52002DC0258

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Europese Unie - Jaarverslag 2001 - /* COM/2002/0258 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - Gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Europese Unie - Jaarverslag 2001 -

Samenvatting

Dit jaarverslag, het zesde over gelijke kansen voor vrouwen en mannen in de Europese Unie, geeft een overzicht van de voornaamste ontwikkelingen en verwezenlijkingen op Europees en nationaal niveau in 2001 en geeft de vooruitzichten voor 2002 aan.

De communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005)

2001 was het eerste jaar van de tenuitvoerlegging van de raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen. In 2001 is aanzienlijke vooruitgang geboekt zowel ten aanzien van de inhoud en de methodologie voor de integratie van de genderkwesties in het beleid als wat de evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de comités en de deskundigengroepen van de Commissie betreft. Deze vooruitgang bevestigt de doeltreffendheid van de in de raamstrategie gekozen gestructureerde aanpak die is gebaseerd op planning voor de toekomst, vaststelling van specifieke doelstellingen en monitoring van de activiteiten en resultaten aan het einde van elk jaar.

In 2001 zijn interessante nieuwe activiteiten geselecteerd voor de integratie van een gendergelijkheidsperspectief, bijvoorbeeld:

- Wereldhandel en globalisering (Directoraat-generaal Handel),

- Het geïntegreerd productbeleid, met name afvalbeheer (Directoraat-generaal Milieu),

- Asiel- en vluchtelingenbeleid (Directoraat-generaal Justitie en binnenlandse zaken) en

- Een interpretatieve mededeling over de integratie van sociale aspecten in overheidsopdrachten, waaronder gelijke behandeling van en gelijke kansen voor mannen en vrouwen, is goedgekeurd (DG Interne markt in samenwerking met DG Werkgelegenheid).

Om meer bijzonderheden over de geboekte vooruitgang te verstrekken is een genderscorebord opgesteld.

Ondanks de goede start is er nog veel te doen. Gendermainstreaming is complex en daarom moet de scholing op alle niveaus worden voortgezet. Verder moet de vooruitgang op de verschillende beleidsterreinen worden vastgesteld door intrinsiek gebruik te maken van genderindicatoren.

Het actieprogramma

De raamstrategie gaat vergezeld van een nieuw actieprogramma waarvoor elk jaar een prioritair thema wordt gekozen. Het prioritaire thema in 2001 was het verschil in beloning tussen mannen en vrouwen. Gelijke beloning voor vrouwen en mannen in de Europese Unie is nu onderdeel van het tijdens de Top van Lissabon in 2000 gelanceerde proces om van de Europese Unie de beste kennisgebaseerde economie van de wereld te maken met meer en betere banen en sociale samenhang. Elk jaar evalueert de Commissie de geboekte vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van Lissabon op grond van structurele indicatoren, waaronder nu een indicator inzake de verschillen in beloning tussen vrouwen en mannen.

In de praktijk behandelen de meeste van de 27 projecten die in 2001 in het kader van het actieprogramma zijn geselecteerd, kwesties in verband met gelijke beloning. De totale financiering daarvoor bedraagt circa 8 miljoen euro. De resultaten worden in 2003 verwacht.

Gelijkheid in het uitbreidingsproces

Een basisvoorwaarde voor het lidmaatschap van de Europese Unie is de aanvaarding en de omzetting van het "acquis communautaire". Op het gebied van gelijke kansen moeten de kandidaat-lidstaten de negen richtlijnen op het ogenblik van hun toetreding hebben omgezet. Het omzettingsproces is aan de gang en sommige kandidaat-landen hebben in 2001 goede vooruitgang geboekt. Wetgeving zelf is echter niet genoeg. Uit de ervaring is gebleken dat ondersteuningsmechanismen van essentieel belang zijn voor een effectieve gelijkheid van mannen en vrouwen. In deze context spelen structuren zoals gelijkheidsorganen, ombudspersonen voor gelijkheid en onafhankelijk advies een sleutelrol.

Vooruitzichten voor de gelijkheid van mannen en vrouwen

In 2002 zal de combinatie van werk en gezin in het middelpunt staan. Op Europees niveau zullen verscheidene initiatieven worden genomen, zoals de verbetering van de zichtbaarheid van de kwestie in de belangrijkste beleidsprocessen, de financiering van transnationale projecten, de verbetering van de statistieken en indicatoren en de opstelling van een verslag over de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake ouderschapsverlof.

2002 zal ook een jaar zijn waarin de wetgeving inzake de gelijkheid van vrouwen en mannen zal worden versterkt. De Commissie zal een voorstel doen voor een richtlijn inzake seksediscriminatie. De nieuwe richtlijn zal van toepassing zijn op andere gebieden dan werkgelegenheid en sociale zekerheid, die thans het toepassingsgebied van de communautaire gelijkheidswetgeving vormen.

De kwesties van de bestrijding van vrouwenhandel en geweld alsook de verbetering van de genderdimensie in het extern beleid van de Europese Unie en in de Structuurfondsen zullen in 2002 hoog op de politieke agenda blijven staan.

Ingevolge de continue evaluatie van de deelname aan vrouwen aan de besluitvorming en in de aanloop naar de verkiezingen voor het Europees Parlement in 2004 is de Commissie bovendien van plan om haar activiteiten in 2003 te richten op de bevordering van de evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de besluitvorming.

Laatste nieuws

Op 18 april 2002 hebben de Raad en het Parlement een politiek akkoord bereikt over de wijziging van Richtlijn 76/207/EG inzake gelijke behandeling in het arbeidsproces. Voor de eerste keer op EU-niveau zal bindende wetgeving nu seksuele intimidatie omschrijven en bepalen dat deze een vorm van seksediscriminatie vormt. De nieuwe richtlijn zal bepalingen omvatten inzake handhaving, vergoeding zonder bovengrens en sancties. De richtlijn houdt ook in dat de werkgevers preventieve maatregelen tegen seksuele intimidatie moeten nemen en aan elke werknemer in het bedrijf een regelmatig verslag over "gelijkheid van vrouwen en mannen" moeten verstrekken.

I. De raamstrategie

De raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen [1] bundelt de verscheidene initiatieven en programma's voor de gelijkheid van mannen en vrouwen van alle diensten van de Commissie tot een samenhangend geheel. In deze allesomvattende, integrale benadering gaan specifieke maatregelen voor de benadeelde of ondervertegenwoordigde sekse op een bepaald beleidsterrein hand in hand met een grensoverschrijdende mainstreamingsaanpak. Doel is ervoor te zorgen dat er op alle beleidsterreinen van de Commissie aandacht aan het gendervraagstuk wordt besteed en er inzicht wordt verkregen in de uiteenlopende impact die de activiteiten op vrouwen en mannen hebben.

[1] Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's - Naar een communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005), COM(2000) 335 def. van 7 juni 2000.

1. Het jaarlijkse werkprogramma

In maart 2001 zijn met de goedkeuring van het allereerste jaarlijkse werkprogramma van de Commissie voor de gelijkheid van mannen en vrouwen [2] belangrijke impulsen aan de raamstrategie gegeven. Dit werkprogramma bestaat uit twee delen, namelijk horizontale prioriteiten voor alle Directoraten-generaal (DG's) en diensten enerzijds en specifieke doelstellingen en werkzaamheden voor de afzonderlijke DG's op het desbetreffende beleidsterrein anderzijds. Gedetailleerde informatie over de implementatie en resultaten van het in het kader van de raamstrategie uitgevoerde werkprogramma is te vinden op de website over gelijke kansen. [3]

[2] COM(2001) 119 def. en SEC(2001) 382

[3] http://europa.eu.int/comm/employment_social/equ_opp/index_en.htm

In het werkprogramma zijn op drie terreinen horizontale prioriteiten voor alle diensten geformuleerd.

- gender-effectevaluaties op geselecteerde beleidsterreinen. Het eerste werkprogramma voor gendergelijkheid heeft tot méér inspanningen op het gebied van de gendergelijkheid geleid. Verscheidene DG's en diensten die tot nu toe niet aan gendermainstreaming hebben gedaan, zijn namelijk bij het beleid betrokken. Aangezien tal van beleidsterreinen van de EU nog niet doorgelicht zijn op de impact die ze op de gelijkheid van mannen en vrouwen hebben, wordt deze prioriteit in het werkprogramma voor 2002 gehandhaafd.

- uitsplitsing van statistieken naar sekse. Met de uitsplitsing van statistieken naar sekse - een belangrijk instrument voor de beleidsplanning - is in 2001 goede vooruitgang geboekt. Verscheidene DG's hebben hun gegevens en hun analyses daarvan geheel of ten dele naar sekse uitgesplitst. In het werkprogramma voor 2002 zal evenwel nog meer moeten worden gedaan en zal nog systematischer te werk moeten worden gegaan. De medewerking van de nationale bureaus voor de statistiek - de voornaamste statistische bron voor de Gemeenschap - bij de verzameling van naar sekse uitgesplitste gegevens is hier van groot belang.

- méér vrouwen aanmoedigen om voorstellen of blijken van belangstelling in te dienen of daaraan mee te werken. De aanpak van DG Onderzoek en DG Informatiemaatschappij die in alle oproepen tot het indienen van voorstellen en blijken van belangstelling naar de door de Commissie aangegane verplichtingen op het gebied van de gendergelijkheid verwijzen, is in het werkprogramma voor 2001 als beste praktijk naar voren gebracht. Deze aanpak is helaas niet, zoals gehoopt, op grote schaal overgenomen. Om ervoor te zorgen dat dit alsnog op grotere schaal gebeurt, zullen de discussies met de financiële en juridische diensten in 2002 worden voortgezet.

Op een aantal beleidsterreinen is in het kader van de raamstrategie veel vooruitgang geboekt. Hieronder wordt daarop nader ingegaan.

Asielzoekers en vluchtelingen

In het voorstel van de Commissie voor een richtlijn voor de opvang van asielzoekers wordt voorzien in het recht voor elk volwassen gezinslid van de asielzoeker om privé te worden geïnformeerd over zijn recht om een afzonderlijke aanvraag in te dienen, méér medezeggenschap van vrouwen bij de leiding van de opvangcentra, en in basisscholing over de behoeften van vrouwelijke en mannelijke asielzoekers voor autoriteiten en organisaties die met de richtlijn werken. Daarnaast wordt aangedrongen op de uitsplitsing van gegevens naar sekse bij degenen die asiel hebben aangevraagd of aan wie asiel is verleend. Bovendien moet rekening worden gehouden met de behoeften van vrouwen in verband met zowel gezondheidszorg als huisvesting.

Bij vrouwelijke vluchtelingen die internationaal om bescherming vragen, moet er rekening mee worden gehouden dat er volgens de Conventie van Genève vervolging kan hebben plaatsgevonden door seksueel geweld of andere seksespecifieke mishandeling.

Milieu

In het milieubeleid van de EU is in 2001 een begin gemaakt met gender-effectevaluaties bij het geïntegreerd productbeleid en het afvalbeheer. DG Milieu heeft expliciet naar inbreng vanuit niet-gouvernementele vrouwenorganisaties (NGO's) gezocht, om een netwerk te kunnen opbouwen en standpunten en ideeën van vrouwen te kunnen verzamelen en vrouwen vertrouwd te maken met de financieringsmogelijkheden van het LIFE-programma.

Visserij

Er si een diepgaande studie verricht naar de rol van vrouwen in de visserijsector. De desbetreffende studie komt tot de conclusie dat de grootste mogelijkheden voor een versterking van de rol van vrouwen in de visserijsector nog steeds op het gebied van de aquacultuur en het visserijbeheer liggen.

Ondernemingen

Er is een studie naar de identificatie en de evaluatie van goede praktijken in verband met de bevordering van het ondernemerschap onder vrouwen verricht en een studie ter beoordeling van de gendereffecten van het specifieke programma "Innovatie en MKB" in het kader van het Vijfde Programma is onlangs afgerond en gepubliceerd.

Overheidsopdrachten

De Commissie heeft in het najaar van 2001 een interpretatieve mededeling goedgekeurd over het voor overheidsopdrachten geldende Gemeenschapsrecht en de mogelijkheden om rekening te houden met sociale overwegingen bij overheidsopdrachten. Deze mededeling beoogt ook de identificatie van de mogelijkheden om op de best mogelijke wijze bij overheidsopdrachten rekening te houden met sociale overwegingen zoals de gelijke behandeling van vrouwen en mannen.

Globale richtsnoeren voor het economisch beleid

België heeft als voorzitter van de Raad een initiatief ter versterking van gendermainstreaming in de Globale Richtsnoeren voor het Economisch Beleid (GREB) gelanceerd. In oktober 2001 is met onafhankelijke deskundigen, vertegenwoordigers van de Commissie en België een seminar van technische aard gehouden. In het verlengde van het seminar is een document opgesteld, dat op 3 december 2001 aan de Raad Sociale Zaken en op 4 december 2001 aan de ECOFIN-Raad gepresenteerd is. In de conclusies van de ECOFIN-Raad wordt om het verder onderzoek van gendermainstreaming bij de uitwerking van de GREB voor 2002 gevraagd.

Het proces van Barcelona

In het kader van het MEDA-programma voor samenwerking met zuidelijke mediterrane landen is in juli 2001 te Brussel een regionaal forum georganiseerd over "de rol van vrouwen in het economische ontwikkelingsproces: gelijkheid van mannen en vrouwen in het Euro-Mediterrane Partnerschap".

Onderwijs en beroepsopleiding

Het Socrates-comité heeft in februari 2001 een actieplan voor de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2002) aangenomen. Het voorziet in de evaluatie van de genderdimensie in de eerste fase van het programma en de vaststelling van indicatoren voor de verbetering van de toepassing van de seksegelijkheid in de tweede fase van het programma. De Italiaanse vereniging van uitgevers is zelfregulerend opgetreden en heeft een gedragscode ter voorkoming van seksestereotypen in onderwijsmateriaal voor alle onderwijsniveaus uitgewerkt en op Europees niveau verspreid. Het WEEST-netwerk (Women Education and Employment in Science and Technology) heeft een website ingericht, waar een interactieve tentoonstelling en projecten met een Europese betekenis te zien zijn en chats met vrouwelijke wetenschappers uit heel Europa plaatsvinden.

Een brochure "Vrouwen en techniek" met de beste praktijken in de eerste fase van het Leonardo da Vinci-programma inzake beroepsopleiding is eind 2001 gepubliceerd.

Ontwikkelingssamenwerking

Voor de komende vijf jaar (2001- 2006) is een mededeling over een actieprogramma voor de horizontale integratie van het gendergelijkheidsaspect in de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap goedgekeurd. [4] In deze mededeling wordt erop gewezen dat de gelijkheid van mannen en vrouwen in het algemeen van cruciaal belang is en dat gendermainstreaming bij ontwikkelingssamenwerking gezien het verband tussen sekse en armoede belangrijker is dan ooit tevoren.

[4] COM(2001) 295 def.

Om ervoor te zorgen dat de genderdimensie een plaats krijgt in alle EG-initiatieven op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking, worden in de mededeling drie belangrijke actiegebieden aangegeven. Het gaat daarbij om de analyse en integratie van het genderaspect op de zes voorrangsterreinen voor de EG-activiteiten op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking, gendermainstreaming bij landelijke of regionale projecten of programma's, en de ontwikkeling van capaciteiten ten aanzien van het gendervraagstuk bij de EG zelf.

Humanitaire hulp

Het Bureau voor Humanitaire Hulp van de Europese Gemeenschap (ECHO) heeft in 2001 de integratie op politiek niveau van het genderperspectief in de humanitaire hulpverlening voortgezet. In 2001 is een casestudy naar humanitaire hulpprojecten met gendermainstreaming-elementen gefinancierd om na te gaan hoe het genderperspectief kan worden geïntegreerd in het opzetten en uitvoeren van humanitaire projecten.

Op operationeel niveau heeft ECHO in 2001 een aantal projecten gefinancierd die op de specifieke behoeften van vrouwen gericht waren. Daaronder waren bijvoorbeeld projecten in Irak, Servië en Afghanistan.

Vrouwen en wetenschap

Het in 1999 opgestarte initiatief Vrouwen en wetenschap stond in 2001 in het teken van een grote conferentie. Doel van de conferentie was een analyse te maken van de resultaten van onderzoek naar vrouwen in de wereld van de wetenschap en benchmarks uit te werken waarmee de betrokkenheid van vrouwelijke wetenschappers gemonitord kan worden. Ter voorbereiding van de conferentie is een reeks gender-effectevaluaties verricht. Verder doet een werkdocument van de diensten van de Commissie "Vrouwen en wetenschap: de genderdimensie als drijfkracht voor de hervorming van de wetenschap" verslag over de voortgang bij de integratie van de genderdimensie in het onderzoek sinds 1999.

De werkgelegenheidsstrategie

Op 12 september 2001 heeft de Commissie een driedelig werkgelegenheidspakket goedgekeurd, bestaande uit een verslag over de prestaties van de lidstaten op het gebied van de werkgelegenheid, een reeks aanbevelingen aan iedere afzonderlijke lidstaat en richtsnoeren voor het beleid in de toekomst. Elf lidstaten hebben de aanbeveling gekregen om méér aan de gelijkheid van mannen en vrouwen te doen (Duitsland, Griekenland, Spanje, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk). De Commissie heeft een aangescherpt richtsnoer voor de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen voorgesteld, aangezien er op dit terrein niet genoeg vooruitgang geboekt wordt. Dit voorstel is evenwel door de Raad verworpen.

Een werkgroep van Europese deskundigen voor gendervraagstukken en werkgelegenheid heeft een onafhankelijke beoordeling gemaakt van de nationale werkgelegenheidsplannen voor het jaar 2001 en van de indicatoren die momenteel gebruikt worden om de gelijkheid van mannen en vrouwen in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie te monitoren. [5]

[5] http://www.umist.ac.uk/management/ewerc/

Bestrijding van geweld en mensenhandel

De Commissie heeft de viering van de Internationale Vrouwendag op 8 maart 2001 gewijd aan het vraagstuk van de vrouwenhandel en daarover een gezamenlijke vergadering met het EP gehouden. In 2001 werd de implementatie van het DAPHNE-programma en het STOP-programma voortgezet en keurde de Commissie een nieuw STOP II-programma (tot 2003) goed. Bij de uitvoering van het STOP II-programma in 2001 is speciale aandacht besteed aan de hulpverlening aan en de bescherming van slachtoffers. Verder heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over een kaderbesluit betreffende de bestrijding van mensenhandel. Het kaderbesluit betreft in hoofdzaak de onderlinge aanpassing van het strafrecht en de sancties. Het hoofddoel is de versterking van de rechtshandhaving en de justitiële samenwerking in strafzaken.

Sociale integratie

Aan de hand van de gemeenschappelijke doelstellingen bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting hebben de lidstaten in juni 2001 hun eerste tweejaarlijkse actieplannen opgesteld. [6]

[6] Doelstellingen in de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting - PB C 82 van 13.3.2001.

De meeste lidstaten hebben in hun actieplan aangegeven dat het risico van armoede en sociale uitsluiting het grootst is voor oudere vrouwen, alleenstaande ouders en slachtoffers van huiselijk geweld. Bij mannen lopen daklozen, (ex-)delinquenten en voortijdige schoolverlaters het grootste risico. Hoewel in sommige plannen positieve voorbeelden te vinden zijn van de manier waarop de gendervraagstukken kunnen worden aangepakt, is er nog een lange weg te gaan in de richting van een rechtlijnige aanpak van de genderbehoeften en -eigenschappen in alle aspecten van de plannen. Een aantal lidstaten heeft zich er toe verplicht in de komende twee jaar méér aan gendermainstreaming te gaan doen..

2. Evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in comités

Zoals verwoord in het besluit van de Commissie 2000/407/EG van 19 juni 2000 [7] heeft de Commissie zich ertoe verplicht om een evenwichtige deelname van mannen en vrouwen in haar comités en groepen deskundigen te verwezenlijken. In het besluit van de Commissie is voor de deelname van vrouwen en mannen een streefcijfer van respectievelijk minimaal 40% vastgelegd.

[7] PB L 154 van 27.6.2000, blz. 34.

In 2000 is een eerste onderzoek naar een aantal werkgroepen van deskundigen van de Commissie verricht, waaruit naar voren kwam dat gemiddeld slechts 13,5 % van de leden vrouwen waren. In 2001 volgde een tweede, veel uitgebreider onderzoek.

Bij dit onderzoek is naar alle comités en werkgroepen van deskundigen gekeken en daarbij is onderscheid gemaakt tussen de leden van comités en werkgroepen van deskundigen die door de Commissie benoemd worden en de leden die benoemd worden door de lidstaten, sociale partners, belangengroepen, NGO's en andere organisaties die vertegenwoordigers in de comités en werkgroepen van deskundigen van de Commissie kunnen benoemen.

In 2001 lag het gemiddelde percentage vrouwen in alle comités en werkgroepen van de deskundigen bij 28,8%. Bij de leden van de comités en werkgroepen van deskundigen die door de Commissie worden benoemd, lag het aantal vrouwen bij 30,5%. Bij de comités en werkgroepen waarop de Commissie geen invloed heeft, lag dit cijfer bij 28,4%.

De resultaten van het onderzoek lopen in het algemeen in de pas met de algehele participatiecijfers van vrouwen en mannen in de verschillende sectoren. Op het gebied van het onderwijs en de sociale sector bijvoorbeeld zijn vrij veel vrouwen in de comités en groepen van deskundigen vertegenwoordigd, terwijl in sectoren zoals de landbouw, de visserij en het onderzoek een groter aantal mannen vertegenwoordigd is.

Hoewel het onderzoek aantoont dat er ten opzichte van gegevens van vroeger datum duidelijk vooruitgang geboekt is, zullen de inspanningen moeten worden voortgezet. Er zal vooral meer moeten worden gedaan in díe sectoren waar vrouwen ondervertegenwoordigd zijn. De vooruitgang op dit gebied zal weer gemonitord worden in het kader van de werkprogramma's die onder de raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen vallen.

3. Versterkte samenwerking met de autoriteiten voor gendergelijkheid

In de raamstrategie wordt de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten van de EU en de EER, de sociale partners en de NGO's actief gestimuleerd. In dit verband zijn in 2001 een aantal werkzaamheden verricht.

Het Raadgevend Comité voor gelijke kansen van mannen en vrouwen [8] heeft zijn werkzaamheden in 2001 voortgezet en advies uitgebracht over de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2002, naar sekse uitgesplitste statistieken en indicatoren, en de genderdimensie van de sociale integratie.

[8] http://europa.eu.int/comm/employment_social/equ_opp/strategy/advcom.html

De Commissie heeft, tezamen met het Zweedse voorzitterschap, een conferentie op hoog niveau in Sigtuna, Zweden georganiseerd, die werd bijgewoond door hoge ambtenaren die in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor gendermainstreaming. Er kwam een belangrijke discussie op gang over de mechanismen voor de follow-up van de indicatoren die in het verlengde van het te Peking overeengekomen Actieplatform geselecteerd zijn. Deze discussie is voortgezet op een tweede conferentie die in samenwerking met het Belgische voorzitterschap in november te Brussel georganiseerd is.

De samenwerking met andere internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties (follow-up op het te Peking overeengekomen Actieplatform), de Raad van Europa (stuurgroep gelijke kansen) en de Organisatie voor Samenwerking en Veiligheid in Europa (nieuw actieplan voor gendergelijkheid) is voortgezet om verder te kunnen bouwen op de expertise van deze organisaties en de gendermainstreaming op de relevante beleidsterreinen te stimuleren.

4. Nationale initiatieven

De lidstaten en de EER/EVA-landen hebben een heel scala aan activiteiten ter bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen voortgezet en zijn ook de gendermainstreamingmethode blijven toepassen. Van al deze werkzaamheden wordt hieronder slechts een klein aantal voorbeelden gegeven. [9]

[9] Zie voor een volledig overzicht de links naar de nationale organisaties voor de gelijkheid van mannen en vrouwen onder http://europa.eu.int/comm/employment_social/equ_opp/links_en.html

ms

Oostenrijk

De Oostenrijkse overheid heeft, onder andere, in het kader van een onderhandelingsprocedure voor een "Austrian Women's Technology Project" een opdracht tot het verlenen van diensten toegekend. Het hoofddoel van het project is om voor heel Oostenrijk maatregelen uit te werken en te implementeren waarmee een toename van het aantal vrouwen in technische beroepen, en met name op IT-gebied kan worden bewerkstelligd. Daarnaast is een interdepartementale werkgroep voor gendermainstreaming (IMAG GM) in het leven geroepen en zijn vervolgens drie werkgroepen opgericht. In 2001 hebben twee vergaderingen van de IMAG-GM plaatsgevonden, een derde was voor het najaar gepland.

Denemarken

In maart 2001 is in het verlengde van de Wet op de gendergelijkheid van een jaar daarvoor een eerste rapport en actieplan over gendergelijkheid als voorwaarde voor welvaart, duurzaamheid en democratie aan het parlement voorgelegd. Op 1 juli is het beginsel van de gedeelde bewijslast geïntroduceerd in de Wet gelijke behandeling, de Wet op de gendergelijkheid, de Kinderopvangwet, de Wet gelijke beloning en de Wet beroepspensioenen. Tegelijkertijd is, in overeenstemming met de EU, een definitie van indirecte discriminatie geïntroduceerd. Seksuele intimidatie valt nu ook onder de definitie van gelijke behandeling en discriminatie.

Noorwegen

De regering heeft in april 2001 een voorstel voor de herziening van de Wet op de gendergelijkheid bij het parlement ingediend. In deze herziening worden de bestaande voorschriften aangescherpt, die alle overheidslichamen ertoe verplichten om de gendergelijkheid bij alle rangen en standen te bevorderen en daarvoor ruimte in de jaarlijkse begroting vrij te maken. De herziening legt de werkgevers- en werknemersorganisaties dezelfde verplichting op en bepaalt verder dat ondernemingen in hun jaarverslag rapport moeten uitbrengen over hun werkzaamheden ter bevordering van de gendergelijkheid.

Zweden

De Wet op de gelijkheid van mannen en vrouwen is op 1 januari 2001 aangescherpt. Een nieuwe paragraaf 11 bepaalt dat de werkgever ieder jaar een actieplan voor gelijke beloning moet opstellen en daarin verslag moet uitbrengen over de uitkomsten van het onderzoek en de analyse, die overeenkomstig paragraaf 10 moeten worden verricht. Uit hoofde van paragraaf 12 zijn de werkgevers verplicht om de werknemersorganisatie (waarmee de cao-onderhandelingen worden gevoerd) de gegevens te verstrekken die de organisatie nodig heeft om mee te kunnen werken aan het onderzoek, de analyse en de uitwerking van een actieplan voor gelijke beloning.

Verenigd Koninkrijk

In januari 2001 heeft de Britse overheid een nieuwe infolijn 'Equality direct' en een daarbij behorende website [10] ingericht. Hier kunnen ondernemingen die vragen hebben over de gelijkheid van vrouwen en mannen of een kwestie willen aankaarten gratis vertrouwelijke, uitgebreide en coherente informatie krijgen. In februari is door de regering een nationale conferentie getiteld "Women Mean Business" gehouden, waar informatie en advies is verstrekt over mogelijkheden in het bedrijfsleven. In juni is in het kader van het ATHENA-project een nieuwe eenheid voor het gelijkheidsvraagstuk opgezet, die zich bezig zal gaan houden met de vertegenwoordiging van vrouwen in de natuurwetenschappelijke en technische richtingen van het hoger onderwijs. In juli is de regering met regelgeving gekomen voor de implementatie van de richtlijn over de bewijslast in geval van seksediscriminatie. Door deze regelgeving wordt de Wet op de seksediscriminatie gewijzigd, in die zin dat de definitie van indirecte discriminatie uitgebreid is en duidelijk wordt gemaakt dat bij een klacht voor de rechtbank de bewijslast bij de werkgever komt te liggen, als de eisende partij "prima facie"-bewijzen voorlegt.

[10] http://www.equalitydirect.org.uk

II. Gelijke beloning: een prioriteit in 2001

1. Beloningsverschillen

Gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke werknemers voor gelijkwaardige arbeid is een van de fundamentele beginselen van het EG-Verdrag. De eerste richtlijn van de Gemeenschap voor de gelijke behandeling van mannen en vrouwen was dan ook een richtlijn over gelijke beloning (1975).

Maar ondanks het feit dat er wettelijke bepalingen zijn, verdienen vrouwen nog steeds zo'n 14% minder dan mannen (in 1997 waren de verschillen in de particuliere sector groter dan in de overheidssector, namelijk 19% resp. 10%).

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

2. Een prioritair thema

In de communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen en het financieringsprogramma in verband met deze strategie is gelijke beloning voor het jaar 2001 een prioritair thema.

Gelijke beloning is als prioritair thema geselecteerd, aangezien beloningsverschillen de meest zichtbare vorm van ongelijke behandeling op de arbeidsmarkt in Europa zijn. Tenzij het beleid deze ongelijkheid aanpakt, zullen de doelstellingen van de Europese Raad in Lissabon om in het jaar 2010 een arbeidsparticipatie van vrouwen van minimaal 60% te bereiken en om de kwaliteit van de arbeid te verbeteren niet worden bereikt.

Ondersteuning door het Voorzitterschap

In januari 2001 zijn de ministers voor sociale zekerheid en gendergelijkheid, onder het Zweedse voorzitterschap, bijeengekomen om te discussiëren over de onderling samenhangende vraagstukken rond de beloningsverschillen tussen beide seksen en de sociale zekerheid als motor voor economische groei. Het bijzonder grote belang dat toegekend wordt aan het vraagstuk van de gelijke beloning vond een vertaling in de conclusies van de bijeenkomst van de Europese Raad in Stockholm (maart 2001), waarin de Raad en de Commissie het verzoek krijgen om indicatoren uit te werken.

Tegen deze achtergrond heeft het Belgische voorzitterschap een reeks indicatoren voor de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen uitgewerkt. De Raad Werkgelegenheid en Sociale Zaken (3 december 2001) heeft zijn goedkeuring gehecht aan een serie van 9 indicatoren en de Commissie en de lidstaten verzocht om verbetering te brengen in de statistieken en onderzoeken op dit gebied.

Het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité

Het Europees Parlement heeft in september 2001 een rapport over gelijke beloning [11] goedgekeurd, waarin steun wordt uitgesproken voor het voorstel van de Commissie ten aanzien van nationale streefcijfers. Het rapport bevestigt dat er door alle betrokkenen en op alle verschillende niveaus - de Europese Commissie, de lidstaten en de sociale partners - een veelzijdige benadering moet worden gehanteerd, als we daadwerkelijke en duurzame resultaten willen bereiken.

[11] Verslag over gelijk loon voor werk van gelijke waarde, Rapporteur: Miet Smet, juli 2001, def. A5-0275/2001

Gelijke beloning is ook voor het Economisch en Sociaal Comité een zeer belangrijk thema geweest. In het Florio-rapport over loondiscriminatie tussen mannen en vrouwen (maart 2001) wordt op aanvullingen in de bestaande gegevens en onderzoeken aangedrongen en worden de lidstaten en de sociale partners om méér inspanningen verzocht.

Strategie van Lissabon

Een indicator met betrekking tot de beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen is toegevoegd aan de lijst van structurele indicatoren die door de Europese Commissie in 2001 is opgesteld voor het monitoren van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de tijdens de Top van Lissabon overeengekomen economische en sociale strategische doelen. De geboekte vooruitgang op het gebied van gelijke beloning in Europa zal op de agenda worden geplaatst van de volgende Europese Raden in het voorjaar die elk jaar de vooruitgang en het falen bij de verwezenlijking van de "doelstellingen van Lissabon" zullen beoordelen.

De Europese werkgelegenheidsstrategie

De Europese werkgelegenheidsstrategie geeft de doelstelling van gelijke beloning voor mannen en vrouwen belangrijke impulsen. In het verlengde van de evaluatie van de nationale actieplannen voor het jaar 2001 heeft een aantal lidstaten erkend dat er beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen bestaan en initiatieven aangekondigd om deze verschillen terug te dringen. Deze initiatieven zijn in het algemeen vrij vaag en gaan niet gepaard met concrete activiteiten en, hoewel de sociale partners bij dit vraagstuk een cruciale rol toekomt, is er sprake van een zwak engagement van deze zijde. Op grond hiervan heeft de Commissie, overeenkomstig het advies van het Raadgevend comité voor de gelijke kansen, een versterking van de op gelijke beloning gerichte werkgelegenheidsrichtsnoer voorgesteld, met inbegrip van nationale streefcijfers voor de vermindering van de beloningsverschillen. De Raad heeft dit voorstel in 2001 helaas niet aangenomen, maar zal zich in 2002 opnieuw over deze kwestie buigen.

3. De start van het nieuwe actieprogramma inzake gelijkheid van mannen en vrouwen

Dit programma [12] is een van de instrumenten waarmee de overkoepelende strategie van de Gemeenschap ten aanzien van de gelijkheid van mannen en vrouwen geïmplementeerd wordt. In het kader van dit programma worden op de actieterreinen van de communautaire strategie horizontale werkzaamheden gecoördineerd, ondersteund en gefinancierd die niet kunnen worden gefinancierd door de overige EU-financieringstrumenten zoals de structuurfondsen en hun initiatieven zoals Equal.

[12] Beschikking (EG) nr. 51/2001 van de Raad van 20 december 2000 betreffende het programma in verband met de communautaire strategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005), PB L 17 van 19.1.2001, blz. 22-29.

Gelijke beloning was ook een prioritair thema bij de eerste ronde van een aantal transnationale projecten die in het kader van het programma 2001-2005 inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen gefinancierd werden. Het startsein voor het programma is onder het Belgische voorzitterschap gegeven op een conferentie over gelijke beloning op 13 september 2001 in Brussel, die onder andere met middelen uit het programma gefinancierd is.

Bij de uit hoofde van het communautaire actieprogramma voor de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005) gefinancierde projecten zijn ten aanzien van de vorige programma's een aantal vernieuwingen ingevoerd:

- Voor de te financieren werkzaamheden wordt ieder jaar een prioritair thema vastgesteld. Dit thema wordt, in samenwerking met de andere instellingen, ook opgepakt in de beleidswerkzaamheden van de Commissie (dit was het geval bij het thema "gelijke beloning", waaraan door de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en de verscheidene instrumenten van de Commissie in 2001 bijzondere aandacht besteed is).

- Doordat de inspanningen op een prioritair thema worden gericht, kan een zo groot mogelijk effect worden bereikt. De werkzaamheden in de lidstaten vinden namelijk binnen één en hetzelfde tijdsbestek plaats, hebben betrekking op een samenhangend geheel van sub-thema's die onder het prioritaire thema vallen en brengen alle bij het thema betrokken actoren bijeen.

- De projecten zijn grootschaliger - per project gaat het om bedragen van 250 000 tot 500 000 euro. Door deze bandbreedte wordt ervoor gezorgd dat er voldoende financiële middelen voor de werkzaamheden beschikbaar zijn, waarbij ieder project zo grootschalig is dat het transnationaal ten uitvoer gebracht en gemanaged kan worden en er samenhangende resultaten worden bereikt.

Doel van deze door de lidstaten, nationale organisaties voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, NGO's, regionale en/of lokale overheden, enz. uitgevoerde projecten is om méér inzicht te verwerven in de beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen en strategieën te ontwikkelen en te verbreiden waarmee deze verschillen uit de wereld kunnen worden geholpen. Door deze beleidsgerichte samenwerking wordt bij de bevordering van gelijke beloning en de vermindering van inkomensverschillen tussen vrouwen en mannen méér effect bereikt.

De transnationale werkzaamheden met het oog op het prioritaire thema waren op het volgende gericht:

- uitwisseling van de uitkomsten van analyses en onderzoeken en uitwisseling van goede praktijken,

- onderzoek naar beroepenclassificaties en loonstelsels om te bezien of deze tot ongelijke beloning van vrouwen en mannen leiden,

- waarborging van rechten (wetgeving en mechanismen die betere en effectievere bescherming bieden),

- gelijke beloning in het cao-proces en de rol van de sociale partners,

- preventie: de rol van onderwijs, voorlichting, scholing en de media.

Van de 27 projecten die in 2001 zijn geselecteerd, had het merendeel met "gelijke beloning" te maken. Deze projecten werden gefinancierd voor een bedrag van in totaal zo'n 8 miljoen euro. Meer informatie over deze projecten is te vinden op de website over de gelijkheid van mannen en vrouwen [13].

[13] http://europa.eu.int/comm/employment_social/equ_opp/index_en.htm

4. Prioritaire thema's voor het communautaire programma voor gendergelijkheid voor de komende jaren

Om alle elementen van de raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005) waarvoor het programma financiële steun verleent, aan bod te laten komen, hebben het comité van het programma en de Commissie de volgende prioriteiten vastgesteld:

2001-2002: Gelijke beloning

2002-2003: Combinatie van werk en gezin

2003-2004: Vrouwen in de besluitvorming

2004-2005: Stereotiepe beeldvorming van mannen en vrouwen

III. Ontwikkelingen in de wetgeving

1. De richtlijn gelijke behandeling

In 2001 is aanzienlijke vooruitgang geboekt met het voorstel tot wijziging van de richtlijn van 1976 over gelijke behandeling in het arbeidsproces.

Door het voorstel [14] wordt de richtlijn geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met hedendaagse ideeën over gelijkheid en tal van arresten van het Hof van Justitie van de afgelopen vijfentwintig jaar. Het voorstel loopt ook - en vooral waar het om de gehanteerde definities gaat - in de pas met de richtlijnen die in het jaar 2000 uit hoofde van artikel 13 van het EG-Verdrag goedgekeurd zijn en die betrekking hebben op discriminatie op grond van ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

[14] COM(2000) 334 def. en gewijzigd voorstel COM(2001) 321 def.

Verwacht wordt dat met de gewijzigde richtlijn op een aantal belangrijke punten nieuw terrein wordt betreden:

- De wetgevers op nationaal niveau en op het niveau van de Gemeenschap hebben tot nu toe grotendeels geen aandacht besteed aan seksuele intimidatie. In de gewijzigde richtlijn wordt daarentegen bevestigd dat er in het geval van intimidatie en seksuele intimidatie sprake is van discriminatie op grond van geslacht en zijn definities van intimidatie en seksuele intimidatie opgenomen. In de wetgeving van de Gemeenschap zullen een definitie van directe en een nieuwe definitie van indirecte discriminatie worden opgenomen.

- De lidstaten zullen worden verplicht om organen voor de 'gelijkheid' op te richten en om een reeks bevoegdheden voor deze organen vast te leggen.

- De werkgevers moeten ertoe worden aangespoord om jaarlijks 'plannen voor de gelijkheid', d.w.z. een planmatige en systematische benadering voor de gelijkheid in het arbeidsproces, uit te werken.

Een aantal overige amendementen van het Europees Parlement beogen de bestaande bepalingen van de richtlijn uit 1976 aan te scherpen:

- Het gaat daarbij om nieuwe bepalingen die verband houden met de rechtsbescherming en met vergoedingen die in het geval van discriminatie aan een persoon te betalen zijn.

- De rechten van personen die gebruik maken van ouderschapsverlof voor moeders en vaders (en met name het recht om na het verlof weer terug te keren op het werk) worden uitgebreid.

Tot slot worden de sociale partners ertoe aangespoord om mee te werken aan de implementatie van de beginselen op het gebied van de gelijke behandeling en daartoe collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten waarin bepalingen ter bestrijding van discriminatie opgenomen zijn.

Het voorstel stoelt op lid 3 van artikel 141 van het EG-Verdrag en moet dan ook worden goedgekeurd door de Raad van Ministers en het Europees Parlement. De Raad heeft op 11 juni 2001 met eenparigheid van stemmen politieke overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk standpunt. Het Europees Parlement heeft in oktober in tweede lezing een aantal amendementen op het gemeenschappelijk standpunt voorgesteld.

De formele bemiddelingsprocedure is in januari 2002 van start gegaan en de discussies zijn reeds in vergevorderd stadium (maart 2002).

2. De richtlijn met betrekking tot de bewijslast

De deadline voor de omzetting van Richtlijn 97/80/EG inzake bewijslast in gevallen van discriminatie op grond van geslacht liep op 1 januari 2001 af.

De richtlijn voorziet in een verschuiving van de bewijslast bij rechtszaken en versterkt zo de positie van de klagende partij. Wanneer de klagende partij feiten of statistieken naar voren brengt waaruit blijkt dat er prima facie sprake is van discriminatie, is het aan de werkgever om te bewijzen dat er geen inbreuk is gemaakt op het beginsel van de gelijke behandeling.

Alle overheden van de lidstaten hebben in de loop van 2001 hun wetgeving ter implementatie van de richtlijn aan de Commissie voorgelegd. Momenteel wordt bekeken of deze wetgeving in de pas loopt met de wetgeving van de Gemeenschap.

3. Jurisprudentie van het hof van justitie

Het Hof van Justitie heeft in 2001 naar aanleiding van door nationale rechtbanken voorgelegde zaken drie belangrijke uitspraken (met betrekking tot vijf zaken) over gelijke beloning en gelijke behandeling van mannen en vrouwen gedaan. [15]

[15] Zaak C-438/99, arrest van 4 oktober 2001; zaak C-109/00, arrest van 4 oktober 2001; zaak C-379/99, arrest van 9 oktober 2001; zaak C-366/99, arrest van 29 november 2001; zaak C-206/00, arrest van 13 december 2001.

- Het Hof heeft vastgesteld dat er in het geval van ontslag, de weigering om iemand in dienst te nemen en de weigering om een arbeidscontract te verlengen wegens zwangerschap sprake is van directe discriminatie op grond van geslacht, die niet te rechtvaardigen is. Het was tot nu toe evenwel niet duidelijk of dit beginsel ook van toepassing is in het geval van ontslag bij en niet-verlenging van een arbeidscontract voor bepaalde tijd. In zijn arresten in de Melgar-zaak en de Tele Danmark-zaak heeft het Hof vastgesteld dat dit inderdaad zo is.

- In de Menauer-zaak heeft het Hof vastgesteld dat Duitse pensioenfondsen die belast zijn met de uitvoering van de regelingen voor bedrijfspensioenen zich net als werkgevers dienen te houden aan het beginsel van gelijke beloning, zoals verwoord in artikel 141 van het EG-Verdrag. Noch de wettelijke onafhankelijkheid die de pensioenfondsen genieten, noch hun status als verzekeringsorganisatie spelen hier een rol.

- In de Griesmar-zaak en Mouflin-zaak heeft het Hof het verzoek gekregen om twee bepalingen uit de Code des pensions civiles et militaires de retraite (de Franse wet op ouderdomspensioenen) onder de loep te nemen die voor mannen discriminerend zijn. Uit hoofde van de eerste bepaling wordt aan vrouwelijke ambtenaren voor elk wettig kind dat ze opgevoed hebben een bonificatie (voor de berekening van het pensioen) toegekend. Op grond van de tweede bepaling kan een vrouwelijke ambtenaar vóór de pensioengerechtigde leeftijd aanspraak maken op haar pensioen, indien haar echtgenoot gehandicapt of ongeneeslijk ziek is en daardoor niet kan werken. Een mannelijke ambtenaar heeft dit recht niet. Het Hof stelde in tegenstelling tot de Franse autoriteiten vast dat de Franse ouderdomspensioenen voor ambtenaren beschouwd moeten worden als "beloning" in de zin van artikel 141 van het EG-Verdrag en niet als sociale uitkering. Hieruit volgt dat de omstreden bepalingen in strijd zijn met de wetgeving van de Gemeenschap. De Franse autoriteiten kunnen niet langer een beroep doen op de ontheffingsbepaling in de richtlijn ten aanzien van de gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid om discriminatie te rechtvaardigen.

4. Belangrijke ontwikkelingen in de lidstaten

Gelijke beloning

In een Finse collectieve arbeidsovereenkomst is bepaald dat elke sector een speciale gelijkheidstoeslag in het leven kan roepen. Doel van deze toeslag is het salaris van vrouwen te verhogen die ondanks de moeilijkheidsgraad van hun werk en hun opleiding niet voldoende verdienen en die werkzaam zijn in sectoren van het bedrijfsleven die van oudsher weinig betalen. In Denemarken is de Wet gelijke beloning gewijzigd en daardoor transparanter geworden. De wet schrijft voor dat werkgevers met meer dan 10 werknemers genderspecifieke salarisstatistieken moeten voorleggen.

Wat het nationale jurisprudentierecht betreft heeft de UK Employment Appeal Tribunal (Brits gerechtshof voor hoger beroep in arbeidszaken) de definitie van de "maatman" zodanig verbreed dat een werknemer bij een lokaal overheidsorgaan nu een vergelijking kan maken met een werknemer bij een ander lokaal overheidsorgaan, zelfs al zijn er twee uiteenlopende salarisschalen vastgelegd. In Zweden is een doorbraak bereikt bij de vergelijking van niet-gelijksoortige functies, nu verpleegkundigen en technici met elkaar vergeleken kunnen worden. Naar het blijkt, aanvaardt het Zweedse Hof voor arbeidszaken evenwel vaak het begrip "marktwerking" als het om de motieven voor ongelijke betaling voor gelijkwaardig werk gaat.

Combinatie werk en gezin

In Griekenland is ouderschapsverlof voor vaders (betaald verlof voor vaders na de geboorte van een kind) in een collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen. In Frankrijk, Finland en het Verenigde Koninkrijk is desbetreffende wetgeving voorgesteld.

Griekenland, Ierland en Nederland hebben wetgeving voor de verlenging van het ouderschapsverlof voor moeders geïntroduceerd.

IV. Uitbreiding en externe betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking

1. De uitbreiding

De onderhandelingen met tien kandidaat-lidstaten over het hoofdstuk werkgelegenheid en sociale zaken zijn begin 2001 voorlopig afgesloten. De in de kandidaat-lidstaten geboekte vooruitgang zal niettemin weer nauwgezet gemonitord worden door de Commissie. Met Bulgarije, Roemenië en Turkije moeten de onderhandelingen nog van start gaan.

De Europese Raad heeft op zijn bijeenkomst in Göteborg in juni 2001 bevestigd dat kandidaat-lidstaten die klaar voor de toetreding worden geacht met ingang van 2004 tot de Europese Unie zouden moeten kunnen toetreden.

Implementatie van de wetgeving van de Gemeenschap

Aanvaarding en omzetting van het "acquis communautaire" is een basisvoorwaarde voor het lidmaatschap van de Europese Unie. Op het gebied van de gelijke kansen dienen de kandidaat-lidstaten negen richtlijnen om te zetten.

Litouwen heeft al vóór het jaar 2001 bijna heel het "acquis communautaire" op dit gebied omgezet. In de Tsjechische Republiek is met het van kracht worden op 1 januari 2001 van de wijzigingen op de Arbeidswet, de Wet lonen en salarissen en de Wet civiele procedures een belangrijk deel omgezet.

Het jaar 2001 was in ieder geval min of meer het jaar van de doorbraken, aangezien in een aantal andere landen goede vooruitgang is geboekt. Hongarije slaagde er tegen het eind van het jaar, zoals gepland, in om op belangrijke punten op één lijn te komen met het "acquis communautaire". De belangrijkste ontwikkeling hier was de wijziging van de Arbeidswet, die op 1 juli 2001 van kracht is geworden. In Letland is het "acquis communautaire" omgezet in een nieuwe Arbeidswet en een Wet op de arbeidsbescherming, die beide in de zomer goedgekeurd zijn. Gepland is dat de arbeidswet in juni 2002 in werking treedt. In Slowakije heeft de omzetting van de richtlijnen inzake gelijke beloning en gelijke behandeling, de bewijslast, zwangere werknemers en ouderschapsverlof dit jaar in juli zijn beslag gekregen met de goedkeuring van een nieuwe Arbeidswet. Alleen de richtlijn ten aanzien van de gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid moet nog worden omgezet. In Polen zijn de wijzigingen in de arbeidswet ter omzetting van het "acquis communautaire" in de tweede helft van het jaar goedgekeurd. De wetgeving zal evenwel niet voor de toetreding in werking treden. De regering van Estland heeft in november haar goedkeuring gehecht aan een ontwerpwet gendergelijkheid.

In andere lidstaten wordt slechts op een verontrustend traag tempo vooruitgang geboekt.

Een punt van zorg is de langzame vooruitgang die in Roemenië met de overname van het "acquis communautaire" wordt geboekt. Sinds 1988 ligt er al een ontwerpwet gelijke kansen bij het parlement. Het ontwerp is begin 2001 na de regeringswisseling met het oog op wijziging teruggetrokken en het is niet duidelijk wanneer de nieuwe wet er zal komen.

Bulgarije heeft een ontwerp voor een wet gelijke kansen uitgewerkt. Een groot deel van de wetgeving die noodzakelijk is voor de implementatie is echter pas voor de "middellange" termijn gepland.

Op Cyprus, op Malta en in Slovenië moet een groot deel van het "acquis communautaire" nog worden omgezet. Er is ontwerpwetgeving in behandeling, maar 2001 heeft maar weinig tekenen van vooruitgang laten zien.

In Turkije is op het punt van de wetgeving geen vooruitgang geboekt.

Samenvattend kan gesteld worden dat er in 2001 heel goede vooruitgang geboekt is in de Tsjechische Republiek, Estland, Hongarije, Letland, Polen en Slowakije. Een aantal landen hebben evenwel nog veel te doen, willen ze in 2004 klaar zijn voor hun toetreding.

2. Institutionele capaciteit in de kandidaat-lidstaten

Aanvaarding en omzetting van het "acquis communautaire" alléén is niet voldoende. Het is van vitaal belang dat er voor de implementatie en het toezicht op de naleving van de rechten op het gebied van de gelijkheid institutionele en administratieve structuren worden ontwikkeld.

Ook op dit punt loopt een aantal landen weer voorop.

Net als bij de overname van het "acquis communautaire" heeft Litouwen ook hier al vóór 2001 aanzienlijke vooruitgang geboekt.

In Roemenië is ter bevordering van de mainstreaming een interdepartementale adviescommissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen in het leven geroepen. Deze commissie heeft een nationaal actieplan voor gelijke kansen uitgewerkt, maar er zal moeten worden afgewacht of de overheid hiervoor geld ter beschikking stelt.

Zowel in Slowakije als in Letland heeft de overheid in 2001 ontwerpdocumenten voor gelijke kansen opgesteld, waarin voorstellen voor op te zetten instellingen, monitoring, assessment en bewustmaking opgenomen zijn en waarin de nadruk ligt op de arbeidsmarkt, het maatschappelijke en politieke leven, en het gezin. Net als bij het Roemeense nationale actieplan hangt de daadwerkelijke implementatie van deze ontwerpdocumenten af van de vraag of er voldoende financiële middelen beschikbaar voor zullen zijn.

In andere landen is het tempo van de veranderingen niet zo bemoedigend.

Hoewel er heel goede vooruitgang is geboekt met de omzetting van het "acquis communautaire" in de Tsjechische Republiek, zijn er slechts langzaam maatregelen voor de implementatie en het toezicht op de naleving uitgewerkt. De regering heeft dit jaar niettemin een evaluatiepaper over vraagstukken, zoals het opzetten van instellingen en vrouwen en besluitvorming uitgewerkt.

Op Malta en Cyprus zijn reeds institutionele structuren voorhanden, maar in 2001 is geen vooruitgang met de versterking van die structuren geboekt.

Bulgarije en Polen ontbreekt het aan afdoende institutionele structuren. In Bulgarije is een ontwerpwet gelijke kansen uitgewerkt, die de implementatie en het toezicht op de naleving regelt. De planning voor de totstandbrenging van nieuwe institutionele structuren is evenwel te vaag. De Poolse autoriteiten hebben op dit punt geen voorstellen op tafel gelegd.

In het algemeen is er weinig of geen vooruitgang geboekt bij de totstandbrenging van effectieve institutionele structuren voor de toepassing van het "acquis communautaire" in de kandidaat-lidstaten en vanaf nu tot de toetreding zal er dan ook nog veel werk moeten worden verzet. Het uitwerken van conceptdocumenten en nationale actieplannen is een stap in de goede richting, maar zet weinig zoden aan de dijk als het een en ander niet wordt omgezet in concrete en afdoende gefinancierde maatregelen.

3. Externe betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking

Samenwerking bij de bestrijding van mensenhandel

De mensenhandel is een van de nijpendste mensenrechtenproblemen voor de Europese Unie en haar toekomstige uitbreiding. Vrouwen en kinderen zijn hiervan in het bijzonder slachtoffer. Hoewel de daadwerkelijke omvang van de mensenhandel maar moeilijk te bepalen valt, gaan recente schattingen ervan uit dat ieder jaar zo'n 500 000 vrouwen naar West-Europa worden gebracht.

De belangrijkste trend in de afgelopen jaren is dat het aantal slachtoffers van mensenhandel uit Midden-Europa (30%) en Oost-Europa (40 % m.i.v. het Gemenebest van Onafhankelijke Staten) stijgende is. Een groot aantal slachtoffers komt niettemin nog steeds uit Afrika, Azië en Latijns Amerika en bij de slachtoffers van seksuele uitbuiting gaat het om een groot aantal burgers van de lidstaten van de EU.

De georganiseerde criminaliteit is in toenemende mate bij de mensenhandel betrokken omdat mensenhandel een van de meest lucratieve criminele activiteiten geworden is, waarop tot nu toe bovendien relatief lichte straffen stonden. De Commissie heeft in 2001 voorstellen gedaan om mensenhandel in alle lidstaten onder het strafrecht te laten vallen en straffen in te voeren die afschrikkend werken. Voorts moet ook de samenwerking bij het toezicht op de naleving van de wetgeving worden gestimuleerd. Ter bestrijding van de mensenhandel is het mandaat van Europol uitgebreid.

Daarnaast moet aan vrouwen die het slachtoffer van mensenhandel zijn geworden hulp worden geboden.

- In de eerste plaats moeten vrouwen in de landen van herkomst gewaarschuwd worden voor de gevaren, voordat ze zich inlaten met mensenhandelaars. In dit verband moet ook het bewustzijn voor deze problematiek in de EU worden versterkt.

- In de tweede plaats moet de slachtoffers betere ondersteuning worden geboden. Door het Europees Sociaal Fonds is met succes financiële steun verleend voor een specifiek project dat tot doel heeft het bewustzijn in plaatselijke gemeenschappen te versterken, een databank op te richten en het netwerken te bevorderen tussen de verschillende actoren die betrokken zijn bij de strijd tegen de handel met vrouwen en kinderen in de Mezzogiorno ("Sicurezza per lo sviluppo 2000-2006"). In Italië loopt tevens een aantal maatschappelijke hulpverleningsprojecten voor slachtoffers van mensenhandel.

De internationale vrouwendag op 8 maart 2001 bood een goed platform voor de Commissie en het Europees Parlement om de aandacht te vestigen op de huidige werkzaamheden van de Gemeenschap op het gebied van de mensenhandel. In het verlengde hiervan wordt momenteel aan een planmatige aanpak voor de hulp aan slachtoffers gewerkt.

Het regionale indicatieve programma in het kader van MEDA

Het MEDA-programma is het belangrijkste financieringsinstrument van de Europese Unie voor de implementatie van het Euro-Mediterrane Partnerschap. De hulp in het kader van het MEDA-programma gaat veel verder dan de traditionele ontwikkelingshulp, aangezien het economische overgangsproces en de vrije handel bij de financiële samenwerking van de EU met de mediterrane regio centraal staan.

De conclusies van het Euromed-Forum over de rol van vrouwen in de economie, dat in juli 2001 op initiatief van het Belgische voorzitterschap te Brussel gehouden is, zijn in het regionale indicatieve programma voor 2000-2004 gevloeid. In het kader van de prioriteit "Bevordering van duurzaamheid bij de euro-mediterrane integratie", zal een deel van deze middelen (6 miljoen euro) worden uitgetrokken voor maatregelen die gericht zijn op "gelijke kansen voor vrouwen".

In dit verband zal aan twee belangrijke terreinen gewerkt worden, namelijk:

- toegang tot en deelname van vrouwen aan het arbeidsproces, en in het bijzonder steun voor hervormingen in de wetgeving en ontwikkeling van een actief scholings- en arbeidsmarktbeleid;

- bevordering van de rol van vrouwen in het bedrijfsleven, in het bijzonder door de totstandbrenging van netwerken voor zakenvrouwen en vrouwen met vrije beroepen en door beter toegankelijke financieringsinstrumenten voor vrouwen.

Afghanistan

De van 4 tot 6 december 2001 te Brussel gehouden Afghaanse vrouwentop voor democratie was een unieke bijeenkomst en kan gezien de positieve reacties van de Afghaanse vrouwen zelf en de bereikte resultaten een groot succes worden genoemd.

In de proclamatie, die aan het slot van de top door de vrouwen uit Afghanistan in Brussel is goedgekeurd, wordt de allesomvattende kijk van de deelneemsters op de toekomst uiteengezet en wordt duidelijk gemaakt wat er op het gebied van het onderwijs, de gezondheidszorg, vrouwenrechten, vluchtelingen en cultuur dringend weer moet worden opgebouwd.

De solidariteitsverklaring die op een parallel lopende sessie van activisten voor vrouwenrechten is aangenomen, geeft een sterk en duidelijk signaal dat vrouwenorganisaties en NGO's steun zullen blijven geven aan en zich zullen blijven inzetten voor het herstel van de mensenrechten voor vrouwen in Afghanistan.

De belangrijkste punten van de verklaring luiden als volgt:

- er dient voor gezorgd te worden dat de toekenning van financiële middelen van de internationale gemeenschap voor de wederopbouw van Afghanistan afhankelijk wordt gemaakt van de deelname van vrouwen aan de besluitvorming over de besteding van de middelen;

- vrouwengroepen moeten tot degenen behoren die financiële hulp ontvangen;

- de middelen moeten gebruikt worden voor de implementatie van de prioriteiten die in de in Brussel uitgegeven proclamatie beschreven staan.

De top heeft gevraagd om op de Internationale Vrouwendag op 8 maart 2002 wereldwijd een oproep voor de implementatie van de in Brussel afgegeven proclamatie te doen en, tegen de achtergrond van de solidariteit van vrouwen in de hele wereld met de vrouwen in Afghanistan, te verklaren dat "Afghanistan overal is".

Thematische instrumenten: Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR) en Gezondheidsprogramma's en reproductieve gezondheidszorg, met inbegrip van de bestrijding van HIV/aids.

Ingevolge de mededelingen van de Commissie in 2001 over "de rol van de EU bij het bevorderen van de mensenrechten en de democratisering" en over het "Actieprogramma voor de horizontale integratie van het gendergelijkheidsaspect ("mainstreaming of gender equality") in de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap" omvatten de oproepen tot het indienen van voorstellen die zijn gehouden in het kader van de verschillende thematische instrumenten van de externe betrekkingen en de ontwikkelingsamenwerking de genderdimensie voor de beoordeling van voorstellen voor de uitvoering van door de Gemeenschap te financieren acties.

Deze dimensie is bijzonder belangrijk in het geval van gefinancierde acties op het gebied van de gezondheidsprogramma's en de reproductieve gezondheidszorg, met inbegrip van de bestrijding van HIV/aids, waar de 17 in 2001 geselecteerde acties het genderperspectief integreren en bijzondere aandacht besteden aan de rol en de rechten van vrouwen ten aanzien van de toegang tot en de deelname aan sociale voorzieningen.

4. Handel

Als onderdeel van de overwegingen in verband met de sociale dimensie van de globalisering en onder inachtneming van het effect van de economische hervorming op de gelijkheid van vrouwen en mannen is de relatie tussen handel en sekse een integrerend onderdeel geworden van het beleid van de EU in de richting van duurzame handel en haar inspanningen om fundamentele arbeidsnormen te bevorderen. Dit heeft geleid tot een eerste vergadering met de civiele samenleving over handel en gender in de context van de regelmatige dialoog tussen DG Handel en de civiele samenleving. De vergadering heeft veel deelnemers aangetrokken en heeft de gelegenheid geboden om een overzicht te geven van de lopende activiteiten en de onderwerpen die nadere aandacht verdienen.

V. Vooruitzichten voor 2002

De raamstrategie

Het werkprogramma van de Commissie voor het jaar 2002 zal de volgende horizontale prioriteiten voor alle DG's en diensten omvatten:

- Op geselecteerde beleidsterreinen, waar tot nu toe niet met gendermainstreaming gewerkt is, zullen gender-effectevaluaties ten uitvoer worden gebracht.

- Iedere dienst zal zijn inspanningen voor de verzameling van naar sekse uitgesplitste gegevens intensiveren en alle desbetreffende statistieken stelselmatig naar sekse uitsplitsen en de ontwikkeling van indicatoren voor de gelijkheid van mannen en vrouwen zal worden voortgezet.

- Elk DG en elke dienst zal modules gendermainstreaming in zijn scholingsplannen voor zijn medewerkers op alle niveaus, en met name op het niveau van het management, opnemen.

Initiatieven op het vlak van de wetgeving

In 2002 zal de Commissie verslag uitbrengen over de implementatie van de richtlijn over ouderschapsverlof, waarin ook aan de orde zal komen waarom zo'n groot aantal vaders geen gebruik maakt van dit recht.

In de loop van 2002 zal de Commissie, op basis van artikel 13 van het EG-Verdrag, tevens een voorstel voor een richtlijn inzake seksediscriminatie voorleggen. Door deze nieuwe wettelijke regeling zullen maatregelen tegen seksediscriminatie genomen kunnen worden op andere terreinen dan alleen werkgelegenheid en sociale zaken, waarop de EG-wetgeving voor de gelijkheid tot nu toe uitsluitend van toepassing is.

Het programma

Het prioritaire thema van het programma in verband met de communautaire raamstrategie inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen (2001-2005) zal de 'combinatie van werk en gezin' zijn en het sub-thema zal 'vaders terug naar het gezin' worden. In januari 2002 zullen twee oproepen tot het indienen van voorstellen worden uitgebracht. Een oproep zal gericht zijn op ondersteuning en verbetering van de synergie tussen het nationale beleid en de ontwikkeling van een toegevoegde waarde op het niveau van de Gemeenschap. De tweede oproep zal de bevordering van transnationale uitwisselingsprojecten, d.w.z. de uitwisseling van informatie, leerzame ervaringen en goede praktijken tot doel hebben.

Versterking van de strategie van Lissabon

In maart 2000 stelde de Europese Raad van Lissabon de ambitieuze tienjarendoelstelling vast om van de Unie de meest concurrerende, dynamische en duurzame kenniseconomie van de wereld te maken met volledige werkgelegenheid en een hechtere economische en sociale samenhang.

De top van Barcelona van maart 2002 evalueerde de vooruitgang die in de richting van deze doelstelling is geboekt en legt vooral grotere nadruk op de stimulering van de werkgelegenheid en de verbetering van de sociale samenhang. In dat kader is het van essentieel belang ongelijkheden weg te werken en de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen. De lidstaten moeten de hinderpalen voor vrouwelijke arbeidskrachten wegnemen, met name door het bieden van kinderopvang in 2010 aan ten minste 90% van de kinderen tussen 3 jaar en de schoolplichtige leeftijd en ten minste 33% van de jongere kinderen.

Initiatieven van het Spaanse voorzitterschap inzake geweld

Het Spaanse voorzitterschap heeft aangekondigd dat "geweld" - in het bijzonder huiselijk geweld - tijdens het eerste semester van 2002 een prioritair thema wordt voor het voorzitterschap. Het wil ook samen met de Commissie indicatoren inzake geweld ontwikkelen en goede praktijken bijeenbrengen om het geweld in te dijken. Deze activiteiten zullen tijdens het tweede semester van 2002 onder het Deense voorzitterschap worden voortgezet.

Structuurfondsen

De laatste jaren zijn verschillende initiatieven genomen om het effect van de Structuurfondsen op de gelijkheid van vrouwen en mannen te verbeteren. Het in 2001 verrichte werk heeft geleid tot twee belangrijke evenementen in 2002: de derde conferentie over gendermainstreaming bij de Structuurfondsen (op 14 en 15 juni 2002 in Santander, Spanje) en de mededeling van de Commissie over de implementatie van gendermainstreaming in de programmeringsdocumenten van de Structuurfondsen die ertoe strekken de gendermainstreaming in de Structuurfondsen te herzien en beter af te stemmen na de algemene hervorming van de Structuurfondsen.

Justitie en binnenlandse zaken

De geplande aanpak om slachtoffers van mensenhandel te steunen, zal worden ontwikkeld, met name door een richtlijn van de Raad voor te stellen met betrekking tot verblijfsvergunningen voor slachtoffers van illegale immigratie of mensenhandel die met de bevoegde autoriteiten samenwerken, en door regelingen te treffen voor slachtoffers die een aanklacht indienen of informatie verstrekken aan de politie of aan de rechtbanken.

Externe betrekkingen en mensenrechten

In de loop van 2002 zal een studie naar het bestaande beleid op het gebied van de externe betrekkingen worden verricht. Op grond van de bevindingen van deze studie zal een seminar voor deskundigen worden georganiseerd. Bovendien heeft EuropeAid de opdracht gegeven tot uitvoering van een evaluatie van de genderintegratie in de samenwerking van de EG met derde landen. Deze evaluatie zal door een onafhankelijk team van deskundigen worden uitgevoerd. Voortbouwend op deze initiatieven is begin 2003 onder Grieks voorzitterschap een groot evenement op ministerieel niveau gepland. Daarbij zullen vertegenwoordigers van alle betrokken beleidsaspecten - ontwikkeling, politieke betrekkingen, handel, uitbreiding van de Unie en hulp - bij elkaar worden gebracht om te bekijken hoe de rol en de zichtbaarheid van vrouwen in de externe betrekkingen van de Unie kunnen worden versterkt.

Op het gebied van de mensenrechten beschouwt het programmeringsdocument (2002-2004) voor het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR), dat op 20 december 2001 is goedgekeurd, de integratie van een genderperspectief als "een cruciale factor om ervoor te zorgen dat de door het EIDHR gefinancierde projecten beantwoorden aan het ruimere beleid van de Commissie". Er zal alles in het werk worden gesteld om het genderperspectief te integreren in de selectie van projecten in het kader van het EIDHR.