52002DC0302

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Civiele bescherming - Voortgang bij de tenuitvoerlegging van het programma voor de paraatheid in geval van eventuele noodsituaties /* COM/2002/0302 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Civiele bescherming - Voortgang bij de tenuitvoerlegging van het programma voor de paraatheid in geval van eventuele noodsituaties

1. Inleiding

Naar aanleiding van het verzoek van de staatshoofden en regeringsleiders om de samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren wat betreft paraatheid, opsporing en interventie om de gevolgen van nucleaire, radiologische, biologische [1] of chemische (NRBC) dreigingen voor onze samenleving te verminderen, is er een programma opgesteld dat is beschreven in de mededeling van 28 november 2001 [2].

[1] Onder biologische dreigingen wordt hier bijvoorbeeld verstaan ontvreemding en crimineel gebruik van radioactieve bronnen. Wanneer radioactieve bronnen worden aangebracht op plaatsen waar veel mensen komen, kan ongemerkt een groot aantal personen besmet raken.

[2] COM(2001) 707 definitief, Civiele bescherming - Preventieve waakzaamheid voor eventuele noodsituaties.

Daarbij heeft de Commissie toegezegd haar activiteiten in het kader van lopende acties en programma's te intensiveren, nauw samen te werken met nationale instanties en de industrie om de reeds getroffen maatregelen uit te breiden en om de Raad en het Parlement op de hoogte te houden van de vorderingen die bij de uitvoering van dit programma worden geboekt.

Met deze mededeling wordt deze verbintenis nagekomen. Er wordt een overzicht gegeven van de voornaamste vooruitgang die is geboekt, met name bij het opzetten en ontwikkelen van interfaces tussen het coördinatiemechanisme voor civiele bescherming, het netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten en de activiteiten in complementaire sleutelsectoren zoals onderzoekactiviteiten en activiteiten op farmaceutisch gebied.

2. Het kader voor civiele bescherming

In de mededeling van november 2001 werd vermeld hoe de Commissie de verschillende diensten en netwerken die verantwoordelijk zijn voor civiele bescherming, bescherming van de gezondheid en de deskundigheid op het gebied van onderzoek onder één noemer had gebracht om te kunnen beschikken over een gemeenschappelijk platform waarmee een optimale reactie van de Europese Unie op alle soorten noodsituaties kan worden gecoördineerd. In de mededeling van november 2001 werd uiteengezet hoe dit gemeenschappelijke platform berust op het coördinatiemechanisme voor civiele bescherming [3].

[3] Beschikking 2001/792/EG, Euratom van de Raad van 23 oktober 2001 tot vaststelling van een communautair mechanisme ter vergemakkelijking van versterkte samenwerking bij bijstandsinterventies in het kader van civiele bescherming.

De Commissie heeft dan ook absolute voorrang gegeven aan de initiatieven die waren aangekondigd in de mededeling van november 2001 met betrekking tot het mechanisme voor civiele bescherming. Als uitgangspunt voor deze initiatieven zijn de dreigingen genomen die het meest waarschijnlijk of het ernstigst worden geacht. De initiatieven zijn gerangschikt rond vijf hoofdlijnen:

2.1. Teams van specialisten voor de coördinatie van interventies

De toegevoegde waarde van het mechanisme is voor een groot deel afhankelijk van de mogelijkheid om te beschikken over specialisten die in staat zijn de door de lidstaten ter beschikking gestelde interventieteams te organiseren en te coördineren.

Om de Commissie en de lidstaten in staat te stellen de vereiste specialisten naar behoren te selecteren en om ervoor te zorgen dat de capaciteiten van deze deskundigen door iedereen worden erkend, is het nodig gebleken overeenstemming te bereiken over selectiecriteria die door de lidstaten zijn opgesteld, goedgekeurd en gebruikt om lijsten van specialisten te verschaffen.

De Commissie beschikt thans over een lijst van deskundigen die in de lidstaten ter beschikking staan en die de nodige kwalificaties op NRBC-gebied hebben.

2.2. Interventieteams en middelen die door de lidstaten ter beschikking kunnen worden gesteld

In het kader van het mechanisme wordt de interventiecapaciteit voor de civiele bescherming door de lidstaten beschikbaar gesteld. Om deze capaciteit optimaal te kunnen gebruiken moest eerst een inventarisatie worden uitgevoerd om eventuele behoeften aan het licht te brengen waarin binnen de Europese Unie onvoldoende was voorzien.

Deze inventarisatie, die ook is uitgevoerd in de kandidaat-lidstaten en de landen van de Europese Economische Ruimte, heeft een overzicht opgeleverd van de thans beschikbare middelen voor verschillende soorten interventies (waaronder reacties op NRBC-risico's). In verband met de inventarisatie van specifieke middelen, bijvoorbeeld serums of vaccins, moet de uitstekende samenwerking worden vermeld met de farmaceutische sector, waarvan de activiteiten nader zijn beschreven in het hoofdstuk over de bescherming van de gezondheid.

2.3. Opleiding en oefeningen van interventieteams

Voor een optimaal gebruik van het coördinatiemechanisme moet hooggekwalificeerd personeel beschikbaar zijn dat volledig berekend is op dergelijke taken en moeten er teams zijn die gewend zijn om samen in Europees verband op te treden.

Daarom moeten de medewerkers op alle hiërarchische niveaus, van het hoofd van een nationaal interventieteam tot aan de leidinggevende functionaris die het optreden van de nationale teams moet coördineren, er volledig op voorbereid zijn deel te nemen aan een communautaire reactie op een noodsituatie.

Uiteraard moeten deze opleidingsactiviteiten een continu proces zijn. Hiervoor is al een programma opgesteld. De eerste opleidingsactiviteiten, die de komende weken van start gaan, zijn met name bedoeld om ervoor te zorgen dat de interventieteams die in het kader van het mechanisme kunnen worden ingezet, kunnen samenwerken en elkaar kunnen aanvullen.

De Commissie heeft in dit verband een uitnodiging tot het indienen van voorstellen gericht tot de betrokken diensten van de lidstaten teneinde één of meer grootschalige simulatieoefeningen te organiseren op het gebied van nucleaire, radiologische, biologische en chemische terroristische aanvallen.

Zo is het de bedoeling dat in het laatste kwartaal van 2002 een of meer oefeningen plaatsvinden. Deze oefeningen bieden de mogelijkheid om na te gaan of de onderdelen van het nieuwe communautaire mechanisme voor civiele bescherming naar behoren functioneren en of bepaalde rampenplannen van de lidstaten voldoen. De interventiecapaciteit van de lidstaten zal op de proef worden gesteld en de interventiemethodes zullen worden gevalideerd en zo nodig worden aangepast.

Bovendien zal in september 2002 een programma worden opgezet voor de uitwisseling van NRBC-specialisten met het oog op een betere verspreiding van de beste nationale praktijken en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten.

2.4. Noodcommunicatie- en -informatiesysteem

De technische procedures voor en de veiligheidseisen aan het speciale communicatienetwerk dat in de eerste plaats zal worden geïnstalleerd voor de uitwisseling van noodinformatie tussen de lidstaten met het oog op een reactie op NRBC-dreigingen, zijn vastgesteld.

Het opzetten van een krachtig communicatiesysteem dat ook in noodsituaties betrouwbaar is, is een zeer ambitieuze opgave die in het kader van het mechanisme moet worden uitgevoerd. De oplossing waarvoor wordt gekozen, moet het met name mogelijk maken de authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van de tussen de lidstaten uitgewisselde informatie zowel in noodsituaties als onder routineomstandigheden te garanderen.

Uiteraard zullen er koppelingen komen tussen dit communicatiesysteem en andere bestaande netwerken, bijvoorbeeld op het gebied van stralingsgevaar en de volksgezondheid. Deze koppelingen zullen door middel van oefeningen worden getest en gevalideerd.

Om de communicatie tussen de operationele centra vanaf de alarmmelding tot aan de mobilisering van interventieteams meer specifiek te valideren en te testen, heeft de Commissie onlangs een uitnodiging tot het indienen van voorstellen gericht tot de betrokken diensten van de lidstaten met het oog op het uitvoeren van een communicatie-uitoefening op NRBC-gebied.

Deze simulatieoefening zal worden gevolgd door een speciale workshop waar een balans zal worden opgemaakt van de maatregelen die de lidstaten en de Commissie een jaar na de aanslagen van 11 september hebben getroffen. Daarbij zal vooral aandacht worden geschonken aan de ontwikkeling van de paraatheid en de reactiecapaciteit van de betrokken diensten en zal worden nagegaan welke aanvullende maatregelen eventueel nodig zijn.

2.5. Waarnemings- en informatiecentrum

Het Waarnemings- en informatiecentrum is het zenuwcentrum van het mechanisme, omdat daar de besluiten worden genomen op basis van de informatie die van de verschillende netwerken en de lidstaten afkomstig is. Zodoende kan de keuze van de meest geschikte interventiemiddelen worden bespoedigd en vergemakkelijkt en kan in samenwerking met de nationale autoriteiten voor een permanente coördinatie worden gezorgd.

Het waarnemingscentrum en informatiecentrum maakt gebruik van het netwerk van contactpunten dat 24 uur per dag operationeel is en dat door de Commissie met grote spoed is opgezet om een permanente verbinding met de civiele-beschermingscentra in de lidstaten tot stand te brengen. Dit netwerk geeft rechtstreeks toegang tot essentiële informatie over de deskundigheid die beschikbaar is voor de bestrijding van de gevolgen van NRBC-aanslagen.

Momenteel hebben de 15 lidstaten, Noorwegen en 6 kandidaat-lidstaten deze informatie verstrekt, die van cruciaal belang is in geval van een NRBC-aanval. Deze informatie wordt constant bijgewerkt.

Wil het waarnemings- en informatiecentrum in crisissituaties optimaal functioneren, dan moeten de teams die daar werken uiteraard ook gewend zijn routine-informatie met hun collega's in de lidstaten uit te wisselen en moet er sprake zijn van wederzijds vertrouwen.

Bovendien is het personeel van het centrum uitgebreid, met name met gedetacheerde deskundigen uit de lidstaten. Zo is het wachtdoende personeel sinds 1 april 2002 verdubbeld. Tegelijkertijd zet de Commissie zich er krachtig voor in om het personeel dat, met name in noodsituaties, kan worden gemobiliseerd om het mechanisme te laten functioneren, sterk uit te breiden.

Het waarnemings- en informatiecentrum vormt bovendien de interface met de andere netwerken die bij een noodsituatie kunnen worden betrokken. In dit verband zullen de nodige maatregelen worden getroffen om een optimale coördinatie te garanderen tussen het netwerk voor civiele bescherming en andere netwerken zoals ECURIE (European Community Urgent Radiological Information Exchange, systeem voor informatie-uitwisseling in geval van stralingsgevaar). Uiteraard zal ook worden samengewerkt met de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) in Wenen.

Tenslotte moet worden vermeld dat het Waarnemings- en informatiecentrum een belangrijke link onderhoudt met het netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten.

3. Bescherming van de gezondheid

3.1. Maatregelen die al op het gebied van de gezondheid genomen zijn

Er wordt verder gewerkt aan de uitbreiding van het netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Unie [4], zodat dit zich ook bezighoudt met ziekteverwekkers die kunnen worden gebruikt bij bioterroristische aanslagen, een belangrijk element van het communautaire systeem om te reageren op bioterroristische dreigingen. Daarbij worden cases gedefinieerd die betrekking hebben op ziekteverwekkers die met prioriteit moeten worden behandeld.

[4] Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998 tot oprichting van een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap.

Het programma voor de paraatheid en reactiecapaciteit in geval van aanslagen met biologische en chemische stoffen (veiligheid van de gezondheid) dat door de Commissie is opgesteld op verzoek van de ministers van Volksgezondheid van de lidstaten, is in gang gezet. Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt op de vier kerngebieden van dit programma waarvan de tenuitvoerlegging is toevertrouwd aan een taskforce met deskundigen uit de lidstaten:

- Er is een netwerk opgericht dat 24 uur per dag operationeel is, zodat een permanente, snelle uitwisseling van informatie mogelijk is, evenals overleg en coördinatie inzake gezondheidskwesties waarbij chemische of biologische stoffen betrokken kunnen zijn. Zodoende beschikt de Commissie thans in geval van crisis in verband met bioterroristische risico's over een overlegmechanisme.

- Er wordt gewerkt aan het opzetten van een systeem op Europese schaal voor het detecteren van de voornaamste chemische of biologische stoffen die bij een aanslag kunnen worden gebruikt, waarmee een snelle detectie en diagnose mogelijk wordt gemaakt. Er is een lijst opgesteld van stoffen waaraan met prioriteit moet worden gewerkt en er wordt een inventaris opgesteld van de bestaande middelen.

- De fundamentele aspecten van de capaciteit voor het produceren en aanleggen van voorraden van vaccins en geneesmiddelen en van de beschikbaarstelling ervan zijn in samenwerking met de farmaceutische sector behandeld (zie hieronder). Ook is aandacht geschonken aan mogelijke dierziekten om de voorraden uit te breiden van de vaccins tegen mond- en klauwzeer, varkenspest en catarrale schapenkoorts (bluetongue).

- Het vierde kernpunt van het programma betrof het opstellen en publiceren van regels en adviezen voor de wijze waarop met deze aanslagen moet worden omgegaan vanuit het oogpunt van de volksgezondheid, de coördinatie van de reactie van de Unie en de betrekkingen met derde landen en internationale organisaties. Daarbij lag het zwaartepunt vooral op samenwerking met derde landen en internationale organisaties.

3.2. Samenwerking met derde landen en internationale organisaties

Na de bijeenkomst van de ministers van Volksgezondheid van de G7 op 7 november op Ottawa, waar ook de Commissie en Mexico aan deelnamen, is een netwerk van hooggeplaatste vertegenwoordigers opgezet voor de behandeling van crises op internationaal niveau.

Tevens is een "Global Health Security Action Group" opgericht voor de tenuitvoerlegging van het in Ottawa opgestelde plan. Deze groep heeft een website opgezet, waarvan de toegang beperkt is, voor het uitwisselen van informatie over en voorschriften voor interventieplannen ter bescherming van de volksgezondheid, monitoring van ziekten, besmetting van voedselketens en water en richtsnoeren voor de gezondheidsdiensten. Tevens wordt gewerkt aan aspecten van de aankoop en opslag van geneesmiddelen, met name pokkenvaccins. Tenslotte heeft de groep zich beziggehouden met de problematiek van de risicocommunicatie en het risicomanagement en een programma opgesteld om de P4-laboratoria (laboratoria die zijn uitgerust om de gevaarlijkste virussen te bestuderen) onderling te linken.

Dankzij het netwerk dat is opgezet in het kader van het programma "European Enter-net" zijn thans alle lidstaten, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de pan-Amerikaanse Gezondheidsorganisatie en de Europese Commissie thans met elkaar verbonden, zodat zij snel gegevens kunnen uitwisselen die afkomstig zijn van de nationale monitoringsystemen en informatie over bepaalde verdachte gevallen, zoals besmetting van de levensmiddelen- en watervoorziening.

De lidstaten die aan dit initiatief deelnemen en de Commissie hebben besloten deze procedures en de interventieplannen te testen. Tevens hebben zij besloten een gemeenschappelijke schaal op te stellen voor de ernst van incidenten zoals de opzettelijke lozing van biologische en chemische stoffen en strategieën uit te werken voor isolatietechnieken.

Behalve in het kader van de initiatieven waartoe in Ottawa is besloten, werkt de Commissie ook met de WHO samen op het gebied van bioterrorisme om de operationele aspecten te verbeteren van het Global Outbreak Alert and Response Network (wereldwijd netwerk voor alarmering en interventie) en de daarin gevolgde geïntegreerde aanpak om de capaciteit van de laboratoria en de epidemiologische studies uit te breiden.

De Commissie heeft de goedkeuring gesteund van de resolutie van de Wereldgezondheidsorganisatie over het opzettelijk gebruik van biologische en chemische stoffen en nucleaire aanvallen, waarin de lidstaten worden opgeroepen hun bekwaamheden, middelen en hulpbronnen te bundelen om een dergelijk incident snel onder controle te krijgen en de effecten ervan te beperken. Zij neemt actief deel aan de tenuitvoerlegging van deze resolutie.

De kandidaat-lidstaten zijn in kennis gesteld van de acties van de Unie op het gebied van bioterrorisme.

3.3. Acties op farmaceutisch gebied

Dankzij de acties die op farmaceutisch gebied zijn ondernomen, heeft het mechanisme voor civiele bescherming de beschikking gekregen over strategische middelen voor de bestrijding van bioterrorisme.

Allereerst heeft de Commissie een gemeenschappelijke task-force van de Commissie en de farmaceutische industrie opgericht die met prioriteit een reeks delicate kwesties heeft behandeld in verband met onder andere het opstellen van een inventaris van de beschikbaarheid van en de capaciteit voor de productie, opslag en distributie van sera, vaccins en antibiotica die in geval van een eventuele biologische aanval kunnen worden gebruikt.

De informatie is uitgewisseld via een speciaal netwerk dat daarvoor in het kader van het Geneesmiddelencomité is opgezet. Bovendien heeft het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling op verzoek van de Commissie twee werkgroepen opgericht, een die een gids moet opstellen voor het gebruik van geneesmiddelen tegen potentiële pathogenen en een voor het opstellen van specifiekere aanbevelingen inzake vaccins in het algemeen en pokkenvaccins in het bijzonder. In verband met dit laatstgenoemde onderwerp zullen eind juni richtsnoeren worden gepubliceerd.

Tevens zijn met de farmaceutische sector essentiële kwesties besproken zoals het vormen en bundelen van strategische voorraden, de capaciteit voor de productie van vaccins, sera en antibiotica en de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en vaccins. De Commissie is bezig de mogelijke opties te onderzoeken voor het vormen van strategische voorraden op communautair niveau.

4. Onderzoekactiviteiten

Op initiatief van de Commissie heeft de Raad Onderzoek op 30 oktober 2001 de oprichting goedgekeurd van een groep deskundigen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, samengesteld uit vertegenwoordigers van de ministers van Onderzoek.

Een van de taken die deze groep van deskundigen heeft uitgevoerd, was het opstellen van een inventaris van de onderzoekactiviteiten op chemisch en biologisch gebied, op nationaal en communautair niveau. Op basis van deze inventaris heeft de groep van deskundigen een aantal aanbevelingen gedaan die aan de Raad Onderzoek op 18 juni zullen worden voorgelegd.

Deze aanbevelingen maken deel uit van de strategie van de Commissie om een Europese onderzoekruimte tot stand te brengen die met het zesde kaderprogramma voor onderzoek (2003-2006) een geschikte structuur biedt en de mogelijkheid biedt om het onderzoekpotentieel in Europa optimaal te benutten, onder andere doordat een goede coördinatie tussen de lidstaten mogelijk wordt.

De groep van deskundigen heeft daarbij benadrukt dat voor de Commissie een essentiële rol is weggelegd bij het coördineren van de bestaande initiatieven in de lidstaten, met name ter ondersteuning van surveillance- en onderzoekactiviteiten en op gebieden als risico-evaluatie, fysieke bescherming en opleiding.

Voorts heeft de groep voorstellen gedaan op onderzoekgebieden die deel kunnen uitmaken van de prioritaire thema's van het nieuwe programma of van het onderdeel ondersteuning van beleid en anticiperen op de wetenschappelijke en technologische behoeften. Enkele als prioritair aangemerkte gebieden zijn de ontwikkeling van snelle opsporingsmethoden voor chemische en biologische stoffen en van nieuwe vaccins en nieuwe therapeutische strategieën die kunnen worden ingezet tegen een eventuele biologische aanval.

Deze voorstellen steunen de werkzaamheden die gaande zijn in het Comité voor de gezondheid en de veiligheid en sluiten volledig aan bij de conclusies van de workshop in december 2001 in Florival waaraan werd deelgenomen door deskundigen van de lidstaten en de Commissie op gebieden als gezondheid, onderzoek en civiele bescherming. Op deze workshop is vooral gewezen op het grote belang van onderzoek, met name om de wetenschappelijke grondslagen voor surveillanceactiviteiten op NRBC-gebied te versterken.

De groep van deskundigen heeft het nuttig geacht zijn werkzaamheden voort te zetten teneinde de Commissie de beschikking te geven over een geschikt netwerk en een instrument om richting te geven aan de nodige onderzoekactiviteiten in het kader van de Europese Onderzoekruimte. Tevens heeft de groep benadrukt dat de Commissie alle activiteiten in verband met de conclusies van de Top van Gent zou moeten blijven coördineren.

Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) heeft twee verkennende studies gestart van de kwetsbaarheid voor bioterrorisme en de implicaties voor de wetenschap. Voorts is er een "bioresponswerkgroep" van deskundigen uit de lidstaten opgericht om te onderzoeken welke reële mogelijkheden er zijn dat een terrorist opzettelijk getransformeerde organismen in de voedingsketen introduceert en om de potentiële gevolgen van concrete scenario's voor dergelijke aanvallen in te schatten. Door de database met gegevens over technologie en uitrusting voor de strijd tegen chemische en biologische aanslagen te updaten beschikken de lidstaten over een centrale bron van cruciale informatie.

Tenslotte heeft de Commissie naast de werkzaamheden van de groep voor onderzoek en ontwikkeling een voorstudie gestart. In deze studie moet worden geobserveerd en geanalyseerd hoe wetenschappelijke adviezen die worden gegeven in verband met antrax/bioterrorisme, de wisselwerking tussen de betrokkenen in de samenleving (wetenschappers, politieke besluitvormers, media, burgermaatschappij en bevolking) en politieke maatregelen beïnvloeden.

5. Conclusie

Dankzij de grote vooruitgang die de afgelopen maanden is geboekt, is het mogelijk geweest de door de Commissie aangekondigde maatregelen ten uitvoer te leggen en zodoende te voldoen aan de verwachtingen van de staatshoofden en regeringsleiders.

Dankzij de goede samenwerking tussen alle lidstaten en de uitstekende coördinatie van de werkzaamheden en de beschikbare middelen op de verschillende gebieden is aanzienlijke vooruitgang geboekt in sectoren als civiele bescherming, gezondheid en onderzoek, sectoren die buitengewoon gevoelig zijn voor nucleaire, radiologische, biologische en chemische (NRBC) dreigingen.

Een staat die door een ramp wordt getroffen, heeft voortaan niet alleen de beschikking over de bestaande communautaire middelen op alle gebieden, en met name op het gebied van civiele bescherming, gezondheid en onderzoek, maar ook over multinationale interventieteams die elkaar aanvullen en gewend zijn samen te werken. Deze teams, die de beschikking zullen krijgen over de beste beschikbare technieken, zullen onder verantwoordelijkheid van de Commissie worden gecoördineerd door de Europese specialisten die het best gekwalificeerd zijn om een dergelijke ramp het hoofd te bieden.

De werkzaamheden in verband met de implementatie van het mechanisme moeten nog langs twee hoofdlijnen worden voortgezet. In de eerste plaats vergt het opzetten van een speciaal communicatienetwerk dat ook in noodsituaties betrouwbaar is, nog een aanzienlijke hoeveelheid ontwikkelings- en integratiewerk. In de tweede plaats moeten er regelmatig simulatieoefeningen worden gehouden om zeker te zijn dat alle onderdelen van het coördinatiemechanisme voor civiele bescherming goed functioneren.

In verband met deze grote vorderingen zal verder worden gewerkt en zal een fase van praktische tests worden opgezet. Deze parallelle aanpak moet een bijdrage leveren tot het antwoord op de NRBC-dreiging waartoe de Commissie zich verbonden heeft in haar mededeling van november 2001.

Wat de bescherming van de gezondheid betreft, beschikt de Commissie al over een efficiënt mechanisme voor snelle alarmering en gecoördineerd management van de gezondheidsaspecten van crisissituaties in geval van biologische of chemische aanslagen. De werkzaamheden op het gebied van surveillance en laboratoriumonderzoek moeten in de nabije toekomst een snelle opsporing en behandeling mogelijk maken van gevallen van ziekte en besmetting die het gevolg zijn van criminele handelingen met biologische en chemische stoffen.

Op onderzoekgebied zal de Commissie ernaar streven de aanbevelingen van de groep van deskundigen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling ten uitvoer te brengen in het kader van het zesde kaderprogramma, de onderzoekactiviteiten blijven coördineren en blijven zorgen voor de nodige uitwisseling van informatie tussen de lidstaten.

Op farmaceutisch gebied hebben de werkzaamheden in verband met de ontwikkeling van nieuwe vaccins en voorraden al belangrijke resultaten opgeleverd; deze werkzaamheden zullen worden voortgezet. Daarnaast zal met name een systeem worden ontwikkeld voor de centrale coördinatie van de distributienetwerken in de Unie, waarbij eventueel de geneesmiddelenwetgeving moet worden gewijzigd om gemakkelijker te kunnen reageren op bioterroristische dreigingen. Met de resultaten van de hierboven beschreven werkzaamheden op het gebied van vaccins en andere geneesmiddelen om bioterrorisme tegen te gaan, zal rekening worden gehouden bij het opstellen van voorstellen voor acties op communautair niveau, met name in verband met het aanleggen van reservevoorraden.

In deze mededeling is uiteengezet hoe de middelen en instrumenten voor coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en de Commissie de afgelopen maanden zijn verbeterd. Daardoor kan de effectiviteit van maatregelen op nationaal niveau tegen nucleaire, radiologische, biologische en chemische (NRBC) dreigingen worden verhoogd.

De werkzaamheden om de coördinatie te verbeteren gaan door en in deze mededeling wordt een reeks aanvullende maatregelen vermeld. Deze aanvullende maatregelen zullen zo spoedig mogelijk worden uitgewerkt in het kader van de bestaande communautaire instrumenten.

Tenslotte moet erop worden gewezen dat alle werkzaamheden om specifiek te reageren op de nieuwe NRBC-dreigingen uiteraard ook de capaciteit om te reageren in geval van natuurrampen of grote technologische rampen binnen en buiten de Unie en de kwaliteit van die reactie zullen verbeteren.