52002DC0181

Mededeling van de Commissie betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (de "Roadmap") /* COM/2002/0181 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE betreffende de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (de "Roadmap")

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING

2. DOELSTELLINGEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID

3. HERVORMINGEN

3.1. Instandhouding van de hulpbronnen en visserijbeheer

3.2. Weerslag van het instandhoudingsbeleid op de visserijvloot

3.3. Toegang tot wateren en hulpbronnen

3.4. Controle en rechtshandhaving

3.5. Internationale visserij

3.6. Aquacultuur

3.7. De sociale dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid

3.8. Het economisch beheer van de visserij in de Unie

3.9. Een doeltreffende en participatieve besluitvorming

3.10. Herbeoordeling

4. CONCLUSIE

1. INLEIDING

Volgens de geldende Gemeenschapswetgeving moet het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) in 2002 worden doorgelicht. Voorts moet de Raad voor 31 december 2002 besluiten over eventuele noodzakelijke aanpassingen, in het bijzonder wat betreft de toegang tot bepaalde wateren van de Gemeenschap [1].

[1] Artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de visserij en de aquacultuur, PB 389 van 31.12.1992, blz. 1.

In maart 2001 heeft de Commissie het wettelijk voorgeschreven verslag over de situatie van de visserij in de Gemeenschap gepubliceerd [2], alsook een Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk visserijbeleid [3], waarin de problemen en tekortkomingen van het GVB, de uitdagingen voor de toekomst en een aantal opties voor de hervorming van het beleid worden uiteengezet.

[2] SEC(2001) 418, 419, 420, 20.3.2001.

[3] COM(2001) 135 def, 20.3.2001.

Het primaire probleem van het GVB is de alarmerende toestand - buiten de zogenoemde biologisch veilige grenzen - waarin heel wat visbestanden zich bevinden. De populaties en de aangevoerde hoeveelheden zijn in de afgelopen 25 jaar spectaculair gedaald. De volwassen populatie van diverse commercieel belangrijke demersale visbestanden was begin de jaren 1970 bijna tweemaal zo groot als aan het einde van de jaren 1990. Heel wat communautaire visbestanden dreigen in te storten als de huidige ontwikkelingen zich voortzetten [4].

[4] In bijlage I is een lijst opgenomen van communautaire visbestanden die zich momenteel buiten de biologisch veilige grenzen bevinden.

Terzelfder tijd is de vangstcapaciteit van de communautaire vloten veel groter dan voor een duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen noodzakelijk is. Volgens het jongste wetenschappelijk advies van de ICES zou de visserijsterfte bij de belangrijkste communautaire visbestanden, naar gelang van de visserijtak (platvis, overige demersale soorten, pelagische) en het gebied, met een derde tot zelfs de helft moeten worden verminderd om de duurzaamheid van de visserij te waarborgen.

Daarnaast worden de meeste visserijsectoren in de Gemeenschap, bovenop de schaarser wordende hulpbronnen en de overcapaciteit van de vloot, geconfronteerd met problemen zoals economische kwetsbaarheid, een geringe financiële rendabiliteit en een gestaag teruglopende werkgelegenheid. In de periode 1990-1998 zijn in de primaire sector (bij de eigenlijke vissers) 66 000 banen verloren gegaan, hetgeen een daling met in totaal 22% betekent. De werkgelegenheid in de verwerkende sector is in dezelfde periode met 14% verminderd.

De huidige controle- en rechthandhavingsregelingen zijn ontoereikend gebleken om overal in de Unie gelijke voorwaarden te garanderen, hetgeen de geloofwaardigheid van het GVB aantast.

De diverse belanghebbenden zijn onvoldoende bij de totstandkoming van het beleid betrokken geweest. Dit deficit verkleint het draagvlak voor de genomen instandhoudingsmaatregelen en is niet bevorderlijk voor de naleving ervan.

De internationale context is de afgelopen twintig jaar ingrijpend veranderd. Het GVB wordt met nieuwe uitdagingen geconfronteerd door het volkomen legitieme streven van heel wat ontwikkelingslanden om hun eigen visserijsector te ontwikkelen en het streven naar duurzaamheid in de visserij.

De stijgende vraag naar visserijproducten en de hoge visprijzen - een indicatie voor de schaarste - hebben de vissers tegen de gevolgen van de slinkende visbestanden gevrijwaard. Deze trend zou de behoefte aan overheidssteun voor de visserijsector kleiner moeten maken.

Op basis van het Groenboek is de Commissie een overlegronde begonnen waarbij alle betrokken partijen zo uitvoerig mogelijk zijn geconsulteerd. In juni 2001 heeft zij in Brussel een openbare hoorzitting gehouden. De Commissie ontving ruim 300 reacties op het Groenboek, afkomstig van de lidstaten, de regionale en lokale authoriteiten, overheidsdiensten, de vissers, de verwerkende industrie en de aquacultuur, de werknemers in de visserijsector, de recreatievissers, niet-gouvernementele organisaties in de milieusector en de ontwikkelingshulp, en alle andere belanghebbende partijen [5].

[5] De raadpleging heeft duidelijk gemaakt dat de noodzaak om de bestaande beleidsinstrumenten grondig te hervormen ter verbetering van de instandhouding van de hulpbronnen, om de belanghebbenden meer bij een en ander te betrekken en om voor een gelijkere behandeling te zorgen inzake controle en rechtshandhaving door velen wordt erkend.

In de Raad van visserijministers zijn in de loop van 2001 diverse discussies op basis van het Groenboek gevoerd. Het Europees Parlement heeft in januari 2002 een resolutie aangenomen waarin de wens wordt verwoord "dat een visserijbeleid wordt ontwikkeld dat steunt op het beginsel van een rationeel en verantwoord beheer van de bestanden, dat wordt ingegeven door het streven naar instandhouding van de visbestanden en handhaving van de levenswijze van mensen die van oudsher afhankelijk zijn van de zee en waarmee het fundamentele beginsel in stand wordt gehouden dat op deze doelstellingen is gebaseerd, namelijk dat van de relatieve stabiliteit; het moet daarbij gaan om een beleid dat een eerlijke en rechtvaardige regeling voor de verdeling van de visbestanden bevordert, is afgestemd op de specifieke behoeften van regio's die afhankelijk zijn van visserij, dat onpartijdig, stabiel en handhaafbaar is, en dat onder communautair toezicht staat". Het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's hebben in aansluiting op de publicatie van het Groenboek eveneens adviezen uitgebracht.

Het debat over de toekomst van het GVB heeft niet alleen meer licht geworpen op de minpunten en de inherente, systematische tekortkomingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zoals de gebrekkige rechtshandhaving, het ontbreken van een meerjarig, vooruitziend beheer, overcapaciteit van de vloot en onvoldoende betrokkenheid van de sector, maar ook duidelijker gemaakt welke externe uitdagingen, voortkomend uit de ontwikkelingen in de internationale visserij, de Gemeenschap de komende jaren wachten.

Daarnaast heeft het geleerd dat er vrij algemene eensgezindheid over bestaat dat het huidige beleid niet bij machte is om de toenemende bedreigingen voor belangrijke visbestanden af te weren en de economische duurzaamheid van de visserijsector te verzekeren.

Tot slot is uit het debat over de hervorming ook duidelijk naar voren gekomen dat het GVB maar kan slagen als streven naar duurzaamheid op ecologisch, economisch en sociaal gebied centraal staat en principes van goed beheer zoals openheid, medezeggenschap, rekenschap, effectiviteit en coherentie consequent worden toegepast. Op deze basis kan een brede consensus bij de verschillende betrokkenen en belanghebbende partijen tot stand worden gebracht.

De overexploitatie van visbestanden vormt een grote bedreiging voor duurzame ontwikkeling op wereldschaal. Dit is in de strategie van de Gemeenschap voor duurzame ontwikkeling aangegeven en de Europese Raad van Göteborg is overeengekomen dat de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid "de algemene visserijdruk moet aanpakken door de visserij-inspanning van de EU aan te passen aan de beschikbare visbestanden, rekening houdend met de sociale gevolgen en met de noodzaak overbevissing te voorkomen". Dit is de uitdaging waarop de voorstellen die thans worden gedaan, een antwoord moeten formuleren.

De problemen van vandaag, en in het bijzonder de kritieke toestand waarin heel wat visbestanden zich bevinden, vragen om een urgente hervorming van het GVB.

Het doel van deze Mededeling is, het actieplan van de Commissie voor de GVB-hervorming en een leidraad ("roadmap") bij de uitvoering ervan te presenteren.

2. DOELSTELLINGEN VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK VISSERIJBELEID

Het toekomstige GVB heeft behoefte aan heldere, coherente beleidsdoelstellingen en -principes. Ook moeten de belangrijkste activiteitsterreinen duidelijk worden afgebakend en moeten er prioriteiten worden aangewezen.

Het resultaat van de hervorming moet een nieuw GVB zijn dat voor duurzaamheid op ecologisch, economisch en sociaal gebied kan zorgen. De aanpak waarmee dit zal worden bewerkstelligd, dient gericht te zijn op:

* verantwoorde en duurzame visserij- en aquacultuuractiviteiten, bijdragend tot gezonde mariene ecosystemen;

* een economisch levensvatbare en concurrerende visserij- en aquacultuursector, in het belang van de consument;

* een eerlijke levensstandaard voor wie van de visserij afhankelijk is.

Om effectief te zijn, zal het nieuwe GVB opgezet moeten zijn volgens een aantal beginselen van "good governance" en deze ook in praktijk moeten brengen, namelijk:

* openheid en transparantie, in het bijzonder door verbetering van de kwaliteit en de doorzichtigheid van de wetenschappelijke adviezen en gegevens waarop de beleidsbeslissingen worden gebaseerd;

* medezeggenschap, door de betrokkenen meer en beter, ook op lokaal en regionaal niveau, bij het beleid te betrekken (vanaf de ontwikkeling tot de uitvoering);

* rekenschap en verantwoording, door een duidelijker afbakening van de verantwoordelijkheden op Europees, nationaal en lokaal niveau;

* effectiviteit, door besluitvormingsprocessen waarvan de uitkomsten naar behoren worden geëvalueerd, gecontroleerd en nageleefd, en

* coherentie met gemeenschappelijk beleid op andere terreinen, in het bijzonder milieu en ontwikkeling, via een multisectorale aanpak.

Binnen dit nieuwe kader moeten de hierna beschreven acties prioriteiten van het GVB zijn.

3. HERVORMINGEN

3.1. Instandhouding van de hulpbronnen en visserijbeheer

De visserijhulpbronnen op een effectievere manier beschermen en beheren is overduidelijk een prioriteit van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het is een eerste vereiste voor het bereiken van andere doelstellingen.

Met haar nieuwe benadering van het visserijbeheer streeft de Commissie ernaar:

* het beheer te heroriënteren in een langetermijnvisie, gericht op duurzame visserij met een hoge opbrengst;

* de visserij-inspanning af te stemmen op duurzame vangstmogelijkheden, hetgeen een onmiddellijke en significante vermindering van die inspanning vereist;

* milieuaspecten in het visserijbeheer te integreren, in het bijzonder door mee te werken aan de bescherming van de biodiversiteit;

* te evolueren naar een ecosysteembenadering van het visserijbeheer;

* de vangsten optimaal te gebruiken en verspilling te vermijden;

* de verstrekking van wetenschappelijke adviezen van hoge kwaliteit te ondersteunen.

Naar het oordeel van de Commissie moeten deze doelstellingen het uitgangspunt vormen voor het visserijbeheer in communautaire en internationale wateren.

Voor de verwezenlijking ervan stelt de Commissie het volgende voor:

Een nieuw meerjarig kader voor de instandhouding van de hulpbronnen en het beheer van de visserijtakken.

De Commissie stelt voor om te werken met meerjarige beheersplannen voor commerciële bestanden of groepen van bestanden. Deze plannen zullen:

* steunen op de best beschikbare wetenschappelijke methoden en adviezen, en duurzame exploitatie als uitgangspunt hebben;

* verenigbaar zijn met de voorzorgsbenadering [6], d.w.z. gericht zijn op het voorkomen van instorting van de bestanden, in het bijzonder door de visstand en de visserijsterfte binnen op de lange termijn veilige grenzen te houden [7];

[6] De "voorzorgsbenadering van het visserijbeheer" betekent het ondernemen van beheersacties volgens het beginsel dat het ontbreken van harde wetenschappelijke gegevens niet mag worden ingeroepen om actie ter bescherming van doelsoorten, samen daarmee voorkomende soorten en niet-doelsoorten en hun milieu uit te stellen of niet te ondernemen. Dergelijke actie moet: in verhouding staan tot het gekozen beschermingsniveau, berusten op een onderzoek naar de mogelijke voordelen en kosten van wel of niet handelen en in het licht van nieuwe wetenschappelijke gegevens opnieuw worden bekeken.

[7] Zie ook de Mededeling van de Commissie over het voorzorgsbeginsel, COM(2000) 1 def. van 2.2.2000.

* zo ontworpen worden dat overgeëxploiteerde bestanden zich op een veilige manier kunnen herstellen;

* rekening houden met de noodzaak de biodiversiteit in stand te houden en de impact op habitats te minimaliseren;

* erop gericht zijn om, met inachtneming van de bovenstaande voorwaarden, hoge en stabiele opbrengsten op te leveren.

Bovendien zal bij de opstelling ervan rekening worden gehouden met relevante kennis van de visserijpraktijk en de noodzaak om in sommige gebieden de visserij voor groepen van bestanden te beheren. Er zal in het bijzonder rekening worden gehouden met de bijzondere behoeften van de ultraperifere gebieden van de Unie, overeenkomstig artikel 299, lid 2, van het Verdrag.

In de plannen zullen in het bijzonder de volgende zaken worden vastgelegd:

* Richtwaarden voor het beheer van de betrokken bestanden, uitgedrukt in bestandsgrootte en visserijsterftecijfers;

* Exploitatievoorschriften, waarbij onder meer gedetailleerde methoden zullen worden vastgesteld om de vangst- en de inspanningsbeperkingen zo vast te stellen dat de bovenbedoelde langetermijndoelen worden bereikt, een en ander gebaseerd op de meeste recente beschikbare informatie over de situatie van de bestanden.

Daarnaast zullen er, waar zulks passend is, regels worden in opgenomen om niet-commerciële soorten, in het bijzonder walvisachtigen en andere zeezoogdieren, en zeevogels te beschermen.

Wanneer overeenstemming is bereikt over een meerjarig beheersplan, zal de Raad de vangst- en inspanningsbeperkingen voor het eerste visseizoen vaststellen op basis van het plan en het meeste recente wetenschappelijke advies met betrekking tot de situatie van de bestanden. Het Europees Parlement zal voor het eerst bij dit proces worden betrokken. De implementatie in de volgende jaren zal worden verzorgd door de Commissie, bijgestaan door het comité van beheer.

De lidstaten zullen de verantwoordelijkheid hebben om de quota en de toegestane visserij-inspanning over de vaartuigen te verdelen.

Verscherping van de technische maatregelen

Met het oog op hogere opbrengsten van de visserij en een grotere duurzaamheid, en om de impact op het ecosysteem te reduceren, zal de Commissie voorschriften uitvaardigen om de vangst van jonge vis, de bijvangst in de gemengde visserij en de teruggooi te beperken, onder meer:

* gebruik van selectiever vistuig, zoals netten met grotere mazen, vierkant gemaasde panelen, sorteerroosters, en veranderingen in het ontwerp en de optuiging van vistuig om de selectiviteit te vergroten;

* beperkingen op de visserij om jonge vis, kwetsbare niet-doelsoorten en habitats te beschermen;

* minimummaten voor aangevoerde vis, in combinatie met selectiviteit van het gebruikte vistuig;

* proefnemingen met het verbieden van teruggooi, waarbij representatieve steekproeven van vissersvaartuigen via economische prikkels zouden worden gestimuleerd om de gehele vangst aan boord te houden;

* gerichte verlening van economische stimuli om de toepassing van selectievere vangstmethoden aan te moedigen.

De getroffen maatregelen zullen constant bewaakt worden en, wanneer nodig, zullen aanpassingsvoorstellen worden gedaan in het licht van ontwikkelingen in de visstand, de wetenschap, de visserijpraktijk en het vistuig.

Voorts zal de Commissie de visserijsector vragen om in aanvulling op de communautaire bepalingen een eigen, vrijwillig te volgen gedragscode ter beperking van teruggooi te ontwikkelen. Tevens zal de Commissie de wetenschappelijke en technische studiewerkzaamheden inzake visserijpraktijken die tot teruggooi leiden verder ontwikkelen, en zal zij voort adviezen blijven inwinnen over maatregelen die de gevolgen ervan kunnen verzachten. De Commissie zal periodiek verslag uitbrengen over de vooruitgang die bij het beperken van teruggooipraktijken is geboekt.

Industriële visserij

Visvangst voor verwerking tot vismeel moet gericht zijn op vissoorten die niet voor directe menselijke consumptie worden gecommercialiseerd. Dankzij de handhaving van de communautaire beheersmaatregelen konden bijvangsten van andere soorten, die doelsoorten zijn van de visserij voor directe menselijke consumptie, al substantieel worden teruggedrongen.

De industriële visserij zal, net als andere vormen van visserij, onderworpen zijn aan de instandhoudings- en beheersmaatregelen die in het kader van het GVB worden getroffen, met inbegrip van de meerjarige beheersplannen.

De Commissie zal de ICES verzoeken een evaluatie te verrichten van de impact van de industriële visserij op de mariene ecosystemen. Zij zal erop blijven toezien hoe de industriële visserij wordt beoefend, om te waarborgen dat de impact op de voor menselijke consumptie bestemde vissoorten en op andere mariene diersoorten beperkt blijft. Tevens zullen er betere beheersmaatregelen worden voorgesteld voor visbestanden die zowel voor industrieel gebruik als voor menselijke consumptie in trek zijn, zoals de blauwe wijting.

Visserijbeheer in de Middellandse Zee

De basisbeginselen van het Gemeenschapsbeleid inzake visserijbeheer zijn ook toepasselijk in de Middellandse Zee. Bij de uitvoering ervan moeten evenwel rekening worden gehouden met de typische kenmerken van de regio.

De Commissie is van mening dat de volgende acties moeten worden genomen:

* de betrokken lidstaten schenken de nodige aandacht aan een gecoördineerd initiatief om grotere visserijbeschermingszones af te bakenen;

* over grote afstanden trekkende visbestanden en andere gedeelde visbestanden, zoals sommige kleine pelagische en demersale bestanden, worden op Gemeenschapsniveau beheerd;

* de huidige technische instandhoudingsmaatregelen in de Middellandse Zee, b.v. wat betreft de maaswijdten en de minimumaanvoermaten, worden herzien om coherent te zijn met beheer op Gemeenschapsniveau als hierboven bedoeld;

* voor gedeelde bestanden worden beheersregelingen uitgewerkt die gebaseerd zijn op beperking van de visserij-inspanningen;

* de samenwerking in de Middellandse Zee, ook tussen groeperingen van vissers, wordt aangemoedigd;

* alle andere aangelegenheden, binnen de 12-mijlszones, worden nationaal beheerd;

* de Gemeenschap neemt initiatieven om de internationale samenwerking inzake het visserijbeheer in de regio te versterken, in het bijzonder via de betrokken regionale visserijorganisaties.

Opneming van milieuoverwegingen in het visserijbeheer

Overeenkomstig de door de Europese Raad van Cardiff en Göteborg aangegane verbintenissen inzake biodiversiteit en milieubescherming [8] zal de Commissie in het kader van alle in deze Mededeling beschreven acties rekening houden met de effecten op het milieu en de ecosystemen. Zij zal in het bijzonder op de milieu- en biodiversiteitsaspecten letten bij de totstandbrenging van de meerjarige beheersplannen. Beperking van de visserij-inspanning en herstel van de visstand vormen samen de belangrijkste stap op weg naar het herstel van een evenwichtig ecosysteem.

[8] COM(1999)363 "Visserijbeheer en natuurbehoud in het mariene milieu", COM(2001)143 "Elementen van een strategie ter integratie van milieubeschermingseisen in het gemeenschappelijk visserijbeleid", en COM(2001)162, Vol. IV "Biodiversiteitsactieplan voor de visserij".

De Commissie zal op basis van de vooruitgang die bepaalde instanties op dit gebied, zoals het Europees Milieu Agentschap, hebben geboekt, milieuimpactindicatoren ontwikkelen. Het is de bedoeling dat zij begin 2003 een voorlopige set indicatoren ter goedkeuring voorlegt. Deze zullen worden gebruikt om te verifiëren in hoeverre de beheersmaatregelen doeltreffend zijn wat betreft het aanpakken van milieuproblemen.

De Commissie is voorstander van een langetermijnstrategie om kwetsbare soorten, zoals walvisachtigen, haaien, roggen en zeevogels, en hun habitats, te beschermen door middel van bijvoorbeeld beperkingen ten aanzien van het vistuig en gesloten gebieden en seizoenen. Om te beginnen zal de Commissie in de loop van 2002 voorstellen doen voor maatregelen ter bescherming van haaien in het kader van het desbetreffende Internationaal Actieplan van de FAO, o.a. een verbod op "finning" (het wegnemen van de vinnen en teruggooien van de romp) in wateren van de Gemeenschap, maatregelen om bijvangsten van walvisachtigen te beperken en een instandhoudingsprogramma voor zeevogels.

Voorts zal de Commissie de lidstaten aanmoedigen en ondersteunen om hun verplichtingen wat betreft het beschermen van mariene diersoorten en hun habitats in het kader van de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG volledig na te komen, en zal zij waar nodig actie ondernemen op communitair niveau.

Een Actieplan ter verbetering van wetenschappelijk adviezen ten behoeve van het visserijbeheer

De Commissie blijft het visserijonderzoek steunen in het kader van het 6e Kaderprogramma. Zij is van oordeel dat daarnaast de nodige acties moeten worden ondernomen om de kwaliteit en de duurzaamheid van het wetenschappelijk advies voor visserijbeheerders te verbeteren en de noodzakelijke financiële ondersteuning te verstrekken. Zonder betrouwbare, constante wetenschappelijke gegevens is er geen effectief visserijbeheer mogelijk. Deze acties omvatten:

* verbetering van de gegevensverzameling en uitbreiding met gegevens over milieu-impact;

* betere ondersteuning door de lidstaten en de Gemeenschap van de wetenschappelijke werkzaamheden in wetenschappelijke adviesorganen en implementatie van adequate processen voor validatie en collegiale toetsing ("peer-review");

* versterking van de communautaire wetenschappelijke adviesstructuren, in het bijzonder het Wetenschappelijk Comité voor visserij en aquacultuur (WCVA);

* betere coördinatie tussen de Commissie en de nationale visserijonderzoekslaboratoria over de prioriteiten en de middelenverdeling op dit gebied;

* op langere termijn, ontwikkeling van een Europees Centrum voor visserijonderzoek en -beheer waarin wetenschappelijke deskundigheid op communautair niveau wordt gebundeld.

3.2. Weerslag van het instandhoudingsbeleid op de visserijvloot

Inspanningsbeperkingen zijn een essentieel onderdeel van de hiervoor behandelde meerjarige beheersplannen en zullen geleidelijk aan het belangrijkste beheersinstrument in de gemengde visserij worden. Deze beperkingen zullen gewoonlijk vereisen dat de activiteit van de bestaande vloot wordt ingekrompen. In wetenschappelijke adviezen wordt momenteel aanbevolen om de visserij-inspanningen in diverse belangrijke communautaire visserijtakken met tot 60% te verminderen. Ook wanneer de inspanningsbeperkingen deel uitmaken van een meerjarig beheersplan dat tot doel heeft de visserijsterfte aanmerkelijk terug te dringen, zal de activiteitsinkrimping aanzienlijk zijn [9]. Het is duidelijk dat dit gevolgen zal hebben voor de capaciteit van de vloot.

[9] In het kader van de herstelplannen voor kabeljauw en heek bijvoorbeeld, bedraagt de vermindering van de visserij-inspanning voor de betrokken vloten gemiddeld 43% (COM(2001) 724 def van 11.12.2001).

Het reduceren van de vangstcapaciteit in aansluiting op de inspanningsbeperkingen moet een verantwoordelijkheid van de lidstaten zijn. De rol van het communautaire vlootbeleid zal er daarom in bestaan een kader te scheppen dat bevorderlijk is voor de inkrimping van de capaciteit.

Overcapaciteit van de vloot bedreigt niet alleen het voortbestaan van visbestanden, maar heeft ook nadelige economische effecten voor de sector. Zij tast het vermogen van individuele vissersvaartuigen aan om rendabel te blijven, waardoor deze het moeilijker krijgen om te investeren in de modernisering die vereist is om concurrerend te blijven. De inzet van kapitaal in de vangstsector over de gehele linie verminderen, is de eerste wezenlijke stap op weg naar betere economische resultaten.

Overheidssteun voor investeringen in de visserijvloot staat haaks op deze doelstelling. Dergelijke steun werkt overaanbod van kapitaal in de hand, doordat hij de investeringskosten en -risico's op kunstmatige wijze drukt. Elk vaartuig dat vist met subsidie vermindert de productiviteit en de rendabiliteit van de andere vaartuigen in de betrokken visserijtak. Omdat gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde dezelfde visgronden en markten delen, wordt de concurrentie vervalst. Steun om te investeren in nieuwe vaartuigen doet tevens afbreuk aan de doeltreffendheid van overheidssteun om de visserijvloot in te krimpen.

De Commissie stelt de volgende maatregelen voor:

Nieuwe regels voor de verlening van steun aan de vloot

* Beperking van steun voor modernisering, vernieuwing en definitieve overbrenging van vissersvaartuigen naar derde landen.

De lidstaten mogen niet verwachten dat geld, dat in het kader van de FIOV-programmering voor vernieuwing en modernisering is bestemd, ook na het aflopen van MOP IV eind 2002 voor deze doeleinden beschikbaar blijft. Artikel 3, lid 4, van de huidige FIOV-verordening (2792/1999) bepaalt: "Voor de rest van de programmeringsperiode, die nog niet door een door de Commissie goedgekeurd meerjarig oriëntatieprogramma wordt bestreken, zijn de programmeringsgegevens louter indicatief". Dit betekent dat de betrokken middelen na het genoemde tijdstip vrij komen en op een ander gebied kunnen worden geherprogrammeerd.

De toekenning van overheidssteun om nieuwe vaartuigen te bouwen of bestaande vaartuigen efficiënter te maken is niet verenigbaar met de urgente noodzaak de visserij-inspanningen te beperken en is niet langer te verantwoorden. De Commissie stelt daarom voor

- de mogelijkheid weg te nemen om overheidssteun te verlenen voor de toevoeging van nieuwe capaciteit;

- overheidssteun voor de uitvoer van vissersvaartuigen naar of de oprichting van gemengde vennootschappen met derde landen te schrappen;

- overheidssteun voor de modernisering van de vloot te beperken tot acties inzake veiligheid aan boord, selectievere vangsttechnieken of verbetering van de kwaliteit van de productie, die geen invloed hebben op het motorvermogen of de tonnage [10] (dergelijke steun zou eveneens afhankelijk worden gesteld van het halen van de algemene vlootcapaciteitsdoelstellingen);

[10] Investeringen die de capaciteit van een vaartuig vergroten inzake tonnage of vermogen, of die de motor, de romp of de ruimen betreffen, kunnen in geen geval een rechtvaardigingsgrond voor overheidssteun vormen. De Commissie kan een lijst vaststellen van investeringen waarvoor wel overheidssteun kan worden verleend.

- de programma's van de lidstaten in het kader van het Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij (FIOV) aan te passen en voorrang te geven aan maatregelen waardoor de vangstcapaciteit duurzaam wordt verminderd.

* Bijzondere maatregelen voor vaartuigen waarvoor meerjarige beheersplannen gelden

- Vaartuigen die hun activiteit met meer dan 25% moeten inkrimpen ingevolge de meerjarige beheersplannen, komen in aanmerking voor een 20% hogere slooppremie uit het FIOV.

- Ervan uitgaande dat bedragen die oorspronkelijk geprogrammeerd waren voor definitieve overbrenging van vaartuigen naar derde landen of voor oprichting van gemengde vennootschappen worden geherprogrammeerd voor het slopen van vaartuigen, schat de Commissie dat in de periode 2003-2006 EUR 272 miljoen extra voor het slopen zal moeten worden uitgetrokken om de meerjarige beheersplannen uit te voeren. Rekening houdende met het tijdschema voor de herprogrammeringsoperatie, zal in 2003 EUR 32 miljoen aan extra middelen beschikbaar zijn. Wat de resterende EUR 240 miljoen betreft, zal aan de lidstaten worden gevraagd om in het kader van de Structuurfondsen toegewezen middelen te herprogrammeren naar aanleiding van de evaluatie halverwege de looptijd daarvan.

- Er zou communautaire cofinanciering van nationale steun voor stilleggingsregelingen beschikbaar worden gesteld gedurende één jaar na de goedkeuring van het beheersplan, op voorwaarde dat voor de betrokken vaartuigen een herstructureringsplan, dat sloop omvat, wordt opgesteld.

Maatregelen om de vlootcapaciteit te beperken

De meerjarige oriëntatieprogramma's (MOP's) hebben hun beperkingen als vlootbeheersinstrument getoond: zij zijn te complex en te weinig ambitieus gebleken. De Commissie zal er niettemin op toezien dat tegen de lidstaten die in het verleden hun verplichtingen inzake het inkrimpen van de vlootcapaciteit niet zijn nagekomen, de nodige juridische procedures worden ingeleid.

Voor de toekomst stelt de Commissie een eenvoudig systeem voor om de vangstcapaciteit te beperken.

In dit systeem zal worden gewerkt met een maximale totale vangstcapaciteit van de nationale vloten, die uitbreiding onmogelijk moet maken en moet garanderen dat de lidstaten aan hun MOP IV-verplichtingen hebben voldaan.

Er zullen nieuwe "referentieniveaus" worden vastgesteld, vertrekkende van de einddoelstellingen van MOP IV. Alle nieuwe inschrijvingen zullen gepaard moeten gaan met minstens een gelijkwaardige schrapping van capaciteit (1 op 1 verhouding). Wanneer capaciteit wordt geschrapt met overheidssteun, zal de betrokken hoeveelheid in de toekomst automatisch in mindering worden gebracht op de referentieniveaus.

Lidstaten waarvan de vloot niet aan de referentieniveaus voldoet of die hun verplichtingen inzake mededeling van gegevens over de capaciteit of de schrapping met overheidssteun niet nakomen, zullen geen enkele vorm van steun uit het FIOV, met uitzondering van de normale steun voor het slopen, meer ontvangen totdat zij aan hun verplichtingen hebben voldaan. Niet-nakoming kan ook resulteren in een verlaging van de toegewezen vangstmogelijkheden of van de toegestane visserij-inspanning.

De Commissie en de lidstaten dienen regelmatig informatie uit te wisselen over en toezicht te houden op de vorderingen die worden gemaakt bij de inkrimping van de capaciteit van de visserijvloot van de Gemeenschap tot niveaus die verenigbaar zijn met op duurzaamheid gerichte visserijsterftecijfers in de komende jaren (2003-2006). De hierbij geboekte vooruitgang zal worden beoordeeld in het in paragraaf 3.9 hierna beschreven "Peer Review"-proces. De Commissie zal passende maatregelen treffen wanneer de lidstaten de referentieniveaus voor de vlootcapaciteit niet halen.

3.3. Toegang tot wateren en hulpbronnen

De toegang tot de visserij in de 6/12-mijlszones zal gereserveerd blijven voor vaartuigen die opereren vanuit havens in de zone en vaartuigen die historische rechten genieten, teneinde de meest kwetsbare delen van de kustzones en de traditionele visserijactiviteiten in die zones te beschermen.

Overeenkomstig de Akten van toetreding van 1985 en 1994 respectievelijk, hebben alle vaartuigen van de lidstaten op niet-discriminerende wijze toegang tot alle wateren van de Gemeenschap, de algemene toegangsbeperkingen die gelden voor sommige gebieden zoals de Shetland Box in acht genomen. Vanaf 1 januari 2003 zal de toegang tot visserijhulpbronnen buiten de 12-mijlszone gereguleerd worden bij besluit van de Raad in overeenstemming met de doelstellingen van het GVB.

Uitzonderingen op het beginsel van vrije toegang tot de Gemeenschapswateren (b.v. de Shetland Box) zullen geëvalueerd moeten worden om te garanderen dat uitsluitend die welke uit een oogpunt van instandhouding noodzakelijk zijn, worden gehandhaafd.

De Commissie stelt voor:

* de huidige regeling te handhaven voor de 6/12-mijlszones;

* voor Gemeenschapswateren buiten de 6/12-mijlszones:

- om voor eind 2003 de uitzonderingsregelingen te identificeren die aan werkelijke instandhoudingsbehoeften beantwoorden, en die welke dat niet doen, te schrappen;

- het huidige kader voor de toegang tot de visserij te completeren door voor alle relevante bestanden in Gemeenschapswateren regels uit te vaardigen.

De vangstmogelijkheden zullen over de lidstaten worden verdeeld volgens het beginsel van "relatieve stabiliteit". Voor elk bestand dient evenwel een verdeelsleutel te worden vastgesteld door de Gemeenschap. Bij de besluitvorming dient tevens rekening te worden gehouden met bijzondere verdelingsvoorwaarden, zoals de zogenoemde "Haagse Preferenties", zodat alle onduidelijkheid omtrent de toepassing van de "relatieve stabiliteit" wordt weggenomen. De Commissie is van mening dat deze verdeelsleutel zo moet zijn ontworpen dat ontwikkelingen die in de loop van de tijd in de visserijactiviteiten optreden, erin tot uitdrukking komen, bijvoorbeeld door de verdelingen te baseren op een gemiddeld aandeel in de vangsten gedurende de voorafgaande vijf of tien jaar.

3.4. Controle en rechtshandhaving

De Commissie stelt een nieuw regelgevingskader voor voor controle en rechtshandhaving, en zal een Actieplan voor samenwerking tussen de nationale autoriteiten voorleggen.

Een nieuw regelgevingskader voor controle en rechtshandhaving

Met dit kader zal tegemoet worden gekomen aan de behoefte de bestaande voorschriften te vereenvoudigen en de rechtshandhaving in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid te verbeteren. Het omvat ook een nieuw evenwicht tussen de basisregels die door de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, worden vastgesteld en de uitvoeringsmaatregelen van de Commissie [11].

[11] Het zal mogelijk zijn afgeleide wetgeving aan te nemen en aanbevelingen van regionale visserijorganisaties om te zetten via de comitologieprocedure.

Het voorstel van de Commissie omvat:

* een duidelijke afbakening van de verantwoordelijkheid inzake controle en rechtshandhaving;

* de basisvoorwaarden voor de uitoefening van activiteiten betreffende de exploitatie van visbestanden;

* uniforme regels voor de rechtshandhaving in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, onder meer de hoogte van sancties en maatregelen om het voortduren van ernstige overtredingen te voorkomen;

* een communautair kader voor samenwerking en coördinatie tussen nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor controle en rechtshandhaving, en een gemeenschappelijk visserij-inspectieverslag;

* een duidelijke omschrijving van de rol van de Commissie, betreffende onder en andere de bevoegdheden en de plichten van inspecteurs van de Commissie in het kader van het toezicht op de tenuitvoerlegging van de regels van het GVB door de lidstaten;

* regels inzake de aanvaarding door de gerechtelijke instanties van de lidstaten van inspectieverslagen van inspecteurs van de Gemeenschap of van inspecteurs van een andere lidstaat.

De Commissie is voorts voornemens om, nadat in samenwerking met de lidstaten in 2002 een haalbaarheidsstudie is uitgevoerd, een voorstel te presenteren voor een gezamenlijke inspectiestructuur op Gemeenschapsniveau.

Compensatie en sancties

De maatregelen die worden voorgesteld om de effectiviteit van het nieuwe controle- en rechtshandhavingskader te vergroten, omvatten het volgende:

* in het geval dat een lidstaat de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid niet nakomt, kan de Commissie besluiten om compensatie te vragen voor het verlies van gemeenschappelijke hulpbronnen, met name door de quota van de betrokken lidstaat te korten of, indien zulks onmogelijk is, een gelijkwaardige financiële vergoeding te eisen;

* introductie van regels om over te gaan tot schorsing, door de bevoegde autoriteiten, van visvergunningen/-documenten van communautaire vissersvaartuigen als preventieve maatregel in gevallen waarin die vaartuigen ernstige overtredingen hebben begaan;

De Commissie zal ook daadwerkelijk gebruik maken van de mogelijkheden die het Verdrag biedt ten aanzien van lidstaten die hun controle- en handhavingsverplichtingen niet nakomen, onder andere van de mogelijkheid om het Hof van Justitie te vragen de betrokken lidstaat een forfaitaire boete op te leggen.

Actieplan voor samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving

Dit plan zal een lijst omvatten van acties die gezamenlijk moeten worden uitgevoerd door de bevoegde nationale autoriteiten en de Commissie. Deze acties zijn erop gericht de coördinatie en samenwerking tussen alle bij de visserijcontrole betrokken instanties te bevorderen en bij te dragen tot de totstandkoming van een gezamenlijke controle- en rechtshandhavingscultuur in de Gemeenschap.

Er zullen acties worden aangewezen op de volgende gebieden:

* specifieke monitoringprogramma's voor visserijtakken waar herstelplannen gelden (vaststelling van gemeenschappelijke inspectieprioriteiten, benchmarks en geharmoniseerde inspectieprocedures);

* opleiding en uitwisseling van inspecteurs;

* een bij de inspectie in acht te nemen gedragscode, waarin de taken van de inspecteurs en de door inspecteurs en kapiteins bij inspecties te volgen werkwijzen worden gepreciseerd;

* verbetering van de gegevensuitwisseling en vergemakkelijking van de transmissie van gegevens tussen de autoriteiten van de lidstaten en inspecteurs;

* samenwerking tussen inspectie-autoriteiten en autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de follow-up van overtredingen, onder andere totstandbrenging van een netwerk van nationale contactpunten.

Een gezamenlijke visserij-inspectiestructuur

De Commissie is voornemens voor te stellen om vóór medio 2004 een gezamenlijke inspectiestructuur op Gemeenschapsniveau tot stand te brengen waarin nationale inspectie- en surveillancemiddelen voor de visserij en andere gebieden in een communautair kader worden gepoold en beheerd. Het poolen van middelen zal ook het inzetten van multinationale inspectieteams in zowel Gemeenschaps- als internationale wateren omvatten.

De gezamenlijke inspectiestructuur zal steunen op de volgende elementen:

* een akkoord over de vorm en de opzet van de organisatie, de werkingssfeer en de taken;

* een afbakening van de relatie tussen de structuur, de nationale autoriteiten en de Commissie;

* betrekken van belanghebbenden, met inbegrip van de visserijsector, bij de gezamenlijke inspectiestructuur;

* financiering voor inspectie en surveillance.

De totstandbrenging van een gezamenlijke inspectiestructuur zal geen gevolgen hebben voor de verdeling van bevoegdheden inzake visserijcontrole en rechtshandhaving tussen de Commissie en de lidstaten, waarbij de lidstaten primair verantwoordelijk zijn voor de controle op de naleving en de rechtshandhaving in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en het de taak van de Commissie is erop toe te zien en ervoor te zorgen dat de lidstaten de Gemeenschapswetgeving correct toepassen.

Uitvoeringsaanpak

De volgende technische maatregelen zullen in de uitvoeringsaanpak worden opgenomen:

* Uitbreiding van het satellietvolgsysteem (VMS):

- met ingang van 1 januari 2003, opheffing van bestaande vrijstellingen (vaartuigen die uitsluitend in territoriale wateren opereren of visreizen van minder dan 24 uur maken, en uitbreiding tot alle vaartuigen met een lengte van meer dan 15 meter);

- met ingang van 1 januari 2004, uitbreiding tot alle vissersvaartuigen met een lengte van meer dan 10 meter;

- tegen 2004 wordt het VMS aangevuld met een teledetectiesysteem voor vaartuigen.

* Striktere VMS-regels:

- voorkomen van bedrog door aanneming van uniforme specificaties voor systemen aan boord van vissersvaartuigen;

- verbeterde surveillance door het opnemen van de snelheid en de koers in de positiemeldingen verplicht te stellen en een uniforme meldingsfrequentie.

* Een kader voor het inzetten van waarnemers op vissersvaartuigen:

- tot de taken van waarnemers aan boord zullen het registreren en rapporteren van de activiteiten van het vaartuigen en de mate van naleving van de toepasselijke regels behoren;

- procedures voor het inzetten van waarnemers en voorzieningen voor de financiering van de kosten van waarnemersregelingen;

- waarnemersregelingen zullen door de Commissie op een ad-hocbasis worden voorgesteld wanneer andere controlesystemen inadequaat worden geacht (b.v. naleving van teruggooiverbod, terugdringing van bijvangsten van niet-doelsoorten of gebruik van illegaal vistuig).

* Geleidelijke invoering van het elektronische logboek (elektronische registratie en mededeling van gegevens over de visserijactiviteiten) gekoppeld aan het VMS:

- de Commissie zal tegen 2003 verdere proefprojecten voorstellen;

- op basis van de resultaten van de proefprojecten, invoering van het elektronische logboek op vrijwillige basis voor alle vaartuigen, maar verplicht voor de grotere vaartuigen in de Gemeenschap (> 24 m) en vaartuigen van derde landen die in Gemeenschapswateren actief zijn.

3.5. Internationale visserij

Het optreden van de Gemeenschap op dit gebied zal erop gericht zijn internationale samenwerking en duurzame, verantwoorde visserij buiten de Gemeenschapswateren met hetzelfde engagement als in de eigen wateren te bevorderen en te versterken. De Gemeenschap zal ernaar streven duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen, zowel in haar eigen externe visserijactiviteiten als wat betreft de internationale handel in visserijproducten, te waarborgen.

Deze nieuwe benadering weerspiegelt zich in het beleidsoverleg dat voor de verschillende sectoren bilateraal en/of regionaal wordt gevoerd en waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de Gemeenschap en met de legitieme verwachtingen van de gesprekspartners ten aanzien van hun ontwikkeling, waarvoor zij de strategie autonoom bepalen. De Gemeenschap zal aldus bijdragen tot de duurzame ontwikkeling van de visserij op wereldschaal, tot meer participatie en verantwoordelijkheidsbesef van de belanghebbenden, en tot grotere flexibiliteit en transparantie, overeenkomstig het beginsel van 'good governance'. Op deze manier zal de coherentie tussen het GVB en het Gemeenschapsbeleid op andere terreinen ook extern worden versterkt.

In dit verband zal de toegang tot de wateren van derde landen beperekt worden tot overschotbestanden in de zin van het VN-Zeerechtverdrag (Artikel 62).

Deze acties zullen plaatsvinden in het kader van een Strategie voor de Europese verre visserij die de Commissie zal voorstellen en die zal bestaan uit de volgende elementen:

Een Actieplan om illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij (IUU) uit te roeien

Het IUU-Actieplan zal initiatieven op de volgende gebieden omvatten:

* versterking en completering van de internationale rechtsorde om een einde te maken aan zowel de inzet van vaartuigen onder goedkope vlag als de praktijk van aanlanding in havens waar niet afdoende gecontroleerd wordt. Dit moet worden bewerkstelligd, onder andere, door goedkeuring van internationale instrumenten waarbij voor vissersvaartuigen het begrip "werkelijke band" met de vlaggenstaat wordt gedefinieerd, zodat die vaartuigen adequaat worden gecontroleerd door de vlaggenstaat, en de rechten en plichten van havenstaten worden vastgelegd, teneinde de effectiviteit van de instandhoudings- en beheersmaatregelen te waarborgen;

* hervorming van het communautair kader voor de controle van visserijactiviteiten buiten de Gemeenschapswateren en in de havens van de Gemeenschap, zoals aangegeven in paragraaf 3.4.

Een Actieplan ter verbetering, op regionaal en subregionaal niveau, van de evaluatie van bestanden buiten Gemeenschapswateren die voor vissers uit de Gemeenschap toegankelijk zijn

Met deze actie wil de Gemeenschap haar streven om bij te dragen tot verantwoorde visserij onderstrepen door deel te nemen aan de evaluatie van de visstand, in het wederzijds belang van de communautaire vissers en betrokken derde landen.

De Gemeenschap zal initiatieven ontplooien via de bevoegde regionale visserijorganisaties en de FAO. Het eerste van die initiatieven zal plaatsvinden in de wateren van West-Afrika. Zo zal de Gemeenschap ernaar streven beter wetenschappelijk advies over de visstand te verkrijgen voordat zij met de betrokken derde landen nieuwe partnerschapsovereenkomsten afsluit.

Een geïntegreerd kader voor visserijpartnerschappen op nationaal en/of regionaal niveau

Het doel van deze actie is de beleidsdialoog tussen de EG en ontwikkelingslanden te bevorderen, in de geest van de Overeenkomst van Cotonou (artikel 8) (met name die landen die visserijovereenkomsten met de Gemeenschap hebben gesloten), om hen te helpen een visserijbeleid te ontwikkelen dat hen geleidelijk beter in staat stelt om duurzame visserij tot stand te brengen en terzelfder tijd hun ontwikkelingsdoelen te verwezenlijken, met inbegrip van de bescherming van de kwaliteit, diversiteit en beschikbaarheid van de visserijhulpbronnen in de ruimere context van voedselveiligheid, armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling.

Hiervoor is het nodig dat de Gemeenschap de bilaterale en regionale samenwerkingsinstrumenten identificeert die kunnen helpen deze doelstelling te bereiken en die de diverse vormen van Europese steun alsmede de wederzijdse belangen van de partijen kunnen bevorderen, met het oog op de totstandbrenging van duurzame visserij. De doelstellingen, instrumenten en procedures van deze nieuwe benadering zullen in het geïntegreerde kader worden vastgelegd.

Binnen dit kader moet de steun die de Gemeenschap in het kader van visserijovereenkomsten verstrekt, in toenemende mate worden geconcentreerd op het helpen van de partnerlanden een op duurzaamheid gericht visserijbeheer tot stand te brengen en hun eigen visserijsector te ontwikkelen, waarbij de communautaire reders van de vaartuigen die van de betrokken overeenkomsten gebruik maken, geleidelijk aan meer verantwoordelijkheid op zich moeten nemen voor de financiële compensatie van de vangstmogelijkheden die aan de partnerlanden wordt betaald.

Deze nieuwe vorm van partnerschap moet het eveneens mogelijk maken om in het kader van de visserijovereenkomsten dezelfde monitoringsystemen voor ecologische, economische en sociale impact te hanteren als in het kader van andere overeenkomsten met de betrokken landenn. Naar aanleiding van besprekingen met partnerlanden zal de Commissie een duurzaamheidseffectrapportage verrichten op basis van de best beschikbare gegevens.

Het aangaan van nieuwe strategische allianties in regionale visserijorganisaties, in het bijzonder met ontwikkelingslanden die kuststaat zijn

Om aan de legitieme verwachtingen van haar visserijsector tegemoet te komen, moet de EG in het kader van regionale visserijorganisaties nieuwe allianties aangaan met partners, in het bijzonder ontwikkelingslanden die kuststaat zijn, die dezelfde belangen hebben bij duurzame commerciële visserijactiviteiten. Bovendien zal de Gemeenschap in het verband van samenwerking op nationaal en/of regionaal niveau, ernaar streven haar partners te overtuigen van het belang van duurzame exploitatie van de hulpbronnen op basis van degelijke wetenschappelijke adviezen, van maatregelen om de visserijsterfte te beheersen, zoals TACs en/of beperkingen van de visserij-inspanningen en betere controle en handhavingssystemen, stuk voor stuk essentiële voorwaarden voor een levensvatbare en slagkrachtige visserijsector.

3.6. Aquacultuur

Het is de rol van de Gemeenschap optimale omstandigheden te creëren voor een duurzame ontwikkeling van de Europese aquacultuur. Hierbij dient in de allereerste plaats te worden gedacht aan het ondersteunen van onderzoek en het ontwikkelen van adequate milieu- en gezondheidsnormen.

De Commissie stelt een strategie voor die erop is gericht:

* de beschikbaarheid van gezonde producten voor de consument te waarborgen;

* de milieuvriendelijkheid van de sector te bevorderen;

* in het bijzonder in van de visserij afhankelijke regio's werkgelegenheid te creëren.

Die strategie zal onder andere de volgende acties omvatten:

* ontwikkeling van gemeenschappelijke normen voor biologische aquacultuur. De vraag naar bioproducten, ook die naar vis met een biologisch keurmerk, neemt toe, maar de EU-wetgeving inzake biologische teeltwijzen bevat geen specifieke bepalingen voor aquacultuurproducten. Een minimumset van gemeenschappelijke normen op Europees niveau voorkomt concurrentievervalsing;

* aanpassing van de Gemeenschapswetgeving met betrekking tot vissenziekten aan recente ontwikkelingen inzake productiemethoden, technologie en beheerssystemen en aan de nieuwe diagnosetechnieken;

* regels inzake het welzijn, de biologische behoeften en de gezondheid van gekweekte vis. Dit zal het image van intensieve visteelt bij het publiek verbeteren, en in sommige gevallen de milieu-impact of de concurrentieverstoringen verminderen;

* maatregelen om de waterverontreiniging door de aquacultuur, zoals eutrofiëring door nutriënten, terug te dringen;

* maatregelen om het introduceren of ontsnappen van niet-inheemse soorten te voorkomen.

3.7. De sociale dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid

Het feit dat het structurele ingrijpen de ecologische, economische en sociale duurzaamheid van de visserij op lange termijn zal waarborgen, neemt niet weg dat het op korte termijn ernstige consequenties zal hebben voor de visserijsector en voor de economie van tal van van de visserij afhankelijke kustgebieden. Er zal bijgevolg overheidsgeld moeten worden vrijgemaakt, niet alleen om het slopen van overtallige vissersvaartuigen te versnellen, maar ook om de daarmee gepaard gaande sociale problemen aan te pakken.

De uitdaging bestaat erin de visserijsector te helpen de kloof te overbruggen tussen enerzijds de op korte termijn nadelige gevolgen van de meerjarige beheersplannen, die de visserij-inspanning en de vangstcapaciteit zullen aanpassen aan het productief potentieel van de aanwezige hulpbronnen, en anderzijds de duurzame voordelen van het herstel van het bio-economisch potentieel.

Sociaal-economische effecten van regelingen om de visserij-inspanning te beperken

De regionale werkgelegenheidseffecten van regelingen om de visserij-inspanning te beperken, zijn momenteel onmogelijk te kwantificeren. In het bijzonder het verlies aan werkgelegenheid als gevolg van dergelijke regelingen is zeer moeilijk in te schatten, om de volgende redenen:

* het banenverlies zal afhankelijk zijn van de omvang en de reikwijdte van de beheersplannen en inspanningsbeperkingsregelingen die de Raad uiteindelijk zal vaststellen en van de verdeling van de inspanningsbeperkingen over de verschillende groepen vissersvaartuigen waartoe de lidstaten besluiten;

* de alternatieve werkgelegenheidsmogelijkheden variëren van regio tot regio, en in sommige regio's zullen vissers die hun arbeidsplaats op het ene vaartuig verliezen, probleemloos werk vinden op een ander vaartuig, aangezien de sector de jongste jaren ernstige aanwervingsproblemen heeft ondervonden.

De Commissie gaat er evenwel vanuit, op basis van haar eerdere ervaring met de herstructurering van de vloten van Spanje en Portugal die in Marokkaanse wateren visten [12], dat in het uiterste geval 28000 vissers, of circa 11% van de totale werkgelegenheid op zee, door de maatregelen zouden worden getroffen [13].

[12] Dit cijfer komt overeen met het verlies van ongeveer 1 arbeidsplaats per 10 ton vangstcapaciteit die wordt geschrapt.

[13] Op basis van de cijfers voor 1998. Dit betekent dat het aantal vissers in de periode 2003-2006 met gemiddeld 7000 per jaar zou teruglopen. Te vermelden is dat de gemiddelde jaarlijkse daling van de werkgelegenheid in de visserijsector de afgelopen jaren 8000 arbeidsplaatsen bedroeg.

Een nieuwe strategische aanpak van de structurele aanpassingen

De inkrimping van de werkgelegenheid in de visserijsector, die het gevolg is van het streven om de visserij duurzaam te maken en de levens- en arbeidsomstandigheden te verbeteren, vergt structurele aanpassingen. Om deze in goede banen te leiden, is de Commissie voornemens een strategie te volgen die de volgende elementen omvat:

* bilateraal overleg met de lidstaten om de waarschijnlijke sociaal-economische gevolgen van de regelingen ter beperking van de visserij-inspanningen te evalueren

* op basis van dit overleg, opstelling van een Actieplan om de sociaal-economsiche gevolgen van de herstructurering op te vangen

* herprogrammering van de Structuurfondsenmiddelen om gebruik te maken van bestaande instrumenten voor de opvang van de waarschijnlijke sociaal-economische gevolgen van de regelingen ter beperking van de visserij-inspanningen

* ontwikkeling van een langetermijnstrategie voor de integrale ontwikkeling van de kustgebieden die van de visserij afhankelijk zijn

* versterking van de sectorale dialoog

* evaluatie van de arbeidsomstandigheden en de situatie op het gebied van veiligheid in de visvangst en de visverwerkende industrie

Bilateraal overleg met de lidstaten

Het is in dit stadium moeilijk precies in te schatten welke regio's/zones het hardst zullen worden getroffen door de regelingen ter beperking van de visserij-inspanningen. De Commissie erkent evenwel dat de voorstellen tot ingrijpende herstructureringsmaatregelen zullen nopen. Zij zal daarom bilaterale besprekingen met de lidstaten organiseren over de volgende onderwerpen:

* de waarschijnlijke gevolgen op het gebied van werkgelegenheid van de regelingen ter beperking van de visserij-inspanningen en van de inkrimping van de vloot in het licht van de voorgestelde herstelplannen;

* aanwijzing van de gebieden waar er behoefte is aan bijzondere begeleiding van vissers bij het zoeken naar een nieuwe werkkring

* de behoefte aan aanpassing van bestaande communautaire steunregelingen (FIOV, EFRO en ESF), met name naar aanleiding van de tussentijdse herziening in 2003-2004, om de steunverlening doeltreffender te maken waar het gaat om het vergemakkelijken van de overstap van werknemers in de visserijsector naar andere sectoren en het creëren van nieuwe werkgelegenheid.

Er zal passende aandacht worden geschonken aan de behoeften van de ultraperifere gebieden.

Actieplan op de sociaal-economische gevolgen van de visserijherstructurering op te vangen

Op basis van dit overleg en zodra zij alle nodige informatie van de lidstaten heeft ontvangen, zal de Commissie een actieplan voorstellen om de regionale sociaal-economische gevolgen van de herstructurering op te vangen. In het kader hiervan zal de voorlopige initiële raming van het banenverlies worden gecompleteerd en verfijnd, en zal de kwestie van de financiële behoeften voor de begeleiding van de GVB-hervorming worden behandeld.

Herprogrammering van de Structuurfondsen om bestaande instrumenten te benutten

De Commissie zal de lidstaten en de betrokken regio's vragen de behoeften inzake herprogrammering van de Structuurfondsenprogramma's en, waar nodig, het in aanmerking komen van zones voor doelstelling 2 te onderzoeken. De herziening die halverwege de programmeringsperiode 2000-2006 in 2004 plaatsvindt, is een gelegenheid om dit te doen.

De Gemeenschap beschikt reeds over een aantal structuurbeleidsinstrumenten waarmee een bijdrage kan worden geleverd tot het aanpakken van de problemen van vissers die door de herstructurering van de sector worden getroffen. In het Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij (FIOV) zijn voor sociale maatregelen de de volgende mogelijkheden reeds aanwezig:

- cofinanciering van regelingen voor vervroegde uittreding, zowel voor reders die hun visserijactiviteiten willen verminderen als voor bemanningsleden;

- individuele (forfaitaire) premie voor vissers van wie het vaartuig waarop zij werkzaam waren, zijn activiteiten definitief heeft beëindigd;

- niet-hernieuwbare individuele premie voor vissers met het oog op omscholing;

- niet-hernieuwbare individuele premie voor vissers met het oog op diversificatie van de activiteiten.

Van deze instrumenten is tot dusver niet al te veel gebruik gemaakt, maar de grootschalige structurele aanpassingen die nu in de visserijsector vereist zijn, zullen de vraag naar dergelijke steun waarschijnlijk doen toenemen, met name in de sterk van de visserij afhankelijke gebieden.

Het voorstel om vanaf 2003 geen overheidssteun meer verlenen voor de overbrenging van vissersvaartuigen, ook niet in het kader van gemengde vennootschappen, en voor de bouw van nieuwe vaartuigen, alsook om moderniseringssteun te beperken tot bepaalde doelstellingen, heeft tot gevolg dat een aanzienlijk bedrag aan overheidssteun van het FIOV niet zoals gepland in het kader van nationale programma's kan worden gebruikt. De lidstaten, die voor de aanwijzing van de prioriteiten inzake het gebruik van alle Structuurfondsenmiddelen verantwoordelijk zijn, zouden ertoe moeten besluiten dit bedrag geheel of gedeeltelijk te herprogrammeren ten behoeve van sociale maatregelen.

Ongeveer 80% van de van de visserij afhankelijke gebieden zijn gelegen in regio's van doelstelling 1 of 2. Dit betekent dat op regionaal niveau steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF) is geprogrammeerd ter vergemakkelijking van productieve investeringen (in het bijzonder in het MKB, in de ambachtelijke sector of voor toerisme) in de betrokken regio's of voor omscholing met het oog op het vinden van een andere werkkring.

Voorts verschaft het ESF ook financiële middelen voor de aanpassing en modernisering van beleidskaders en systemen op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding en werkgelegenheid in alle regio's van de Gemeenschap.

Ervan uitgaande dat de bedragen die oorspronkelijk geprogrammeerd waren voor de bouw en de modernisering van vaartuigen (geraamd op EUR 460,6 miljoen voor de periode 2003-2006), geherprogrammeerd worden ten behoeve van sociaal-economische maatregelen, schat de Commissie dat voor de cofinanciering van deze maatregelen een aanvulling van de orde van grootte van EUR 88 miljoen nodig is. Het aannemen en goedkeuren van de beheersplannen en de regelingen ter beperking van de inspanningen zal evenwel enige tijd vergen, zodat de extra middelen voor sociale maatregelen waarschijnlijk pas vanaf 2004 effectief nodig zullen zijn. Deze middelen zouden op dat moment worden vrijgemaakt door herprogrammering van de Structuurfondsen, na de herziening halverwege de looptijd.

Een integrale ontwikkelingsstrategie voor kustgebieden die van de visserij afhankelijk zijn

Het herstel van de visbestanden zal een werk van lange adem zijn. Daarom moet voor de periode na 2006 de nodige aandacht worden geschonken aan een integrale langetermijnstrategie voor de ontwikkeling van de kustgebieden die van de visserij afhankelijk zijn, waarbij het volgende voorop moet staan:

* erkenning van de rol van de vissers en andere bij de visserij betrokken partijen voor het behoud van het sociaal-cultureel erfgoed van de kustgebieden; voorkomen van ontvolking van afgelegen gebieden met weinig economische alternatieven; stimuleren en vergemakkelijken van de ontwikkeling van alternatieve activiteiten, in het bijzonder toerisme,

* bevordering van de ontwikkeling van complementaire kustactiviteiten die kunnen zorgen voor alternatieve voltijdse of deeltijdse werkgelegenheid voor de kustbewoners die van de visserij afhangen.

Versterking van de sectorale dialoog

De Commissie zal tevens de sociale partners, met name het "Maritime Fisheries Committee of Sectoral Dialogue" uitnodigen na te denken over maatregelen om de levens- en arbeidsomstandigheden in de visserijsector te verbeteren. Deze dialoog kan:

* bijdragen opleveren zoals de "sociale clausule" die recentelijk door het bovengenoemde comité voor opneming in de visserijovereenkomsten van de Gemeenschap is aanbevolen;

* bijdragen tot een beter imago van de sector, in het bijzonder om de aanwerving van jonge arbeidskrachten te vergemakkelijken, door te bevorderen dat zich in de visserijsector een cultuur van gezondheid en veiligheid ontwikkelt;

* bijdragen tot een versterking van de rol van vrouwen in de visserijsector, aangezien hun status en sociale bescherming momenteel vaak nog ondermaats zijn.

Beoordeling van de arbeidsomstandigheden en de veiligheid in de visvangst en de verwerkende industrie

Met het oog op de verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden in de visserijsector zal de Commissie onderzoeken hoe de Gemeenschapswetgeving met betrekking tot de veiligheid en de arbeidsomstandigheden van vissers en werknemers in de industrie wordt toegepast, aangezien het vissersberoep één van de gevaarlijkste blijft en beduidend hogere ongevallencijfers laat optekenen dan de rest van de primaire sector. Waar zulks nodig is, zal de Commissie voorstellen doen om het wettelijke kader te verbeteren.

3.8. Het economisch beheer van de visserij in de Unie

De Commissie is van oordeel dat de visserijsector nog steeds een aantal typische kenmerken vertoont die het moeilijjk maken om op korte termijn normale economische voorwaarden, zoals vrije mededinging tussen producenten en vrije investeringen, toe te passen. Tot die kenmerken behoren het structurele onevenwicht tussen de schaarse visserijhulpbronnen en de grootte en capaciteit van de visserijvloten, de blijvende afhankelijkheid van de visserij van bepaalde kustgemeenschappen en het ontbreken van gelijke concurrentievoorwaarden voor marktdeelnemers in verschillende lidstaten, wegens de nationale verschillen in houding ten aanzien van overheidssteun voor de sector.

Als de Gemeenschap op basis van de nu ingediende voorstellen actie onderneemt om hierin verandering te brengen, zal dit geleidelijk een klimaat tot stand brengen dat gunstiger is voor de introductie van normalere economische voorwaarden en voor de opheffing van belemmeringen voor een normale economische bedrijvigheid zoals de verdeling van de vangstmogelijkheden door de lidstaten en het beginsel van relatieve stabiliteit.

Intussen moet de Gemeenschap bekijken op welke wijze de economische dimensie van het visserijbeheer beter kan bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstellingen van het GVB.

Daarom zal de Commissie gedurende 2002 studiebijeenkomsten over het economisch beheer organiseren met vertegenwoordigers van de bevoegde visserijdiensten, de visserijsector en andere belanghebbenden, om de mogelijkheid te onderzoeken om in de communautaire en/of nationale visserijbeheerssystemen bepalingen op te nemen betreffende:

* een systeem van verhandelbare visrechten (individuele of collectieve);

* betaling van het recht om te vissen en/of het recupereren van de kosten van het visserijbeheer bij de visserijsector.

De Commissie zal in 2003 aan de Raad verslag uitbrengen over de uitkomst van deze besprekingen en, indien zulks passend is, voorstellen of aanbevelingen doen voor communautaire of nationale vervolgmaatregelen.

De Commissie zal de verlening van overheidssteun nauwlettend volgen en controleren, met het oogmerk te vermijden dat dergelijke steun nadelige gevolgen heeft voor de visserijhulpbronnen en een duidelijkere link te leggen tussen de mate waarin de lidstaten de doelstellingen van het GVB respecteren en de goedkeuring van overheidssteun.

3.9. Een doeltreffende en participatieve besluitvorming

De "governance" [14] bij het gemeenschappelijk visserijbeleid moet worden aangepast en verbeterd om te komen niet alleen tot een beleidsvormingsproces dat openstaat voor de belanghebbende partijen, maar ook tot een uitgebreidere verantwoordingsplicht en verantwoordelijkheid voor alle betrokkenen.

[14] Onder "governance" wordt verstaan de regels, processen en gedragingen die van invloed zijn op de wijze waarop bevoegdheden worden uitgeoefend, vooral wat de openheid, de participatie, de verantwoording, de doeltreffendheid en de coherentie betreft.

De Commissie stelt het volgende voor:

Oprichting van regionale adviesraden voor het visserijbeheer om een sterkere betrokkenheid van de belanghebbenden op regionaal en plaatselijk niveau te garanderen

* De regionale adviesraden zullen de volgende adviserende functies hebben:

- uit eigen beweging of op verzoek van de Commissie of een lidstaat aan de Commissie of de betrokken lidstaten suggesties met betrekking tot aangelegenheden inzake het visserijbeheer voorleggen;

- advies uitbrengen over instandhoudings- en beheersvoorstellen van de Commissie of een lidstaat die betrekking hebben op een visserijtak die relevant is voor de betrokken regio;

- verbeteringen in de tenuitvoerlegging van de communautaire regelgeving in de betrokken regio becommentariëren en aanbevelen;

- welke andere activiteiten ook ontplooien die nodig zijn voor de vervulling van hun functies.

* De regels inzake het lidmaatschap zullen flexibel genoeg zijn om de participatie te garanderen van alle partijen die een werkelijk belang hebben bij de betrokken visserijaangelegenheden, waarbij het samenstel van belanghebbende partijen echter zal verschillen naar gelang van het door de regionale adviesraad te behandelen onderwerp. In de breedste samenstelling zullen als lid optreden de organisaties van vissers, wetenschappers, de relevante nationale, regionale of plaatselijke overheden, NGO's op milieugebied en andere belanghebbende NGO's en vertegenwoordigers van de aquacultuur en de verwerkende industrie, de recreatievissers, de groothandel en de werknemers in de visserijsector.

* De Commissie en de lidstaten zullen niet gebonden zijn door de aanbevelingen, adviezen of verslagen van de regionale adviesraden, maar kunnen in de toelichting bij hun voorstellen uiteenzetten hoe zij zijn omgegaan met het door de bevoegde regionale adviesraad uitgebrachte advies.

* In de nieuwe kaderverordening van de Raad inzake instandhouding en beheer zal de passende rechtsgrondslag voor de oprichting van regionale adviesraden worden verschaft en zullen de beginselen betreffende de werking ervan worden aangegeven.

Verduidelijking van de beheersverantwoordelijkheden inzake maatregelen om doeltreffend in te spelen op plaatselijke beheerseisen en noodsituaties

Volgens de nieuwe kaderverordening van de Raad inzake instandhouding en beheer zullen de lidstaten niet-discriminerende maatregelen op het gebied van visserijbeheer mogen nemen die gelden voor alle vaartuigen binnen hun 12-mijlszone en voor de vaartuigen die hun vlag voeren in wateren onder hun jurisdictie, op voorwaarde dat de maatregelen vooraf aan de Commissie en de overige betrokken lidstaten worden meegedeeld en verenigbaar zijn met (en niet minder streng zijn dan) de relevante communautaire maatregelen. De Commissie kan de intrekking verlangen van welke maatregelen ook die niet in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht.

Een lidstaat zal (of meer dan één lidstaat zullen) ook noodmaatregelen met een geldigheidsduur van ten hoogste drie maanden mogen nemen die binnen de wateren onder zijn (of hun) jurisdictie gelden voor alle vaartuigen, op voorwaarde dat die maatregelen vooraf aan de Commissie en de overige lidstaten worden meegedeeld en dat de Commissie er niet op korte termijn bezwaar tegen maakt.

De bevoegdheden van de Commissie om noodmaatregelen te nemen zullen worden versterkt door verlenging van de maximumduur van dergelijke maatregelen tot één jaar. Daardoor zal er meer tijd zijn om volgens de gebruikelijke procedures nieuwe communautaire voorschriften vast te stellen die op de eisen van de situatie zijn afgestemd.

Opstelling van een Europese code voor een verantwoorde beoefening van de visserij met de actieve participatie van de vissers en andere belanghebbende partijen

Vrijwillige regels in de vorm van beginselen en gedragsnormen voor een verantwoorde beoefening van de visserij zoals die welke via de FAO-gedragscode worden bevorderd, kunnen de geldende verordeningen aanvullen door het engagement van de vissers voor een verantwoorde visserij te verbeteren. De teruggooi is één aspect waarvoor geldt dat vrijwillige regels die in het kader van de toekomstige regionale adviesraden worden overeengekomen, een toegevoegde waarde kunnen verlenen aan de algemene voorschriften die zijn vastgesteld bij de verordeningen betreffende technische maatregelen.

Bij wijze van een eerste stap zal de Commissie de belanghebbenden die optreden in het kader van het Raadgevend Comité voor de Visserij en de Aquacultuur, uitnodigen om bij te dragen tot de ontwikkeling van een Europese code voor een verantwoorde beoefening van de visserij. Een dergelijke code zou dan moeten worden aangevuld met een serie van beste regionale werkwijzen die worden ontwikkeld door de betrokken regionale adviesraden.

Dialoog met de belanghebbenden in derde landen

Bij deze actie gaat het om de totstandbrenging van een kader voor dialoog en overleg met de belanghebbenden en de civiele samenleving in derde landen over de internationale visserijactiviteiten van de Gemeenschap, en met name over de onderhandelingen over toekomstige visserijpartnerschappen met ontwikkelingslanden.

Delegatie van bevoegdheden en vereenvoudiging van regels

* De Commissie stelt voor in ruimere mate gebruik te maken van "kaderverordeningen" waarin de fundamentele doelstellingen, beginselen en regels worden vastgesteld met betrekking tot een bepaald aspect van het GVB, zoals instandhouding en beheer en controle. Op basis daarvan worden nadere technische en procedurele voorschriften vastgesteld door de Commissie, bijgestaan door een comité dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Voorbeelden van dergelijke uitvoeringsbesluiten zijn onder meer de aanpassing van vangstbeperkingen of beperkingen van de visserij-inspanning voor soorten die onder een meerjarig beheersplan vallen, de omzetting in Gemeenschapsrecht van internationale aanbevelingen die bindend zullen worden voor de Gemeenschap, en de tenuitvoerlegging van controle- en handhavingsregels.

* De verplichte nationale medefinanciering van projecten die worden gesubsidieerd door het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV), zal niet langer onderworpen zijn aan de controle overeenkomstig de regels betreffende staatssteun. Zo zal de FIOV-steun sneller kunnen worden uitbetaald en zal de administratieve last voor de lidstaten en de Commissie kleiner worden.

* Afhankelijk van de bij de hervorming geboekte vooruitgang kan de Commissie voorstellen dat bepaalde soorten van staatssteun aan de visserijsector, en vooral sociale steun, niet langer door de lidstaten zullen hoeven te worden aangemeld omdat zij probleemloos zijn.

Acties om de doorzichtigheid en een collegiale toetsing te bevorderen

* Door een proces van zogenoemde collegiale toetsing ("peer review") zal een regelmatige dialoog tussen de lidstaten en de Commissie over de tenuitvoerlegging van het GVB tot stand worden gebracht. Eén van de onderwerpen zal het vlootbeleid zijn, dat zal worden besproken aan de hand van door de Commissie opgestelde verslagen. In het kader van dit proces zal de lidstaten worden gevraagd de nationale maatregelen om de naleving van de uit het Gemeenschapsrecht voortvloeiende verplichtingen te garanderen, toe te lichten en te antwoorden op vragen en opmerkingen van andere lidstaten en de Commissie. Andere onderwerpen voor collegiale toetsing zouden onder meer de economische en sociale aspecten van het visserijbeheer zijn.

* De Commissie zal zorgen voor een grotere openbare doorzichtigheid van de prestaties die de lidstaten leveren met betrekking tot de GVB-regels, door regelmatig een "nalevingsscorebord" te publiceren waarin informatie beschikbaar wordt gesteld over de nationale vangst- en vlootverslagen, over de inspectieactiviteiten en over andere relevante indicatoren van de naleving van de GVB-regels. Beknopte informatie over inbreukprocedures tegen lidstaten zal er eveneens in worden opgenomen.

* De doorzichtigheid van de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid genomen besluiten zal worden vergroot door systematische bekendmaking van alle genomen besluiten in het Publicatieblad en op het internet. Geaggregeerde gegevens over bijvoorbeeld de vangsten, de visserij-inspanningen en de capaciteit van de vloten van de lidstaten zullen openbaar worden gemaakt.

3.10. Herbeoordeling

De Commissie stelt voor de met het instandhoudings- en vlootbeleid verband houdende aspecten van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid in 2008 opnieuw te bezien.

4. CONCLUSIE

Het GVB heeft een keerpunt bereikt. Het gaat om urgente, ernstige uitdagingen. De huidige slechte prestaties van het GVB op het gebied van duurzaamheid bewijzen dat vele van de in de afgelopen 20 jaar gehanteerde instrumenten hun grenzen hebben bereikt. In deze crisissituatie is er behoefte aan een ingrijpende verandering. Hervorming van de doelstellingen, beginselen, prioriteiten en instrumenten van het GVB is meer dan ooit noodzakelijk om een duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen en de Europese visserijsector een zekere toekomst te garanderen.

In deze mededeling wordt nu het eerste pakket van hervormingsvoorstellen gepresenteerd. Deze betreffen:

* een verordening van de Raad inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen in het kader van het GVB, waarbij het kader wordt vastgesteld waarin in GVB-verband instandhoudingsmaatregelen, maatregelen tot aanpassing van de vangstcapaciteit en controle- en handhavingsmaatregelen kunnen worden genomen. Het is de bedoeling dat de verordening op 1 januari 2003 in werking treedt.

* een verordening van de Raad tot vaststelling van een noodmaatregel van de Gemeenschap voor de sloop van vissersvaartuigen in de periode 2003-2006. Het is de bedoeling dat de verordening op 1 januari 2003 in werking treedt.

* een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector. Het is de bedoeling dat de verordening op 1 januari 2003 in werking treedt.

* een actieplan om de eisen inzake milieubescherming in het gemeenschappelijk visserijbeleid te integreren.

* een actieplan ter bestrijding van illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij.

De Commissie zal ook de volgende voorstellen voor regelgeving en andere hervormingsacties als volgt bekendmaken:

Structurele, economische en sociale maatregelen

* Actieplan om de sociale, economische en regionale gevolgen van de herstructurering van de visserijsector in de EU tegen te gaan. Dit actieplan zal in de tweede helft van 2002 worden ingediend.

* Verslag over het economische beheer van de visserijtakken in de Unie. De Commissie zal haar verslag in 2003 indienen bij de andere Europese instellingen.

Instandhouding

* Actieplan ter verbetering van de wetenschappelijke adviezen ten behoeve van het visserijbeheer. Het actieplan zal in de tweede helft van 2002 worden ingediend.

* Actieplan betreffende de teruggooi. Het actieplan zal in de tweede helft van 2002 worden ingediend.

* Actieplan ten behoeve van het visserijbeheer in de Middellandse Zee. Het actieplan zal in de tweede helft van 2002 worden ingediend.

* Gedragscode voor een verantwoorde visserij in Europa. Het Raadgevend Comité voor de Visserij en de Aquacultuur zal worden verzocht om tegen eind 2002 een dergelijke code uit te werken.

Internationale aspecten

* Geïntegreerd kader voor visserijpartnerschappen op nationaal en regionaal niveau. Het kader zal in de tweede helft van 2002 worden ingediend.

* Actieplan ter verbetering van de evaluatie van de bestanden in niet-communautaire wateren. Het actieplan zal vóór eind 2002 worden ingediend.

Controle en rechtshandhaving

* Actieplan voor samenwerking bij de rechtshandhaving. Het actieplan zal in de tweede helft van 2002 worden ingediend.

* Mededeling over een gezamenlijke inspectiestructuur. De mededeling zal vóór eind 2002 worden ingediend. De gezamenlijke inspectiestructuur dient tegen medio 2004 te zijn opgezet.

Andere maatregelen

* Strategie voor de ontwikkeling van de Europese aquacultuur. De strategie zal in de tweede helft van 2002 worden ingediend.

* Mededeling over doorzichtigheid, de prestaties en de naleving. De mededeling zal in de tweede helft van 2002 worden ingediend.

Bijlage 1

De huidige toestand van de belangrijkste communautaire visbestanden

(i) Overzicht

De hoeveelheden volwassen demersale vis in zee zoals geschat door de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) zijn in de afgelopen 25 jaar in vele gevallen sterk afgenomen. Gemiddeld waren die hoeveelheden in het begin van de jaren zeventig ongeveer 90 % groter dan aan het einde van de jaren negentig. De aanlandingen geven een vergelijkbare algemene daling te zien. Bij sommige bestanden zoals het kabeljauwbestand hebben zich zelfs nog opzienbarender dalingen van de hoeveelheid volwassen vis voorgedaan. Sinds het einde van de jaren zeventig en het midden van de jaren tachtig is de biomassa van pelagische en industriële soorten met gemiddeld 20 % toegenomen, wat althans ten dele is toe te schrijven aan het herstel van het haringbestand ten opzichte van de lage niveaus van het einde van de jaren zeventig.

De algemene tendens is dat elk jaar een groter deel van de bestanden wordt weggevist (hogere visserijsterfte), wat tot de erosie van de hoeveelheden volwassen vis heeft geleid. In de afgelopen jaren lagen voor vele bestanden de hoeveelheden volwassen vis in zee onder of zeer dicht bij de minimumniveaus die voor een zeer waarschijnlijke duurzaamheid nodig zijn (voorzorgsniveaus van de bestandsbiomassa), terwijl die hoeveelheden in het verleden doorgaans boven de genoemde niveaus lagen. Evenzo is bij vele bestanden sprake van een visserijsterfte die het voorzorgsniveau overschrijdt, terwijl in het verleden de visserijsterfte minder dan het voorzorgsniveau bedroeg.

Uit biologisch oogpunt bezien, zal de duurzaamheid van een groot aantal bestanden worden bedreigd indien de huidige exploitatieniveaus worden gehandhaafd, en momenteel is dit risico het grootst voor de bestanden demersale rondvis die een hoge commerciële waarde hebben.

De situatie is beter voor de pelagische bestanden. De bestanden van kleine pelagische soorten (haring, sprot, makreel, horsmakreel, ansjovis, sardine) en doelsoorten van industriële visserij (kever, zandspiering) zijn over het algemeen niet achteruitgegaan in de afgelopen 20 jaar, en vooral niet in de afgelopen tien jaar.

Wat de bentische hulpbronnen (langoestine, platvis) betreft, kan een algemeen patroon van economische overexploitatie worden geconstateerd, maar mag in biologisch opzicht niet worden gesproken van een systematisch ernstige situatie.

Ten slotte zijn er ook hulpbronnen zoals rog en de minder belangrijke platvissoorten (met inbegrip van tarbot, griet, tongschar, witje en schar) waarvoor geen gedetailleerde wetenschappelijke follow-up plaatsvindt, maar die eveneens overgeëxploiteerd kunnen zijn.

De situatie verschilt van zone tot zone, vooral wat de kennelijke ontwikkeling van de visserijsterfte op middellange tot lange termijn betreft. In de Oostzee lijkt de huidige situatie niet duurzaam te zijn. In de Noordzee is het niet gelukt om een omkeer in de achteruitgang van de rondvisbestanden te bewerkstelligen en evenmin om voor tong en schol voor een veiligheidsmarge overeenkomstig het voorzorgsbeginsel te zorgen die ook verbetering zou hebben gebracht in de economische situatie voor de betrokken visserijtakken. In de westelijke wateren zijn de visserijsterftecoëfficiënten in die mate gestegen dat zij de in de Noordzee waargenomen historische niveaus hebben ingehaald en vaak overtreffen. Voor de Middellandse Zee zijn de beschikbare wetenschappelijke gegevens minder volledig, maar over het feit dat vele belangrijke bestanden worden overbevist, bestaat een brede consensus.

Kortom, vele bestanden bevinden zich momenteel buiten of bijna buiten biologisch veilige grenzen. Zij worden te sterk geëxploiteerd of omvatten geringe hoeveelheden volwassen vis of verkeren in beide gevallen tegelijk. Momenteel is de situatie voor de meeste bestanden niet catastrofaal. Als de huidige tendensen zich voortzetten, zullen echter vele bestanden instorten. Verbetering van de toestand van talrijke visbestanden is een spoedeisende zaak.

(ii) Bestanden waarvoor in wetenschappelijke adviezen herstelplannen worden aanbevolen

* Blauwe wijting (gecombineerd bestand, I-IX, XII en XIV)

* Kabeljauw in het Kattegat

* Noordelijk heekbestand in de Noordzee

* Noordelijk heekbestand in Skagerrak en Kattegat

* Noordelijk heekbestand in de westelijke wateren (Vb, VI, VII, XII, XIV)

* Kabeljauw in de noordwestelijke wateren (Vb, VI, XII, XIV)

* Kabeljauw in de Ierse Zee (VIIa)

* Kabeljauw in de westelijke wateren (VIIb-k, VIII, IX, X, CECAF)

* Wijting in de Ierse Zee (VIIa)

* Langoestine in de Cantabrische Zee (VIIIc)

* Langoestine in de westelijke Iberische regio (IX, X, CECAF)

* Langoestine in de Golf van Biskaje (VIIIabde)

* Tong in het noordelijke deel van de Golf van Biskaje (VIIIab)

* Schelvis in de Ierse Zee (VIIa)

(iii) Andere bestanden die zich buiten biologisch veilige grenzen bevinden

* Zeeduivel in de Noorse Zee en de Noordzee (IIa, Noordzee)

* Zeeduivel in de Iberische regio (VIIIc, IX, X, CECAF)

* Zeeduivel in de westelijke wateren (Vb, VI, XII, XIV)

* Zeeduivel ten westen van Ierland (VII)

* Zeeduivel in de Golf van Biskaje (VIIIabde)

* Horsmakreel in de westelijke Iberische regio (VIIIc, IX)

* Horsmakreel ten westen van Schotland, ten westen van Ierland en in de Golf van Biskaje (Vb, VI, VII, VIIIabde)

* Schartong in de Golf van Biskaje (VIIIabde)

* Tong in het westelijke deel van het Kanaal (VIIe)

* Tong in de Noorse Zee en de Noordzee (II, Noordzee)

* Tong in de Keltische Zee (VIIfg)

* Schol in de Keltische Zee (VIIfg)