52002DC0723

Verslag van de Commissie over de uitvoering van artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag betreffende maatregelen voor de ultraperifere regio's /* COM/2002/0723 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE over de uitvoering van artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag betreffende maatregelen voor de ultraperifere regio's

1. Inleiding

Sinds de goedkeuring van het verslag van de Commissie van 14 maart 2000 over de uitvoering van artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag betreffende maatregelen voor de ultraperifere regio's [1] legt de Commissie de Europese Raad elk semester een verslag voor met een balans en met vooruitzichten inzake de maatregelen die moeten worden genomen om de blijvende, ernstige handicaps van deze regio's te compenseren en bij te dragen tot de sociaal-economische ontwikkeling van deze gebieden. Deze maatregelen zijn nog altijd noodzakelijk omdat de ultraperifere regio's nog altijd een ontwikkelingsachterstand hebben, ook al lijdt het geen twijfel dat die door deze maatregelen is verkleind.

[1] COM(2000) 147 def.

In punt 58 van de conclusies van de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002 worden de Raad en de Commissie verzocht extra aandacht te besteden aan de uitvoering van artikel 299, lid 2, en adequate voorstellen in te dienen om met de specifieke behoeften van die gebieden rekening te houden, met name wat het vervoerbeleid en de hervorming van het regionaal beleid betreft. Tegelijk heeft de Europese Raad de Commissie verzocht om een nieuw verslag in te dienen, gebaseerd op een integrale, coherente aanpak van de bijzondere kenmerken van de situatie van de ultraperifere regio's en van de manier waarop daarop moet worden ingespeeld.

In het tweede semester van 2002 is de Commissie doorgegaan met de werkzaamheden waarmee zij sinds het verslag van maart 2000 was begonnen. Zij heeft akte genomen van de conclusies van de Europese Raad van juni 2002. Zij heeft de instrumenten gecreëerd die nodig zijn voor de opstelling van het gevraagde algemene verslag, dat indien nodig door voorstellen zal worden vergezeld. De Commissie heeft met name het partnerschap met de ultraperifere regio's verder uitgebouwd en maatregelen genomen om te garanderen dat de interne coördinatie van haar initiatieven binnen haar diensten wordt voortgezet.

Dit verslag is evenwel niet het door de Europese Raad van Sevilla gevraagde algemene verslag waarbij het verslag van maart 2000 wordt bijgewerkt, maar veeleer een halfjaarlijks verslag met een balans van de maatregelen die in het tweede semester van 2002 op de verschillende communautaire beleidsterreinen zijn genomen. Het door de Europese Raad van Sevilla gevraagde verslag moet namelijk de neerslag worden van overleg en uitwisselingen met de ultraperifere regio's, rekening houdend met de mededelingen die de betrokken lidstaten tijdens het eerste halfjaar van 2003 aan de Commissie zullen doen. Voorts kan dit verslag slechts de door de Europese Raad van Sevilla gevraagde algemene strategie aanbieden als wordt uitgegaan van de richtsnoeren die in de loop van 2003 zullen worden gegeven inzake de institutionele toekomst van artikel 299, lid 2, en inzake de vaststelling van het regionale beleid vanaf 2006.

Daarom zullen in dit verslag de belangrijkste ontwikkelingen worden geschetst die zich in het tweede halfjaar van 2002 in de ultraperifere regio's hebben voorgedaan. Dit verslag zal eind 2003 worden aangevuld met een algemeen verslag in de door de Europese Raad van Sevilla gevraagde zin.

Voorts moet erop worden gewezen dat de Gemeenschap met de in artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag aangegeven zorgpunten rekening houdt in het beleid dat zij voert op basis van andere artikelen van het Verdrag, en dat die punten dus in dit verslag aan bod zullen komen. Aangezien dit verslag niet tot doel heeft de rechtsgrond van de toekomstige communautaire besluiten aan te geven, wordt, als in de onderstaande uiteenzetting naar de goedkeuring van een besluit wordt verwezen, niet vooruitgelopen op de vaststelling van de betrokken rechtsgrond.

2. Traditionele producties

2.1. Op landbouwgebied moet de recente situatie worden beschreven die is ontstaan door de mededeling van de Commissie inzake de tussenbalans van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, ook "mid term review" (MTR) genoemd [2]. Dit ontwerp voor een landbouwhervorming is bedoeld om een antwoord te bieden op de nieuwe uitdagingen van de laatste jaren en om het in 1992 begonnen en in het kader van Agenda 2000 voortgezette hervormingsproces te voltooien. Het is de bedoeling om via deze hervorming de pijler "plattelandsontwikkeling" van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te versterken ten opzichte van de pijler "gemeenschappelijke marktordeningen".

[2] Mededeling van de Commissie van 28 juli 2002 (COM(2002) 394 def.)

De ultraperifere regio's vragen zich af welke gevolgen deze hervorming voor hen zal hebben. De Commissie wijst erop dat zij bij de vaststelling van de uitvoeringsbepalingen zal opteren voor de bepalingen die het meest geschikt zijn om zowel in het kader van de MTR als, meer in het algemeen, bij de uitvoering van het GLB, rekening te houden met de specifieke situatie van de ultraperifere regio's. De maatregelen voor de tenuitvoerlegging van deze hervorming zouden in het eerste halfjaar van 2003 moeten worden vastgesteld.

Wat maatregelen op het gebied van de traditionele producties betreft, herinnert de Commissie eraan dat de Raad in 2001 de verordeningen inzake het landbouwonderdeel van POSEI [3] heeft goedgekeurd, waardoor hij het hervormingsproces met het oog op de ondersteuning van de landbouw in de ultraperifere regio's heeft bekrachtigd. De Commissie heeft deze hervormingen in 2001 en 2002 ten uitvoer gelegd.

[3] Verordeningen (EG) nr. 1452/2001 (POSEIDOM), nr. 1453/2001 (POSEIMA) en nr.1454/2001 (POSEICAN) van de Raad van 28 juni 2001, PB L 198 van 21.7.2001, blz.11, 26 en 45, Verordening (EG) nr. 1455/2001 van de Raad van 28 juni 2001, PB L 198 van 21.7.2001, blz. 58 en Verordening (EG) nr. 1447/2001 van de Raad van 28 juni 2001, PB L 198 van 21.7.2001, blz. 1.

De tenuitvoerlegging van deze hervormingen en de gevolgen ervan voor de marktordening in de landbouwsectoren van de ultraperifere regio's moeten voor drie producten, namelijk rijst, suiker en bananen, worden toegelicht.

Voor rijst overweegt de Commissie in het kader van de MTR nieuwe maatregelen aan de Raad voor te leggen.

Voor suiker geldt de nieuwe verordening die de Raad in 2001 heeft vastgesteld, alsmede de specifieke maatregelen in het kader van de POSEI-verordeningen. De productie- en prijsgaranties waarvan de geldigheidsduur bij deze regelingen tot en met 2006 is verlengd, ondersteunen ook de suikerbieten- en suikerrietproductie in de ultraperifere regio's. De Commissie is voornemens in 2003 een verslag aan de Raad voor te leggen over eventuele nieuwe richtsnoeren voor dit beleid vanaf 2006.

In de bananensector gaat het over de invoer in de Gemeenschap van bananen uit derde landen, de gemeenschappelijke marktordening en de regeling inzake compenserende productiesteun.

Met betrekking tot de invoer uit derde landen stabiliseert de overeenkomst die in 2001 met de Verenigde Staten en met Ecuador is gesloten, het handelsverkeer, maakt zij het behoud van de regeling inzake compenserende steun mogelijk en voorziet zij in een overgang naar een tariefregeling vanaf 2006. Tot de inwerkingtreding van deze overeenkomst is besloten bij Verordening (EG) nr. 2587/2001 van de Raad van 19 december 2001 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 404/93 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen [4]. Overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EEG) nr. 404/93 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector bananen [5] zal de Commissie vóór 31 december 2004 een verslag aan het Europees Parlement en aan de Raad voorleggen over de functionering van de marktordening voor bananen, eventueel vergezeld van voorstellen, en zal zij te gelegener tijd de nodige voorstellen bij de Raad indienen met het oog op de vaststelling van de douanerechten voor de fase waarin alleen nog de tariefregeling zal gelden; deze fase begint uiterlijk op 1 januari 2006.

[4] Verordening (EG) nr. 2587/2001 van 19.12.2001, PB L 345 van 29.12.2001, blz.13.

[5] Verordening (EEG) nr. 404/93 van 13.2.1993, PB L 47 van 25.2.1993, blz.1.

De compenserende steun voor de communautaire bananentelers blijft een garantie vormen voor het inkomen van de producenten in de Gemeenschap. De regeling inzake compenserende steun, waarbij de producenten voor een bepaalde hoeveelheid een gegarandeerd inkomen krijgen, heeft bewezen efficiënt te zijn. Om het hoofd te bieden aan de recente prijsdalingen voor bananen en om het inkomen van de getroffen producenten in de Gemeenschap te ondersteunen heeft de Commissie in november 2002 aan het Comité van beheer voorgesteld de voorschotten voor de bananentelers te verhogen. Dit voorstel is positief onthaald. De vraag van de telers om extra betalingen zal daarentegen niet vóór 2003 kunnen worden onderzocht.

Wat de afwijkende structuurmaatregelen op landbouwgebied betreft, hebben de betrokken lidstaten naar aanleiding van de in juni 2001 vastgestelde verordeningen verzoeken ingediend op grond waarvan de Commissie de programmeringen heeft gewijzigd. Voor de Portugese autonome regio's de Azoren en Madeira heeft de wijziging in de programmering met name betrekking op de verhoging van de steun voor bepaalde soorten maatregelen (maximaal 75% voor investeringen op landbouwbedrijven en voor investeringen op bedrijven voor verwerking en afzet van landbouwproducten), op de verhoging van de steunbedragen (voor de maatregel ter bescherming van de meren op de Azoren) en op de versoepeling van de voorwaarden voor de toekenning van steun aan de bosbouw (subsidiabiliteit van alle overheidsdiensten). Voorts is de participatiegraad van de Gemeenschap verhoogd van 35% tot 50% van de in aanmerking komende totale kosten voor investeringen in het MKB, en van 75% tot 85% voor milieumaatregelen in de landbouw. Voor de Canarische Eilanden heeft de verhoging in het kader van het geïntegreerd operationeel programma betrekking op de verhoging van het steunniveau (maximaal 75%) voor maatregelen met het oog op investeringen in kleine of middelgrote ondernemingen die lokale landbouwproducten verwerken en afzetten.

2.2. Op visserijgebied was de belangrijkste gebeurtenis van 2002 de voorbereiding, in het tweede halfjaar, van de hervorming van het visserijbeleid [6]. Deze hervorming zou moeten leiden tot een beleid dat zowel in ecologisch als in sociaal-economisch opzicht een duurzame ontwikkeling van de sector garandeert. Daartoe zijn maatregelen vereist die garanties bieden inzake verantwoorde visserij-activiteiten, economische levensvatbaarheid, concurrentievermogen en een billijke levensstandaard voor van de visserij afhankelijke bevolkingsgroepen. In dit verband heeft de Commissie in haar mededeling van 28 mei 2002 een actieprogramma voorgelegd. Daarin onderstreept zij de noodzaak om de duurzaamheid van de bestanden te waarborgen en om de beginselen van een goed beheer toe te passen, en stelt zij met name het volgende voor: een nieuw kader voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, een verstrenging van de technische instandhoudingsmaatregelen, een nieuwe aanpak ten aanzien van het vlootbeleid, nieuwe voorschriften inzake de controle op de visserij-activiteiten, nieuwe strategieën voor de aquacultuur en de visserij in verre wateren, en intitiatieven om de sociale dialoog te bevorderen.

[6] Mededeling van de Commissie betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid van 28.5.2002 (COM(2002) 181 def.).

Bij de werkzaamheden voor de voorbereiding van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid is altijd rekening gehouden met de specificiteit van de ultraperifere regio's, aangezien de visserijsector in die gebieden heel belangrijk is. In het Groenboek over de Toekomst van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid [7] wordt verwezen naar de aanpak die moet worden gevolgd bij de vaststelling van de vereiste maatregelen inzake instandhouding en beheer van de bestanden (indien nodig moeten de maatregelen naar gelang van de specificiteit van elke regio worden gedifferentieerd, rekening houdend met de verschillende bestanden van de regio's) of met het oog op de versterking van de sociale en economische dimensie van het gemeenschappelijk beleid ter ondersteuning van deze regio's (verbintenis om voorstellen in te dienen en zo nodig nieuwe maatregelen vast te stellen). Deze aanpak is uitdrukkelijk vermeld in het document inzake de uitvoering van artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag dat de Commissie aan de Europese Raad van Sevilla heeft voorgelegd.

[7] COM(2001) 135 def. van 20.3.2001.

De Commissie heeft met de vertegenwoordigers van de visserijsector van deze gebieden grondige besprekingen gevoerd over de bijzondere kenmerken van deze regio's, zodat zij - overeenkomstig haar verbintenissen - met de specifieke situatie rekening zal kunnen houden bij de tenuitvoerlegging van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

De Commissie heeft de in de vissersector toegekende staatssteun verder getoetst aan de in 2001 vastgestelde richtsnoeren [8], waarin uitdrukkelijk naar de ultraperifere regio's wordt verwezen.

[8] PB C 19 van 20.1.2001, blz. 7.

De werkzaamheden van de Commissie met betrekking tot het evaluatieverslag over de toepassing van de regeling ter compensatie van de door de ultraperifere ligging veroorzaakte extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden en de Franse departementen Guyana en Réunion, waarvan de geldigheidsduur tot en met 31 december 2002 is verlengd [9], zijn afgerond en er is een voorstel klaar voor een regeling vanaf 1 januari 2003.

[9] Verordening (EG) nr. 579/2002 van de Raad - PB L 89 van 5.4.2002, blz. 1.

Wat de afwijkende maatregelen op structuurgebied betreft, moet eraan worden herinnerd dat Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector is gewijzigd [10] om de voor het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij geldende maxima aan te passen zodat rekening kan worden gehouden met de specifieke moeilijkheden van de ultraperifere regio's. Op basis hiervan hebben de betrokken lidstaten in het tweede halfjaar van 2002 de programmacomplementen voor deze regio's gewijzigd.

[10] Verordening (EG) nr. 1451/2001 van de Raad van 28.6.2001 - PB L 198 van 21.7.2001, blz. 9.

3. Instrumenten voor de ondersteuning van de economische ontwikkeling

De sociaal-economische parameters in het tweede verslag over de economische en sociale cohesie, alsmede de jaarlijkse aanpassing van deze gegevens, laten zien dat de ultraperifere regio's zich op uiteenlopende wijze hebben ontwikkeld.

Van 1995 tot en met 1999 heeft het BBP per inwoner zich, in vergelijking met het communautaire gemiddelde (EUR=15), als volgt ontwikkeld: Canarische Eilanden: stijging van 75 naar 79%, Guadeloupe: onveranderd op 56 %, Martinique: stijging van 63 naar 65%, Guyana: daling van 59 naar 52%, Réunion: daling van 53 naar 48%, de Azoren: stijging van 50 naar 53% en Madeira: stijging van 63 naar 71%.

Dit wijst erop dat de economie van de Canarische Eilanden en Madeira tijdens deze periode erin geslaagd is verder te convergeren naar die van de rest van de Europese Unie. Dit geldt evenwel niet voor andere regio's, die hetzij zijn gestagneerd, hetzij zelfs zijn achteruitgegaan, zoals Guyana en Réunion.

Als de Unie uitbreidt tot 27 lidstaten, zullen de verschillen tussen de ultraperifere regio's, uitgedrukt in BBP per inwoner, identiek blijven. Dit blijkt uit een statische analyse/projectie die is uitgevoerd aan de hand van de meest recente statistische gegevens over het BBP per inwoner in de jaren 1997-1998-1999.

Voorts ontwikkelt ook de werkgelegenheid zich op uiteenlopende wijze.

De situatie is zeer slecht op Réunion, in Guyana en op Guadeloupe. In 2001 waren de werkloosheidspercentages als volgt: Réunion: 33,3 % (op een totale bevolking van 713 000 inwoners), Guyana: 20,5 % (op een totale bevolking van 158 000 inwoners), Guadeloupe: 29 % (op een totale bevolking van 426 000 inwoners) en Martinique: 26,3 % (op een totale bevolking van 383 000 inwoners).

Zij blijft problematisch op de Canarische Eilanden (13,1 % op een totale bevolking van 1 658 000 inwoners).

Zij is echter gunstig op de Azoren (2,2 % op een totale bevolking van 234 000 inwoners) en op Madeira (2,8 % op een totale bevolking van 240 000 inwoners).

Als de Unie uitbreidt, zullen ook deze verschillen blijven bestaan.

3.1. Het regionaal beleid draagt in zeer hoge mate bij tot de sociaal-economische ontwikkeling van de ultraperifere regio's. Niet alleen komen deze regio's als prioriteit voor het cohesiefonds in aanmerking voor communautaire steun in het kader van doelstelling 1, maar de Commissie hecht ook bijzonder belang aan de erkenning van hun specifieke handicaps. Deze bezorgdheid is onlangs nog tot uiting gekomen toen in de recente verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie [11] een kwalitatief criterium is opgenomen. In artikel 2, waarin wordt gedefinieerd wat onder een natuurramp wordt verstaan, is namelijk op voorstel van de Commissie aan de kwantitatieve criteria (het schadebedrag of het percentage van het bruto nationaal inkomen) een kwalitatief criterium toegevoegd. Dit kwalitatieve criterium is gebaseerd op het effect van de natuurramp op de bevolking van de getroffen regio of op het risico voor de economische stabiliteit van de regio. Dit criterium is van belang voor de ultraperifere regio's, waar de door natuurrampen aangerichte schade misschien niet aan de in die bepaling vastgestelde kwantitatieve criteria voldoet. Daarom ook is nu in artikel 2 uitdrukkelijk bepaald dat bijzondere aandacht moet uitgaan naar afgelegen of geïsoleerde regio's, zoals de in artikel 299, lid 2, van het Verdrag bedoelde insulaire en ultraperifere regio's.

[11] Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11.11.2002, PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3.

Voorts kwamen de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's recentelijk ook naar voren in een in opdracht van de Commissie uitgevoerde studie over de sociaal-economische situatie van de insulaire en met name de ultraperifere regio's. Een onderdeel van die studie gaat specifiek over de ultraperifere regio's. De resultaten van deze studie worden momenteel door de Commissie verwerkt. Indien nodig zullen aanvullende studies worden uitgevoerd om in 2003 het gevraagde verslag over de algemene strategie ten aanzien van de ultraperifere regio's te kunnen opstellen.

Tijdens haar besprekingen over de toekomst van het regionaal beleid zal de Commissie zich o.m. op deze analyses en studies baseren. Voor de acties in het kader van het economisch en sociaal cohesiebeleid zijn de middelen en de vooruitzichten weliswaar vastgesteld tot en met 2006, maar de uitbreiding van de Unie in de zeer nabije toekomst zal ingrijpende gevolgen voor dit beleid hebben.

De Commissie heeft dan ook een zeer breed debat over de toekomst van het cohesiebeleid geopend, waaraan vertegenwoordigers van alle regionale en lokale instanties en verenigingen deelnemen. Deze besprekingen zullen worden voortgezet en er zullen voorstellen worden ingediend. Ze zullen objectieve en billijke oplossingen moeten bieden, met name rekening houdend met de specifieke handicaps van de ultraperifere regio's.

3.2. Wat staatssteun betreft herinnert de Commissie eraan dat het begrip "ultraperifere gebieden" voor het eerst voorkomt in de "Wijziging van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen" [12] van 2000.

[12] PB C 258 van 9.9.2000, blz. 5.

In deze wijziging wordt uitdrukkelijk verwezen naar artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag. Door deze wijziging mag in ultraperifere regio's die onder de afwijking van artikel 87, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag vallen, exploitatiesteun worden toegekend. De voorschriften voor de toetsing van de verenigbaarheid van deze steun met de gemeenschappelijke markt zijn gunstiger dan die voor regio's die niet de status van ultraperifere regio of regio met een geringe bevolkingsdichtheid hebben. Zij maken het namelijk mogelijk exploitatiesteun toe te staan die niet degressief en niet in de tijd beperkt is.

De Commissie heeft de meeste aangemelde steunregelingen voor ultraperifere regio's na een eerste onderzoek goedgekeurd, en zonder formele onderzoeksprocedure besloten daartegen geen bezwaar te maken.

De Commissie heeft akte genomen van de "Resolutie over staatssteun", die de voorzitters van de ultraperifere regio's in oktober 2002 in La Palma hebben goedgekeurd, en met name van het aan de Commissie gerichte verzoek om verder na te denken over de aanpassing van de voorschriften aan de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's.

3.3. Op fiscaal gebied heeft de Commissie verschillende ontwerpmaatregelen voorgelegd die in de loop van 2002 hebben geresulteerd in beschikkingen van de Raad. Zo heeft de Raad op 20 juni 2002 een beschikking gegeven waarbij de Spaanse autoriteiten worden gemachtigd om tot en met 31 december 2011 voor in de bijlage bij die beschikking opgesomde lokaal vervaardigde producten te voorzien in een volledige vrijstelling dan wel een vermindering van de plaatselijke belasting, nl. de "Arbitrio sobre las Importaciones y Entregas de Mercancías en las Islas Canarias (AIEM)". Deze belastingvrijstellingen of -verminderingen mogen geen verschillen doen ontstaan die naar gelang van het product groter zijn dan 5, 15 of 25% [13]. Bij deze beschikking is rekening gehouden met de specifieke handicaps van de productiebedrijven in de ultraperifere regio's en met de noodzaak om de goederenproducerende sectoren te ondersteunen met het oog op de diversifiëring van de economische activiteiten.

[13] Beschikking 2002/546/EG van de Raad van 20.6.2002, PB L 179 van 9.7.2002, blz. 22.

Wat de Franse overzeese departementen betreft hebben de Franse autoriteiten in maart 2002 de Commissie verzocht de regeling voor de heffing op over zee aangevoerde goederen ("octroi de mer''), die op 31 december 2002 verstrijkt, te verlengen voor een periode van tien jaar, te rekenen vanaf 1 januari 2003. In samenspraak met de Franse autoriteiten onderzoekt de Commissie momenteel dit verzoek. Zij heeft geconstateerd dat verdere gegevens nodig zijn om het onderzoek van het dossier te kunnen afronden. De Franse autoriteiten moeten de gegevens die voor de vaststelling van de toekomstige regeling nodig zijn, in het eerste kwartaal van 2003 verstrekken. Op basis hiervan zal de Commissie in de loop van 2003 een voorstel uitwerken voor een duurzame communautaire kaderregeling voor de heffing "octroi de mer".

Om evenwel de continuïteit van de huidige heffingsregeling te garanderen heeft de Commissie op 28 augustus 2002 een voorstel voor een beschikking van de Raad ingediend om de beschikking van de Raad van 22 december 1989 voor een periode van één jaar te verlengen, nl. tot en met 31 december 2003 [14]. De Raad zal dit voorstel wellicht vóór 31 december 2002 goedkeuren.

[14] COM(2002) 473 def.

Voorts heeft de Raad in 2002 twee beschikkingen inzake accijnzen aangenomen. Het gaat om Beschikking 2002/167/EG van de Raad van 18 februari 2002 waarbij Portugal wordt gemachtigd tot een verlaging van de accijns in de autonome regio Madeira op aldaar geproduceerde en verbruikte rum en likeuren en in de autonome regio de Azoren op aldaar geproduceerde en verbruikte likeuren en eaux-de-vies [15] en om Beschikking 2002/166/EG van de Raad van 18 februari 2002 waarbij Frankrijk wordt gemachtigd de toepassing van een verlaagd accijnstarief op in de Franse overzeese departementen vervaardigde "traditionele" rum te verlengen [16].

[15] Beschikking 2002/167/EG van de Raad van 18.2.2002, PB L 55 van 26.2.2002, blz. 36.

[16] Beschikking 2002/166/EG van de Raad van 18.2.2002, PB L 55 van 26.2.2002, blz. 33.

3.4. Op douanegebied zijn er twee categorieën maatregelen ten gunste van de ultraperifere regio's: enerzijds maatregelen om de ontwikkeling van de in de ultraperifere regio's gevestigde vrije zones te ondersteunen en anderzijds maatregelen in het kader waarvan bepaalde producten zonder douanerechten kunnen worden ingevoerd.

Deze maatregelen passen in het kader van artikel 299, lid 2, van het Verdrag.

De vrije zone op Madeira is momenteel de enige waarvoor specifieke maatregelen gelden. Enerzijds worden tot einde 2008 de douanerechten geschorst bij invoer van bepaalde goederen die voor de uitrusting van de vrije zone zijn bestemd. Anderzijds geldt tot en met 31 december 2005 een gunstige tariefbehandeling, die kan gaan tot de volledige schorsing van de douanerechten bij invoer van bepaalde industrieproducten die in de vrije zone worden verwerkt of een ingrijpende bewerking ondergaan. De verkregen producten mogen zonder rechten in het vrije verkeer worden gebracht en naar andere delen van het douanegebied van de Gemeenschap worden verzonden zonder dat zij naar derde landen moeten worden heruitgevoerd.

Wat de invoer van goederen met vrijstelling van douanerechten betreft is bij Verordening (EG) nr. 704/2002 van de Raad toegestaan dat de douanerechten bij invoer op de Canarische Eilanden van bepaalde industrieproducten (kapitaalgoederen en grondstoffen voor onderhoud en verwerking) en visserijproducten tot en met 31 december 2011 worden geschorst [17]. Deze maatregelen zijn met name bedoeld om de plaatselijke industriële en commerciële activiteiten te handhaven en verder te ontwikkelen en om tegelijk de schorsing van de douanerechten op voor de eindconsumptie bestemde goederen geleidelijk op te heffen. Naast de douanemaatregelen ten gunste van de industrieproducten, die de maatregelen op landbouwgebied aanvullen, worden in het kader van tariefcontingenten tariefvrijstellingen toegekend voor visserijproducten die voor de plaatselijke consumptie zijn bestemd.

[17] Verordening (EG) nr. 704/2002 van de Raad van 25.3.2002, PB L 111 van 26.4.2002, blz.1.

Voorts is de Commissie bereid elke andere aanvraag om douanemaatregelen ten gunste van de ultraperifere regio's te onderzoeken, en met name die waarbij het gaat om maatregelen die bedoeld zijn om, met inachtneming van de beperkingen van artikel 299, lid 2, van het Verdrag, het effect te compenseren van het handelsbeleid ten aanzien van derde landen, en met name de buurlanden van de ultraperifere regio's.

4. Strategische domeinen

4.1. Voor het MKB en het toerisme worden momenteel tal van projecten uitgevoerd die deel uitmaken van de programmering voor 2000-2006. Gelet op de recente moeilijkheden in de toeristische sector in bepaalde ultraperifere regio's is de Commissie evenwel van mening dat naast de op vervoersgebied uit te voeren maatregelen ten minste twee soorten acties moeten worden geëvalueerd en diepgaand onderzocht. Enerzijds gaat het om maatregelen die de toegang van het MKB tot financiële middelen en kredietmogelijkheden moeten vergemakkelijken en anderzijds om een verhoging van de steun voor programma's voor beroepsopleiding in deze sectoren.

4.2. Op vervoersgebied zijn de ontwikkelingen inzake de communautaire richtsnoeren voor het trans-Europese vervoersnet van belang. Sinds de goedkeuring van Beschikking 1346/2001/EG [18] tot wijziging van de in 1996 vastgestelde richtsnoeren worden de havens van de ultraperifere regio's van gemeenschappelijk belang geacht en in het trans-Europese net geïntegreerd. Hierdoor komen zij automatisch in aanmerking voor financiering uit de TEN-begroting en uit het Cohesiefonds. Voorts heeft de Commissie op 6 november 2001 een voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad voorgelegd tot wijziging van Beschikking 1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet. Een van de prioriteiten van dit voorstel, dat nu in het Parlement en de Raad wordt besproken, is de uitbouw van de nodige infrastructuur om de ultraperifere regio's met de centrale regio's van de Unie te verbinden.

[18] Beschikking 1346/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22.5.2001, PB L 185, blz.1.

Voorts moet ook worden vermeld dat de Commissie de Raad en het Europees Parlement op 5 februari 2002 een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad heeft voorgelegd betreffende de toekenning van communautaire steun om de milieuprestaties van het vrachtvervoersysteem te verbeteren: het zogenoemde "Marco Polo"-programma. Het voorstel van de Commissie, dat nu in het Parlement en de Raad wordt besproken, voorziet in de deelname van de ultraperifere regio's aan drie soorten acties: modal-shiftacties, katalysatoracties (bijv. snelwegen op zee) en gemeenschappelijke leeracties (bijv. verbetering van de procedures in de havens).

In het algemeen is de Commissie van mening dat het vervoer een strategische factor voor de ontwikkeling van de ultraperifere regio's is, zoals ook wordt onderstreept in de conclusies van de Europese Raad van Sevilla en in de recente verklaring van de voorzitters van de ultraperifere regio's, die op 15 oktober 2002 in La Palma is aangenomen. Over deze sector zal dan ook grondig worden nagedacht in het kader van het verslag over de toekomst van de ultraperifere regio's, dat de Commissie eind 2003 zal voorleggen overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Sevilla. Met het oog hierop zal, in aansluiting op de conclusies van de ontmoeting tussen de Commissie en het toezichtcomité voor de ultraperifere regio's, die op 2 oktober 2002 in Brussel heeft plaatsgevonden, binnen de interdienstengroep van de Commissie een werkgroep vervoer worden opgericht. De werkzaamheden en het denkwerk van deze groep zullen met name betrekking hebben op de staatssteun en de openbare-dienstverplichtingen in de vervoersector (en met name op de aanpassing van de bestaande communautaire instrumenten aan de specifieke kenmerken van de ultraperifere regio's om de handicaps te compenseren), alsmede op de inschakeling van de Structuurfondsen (met name wat infrastructuur betreft) om de transportmogelijkheden waarmee de handicap van de ultraperifere ligging kan worden ondervangen, in stand te houden en uit te breiden.

4.3. Op energiegebied zijn er de ontwikkelingen inzake de communautaire richtsnoeren voor de trans-Europese energienetwerken. Op 6 maart 2002 heeft de Commissie het Europees Parlement en de Raad een voorstel voorgelegd voor een beschikking houdende wijziging van Beschikking 1254/96/EG tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector. Bij dit voorstel, dat momenteel in het Parlement en de Raad wordt besproken, wordt de onderlinge koppeling van de perifere en de ultraperifere regio's opgenomen in de communautaire richtsnoeren voor TEN-Energie. In dit verband worden twee projecten van gemeenschappelijk belang geacht: enerzijds de ontwikkeling van de elektriciteitsnetten in deze regio's en de koppeling ervan, anderzijds de invoering van aardgas en de aanleg van gasnetten. Door deze integratie zullen dergelijke projecten in aanmerking komen voor financiering in het kader van TEN, en met name voor cofinanciering van studies en andere voorbereidende werkzaamheden voor deze projecten.

Voorts is er het voorstel voor een beschikking dat de Commissie op 10 april 2002 aan het Europees Parlement en de Raad heeft voorgelegd inzake een nieuw meerjarenprogramma voor acties op energiegebied. Het gaat om het programma "Intelligente energie voor Europa" (2003-2006). Dit voorstel, dat momenteel in het Europees Parlement en de Raad wordt besproken, zet aan tot actieve deelname van de ultraperifere regio's, die per definitie belang hebben bij dit programma (dat betrekking heeft op energie-efficiëntie en bevordering van hernieuwbare energie), en voorziet in de start van kernactiviteiten voor deze regio's. Deze activiteiten zullen nader worden omschreven in het werkprogramma van de Commissie.

Inzake de compensatie van de extra kosten die het energievervoer voor de ultraperifere regio's met zich brengt, acht de Commissie het nodig om samen met de ultraperifere regio's en de betrokken lidstaten overleg te plegen om na te gaan hoe de nationale en de communautaire oplossingen voor dit probleem het best met elkaar kunnen worden gecombineerd.

4.4. Op milieugebied ziet de Commissie erop toe dat in het kader van de tussenbalans van de programmering van de Structuurfondsen rekening wordt gehouden met de behoeften van de ultraperifere regio's inzake milieu-infrastructuur. Voorts wijst zij erop dat de kwesties die voor de ultraperifere regio's van cruciaal belang zijn (zoals klimaatverandering, bescherming van de biodiversiteit, beheer van de kustgebieden, marien milieu en civiele bescherming) als prioriteiten zijn opgenomen in het zesde communautaire milieuprogramma.

4.5. De uitbouw van de informatiemaatschappij en de telecommunicatie is voor de ontwikkeling van de ultraperifere regio's van even fundamenteel belang als de havens en de luchthavens, aangezien deze infrastructuur ertoe bijdraagt de geografische afstand te overbruggen en essentiële applicaties mogelijk maakt, zoals elektronische handel, e-gouvernement en telegeneeskunde, zonder daarbij andere sectoren als onderwijs, toerisme of onderzoek te vergeten.

Het pakket voorschriften voor de telecomsector dat de Commissie in maart 2002 heeft vastgesteld, moet in de loop van 2003 door de nationale autoriteiten ten uitvoer worden gelegd en is volledig van toepassing op de ultraperifere regio's. De Commissie zal de nodige contacten leggen met de nationale autoriteiten en hen er opmerkzaam op maken dat bij de tenuitvoerlegging rekening moet worden gehouden met de behoeften van de ultraperifere regio's.

Voorts heeft de Commissie op 11 en 12 april 2002 samen met het Spaanse voorzitterschap een conferentie belegd over de informatiemaatschappij en duurzame regionale ontwikkeling. Deze conferentie heeft o.m. geleid tot een overeenkomst met de ultraperifere regio's inzake het opzetten van een programma voor de uitbouw van de informatiemaatschappij in die gebieden. De Commissie zal de werkgroep voor de ultraperifere regio's helpen bij de vaststelling en de verwezenlijking van het hieruit voortvloeiende actieplan.

Daarnaast zal de Commissie er in het kader van de controle op de telecommunicatietarieven en -prijzen op toezien dat de ultraperifere regio's in de periode 2003-2005 niet worden gediscrimineerd op het vlak van de tarieven en zal zij aandringen op een prijsverlaging die door betere concurrentie moet worden bewerkstelligd.

Wat de programma's inzake innoverende acties betreft is het bemoedigend op te merken dat de ultraperifere regio's reeds in 2001, het eerste jaar van het initiatief, veel belangstelling hebben getoond voor de nieuwe generatie innoverende acties in het kader van het EFRO 2000-2006. Dit onderdeel van het EFRO heeft tot doel op het gebied van de prioriteiten "informatiemaatschappij", "technologische innovatie" en "duurzame ontwikkeling" innoverende praktijken die tot economische en sociale ontwikkeling bijdragen, op te sporen en de uitvoering ervan te ondersteunen.

Voor de betrokken regio's gaat het momenteel om het volgende:

- Réunion heeft, om zijn plaatselijke economie meer slagkracht te geven, ervoor gekozen zijn regionaal programma voor innoverende acties af te stemmen op de vaardigheden en kwalificaties van zijn bevolking en op de aanpassing daarvan aan de vraag van de bedrijven in de sector nieuwe informatie- en communicatietechnologieën;

- de Canarische Eilanden hebben hun programma opgebouwd rond een regionale strategie voor de aansluiting van de archipel op de informatiemaatschappij (bevolking, bedrijven en nieuwe economische activiteiten);

- De innoverende activiteiten van Madeira bestaan hoofdzakelijk in het opzetten van een regionale strategie en modelprojecten op het gebied van OTO en endogene, duurzame ontwikkeling.

Guadeloupe en de Azoren hebben in mei 2002 programma's voor innoverende acties voorgelegd, die nu door de diensten van de Commissie worden geëvalueerd.

Ten slotte zal de Commissie ook toezien op de toepassing van het zesde kaderprogramma voor onderzoek en op de uitbouw van de Europese onderzoekruimte. Zo wil zij garanderen dat de ultraperifere regio's hieruit, en met name uit de realisatie van de prioriteiten op het gebied van de informatietechnologie, het grootst mogelijke voordeel halen. Zoals de voorzitters van de ultraperifere regio's in de conclusies van de Conferentie van La Palma in oktober 2002 hebben onderstreept, moet met het oog hierop ondersteuning worden geboden aan een dynamische en innoverende aanpak die op duurzame ontwikkeling is gericht.

4.6. Op onderzoekgebied heeft de Commissie opdracht gegeven tot een studie over het onderzoekpotentieel in de ultraperifere regio's. Het is de bedoeling om op basis van een inventaris van de bestaande middelen na te gaan welke maatregelen moeten worden genomen om de ultraperifere regio's in staat te stellen intenser deel te nemen aan de Europese onderzoekruimte, alsmede het onderzoek dat in de ultraperifere regio's wordt verricht, uit zijn isolatie te halen.

De studie, die ook aanbevelingen bevat, is voorgesteld tijdens de conferentie van La Palma in oktober 2002. In overleg met de ultraperifere regio's zal de Commissie deze aanbevelingen evalueren om op communautair, nationaal en regionaal niveau acties te kunnen ondernemen met als doel de onderzoekactiviteiten van de ultraperifere regio's beter te integreren.

4.7. Wat onderwijs betreft herinnert de Commissie aan het belang van de regionale onderwijsnetten voor de ondersteuning van de duurzame ontwikkeling.

5. Internationale omgeving en regionale samenwerking

Kenmerkend voor de internationale omgeving van de ultraperifere regio's is dat zij streven naar integratie binnen hun regionale context. Dit impliceert met name dat een correcte evaluatie moet worden gemaakt van het effect van de handels- en associatieovereenkomsten met de regio's en staten die in het geografische gebied van de ultraperifere regio's liggen. Daarom heeft de Commissie hierover een studie opgezet, met name om na te gaan wat het effect op de ultraperifere regio's is van de nieuwe "ACS-EU-partnerschapsovereenkomst" en van het initiatief "Alles behalve wapens". Bij de analyse zal ook rekening moeten worden gehouden met het effect van de andere van toepassing zijnde handelsmaatregelen en -overeenkomsten, en met name de handelsovereenkomsten met de landen van het Middellandse-Zeebekken.

Deze studie zou moeten duidelijk maken welke maatregelen kunnen worden genomen opdat de ultraperifere regio's alle kansen te baat nemen om hun economische en commerciële activiteiten te stimuleren en om zichzelf voor te bereiden op de uitdaging van de aanpassing die uit de handelsmaatregelen en -overeenkomsten voortvloeit.

Voorts kunnen de ultraperifere regio's dankzij de recente goedkeuring van drie programma's in het kader van INTERREG III B die specifiek voor die regio's zijn bedoeld, beschikken over aanvullende financieringsinstrumenten, wat de harmonieuze integratie binnen hun regionale context vergemakkelijkt. In de ontwikkelingsstrategie van deze INTERREG-programma's staan internationale openheid en regionale integratie centraal. De ultraperifere regio's krijgen in het kader van deze programma's de kans onderling samen te werken en multilaterale acties op te zetten.

6. Het werkprogramma xxx van de Commissie voor 2003 voor de ultraperifere regio's

6.1. De werkzaamheden van de Commissie op dit gebied worden gekenmerkt door de partnerschapsbetrekkingen met de ultraperifere regio's. Dit houdt in dat rekening moet worden gehouden met de resultaten van de besprekingen met de voorzitters, het toezichtcomité voor de ultraperifere regio's en de werkgroepen op specifiekere gebieden, zoals die voor vervoer, staatssteun, energie, traditionele producties, onderzoek en informatiemaatschappij.

6.2. De Commissie zal doorgaan met de evaluatie van de uitvoering van artikel 299, lid 2, van het EG-Verdrag, in die zin dat zij halfjaarlijkse balansen blijft opstellen en, naast het derde verslag over de economische en sociale cohesie, ook een verslag zal maken over een algemene strategie ten gunste van de ultraperifere regio's. Naast het communautaire beleid op de terreinen die traditioneel aan bod komen in het kader van de maatregelen voor de ultraperifere regio's, zal de Commissie onderwerpen behandelen die recentelijk in verband met deze regio's ter sprake werden gebracht, zoals immigratie en het institutionele lot van artikel 299, lid 2, in het toekomstige verdrag.

7. Conclusies

De periode 2002/2003 wordt gekenmerkt door kwesties die voor de ultraperifere regio's bijzonder belangrijk en delicaat ??? zijn. Voorts zijn voor de ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van deze regio's gevarieerde antwoorden nodig die door het communautaire beleid op verschillende terreinen moeten worden geboden. Al deze maatregelen moeten met elkaar gemeen hebben dat de specifieke kenmerken van deze regio's adequaat worden gemeten en dat passende antwoorden worden geboden binnen het communautaire rechtskader en de beschikbare communautaire hulpbronnen. De Commissie is zich bewust van wat er op het spel staat. Zij heeft al tal van initiatieven genomen en zal doorgaan met de algemene strategie die ten aanzien van deze regio's moet worden gevolgd.