52002DC0511

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Een strategie voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur /* COM/2002/0511 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - EEN STRATEGIE VOOR DE DUURZAME ONTWIKKELING VAN DE EUROPESE AQUACULTUUR

INHOUD

1. INLEIDING

2. DE UITDAGINGEN

3. DOELSTELLINGEN

4. VOORGESTELDE ACTIES

4.1. Grotere productie

4.2. Concurrentie om ruimte

4.3. Marktontwikkeling, afzetbevordering en voorlichting

4.4. Opleiding

4.5. Beter bestuur

4.6. Veiligheid van aquacultuurproducten

4.6.1. Volksgezondheid

4.6.2. Diergezondheid

4.7. Dierenwelzijn

4.8. Milieuaspecten

4.9. Onderzoek

5. CONCLUSIES

BIJLAGE

1. INLEIDING

De aquacultuur is uiterst divers en omvat een breed spectrum van soorten, systemen en methoden [1]. In economisch opzicht schept de bedrijfstak nieuwe economische mogelijkheden, namelijk werkgelegenheid, een doeltreffender gebruik van de plaatselijke middelen en mogelijkheden voor renderende investeringen. Ook de bijdrage van de aquacultuur aan de handel, zowel plaatselijk als internationaal, neemt toe.

[1] Onder "aquacultuur" wordt verstaan de kweek of teelt van aquatische organismen, waarbij technieken worden gebruikt om de aangroei van de betrokken organismen te verhogen tot boven de natuurlijke capaciteiten van het milieu; deze organismen blijven in de gehele fase van de kweek of de teelt, tot en met de oogst, eigendom van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon. (Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector)

De Commissie heeft het belang van de aquacultuur in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid erkend, evenals de noodzaak om een strategie voor de duurzame ontwikkeling van deze sector uit te tekenen [2]. Deze strategie moet in samenhang zijn met de overige strategieën van de Gemeenschap en in het bijzonder met de strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling [3] en met de conclusies van de Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001.

[2] COM(2002) 181 definitief

[3] COM(2001) 264 definitief

De belangrijkste aquacultuurproducten van de Unie zijn vis (forel, zalm, zeebaars, zeebrasem) en weekdieren (mosselen, oesters en kokkels). De productie is van 642.000 ton in 1980 gestegen tot 944.000 ton in 1990 en heeft in het jaar 2000 zo'n 1.315.000 ton bereikt. Dit is slechts 3% van de totale aquacultuurproductie in de hele wereld, maar de EU neemt wereldwijd wel de belangrijkste plaats in voor bepaalde producten zoals forel, zeebaars, zeebrasem, tarbot en mosselen. De totale waarde bedraagt momenteel EUR 2500 miljoen per jaar. De aquacultuur is goed voor 17% van het volume en 27% van de waarde van de totale visserijproductie van de Unie.

Europa beschikt over ervaren aquacultuurwetenschappers en goede onderzoeksfaciliteiten die een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd aan de groei van de sector. Voor bepaalde soorten zijn de kweekmethoden in Europa uitgevonden. Het laatste decennium is de jaarlijkse groei van de aquacultuur in de EU, zo'n 3,4%, wel achtergebleven bij de gemiddelde groei in de wereld (die zo'n 11% bedraagt). De vooruitgang van de viskweek is goed geweest, maar lijkt nu te vertragen, en de ontwikkeling van de kweek van weekdieren is tamelijk bescheiden geweest, met zo'n 2,1% per jaar.

De aquacultuur in de Unie bestaat hoofdzakelijk uit drie grote subsectoren met een verschillende geschiedenis en uiteenlopende kenmerken. Het zijn:

1. Zoetwaterviskweek. De kweek van zoetwatervissen is een traditionele activiteit die nu wordt geconfronteerd met het probleem dat de marktwaarde van de producten in verhouding tot de productiekosten betrekkelijk laag is. Forel is, wat de waarde betreft, de belangrijkste van de in de Unie gekweekte soorten, goed voor zo'n EUR 500 miljoen/jaar. De levensvatbaarheid van de forellenkweek heeft in het verleden bijna overal in de Unie onder druk gestaan, maar recentelijk is de situatie enigszins verbeterd. In de karperkweek is de situatie slechter. Er bestaan nog veel meer soorten die gekweekt kunnen worden, maar het probleem is dat de vraag naar die soorten erg beperkt is. Het is niet waarschijnlijk dat de vraag naar zoetwatervis in de nabije toekomst sterk zal toenemen, tenzij afzetbevorderingsinitiatieven worden genomen om de huidige tendens te keren. In de meeste gevallen wordt zoetwatervis gekweekt in intensieve systemen, waardoor milieunormen een uiterst belangrijke rol spelen.

2. De kweek van zeeweekdieren. Weekdieren zijn goed voor bijna 60% van het volume van de aquacultuur in de Unie, maar slechts 30% van de waarde daarvan. Bedrijven uit deze subsector komen voor in alle kustgebieden van de Unie en kunnen op plaatselijk niveau uiterst belangrijk zijn, zowel voor de economie als voor de werkgelegenheid. Het is een betrekkelijk oude, traditionele activiteit die vaak wordt uitgeoefend in kleine, technisch eenvoudige familiebedrijven. Over het algemeen is het huidige niveau van de technische ontwikkeling voldoende, al kan de technologie nog wel verder worden ontwikkeld om meer verschillende soorten te kweken. Bij deze kweek is voederen overbodig, aangezien weekdieren hun voedsel uit de natuur halen. Hierdoor is de opbrengst echter wel afhankelijk van de weersomstandigheden, zodat de bedrijfstak soms te kampen heeft met een schommelende aanvoer. De winstgevendheid wordt ook beïnvloedt door de steeds vaker voorkomende groei van toxische algen en door specifieke plaatselijke ecologische problemen.

3. De zeeviskweek is het meest recent; begonnen in de jaren '70 en technisch het meest complex. Tot het begin van de jaren '90 was de zeeviskweek winstgevender dan enige andere vorm van aquacultuur. Dit trok nieuwe investeerders aan waardoor de productie snel toenam, wat weer moeilijkheden op de markt en prijsdalingen veroorzaakte. Deze subsector heeft ook te maken met ecologische problemen die verband houden met de intensieve kweek, waarbij de vis wordt gevoed met industrieel voedsel. De productie wordt gedomineerd door zalm, zowel naar de hoeveelheden als naar de waarde gemeten. De laatste vijftien jaar is ook de kweek van zeebaars en zeebrasem in de Middellandse Zee sterk toegenomen.

In de Unie worden ook betrekkelijk kleine hoeveelheden schaaldieren en zeewier geteeld. Dit laatste product biedt voor de toekomst wellicht groeimogelijkheden.

Over de hele Unie verspreid wordt aquacultuur bedreven, veelal in van de visserij afhankelijke landelijke en perifere regio's, waar een chronisch gebrek aan alternatieve werkgelegenheid heerst. Over de sociaal-economische invloed van de aquacultuuractiviteiten in de kustgebieden van Europa is weinig bekend. Uit een recent onderzoek in enkele Schotse regio's [4] is echter wel gebleken dat de ontwikkeling van de zalmkweek een eind heeft gemaakt aan de daling van het aantal plattelandsbewoners (voor het eerst sinds het begin van de vorige eeuw) en dat jongeren door deze activiteit het hele jaar door werk kunnen vinden, terwijl andere economische activiteiten, zoals het toerisme, seizoensgebonden zijn. De aquacultuur, en met name de weekdierkweek en de kweek in kooien, kan een aanvullende parttime bron van inkomsten zijn voor vissers en een alternatief voor werknemers uit de visserijsector die hun baan verliezen, aangezien voor de zeeviskweek werknemers nodig zijn die op en vanaf schepen kunnen werken.

[4] The Scottish Office. "The Economic Impact of Scottish Salmon Farming". Maart 1999.

In 1998 waren in de aquacultuur in de EU minstens 80.000 mensen voltijds of in deeltijd werkzaam, in totaal overeenkomend met 57.000 voltijdsequivalenten. De traditionele aquacultuur speelt in sommige gebieden een belangrijke sociaal-economische rol. In Galicië (Spanje), het Europese hart van de mossel- en tarbotkwekerij, levert de aquacultuur ongeveer 13.500 arbeidsplaatsen op, de indirecte werkgelegenheid nog buiten beschouwing gelaten. In Frankrijk zijn in de streek Charente-Maritime ongeveer 4700 mensen en in Bretagne meer dan 3000 werkzaam in de oesterkweek. In de jaren '80 en '90 heeft de ontwikkeling van de zeeviskweek gezorgd voor duizenden nieuwe arbeidsplaatsen in perifere regio's in Schotland, Ierland en Griekenland.

Niet het hele grondgebied van de Unie is geschikt voor aquacultuur, aangezien verschillende factoren het rendement en de levensvatbaarheid van aquacultuurbedrijven beïnvloeden (de waterkwaliteit, de beschikbaarheid en de kosten van ruimte, de klimatologische omstandigheden enz.). Het is voor het vestigen van een aquacultuurbedrijf van essentieel belang een systematische, geïntegreerde beoordeling te maken van zowel de positieve als de negatieve gevolgen van nieuwe aquacultuuractiviteiten. Dit is onontbeerlijk alvorens projecten met overheidsmiddelen worden gefinancierd.

Een visie op de toekomst

De aquacultuur in de EU heeft zich de laatste twee decennia goed ontwikkeld, en dit is mede mogelijk gemaakt door de vele communautaire initiatieven ter ondersteuning van deze sector. De Unie beschikt over uitgebreide juridische middelen met betrekking tot de aquacultuur en er wordt nog steeds gewerkt aan de optimalisering van het juridische kader. Toch is er nog steeds ruimte voor verdere verbetering, en de recente stagnering van de groei moet worden aangepakt.

Hoewel het algemene kader positieve mogelijkheden voor verdere ontwikkeling biedt, heeft de aquacultuur in Europa nog steeds te maken met verschillende problemen, in het bijzonder met betrekking tot de vereisten inzake de bescherming van de volksgezondheid, de gevolgen voor het milieu en de instabiliteit van de markt.

De komende tien jaar moet de aquacultuur zich ontwikkelen tot een stabiele bedrijfstak die voor zekere werkgelegenheid op lange termijn en voor de ontwikkeling van landelijke en kustgebieden zorgt, en die alternatieven biedt voor de visserijsector, zowel wat de producten als wat de werkgelegenheid betreft.

Om te zorgen voor werkgelegenheid en welzijn, moet de Europese aquacultuur economisch levensvatbaar en onafhankelijk zijn. De markt moet de drijvende kracht achter de ontwikkeling van de aquacultuur zijn; productie en vraag moeten in evenwicht zijn en een verhoging van de productie boven het niveau van de waarschijnlijke vraag mag niet worden gestimuleerd. De verscheidenheid aan producten moet worden uitgebreid en er moeten betere afzetstrategieën worden toegepast. Particuliere investeerders zijn de hoofdrolspelers bij het verwezenlijken van vooruitgang, en moeten dit ook blijven, al blijft er een belangrijke rol weggelegd voor de overheid; zij moet erop toezien dat de economische levensvatbaarheid niet ten koste gaat van de bescherming van het milieu en de kwaliteit van de producten.

De fundamentele vraag is derhalve hoe het concurrentievermogen, de productiviteit en de duurzaamheid van de aquacultuursector in stand gehouden kunnen worden. Voor de verdere ontwikkeling van de sector moet een benadering worden gekozen waarin zowel de kweekmethoden als de sociaal-economische aspecten, het gebruik van de natuurlijke hulpbronnen en het goed bestuur worden geïntegreerd, zodat de duurzaamheid van de sector wordt gegarandeerd.

2. DE UITDAGINGEN

* De aquacultuur heeft nog steeds te maken de instabiele marktprijzen die kenmerkend zijn voor jonge, snelgroeiende bedrijfstakken in de levensmiddelenindustrie.

* Het grote publiek denkt dat aquacultuurproducten verontreinigd zijn met gevaarlijke chemicaliën, maar dit is slechts zeer zelden het geval. De consumptie van visserijproducten [5] is zelfs goed voor de gezondheid, als kan worden gegarandeerd dat de in Europa gekweekte en ingevoerde visserijproducten veilig en van goede kwaliteit zijn en dat zij worden geproduceerd met inachtneming van de vereisten inzake diergezondheid en -welzijn.

[5] Onder "visserijproducten" wordt in deze mededeling verstaan: alle producten die de visvangst en aquacultuur opleveren

* In bepaalde gebieden krijgt de aquacultuur aanzienlijke kritiek van het publiek vanwege de negatieve gevolgen voor het milieu.

Stimulering van de economische levensvatbaarheid

De ontwikkeling van de markt voor visserijproducten in Europa biedt goede mogelijkheden voor gekweekte producten, aangezien deze voldoen aan de eisen van de supermarkten (regelmatige aanvoer, beschikbaarheid en homogeniteit van de producten); er zijn nieuwe verwerkingstechnieken ontwikkeld en er is een breed scala aan nieuwe producten op basis van gekweekte soorten ontstaan.

De verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen van de investeringen en de productie rust nog altijd op de ondernemers, die daarbij voor ogen moeten houden dat verzadiging van de markt een van de grootste bedreigingen voor de aquacultuursector is. De meeste takken van aquacultuur hebben sinds het begin van de jaren '90 te maken gehad met dalende marktprijzen. Dit is niet noodzakelijk een slechte ontwikkeling geweest, aangezien hierdoor de productiviteit is gestimuleerd en vernieuwende afzetmethoden zijn ontwikkeld. Momenteel valt de efficiëntie van de productie echter nauwelijks verder te verbeteren en hebben de producenten in alle belangrijke aquacultuurtakken door de geringe winstmarges weinig ruimte voor investeringen in onderzoek, ontwikkeling en afzet.

Overheidssteun. De financiële steun die de Gemeenschap sinds het eind van de jaren '70 heeft verleend voor investeringen in de aquacultuur, heeft de groei van de productie gestimuleerd. De steun was gerechtvaardigd doordat de aquacultuur kon worden beschouwd als een instrument in het regionale cohesiebeleid; bovendien waren investeringen in de zeeviskwekerij in de jaren '70 en '80 nog uiterst risicovol. De steun slaagde erin Europese investeerders aan te moedigen en fungeerde als katalysator voor investeringen en nieuwe ontwikkelingen in de sector die zonder de steun aanzienlijk meer tijd zouden hebben gevergd. De steun kwam voornamelijk ten goede aan pas ontstane takken van de aquacultuur. Ondertussen is de situatie echter veranderd en vormt overproductie voor bepaalde takken een ernstige bedreiging.

Nieuwe soorten en een biologische en "milieuvriendelijke" aquacultuur kunnen bijdragen tot een verdere groei van de aquacultuurproductie in de EU. Het verruimen van het scala aan gekweekte soorten en rassen levert nieuwe mogelijkheden op, en moet dan ook verder actief worden gestimuleerd. Het bio-logo is een belangrijke indicator voor een betrouwbare biologische kwaliteit; sommige lidstaten hebben eigen nationale regels maar er bestaan geen internationaal bindende verordeningen inzake biologische aquacultuur. Ook bepaalde vormen van speciale "milieuvriendelijke" aquacultuur (zoals de extensieve viskweek, zie hoofdstuk 4.8) verdienen extra steun, met inbegrip van de ontwikkeling van specifieke keurmerken.

Voeder in de aquacultuur. Vismeel en visolie zijn essentiële ingrediënten van visvoer. In 2000 is niet minder dan 35% van het in de hele wereld geproduceerde vismeel gebruikt voor visvoer. Het laatste decennium is de hoeveelheid vismeel die wordt gebruikt voor de productie van visvoer voor de aquacultuur aanzienlijk afgenomen, maar de totale jaarlijkse wereldproductie van visvoer is gelijk gebleven. Naarmate de aquacultuur is gegroeid, wordt een steeds groter gedeelte van het geproduceerde vismeel niet meer voor het traditionele doel gebruikt, maar voor het voederen van landdieren. Het gebruik van vismeel in diervoeder wordt bepaald door economische factoren; als de prijzen van vismeel stijgen, vervangen voederproducenten het vismeel in veevoeder door andere eiwitbronnen, afkomstig van planten (soja, maïs, tarwe). Het verdwijnen van vismeel uit het voeder voor de aquacultuur heeft geen netto-effect op de totale vismeelproductie op de korte termijn, aangezien de prijs van vismeel daardoor daalt en grotere hoeveelheden worden gebruikt voor de productie van kippen- en varkensvoeder.

Anderzijds wordt door de intensivering van de zoetwaterkweek in Azië tegen het einde van dit decennium wellicht 70% tot 80% van de wereldproductie van visolie en minstens 50% van de totale vismeelproductie gebruikt, wat tot aanvoerproblemen zou kunnen leiden. Aangezien deze producten beperkt zijn, is het buitengewoon belangrijk onderzoek te blijven verrichten naar vervangende eiwitbronnen voor de productie van visvoer.

Concurrentie om ruimte. Vele klachten omtrent de ontwikkeling van de aquacultuur houden verband met de concurrentie om de beschikbare ruimte; door de recente groei van de aquacultuur, met name in de kustgebieden waar al veel activiteiten zijn geconcentreerd, wordt de sector beschouwd als de nieuwkomer die de statu quo van de bestaande gebruikers verstoort. In de toekomst zal het voor aquacultuur benodigde land en water steeds duurder worden. Aquacultuurbedrijven zullen gedwongen worden op volle zee te gaan werken, maar dit is slechts voor enkele soorten mogelijk. De technologie inzake aquacultuur op volle zee moet dan ook verder worden ontwikkeld.

Het demonstratieprogramma van de Commissie inzake de geïntegreerde inrichting van kustgebieden heeft aangetoond dat dergelijke complexe situaties het best kunnen worden opgelost door middel van een geïntegreerde territoriale aanpak waarbij gelijktijdig aandacht wordt besteed aan de vele verschillende problemen waarmee een regio te maken kan krijgen en waarbij alle belanghebbenden worden betrokken.

Markten en afzet. Op bepaalde soorten gerichte afzetbevorderingscampagnes zijn belangrijke hulpmiddelen om nieuwe markten te ontsluiten en bestaande te verruimen, maar de overheidssteun uit het FIOV [6] is onvoldoende gebleken, aangezien de kosten voor de "arme" aquacultuursectoren nog steeds te hoog zijn en het bijna onmogelijk is transnationale campagnes te financieren. Betrouwbare statistieken over de visconsumptie ontbreken veelal en er is nog steeds behoefte aan economische analyse, onder andere van de macro-economische ontwikkelingen. Ook voortdurend bijgewerkte statistische gegevens over de productie en de markten zijn van essentieel belang. Bedrijven maken nog onvoldoende gebruik van de beschikbare officiële kwaliteitsregelingen. Bovendien bewijst de onwil van bepaalde Europese bedrijven om toe te treden tot gemeenschappelijke organisaties, dat het een uiterst individualistische beroepsgroep is, en het gebrek aan een samenhangende benadering heeft de regionale markten voor bepaalde soorten al enkele malen ernstig verstoord.

[6] Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij, Verordening (EG) nr. 2792/1999, PB L 337 van 30/12/1999

Beter bestuur. Een samenhangende en specifieke Europese wetgeving voor aquacultuur bestaat niet, aangezien vele vraagstukken op dit gebied zijn geregeld bij nationale wetgeving, die weer is beïnvloed door verscheidene horizontale richtlijnen van de Gemeenschap. Deze complexe situatie zou al hebben geleid tot verstoring van de concurrentieverhoudingen tussen producenten uit verschillende lidstaten.

Waarborging van voedselveiligheid, diergezondheid en dierenwelzijn

Visserijproducten zijn een belangrijke bron van meervoudig onverzadigde vetzuren, eiwitten, fosfor, ijzer, selenium, jodium en vitaminen. De consumenten moeten van deze goede eigenschappen kunnen profiteren, maar er ook zeker van kunnen zijn dat aquacultuurproducten gezond en veilig zijn.

Dioxine. De Raad heeft op 27 november 2001 Richtlijn 2001/102/EG van de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/29/EG van de Raad inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding [7] goedgekeurd, waarin maximumgehalten zijn vastgesteld voor dioxinen in vismeel, visolie en visvoer. Op 29 november 2001 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 2375/2001 van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 van de Commissie tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen [8] goedgekeurd, waarbij maximumgehalten voor dioxinen in vis zijn vastgesteld. Het maximumgehalte voor vis zorgt ervoor dat de meest vervuilde 5% van alle visserijproducten niet op de markt komt. Dit heeft naar alle waarschijnlijkheid geen gevolgen voor gekweekte vis, aangezien visvoer moet voldoen aan strikte eisen inzake de maximumgehalte, waardoor de gekweekte vis voldoet aan de maximumgehalten voor dioxinen in vis.

[7] PB L 6 van 10/1/2002

[8] PB L 321 van 6/12/2001

Antibiotica. Het gebruik van antibiotica in de Europese aquacultuur is de laatste tien jaar aanzienlijk afgenomen, voornamelijk door de ontwikkeling van vaccins. Deze tendens moet verder worden aangemoedigd, en de ontwikkeling van nieuwe vaccins is een onderzoeksprioriteit. Dit moet ook het profylactisch gebruik van antibiotica verder terugdringen. Residuen van antibiotica in levensmiddelen worden gecontroleerd overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 96/23 van de Raad [9]. Derde landen die naar de EU exporteren moeten ook voorzien in programma's voor de controle op residuen om aan de EU-normen te kunnen voldoen.

[9] PB L 125 van 23/5/1996

Schadelijke algengroei vormt regelmatig een bedreiging voor de volksgezondheid en veroorzaakt economische schade voor de visvangst, de aquacultuur en het toerisme. De oorzaken ervan zijn nog niet volledig duidelijk, maar er raakt steeds meer bekend over de belangrijke rol van nutriënten.

Diergezondheid. De eerste communautaire wetgeving inzake diergezondheid in de aquacultuur is in 1991 goedgekeurd. Ondertussen bestaat gedetailleerde geharmoniseerde wetgeving over alle diergezondheidsaspecten bij het kweken van aquatische organismen. De primaire wetgeving omvat veterinairrechtelijke voorschriften voor het in de handel brengen van aquacultuurdieren en aquacultuurproducten [10] en communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten [11] en van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren [12]. De wetgeving is echter afgestemd op de situatie in de sector aan het eind van de jaren '80 en het begin van de jaren '90, en moet derhalve worden bijgewerkt en aangepast aan de huidige productieomstandigheden en marktsituatie.

[10] Richtlijn 91/67/EEG (PB L 46 van 19/2/1991), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/45/EG (PB L 189 van 3/7/1998)

[11] Richtlijn 93/53/EEG (PB L 175 van 19/7/1993), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2001/288/EG van de Commissie (PB L 99 van 10/4/2001)

[12] Richtlijn 95/70/EEG (PB L 332 van 30/12/1995), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2001/293/EG van de Commissie (PB L 100 van 11/4/2001)

Visluis. Een bijzonder diergeneeskundig probleem bij de zalmkweek zijn visluizen. Deze parasieten verspreiden zich op gekweekte zalm, en met name jonge wilde vis van trekkende soorten (hoofdzakelijk zeeforel) kan hierdoor tijdens trekbewegingen in riviermondingen ernstig geïnfecteerd raken. De afname van de overvloed aan wilde zalmachtigen houdt ook verband met andere factoren, maar er zijn steeds meer wetenschappelijke bewijzen voor een rechtstreeks verband tussen het aantal met visluizen geïnfecteerde dieren en de aanwezigheid van kooien in de betrokken estuaria.

Ziektebestrijding in de aquacultuur moet in de eerste plaats worden gericht op preventie (goede beheerspraktijken, vaccinaties enz.) en pas daarna op genezing, maar het gebruik van diergeneesmiddelen is in bepaalde omstandigheden noodzakelijk. Aangezien diergeneesmiddelen pas in de handel mogen worden gebracht na een volledige evaluatie van kwaliteit, doeltreffendheid en veiligheid [13], vormen de grote investeringen die nodig zijn voor het ontwikkelen van nieuwe middelen een belemmering voor de beschikbaarheid van dergelijke middelen voor bepaalde soorten en ziekten [14].

[13] Overeenkomstig Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PB L 311 van 28/11/2001, blz. 1)

[14] Mededeling van de Commissie van 5 december 2000, COM(2000) 806 definitief

Aanpak van milieueffecten

Het is belangrijk dat iedere ontwikkeling van de aquacultuur een product oplevert waarvan de consument niet alleen de prijs, kwaliteit en veiligheid betreft aanvaardbaar vindt, maar ook de gevolgen voor het milieu. De aquacultuur wordt ervan beschuldigd het milieu negatief te beïnvloeden, al zijn vele van deze invloeden nog niet wetenschappelijk bewezen. Er moeten maatregelen worden genomen om achteruitgang van het milieu te voorkomen. De EU is verdragsluitende partij bij het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit [15] en heeft de Gedragscode inzake verantwoorde visserij van de FAO [16] ondertekend, en het is dan ook vanzelfsprekend dat de strategie van de Gemeenschap voor de ontwikkeling van de aquacultuur verenigbaar moet zijn met de strategieën voor de bescherming van het milieu [17].

[15] Het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit is op 5 juni 1992 goedgekeurd en op 29 december 1993 in werking getreden

[16] De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties, 1995

[17] Met name de Europese strategie voor duurzame ontwikkeling (COM(2001) 264 definitief), het biodiversiteitsactieplan voor de visserij (COM(2001) 162 definitief., deel IV), en de mededeling van de Commissie betreffende het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (COM(2001) 31 definitief)

Eutrofiëring. Het effect van de uitstoot aan stikstof en fosfor, afkomstig van uitwerpselen van gekweekte vis of van voeder dat niet wordt opgegeten bij losse bedrijven is over het algemeen van geringe betekenis in vergelijking met de regionale instroom van nutriënten in open water, maar het kan in het gebied waar de bedrijvigheid plaatsvindt, en in de onmiddellijke omgeving daarvan, wel degelijk aanzienlijke gevolgen hebben. Het effect ervan op de biodiversiteit is afhankelijk van het aantal bedrijven en de omvang en ligging daarvan. In gebieden met veel kwekerijen zijn de verrijking met nutriënten en het risico op eutrofiëring belangrijke vraagstukken.

Opkweken van wilde vis. De vraag naar jonge dieren van wilde oorsprong als gevolg van de ontwikkeling van de kweek van paling en blauwvintonijn, zou de toestand van deze reeds sterk geëxploiteerde bestanden kunnen schaden.

Ontsnapte exemplaren, uitheemse soorten en GMO's. Ontsnapte exemplaren die paren met dieren uit inheemse bestanden kunnen op lange termijn schade aanrichten door het verlies aan genetische diversiteit. De introductie van uitheemse soorten kan ook de biodiversiteit bedreigen als vrijgelaten of ontsnapte uitheemse exemplaren zich aanpassen aan hun nieuwe omgeving. De mogelijk opzettelijke vrijlating van transgene vissen zonder beperkende maatregelen leidt tot bezorgdheid bij het grote publiek over de risico's voor het milieu. De introductie van nieuwe soorten kan ook gepaard gaan met de insleep van nieuwe ziekten, zowel onder gekweekte als onder wilde bestanden.

Positieve effecten van extensieve kweek. Duurzame aquacultuur kan in vele opzichten bijdragen tot een betere bescherming en zelfs tot het herstel van het milieu. Extensieve systemen zijn een zeer goed middel om de natuurlijke hulpbronnen van watergebieden te exploiteren, en extensieve viskweek is dan ook een goede manier om economische activiteiten te koppelen aan de bescherming en ontwikkeling van deze gebieden. Helaas vormt het feit dat deze systemen afhankelijk zijn van de natuurlijke ontwikkelingen, ook een belemmering van de productiviteit, zodat de systemen maar in geringe mate verenigbaar zijn met intensieve economische bedrijvigheid.

Aanvullen van bestanden. Vele zoetwatervisbestanden zouden door menselijk ingrijpen aanzienlijk in omvang afgenomen of zelfs verdwenen zijn uit hun natuurlijke omgeving, als er niet regelmatig nieuwe in kweekinstallaties gekweekte pootvissen zouden zijn uitgezet. In bepaalde gevallen is begonnen met de "ecologische" aanvulling van bestanden van soorten die in een bepaald gebied zijn uitgestorven.

Predatie door beschermde diersoorten. Aquacultuurinstallaties kunnen te maken krijgen met predatie door wilde vogels en zoogdieren van beschermde soorten. Dit kan de winstgevendheid van een aquacultuurbedrijf aanzienlijk schaden en het bestrijden van predatoren is moeilijk, met name in vijvers en lagunes met een grote oppervlakte. De doeltreffendheid van verschrikkers is twijfelachtig, aangezien dieren daar snel aan wennen. Tegen aalscholvers bijvoorbeeld kunnen de visserij en de aquacultuur waarschijnlijk alleen worden beschermd door een beter beheer van de alsmaar groeiende wilde populaties.

Stimulering van onderzoek

Aangezien bedrijven over het algemeen steeds groter worden, wordt onderzoek ook steeds vaker geleid door bedrijven. De kosten van O&O-activiteiten vormen echter een groot probleem, omdat de huidige financiële problemen in vele takken van de aquacultuursector het particuliere bedrijven onmogelijk maken voldoende in O&O te investeren. Er is ook behoefte aan meer onderzoek naar farmaceutische producten. Farmaceutische bedrijven hebben hiervoor echter niet altijd belangstelling, aangezien de markt klein is en de omvang van de sector gering.

3. DOELSTELLINGEN

* Het scheppen van zekere werkgelegenheid op langere termijn, met name in van de visserij afhankelijke regio's.

* Het waarborgen van de beschikbaarheid voor de consument van gezonde, veilige en kwalitatief goede producten, en het bevorderen van de naleving van strenge normen inzake diergezondheid en dierenwelzijn.

* Het waarborgen van een milieuvriendelijke gezonde sector.

De strategie van de Gemeenschap voor de duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur moet optimale omstandigheden scheppen om producenten in de sector in staat te stellen een gezond product te leveren in door de markt gewenste hoeveelheden, zonder het milieu te schaden. Het welslagen van de strategie is afhankelijk van de medewerking van alle actoren in de sector: de nationale en plaatselijke overheden, maar vooral de sector en vertegenwoordigers van de overige belanghebbenden, zoals consumenten. In de rest van het document staat beschreven welke acties nodig zijn en wat het meest geschikte niveau is om deze uit te voeren.

Het scheppen van zekere werkgelegenheid op langere termijn, met name in van de visserij afhankelijke regio's

De eerste, ambitieuze doelstelling is het uitbreiden van de werkgelegenheid in de aquacultuur met 8000 à 10.000 voltijdsequivalenten tussen 2003 en 2008. Dit zal hoofdzakelijk worden verwezenlijkt in van de visserij afhankelijke gebieden door het ontwikkelen van de weekdierkwekerij en de kooikwekerij, en biedt een alternatief aan werknemers die hun werk in de visvangst kwijtraken. Het welslagen van deze doelstelling is afhankelijk van vier subdoelstellingen:

a) Het verhogen van de groei van de aquacultuurproductie tot 4 % per jaar. Er moet met name aandacht worden besteed aan stimulering van de weekdierkweek, de kweek van nieuwe soorten, "biologische" productie en gecertificeerde milieuvriendelijke productie.

b) Het oplossen van conflicten over de beschikbare ruimte die momenteel een belemmering vormen voor de ontwikkeling van de aquacultuur in bepaalde gebieden.

c) Het bevorderen van de ontwikkeling van de markt. Dit vergt een verruiming van de afzetmogelijkheden, het aanboren van nieuwe markten, het integreren van productie en verkoop, het stimuleren van de vraag door nieuw beleid inzake kwaliteit en promotie, en het voortdurend verzamelen en analyseren van actuele gegevens over de productie en de markten.

d) Het verbeteren van het bestuur in de aquacultuursector.

Het waarborgen van de beschikbaarheid voor de consument van gezonde, veilige en kwalitatief goede producten, en het bevorderen van de naleving van strenge normen inzake diergezondheid en dierenwelzijn

Consumenten moeten kunnen blijven profiteren van de positieve effecten voor de gezondheid van de consumptie van vis en weekdieren. Het is van essentieel belang dat wordt gezorgd voor optimale bescherming van de consument wat de veiligheid en kwaliteit van de producten betreft, dat de incidentie van ziekten onder gekweekte vis wordt teruggedrongen en dat de overdracht van ziekten tussen gekweekte en wilde bestanden wordt voorkomen. Andere vraagstukken die in dit verband aan bod moeten komen zijn het welzijn van gekweekte vis en de risico's in verband met schadelijke algengroei.

Het waarborgen van een milieuvriendelijke gezonde sector

Het is belangrijk de negatieve gevolgen van de aquacultuur voor het milieu te beperken door een reeks nieuwe normen en/of vrijwillige overeenkomsten om schade aan het milieu te voorkomen. Omgekeerd moet ook de positieve bijdrage aan het milieu van bepaalde ontwikkelingen in de aquacultuur worden erkend en aangemoedigd, onder andere door financiële stimulansen van de overheid.

Ten slotte is de algemene doelstelling van het verruimen van de kennis in de bedrijfstak gericht op alle aspecten van de aquacultuur, en dit is voor de aquacultuur, net als voor alle moderne economische activiteiten van het grootste belang. Het is van essentieel belang onderzoek en technologische ontwikkeling aan te moedigen, de mogelijkheden voor de financiering hiervan door de overheid te vergroten, en particuliere initiatieven op dit gebied aan te moedigen.

4. VOORGESTELDE ACTIES

4.1. Grotere productie

* Herziening van de prioriteiten voor overheidssteun door middel van het FIOV.

* Bevordering van onderzoek naar nieuwe soorten en rassen en naar alternatieve eiwitbronnen voor visvoer.

* Het vastleggen van specifieke gemeenschappelijke definities en normen voor biologische en "milieuvriendelijke" aquacultuur.

Overheidssteun. In Verordening (EG) nr. 2792/99 is duidelijk bepaald dat verhogingen van de productie die vermoedelijk leiden tot een verstoring van de markt, niet moeten worden aangemoedigd. derhalve stelt de Commissie voor dat de steunverlening door de overheid voor aquacultuur wordt gericht op het bevorderen van modernisering van bestaande bedrijven en diversifiëring, en niet zozeer op het uitbreiden van de productiecapaciteit voor soorten waarmee de markten nagenoeg verzadigd zijn. Er moet worden gewerkt aan maatregelen op het gebied van opleiding, controle, onderzoek en ontwikkeling, en schone kweekmethoden. De verbetering van traditionele vormen van aquacultuur, zoals het kweken van weekdieren, die belangrijk zijn voor de instandhouding van het milieu en de sociale samenhang in bepaalde gebieden, moeten worden aangemoedigd.

Nieuwe soorten. De Commissie is van mening dat onderzoek naar de diversifiëring van soorten een van de belangrijkste prioriteiten is, zowel voor vissen als voor weekdieren. De geselecteerde nieuwe soorten moeten wel beantwoorden aan de voorkeur van de consument en aan nieuwe tendensen op de markt. De inspanningen moeten zo mogelijk worden gericht op soorten zoals zeewier, weekdieren en herbivore vis, zodat de primaire productie beter kan worden benut. Een andere prioriteit is de invoering van doeltreffende programma's voor genetische verbetering door selectieve kruising, wat zal leiden tot een aanzienlijke grotere productiviteit. De introductie van nieuwe soorten moet zodanig worden uitgevoerd dat de insleep van ziekten wordt vermeden.

Biologische en "milieuvriendelijke" aquacultuur. Bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 [18] is een kader van communautaire voorschriften voor de productie, etikettering en inspectie bij biologische landbouw vastgesteld. In het belang van de producenten en de kopers wil de Commissie in deze verordening voorschriften opnemen met betrekking tot de biologische aquacultuur. Aan bepaalde vormen van aquacultuur die bijzonder gunstig zijn voor de bescherming en het herstel van het milieu mag bijzondere bijstand worden verleend, onder andere voor de invoering van keurmerken (zie hoofdstuk 4.8).

[18] Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwprodukten en levensmiddelen PB L 198 van 22/07/1991

Voeder in de aquacultuur. De Commissie is van mening dat voorrang moet worden verleend aan onderzoek om alternatieve eiwitbronnen voor visvoer te vinden, met name om de kweek van carnivore vis verder te kunnen ontwikkelen en tegelijkertijd de duurzaamheid van de industriële visserij te waarborgen.

Visvoer dat in de aquacultuur wordt gebruikt, mag geen risico's opleveren voor de gezondheid van mens of dier, noch voor het milieu. Derhalve moet de EG-wetgeving ook in de toekomst worden gebaseerd op lijsten van stoffen die wel of juist niet in diervoeder mogen worden gebruikt. De voorwaarden voor de vervaardiging van voeder moeten de veiligheid van het eindproduct waarborgen. De Commissie zal binnenkort een voorstel indienen inzake voederhygiëne waaronder ook in de aquacultuur gebruikt voeder zal vallen. Bovendien gelden zijn in de EG-wetgeving voor alle in voeder te verwerken additieven regels inzake vergunningen en controles vastgelegd. De lijst van additieven wordt regelmatig gecontroleerd en bijgewerkt in het licht van nieuwe wetenschappelijke bevindingen.

4.2. Concurrentie om ruimte

* Het ontwikkelen van gesloten systemen met recirculatie van het water, van de technologie voor het kweken van vis op zee in kooien, en van het kweken van weekdieren op zee met vlotten en lijnen.

* Het integreren van de toekomstige ontwikkeling van de aquacultuur in geïntegreerde strategieën en beheersplannen voor kustgebieden.

Kwekerijen aan land. De Commissie is van mening dat gesloten systemen met recirculatie van het water verder moeten worden ontwikkeld om de behoefte aan water te verminderen en bedrijven over te plaatsen naar gebieden met een minder waardevol landschap. Voor een beperkt aantal soorten zijn dergelijke systemen reeds succesvol gebleken, maar voor vele andere soorten zijn deze nog niet kosteneffectief op commerciële schaal. Extra onderzoek en verfijning van de technologie kunnen systemen met recirculatie van het water economisch levensvatbaarder maken.

Zeeviskweek. Viskooien moeten verder van de kust worden verwijderd en extra onderzoek en ontwikkeling inzake de technologie voor kooien op volle zee moet in dit verband worden aangemoedigd. Ervaring van buiten de aquacultuursector, bijvoorbeeld inzake booreilanden, kan ook op het gebied van de aquacultuuruitrusting verrijkend zijn, aangezien kan worden bespaard op de kosten van de ontwikkeling van technologieën.

Weekdierkweek. In de traditionele weekdierkwekerij is de concurrentie om de beschikbare ruimte geen groot probleem, maar ruimte vinden voor nieuwe bedrijven is moeilijk, aangezien deze vorm van kweek uiterst gevoelig is voor externe verontreiniging en een grote oppervlakte vergt om zich goed te kunnen ontwikkelen. De technologische ontwikkeling van vlotten en lijnen op volle zee is succesvol geweest. Derhalve meent de Commissie dat lidstaten meer prioriteit zouden moeten geven aan FIOV-financiering voor deze technologieën, zodat deze subsector ondanks de grotere lasten wat startkapitaal en bedrijfskosten betreft, kan groeien.

Geïntegreerde inrichting van kustgebieden (ICZM). De mogelijkheid om aquacultuurbedrijven een plaats verder landinwaarts te geven, neemt niet weg dat deze bedrijven nog steeds dezelfde rechten hebben als andere gebruikers van de kustgebieden. De toekomstige ontwikkeling van de aquacultuur moet worden ingepast in geïntegreerde strategieën en beheersplannen voor de kustgebieden, waarbij aandacht moet worden besteed aan de verhouding tussen de aquacultuur en alle andere bestaande en potentiële activiteiten, en aan de gecombineerde impact daarvan op het milieu.

De Commissie heeft aan de Raad en het Europees Parlement een Europese strategie inzake ICZM [19] voorgelegd, waarna het Europees Parlement en de Raad een Europese aanbeveling inzake ICZM [20] hebben goedgekeurd. Deze strategie moet leiden tot een beter beheer van kustgebieden. In de aanbeveling wordt de aquacultuur genoemd als een van de sectoren en gebieden die aan bod moeten komen bij toekomstige nationale ICZM-strategieën. De in de strategie en in de aanbeveling beschreven aanpak kan dienen als model voor de invoering van duurzame ontwikkeling in andere delen van het Europese grondgebied (zo zijn stroomgebieden de meest geschikte beheerseenheden voor binnenwateren).

[19] COM(2000) 547 definitief

[20] Aanbeveling 2002/413/EG van 30/5/2002, PB L 148/24 van 6/6/2002

4.3. Marktontwikkeling, afzetbevordering en voorlichting

* Uitbreiding van het gebruik van officiële kwaliteitskeurmerken.

* Verbetering van het imago van de sector en uitvoering van afzetbevorderingscampagnes.

* Ontwikkeling van nieuwe instrumenten voor het verzamelen van statistische informatie over de productie en de markten.

* Uitbreiding van de samenwerking tussen bedrijven.

Kwaliteit. Het vertrouwen van de consumenten in producten is in belangrijke mate afhankelijk van zowel de waargenomen productkwaliteit als de beschikbare informatie over het product. In dit opzicht is passende en goed ontworpen etikettering een belangrijk instrument. Europese aquacultuurproducenten moeten gebruik maken van de mogelijkheden die worden geboden door Europese regelingen voor de afzetbevordering van producten en van de beschikbare officiële kwaliteitskeurmerken [21]. De Gemeenschap heeft logo's ontworpen aan de hand waarvan levensmiddelen die onder de betrokken kwaliteitsbeschermingsregelingen vallen, kunnen worden herkend. Een ruimer gebruik hiervan moet worden gestimuleerd, want ondanks het feit dat het FIOV de kosten van kwaliteitscertificering financiert, is tot dusverre voor slechts drie aquacultuurproducten een kwaliteitskeurmerk afgegeven.

[21] Verordening (EEG) nr. 2081/92, PB L 208 van 24/07/1992 en Verordening (EEG) nr. 2082/192, PB L 208 van 24/07/1992

Afzetbevordering. Aangezien het imago van gekweekte vis sterk kan verschillen van land tot land, moeten grote voorlichtingsinspanningen worden geleverd. Bijgevolg moeten de voorwaarden voor steun van het FIOV ten behoeve van op bepaalde soorten gerichte afzetbevorderingscampagnes worden herzien om specifieke middelen beschikbaar te stellen voor transnationale campagnes.

Marktgegevens. Er moeten mechanismen tot stand worden gebracht om de markt te controleren en de belanghebbenden voortdurend over de ontwikkeling van de markt te informeren (bijv. op basis van veilinggegevens en kwekerijgegevens). Derhalve moedigt de Commissie lidstaten aan FIOV-steun te bieden om betere en meer doeltreffende voorlichtings- en communicatiemiddelen te ontwikkelen voor de overdracht van commerciële informatie, om het mogelijk te maken afzetbevorderingsmaatregelen sneller uit te voeren, afzetstrategieën te ontwikkelen en passende structurele veranderingen aan te brengen. Deze systemen mogen echter geen belemmering vormen voor de concurrentie noch prijsafspraken tussen producenten in de hand werken.

Partnerschappen van bedrijven. De belangrijkste afzetbevorderingsmaatregel die kwekers zouden moeten nemen is het verder ontwikkelen van coöperaties, brancheorganisaties en producentenorganisaties en -verenigingen. Dit zijn essentiële instrumenten om schommelingen in de aanvoer op te vangen en om het gebrek aan schaalvoordeel van kleine bedrijven te compenseren.

4.4. Opleiding

* Aanpassing van de opleidingsprogramma's aan de behoeften van de aquacultuur.

* Erkenning van de rol van de vrouw.

* Erkenning van de bijdrage van de aquacultuur aan de plattelandsontwikkeling en aan de bestrijding van het verval van kustgemeenschappen.

Opleiding. Er moeten speciale inspanningen worden verricht om de opleiding te verbeteren. Opleiding van de kwekers is van essentieel belang, met name inzake milieuproblemen, aangezien vele van deze problemen zouden kunnen worden weggenomen door een beter beheer en betere werkmethoden. Er moeten opleidingsprogramma's worden georganiseerd om producenten bewust te maken van de duurzaamheidskwesties. De Commissie moedigt de lidstaten aan de behoeften van de aquacultuursector in aanmerking te nemen bij de opstelling van de programma's voor het Europees Sociaal Fonds.

De rol van de vrouw. Er moet worden gezorgd voor meer en kwalitatief betere arbeidsplaatsen voor vrouwen, die meestal worden ingezet voor seizoens- en laaggeschoold werk tegen een laag loon. De rol van de vrouw bij de exploitatie (met inbegrip van de verwerking, afzetbevordering en kleinhandel) in de aquacultuursector verdient meer erkenning. In het kader van ESF-programma's moet worden voorzien in opleiding voor vrouwen die betrokken zijn of wensen te worden bij financiële en beheersactiviteiten.

Ontwikkeling van landelijke en kustgebieden; bestrijding van het verval in kustgemeenschappen. Bij de programmering van maatregelen voor de ontwikkeling van landelijke en kustgebieden moeten lidstaten aandacht schenken aan de rol van de aquacultuur in de plaatselijke economie, voor het behoud van het sociale en culturele erfgoed in deze gebieden en voor de instandhouding van het bevolkingspeil boven de kritische grens. Het hefboomeffect op de ontwikkeling van het toerisme verdient eveneens erkenning.

Voorts moeten lidstaten overwegen aquacultuur te bevorderen als middel om alternatieve werkgelegenheid te scheppen voor mensen die in de visvangst werkzaam zijn geweest. Bestaande steunregelingen van de Gemeenschap kunnen hiertoe worden aangepast in het kader van de tussentijdse herziening 2003-2004. De Commissie zal de ontwikkeling van aquacultuur bevorderen in haar strategie ter bestrijding van de sociale, economische en regionale gevolgen van de herstructurering van de visserij.

4.5. Beter bestuur

* De betrokkenheid van alle belanghebbenden moet worden vergroot

* De sector moet meer gebruik maken van zelfregulering en vrijwillige afspraken

Betrokkenheid van de belanghebbenden. Beleid dat er uitsluitend op is gericht de productiviteit te verhogen zonder kritisch te kijken naar de te volgen strategie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel het milieu als de economische context. Ruimer overleg vergt een ander besluitvormingsproces. Derhalve is de Commissie van mening dat de onderscheiden rollen van regeringen en particuliere sector opnieuw moeten worden gedefinieerd, en dat de betrokkenheid en raadpleging van alle belanghebbenden (producentenverenigingen, onderzoekers, consumenten en speciale belangengroepen) bij de beleidsplanning moeten worden gestimuleerd.

Gedragscodes en praktijkrichtlijnen. Het gebrek aan specifieke EU-wetgeving voor aquacultuur heeft naar verluidt al geleid tot verstoring van de concurrentieverhoudingen; zelfregulering zou een oplossing kunnen zijn voor enkele van de problemen waarmee zowel de kwekers als de wetgevende instellingen te maken krijgen. De Commissie roept de verenigingen van kwekers op de transnationale gedragscodes [22], en meer specifieke, daarvan afgeleide praktijkrichtlijnen, verder uit te werken en aan te passen. Dit zou de consumenten kunnen geruststellen dat bepaalde negatieve aspecten die wellicht met de producten worden geassocieerd, bijvoorbeeld met betrekking tot het milieu en de veiligheid, niet gelden voor de producten van producenten of detailhandelaren die deze codes naleven. Vrijwillige codes zouden ook de verstoring van de concurrentieverhoudingen tussen producenten kunnen verminderen, het imago van de aquacultuurproducten kunnen verbeteren en de vraag op de markt kunnen vergroten.

[22] Gebaseerd op de FAO-Gedragscode inzake verantwoorde visserij (1995), die hoofdzakelijk is gericht op regeringen

EMAS. Een bijzondere vrijwillige regeling die in de aquacultuursector nog niet wordt gebruikt, is het communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (Eco-Management and Audit Scheme, EMAS). Bij de EMAS-verordening [23] is bepaald dat het EMAS toegankelijk is voor alle sector van economische bedrijvigheid, en is een specifiek logo vastgesteld. Om van het systeem gebruik te kunnen maken, moet een organisatie een milieubeleid goedkeuren en zich verplichten tot een gestage verbetering van de prestaties op milieugebied en naleving van alle relevante wettelijke milieuvoorschriften. Als een organisatie aan het EMAS deelneemt, kan het een betere positie op de markt verwerven en kosten besparen. De Commissie beveelt de aquacultuursector aan deel te nemen aan het EMAS-systeem.

[23] Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS). PB L 114 van 24/04/2001

Ook kan worden overwogen meer specifieke keurmerken voor "milieuvriendelijke aquacultuur" in te voeren. De Commissie zal onderzoeken of hiertoe op Europees niveau bijzondere bepalingen dienen te worden vastgesteld of dat dergelijke keurmerken wellicht beter door de sector zelf zouden kunnen worden ontwikkeld aan de hand van hun codes van goede praktijken.

4.6. Veiligheid van aquacultuurproducten

* Herwerking van de communautaire wetgeving inzake de veiligheid van levensmiddelen.

* Bepalingen inzake residuen van dioxinen en antibiotica.

* Meer onderzoek naar en controle op groei van toxische algen en ziekten van waterdieren.

* Regelmatige bijwerking en vereenvoudiging van de wetgeving inzake de gezondheid van waterdieren.

* Wijziging van de diergeneesmiddelenwetgeving.

4.6.1. Volksgezondheid

EU-wetgeving inzake levensmiddelenhygiëne. De Commissie heeft in juli 2000 haar goedkeuring gehecht aan een herwerkte versie van de communautaire wetgeving inzake de levensmiddelenhygiëne, en deze voorgelegd aan de Raad en het Europees Parlement [24]. Belangrijkste aanleiding voor de herwerking van de wetgeving was de noodzaak van een betere bescherming van de gezondheid van de consument. De invoering van het HACCP-systeem (Hazard Analysis Critical Control Point) en de inachtneming van hygiënevoorschriften moeten deze veiligheid waarborgen. Bovendien is bepaald dat de hygiënevoorschriften moeten worden toegepast op alle niveaus in de voedselketen, van primaire productie tot de levering aan de eindgebruiker. Bedrijven moeten gegevens bijhouden met betrekking tot de gezondheidsbescherming (herkomst van het voeder, gezondheidstoestand van de dieren, gebruik van geneesmiddelen enz.).

[24] COM(2000) 438 definitief, PB C365 van 19/12/2000

Dioxine. In Richtlijn 2001/102/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 2375/2001 van de Raad is bepaald dat de maximumgehalten aan dioxinen in voedsel voor mens en dier voor het eerst op 31 december 2004 zullen worden herzien in het licht van nieuwe gegevens over de aanwezigheid van dioxinen en dioxine-achtige PCB's, met name ten behoeve van de eventuele opneming van deze laatste in de lijst van maximumgehalten. Een volgende herziening dient uiterlijk 31 december 2006 plaats te vinden en heeft ten doel de maximumgehalten aanzienlijk te verlagen.

Antibiotica. De angst voor onveilig voedsel die is ontstaan na de ontdekking van residuen van verboden antibiotica in geïmporteerde gekweekte garnalen, heeft geleid tot tal van veiligheidsmaatregelen. De controle op het gebruik van antibiotica bij de aquacultuur en op de aanwezigheid van residuen van antibiotica en andere stoffen wordt in het licht van deze bevindingen verscherpt.

Schadelijke algengroei. Het risico op toxische algengroei moet worden beoordeeld als vast onderdeel van een haalbaarheidsstudie alvorens een aquacultuurbedrijf wordt opgericht. Bij de kweek van weekdieren in risicogebieden moeten het milieu en de gekweekte dieren permanent worden gecontroleerd (overeenkomstig reeds bestaande wetgeving). Toxische algengroei is een van de grootste beperkingen voor de toekomst van de weekdierkwekerij in Europa en helaas zijn er geen praktische middelen om het effect ervan drastisch terug te dringen of het ontstaan ervan accuraat te voorspellen. Er moet meer onderzoek naar dit onderwerp worden gedaan.

4.6.2. Diergezondheid

Veterinaire wetgeving. Onophoudelijk moet de Commissie zorgen voor een regelmatige toetsing, bijwerking en vereenvoudiging van de diergeneeskundige wetgeving in de Gemeenschap met betrekking tot waterdieren en producten in het licht van de voortdurende veranderingen, met name in de diversiteit van de aquacultuurproductie en in de internationale praktijkervaring en wetenschappelijke kennis.

Op bedrijfsniveau is het belangrijk partnerschappen tussen kwekers aan te moedigen en goede beheerspraktijken te ontwikkelen, met inbegrip van preventieve maatregelen om te voorkomen dat nieuwe pathogenen worden ingevoerd of bestaande ziekten onder gekweekte en wilde bestanden worden verspreid. Er moeten manieren worden gezocht om nieuwe bestanden in te voeren zonder de bestaande te schaden.

Visluis. Er vindt uitgebreid onderzoek plaats om oplossingen te vinden voor dit probleem, en dit onderzoek moet worden voortgezet. Ook beheersmaatregelen worden aangemoedigd: controle, braaklegging en gecoördineerde behandeling van naast elkaar gelegen bedrijven. Beheersmaatregelen voor de bestrijding van visluis moeten ook worden opgenomen in de EU-wetgeving inzake visziekten bij de beoogde herwerking ervan, en met name de noodzaak van verboden gebieden moet worden onderzocht.

Diergeneesmiddelen. Om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van de aquacultuur, heeft de Commissie voorgesteld de bestaande geneesmiddelenwetgeving op enkele punten te wijzigen [25].

[25] COM(2001) 404 definitief van 26 november 2001

4.7. Dierenwelzijn

* Initiatieven ter verbetering van het welzijn van gekweekte dieren

Het welzijn van de dieren in gevangenschap is een belangrijke factor voor de algemene maatschappelijke aanvaarding van de viskweektechnologie. Het Permanent Comité van het Europese Verdrag inzake de bescherming van landbouwhuisdieren (Raad van Europa) werkt momenteel aan een aanbeveling inzake gekweekte vis, en de diensten van de Commissie nemen deel aan deze werkzaamheden. Als de aanbeveling eenmaal is goedgekeurd en als het dienstig is voor de uniforme toepassing ervan, zal de Commissie overwegen bij de Raad een voorstel in te dienen voor specifieke wetgeving inzake de bescherming van gekweekte vis overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 98/58/EG inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren [26]. Dit zou de opvattingen van het grote publiek over intensieve aquacultuur kunnen verbeteren.

[26] Richtlijn 98/58/EG, PB L 221 van 8 augustus 1998

4.8. Milieuaspecten

* Verzachting van de impact van afvalstoffen.

* Beheersing van de vraag naar wilde vis om op te kweken.

* Ontwikkeling van hulpmiddelen om de gevolgen van ontsnapte exemplaren, uitheemse soorten en GMO's te bestrijden.

* Geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging.

* Specifieke criteria en richtsnoeren voor milieueffectbeoordelingen in de aquacultuur.

* Erkenning en versterking van de positieve invloed van extensieve kweek en van het aanvullen van bestanden.

* Oplossingen zoeken voor de predatie door beschermde wilde diersoorten.

Eutrofiëring. Richtlijn 91/676/EEG [27] is erop gericht de waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of teweeggebracht door nitraten uit agrarische bronnen, met inbegrip van het opbrengen of lozen van dierlijke mest, te beperken. De Commissie zal bestuderen of de richtlijn moet worden uitgebreid om ook op intensieve viskweek te kunnen worden toegepast.

[27] Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen. PB L 375 van 31/12/1991

Enkele door de lidstaten en ondernemingen in overweging te nemen methoden om de impact van de lozing van nutriënten te verzachten, zijn het integreren van de aquacultuur in het beheer van kust- en stroomgebieden, het plaatsen van productievoorzieningen in gebieden met een goede watercirculatie, het gebruiken van beter visvoer en betere voedermethoden, en het braakleggen (het regelmatig verplaatsen van de kooien om het herstel van de bodemlaag te versnellen). Er bestaan reeds installaties voor de behandeling van dierlijke mest die kunnen worden ingezet bij kwekerijen aan land en kwekers mogen het FIOV om steun vragen voor de plaatsing daarvan. Voor kooisystemen kunnen nieuwe systemen voor de opvang van afvalstoffen worden ontwikkeld, en ook hiervoor kan het FIOV financiële steun verlenen. De Commissie verzoekt de bevoegde autoriteiten in de lidstaten om de afgifte van voor dergelijke installaties benodigde vergunningen te vergemakkelijken. Bovendien moet kwekers voldoende ruimte worden geboden om hun activiteiten ten behoeve van braaklegging te verplaatsen.

Opkweken van wilde vis. Het opkweken van paling en blauwvintonijn is momenteel afhankelijk van de vangst van wilde vis, aangezien gecontroleerde voortplanting in gevangenschap bij deze soorten nog niet is verwezenlijkt. De tonijnkweek is van steeds grotere invloed op de tonijnvisserij in de Middellandse Zee en kan de inkomsten van vissers schaden doordat jonge dieren worden afgevangen. De Commissie zal hiermee rekening houden bij relevante initiatieven voor visserijbeheer.

Ontsnapte exemplaren, uitheemse soorten en GMO's. De Commissie heeft onderzoek gefinancierd naar de bedreigingen voor de diversiteit van wilde Atlantische zalm die uitgaan van ontsnapte kweekexemplaren, maar er moet nog extra onderzoek plaatsvinden. Met name het proces dat in februari 2000 door de Organisatie voor de instandhouding van de zalm in de Noordatlantische Oceaan (NASCO) en de sector van de Noordatlantische zalmkwekerij op gang is gebracht om richtsnoeren te ontwikkelen voor het minimaliseren van het aantal ontsnapte exemplaren, verdient steun. De Commissie zal onderzoeken of dergelijke richtsnoeren moeten worden omgezet in bindende regels, en zal ze eventueel ook van toepassing verklaren op andere vissoorten en rassen.

De Commissie is van mening dat alle lidstaten de praktijkrichtlijn van de ICES over de introductie en overdracht van mariene organismen [28] moeten naleven om onopzettelijke introductie van dieren te voorkomen. De Commissie zal beheersregels inzake de introductie van uitheemse waterorganismen voorstellen die in overeenstemming zijn met het bepaalde in deze code.

[28] Internationale Raad voor het Onderzoek van de zee. 1995

De Commissie heeft enkele onderzoeksprojecten gefinancierd over de potentiële risico's van transgene vis in gesloten kweekinstallaties, om ervoor te zorgen dat Europa over de nodige expertise beschikt met betrekking tot de veiligheidsaspecten. De Commissie onderzoekt echter ook de noodzaak van specifieke wetgeving inzake transgene vis.

Aangezien de introductie van nieuwe soorten voor kweekdoeleinden, met name van uitheemse soorten, ook kan leiden tot insleep van ziekten, zijn goede en zorgvuldige beheerspraktijken, met inbegrip van preventieve maatregelen op het niveau van de kwekers, van essentieel belang, afgezien van eventuele gevolgen inzake wetgeving.

Geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC). Voor maatregelen in het kader van Richtlijn 96/61/EG van de Raad [29] moet volgens een geïntegreerde aanpak en onder geregeld getoetste voorwaarden een vergunning worden verleend die betrekking heeft op verontreiniging van lucht, water en bodem, afvalvoorkoming en verwerking, energiegebruik, ongevalvoorkoming en reiniging van exploitatieterreinen. De vergunningsvoorwaarden moeten worden gebaseerd op de beste beschikbare technieken. De Commissie zorgt voor de uitwisseling van informatie inzake deze technieken, op basis waarvan referentiedocumenten (BREF's) worden gepubliceerd. De IPPC-richtlijn is voornamelijk van toepassing op industriële activiteiten met een hoog risico op verontreiniging, maar ook op de intensieve veehouderij (varkens en pluimvee). De Commissie zal onderzoeken of de intensieve viskwekerij onder de werkingssfeer van de IPPC-richtlijn moet vallen en zal een passende BREF opstellen.

[29] Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, PB L 257 van 10/10/1996

Milieueffectbeoordeling. Voor de intensieve aquacultuur moeten bij de keuze van de plaats van vestiging van een kwekerij steeds zorgvuldige milieueffectbeoordelingsprocedures worden toegepast die zijn aangepast aan het type en de omvang van de voorgestelde activiteit en de verwachte gevoeligheid van het water waar de activiteiten moeten plaatsvinden. De Commissie zal onderzoeken of het haalbaar is specifieke criteria en richtsnoeren te ontwikkelen voor milieueffectbeoordelingen van aquacultuurbedrijven.

Extensieve viskweek. Vanwege de slechte economische resultaten is de ontwikkeling van ecologisch gunstige aquacultuur afhankelijk van overheidssteun. De Commissie verzoekt de lidstaten de positieve rol van extensieve viskweek te erkennen, mede gelet op het potentieel ervan inzake toerisme, recreatie en natuureducatie.

Bepaalde milieuaspecten van vijvers en andere wateren die voor aquacultuur worden gebruikt, komen in aanmerking voor EU-steun ten behoeve van de instandhouding van de landbouw en het landschap in het kader de regelingen voor plattelandsontwikkeling [30]. De tussentijdse evaluatie van de plattelandsontwikkelingsplannen geeft een voorlopig beeld van de doeltreffendheid van deze financiële bijstand. Steun voor de extensieve kweek is onder bepaalde voorwaarden ook mogelijk via het FIOV, en dit zou nog kunnen worden uitgebreid. Kwekers moeten ook overwegen oorsprongsbenamingen te gebruiken, omdat de kwaliteit van extensief gekweekte vis verschilt van die van intensief gekweekte dieren van dezelfde soort. Extensief gekweekte vis kan commercieel aantrekkelijker zijn.

[30] Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, PB L 160 van 26/06/1999

Aanvullen van bestanden. De kweekvis moet afkomstig zijn van plaatselijke ouderdieren om het risico van negatieve genetische interactie met wilde bestanden te voorkomen. Lidstaten moeten overwegen viskwekerijen op te richten die speciaal zijn bedoeld om de bestanden van binnenwateren aan te vullen.

Predatie door beschermde diersoorten. De Commissie is van mening dat de betrokken bevoegde autoriteiten onderzoek moeten verrichten naar methoden om viskwekerijen te beschermen tegen wilde predatoren. Overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 79/409/EEG [31] kunnen de lidstaten maatregelen nemen om de gevolgen van dieren van beschermde soorten te verminderen teneinde ernstige schade aan visserij en wateren te voorkomen en flora en fauna te beschermen.

[31] Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, PB L 103 van 25/04/1979

4.9. Onderzoek

* Uitbreiding van mogelijkheden om onderzoek en technologische ontwikkeling te financieren.

* Vaststelling van onderzoekprioriteiten.

Onderzoek in de bedrijven. Aquacultuur is een economisch onafhankelijke bedrijvigheid en moet derhalve voorzien in de eigen O&O-behoeften. De huidige financiële positie van vele subsectoren is echter niet van dien aard dat particuliere bedrijven de kosten van O&O-activiteiten kunnen dragen. Zij moeten dan ook worden gesteund door nationale onderzoeksprogramma's en algemene communautaire stimulansen zoals financiële steun voor onderzoek in het MKB. Gepland is in de toekomst via het FIOV ook extra steun te verlenen voor kleinschalig toegepast onderzoek door aquacultuurbedrijven.

Coördinatie. Alleen gespecialiseerde onderzoeksinstituten beschikken over de technische vaardigheden om het meest noodzakelijke onderzoek te verrichten. De Commissie meent dat onderzoekers hun activiteiten zouden moeten coördineren met die van nationale overheden en van het bedrijfsleven.

Het zesde Kaderprogramma. Er is ook duidelijk behoefte aan onderzoek op het niveau van de Gemeenschap met betrekking tot aquacultuur in het kader van het GVB. De milieuaspecten en andere interacties van de aquacultuur en de gezondheidsaspecten van vis en weekdieren zijn belangrijke beleidsvraagstukken waarvoor onderzoeksmiddelen moet worden vrijgemaakt ter ondersteuning van de communautaire beleidsvorming in de context van het zesde Kaderprogramma (2002-2006) [32]. Bovendien moeten relevante aspecten inzake volksgezondheid en productkwaliteit aan bod komen bij horizontale EU-onderzoeksprogramma's op het gebied van voedselkwaliteit en -veiligheid.

[32] Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006)

Onderzoeksprioriteiten. Enkele van de belangrijkste onderzoeksbehoeften met betrekking tot aquacultuur staan beschreven in hoofdstuk 5.4 van het actieplan Biodiversiteit Visserij. De ontwikkeling van het zesde Kaderprogramma biedt extra mogelijkheden om de onderzoeksprioriteiten ter ondersteuning van het actieplan te versterken. Andere belangrijke O&O-behoeften zijn aan de orde gekomen in de eerdere hoofdstukken van deze mededeling.

5. CONCLUSIES

De strategie van de Commissie voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur is erop gericht:

* zekere werkgelegenheid op langere termijn te scheppen, met name in van de visserij afhankelijke regio's;

* de beschikbaarheid voor de consument van gezonde, veilige en kwalitatief goede producten te waarborgen, en de naleving van strenge normen inzake diergezondheid en dierenwelzijn te bevorderen;

* het waarborgen van een milieuvriendelijke gezonde sector.

Of de aquacultuur erin zal slagen werkgelegenheid te scheppen, is afhankelijk van de vraag of de sector economisch levensvatbaar en onafhankelijk kan zijn. Hierbij spelen de ontwikkeling van de productie, de markt, opleiding en goed bestuur een rol.

De ontwikkeling van de productie verloopt sneller dan in het recente verleden maar de aquacultuur moet wel vraaggestuurd blijven opereren. Er is een verscheidenheid aan "structurele" maatregelen nodig: uitbreiding van het aantal gekweekte soorten, ontmoediging van de uitbreiding van de productiecapaciteit in bedrijfstakken waar de markt al bijna verzadigd is, ontwikkeling van middelen om de belanghebbenden te informeren over de productie en de markt, afzetbevordering, communicatieve inspanningen, promotiecampagnes en op bepaalde soorten gerichte reclame, betere onderlinge samenwerking van producenten en stimulering van goede beheerspraktijken. In het kader hiervan moeten ook preventieve maatregelen plaatsvinden om insleep van nieuwe pathogenen en verspreiding van ziekten onder gekweekte en wilde bestanden te voorkomen. De FIOV-verordening moet worden aangepast om met deze nieuwe uitdagingen en objectieven rekening te houden.

Ook kwaliteitsaspecten zijn belangrijk: de Unie heeft gezorgd voor de belangrijkste wetgevende instrumenten en stimulansen, nu is het aan de producenten en hun verenigingen om initiatief te tonen. De groeisector van de biologische productie zal bijdragen aan een verdere uitbreiding van de sector; het is echter noodzakelijk een gemeenschappelijke definitie van "biologische aquacultuurproducten" met specifieke normen en criteria vast te stellen.

Een kritieke beperkende factor voor de ontwikkeling van de productie is de beschikbaarheid van ruimte en schoon water. De ontwikkeling van bepaalde technologieën zoals systemen met waterrecirculatie, kooien op volle zee en lijnen maakt de aquacultuur minder afhankelijk van plaatselijke hulpbronnen. Dit kan echter niet alle problemen oplossen; er moet worden gezorgd voor een geïntegreerde inrichting van kustgebieden om de aquacultuur en de overige activiteiten in kustgebieden op juiste wijze met elkaar te integreren.

Er is opleiding nodig om ervoor te zorgen dat de sector ook in de toekomst kan beschikken over nieuwe, goed opgeleide technische en managementmedewerkers, en met name vrouwen.

De betrokkenheid van de belanghebbenden bij de beleidsplanning inzake aquacultuur op plaatselijk, nationaal en internationaal niveau moet worden verbeterd. De lidstaten wordt verzocht dit punt nader te bestuderen. De Commissie moedigt de sector aan tot zelfregulering en tot deelname aan het EMAS-systeem.

Om ervoor te zorgen dat de consument kan blijven beschikken over gezonde producten, werkt de Commissie momenteel aan het belangrijke onderwerp van de productveiligheid door de bestaande wetgeving te herwerken, nieuwe bepalingen inzake de bestrijding van dioxinen vast te stellen en de controle op residuen van antibiotica te verscherpen. De Commissie is ook bezig met de herwerking van tal van belangrijke richtlijnen inzake volks- en diergezondheid, en met de bijwerking van de wetgeving inzake diergeneesmiddelen. Bovendien wordt de wetgeving inzake diergeneesmiddelen regelmatig bijgewerkt en aangepast aan de ontwikkelingen in de sector, aan praktijkervaringen en aan de opgedane wetenschappelijke kennis.

Er wordt gewerkt aan internationale maatregelen ter verbetering van het welzijn van gekweekte vis, en de Commissie draagt hieraan bij. De Commissie overweegt te gepasten tijde wetgevingsvoorstellen te doen.

Om de milieuvriendelijkheid van de sector te bevorderen, overweegt de Commissie specifieke criteria en richtsnoeren te ontwikkelen voor milieueffectbeoordelingen van aquacultuurbedrijven. Ook kan zij overwegen de werkingssfeer van de zgn. nitraatrichtlijn (91/676/EG) uit te breiden tot intensieve viskweek. Ook de uitbreiding van de werkingssfeer van IPPC-richtlijn 96/61/EG tot de intensieve viskweek zou leiden tot betere prestaties op milieugebied in het algemeen en zou de Europese consument kunnen geruststellen over de ecologische duurzaamheid van de sector.

Om potentiële milieurisico's te minimaliseren, zal de Commissie onderzoeken of beperkende maatregelen voor gekweekte vis en beheersregels voor de introductie van niet-inheemse waterdieren moeten worden vastgesteld en of er behoefte is aan specifieke wetgeving inzake genetisch gemodificeerde vis.

De Commissie verzoekt de relevante bevoegde autoriteiten de potentieel gunstige invloed van extensieve viskweek op het milieu te erkennen en hiervoor steun te verlenen. Ook moeten maatregelen worden getroffen om de aquacultuur te beschermen tegen predatie door wilde dieren.

Ten slotte moet het onderzoek inzake aquacultuur worden uitgebreid. Voor de behoeften aan onderzoek en ontwikkeling op het gebied van aquacultuur op het niveau van de Gemeenschap die duidelijk verband houden met GVB-vraagstukken, moet steun worden verleend uit de steunregelingen van de EU voor onderzoek. Onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van de sector moet hoofdzakelijk door de sector zelf worden bekostigd, met steun van nationale programma's en algemene stimulansen van de Gemeenschap zoals financiële steun voor onderzoek in het MKB, al wordt overwogen in de toekomst ook in deze behoeften te voorzien in het kader van nationale FIOV-programma's.

BIJLAGE

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* Vermoedelijk jaar van uitvoering van de actie.