [15], [16] laten zien dat de leidende EU-lidstaten voor vele innovatie-indicatoren een voorsprong hebben op de Verenigde Staten en Japan [17]. Beide scoreborden maken ook duidelijk hoe verschillend de innovatieprestaties in de EU zijn en wijzen ook op eventuele uiteenlopende trends tussen de lidstaten voor sommige innovatie-indicatoren. Gezien deze overwegingen zijn er talrijke mogelijkheden om goede praktijken en ervaring binnen de EU uit te wisselen aan de hand van de "open coördinatiemethode" die op de Europese Raad van Lissabon is bepaald en moet zo veel mogelijk van deze mogelijkheden gebruik worden gemaakt.

[15] SEC(2002) 1349.

[16] SEC(2001) 1414.

[17] Er zij aan herinnerd dat het Europees innovatiescorebord in de eerste plaats gericht is op hightechinnovatie. Hoewel het indicatoren voor de verspreiding van innovatie bevat, zijn deze niet geheel geschikt voor het vastleggen van innovatie die wordt verkregen door de aankoop van geavanceerde productietechnologie of door de ontwikkeling van nieuwe productie- en leveringsmethoden, zoals dit gebeurt in sectoren die als "lowtech" of "medium-lowtech" worden beschouwd (zie SEC(2002) 1349). Een verdere uitdaging van de EU is dan ook de ontwikkeling van een innovatiescorebord waarin innovatie in al haar vormen beter wordt bestreken.

4.2. Uitbreiding

Met de uitbreiding zal het innovatieprofiel van de EU sterk veranderen. De beschikbare gegevens wijzen op grote verschillen in de innovatiesituatie en in de innovatieprestaties van de kandidaat-lidstaten in vergelijking met die van de lidstaten. Enerzijds hebben mensen en bedrijven in de kandidaat-lidstaten laten zien dat zij wel degelijk in staat zijn hun economie te hervormen, wat getuigt van een innovatiegeest die voor de uitgebreide EU voordeel zal opleveren. Anderzijds moeten de bestaande hinderpalen voor innovatie in de kandidaat-lidstaten direct worden aangepakt om de prestaties van de uitgebreide EU te verbeteren, wat de open coördinatiemethode voor een bijkomende uitdaging plaatst.

Vele van de uitdagingen die de kandidaat-lidstaten moeten aangaan, zijn vergelijkbaar met die in de lidstaten, maar vaak nemen ze een scherpere vorm aan: risicoaversie, te weinig investeringen in O&O, beperkte samenwerking tussen onderzoek en bedrijfsleven enz. Andere zijn eerder specifiek voor de kandidaat-lidstaten. De gevolgen van de vroegere centraal geleide economieën hebben hun sporen nagelaten, niet alleen op hun economische situatie, maar ook op institutioneel, sociaal en onderwijsgebied. Het ontbreken van een tot volle wasdom gekomen innovatiebeleid, het gebrek aan coördinatie tussen beleidsgebieden die innovatie beïnvloeden, beperkte personele en financiële middelen voor de uitvoering van innovatie-initiatieven, almede zwakke financiële systemen en een beperkte capaciteit bij de bedrijven om kennis op te nemen en toe te passen en om netwerken te vormen, zijn alle grote uitdagingen die moeten worden aangegaan om de innovatiecapaciteit te vergroten en waarop de EU met passende beleidsmaatregelen zal moeten reageren [18].

[18] Zie Innovation Papers No 16 en andere documenten die in deze reeks zullen worden gepubliceerd over innovatiebeleidskwesties in de kandidaat-lidstaten.

"Necessity entrepreneurship" (door behoefte gemotiveerd ondernemerschap) - een begrip waarmee wordt uitgedrukt dat iemand een bedrijf start omdat er geen alternatieve vormen van werk te vinden zijn - komt in diverse lidstaten weinig voor maar kan in kandidaat-lidstaten een grotere rol spelen. Wel is het zo dat velen die uit noodzaak ondernemer worden, goed geïnformeerd en creatief zijn en dat een aantal van hen nieuwe markten scheppen.

Innovatie vereist dat ondernemerschap in lidstaten en kandidaat-lidstaten wordt aangemoedigd door middel van beleidsmaatregelen die rekening houden met de diverse patronen van ondernemerschap die in verschillende landen en regio's relevant zijn.

4.3. Tekort aan vaardigheden

Reële rijkdom - in de zin van economische prestaties, industriële concurrentiekracht en werkgelegenheid - komt niet voort uit de productie van materiële goederen alleen, maar uit de totstandbrenging, omvorming en exploitatie van kennis. Meer bepaald gezien de toenemende rol die de dienstensector in de economische activiteit speelt, is kennis voor innovatie van fundamenteel en strategisch belang.

De vaardigheden van het personeel zijn fundamenteel voor de capaciteit van ondernemingen om kennis te verwerven en deze voor innovatiedoeleinden te gebruiken. In de EU ontstaan tekorten aan bepaalde specifieke vaardigheden die voor het innovatieproces van belang zijn. Voorbeelden zijn het periodiek terugkerend tekort op de arbeidsmarkt aan specialistische vaardigheden in de informatie- en communicatietechnologie of, onder risicokapitaalinvesteerders, aan de steeds wisselende specifieke vaardigheden die nodig zijn voor het beoordelen en beheren van investeringen in innovatieve bedrijven op nieuwe technologiegebieden.

Voor innovatie moeten eveneens op grote schaal meer algemene vaardigheden worden verworven. Ondernemerschapsvaardigheden moeten net als vaardigheden om in nieuwe en veranderende arbeidssituaties te kunnen wennen, wijder verspreid zijn dan nu het geval is.

Gezien de demografische trends in Europa zullen ondernemingen mettertijd verhoudingsgewijs met meer ouder personeel moeten werken. In de meeste lidstaten zal de beroepsbevolking (tussen 15 en 64 jaar) al vóór 2012 niet meer aangroeien.

Met deze trend zal rekening moeten worden gehouden bij het beleid inzake arbeidsorganisatie en bij het personeelsbeleid. De arbeidsorganisatie moet mogelijkheden bieden die aangepast zijn aan de laatste fase van het arbeidsleven en bijvoorbeeld flexibele arbeidstijdregelingen en deelneming aan opleidingen omvatten. Er zullen methoden moeten worden gevonden om vaardigheden en kennis voortdurend bij te spijkeren en om een goede samenwerking tussen personeelsleden van verschillende leeftijdscategorieën te verzekeren door van de vaardigheden van verschillende generaties te profiteren. De sociale partners moeten op elk niveau streven naar een kader dat de modernisering van de arbeidsorganisatie zodanig vereenvoudigt dat de vaardigheden van alle leeftijdsgroepen worden bevorderd en dat oudere werknemers langer aan de economische activiteit kunnen bijdragen.

4.4. Specifieke kenmerken van de economische en sociale situatie van de EU

Diverse andere specifieke kenmerken van de EU hebben een grote invloed op de ontwikkeling van het innovatiebeleid, bijvoorbeeld:

- De grote omvang van de overheidssector in de economieën van de lidstaten betekent dat deze sector sterk bij de campagne ter bevordering van innovatie betrokken zou moeten zijn. Als een van de grootste gebruikers van producten en diensten die door ondernemingen worden geleverd, verkeert de overheidssector in een sterke positie om innovatie bij ondernemingen aan te moedigen.

Overheidsdiensten hebben als verstrekkers van adviesdiensten en ondersteunende diensten en als uitvoerders van regelgeving en bestuursrechtelijke voorschriften, talrijke contacten met innoverende bedrijven. Goed ontworpen diensten, die op efficiënte wijze worden geëxploiteerd, dragen evenals de tijdige en doelmatige uitvoering van voorschriften tot een goed innovatieklimaat bij.

- De meeste Europeanen wonen in stedelijke gebieden. Bij de vernieuwing van onze steden moeten wij bouwen op de mogelijkheden die zij bieden voor de levering van kennis, vaardigheden, hoog gekwalificeerd personeel en geografische verbindingen, zodat zij innovatiekernpunten worden. Een stad die een innovatiecentrum wil worden, moet niet alleen voor ondernemingen maar ook voor getalenteerde personen aantrekkelijk worden [19]. Dit omvat het verwelkomen van innovatieve nieuwkomers, waaronder in het buitenland geboren werknemers, die vaak nieuwe ideeën en een nieuwe ondernemingsgeest inbrengen. Er moeten talrijke banen beschikbaar zijn, want vele getalenteerde personen zullen niet naar een nieuwe stad verhuizen zonder de redelijk zekerheid dat zij een nieuwe baan zullen vinden wanneer zij hun eerste baan verliezen of een andere baan willen zoeken. Steden moeten ruimte bieden voor uiteenlopende levensstijlen om zo innovatietalent aan te trekken en te behouden.

[19] Competing in the Age of Talent: Quality of Place and the New Economy. R. Florida. Een rapport dat werd opgesteld voor de R.K.Mellon Foundation, Heinz Endowments en Sustainable Pittsburgh, 2000.

- Europese verscheidenheid gaat gepaard met verschillende verwachtingen en houdingen ten aanzien van innovatie, die moeten worden gerespecteerd. Houdingen moeten waarschijnlijk vooral worden genuanceerd wanneer innovatieve ontwikkelingen sociale gevolgen hebben. De volledige en werkelijke deelneming van alle belanghebbenden aan het innovatieproces, met inbegrip van het grote publiek, moet worden verzekerd.

De uitdaging komt er in het kort op neer dat een specifiek Europese benadering van het innovatiebeleid moet worden ontwikkeld die tot een betere economische groei zal leiden.

5. EEN GECOÖRDINEERD KADER VOOR HET INNOVATIEBELEID IN DE EU-CONTEXT

Dankzij de specifieke programma's ter bevordering van innovatie onder opeenvolgende EU-kaderprogramma's voor onderzoek is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij de verbinding van nationale innovatiesystemen. Er is een Europawijde netwerkvorming tussen de voornaamste spelers in het innovatieproces tot stand gebracht en er worden diensten ter bevordering van grensoverschrijdende technologieoverdracht aangeboden. Er is een wederzijds leerproces voor beleidsmakers gecreëerd en de daarvoor vereiste informatieverzameling en -analyse werd uitgevoerd. Deze activiteiten, die in bijlage 2 zijn samengevat, worden onder het lopende zesde kaderprogramma (2002-2006) voortgezet.

Dit kaderprogramma gaat ook een stap verder dan de vorige kaderprogramma's voor onderzoek in die zin dat de verantwoordelijkheid om uit door de EU gefinancierde activiteiten innovatie te genereren, regelrecht bij de ontvangers van de onderzoekfinanciering wordt gelegd. Deze verplichting geldt vooral bij geïntegreerde projecten en bij onderzoek dat bedoeld is om de technologische capaciteit van het MKB te stimuleren.

Weliswaar is grote vooruitgang geboekt bij het beheer van de verbinding tussen onderzoek en innovatie en bij de integratie van innovatiebevordering in het onderzoekbeleid van de EU, maar tevens moeten andere beleidsraakvlakken die voor het innovatieklimaat voor ondernemingen van belang zijn op EU-niveau worden bestudeerd.

In de mededeling van de Commissie uit 2000 Innovatie in een kenniseconomie [20] worden vijf prioriteiten genoemd om de acties ter bevordering van innovatie op het niveau van de lidstaten en van de EU te sturen: 1) samenhang van het innovatiebeleid, 2) een voor innovatie gunstig regelgevingskader, 3) de oprichting en groei van innoverende ondernemingen aanmoedigen, 4) verbetering van de sleutelinterfaces in het innovatiesysteem en 5) een samenleving die openstaat voor innovatie. De follow-up die aan deze mededeling is gegeven, is weergegeven in het verslag Innovation policy in Europe, 2002 [21].

[20] COM(2000) 567.

[21] Innovation papers No 29, Europese Commissie, 2003.

Deze prioriteiten zijn nog steeds geldig. Uit de bovenstaande analyse blijkt dat voor het aanmoedigen van innovatie nog grotere inspanningen vereist zijn. Hierbij moet rekening worden gehouden met de grote reikwijdte van het innovatieverschijnsel, met de verscheidenheid van het overheidsbeleid dat een invloed heeft of kan hebben op de innovatieprestaties en met het specifieke karakter van de Europese context.

De lidstaten en de EU-instellingen moeten met een antwoord komen. De voornaamste elementen van een gecoördineerd kader zijn als volgt:

- De lidstaten moeten op hun nationale innovatiestrategieën voortbouwen en deze versterken en daartoe een benadering overeenkomen die goed wordt gecoördineerd tussen alle ministeries die bevoegdheden hebben die de innovatiesituatie beïnvloeden. Er is op hoog politiek niveau coördinatie nodig om ervoor te zorgen dat de betrokken ministeries maximale inspanningen leveren. Dit vereist ook administratieve ondersteuning door een "lichte" centrale structuur.

In Finland is bijvoorbeeld de Raad voor wetenschaps- en technologiebeleid bevoegd voor de strategische ontwikkeling en coördinatie van het wetenschaps- en technologiebeleid en van het nationale innovatiesysteem in zijn geheel. Deze raad, die wordt voorgezeten door de premier, omvat zeven andere ministers en tien leden die de belanghebbenden bij innovatie vertegenwoordigen. Een ander voorbeeld van een dergelijke structuur met een "innovatieraad" is Portugal, waar de regering het geïntegreerd innovatieprogramma PROINOV heeft opgezet. Dit programma wordt gecoördineerd door vijf ministeries die zich met innovatiebeleidsmaatregelen bezig houden en de premier bekleedt het voorzitterschap van deze coördinatiestructuur.

- Systemisch beleidmaken is ook de grootste uitdaging op EU-niveau. In de Raad van de EU werden in 2002 de vorige Raden Interne markt, Industrie en Onderzoek samengevoegd tot een nieuwe Raadsstructuur, de zogenoemde Raad Concurrentievermogen. Deze belangrijke ontwikkeling biedt mogelijkheden - die evenwel nog grondiger moeten worden verkend en geëxploiteerd - voor een betere integratie van onderzoek, innovatie en concurrentiebeleid. Binnen de Commissie worden regelmatig vergaderingen gehouden van de Groep van Commissieleden bevoegd voor groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling, waar nog meer ruimte wordt geboden voor een systemische grondslag voor het opzetten van een innovatiebeleid.

- EU-instellingen en -lidstaten moeten er samen voor zorgen dat "verticale" coördinatiemechanismen voorhanden zijn, zodat de beleidsvormen op EU-niveau en op nationaal en regionaal niveau op elkaar aansluiten. De voorrechten van de lidstaten bij het opzetten van hun eigen nationale innovatiesystemen moeten behouden blijven. Er moet echter een gezamenlijk kader voor een algemene coördinatie en samenhang bestaan om de nationale systemen zo veel mogelijk van de Europese dimensie te laten profiteren. Dit kader moet ook helpen de innovatiekloof binnen de EU, ook in het kader van de uitbreiding, te reduceren en tegelijkertijd tot een aanzienlijke verbetering van de prestaties van de EU in haar geheel bijdragen.

- Inspanningen op lidstaatniveau en op EU-niveau moeten worden ondersteund door verbetering van de kennis omtrent innovatie, innovatiesystemen en innovatieprestaties door middel van betere innovatiesstatistieken en van analyse. Zo moet bijvoorbeeld bij de gegevensverzameling en -analyse rekening worden gehouden met de verschillende wegen naar innovatie en met het belang van de verspreiding. De lidstaten moeten overwegen om voor sommige indicatoren doelen te bepalen om duidelijk te maken hoeveel vooruitgang bij de verwezenlijking van specifieke nationale doelstellingen is geboekt.

De nationale bureaus voor de statistiek moeten worden aangemoedigd bij hun inspanningen om op het gebied van innovatie vergelijkbare statistische gegevens te verzamelen en te leveren. De Commissie zal zorgen voor een betere samenhang tussen de diverse lopende activiteiten op het gebied van beleidsbenchmarking die onder de bevoegdheid van de Raad Concurrentievermogen vallen (Europees innovatiescorebord, Scorebord ondernemingenbeleid, kerncijfers wetenschap en technologie). Betere innovatiestatistieken moeten ook in overeenstemming zijn met internationale normen om betekenisvolle vergelijkingen met andere belangrijke economische gebieden in de wereld mogelijk te maken.

Deze werkzaamheden zouden moeten leiden tot beter inzicht in de voornaamste factoren die de prestaties van nationale innovatiesystemen in Europa beïnvloeden en tot de identificatie van acties die een grote hefboomwerking op deze factoren uitoefenen en die goed op Europees niveau zouden kunnen worden opgezet.

Dit kader moet door een aantal ondersteunende maatregelen worden geschraagd:

- Bestaande processen die lidstaten in de gelegenheid stellen om van elkaars ervaringen met de ontwikkeling en uitvoering van innovatiebeleid te leren, zullen worden versterkt. Er zal een beter kader voor het wederzijds leerproces worden opgezet op basis van het bestaande Europese forum voor benchmarking en uitwisseling van goede praktijken op het gebied van innovatiebeleid [22], en op de werkzaamheden van de Groep van hoge ambtenaren uit lidstaten en geassocieerde landen die de Commissie voor deze activiteiten bijstaan.

[22] Dit kader, het Trend Chart on Innovation in Europe, omvat de verzameling, actualisering, analyse en verspreiding van innovatiebeleidsmaatregelen en -prestaties op nationaal en EU-niveau. Een onderdeel hiervan vormt het jaarlijks Europees innovatiescorebord.

- In het kader van het wederzijds leerproces zal een proefinitiatief op touw worden gezet om zo optimaal mogelijk de nodige kennis te vergaren voor het ontwerpen en uitvoeren van programma's, regelingen en gespecialiseerde bureaus die ondersteuning bieden bij de bevordering van innovatie.

Het proefinitiatief zal op vrijwillige basis onafhankelijke evaluaties ondersteunen van dergelijke programma's, regelingen en bureaus om op die manier de doeltreffendste methoden voor innovatiebevordering onder de talrijke maatregelen op te sporen die in de lidstaten door de overheid worden ondersteund.

- Daaronder zal ook de oprichting vallen van een platform voor uitwisseling van informatie en ervaring dat specifiek is toegesneden op het innovatieprofiel van kandidaat-lidstaten, teneinde deze landen te helpen snel hun innovatiekaders te ontwikkelen.

6. NIEUWE WEGEN VOOR DE ONTWIKKELING VAN HET EUROPEES INNOVATIEBELEID

Ter aanvulling van dit algemene kader moeten verschillende nieuwe wegen ter verbetering van de innovatieprestaties worden verkend.

6.1. Interactie met andere beleidsgebieden ter verbetering van de omgeving voor innovatieve ondernemingen

Er zullen meer middelen worden aangewend om met de innovatie-eisen in andere EU-beleidsgebieden rekening te houden. Het is de bedoeling om door middel van analyse beter inzicht te krijgen in de raakvlakken met bijvoorbeeld concurrentie-, handels-, werkgelegenheids-, regionaal en milieubeleid, en zo systematisch het potentiële effect van wetgevings- en beleidsinitiatieven op de Europese innovatieprestaties te overwegen en in aanmerking te nemen.

Het is essentieel dat men zich bewust is van en inzicht heeft in de verbanden die bij de diverse beleidsraakvlakken een rol spelen. Enkele voorbeelden van de verscheidenheid van de kwesties die in aanmerking zullen moeten worden genomen:

- Concurrentiebeleid is duidelijk van belang aangezien concurrentie een van de belangrijkste drijfveren van innovatie is. Uit het oogpunt van innovatiebeleid is het belangrijk een onderscheid te maken tussen de verschillende vormen die concurrentie kan aannemen. Innovatieve producten zullen bijvoorbeeld eerder ontstaan wanneer de consument daar om vraagt dan wanneer zij alleen door prijsconcurrentie worden gestimuleerd. Het effect van concurrentie en samenwerking op innovatie wordt steeds meer onderkend. Ondernemingen die doeltreffende innovatoren zijn, zijn vaak degene die samen met andere organisaties aan netwerken deelnemen. De interactie tussen concurrentie en innovatiebeleid moet erop gericht zijn de stroom van nieuwe kennis aan te moedigen en te erkennen dat sommige overeenkomsten tussen ondernemingen bevorderlijk zijn voor innovatie en uiteindelijk tot grotere concurrentie leiden [23].

[23] Zie bijvoorbeeld de Groepsvrijstellingsverordening (EG) nr. 2659/2000 voor O&O-overeenkomsten (PB L 304 van 5.12.2000, blz. 7) en de Richtsnoeren inzake de toepasselijkheid van artikel 81 van het EG-Verdrag op horizontale samenwerkingsovereenkomsten (PB C 3 van 6.1.2001, blz. 2).

- Met het internemarktbeleid is er nog een belangrijk raakvlak: een goed functionerende interne markt, zonder belemmeringen voor grensoverschrijdende handel, moedigt de concurrentie voor goederen, diensten, kapitaal en mobiliteit van personen aan. De grotere concurrentie bevordert op haar beurt, zowel in de privé- als in de overheidssector, innovatie in al haar dimensies voor zeer uiteenlopende aspecten zoals reclame, bedrijfsorganisatie en management, opleiding, dienstverlening aan klanten enz.

- Regionaal beleid is een belangrijke weg naar de bevordering van innovatie. Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling draagt bij tot innovatie door talrijke innovatieve activiteiten of projecten te financieren die indirect innovatieve activiteiten ondersteunen. De versterking van de regionale dimensie van het innovatiebeleid wordt verder onderzocht in punt 6.4.

- De ontwikkeling van een innovatieve bedrijfscultuur en van concurrerende landen is sterk afhankelijk van een fiscaal beleid dat een gunstige omgeving creëert voor investeringen, innovatie, ontwikkeling van ondernemingen en werkgelegenheid. Fiscaal beleid dat bijdraagt tot de verwezenlijking van deze doelstellingen moet worden bestudeerd en waar mogelijk worden overgenomen.

Ondernemingen kunnen tot innoveren worden aangemoedigd door ze, in overeenstemming met de concurrentievoorschriften, belastingvermindering voor innovatie-uitgaven toe te kennen. Vergeleken met directe financiële steun voor innovatie is een belangrijk kenmerk van belastingprikkels dat in feite de marktwerking beslist welke bedrijfssectoren en welke regio's ervan profiteren, aangezien de ondernemingen zelf beslissen de uitgaven te doen die voor belastingvermindering in aanmerking komen. Directe financiële steun is anderzijds geschikter wanneer de overheid zich op specifieke sectoren en doelstellingen wil richten. Vaak zullen beide methoden worden gebruikt, waarbij de precieze mix zal afhangen van nationale doelstellingen, omstandigheden en economische structuur.

Tot dusver is fiscaal beleid ter ondersteuning van innovatie vooral gericht op belastingvermindering voor O&O-uitgaven. Spanje is een interessante uitzondering, waarbij belastingprikkels niet alleen voor O&O gelden maar ook voor uitgaven voor technologische innovatie. Nederland richt zich vooral op het O&O-personeel door belastingvermindering voor de loonkosten voor deze personeelscategorie toe te kennen.

De aanwending van fiscaal beleid om behalve O&O ook elementen van nationale innovatiesystemen te stimuleren, zal verder worden bestudeerd. Om een kosteneffectief systeem van belastingprikkels te ontwerpen, moet eventueel worden nagegaan welke hoofdelementen steun behoeven en zullen deze elementen precies en operationeel moeten worden gedefinieerd. Bovendien is meer informatie over de doeltreffendheid van belastingmaatregelen nodig om de lidstaten in staat te stellen helpen hun maatregelen specifiek op hun eigen situatie af te stemmen en rekening houdend met de verloren gegane belastingopbrengsten zo veel mogelijk voordelen in de wacht te slepen.

- Wanneer belastingverminderingen selectief worden toegestaan, gaat het uiteraard om een vorm van staatssteun en een van de taken van het Europese concurrentiebeleid is op staatssteun toe te zien, aangezien het EG-Verdrag steun verbiedt die een verstoring van de intracommunautaire concurrentie vormt. In bepaalde gevallen mag echter steun worden toegekend, bijvoorbeeld indien hij doelstellingen van algemeen belang nastreeft, terwijl de concurrentie niet in grotere mate wordt verstoord dan met dat belang verenigbaar is. Op grond hiervan heeft de Commissie richtsnoeren uitgevaardigd die regelingen voor staatssteun mogelijk maken op gebieden die steun voor onderzoek en ontwikkeling en de verstrekking van risicokapitaal omvat, alsmede groepsvrijstellingsverordeningen die staatsteun voor het MKB en voor werkgelegenheid en opleiding toestaan.

Staatssteun is een voorbeeld van een gebied van het concurrentiebeleid waar lidstaten en de Commissie aandacht moeten besteden aan het soort maatregelen die ter ondersteuning van innovatie mogelijk zijn en die niet in strijd zijn met de open concurrerende omgeving die ondernemingen tot innovatie aansporen.

- De onbuigzaamheid van de arbeidsmarkt vormt nog steeds een belangrijke barrière voor innovatie in Europa. Het werkgelegenheidsbeleid is bijgevolg een ander beleidsgebied dat een sterke invloed op de innovatiecapaciteit uitoefent. Sommige lidstaten zijn al creatief te werk gegaan en zijn erin geslaagd innovatie met de schepping van banen te verbinden. Organisatorische innovatie en innovatie op de werkplek, gericht op "banen die grote verantwoordelijkheid en hoge prestaties inhouden" [24] als middel om de productiviteitsvoordelen van nieuwe technologieën ten volle te oogsten, vergen een sociale dialoog die gebaseerd is op bestaande goede praktijken of op de ontwikkeling van nieuwe methoden. Goed functionerende arbeidsmarkten moeten zowel voor bedrijven als voor werknemers passende stimulansen en de nodige flexibiliteit bieden, willen zij profiteren van de kansen die innovatie biedt.

[24] Bijvoorbeeld door het personeel te organiseren in zelfbestuurde, autonome werkgroepen.

Betere geografische en beroepsmobiliteit dragen bij tot een flexibelere arbeidsmarkt. Het Actieplan van de Commissie voor vaardigheden en mobiliteit [25] en de hervorming van het EURES-systeem voor de uitwisseling van vacatures in heel Europa [26] zijn bedoeld om de Europese arbeidsmarkten toegankelijker te maken en om tekorten aan vaardigheden te helpen oplossen.

[25] COM(2002) 72.

[26] Beschikking 2003/8/EG van 23 december 2002 (PB L 5 van 10.1.2003, blz. 16).

- Dat de Verenigde Staten erin slagen zeer competente studenten, werknemers en onderzoekers aan te trekken, heeft een directe positieve weerslag op hun innovatiepotentieel. De braindrain die Europa ervaart kan een negatieve uitwerking hebben op zijn innovatiecapaciteit. Het op de Europese Raad van Barcelona gestelde doel om van de Europese onderwijs- en opleidingssystemen tegen 2010 een wereldwijde kwaliteitsreferentie te maken is onder meer bedoeld om dit vraagstuk aan te pakken [27].

[27] Het voorstel van de Commissie voor een Erasmus World-programma (COM(2002) 401) is ook een initiatief dat bedoeld om Europa voor studenten en onderzoekers aantrekkelijker te maken. Dit geldt ook voor maatregelen in het kader van het hoofdstuk Menselijk potentieel en mobiliteit van het zesde OTO-kaderprogramma, met inbegrip van steun voor reïntegratie in het beroepsleven van hooggekwalificeerde Europese onderzoekers die na een arbeidsperiode elders naar Europa terugkeren.

- Europa wordt algemeen gezien als de wereldleider inzake milieubeleid. Om zijn milieuverplichtingen te kunnen vervullen, zijn grote innovatie-inspannigen noodzakelijk. De uitdaging van de duurzaamheid zorgt niet alleen voor nieuwe druk op innovatiegebied maar levert ook nieuwe markten voor producten en diensten op. Proactief en innovatief milieubeleid is op nationaal niveau ingevoerd (wat bijvoorbeeld tot de dynamische groei van de windenergiesector in Spanje en Duitsland heeft geleid). Naarmate Europese ondernemingen steeds meer verantwoordelijkheid voor hun milieuwerking op zich nemen, verschuift het Europese milieubeleid ook geleidelijk van "bevelen en controleren" naar een aanpak die innovatoren meer vrijheid laat (bijvoorbeeld het beleid inzake de "geïntegreerde productcyclus" [28]).

[28] COM(2001) 68.

- Het gebruik van open normen in verschillende bedrijfssectoren leidt tot lagere kosten en eenvoudigere processen en vormt een sleutelfactor bij de verspreiding van technische, bestuurlijke en organisatorische innovaties op gebieden als productontwikkeling, productie, marketing enz. Innovatie kan gebaat zijn bij normen die op prestaties in plaats van op voorschriften zijn gebaseerd, bijvoorbeeld in de milieusector. Het raakvlak met het normalisatiebeleid moet worden versterkt om in te spelen op toekomstige uitdagingen, zoals de verspreiding van informatie- en communicatietechnologieën in traditionele industriesectoren.

- Het is moeilijk gebleken om te komen tot een Gemeenschapsoctrooi dat eenvoudig, goedkoop en betrouwbaar is, maar het doel is onlangs veel naderbij gekomen aangezien de Raad een gemeenschappelijke politieke benadering over de voornaamste elementen van een Gemeenschapsoctrooi heeft goedgekeurd. De voordelen zijn duidelijk: de jaarlijkse besparingen bij de verwerking en het beheer van intellectuele eigendomsrechten worden op circa 0,5 miljard euro geraamd, er zullen minder kosten aan rechtszaken worden besteed en handhaving wordt gemakkelijker [29].

[29] COM(2003) 5.

Op EU-niveau dragen de nieuwe Raad Concurrentievermogen en de Groep van Commissieleden bevoegd voor groei, concurrentievermogen, werkgelegenheid en duurzame ontwikkeling bij aan de totstandkoming van innovatiebeleid op basis van systemische beginselen. Deze ontwikkelingen moeten worden versterkt door een beter inzicht in de beleidskeuzen voor innovatieprocessen en -prestaties en door mechanismen die innovatieaspecten in aanmerking kunnen nemen zonder dat het beleidsontwikkelingsproces nog ingewikkelder wordt gemaakt.

6.2. Marktdynamiek stimuleren en het concept van leidende markten exploiteren

De schepping van markten en de acceptatie van nieuwe producten door de klant zijn voor innovatie bijzonder belangrijk. De impact van de markt op innovatie zal in de toekomst toenemen en de meeste bedrijfsleiders verwachten dat de markten meer open zullen staan voor de invoering van nieuwe producten.

In deze context is dringend meer inzicht vereist in het belang dat marktdynamiek heeft voor innovatie en onder meer in het opkomende concept van "leidende markten" [30].

[30] Zie bijvoorbeeld Lead Markets. Country-Specific Success Factors of the Global Diffusion of Innovations, Marian Beise, ZEW Economic Studies, Vol. 14, Heidelberg/New York, 2001.

Er zijn vele gevallen waarin een land dat een nieuwe technologie ontwikkelt niet het land is dat deze technologie eerst toepast. Nationale markten verschillen wat hun ontvankelijkheid voor een bepaalde innovatie betreft. De prijs en de kostenstructuur van een nationale markt kan voor bepaalde soorten innovatie een aanmoediging vormen. Automatiseringstechnologie kan zich bijvoorbeeld sneller ontwikkelen in landen met relatief hoge arbeidskosten en innovaties die leiden tot energiebesparing in landen met hogere energieprijzen.

Andere factoren kunnen voordelen opleveren voor de marktstructuur, zoals bijvoorbeeld regelgeving of aansprakelijkheidsregelingen.

Inzicht in de redenen waarom bepaalde nationale markten in Europa leidende markten worden en op die manier innovatoren uit alle lidstaten talrijke mogelijkheden bieden, is belangrijk en draagt bij tot een beter beheer van de Europese verscheidenheid. De voornaamste factoren waardoor nationale markten leidende markten kunnen worden, zijn:

- de markten lopen vooruit op een wereldwijde trend (in inkomensstructuur, demografische trend, aansprakelijkheidsregelingen, normen enz.);

- zij zijn zeer open en kunnen daarom wereldwijde algemene trends weerspiegelen.

Europese diversiteit, zoals die bijvoorbeeld tot uiting komt in verschillen in consumentenvoorkeur, gepaard met de omvang van de nationale markt, biedt ondernemingen een unieke combinatie voor de invoering van innovatieve producten en diensten. Voorgesteld wordt de parameters die bij de totstandkoming van leidende markten een rol spelen, samen met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven nader te onderzoeken en tevens na te gaan in hoever specifieke bedrijfssectoren van Europese leidende markten kunnen profiteren als opmaat tot een sterkere aanwezigheid op de internationale markt.

6.3. Innovatie in de overheidssector bevorderen

Bestuurders bij de overheid zien het belang in van innovatie, maar als ze initiatieven voor een betere innovatieomgeving willen nemen, worden ze geremd omdat ze niet goed op de hoogte zijn van de problemen waar het om gaat en van de onderling verweven factoren die de innovatieprestaties van ondernemingen beïnvloeden.

Daar bovendien vele "traditionele" beleidsgebieden invloed uitoefenen op het klimaat dat het innovatiegedrag van bedrijven bepaalt, zullen overheidsdiensten bij tegenstrijdige belangen vaak een bemiddelende rol moeten vervullen. Er is een goed inzicht vereist in het innovatieproces en in de beleidsafwegingen die eventueel moeten worden gemaakt.

De overheidssector speelt in alle Europese landen een belangrijke rol. Deze sector kan aan de bron liggen van innovatie en is zeker een belangrijke klant voor innovatieve producten en diensten. Efficiënte, openbare en concurrerende overheidsopdrachten kunnen een krachtig instrument zijn bij het stimuleren van innovatie. Om zijn rol als innovatiebron te ontwikkelen, zou de overheidssector nieuwe soorten diensten en de toepassing van e-overheid, e-gezondheid, e-onderwijs enz. kunnen promoten. [31]

[31] Zie het actieplan eEurope 2005: COM(2002) 263.

6.4. De regionale dimensie van het innovatiebeleid versterken

Maatregelen ter verbetering van het innovatieklimaat voor ondernemingen worden steeds meer regionaal ontworpen en uitgevoerd om rekening te kunnen houden met de specifieke sterke en zwakke punten en met de ambities van de regio's. Deze trend houdt het risico in dat regio's hun strategieën in hun eentje opzetten en uitvoeren en daardoor niet kunnen profiteren van elders opgedane ervaring en die de kansen die door regio- en grensoverschrijdende netwerken worden geboden niet aangrijpen.

Regionale overheden moeten bewust worden gemaakt van het toenemende belang van regionale beleidsmaatregelen voor de bevordering van innovatie. Bij het ontwerpen en uitvoeren van regionaal innovatiebeleid moeten regionale overheden ten volle rekening houden met de specificiteit en met de sociale en economische kenmerken van de regio. Zij moeten leren van wat anderen doen maar vermijden eenvoudig over te nemen wat elders gebeurt. Zij moeten elk hun eigen specifieke weg naar een betere innovatiecapaciteit ontwikkelen, afhankelijk van hun specifieke situatie.

De ontwikkeling van kennisclusters, in geval van een samenloop van factoren zoals infrastructuren, beschikbaarheid van vaardigheden en expertise, onderzoeks- en technologiecentra, en ondernemingen met innovatiepotentieel, is voor de innovatieprestaties van het allergrootste belang. Waar deze omstandigheden voorhanden zijn, is het belangrijk dat de innovatiecapaciteiten worden aangemoedigd, teneinde wereldwijd concurrentievermogen te creëren en te ontwikkelen.

De Italiaanse "industriedistricten" maken duidelijk hoe regio's die gespecialiseerd zijn in specifieke sectoren en door kleine bedrijven worden beheerst, snel kunnen groeien en in hun sector de status van wereldleider kunnen bereiken [32]. Industriedistricten worden gekenmerkt door hoge productiviteit en specialisatie in complementaire productiefasen, gebaseerd op de aanwezigheid van onderaannemers en toeleveranciers en door sterke onderlinge concurrentie. De bundeling van kennis is een belangrijke factor die aan de voortdurende concurrentiekracht van dergelijke clusters ten grondslag ligt.

[32] Zie bijvoorbeeld Les districts italiens. Un modèle de développement local exemplaire, F. Vidal, Futuribles no. 256, september 2000.

Welbekend is de regio Prato bij Firenze, een internationale leider in de productie van breigaren en voor gebreide stof en textiel voor kleding, stoffering en andere sectoren. Het succes wordt aangevuld door de bouw van textielmachines, die eveneens sterk op de uitvoer gericht is.

Italiaanse "industriedistricten" maken duidelijk hoe wereldleiderschap kan worden bereikt door nauwe interactie en sectorspecifieke modellen waarbij samenwerking en concurrentie ("co-opetition") onder kleine en middelgrote ondernemingen samengaan en door een soort creativiteit waarbij O&O-input wordt opgenomen zonder dat men er volledig afhankelijk van wordt.

Leercentra zijn ook belangrijk omdat zij als kern voor de vorming van clusters kunnen fungeren, waarbij wordt voortgebouwd op de nevenproducten van academisch onderzoek en waarbij "hot spots" voor innovatie worden gecreëerd.

De Commissie zal de inspanningen van regionale overheden en van andere regionale actoren in het innovatieproces ondersteunen door kwalitatief hoogstaand innovatiebeleid te ontwerpen en uit te voeren dat verbindingen op Europees niveau inhoudt. Ondersteuning zal worden geboden door bestaande netwerken voor innovatieondersteuning en door andere op het regionale niveau gerichte activiteiten (zoals het netwerk van Relay Centra voor Innovatie en het Forum of Innovation Regions) [33].

[33] HET ZESDE OTO-KADERPROGRAMMA BIEDT DE EUROPESE REGIO'S TALRIJKE MOGELIJKHEDEN OP HET GEBIED VAN NETWERKVORMING, UITWISSELING VAN GOEDE PRAKTIJKEN EN ONTWIKKELING VAN NIEUWE INITIATIEVEN. REGIONALE OVERHEDEN KUNNEN BEHALVE VAN OP HET REGIONALE NIVEAU AFGESTEMDE MAATREGELEN TER BEVORDERING VAN EEN INNOVATIEVRIENDELIJKERE OMGEVING, OOK EEN BEROEP DOEN OP DE NIEUWE INSTRUMENTEN VAN HET ZESDE KADERPROGRAMMA (TOPNETWERKEN EN GEÏNTEGREERDE PROJECTEN) EN OP HET ERA-NET-PROGRAMMA.

7. CONCLUSIES

De productiviteitskloof tussen de EU en de belangrijkste economische gebieden zoals de Verenigde Staten hebben wellicht momenteel geen algemeen zichtbare gevolgen voor onze levenskwaliteit, maar toch kunnen we ons niet veroorloven deze steeds grotere uitdaging voor ons uit te schuiven. Dit zou namelijk betekenen dat Europa er niet in slaagt zijn innovatiecapaciteit te ontwikkelen.

Op lange termijn is de Europese welvaart in gevaar indien de productiviteitskloof blijft toenemen. In dit opzicht bij onze grote concurrenten achterblijven, kan tot gevolg hebben dat het steeds moeilijker wordt om de voordelen op te brengen die van het Europese sociale model worden verwacht. Een succesvol innovatiebeleid zou kunnen helpen de kloof te verkleinen en zou tot een grotere nationale welvaart kunnen leiden. De weerstand tegen veranderingen die eerder als belemmering voor innovatie werd genoemd, moet in dit perspectief worden gezien. Indien de innovatieactiviteit verzwakt en achterblijft, kan een tekort aan middelen resulteren in gedwongen veranderingen die dan op een minder controleerbare wijze tot stand zouden komen.

Het behoud van bestaande structuren en praktijken en de negatieve gevolgen van zwakke innovatieprestaties moeten tegen elkaar worden afgewogen. Europa moet zijn eigen werkwijze vinden om tegenstrijdige belangen en prioriteiten met elkaar te verzoenen.

De lidstaten en de Commissie moeten een gemeenschappelijk kader en een reeks prioriteiten en doelstellingen voor Europees en voor nationaal innovatiebeleid definiëren en daarbij de kenmerken van nationale innovatiesystemen en de verscheidenheid binnen de Europese Unie respecteren. Zij moeten voortbouwen op het acquis communautaire (de interne markt, de euro enz.) en met de uitbreiding van de EU rekening houden.

De Commissie verzoekt de Raad dan ook de lidstaten te wijzen op het belang van het innovatievraagstuk en op het feit dat een beter inzicht in het innovatieproces in de Europese context tot betere prestaties van alle lidstaten kan bijdragen.

7.1. Samenvatting van uit de mededeling resulterende acties

De lidstaten zouden zich ertoe moeten verbinden:

- op hun nationale innovatiestrategie voort te bouwen en deze te versterken, hun eigen beleidsdoelstellingen te definiëren, eigen doelen te stellen en eigen indicatoren te bepalen die met Europese en internationale statistieken in overeenstemming zijn;

- samen te werken met de Commissie door informatie over innovatiebeleid en innovatieprestaties beschikbaar te stellen, bijkomende gegevens en indicatoren te produceren en de nationale bureaus voor de statistiek aan te sporen om meer vergelijkbare statistische gegevens op het gebied van innovatie te verzamelen en te verstrekken;

- actief deel te nemen aan het wederzijds leerproces dat werd geïnitieerd door het Trend Chart on Innovation in Europe en aan de analyse van het innovatieverschijnsel.

De Commissie zal:

- zorgen voor een betere samenhang tussen de diverse activiteiten voor beleidsbenchmarking die onder de bevoegdheid vallen van de Raad Concurrentievermogen (Europees innovatiescorebord, Scorebord ondernemingenbeleid, kerncijfers wetenschap en technologie);

- werken aan een beter kader voor het wederzijds leerproces inzake innovatiebeleid op basis van het huidige Trend Chart on Innovation in Europe;

- met de lidstaten samenwerken bij de analyse van het innovatieproces, het innovatiebeleid en de innovatieprestaties;

- een proefinitiatief opzetten dat (op vrijwillige basis) zorgt voor onafhankelijke evaluatie van programma's, regelingen en bureaus die ondersteuning bieden met voor de bevordering van innovatie;

- een platform opzetten voor de uitwisseling van informatie en ervaring dat gericht is op de kandidaat-lidstaten om deze te helpen snel hun innovatiekader te ontwikkelen, en het Europees innovatiescorebord uitbreiden zodat de kandidaat-lidstaten in even grote mate aan bod komen als de huidige lidstaten;

- om de twee jaar verslag uitbrengen over de vooruitgang die bij de versterking van het innovatiebeleid op nationaal en EU-niveau is geboekt;

- bijdragen tot de bevordering van innovatie in de overheidssector door:

- het organiseren van de uitwisseling van ervaring met het bevorderen en verspreiden van informatie over innovatie in overheidsorganisaties en -diensten;

- het bevorderen van opleidings- en voorlichtingsactiviteiten over beleidsmaatregelen en factoren die de innovatieprestaties van bedrijven mede bepalen;

- het opzetten van een website voor de verspreiding van initiatieven en handleidingen;

- het bevorderen van de verspreiding van goede praktijken van aanbestedende diensten.

De lidstaten en de Commissie moeten:

- ervoor zorgen dat de nodige "verticale" coördinatiemechanismen aanwezig zijn, zodat beleidsmaatregelen ter ondersteuning van innovatie op EU-niveau en op nationaal en regionaal niveau op elkaar aansluiten;

- bestaande processen versterken in het kader van het Trend Chart on Innovation in Europe, zodat de lidstaten in de gelegenheid worden gesteld om van elkaars ervaring met het ontwikkelen en uitvoeren van innovatiebeleid te leren;

- nauwer samenwerken en een gemeenschappelijk kader tot stand brengen ter versterking van innovatie in de EU, onder meer met beoordelingsmechanismen waarmee de inventaris van de geboekte vooruitgang kan worden opgemaakt.

-

Bijlage 1 Innobarometer 2002

Innobarometer 2002 [34], een enquête die voor de Europese Commissie in september 2002 werd uitgevoerd onder bedrijfsleiders in de vijftien EU-lidstaten in het kader van het Flash Eurobarometer-opiniepeilingssysteem, meldt dat:

[34] Nog niet gepubliceerd.

- Ondernemingen in de Europese Unie langzaam maar voortdurend hun innovatieactiviteiten van 2001 tot 2002 hebben versterkt: het aandeel van nieuwe of vernieuwde producten of diensten dat de laatste twee jaar werd ingevoerd steeg met twee punten ten opzichte van de enquête 2001 en neemt nu gemiddeld 22% van de omzet van de ondernemingen voor zijn rekening.

- Het aandeel van de investeringen in innovatie die door alle ondernemingen zijn gedaan, is sinds 2001 lichtjes gestegen en bedraagt nu gemiddeld meer dan eenvierde van de bedrijfsinvesteringen. De industriesector onderscheidt zich met een aandeel van 32% van de investeringen in innovatie. Exportbedrijven en "jongere" ondernemingen zijn ook actiever wat investeringen in innovatie betreft.

- Kennis en bekwaamheid van het personeel vormen de sleutel tot innovatieprestaties: managers schrijven hun sterke innovatiepositie in de eerste plaats (49%) toe aan de kwalificaties en de bekwaamheid van hun personeel. Het prioriteitsgebied voor opleiding ligt op het vlak van technische opleiding en leerlingenopleiding (45%), gevolgd door commerciële opleiding. De tijd die daadwerkelijk aan opleiding wordt besteed, varieert echter aanzienlijk van land tot land en van bedrijf tot bedrijf: voor ongeveer een op vier ondernemingen speelt opleiding geen of nauwelijks een rol en omvat zij geen enkele of slechts 1 tot 2 dagen per jaar.

- Om toegang te krijgen tot geavanceerde technologieën is samenwerking tussen ondernemingen steeds belangrijker: bedrijfsleiders rekenen in de eerste plaats op actieve samenwerking met hun leveranciers of klanten (59%), vervolgens op de aankoop van apparatuur (41%) en daarna op interne of uitbestede O&O.

- De totstandbrenging van nieuwe markten en de acceptatie van nieuwe producten door de klanten vergen steeds meer een open publiek debat over innovatie. De meeste ondernemingen lijken bereid aan dit debat deel te nemen, maar voor het grootste gedeelte (48%) vinden dergelijke discussies intern op bedrijfsniveau plaats.

- De belangrijkste onbevredigde behoefte in verband met innovatie is voor één bedrijfsleider op drie toegang tot innovatieve klanten en/of markten. De meeste bedrijfsleiders verwachten dat de markten de komende jaren meer voor de invoering van innovatieve producten zullen openstaan.

- Europese bedrijfsleiders zijn van mening dat de rol van de markten die open staan voor innovatieve producten zelfs nog crucialer is dan in 2001. Zij verwachten dat innovatie de komende jaren vooral voordeel zal hebben bij de marktomvang van de Europese Unie en bij haar gemeenschappelijke voorschriften. Zeer innovatieve bedrijven, die het vaakst onder exportbedrijven en jongere bedrijven en in de industriesector te vinden zijn, lijken al goed geplaatst om op deze kansen in te spelen.

De Innobarometer 2002 maakt duidelijk dat de Europese bedrijfsleiders bereid zijn hun concurrentiepositie door middel van innovatie te verbeteren. De kwalificaties van het personeel, samenwerkingspraktijken met leveranciers en klanten en last but not least de Europese dimensie van innovatieve markten spelen een sleutelrol in het proces.

Bijlage 2 Samenvatting van de huidige EU-activiteiten ter bevordering van innovatie

Tot dusver werden de EU-activiteiten ter bevordering van innovatie in Europa uit de kaderprogramma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) gefinancierd. Zij omvatten het volgen van het innovatiebeleid en van de innovatieprestaties in Europa, alsmede praktische maatregelen ter verbetering van het innovatieklimaat.

Hierna volgt een samenvatting van de lopende activiteiten. Vele daarvan zullen verder onder het zesde kaderprogramma worden ontwikkeld.

- Het Trend Chart on Innovation in Europe zorgt voor de verzameling, actualisering, analyse en verspreiding van informatie over innovatiebeleid op nationaal en EU-niveau [35]. Dit is ook het kader voor de toepassing van de "open coördinatiemethode", die in Lissabon voor het innovatiebeleid werd gelanceerd. Het Trend Chart verspreidt op die manier goede praktijken die de lidstaten beter in staat moeten stellen een eigen innovatiebeleid te ontwikkelen en meer naar de doelstellingen van Lissabon toe te werken.

[35] http://trendchart.cordis.lu/

Een onderdeel daarvan is het Europees innovatiescorebord, een jaarlijkse presentatie van kwantitatieve gegevens over randvoorwaarden, de wetenschappelijke en technologische basis, de operationele omgeving van bedrijven en het innovatiegedrag binnen bedrijven.

Bij de exploitatie van het Trend Chart wordt de Commissie bijgestaan door een Groep van hoge ambtenaren uit de lidstaten en uit geassocieerde landen (waaronder kandidaat-lidstaten).

- Gegevens over het innovatiegedrag van bedrijven worden verzameld door middel van de communautaire innovatie-enquête (CIS) die door Eurostat en de nationale bureaus voor de statistiek wordt uitgevoerd [36].

[36] http://www.cordis.lu/innovation-smes/src/ cis.htm

- In studies worden specifieke kwesties in detail geanalyseerd, vaak op het gebied van randvoorwaarden [37]. Een lichtere enquête, de Innobarometer, waarbij gebruik wordt gemaakt van het Eurobarometer-opiniepeilingssysteem, bekijkt de houdingen van bedrijven ten aanzien van innovatie [38].

[37] http://www.cordis.lu/innovation-policy/ studies/home.html

[38] http://www.cordis.lu/innovation-smes/src/ innobarometer.htm

- Diverse activiteiten hebben betrekking op de operationele omgeving van bedrijven. Het accent ligt op mechanismen ter ondersteuning van innovatieve starters en van hun groei, met name door middel van netwerkvorming tussen economische gebieden waar successen zijn geboekt op dit gebied van ondernemerschap (PAXIS-initiatief [39]). Er worden ook netwerken gevormd tussen actoren in de sector innovatiefinanciering en tussen industriële verbindingsbureaus in openbare onderzoeksorganisaties met het oog op de versterking van publiek-private verbindingen (Gate2growth-initiatief [40]).

[39] PAXIS: Pilot Action of Excellence on Innovative Start-ups; http://www.cordis.lu/paxis/

[40] http://www.cordis.lu/finance/home.html

- Het netwerk Innovating Regions in Europe biedt een mechanisme om ervaringen uit te wisselen bij de ontwikkeling van innovatiestrategieën en is bijgevolg zowel voor de operationele omgeving van bedrijven als voor de randvoorwaarden van belang [41].

[41] http://www.innovating-regions.org/

- Het netwerk van Relay Centra voor Innovatie helpt bedrijven bij het vormen van netwerken met andere bedrijven en organisaties door ze een lokaal startpunt aan te bieden, zodat ze gemakkelijker grensoverschrijdende samenwerking op technologiegebied en technologieoverdracht kunnen ontwikkelen [42].

[42] http://irc.cordis.lu/

- Ook op de nabije omgeving van bedrijven gericht zijn innovatieprojecten die algemene belemmeringen voor marktgestuurde innovatie moeten aanpakken [43]. Hier ligt het accent op niet-technische aspecten van het proces en op het voortbrengen van kennis waarvan de belangrijkste toepassingen uiteindelijk in ondernemingen zullen worden verwezenlijkt.

[43] http://www.cordis.lu/innovation-smes/src/ projects.htm

- CORDIS, de webgebaseerde communautaire informatiedienst voor O&O en innovatie [44], biedt toegang tot de wetenschappelijke en technologische basis, bijvoorbeeld via de onlangs geïntroduceerde Technology Marketplace [45] voor marktkansen die voortvloeien uit door de EU gesteund en andere onderzoek.

[44] http://www.cordis.lu/

[45] http://www.cordis.lu/marketplace/

Hoewel deze activiteiten uit begrotingsoogpunt onder de OTO-kaderprogramma's vallen, is het effect ervan ruimer dan de innovatie, vaardigheden en kennis uit Europese onderzoeksactiviteiten bevorderen. Gezien de grote reikwijdte van het innovatieverschijnsel moeten de benaderingen ter ondersteuning van innovatie rekening houden met vormen van innovatie die niet van onderzoek afhankelijk zijn of waarbij onderzoek voor de economische en sociale voordelen die innovatie oplevert slechts een geringe rol speelt.