52002DC0781

Verslag van de Commissie - Algemeen verslag over de pretoetredingssteun (Phare - ISPA - Sapard) in 2000 {SEC(2002) 1418} /* COM/2002/0781 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE - ALGEMEEN VERSLAG OVER DE PRETOETREDINGSSTEUN (PHARE - ISPA - Sapard) IN 2000 {SEC(2002) 1418}

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING

1. Inleiding

2. Samenvatting Phare

3. Samenvatting ISPA

4. Samenvatting Sapard

5. Globale beschrijving van de werking van de pretoetredingsinstrumenten

5.1. Vastlegging en overdracht van middelen

5.2. Uitvoeringsorganen in kandidaat-lidstaten

5.3. Gedecentraliseerde uitvoering krachtens artikel 12 van de Coördinatieverordening

6. Toezicht en evaluatie

6.1. Phare

6.2. ISPA

6.3. Sapard

7. Coördinatie

7.1. Algemeen

7.2. Coördinatie binnen de Commissie

7.3. Coördinatie binnen de landen

8. Coördinatie met de EIB en de internationale financiËle instellingen

9. Conclusie

BIJLAGE

SAMENVATTING

Dit is het eerste verslag van de commissie over de drie pretoetredingsinstrumenten en de coördinatie daarvan zoals bepaald in artikel 13 van Verordening van de Raad inzake de coördinatie van de pretoetredingssteun (de Coördinatieverordening) [1].

[1] Verordening (EEG) nr. 1266/1999 van de Raad betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89, Pb L 161, 26 juni 1999, p. 68.

Overeenkomstig de door de Europese Raad tijdens de Top van Luxemburg in december 1998 onderschreven strategie en het financieel raamwerk waarover tijdens de Top van Berlijn in 1999 overeenstemming is bereikt, wordt in de periode 2002-2006 jaarlijks tot een maximaal bedrag van 3.174 miljoen EUR (cijfers uit 2000) pretoetredingssteun verleend aan tien kandidaat-lidstaten in Midden en Oost Europa [2] door middel van de drie pretoetredingsinstrumenten, te weten Phare, ISPA (het pretoetredingsinstrument voor het structuurbeleid) en Sapard (het speciale toetredingsprgramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling).

[2] Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië en de Tsjechische Republiek.

In de coördinatieverordening is de werkverdeling tussen de drie pretoetredingsinstrumenten als volgt geregeld:

- Phare is bestemd voor de voornaamste prioriteiten in verband met de overname van het acquis communautaire, te weten: versterking van de bestuurlijke en institutionele capaciteit van de kandidaat-lidstaten en investeringen die hiermee samenhangen. Dit instrument omvat tevens een onderdeel economische en sociale cohesie. Financiering van maatregelen op het gebied van milieu en vervoer die een incidenteel maar onontbeerlijk onderdeel vormen van de geïntegreerde programma's voor industriële herstructurering of regionale ontwikkeling is eveneens mogelijk (1.587 miljoen EUR);

- ISPA financiert grote infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer en milieu (1.058 miljoen EUR);

- Sapard financiert steunmaatregelen voor landbouw en plattelandsontwikkeling (529 miljoen EUR).

De programmering van Sapard verloopt vergelijkbaar met die van de landbouw- en plattelandsontwikkelingsprogramma's van de lidstaten, terwijl de ISPA-benadering lijkt op die van het Cohesiefonds, dat ook op de terreinen milieu en vervoer werkzaam is. Het programma Phare heeft gezien de gerichtheid op overname van de Europese wet- en regelgeving geen rechtstreekse tegenhanger in de Structuurfondsen van de Gemeenschap. Het Phare-onderdeel voor economische en sociale cohesie is echter wel bestemd voor financiering van projecten die vergelijkbaar zijn met de projecten die worden ondersteund via het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds. Op gelijke voet spiegelt het CBC-programma (voor grensoverschrijdende samenwerking) zich aan het communautaire programma INTERREG.

De programmering van de drie instrumenten berust op de drie toetredingspartnerschappen en de nationale programma's voor overname van het acquis, die samen met de kandidaat-lidstaten zijn ontwikkeld. Sapard werkt met een meerjarenprogramma voor de periode 2000-2006, terwijl ISPA en Phare jaarprogramma's kennen die door de Commissie worden goedgekeurd op voorstel van de kandidaat-lidstaten. Bij Phare en ISPA worden ook de projecten goedgekeurd door de Commissie (de delegatie of Brussel) voordat ze ten uitvoer worden gelegd.

De drie programma's worden alle door de kandidaat-lidstaten uitgevoerd. Bij Phare en ISPA controleert de Commissie vooraf de aanbestedings- en contracteringsdocumenten. De Commissie laat het beheer van Sapard-maatregelen over aan de instanties in de begunstigde landen en is niet betrokken bij het beheer van Sapard in de begunstigde landen in zoverre dat de projectuitvoering alleen achteraf gecontroleerd wordt. Deze aanpak is mogelijk op grond van artikel 12 van de Coördinatieverordening. Op dezelfde juridische basis bestaat voor Phare en ISPA het voornemen om een uitgebreid gedecentraliseerd uitvoeringssysteem (genaamd EDIS) te introduceren, waarbij de aanbesteding door de aspirant-lidstaten alleen onderworpen is aan controle achteraf op het moment van toetreding.

Het jaar 2000 was het eerste jaar waarin Sapard en ISPA in werking waren. De Sapard-programma's zijn alle in 2000 goedgekeurd, waarop bilaterale meerjarenovereenkomsten voor de financiering zijn gesloten en een begin is gemaakt met het oprichten van uitvoeringsbureaus voor Sapard. Geen enkele aspirant-lidstaat had echter in 2000 al een functionerend Sapard-bureau dat de gelden kon ontvangen zodat er nog geen Sapard-middelen konden worden overgemaakt naar enige aspirant-lidstaat.

Voor ISPA zijn investeringsstrategieën opgesteld en aan het ISPA-beheerscomité voorgelegd. In 2000 zijn 85 projecten goedgekeurd die uit hoofde van het Phare-programma in 1998 en 1999 waren op gesteld.

De Phare-steun aan de kandidaat-lidstaten sluit aan bij de herziene richtlijnen die in 1999 zijn goedgekeurd en waarin de voorbereiding op de toetreding centraal blijft staan, waarbij wel rekening wordt gehouden met de twee nieuwe pretoetredingsinstrumenten. Met ongeveer 30% van de steun is institutionele opbouw gefinancierd, met jumelages als voornaamste hulpmiddel (dat betekent dat deskundigen uit bestuursorganen van de lidstaten worden gedetacheerd in de kandidaat-lidstaten). Ongeveer 70% ging naar investeringen ter verbetering van het regelgevend kader en de economische en maatschappelijke cohesie, wat overname van het acquis bevordert.

De samenhang tussen de drie instrumenten is verzekerd door een duidelijke taakverdeling tussen die instrumenten, door een gemeenschappelijke programmeringsgrondslag en door regelmatig contact tussen de verschillende betrokken partijen. Er is tussen de betrokken diensten van de Commissie een coördinatiecomité op directoraatniveau ingesteld. Een algemene nota betreffende de steunverlening van de drie instrumenten is aan het Phare-beheerscomité voorgelegd, dat de Commissie bij de coördinatie van de instrumenten bijstaat. Ter wille van de beoogde decentralisatie bepleit de Commissie met nadruk dat de aspirant-lidstaten nationaal de interministeriële coördinatie uitbreiden, aangezien deze coördinatie een voorname voorwaarde is voor later succesrijk beheer van de Structuurfondsen door de kandidaat-lidstaten.

De Commissie onderhoudt ook regelmatig contact met de EIB en de andere internationale financiële instellingen om te zorgen voor maximale complementariteit van de project- en programmafinanciering. Vooral ISPA, met zijn grootschalige infrastructuurprojecten, biedt goede mogelijkheden voor samenwerking met andere financieringsbronnen.

In 2000 kwamen de pretoetredingsinstrumenten voor het eerst alledrie goed op gang. Bij het opzetten van de nieuwe instrumenten ISPA en Sapard zijn grote vorderingen geboekt. De pretoetredingssteun voor de kandidaat-lidstaten werd verdubbeld, het programma Phare moest worden aangepast met het oog op de nieuwe instrumenten en er kwam meer nadruk te liggen op de economische en maatschappelijke cohesie. De samenwerking tussen de verschillende diensten van de Commissie werd geïntensiveerd en ontplooide zich overeenkomstig de coördinatieverordening. In de kandidaat-lidstaten moesten de nodige organen voor de pretoetredingsinstrumenten worden gecreëerd, wat een goede oefening was in institutionele opbouw en de aanzet gaf tot de voorbereidingen van de kandidaat-lidstaten op de Structuurfondsen.

1. INLEIDING

Tijdens de Top in Luxemburg in december 1998 heeft de Europese Raad zijn fiat gegeven aan een nieuwe strategie voor de voorbereiding van de landen die kandidaat zijn voor uitbreiding. Aanvullende financiële middelen zijn in aanzienlijke mate ter beschikking gesteld om toetreding te bevorderen. Op 26 maart 1999 hebben de regeringsleiders en staatshoofden tijdens de Europese Raad in Berlijn politieke overeenstemming bereikt over Agenda 2000. De doelstellingen van Agenda 2000 zijn een sterk communautair beleid en een nieuw financieel raamwerk voor de Europese Unie in de periode 2000 - 2006 met het oog op de uitbreiding.

In aansluiting op de conclusies van de Europese Raad van Berlijn heeft de Gemeenschap haar pretoetredingssteun aan de kandidaat-lidstaten in Midden-Europa meer dan verdubbeld sinds het jaar 2000; zoals de Europese Commissie in Agenda 2000 had voorgesteld is 3.120 miljoen EUR (cijfers van 1999) jaarlijks tussen 2000 en 2006 beschikbaar gesteld door middel van het Phare-programma en de twee andere pretoetredingsinstrumenten, ISPA en Sapard, die in 2000 zijn ingevoerd. De pretoetredingssteun van de Gemeenschap is als volgt verdeeld (cijfers uit 2000); 1.587 miljoen EUR voor Phare, 1.085 miljoen EUR voor ISPA en 529 miljoen EUR voor Sapard.

Nu de Top van Nice de aanzet heeft gegeven tot versnelde toetredingsonderhandelingen is het nog belangrijker om optimaal gebruik te maken van de pretoetredingssteun om de kandidaat-lidstaten te helpen bij hun inspanningen om het volledige acquis in een paar jaar over te nemen. Gezien de omvang van de voor ons liggende taak moet de communautaire hulp wel zo doeltreffend mogelijk worden gebruikt. Onderlinge coördinatie van de drie instrumenten is daarbij kennelijk van belang.

Dit Coördinatieverslag 2000 is het eerste verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad inzake de coördinatie tussen Phare, ISPA en Sapard overeenkomstig artikel 13 van de Coördinatieverordening. Het verslag bestrijkt het kalenderjaar 2000, het eerste jaar waarin zowel ISPA als Sapard functioneerden.

Het verslag geeft informatie over de prioriteiten en kredieten per land en per instrument, tezamen met de uitvoeringsregelingen. Tot slot wordt de coördinatie tussen de drie pretoetredingsinstrumenten behandeld, omdat elk pretoetredingsinstrument op zich uitvoerig wordt beschreven in het desbetreffende jaarverslag. Gehoopt wordt dat dit verslag met de bijlagen van nut is om te documenteren dat de pretoetredingssteun een wezenlijke rol speelt bij de voorbereiding van de kandidaten op het lidmaatschap. De jaarverslagen van de pretoetredingsinstrumenten zijn als bijlage bij dit verslag gevoegd.

2. SAMENVATTING PHARE

Reeds in 1989 is Phare door de Europese Gemeenschappen opgericht om de aspiranten in Midden-Europa te helpen bij hun voorbereidingen voor toetreding tot de Europese Unie, waarna Phare als exclusief pretoetredingsinstrument zijn beslag kreeg in 1997 naar aanleiding van de lancering van het huidige uitbreidingsproces door de Europese Raad in Luxemburg. Op hoofdlijnen is Phare in 1998 aangepast met het oog op de inwerkingtreding van Sapard voor landbouw en plattelandsontwikkeling en ISPA voor vervoer- en milieuinfrastructuur.

In totaal beliepen de Phare vastleggingen in 2000 1.596 miljoen EUR. De volgende maatregelen zijn gefinancierd:

- nationale programma's: 853 miljoen E, waarvan:

- Bulgarije: 66 miljoen EUR

- Tsjechische Republiek: 59 miljoen EUR

- Estland: 24 miljoen EUR

- Hongarije: 70 miljoen EUR

- Letland: 25 miljoen EUR

- Litouwen: 38 miljoen EUR

- Polen: 313 miljoen EUR

- Roemenië: 215 miljoen EUR

- Slowakije; 28 miljoen EUR

- Slovenië: 16 miljoen %

- speciaal programma sluiting kerncentrales: 82 miljoen EUR

- grensoverschrijdende samenwerking: 163 miljoen EUR

- deelname communautaire programma's: 188 miljoen EUR

- regionale en horizontale programma's: 284 miljoen EUR.

De Europese Commissie heeft de verantwoordelijkheid voor het beheer en de uitvoering van de Phare-programma's meer en meer overgedragen aan de overheden in de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa. Dat is onderdeel van de hulp om deze landen voor te bereiden op toetreding tot de Europese Unie.

Doordat de oude Phare-programma's werden voltooid en er nieuwe van start gingen, waren de in 2000 uitgevoerde projecten steeds meer gebaseerd op de toetredingsgerichte aanpak die is beschreven in de nieuwe richtsnoeren voor Phare uit 1998 [3]. Ze worden via het nationaal fonds en een beperkt aantal uitvoeringsinstanties per land beheerd. Het centrale financierings- en aanbestedingsbureau (CFCU) in elk land heeft een sleutelpositie als beheerder van alle programma's voor institutionele opbouw; in sommige gevallen beheert het CFCU ook de investeringsactiviteiten. De andere uitvoeringsinstanties zijn voorlopers van de bestuurlijke organen die nodig zullen zijn om na toetreding de Structuurfondsen ten uitvoer te leggen.

[3] De 'Guidelines for Phare programme implementation in candidate countries, 1998-1999' zijn in juni 1998 aangenomen en bestrijken de Phare-begrotingen voor 1998 en 1999.

In de nieuwe uitvoeringsregelingen zijn de ervaringen verwerkt die zijn opgedaan met het uitvoeren van Phare-programma's in eerdere jaren, en is in het bijzonder in aanmerking genomen dat een beperkt aantal 'centra van uitnemendheid' verantwoordelijk moet zijn voor het werken met de EU-middelen. Dit is een absolute voorwaarde, wil de Commissie de verantwoordelijkheid voor het aanbesteden en uitbesteden volledig aan de kandidaat-lidstaat overdragen (verdere decentralisatie).

Het uitgangspunt van de nieuwe Phare-richtsnoeren is toetreding, wat betekent dat toenemende nadruk ligt op nationale programma's om de specifieke zwakke punten aan te pakken die naar voren komen in de periodieke verslagen die de Commissie per kandidaat-lidstaat opstelt. Automatisch vermindert daardoor de omvang van meerlandenprogramma's. Deze zijn uiterst nuttig geweest om de aandacht de vestigen op kwesties, vooral in verband met het acquis, die voor meer kandidaat-lidstaten van gezamenlijk belang waren. Het stadium waarin deze kwesties boven tafel moesten komen is voorbij, het gaat er nu om de landen te helpen de capaciteit te realiseren om het acquis in praktijk te brengen.

In 2000 was de programmering gebaseerd op de herziene richtlijnen voor Phare die de Commissie in 1999 heeft goedgekeurd. Deze richtlijnen bouwen verder op de veranderingen waartoe in 1998 was besloten. Er is rekening gehouden met de nieuwe verordeningen voor ISPA en Sapard die vanaf 2000 van kracht zijn. In de nieuwe richtlijnen komt sterk tot uiting dat het Phare-programma moet worden ingezet als hulpmiddel waarmee de kandidaat-lidstaten zich kunnen voorbereiden op het werken met de Structuurfondsen na de toetreding (economische en sociale cohesie). Daarom gaat ongeveer 30% van de hulp naar institutionele opbouw met een hoofdrol voor jumelages (dat wil zeggen dat deskundigen van overheden en instanties in de lidstaten worden gedetacheerd bij de kandidaat-lidstaten om mede de capaciteit die nodig is om een bepaald deel van het acquis uit te voeren te ontwikkelen), terwijl 70% is bestemd voor investeringen om het regelgevend kader en de economische en maatschappelijke cohesie te verbeteren, wat helpt om de overname van het acquis te vergemakkelijken.

Voorts heeft de Commissie de interne regelingen bij haar delegaties voor het toezicht op het aanbesteden en uitbesteden door de overheden van de kandidaat-lidstaten herzien en uitgebreid. Hierdoor had de Commissie de mogelijkheid om in het land zelf Phare-aanbestedingen en Phare-contracten door haar delegatie te laten goedkeuren, in plaats van deze voor goedkeuring naar Brussel te laten terugsturen. De delegaties houden ook oog op de voortgang van de projectuitvoering in de kandidaat-lidstaten.

3. SAMENVATTING ISPA

ISPA, het pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid, is het financieringsinstrument van de Europese Gemeenschap om de tien Midden- en Oost-Europese begunstigde landen te helpen aan de eisen van het acquis communautaire op het gebied van milieu en vervoer te voldoen.

Leidraad voor ISPA zijn de toetredingspartnerschappen en de nationale programma's voor overname van het acquis, waarbij een benadering als van het Cohesiefonds wordt gevolgd met maatregelen op de terreinen milieu en vervoer.

Op milieugebied moet de ISPA-steun bijdragen aan tenuitvoerlegging van het communautaire milieubeleid. Om met de communautaire hulp een zo groot mogelijk effect te bereiken wat betreft de realisering van de doelstellingen van de milieuwetgeving zal ISPA zich in eerste instantie op de kapitaalintensieve milieurichtlijnen concentreren, dat wil zeggen de richtlijnen waarvan tenuitvoerlegging het meeste geld kost. Deze hebben betrekking op de volgende vier sectoren:

- drinkwatervoorziening

- afvalwaterbehandeling

- behandeling van vast afval en gevaarlijk afval

- verbetering van de luchtkwaliteit.

De vervoerscomponent van ISPA is gericht op aanleg van het toekomstige trans-Europese vervoersnetwerk (Besluit 1692/96 van het Europees Parlement en van de Raad van 23 juli 1996), als beschreven in de beoordeling van de behoeften inzake de vervoersinfrastructuur (het TINA-verslag), welk netwerk de begunstigde landen in Midden-Europa zal bestrijken. Naast dit netwerk moet voorrang worden gegeven aan geïntegreerde ontwikkeling van de tien Europese vervoerscorridors waarvoor tijdens de derde pan-Europese vervoersconferentie in Helsinki in juni 1997 het groene licht is gegeven.

Het jaar 2000 was het eerste jaar waarin ISPA functioneerde. Voordat projecten aan het ISPA-beheerscomité werden voorgelegd, moesten de begunstigde landen voor zowel vervoer als milieu ISPA-investeringsstrategieën opstellen. Deze documenten geven houvast bij de keuze van ISPA-projecten en geven aan hoe de investeringen die nodig zijn om naleving van het acquis in deze sectoren te bereiken zich verhouden tot de gekozen ISPA-projecten. De strategieën van alle tien landen waren in de herfst van 2000 of eerder aan het ISPA-beheerscomité voorgelegd.

In totaal hebben 85 projecten een positieve beoordeling van het ISPA-beheerscomité gekregen, dat in 2000 viermaal bijeen kwam, namelijk in juni, juli, oktober en november. Deze projecten beslaan een totale ISPA-bijdrage van 2,09 miljard EUR. Ten laste van de begroting 2000 zijn 75 projecten (997 miljoen EUR) vastgelegd; de tien andere projecten die een positieve beoordeling hebben gekregen komen ten laste van de begroting voor 2001.

De gemiddelde waarde van de projecten die voor de ISPA-begroting 2000 zijn goedgekeurd bedraagt ongeveer 13 miljoen EUR. Het gemiddelde subsidieaandeel van de Gemeenschap kwam op 64% van de projectkosten, wat lager is dan het normale financieringsmaximum voor ISPA dat op 75% ligt. De cofinanciering komt van nationale bronnen (de landelijke, regionale en plaatselijke overheden), de internationale financiële instellingen of van bilaterale donoren. Behalve voor Slowakije en Slovenië is de procentuele mediaan van het jaarkrediet per land bereikt overeenkomstig de raming.

De in 2000 geaccepteerde projecten, met inbegrip van de projecten voor technische bijstand, waren tamelijk gelijk verdeeld tussen milieu en vervoer; 39 milieuprojecten kregen meer dan 46% van de begroting 2000 en de 36 vervoersprojecten kregen ruim 53% van de begroting 2000. Het lichte verschil tussen de twee sectoren is veroorzaakt door overbrenging van twee milieuprojecten in Polen die op ruim 41 miljoen EUR zijn gewaardeerd naar de begroting 2001.

In de sector milieu wordt meer dan 64% van de middelen gebruikt voor riolering en waterbehandelingsprojecten. In de vervoersector lag de nadruk op de spoorprojecten, die meer dan de helft van de begroting beslaan. Dit komt overeen met het communautair beleid inzake vervoersinitiatieven, dat een krachtig streven naar een nieuw evenwicht tussen de verschillende vervoerswijzen kent, met name door herleving van de spoorwegen, bevordering van intermodaliteit en de ontwikkeling van oplossingen voor infrastructuurfinanciering. Ook projecten bestemd voor meer veiligheid en voor verkeersscheiding kregen voorrang. Als de sector wordt gesplitst per pan-Europese vervoerscorridor blijkt dat meer dan 30% van het vervoersbudget is geconcentreerd bij corridor IV. Naar projecten van corridor III ging ongeveer 14,2% terwijl corridor II 13,5% kreeg.

Dertien projecten voor technische hulp bij de projectvoorbereiding, vier voor milieu en negen voor transport, komen ten laste van de begroting 2000. Deze hulp is onmisbaar bij de voorbereiding van de projecten die in 2001 en 2002 aan het beheerscomité zullen worden voorgelegd.

Er zijn ook middelen uitgetrokken voor de communautaire bijdrage aan het Internationaal Fonds voor het vrijmaken van de vaargeul van de Donau. Een bedrag van 7,5 miljoen EUR is vastgelegd ten laste van de begroting 2000. Dit project wordt medegefinancierd door Phare en OBNOVA (het communautaire hulpprogramma dat betrekking heeft op Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de Federale Republiek Joegoslavië en de voormalige republiek Macedonië) ten bedrage van respectievelijk 7,5 miljoen EUR en 7 miljoen EUR.

Wat de projecten betreft, is ongeveer 3,9 miljoen EUR van de kredieten van 2001 reeds vastgelegd in verband met projecten waarover in 2000 is besloten. Aangezien investeringsprojecten die via ISPA worden gefinancierd in de loop van enkele jaren worden uitgevoerd vereisen de projecten dus meestal een meerjarige vastlegging.

4. SAMENVATTING SAPARD

De financiële steun uit de communautaire begroting voor Sapard beloopt meer dan een half miljard EUR per jaar in de periode 2000 tot 2006, die bij voorrang, zoals in de Sapard- verordening (Verordening (EG) van de Raad 1268/1999 [4]) is bedoeld als 'bijdrage aan de uitvoering van het acquis communautaire op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en daarmee verband houdende beleidstakken' en voor 'het oplossen van om prioriteit vragende en specifieke problemen in verband met de duurzame aanpassing van de landbouwsector en de plattelandsgebieden van de kandidaat-lidstaten'. Naast de primaire agrarische productie komen ook projecten ter verbetering van de verwerking, afzet en kwaliteit van de producten voor steun in aanmerking, evenals algemene maatregelen voor plattelandsontwikkeling.

[4] Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode (Pb L 161 van 26 juni 1999, blz. 87)

De steun uit hoofde van Sapard wordt verleend op basis van een enkel programma voor landbouw en plattelandsontwikkeling per aspirant-lidstaat voor de hele periode 2000-2006. Inhoudelijk zijn binnen de door de Sapard-verordening bepaalde grenzen in elk programma de door de nationale overheden vastgestelde prioriteiten verwerkt, die afhankelijk zijn van de eigen omstandigheden en behoeften van hun land.

Sapard-programma's lijken sterk op de landbouw- en plattelandontwikkelingprogramma's van de lidstaten. Voor de bestuursorganen in de kandidaat-lidstaten die de programma's moesten opstellen was dit een volstrekt nieuwe bezigheid. Toch waren de programma's voor de tien landen in de herfst van 2000 alle gereed en door de Commissie goedgekeurd.

Uit de bij Sapard gevolgde programma-aanpak volgt ook dat bij Sapard de Commissie, in tegenstelling tot bij de andere pretoetredingsinstrumenten Phare en ISPA waarbij minstens enkele kernelementen door de Commissie worden beheerd, niet bij het beheer is betrokken en zelfs niet bij de projectkeus. Voor Sapard is voor een andere aanpak gekozen, waarbij de nationale instanties in de aspirant-lidstaat de volledige verantwoordelijkheid dragen door middel van geheel gedecentraliseerd beheer. Hiermee was het mogelijk de onderliggende doelstellingen van het instrument Sapard te verwezenlijken. Het eerste doel is uitvoering van talrijke kleinschalige projecten die in principe over het hele land verspreid op het platteland worden uitgevoerd, en het tweede is om organen te creëren die direct na toetreding in staat zijn om het acquis toe te passen. Met het oog op deze benadering moest echter aan twee zware eisen worden voldaan voordat de steun kon worden verleend.

Ten eerste was er het nodige te doen op regelgevingsgebied. Omdat dit een geheel nieuw instrument is moest nieuwe communautaire wetgeving worden ingevoerd. Ook moesten met de kandidaat-lidstaten geschikte voorschriften worden overeengekomen met betrekking tot alle aspecten die behoren tot juist gebruik van, controle op en verantwoording over de middelen. Hiertoe is met elke kandidaat-lidstaat een meerjarige financieringsovereenkomst gesloten. Laat in de herfst van 2000 zijn deze onderhandelingen afgerond, waarna de eerste overeenkomst met Bulgarije op 18 december 2000 is getekend.

Vervolgens lag er de taak om in elke kandidaat-lidstaat een instantie in het leven te roepen die Sapard ten uitvoer zou kunnen leggen in overeenstemming met de wettelijke voorschriften die in de meerjarige financieringsovereenkomst zijn vastgelegd. Eind 2000 hadden de kandidaat-lidstaten heel veel werk verricht om hun Sapard-bureaus tot stand te brengen. Geen enkele kandidaat-lidstaat had echter al een Sapard-bureau dat gereed was om gelden te ontvangen zodat eind 2000 aan geen enkele aspirant-lidstaat communautaire Sapard-gelden zijn overgemaakt.

5. GLOBALE BESCHRIJVING VAN DE WERKING VAN DE PRETOETREDINGSINSTRUMENTEN

5.1. Vastlegging en overdracht van middelen

Voor alle drie de instrumenten geldt, dat middelen pas kunnen worden overgedragen als de volgende documenten beschikbaar zijn:

- een besluit van de Commissie voor de vastlegging in de begroting,

- een kaderovereenkomst (de bestaande overeenkomst voor Phare, uitgebreid tot ISPA, en een nieuwe meerjarige financieringsovereenkomst voor Sapard)

- elk jaar een bilaterale financieringsovereenkomst of dito memorandum waarin voor de betrokken maatregel ten behoeve van het ontvangende land de financiële verplichting van de Gemeenschap is bepaald en waarin de rechten en plichten van beide partijen zijn vastgesteld.

De procedures die leiden tot besluitvorming en vastlegging van middelen zijn echter per instrument verschillend en de diverse stappen kunnen als volgt worden samengevat.

Phare

- Kaderovereenkomst tussen de Commissie en elk afzonderlijk land (bestaat voor ieder land al enkele jaren)

- Jaarprogrammering naar prioriteit: een op het toetredingspartnerschap gebaseerd werkdocument

- Kandidaat-lidstaten maken conceptprogramma's en projectfiches en leggen deze voor commentaar en uiteindelijke besluitvorming voor aan de Commissie

- Financieringsvoorstellen voor de jaarlijkse nationale programma's opgesteld door DG Uitbreiding, overleg met andere diensten van de Commissie, en voorlegging aan het Phare-beheerscomité ter beoordeling

- Commissiebesluit

- Officiële toezegging van fondsen

- De kandidaat-lidstaat en de Commissie tekenen het jaarlijkse financieringsmemorandum; briefwisseling over elk projectdossier

- Eerste overmaking van gelden (vooruitbetaling van 20%) op verzoek van het nationale fonds

ISPA

- De bestaande Phare-kaderovereenkomsten worden uitgebreid tot ISPA

- De nationale ISPA-strategieën voor transport en milieu worden door de landen opgesteld; er is overleg met andere diensten van de Commissie; de strategieën worden door de Commissie goedgekeurd

- De landen wijzen projecten aan en bereiden ze voor

- Projectaanvraag door middel van standaardformulier, acceptatie (d.w.z. controle of alle documenten aanwezig zijn) en toetsing

- Per project stelt het DG Regionaal Beleid een financieringsvoorstel op; het wordt met de verschillende diensten besproken; het wordt aan het ISPA-beheerscomité voorgelegd ter beoordeling

- Commissiebesluit (per project)

- Vastlegging van middelen (één bepaald project kan vastleggingen krijgen uit verschillende jaren, bijv. ISPA-programma's van 2000 and 2001)

- Het financieringsmemorandum wordt getekend (per project)

- Eerste overmaking van gelden (10%)

Sapard

- Elk land overlegt aan de Commissie vóór het eind van 1999 een ontwerpplan voor landbouw- en plattelandsontwikkeling voor 2000-2006

- Interdienstenoverleg met de diensten van de Commissie en met elk afzonderlijk land

- Overeenkomst met het land over het plan

- Slotoverleg met de verschillende diensten van de Commissie

- Het plan wordt aan het STAR-(beheers-)comité ter beoordeling voorgelegd

- Formele goedkeuring door de Commissie van een programma voor landbouw- en plattelandsontwikkeling

- Commissiebesluit ter autorisatie van ondertekening van de meerjarenovereenkomst voor de financiering en de jaarlijkse financieringsovereenkomst

- Ondertekening van de meerjarenovereenkomst voor de financiering en de jaarlijkse financieringsovereenkomst

- Vastlegging van het jaarlijkse Sapard-krediet

- De meerjarenovereenkomst voor de financiering en de jaarlijkse financieringsovereenkomst worden gesloten

- Formeel Commissiebesluit het beheer van de bijstand over te dragen aan de uitvoeringsinstanties

- Eerste uitbetaling aan het betreffende land (maximaal 49% van de eerste jaarlijkse toewijzing).

5.2. Uitvoeringsorganen in kandidaat-lidstaten

De stroom geldmiddelen uit elk van de drie pretoetredingsinstrumenten loopt via het in elk land bij het ministerie van Financiën ondergebrachte nationale fonds onder verantwoordelijkheid van de nationale ordonnateur.

De concrete tenuitvoerlegging van Phare and ISPA vindt plaats bij uitvoeringsinstanties, zoals het centrale financierings- en aanbestedingsbureau (CFCU), die de gelden ontvangen van het nationale fonds, tenzij het nationale fonds fungeert als uitbetalingsinstantie. De EC-delegaties dragen de verantwoordelijkheid voor het goedkeuren van aanbestedingsdocumenten voordat aanbestedingsprocedures in gang worden gezet of contracten getekend.

In tegenstelling tot Phare and ISPA, die maximaal gebruikmaken van de bestaande overeenkomsten en organen die krachtens het gedecentraliseerde uitvoeringssysteem van Phare (DIS) tot stand zijn gekomen, wordt Sapard vanaf het begin op volledig gedecentraliseerde basis uitgevoerd, mits aan de nodige voorwaarden is voldaan.

Dit delegeren van beheersverantwoordelijkheid vereist dat elke kandidaat-lidstaat de noodzakelijke beheers- en controlesystemen invoert, die op nationaal niveau goedgekeurd moeten worden door het bureau van de nationale ordonnateur. Als aan deze voorwaarden is voldaan, voeren de diensten van de Commissie - voorafgaande aan het Commissiebesluit het financieel beheer over te dragen - de verificatie van de naleving uit. De Verordening van de Commissie 2222/2000 [5] heeft de financiële voorschriften voor deze beheersoverdracht in detail uiteengezet. Zij is op 7 juni 2000 door de Commissie goedgekeurd, nadat het EOGFL-comité er op 22 mei 2000 mee ingestemd had.

[5] Verordening (EG) nr. 2222/2000 van de Commissie van 7 juni 2000 houdende financiële uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode

Alle landen zijn de vereiste institutionele opbouw voor het beheer van Sapard aan het voorbereiden. Eén land, Bulgarije, was al tegen het eind van 2000 klaar met de opbouw van beheers- en controlesystemen en de bekrachtiging van de accreditatiewet. Geen enkel land had aan het eind van 2000 echter een Sapard-bureau goedkeuring gegeven gelden in ontvangst te nemen. De feitelijke overmaking van gelden vindt slechts plaats zodra het geaccrediteerde Sapard-bureau valt onder een Commissiebesluit dat het beheer overdraagt aan het betreffende bureau.

5.3. Gedecentraliseerde uitvoering krachtens artikel 12 van de Coördinatieverordening

De uitvoering van Phare en ISPA vindt momenteel plaats via het gedecentraliseerde uitvoeringsysteem (DIS), dat in 1990 voor Phare ingevoerd is en herzien is in 1998. Met het oog op de uitkomsten van de Europese top in Nice zullen de Commissie en de kandidaat-lidstaten hun inspanningen om meer beheersverantwoordelijkheden over te dragen aan de kandidaat-lidstaten, vergroten.

De Coördinatieverordening verschaft dan ook een wettelijke basis om af te zien van voorafgaande goedkeuring door de Commissie van de door de kandidaat-lidstaten gedane projectselectie, aanbesteding en uitbesteding (artikel 12). De situatie die ontstaat na afzien van voorafgaande goedkeuring door de Commissie wordt hierna genoemd: uitgebreid gedecentraliseerd uitvoeringssysteem (EDIS).

In tegenstelling tot Phare and ISPA wordt Sapard vanaf het begin op volledig gedecentraliseerde basis beheerd. Het is de bedoeling dat EDIS in een later stadium bij Phare en ISPA wordt ingevoerd.

6. toezicht en evaluatie

6.1. Phare

Door de controle en de beoordeling worden bij Phare alle bij het programmabeheer betrokken partijen voorzien van een regelmatige en betrouwbare stroom informatie over de uitvoering van alle lopende programma's.

In het jaar 2000 zijn 121 controle- en beoordelingsrapporten gepubliceerd over alle Phare-sectoren. Deze rapporten zijn vervaardigd door een onafhankelijk, extern bureau dat kantoren had in Albanië, Bulgarije, Tsjechië, Estland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije en Slovenië, en werkt met beoordelaars uit de EU en uit de landen zelf. Een hoofdkantoor in Brussel beoordeelt de programma's die meer jaren resp. meer begunstigden bestrijken.

Gezien het streven naar overdracht van bevoegdheden wordt het toezicht (controle en follow-up) plaatselijk uitgevoerd door de Phare-taakhoofden bij de delegaties, met een onafhankelijke externe evaluatie als complementaire activiteit.

Nu Phare zich meer met pretoetredingsstrategieën en decentralisatie van uitvoeringsverant woordelijkheden gaat bezighouden, is het voorheen gecentraliseerde controle- en toezichtsysteem van Phare in september 2000 vervangen door een gedecentraliseerd toezichtsysteem en een herziene regeling voor tussentijdse evaluaties. De herziening is erop gebaseerd, dat de kandidaat-lidstaten verantwoordelijkheid aanvaarden voor feitenrapportage door het opstellen van voortgangsrapporten, als een opstapje naar het beheer van toekomstige structuurfondsen.

Er zijn in elk land nieuwe toezichtorganen opgezet (een gemeenschappelijk toezichtcomité (JMC) en ongeveer zes sectorale sub-toezichtcomités (SMSC)) die twee keer per jaar vergaderen.

Er zullen jaarverslagen van de toezichtcomités van alle instrumenten ingeleverd worden bij het gemeenschappelijk comité, dat tijdens zijn jaarvergadering de coördinatie van de controle dient te bespreken.

6.2. ISPA

Met betrekking tot zowel toezicht als evaluatie vallen alle ISPA-projecten onder de voorschriften van de ISPA-verordening en onder de financieringsovereenkomst per ISPA-maatregel. Evaluatie is nog niet aan de orde, daar de projecten nog maar in een vroeg uitvoeringsstadium verkeren.

De eerste ronde van de toezichtcomités, die twee keer per jaar bijeen zullen komen, was gepland voor de lente van 2001. In verband met de beperkte ervaring van kandidaat-lidstaten met het overeenkomstig de Commissievoorschriften bewaken van grootschalige infrastructuurprojecten heeft het DG Regionaal Beleid hen van voorbeelddocumenten voorzien, die de organisatie van deze eerste bijeenkomsten moeten vergemakkelijken.

6.3. Sapard

De uitvoering van Sapard-programma's valt met betrekking tot zowel toezicht als evaluatie onder de voorschriften van de meerjarige financieringsovereenkomst. Uit hoofde van deze voorschriften moet er voor elk Sapard-programma een toezichtcomité opgericht worden. Er is in 2000 ter ondersteuning van deze verplichtingen en activiteiten door de Commissie begeleiding gegeven aan alle kandidaat-lidstaten bij het opstellen van procedurevoorschriften voor de toezichtcomités van Sapard.

7. Coördinatie

7.1. Algemeen

Zoals voorgeschreven in Verordening (EG) nr. 1266/99 van de Raad, zorgt de Commissie voor nauwe coördinatie tussen de drie pretoetredingsinstrumenten. In de Verordening wordt zorgvuldig gespecificeerd op welk terrein ieder instrument bijstand verleent, zodat de kans op overlappingen zo klein mogelijk wordt gemaakt:

- Sapard financiert steunmaatregelen voor landbouw- en plattelandsontwikkeling;

- ISPA financiert grote infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer en milieu;

- Phare houdt zich bezig met de voornaamste prioriteiten in verband met de overname van het communautaire acquis, te weten: de versterking van de bestuurlijke capaciteit van de kandidaat-lidstaten en de investeringen die hiermee samenhangen. Dit instrument bestrijkt daarnaast de economische en sociale cohesie. Het dient ook voor het financieren van maatregelen op het gebied van milieu en vervoer als deze een incidenteel maar onontbeerlijk onderdeel vormen van de geïntegreerde programma's voor regionale ontwikkeling of industriële herstructurering.

Het Phare-beheerscomité speelt een sleutelrol in de algemene coördinatie. Artikel 9 van de Coördinatieverordening schrijft voor, dat dit comité de Commissie assisteert bij het coördineren van werkzaamheden uit hoofde van de drie instrumenten, en dat de Commissie het comité informeert over de indicatieve toewijzing van financiële middelen per land en per pretoetredingsinstrument, over de door haar uit hoofde van de coördinatie met de EIB, andere communautaire instrumenten en de internationale financiële instellingen ondernomen acties. Het comité ontvangt de informatie via het 'General Assistance Document 2001'. Bovendien krijgt het comité informatie over de besluiten door middel waarvan de Commissie, krachtens artikel 12 van de Coördinatieverordening, het beheer van de bijstand op gedecentraliseerde basis overdraagt aan uitvoeringsbureaus in kandidaat-lidstaten. In het jaar 2000 is zo'n besluit niet genomen.

Wat de programma's betreft, blijft het toetredingspartnerschap, voor elk van de tien kandidaat-lidstaten één, dat op 6 december 1999 door de Raad is herzien, het algemene kader voor bijstand krachtens de drie pretoetredingsinstrumenten. In het geval van Phare wordt dit aangevuld door de nationale ontwikkelingsprogramma's en in het geval van ISPA door de nationale milieu- en vervoersstrategieën. De Sapard-projecten worden uitgekozen op basis van de programma's voor plattelandsontwikkeling 2000-2006, die opgesteld zijn op basis van de plannen van de kandidaat-lidstaten en per land door de Commissie in 2000 zijn goedgekeurd.

Om mogelijke overlap tussen werkzaamheden die Sapard-steun of Phare-steun ontvangen tegen te gaan (vooral de Phare-ESC and Phare-CBC-programma's, waarbij de aanpak meer programmatisch zal zijn, o.a. door het opstellen van de zogenoemde schema's??), worden er passende voorschriften opgenomen in de desbetreffende programmadocumenten en -overeenkomsten.

- Voor Phare schrijft elk financieringsbesluit en elk financieringsvoorstel vanaf 2001 voor, dat de nationale steuncoördinator en de nationale ordonnateur gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de coördinatie tussen Phare (inclusief het programma voor grensoverschrijdende samenwerking, CBC), ISPA en Sapard.

- Voor Sapard schrijven de meerjarenovereenkomsten voor de financiering, gesloten met alle tien kandidaat-lidstaten, in sectie C, artikel 1, voor dat de Commissie en [de kandidaat-lidstaat] zorg dragen voor coördinatie van de bijstand verstrekt uit hoofde van het programma (Sapard), ISPA, Phare en bijstand van de EIB en andere internationale financieringsinstrumenten; het kandidaat-lidstaat moet er in het bijzonder voor zorgen dat het elk risico zal vermijden (met name door middel van stempels op facturen) dat vaker dan eens in de kosten bijgedragen wordt in geval een Sapard-project, vanwege de aard ervan, ook volledig of gedeeltelijk in aanmerking zou kunnen komen voor bijstand uit hoofde van de andere hierboven genoemde instrumenten.

7.2. Coördinatie binnen de Commissie

De verantwoordelijkheid van het programma Phare berust bij het Directoraat-Generaal Uitbreiding, dat ook, met steun van het Phare-beheerscomité, de algehele coördinatie tussen de drie instrumenten verzorgt. De verantwoordelijkheid voor het programma ISPA berust bij het Directoraat-Generaal Regionaal Beleid, en de verantwoordelijkheid voor het programma Sapard berust bij het Directoraat-Generaal Landbouw.

In de praktijk worden de programma's gecoördineerd door middel van uitgebreid overleg tussen de diensten van de Commissie. Er zijn bovendien binnen de verschillende betrokken diensten coördinatiecommissies voor de pretoetredingsinstrumenten opgezet. Deze besteden vooral aandacht aan het voorbereiden van de uitgebreide gedecentraliseerde uitvoeringssystemen (EDIS) van Phare en ISPA.

Bij het toezicht op projecten is de coördinatie geregeld via het gemeenschappelijke comité van toezicht (JMC), daarin zo mogelijk gesteund door het ISPA-toezichtcomité en door de desbetreffende subcommissies van Phare.

Om onderscheid te kunnen maken tussen projecten die bijstand kunnen verkrijgen via Sapard ofwel via Phare, heeft de Commissie het onderscheid tussen Phare en Sapard duidelijker afgebakend, rekening houdende met de voorschriften van de Coördinatieverordening. Dit was vooral noodzakelijk in verband met investeringen in de veterinaire sector. Het onderscheid is dat Phare investeringen mag steunen die betrekking hebben op openbare werken die uitgevoerd worden door nationale overheden of, als ze door de nationale overheid daartoe gemachtigd zijn, door andere overheden. Investeringen kunnen in aanmerking komen voor Sapard-steun als ze betrekking hebben op particuliere projecten (zoals eigen laboratoria voor verwerkingsbedrijven, of verbetering van de kwaliteit van landbouwgereedschap). Ook investeringen voor de verbetering van kleine, plaatselijke voorzieningen voor kwaliteitszorg, veterinaire en fytosanitaire inspecties, inspectie van de voedselkwaliteit en consumentenbescherming kunnen onder Sapard vallen. Bovendien wordt de Phare-steun voor institutionele opbouw voortgezet, met name ten behoeve van Sapard-bureaus.

Met betrekking tot ISPA moet opgemerkt worden dat de voor dit instrument in 1998 en 1999 verrichte haalbaarheidsstudies en voorstudies voor projecten in 2000 - het startjaar van ISPA - door Phare gefinancierd zijn.

Verder wordt op de uitvoering van Phare en ISPA toegezien door de delegaties in de kandidaat-lidstaten.

7.3. Coördinatie binnen de landen

Op nationaal niveau moedigt de Commissie met het oog op de decentralisatie de kandidaat-lidstaten sterk aan de coördinatie tussen de ministeries te bevorderen, wat een kernvoorwaarde is voor een geslaagd toekomstig beheer van de structuurfondsen en, op de korte termijn, voor uitvoering van het Phare-onderdeel ESC (economische en sociale cohesie). In verscheidene landen moet deze interministeriële coördinatie verder verbeterd worden.

Omdat er óf vanaf het begin (Sapard) óf langzamerhand steeds meer (Phare and ISPA) voorzien is in gedecentraliseerd beheer, moet bij de kandidaat-lidstaten de verantwoordelijkheid voor een goede coördinatie van projecten die pretoetredingssteun ontvangen en voor het tegengaan van overlappingen, navenant ontwikkeld worden. De decentrale aard van Sapard in aanmerking genomen, zullen alleen de landen zelf kunnen zorgen voor volledige complementariteit op het niveau van de projecten.

Daarom heeft de Commissie de eis gesteld dat de landen die maatregelen nemen die noodzakelijk zijn voor een doeltreffende en doelmatige coördinatie.

8. Coördinatie met de EIB en de internationale financiËle instellingen

Pretoetredingssteun beantwoordt pas volledig aan zijn doel als daardoor kredieten van internationale financiële instellingen verkregen worden. Met dit idee in het achterhoofd tekende de Europese Commissie op 2 maart 1998 een memorandum van overeenstemming met de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) en de Wereldbank, met als doel de samenwerking te bevorderen en cofinanciering voor Phare mogelijk te maken. In oktober 1998 traden vier nieuwe partners toe: de Noordse Milieufinancieringsmaatschappij (NEFCO), de Noordse Investeringsbank (NIB), de Internationale Financieringsmaatschappij (IFC) en de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa. In 2000 werd het memorandum van overeenstemming uitgebreid naar de andere twee pretoetredingsinstrumenten, ISPA en Sapard. Hoewel de EIB het memorandum niet heeft ondertekend, werkt deze bank nauw met de Europese Commissie samen bij het realiseren van de beleidsdoelstellingen van de EU, en werkt zij met de andere IFI's samen in de geest van het memorandum van overeenstemming.

Sinds 2000 is het nieuwe pretoetredingsinstrument voor vervoer en milieu, ISPA, de voornaamste faciliteit voor de cofinanciering van infrastructurele projecten met de EIB en andere IFI's. Het belangrijkste instrument voor cofinanciering bij Phare blijft de MKB-faciliteit, waarin de Commissie samenwerkt met de EBWO, de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa en de Kreditanstalt für Wiederaufbau. De cofinanciering met nationale programma's van Phare betrof onder andere een klein, gemeentelijk investeringsproject voor water en afvalwater in Estland en een project voor de elektriciteits- en gasmarkt in Roemenië.

De diensten van de Commissie organiseren regelmatig bijeenkomsten met de EIB en de EBWO om zaken met betrekking tot programmering en uitvoering te coördineren, alsmede procedurele kwesties. Indien mogelijk worden gemeenschappelijke missies naar kandidaat-lidstaten gepland, wat in belangrijke mate bijdraagt aan de samenwerking binnen een project, wat weer ten goede komt aan die landen.

Wat betreft ISPA, op 19 januari 2000 werd een samenwerkingsovereenkomst getekend tussen de Commissie en de EIB over communautaire structurele bijstand, waaronder ISPA, voor de periode 2000-2006. Het hoofddoel van de overeenkomst is de hefboomwerking van de EG-subsidies te maximaliseren en de steun uit de EG-begroting tot het hoogst nodige te beperken. De resultaten van het eerste jaar van samenwerking zijn zeer positief: er zijn verscheidene coördinatiebijeenkomsten gehouden om een raamwerk op te zetten voor het operationeel maken van de overeenkomst. Bovendien konden er mogelijkheden voor cofinanciering vastgesteld worden door in een zeer vroeg stadium van de projectvoorbereiding gegevens uit te wisselen. De Commissie heeft ook een goede werkrelatie opgebouwd met de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Noordse Investeringsbank (NIB) en de Noordse Milieufinancieringsmaatschappij (NEFCO). Verscheidene projecten werden samen met deze IFI's gefinancierd.

Vanwege het volledig gedecentraliseerde beheer bij Sapard beperkte de samenwerking met IFI's betreffende dit instrument zich tot algemeen overleg en uitwisseling van informatie.

Ook de delegaties spelen een belangrijke coördinerende rol inzake de samenwerking van de pretoetredingsinstrumenten met de IFI's en de bilaterale donoren, doordat ze regelmatig ter plaatse donorbijeenkomsten organiseren voor het uitwisselen van informatie over geplande en lopende projecten.

9. Conclusie

Het jaar 2000 was het eerste jaar waarin alledrie pretoetredingsinstrumenten goed op gang waren. Er is grote vooruitgang geboekt bij het opbouwen van de nieuwe instrumenten ISPA and Sapard. De pretoetredingssteun voor de kandidaat-lidstaten verdubbelde, het programma Phare moest aangepast worden in verband met de nieuwe instrumenten en er werd een grotere nadruk gelegd op economische en sociale cohesie. De samenwerking tussen de verschillende diensten van de Commissie werd versterkt en verder in overeenstemming gebracht met de Coördinatieverordening. Het opzetten van voorzieningen voor de pretoetredingsinstrumenten in de kandidaat-lidstaten was voor deze landen ook een belangrijke oefening in institutionele opbouw en het bereidde ze voor op de Structuurfondsen.

BIJLAGE

Toewijzingen per land voor Phare, ISPA and Sapard in 2000

>RUIMTE VOOR DE TABEL>