52001DC0711

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Het effect van de E-economie op de Europese ondernemingen: economische analyse en beleidsgevolgen /* COM/2001/0711 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT HET EFFECT VAN DE E-ECONOMIE OP DE EUROPESE ONDERNEMINGEN: ECONOMISCHE ANALYSE EN BELEIDSGEVOLGEN

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING

I. MACRO-ECONOMISCHE ASPECTEN: DE OPKOMST VAN DE

E-ECONOMIE

1. Economische groei en de rol van ICT

2. Productiviteits- en werkgelegenheidsgroei

3. ICT, bedrijfsorganisatie en totale factorproductiviteit

4. Zal de productiviteitsgroei duurzaam zijn op lange termijn-

II. MICRO-ECONOMISCHE ASPECTEN: EFFECT VAN DE E-ECONOMIE OP ONDERNEMINGEN EN SECTOREN

1. De e-economie als katalysator voor wijzigingen

1.1 Een snel veranderende ondernemingsdemografie

1.2 Een nieuwe ondernemingsdynamiek: de rol van risicokapitaal en marktfinanciering

1.3 Nieuwe ICT vaardigheden voor een snel veranderende economie

2. Nieuwe ondernemingsmodellen voor de e-economie

2.1 Verschillende sectorale effecten

2.2 Sectorale stimulansen en obstakels

2.3 De verspreiding van bedrijfsinnovatie: van "dotcoms" tot "traditionele industrieën"

3. Nieuwe distributiekanalen en een nieuwe marktdynamiek

3.1 Vervaagde grenzen, nieuwe distributiekanalen en een nieuwe marktorganisatie

3.2 E-markten: een potentiële katalysator voor de interne markt

3.3 B2C: een nieuwe relatie tussen ondernemingen en consumenten

3.4 De e-economie doorvoeren: het essentiële belang van logistiek voor de duurzaamheid

3.5 De mobiele dimensie: een strategische kans voor Europa

III. IMPLICATIES VOOR HET ONDERNEMINGENBELEID EN VERWANTE BELEIDSGEBIEDEN: DE CENTRALE ROL VAN ONDERNEMERSCHAP

1. De volledige deelname van DE KMO aan de e-economie stimuleren

2. Voor de nodige vaardigheden voor de e-economie zorgen

3. De mogelijkheden van de interne markt maximaal benutten

4. Openheid en concurrentie stimuleren

5. Onderzoek naar de e-economie stimuleren

6. De interactie tussen overheid en bedrijfsleven efficiënter maken

CONCLUSIE

BIJLAGE 1: Groei van BBP, productiviteit en werkgelegenheid

BIJLAGE 2: Verschil in groei van de totale factorproductiviteit

BIJLAGE 3: Geschatte kostenbesparingen door B2B, per sector

BIJLAGE 4: Sectorale affiniteit met de e-markten

BIJLAGE 5: Drie casestudies

Casestudy 1: de auto-industrie

Casestudy 2: de detailhandels- en distributiesector

Casestudy 3: de multimediasector

INLEIDING

Informatie- en communicatietechnologie (ICT) heeft verstrekkende gevolgen voor het economisch groeipotentieel; zij is een van de belangrijkste bronnen van concurrentievermogen en inkomensstijgingen geworden. Vandaar dat zij in het beleidsdebat centraal is komen te staan. Toen de Europese Unie zich in maart 2000 in Lissabon het ambitieuze doel stelde om binnen tien jaar 's werelds meest "concurrerende en dynamische kenniseconomie" te worden, was zij zich ervan bewust dat dit doel alleen kon worden bereikt door optimaal gebruik te maken van ICT. De strategie van Lissabon heeft de reactie op de cognitieve samenleving in het kader van de bestaande beleidsprocessen versterkt en het actieplan eEuropa 2002 gelanceerd als leidraad om de Europese economie te moderniseren.

De Commissie blijft het effect van ICT op de economie, de ondernemingen en de belangrijkste economische beleidsinstrumenten nauwkeurig onderzoeken. Ook werkgelegenheidskwesties komen met de Europese werkgelegenheidsstrategie ruimschoots aan bod. Deze mededeling bespreekt het effect van de e-economie [1] op de Europese ondernemingen in het licht van de recente marktontwikkelingen en van de talrijke bijdragen over dit onderwerp. Zij bouwt voort op de aanzienlijke verwezenlijkingen op gebieden zoals de liberalisering van de telecommunicatie en de wetgeving ten behoeve van een duidelijk en stabiel kader voor de elektronische handel. Zij bouwt ook voort op de besprekingen die tijdens de door de Commissie in maart 2001 georganiseerde conferentie over de e-economie hebben plaatsgevonden [2]. Door de correctie van overtrokken beurskoersen en de consolideringsfase binnen de ICT-sector zijn de meeste overdrijvingen waardoor het debat in het verleden werd bemoeilijkt, van de baan. Op basis van statistische gegevens is er een brede consensus over ontstaan dat ICT de groeisnelheid van de productiviteit inderdaad verhoogt. Ten slotte is er over het algemeen meer begrip voor de wijze waarop ICT het leven van ondernemingen, werknemers, overheidsdiensten en burgers verandert.

[1] De term "e-economie" staat voor de wijzigingen in het gedrag van economische subjecten en burgers als gevolg van de door de spectaculaire ontwikkeling en prijsvermindering van ICT geboden mogelijkheden en met name van de ontwikkeling van internet.

[2] The e-Economy in Europe: its potential impact on EU enterprises and policies. Brussel, 1-2 maart 2001. Zie: http://europa.eu.int/comm/enterprise/events/e-economy/index.htm.

Deze mededeling bevat voorts een gedetailleerde analyse die de correctheid bevestigt van de door de Europese Unie in de afgelopen jaar gevolgde strategie. ICT produceert een versnelling van het ritme van de technologische vooruitgang, die het best kan worden benut in een klimaat waarin de ondernemingen worden gestimuleerd om zich aan een nieuwe omgeving aan te passen en waarin nieuwe ondernemingen worden opgericht, groeien en oudere ondernemingen vervangen. Sinds de tragische gebeurtenissen van 11 september 2001 is het vertrouwen van de consumenten en bedrijven sterk gedaald en zijn het herstel en de steun van dit vertrouwen en de ondernemingsdynamiek een fundamentele voorwaarde om goede economische vooruitzichten te garanderen. Een voor ondernemerschap gunstiger klimaat creëren en de structurele hervormingen versnellen is de juiste strategie die naar verwachting zichtbaarder en significanter resultaten zal opleveren.

Deze mededeling bevat voorstellen voor gerichte activiteiten ter verbetering van de lopende acties om de invoering van ICT te bevorderen, deze in convergerende productietechnologieën te integreren, de beschikbaarheid van de benodigde vaardigheden te vergroten, de mogelijkheden van de interne markt nog beter te benutten, innovatie aan te moedigen en onderzoek te steunen. Zij onderstreept ook de noodzaak om te zorgen dat de overheid niet alleen zelf efficiënt ICT toepast, maar ook de ruimere toepassing ervan in de hand werkt.

I. MACRO-ECONOMISCHE ASPECTEN: DE OPKOMST VAN DE E-ECONOMIE

1. Economische groei en de rol van ICT

In de tweede helft van de jaren '90 hebben niet alleen de VS, maar ook een aantal EU-lidstaten (met name Ierland, Nederland en Finland) en enkele andere OESO-landen (bv. Australië en Canada) een opleving van de economische groei en de productiviteit, een stabiele of dalende inflatie en een daling van de werkloosheid opgetekend (zie bijlage 1).

De beleidsmakers zijn de essentiële rol van de toepassing van ICT in deze ontwikkelingen steeds meer gaan erkennen. Het is immers zo dat ICT thans bijna alle facetten van het economische leven doordringt en van doorslaggevende invloed is op de wijze waarop het bedrijfsleven wordt georganiseerd en beheerd. De versnelling van de productiviteit en de economische groei in de jaren '90 hangt nauw samen met ontwikkelingen in de ICT-sector. In de afgelopen veertig jaar zijn de prijzen van halfgeleiders voortdurend gedaald terwijl hun capaciteit in een even merkwaardig tempo is toegenomen. De voor kwaliteit gecorrigeerde prijsdalingen zijn in de tweede helft van de jaren '90 drastisch versneld en weerspiegelen daarmee de overgang van deze sector van een driejarige naar een tweejarige productcyclus en ook meer concurrentie. De daling van de kosten van ICT-kapitaal is een krachtige stimulans geweest om andere vormen van kapitaal en arbeidsintensieve diensten te vervangen. In vele landen heeft zich immers een versneld proces van ICT-kapitaalintensiteitsvergroting voorgedaan, waardoor nieuw en productiever kapitaal in omloop werd gebracht en de productiecapaciteit van de economie werd vergroot. De versnelling van de productiviteit en de economische groei hangt ook nauw samen met ontwikkelingen in de software- en beheerstechnologiesector. Deze sector wordt niet zozeer gekenmerkt door prijsdalingen, maar eerder door meer capaciteit en gebruiksvriendelijkheid die op hun beurt in een betere kwaliteit van de producten en diensten resulteren.

Deze ontwikkelingen worden via de ICT-sector - computers, computersoftware en telecommunicatieapparatuur en -diensten - aan de economie doorgegeven. De ruime toepassing van ICT heeft geleid tot een snelle daling van de prijzen en kosten in de computer- en telecommunicatiebranche met positieve effecten voor talrijke andere producten en onder meer ook voor de productie van vliegtuigen, auto's en wetenschappelijke instrumenten. De sterke daling in 2001 van het ICT-investeringsniveau van de ondernemingen, eerst in de VS en dan in Europa, heeft daarentegen een negatief effect gehad op de economische groeiperspectieven.

2. Productiviteits- en werkgelegenheidsgroei

Van de goede macro-economische prestaties heeft ook de arbeidsmarkt geprofiteerd. De nieuwe productiegroei heeft zowel in Europa als in de VS de werkgelegenheid doen toenemen. Ondanks het aanhoudende kapitaalsubstitutieproces heeft de door de productie veroorzaakte stijging van de vraag naar arbeidskrachten geleid tot een nettotoename van de werkgelegenheid. In de periode 1995-2000 zijn er in de EU circa 10 miljoen nieuwe banen gecreëerd. De sectoren met de sterkste werkgelegenheidsgroei op EU-niveau waren en zijn nog steeds die welke door geavanceerde technologie, aan ICT gerelateerde banen en/of door hoge kennisintensiteit worden gekenmerkt, zoals blijkt uit de hoge opleidingsniveaus van de werknemers. In 2000 alleen al hebben deze sectoren in de EU 1,6 miljoen nieuwe banen geschapen.

De groei van de productiviteit is van doorslaggevend belang voor de stijging van de levensstandaard. Op korte termijn kunnen hogere investeringen in productiviteitsverhogend ICT-kapitaal echter nadelige gevolgen hebben voor werknemers die niet de vereiste kwalificaties bezitten om deze nieuwe technologieën toe te passen. Daarentegen zal de vraag naar personeel met ICT-vaardigheden wellicht nog stijgen, zoals de ervaring van Europa en de VS in de jaren '90 heeft geleerd. Ondanks significante afvloeiingen in 2001 in de ITC- sector [3] blijven de werkgelegenheidsvooruitzichten op lange termijn bijzonder gunstig.

[3] De vorige consolideringsfase vond plaats in 1989-1992.

Ten slotte zijn de door ICT teweeggebrachte productiviteitsstijgingen een bron voor het scheppen van nieuwe werkgelegenheid. In sommige sectoren gaan er misschien banen verloren, maar de algemene dynamiek als gevolg van de toepassing van ICT leidt tot het scheppen van werkgelegenheid in andere sectoren zodat de verliezen ruimschoots worden gecompenseerd. Over het algemeen maakt ICT een einde aan repetitieve taken die meestal door laaggeschoolde werknemers werden uitgevoerd. Er komen wellicht nieuwe taken op aan ICT-gerelateerde gebieden en bij de persoonlijke dienstverlening, waarvoor hogere en andere kwalificaties vereist zijn. Niet-passende kwalificaties leveren ernstige problemen op voor het ontwerp en beheer van de arbeidsmarkt en ook voor het onderwijsbeleid in de lidstaten, want bij gebrek aan gekwalificeerd personeel kan de verspreiding van ICT worden afgeremd en de groei dus worden beperkt.

3. ICT, bedrijfsorganisatie en totale factorproductiviteit

ICT is economisch van belang omdat zij de introductie van innovaties en organisatorische wijzigingen in ondernemingen vergemakkelijkt en ook de concurrentievoorwaarden en de marktstructuur wijzigt. ICT draagt rechtstreeks bij aan de economische groei via de productie van ICT-goederen en de verspreiding van ICT-toepassingen in de economie. De macro-economische bewijzen met betrekking tot de versnelling van de productiviteitsgroei zijn, voor een deel, de weerspiegeling van organisatorische hervormingen door ondernemingen als antwoord op ICT-innovaties.

Het aandeel van ICT-investeringen in geïndustrialiseerde economieën neemt gestadig toe. In 1999 bedroeg het 4,54 % van het BBP in de VS tegen slechts 2,60 % in 1992. Voor de gehele EU beloopt het naar schatting 2,42 % van het BBP in 1999 tegen slechts 1,81 % in 1992. Onder de EU-lidstaten varieert het aandeel van ICT-investeringen in 1999 van 1,58 % in Spanje tot 3,76 % in het VK [4]. Het is zorgwekkend dat de EU op het gebied van ICT-investeringen duidelijk achterligt op de VS.

[4] De investeringscijfers voor Europa zijn ramingen op basis van de ICT-uitgaven. Zie Daveri F., Information technology growth in Europe, universiteit van Parma, 2001.

Uit de Europese gegevens (zie bijlage 2) blijkt dat de groei van de totale factorproductiviteit in zes lidstaten - in dalende volgorde Denmarken, VK, Duitsland, Italië, Luxemburg en Spanje - in de periode 1996-2001 is vertraagd vergeleken met de periode 1991-1995. Daarentegen nam de productiviteitsgroei aanzienlijk toe in Griekenland, Finland en Ierland en, zij het in mindere mate, in Portugal, België, Frankrijk en Zweden. In Nederland en Oostenrijk vertoonde de productiviteitsgroei tussen beide perioden geen markante veranderingen. Dergelijke verschillen in productiviteitsgroei tussen de EU-lidstaten zijn niet alleen het gevolg van een verschillende toepassing van ICT, maar weerspiegelen in sommige gevallen ook een inhaalproces.

De jaarlijkse gemiddelde productiviteitsgroei in de EU-15 daalde met 0,1 procentpunt tussen de eerste en de tweede helft van de jaren '90, terwijl hij in de VS met 0,6 procentpunt steeg. In Griekenland, Finland en Ierland is de productiviteitsgroei sterker versneld dan in de VS. Dat de productiviteitsgroei in een aantal lidstaten niet versnelde, is misschien te wijten aan de trage verspreiding van ICT en aan institutionele verstarring. ICT is voor iedereen beschikbaar. De grote verschillen in ICT-investeringen en productiviteitsgroei tussen de VS en de EU doen echter vermoeden dat Europa dit potentieel niet volledig heeft benut.

4. Zal de productiviteitsgroei duurzaam zijn op lange termijn-

Sommige onderzoekers hebben erop gewezen dat de productiviteitsstijging in de tweede helft van de jaren '90 in de VS zich alleen beperkte tot het smalle ICT-producerende segment van de economie en dat er zich in de overige en tegelijk grootste component of de "oude economie" slechts kleine wijzigingen hebben voorgedaan. Ook werd beweerd dat een deel van de productiviteitsstijging in de jaren '90 cyclisch was en derhalve in een economische baisse zou omslaan. Ondanks de huidige vertraging van de economische activiteit zijn er steeds meer indicaties dat ICT heeft geleid tot fundamentele wijzigingen in de wijze waarop onze economieën functioneren en de effecten ervan op de productiviteit worden ook buiten de ICT-producerende sector gevoeld. Gezien de verwachte nog sterkere daling van de prijs van halfgeleiders en in afwachting van de kwalitatieve verbeteringen van de nieuwe generaties van technologieën, zal de ICT-sector de introductie van nieuw, productiever kapitaal in de economie tegen steeds lagere kosten mogelijk blijven maken. Indien, zoals sommigen beweren, dit proces nog tenminste tien jaar aanhoudt, is er een aanzienlijk potentieel om de levensstandaard te verhogen.

Het is duidelijk dat de toepassing van ICT in de VS succes heeft gekend en een substantiële productiviteitswinst heeft opgeleverd. De VS hebben de EU echter ook op andere terreinen overtroffen en hebben bijvoorbeeld beter gepresteerd op het gebied van de werkgelegenheid. Europa moet zijn achterstand op de VS dringend inlopen. Als de e-economie echter de aanzet geeft tot meer vooruitgang bij de openstelling van de interne markt en het doorvoeren van structurele hervormingen, kunnen de potentiële voordelen zelfs nog groter zijn dan in de VS. Dit potentieel in alle lidstaten realiseren, is een essentiële uitdaging die we moeten aannemen. Aangezien het grootste deel van Europa achterloopt op de VS in termen van productiviteitsgroei, zal het ons duur te staan komen als we uit het voorbeeld van de snel avancerende Europese landen en met name van de VS geen lering trekken over het belang van ICT.

II. MICRO-ECONOMISCHE ASPECTEN: EFFECT VAN DE E-ECONOMIE OP ONDERNEMINGEN EN SECTOREN

Alles wijst erop dat de e-economie wijzigingen teweegbrengt in organisatie- en marktstructuren, zoals met name:

- meer concurrentie als gevolg van lagere barrières en van nieuwe kanalen voor de levering van producten en diensten;

- nieuwe ondernemingsmodellen met kostenbesparingen, betere kwaliteit en klantgerichte innovatie;

- nieuwe aankoop- en verkoopmethoden met een verdere aanpassing van producten en diensten aan klantenspecifieke behoeften;

- nieuwe eisen inzake kwalificaties.

Het effect van de e-economie verschilt aanzienlijk van sector tot sector. Informatierijke sectoren zoals digitale producten, informatiediensten, financiële diensten en zakelijke dienstverlening, getuigen van de opkomst van nieuwe ondernemingsmodellen en van meer concurrentie op de markt. In sectoren met hogere toegangsbarrières, zoals de bouw en de zware industrie, zal het effect wellicht gradueel verlopen Digitale interacties tussen overheid en bedrijfsleven zijn belangrijke componenten van de e-economie. Door on-linetoegang te bieden tot openbare diensten kan de overheid de ondernemingen concrete en directe stimulansen geven om zelf digitaal te gaan werken.

1. De e-economie als katalysator voor wijzigingen

1.1 Een snel veranderende ondernemingsdemografie

Het snellere ritme van de technologische veranderingen dat door de ruime toepassing van ICT in de hand wordt gewerkt, is van grote invloed op de structuur en levenscyclus van de ondernemingen. In de eerste plaats vermindert ICT het economisch effect van de afstand en de kosten van de toegang tot informatie en biedt zo meer concurrentiemogelijkheden op de markten. Ten tweede drukt ICT vaak de kosten voor het oprichten van kleine ondernemingen en kan zo voor extra concurrentie zorgen. Ten derde biedt ICT de mogelijkheid tot nieuwe gemeenschappelijke methoden voor levering van producten en dienstverlening, die tot betere kwaliteit en kosteneffectiviteit kunnen leiden. En ten slotte, wat misschien het belangrijkst is van al, doet ICT veel nieuwe producten en diensten ontstaan.

Het proces van de oprichting van nieuwe en de aanpassing of vervanging van traditionele ondernemingen is de manier waarop de economie zich aan de nieuwe context aanpast. Dit proces, dat de kern vormt van de wijzigingen in het economisch groeitempo, is sinds het einde van de jaren '90 aanzienlijk versneld. Het is de taak van de beleidsmakers ervoor te zorgen dat het proces zo efficiënt en soepel mogelijk kan verlopen, wat ook inhoudt dat zij er met passende sociale "schokdempers" op moeten toezien dat het de maatschappelijke structuur niet ontwricht.

1.2 Een nieuwe ondernemingsdynamiek: de rol van risicokapitaal en marktfinanciering

ICT geeft aanleiding tot wijzigingen, maar er moeten veel andere belangrijke voorwaarden worden vervuld voordat het hierboven beschreven proces inderdaad kan plaatsvinden. Bijvoorbeeld de toegang tot adequate financieringsmiddelen is zo belangrijk dat veel analisten deze als een van de sleutelfactoren bestempelen achter de spectaculaire prestaties van de VS-economie in de afgelopen tien jaar.

Aandelenkapitaal is als middel tot financiering van nieuwe ventures adequater en efficiënter gebleken dan traditioneel bankkrediet dat toch de belangrijkste financieringsbron blijft voor veel kleine en middelgrote ondernemingen, vooral buiten de kernsector van de e-economie. De nieuwe ventures die dankzij ICT werden opgezet, zijn zeer dikwijls gebaseerd op een idee, een concept, een softwareapplicatie alsook op de vaardigheden en de energie van een ondernemer. Ondernemingen die op zogenaamde "immateriële" waarden steunen, hebben vaak moeilijkheden ondervonden om financiële middelen uit traditionele bronnen te vergaren. De relatieve zwakheid en versnippering van het risicokapitaal in Europa vormt echter een hinderpaal voor de ontwikkeling van de e-economie. Hoewel de situatie verbetert, blijft de EU-risicokapitaalmarkt maar een fractie van die in de VS, waar pensioenfondsen een belangrijke rol spelen. In 2000 lag het aantal startinvesteringen in de VS vijfmaal hoger dan in Europa [5]. Het financiële klimaat in Europa is nog steeds niet gunstig genoeg voor technologische en organisatorische innovatie. Dergelijke hinderpalen moeten in Europa worden overwonnen zodat de structurele wijzigingen soepel en op ruimere schaal kunnen plaatsvinden. Overeenkomstig de strategie van Lissabon hebben de Europese Investeringsbank met haar initiatief "Innovatie 2000" en de Commissie in het kader van het actieplan [6] inzake financiële diensten en het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005) initiatieven genomen om het verstrekken van risicokapitaal voor innovatieve ondernemingen te stimuleren.

[5] Bron: European Venture Capital Association (EVCA).

[6] COM(1999) 232 def. van 11.5.1999. Tenuitvoerlegging van het kader voor financiële markten: een actieplan.

1.3 Nieuwe ICT vaardigheden voor een snel veranderende economie

Nieuwe processen vergen doorgaans nieuwe vaardigheden. Niet-passende kwalificaties zijn vanouds een probleem dat door beleidsmakers moest worden aangepakt en onderwijssystemen hebben altijd onder druk gestaan om zich aan de veranderende vraag aan te passen. ICT heeft aan dit traditionele probleem een nieuwe dimensie gegeven. ICT heeft hele productieprocessen in de economie gewijzigd omdat traditionele taken door op ICT gebaseerde procesbeheerstaken zijn vervangen. Enerzijds ondervinden werkgevers moeilijkheden om gekwalificeerd ICT-personeel te vinden en anderzijds elimineert ICT repetitieve taken met als gevolg dat de vraag naar ongeschoolde werknemers daalt.

Ondanks de recente vertraging van de economie blijft er in Europa op lange termijn veel vraag naar gekwalificeerd ICT-personeel. Gebeurtenissen op korte termijn ondermijnen de fundamentele groeitendens niet. De groei van de ICT-sector is sterk gedaald, wat tot significante overschotten heeft geleid. Het is onvermijdelijk dat daardoor de kloof tussen de levering van en de vraag naar gekwalificeerd ICT-personeel tijdelijk kleiner wordt. Ramingen wijzen echter uit dat de ICT-kwalificatiekloof tegen 2003 circa 1,5 miljoen werknemers zal bedragen [7].

[7] Bron: International Data Corporation (IDC), juni 2001.

Ondernemingen reageren op verschillende manieren. Sommige gaan ICT-functies uitbesteden en blijven derhalve de markt voor ICT-diensten en adviesbedrijven stimuleren. Zo kunnen zij weliswaar sneller technologie en knowhow verwerven, maar niet noodzakelijkerwijs goedkoper. Het huidige gedrag van ondernemingen is een indicatie dat de interne opleidingsmogelijkheden beperkt zijn. Er zij ook op gewezen dat de vraag grotendeels van kleine en middelgrote ondernemingen komt, die vaak heel wat moeilijkheden ondervinden om gekwalificeerd ICT-personeel en specialisten in elektronische activiteiten aan te trekken vanwege de concurrentie met grotere bedrijven die de meeste beschikbare expertise opslorpen.

De ICT-kwalificatiekloof dreigt de verdere groei in Europa af te remmen. Dat is een heel gevoelige kwestie in Europa als gevolg van dalende demografische tendensen en van het feit dat jonge Europeanen steeds minder belangstelling hebben voor wetenschappelijke studies. De wetgevingsmaatregelen die door sommige van onze handelspartners zijn genomen, zoals bijvoorbeeld de Amerikaanse wet ter verbetering van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid (de Competitiveness and Workforce Improvement Act), die toestaat visa's te verlenen aan buitenlandse deskundigen, versterken de concurrentie voor de gekwalificeerde arbeidskrachten in Europa. Veel jonge Europeanen worden aangetrokken door de hogere salarissen en de betere arbeidsvoorwaarden in de VS. Het culturele en regelgevingsklimaat in Europa beperkt vaak de mogelijkheid tot het aantrekken en vasthouden van getalenteerde buitenlandse vakmensen. Beperkingen voor tijdelijke werknemers, eisen inzake verblijf, de overdracht van pensioenen, belastingen, onderaannemingsovereenkomsten en opleidingssubsidies zijn andere factoren die Europa voor ICT-specialisten minder aantrekkelijk maken.

2. Nieuwe ondernemingsmodellen voor de e-economie

2.1 Verschillende sectorale effecten

Een essentieel verschil tussen de sectoren is het potentieel voor kostenbesparingen en productiviteitsgroei. Tientallen jaren lang is er gebruikt gemaakt van ICT om de productiviteit op te voeren, de kwaliteit te verbeteren en de kosten te beperken. Maar zelfs in de meest efficiënte sectoren voegen internettoepassingen een nieuwe dimensie toe(zie bijlage 3).

Kostenbesparingen zijn een afdoende reden om aan elektronische handel te gaan doen. Het is algemeen erkend dat de overgang van toepassingen van de eerste generatie, zoals elektronische gegevensuitwisseling (EDI), naar toepassingen van e-activiteiten van de tweede generatie via internet nog verdere kostenbesparingen oplevert. Bovendien kunnen laatstgenoemde toepassingen bijdragen tot een betere productlevering en dienstverlening, zoals bijvoorbeeld door het behoedzaam opsporen van orders voor klanten en door on-lineservice na verkoop. Zo kunnen ondernemingen sneller en soepeler reageren op marktsignalen en in bepaalde sectoren een betere klantenservice aanbieden.

De e-economie biedt een significante mogelijkheid tot het gebruik van verschillende samenwerkingsmodellen om de productlevering en dienstverlening te verbeteren en vandaar ook de rentabiliteit van de ondernemingen te verhogen. Het "just in time"-concept werd verrijkt door nieuwe vormen van samenwerking tussen fabrikanten en hun netwerken van partners via toeleveringsketens. In tegenstelling tot EDI maken de nieuwe vormen van handel in samenwerkingsverband niet alleen meer open relaties mogelijk, maar bieden zij ook veel ruimere mogelijkheden tot interactie. Bekende voorbeelden zijn real time gemeenschappelijk ontwerp, gezamenlijke productontwikkeling, collectieve marketing en uitwisseling van personeel. In sommige gevallen bieden ondernemingen hun partners toegang tot hun productie- en leveringsprocessen , wat een stap is naar zogenaamde volledig geïntegreerde e-activiteiten.

2.2 Sectorale stimulansen en obstakels

Over het algemeen is het zo dat, hoe meer sectoren afhankelijk zijn van informatie, zoals bijvoorbeeld financiële diensten en ICT-producten en -diensten, des te hoger de gerealiseerde kostenbesparingen en/of de productiviteitswinst is en des te grondiger de hervorming van de organisatie. Voor sectoren die reeds efficiënte productieprocessen toepassen en in een sterk concurrerende omgeving opereren (bv. de automobielindustrie), betekenen e-activiteiten eerder een extra wijziging en nog meer efficiency dan een revolutie (zie de bijlagen 4 en 5).

Het omgekeerde geldt ook, namelijk hoe gediversifieerder de marktstructuur van een sector, des te groter de potentiële voordelen van e-activiteiten. Zo wordt bijvoorbeeld de textielindustrie met haar uiterst gefragmenteerde structuur, haar sterke grensoverschrijdende component en haar snelle productrotatie beschreven als een ideale sector om van e-activiteiten te profiteren. Ook de toeristische sector is een van de grootste internetgebruikers. Kenmerkend is dat bestaande marktdeelnemers hun bedrijfsprocessen hebben geherstructureerd en zich op diensten met toegevoegde waarde en op de opkomst van nieuwe internetspecifieke economische partners zijn gaan concentreren. Een andere maatstaf voor de omvang van de hervormingen die door e-activiteiten zijn teweeggebracht, is de specialisatiegraad van een onderneming. Sterk gespecialiseerde kleine en middelgrote ondernemingen hebben in sommige gevallen de door e-activiteiten geboden mogelijkheden benut om hun producten en diensten op nieuwe markten aan te bieden.

2.3 De verspreiding van bedrijfsinnovatie: van "dotcoms" tot "traditionele industrieën"

Kenmerkend voor de e-economie is de opkomst van nieuwe ondernemingsmodellen, waarvan vele en ook heel wat dotcoms hebben gefaald. Andere, met name in de sector van de elektronische handel tussen ondernemingen (business-to-business - B2B), zijn echter levensvatbaar gebleken. Toetreden tot de e-economie in een later stadium kan voor EU-ondernemingen eerder een voordeel dan een nadeel zijn. Na uit de fouten van de pioniers lering te hebben getrokken, kunnen zij nu beproefde technologieën en levensvatbare ondernemingsmodellen toepassen. Voor veel ondernemingen is het "digitaal gaan werken" en het zich volledig integreren in e-activiteiten echter een complex proces, dat bijna meer tijd en inspanningen heeft gevergd dan aanvankelijk verwacht.

Thans wordt algemeen aanvaard dat traditionele industrieën, eerder dan dotcoms wellicht de stuwende kracht voor de e-economie in Europa zullen blijven. Het zijn eerder B2B- dan dotcomgestuurde consumententoepassingen die de kern van de markt vormen en naar schatting meer dan 90 % van alle inkomsten uit e-activiteiten zullen genereren. Het is ook de sector waarin Europa doorgaans het meest concurrerend is. Een specifieke stuwende factor voor de e-economie in Europa is de aanhoudende vraag van de afnemende industrieën naar technologieën voor e-activiteiten, in tegenstelling tot de VS waar de laatste jaren zwaar is geïnvesteerd en de investeringen nu worden afgeremd.

3. Nieuwe distributiekanalen en een nieuwe marktdynamiek

3.1 Vervaagde grenzen, nieuwe distributiekanalen en een nieuwe marktorganisatie

In de e-economie worden producten steeds vaker "meerwaardeproducten", die een belangrijk service-element bevatten. Traditionele industrieën gaan steeds meer diensten met toegevoegde waarde aanbieden. Detailhandelaren zijn verzekeringen en andere financiële diensten beginnen aanbieden, terwijl IT-fabrikanten hun migratie van "pakketleveranciers" naar dienstenleveranciers hebben voortgezet door diensten in verband met e-activiteiten aan hun portefeuille toe te voegen. In sommige sectoren, zoals logistiek, resulteert de migratie van traditionele activiteiten - vervoer van goederen - naar informatiebeheer - het aanbieden van een "one-stop shop" voor alle behoeften aan e-activiteiten - in een radicale hervorming van de kernactiviteit. Op veel gebieden wordt meer toegevoegde waarde ontleend aan het service-element dan aan de geleverde goederen zelf.

Veel bedrijven evolueren naar een gemengd model van on-line en fysieke aanwezigheid (het zogenaamde "bricks and clicks" model). Internetgeoriënteerde ondernemingen beginnen de kenmerken van traditionele ondernemingen zoals magazijnen en winkelketens te verwerven. Daarentegen beginnen traditionele detailhandelaren een deel van hun activiteiten on line uit te voeren, wat nieuwe distributiekanalen en nieuwe inkoopstrategieën oplevert. Dit hybridisatieproces dat door de consolidering van dotcoms wordt gevoed, heeft tot verschillende marktdynamieken geleid. Op de meeste gebieden resulteert de reorganisatie van de distributiekanalen gewoon in meer prijstransparantie en sterkere concurrentie. Op andere gebieden vormen e-activiteiten eigenlijk een bedreiging voor de status-quo en in sommige gevallen versterken zij de gevolgen van quasi-monopolies die door wet- of regelgeving zijn gecreëerd. Dit is het geval in sectoren met voorgeschreven distributiekanalen zoals de geneesmiddelensector en bij gereglementeerde beroepen zoals juridische en medische beroepen. In deze zin dragen e-activiteiten bij tot de erosie van marktnissen en wakkeren zij de concurrentie aan op nieuwe gebieden.

De e-economie wordt steeds meer afhankelijk van een informatie-infrastructuur waarop alle bedrijfsprocessen en transacties steunen. Zij wordt gekenmerkt door een ongeëvenaarde afhankelijkheid van andere infrastructuren zoals energie, telecommunicatie, financiën, vervoer enz. De ondernemingen moeten ook steeds meer de risico's definiëren en beheersen die met een grotere en dynamische bedrijfsconfiguratie gepaard gaan. De rentabiliteit van ondernemingen zal steeds sterker afhankelijk zijn van mobiele en gedecentraliseerde hulpbronnen, gebaseerd op tijdelijke strategische partnerschappen en op netwerken van klanten, leveranciers en intermediairs. Dit impliceert dat organisatorische, juridische en technische processen een totaalaanpak vereisen.

De Commissie heeft ernaar gestreefd de capaciteit van de ondernemingen om kansen en risico's als een geheel te evalueren, te vergroten. Zo voorziet de mededeling over de veiligheid van netwerken [8] bijvoorbeeld in concrete maatregelen voor voorlichting en verspreiding van beste werkwijzen op dat gebied. Er is echter nog veel werk voor de boeg. Het gaat er namelijk om de economische veiligheid te waarborgen, die onvermijdelijk zal afhangen van een stabiel en betrouwbaar functioneren van de informatie-infrastructuur, terwijl de ondernemingen in staat worden gesteld zaken te doen in een open omgeving.

[8] COM(2001) 298 def. van 6.6.2001. "Netwerk- en informatieveiligheid: voorstel voor een Europese beleidsaanpak". De mededeling voorziet in maatregelen om de coördinatie tussen de lidstaten te verbeteren (bv. verzameling en verspreiding van informatie over nieuwe veiligheidsrisico's), een efficiëntere standaardisering en certificering te waarborgen, een betere bescherming te bieden tegen computercriminaliteit, actieve steun van de regeringen te krijgen door voor openbare diensten gebruik te maken van veilige oplossingen en de internationale samenwerking te versterken.

3.2 E-markten: een potentiële katalysator voor de interne markt

E-markten zijn een specifiek aspect van "gezamenlijke e-activiteiten". In de afgelopen twee jaar zijn er in de VS en in Europa honderden openbare en particuliere e-markten gestart. Sommige daarvan waren sectorspecifiek en voorzagen in de behoeften van een bepaalde industrie, andere waren horizontaal. Sommige werden gevormd door inkoop- en verkoopcombinaties, andere door derde exploitanten of technologieleveranciers. Er is al voldoende geschreven over de wijze waarop e-markten functioneren. Zij brengen inkoop- en verkoopcombinaties tot stand en mechanismen die de ondernemingen in staat stellen zich op kosteneffectieve wijze op mondiale markten te begeven. Behalve technische interoperabiliteit vergen e-markten ook compatibiliteit tussen ondernemerspraktijken, zoals bv. gemeenschappelijke catalogi, betaalmethoden en veiligheid. In dit opzicht zouden de op XML gebaseerde normen die momenteel door industriële consortia worden ontwikkeld, een heel belangrijke rol kunnen spelen.

E-markten bieden mogelijkheden om een grote diversiteit van producten uit gefragmenteerde bronnen aan te bieden. In dat opzicht kunnen zij kleine en middelgrote ondernemingen perspectieven bieden om hun klantenkring te vergroten. In werkelijkheid is het zo dat de grote meerderheid van de onafhankelijke e-markten er niet in is geslaagd een levensvatbare inkomstenbasis te leggen. Aangezien zij met name voor kleine en middelgrote ondernemingen de mogelijkheden voor economische ontwikkeling bepalen, kunnen e-markten belangrijke vragen van openbare orde opwerpen in verband met openheid, regels inzake deelname, eigendom en controle. E-markten leveren ook concrete problemen op in verband met de betrouwbaarheid; vandaar de noodzaak van kwaliteitsnormen om de betrouwbaarheid van handelspartners te evalueren, en gemeenschappelijke productspecificaties. Als zodanig vergen zij consensusvorming en de ontwikkeling van normen in samenwerking met het bedrijfsleven.

3.3 B2C: een nieuwe relatie tussen ondernemingen en consumenten

Het potentieel van business-to-consumer (B2C) moet nog worden benut. De penetratie ervan in de detailhandel bedraagt in de EU circa 1 %. Dat B2C niet echt van de grond komt, kan deels worden toegeschreven aan het feit dat de ondernemingen niet in staat zijn bijzonder aantrekkelijke aanbiedingen te doen en succesrijke ondernemingsmodellen te ontwikkelen en dat de bezorgdheid van de klanten over veiligheid, betrouwbaarheid en levering van producten en diensten niet wordt weggenomen. Men kan nu al concluderen dat B2C-modellen die alleen maar bedoeld zijn om te spelen, wellicht geen succes zullen oogsten. De meeste kans op succes hebben "bricks and clicks"-modellen, die het beste van de on-line- en off-linewerelden samenbundelen.

Verschillen in de regulering van on-line- en off-linehandelspraktijken vormen duidelijk een hinderpaal voor ondernemingen die hun on-line- en off-linewerelden volledig trachten te integreren. Het EU-beleid helpt deze hinderpalen te overwinnen. De interne markt, die toch de grootste consumentenmarkt ter wereld is, is wellicht ook groot genoeg om een heel diverse e-economie in stand te kunnen houden. De komst van de eurobiljetten en -munten zou een belangrijke psychologische stimulans kunnen geven tot grensoverschrijdend winkelen. Om dit te verwezenlijken moeten de beleidsmakers de obstakels voor het vertrouwen van de consument in het grensoverschrijdend winkelen en voor de bereidheid van de ondernemingen om grensoverschrijdende aanbiedingen te doen, uit te weg te ruimen.

3.4 De e-economie doorvoeren: het essentiële belang van logistiek voor de duurzaamheid

De meeste nieuwe ondernemingsmodellen die typisch zijn voor de e-economie, zijn afhankelijk van efficiënte logistiek. Logistiek is van essentieel belang om de efficiency van leveringsketens te vergroten en e-markten en nieuwe vormen van gemeenschappelijke handel toe te passen. De logistieke sector is derhalve een krachtig instrument, niet alleen om andere activiteiten te bevorderen, maar als pionier van de e-economie zelf. De keuze van de vervoerswijze biedt thans de mogelijkheid tot wat sommigen e-materialisatie zouden noemen, waarbij goederen die vroeger fysiek werden verplaatst, althans voor een deel, elektronisch naar distributiepunten dicht bij de klant worden verzonden. Aangezien de kernactiviteit de efficiënte levering van goederen blijft, vooral over de grenzen heen, hebben logistieke bedrijven hun informatiebeheerscapaciteit vergroot. De aangeboden diensten omvatten niet alleen extra functionele eigenschappen, zoals parcel tracking, belastinginning, geautomatiseerde berekening van de prijzen bij de lossing ("landed costs"), maar ook een one-stop shop voor behoeften op het gebied van e-handel.

Wat duurzaamheid betreft [9], komt het er voor de logistiek op aan het milieu- en energie-effect van de steeds grotere inkomsten uit e-activiteiten substantieel te beperken. Volgens de conclusies van de Europese Raad van Göteborg is het de bedoeling de koppeling tussen economische groei en groei van het vervoer zoveel mogelijk te verbreken zonder echter de mobiliteit te beperken, door het vervoer efficiënter te maken. Hoewel door e-handel het aantal afzonderlijke zendingen toeneemt en ook het aantal voertuigen voor de levering ervan kan stijgen, kan efficiënte logistiek de nadelige gevolgen ervan zoals met name verkeerscongestie en luchtvervuiling beperken door de voertuigen minder overbodige kilometers en minder met geringe lading of leeg te laten rijden. Dankzij heel efficiënte groepeer- en makelaardijsystemen stijgen de beladingscoëfficiënten voor het weg- en spoorwegvervoer in Europa.. Vooral mobiele datadiensten bieden logistieke bedrijven een efficiëntere methode om de vraag en de beschikbare capaciteit op elkaar af te stemmen. Het groeperen van leveringen voor het KMO'szal bijgevolg wellicht een van de eerste toepassingen van e-handel via mobiele netwerken zijn.

[9] Het Witboek over "Het Europese vervoersbeleid tot het jaar 2010: tijd om te kiezen" tracht de negatieve gevolgen van de grotere vraag naar mobiliteit weg te werken met een aantal maatregelen, zoals heffingen op het gebruik van de vervoersinfrastructuur, een verschuiving van het wegvervoer naar andere vervoerswijzen die nieuw leven worden ingeblazen, en gerichte investeringen.

3.5 De mobiele dimensie: een strategische kans voor Europa

Mobiele communicatie kan de e-economie een nieuwe dimensie geven, wat voor Europa wellicht een strategische kans betekent. Mobiele communicatie kent in de EU een enorm succes. Op grond van de penetratiepercentages voor GSM (thans ongeveer 70 %, in 2003 naar verwachting 85 %) ligt Europa duidelijk voor op de VS. De uitdaging bestaat erin het leiderschap van de EU in mobiele communicatie om te zetten in een concurrentievoordeel voor de mobiele handel.

De toepassingen van de volgende generatie op basis van intermediaire technologieën of normen van de derde generatie (3G) zullen naar verwachting belangrijke gevolgen hebben voor zowel consumenten als bedrijven. Een breed gamma van ondernemingen (bv. detailhandel, banken en zakelijke dienstverlening) werkt actief aan de ontwikkeling van commercieel levensvatbare consumenten- en bedrijfsapplicaties. De 3G-economie zal niet alleen gebaseerd zijn op spraaktelefonie, maar ook op extra, daaraan verwante diensten (zoals e-mail of plaatsbepaling) en inhoud. Ondernemingen uit talrijke sectoren (detailhandel, banken, zakelijke dienstverlening) kunnen hier toe bijdragen,, niet alleen als gebruikers, maar ook als deelnemers bij het ontwerp en de implementatie van innovatieve diensten met toegevoegde waarde.

De 3G-omgeving heeft tot dusver echter heel wat vragen opgeworpen, waarvan de meeste nog niet zijn beantwoord. Welke rol moeten bijvoorbeeld de diverse belanghebbenden en met name de inhoudindustrie en nieuwe intermediairs spelen bij het creëren van waarde en het beheersen van inkomstenstromen- Mobiliteit geeft een nieuwe dimensie aan "klassieke" thema's in verband met e-activiteiten, zoals privacy en veiligheid. Innovatieve ontwikkelingen zoals "location-based marketing" of mobiele toegang tot kritische bedrijfsfuncties voor de mobiele werknemers brengen nieuwe juridische en managementproblemen met zich mee. Dienstenleveranciers moeten eveneens extra financiële lasten dragen als gevolg van de kosten voor het verwerven van licenties en voor het opzetten van een passende 3G-infrastructuur. Ook de rol van intermediaire technologieën is nog niet duidelijk. Ten slotte neemt de internationale concurrentie toe. Japan heeft in de komende generatie van mobiele datadiensten enige vooruitgang geboekt, hoewel er zelfs in Japan enkele technische moeilijkheden zijn gerezen bij de levering van diensten aan eindgebruikers. Het succes van I-Mode, dat door Europese exploitanten op de voet wordt gevolgd, kan nuttige indicaties geven voor het doen slagen van een onderneming. Het kan ook het bewijs leveren van een hevige concurrentie in de mondiale e-economie.

III. IMPLICATIES VOOR HET ONDERNEMINGENBELEID EN VERWANTE BELEIDSGEBIEDEN: DE CENTRALE ROL VAN ONDERNEMERSCHAP

De e-economie heeft zich over de geografische grenzen heen in vele economische sectoren verbreid en raakt zeer diverse aspecten van het Europese beleid. De analyse van de gevolgen van de e-economie op macro- en microniveau bevestigt de gegrondheid van de beleidsrichting die de EU in Lissabon heeft bepaald en waaraan de Commissie met diverse initiatieven werkt.

Ondernemerschap is de centrale pijler van de strategie van Lissabon en essentieel voor de e-economie. Het is een van de belangrijkste drijfveren van dynamische economieën en ondernemingen. De bevordering ervan vereist een totaalaanpak bestaande uit een reeks complementaire maatregelen om voor een gunstiger bedrijfsklimaat te zorgen, risicobereidheid te stimuleren en een markt voor nieuwe vaardigheden en houdingen te creëren. Daarvoor moeten de belemmeringen voor oprichting en groei van nieuwe ondernemingen en voor omschakeling van bestaande ondernemingen weggewerkt en beloning van mobiliteit en verruiming van de toegang tot kapitaal aangemoedigd worden. In Lissabon is ook opgeroepen tot versterking van OTO en innovatie in Europa met als doel Europa in 2010 te hebben omgevormd tot een kenniseconomie die de mogelijkheden van de informatiemaatschappij benut. Het voorstel van de Commissie voor het kaderprogramma (2002-2006) is in de algemene context van de geleidelijke opbouw van een Europese onderzoeksruimte volledig op dat doel afgestemd.

Om voldoende aandacht voor de behoeften van de ondernemingen in de e-economie te garanderen, moet op communautair niveau aan de volgende punten worden voortgewerkt.

1. De volledige deelname van DE KMO aan de e-economie stimuleren

De e-economie steunt in Europa in hoge mate op de volledige deelname van de KMO Het eEuropa-initiatief "GoDigital" [10] is een eerste beleidsantwoord terzake en heeft als doel te zorgen dat Europese ondernemingen en met name , de KMO zich volledig op e-activiteiten toeleggen en actief aan de e-economie deelnemen. Het omvat met name benchmarking van nationale strategieën ter bevordering van e-activiteiten door det KMO bewustmaking, bevordering van beste werkwijzen en ondersteuning van de KMO Als doorlopend actieplan blijft GoDigital de belemmeringen voor de KMO opsporen en wegwerken.

[10] COM(2001) 136 definitief van 13.3.2001: Het MKB helpen om digitaal te gaan werken.

De KMO heeft in het bijzonder belang bij de onderlinge compatibiliteit van oplossingen, open normen en robuuste technische toepassingen. Het is nog meer dan grotere bedrijven volkomen afhankelijk van de betrouwbaarheid van de netwerken en de informatie en ook zeer gevoelig voor gaten in de beveiliging, aangezien die de activiteiten kunnen verstoren en de economische levensvatbaarheid kunnen schaden. DE KMO heeft behoefte aan een duidelijk en stabiel rechtskader en ruime toegang tot juridisch advies over de geldende voorschriften en gedragscodes. In tegenstelling tot grotere ondernemingen, die een beroep kunnen doen op interne of externe juridische deskundigen, heeft de KMO vaak een gebrek aan deskundigheid en financiële middelen. Er moet dus absoluut voor ruime toegang tot on line juridische informatie en betaalbaar maatadvies worden gezorgd. Ten slotte plukt de KMO waarschijnlijk ook als eerste de vruchten van e-overheidsinitiatieven, die een tastbare aansporing kunnen zijn om digitaal te gaan werken. Elektronische belastingaangifte - al in diverse lidstaten mogelijk - is genoemd als een van de belangrijkste drijfveren voorde KMOom aan de e-economie deel te nemen.

Het is dus nodig om:

- open normen en certificatieprocedures te stimuleren. De Commissie blijft het normenactieplan van eEuropa daarom actief steunen;

- netwerken en informatie beter te beveiligen. Dit impliceert specifieke maatregelen voor bewustmaking en voor verspreiding van beste werkwijzen, niet alleen inzake beschikbare technologie, maar ook inzake beveiligingsprocedures en risicobeheer;

- de overheid aan te moedigen om voorop te lopen wat on-linediensten betreft en de KMOpassende stimulansen te geven om ervan gebruik te maken, vooral op belangrijke gebieden als e-inkopen, e-belastingen, sociale zekerheid, bedrijfsregistratie, afhandeling van werkgeversverplichtingen, licenties, octrooi-indiening enz.;

- tot de versterking van de rechtszekerheid voor het aan grensoverschrijdende e-activiteiten deelnemende KMObij te dragen, niet alleen door een helder en transparant rechtskader op te stellen, maar ook door ruime en gebruiksvriendelijke toegang tot betaalbaar en praktisch juridisch advies over geldende voorschriften en gedragscodes te verschaffen. Daarvoor zal het juridisch portaal voor het KMOB-project worden uitgebreid;

- het gebruik van bestaande hulpbronnen, zoals structuurfondsen en OTO-middelen, te optimaliseren om naar deze doelen toe te werken en met name met proefprojecten en voorlichting te starten.

2. Voor de nodige vaardigheden voor de e-economie zorgen

Vaardigheid is de basis van ondernemerschap. Beide staan nauw met elkaar in verband. Met name onder de Europese werkgelegenheidsstrategie [11], het eLearning-actieplan [12] (2001-2004) en het Career Space-initiatief [13] zijn een aantal belangrijke initiatieven genomen om het tekort aan deskundigen op het gebied van ondernemerschap en ICT-technology weg te werken. Ook de door de oprichting van de door de Raad va Stockholm gesteunde " taskforce" gebruikmakend van de deskundigheid vab bedrijfs-, onderwijs en sociale partners, heeft zich gebogen over het te kort aan deskundigen in het gebied van ICT technologie en beroeps mobilitieit binnen de Europese market; Deze "Task force" zal beleidslijnen voorstellen als basis voor een Europees actie plan voor vaardigheden en mobiliteit in 2002.

[11] De Europese wergelegenheidstrategie omvat aanbevelingen voor de lidstaten met betrekking tot opleiden van werklozen, levenslang leren, e-leren, tekort aan ICT vaardigheden, opleiding en training voor ondernemers, digitale kennis als een onderdeel van de bredere opleiding van de werknemers. Een aanverwante initiatief is de mededeling Strategieën voor banen in de informatiemaatschappij van de Commissie van 4.2.2000, COM(2000) 48 definitief, en het follow-upverslag Benchmarking Report following-up the "Strategies for jobs in the Information Society", SEC(2001) 222 van 7.2.2001.

[12] eLearning-actieplan - Het onderwijs van morgen uitdenken, COM(2001) 172 definitief van 28.3.2001.

[13] Career Space is een belangrijk initiatief van het bedrijfsleven. Zie http://www.career-space.com.

Er moet echter speciaal op de bedrijfsdimensie van ICT-vaardigheid worden gelet. Het gaat erom welke precieze gevolgen het tekort aan deskundigen inzake ICT en e-activiteiten zowel in de ICT- als de eindgebruikerssector voor bedrijven, en met name de KMO heeft. De kloof tussen vraag en aanbod moet snel worden gedicht en er zijn concrete oplossingen nodig om de Europese ondernemingen te helpen bij de aanpassing aan de e-economie, zelfs voordat de Mededeling [14] voor levenslang leren en andere horizontale initiatieven vruchten beginnen af te werpen. De beleidsacties voor ondernemingen moeten zich toespitsen op concrete, pragmatische oplossingen. In dat opzicht moeten een aantal hulpmiddelen worden verkend, zoals belastingprikkels voor mobiliteit en uitbreiding van de door bedrijven gebruikte middelen ter ontwikkeling van de vaardigheid (bv. kennisnetwerken, bedrijfsuniversiteiten en opleidingsprogramma's van bedrijven en hogescholen).

[14] COM(2001) 678 definitief, 21.11.2001.

In het licht van deze overwegingen en in overeenstemming met de Europese tewerkstellings strategy , is het nodig om:

- de dialoog met alle belanghebbenden te versterken en partnerschappen tussen overheid en bedrijfsleven te bevorderen om de ontwikkeling van gerichte opleidingsprogramma's en e-leeroplossingen te versnellen;

- lopende initiatieven op alle niveaus te steunen om ondernemingen en met name het MKB te helpen vaardigheid op het gebied van ICT en e-activiteiten te verwerven, initiatieven van de sector te steunen en samenwerking met kandidaat-lidstaten te bevorderen;

- de vraag naar deskundigen op het gebied van ICT en e-activiteiten in de EU te volgen, het nationale beleid te benchmarken en beleidsaanbevelingen te doen om het aanbod aan bekwame arbeidskrachten te vergroten;

- de samenwerking en coördinatie op Europees niveau te versterken om de bestaande instrumenten maximaal te laten renderen;

- in 2002 in nauwe samenwerking met de lidstaten en de privé-sector gerichte projecten te starten voor de specifieke behoeften van ondernemingen, waaronder het MKB, ter ondersteuning van en aanvulling op de activiteiten van de groep voor het volgen van de situatie op het gebied van ICT-vaardigheden [15].

[15] Zie http://europa.eu.int/comm/enterprise/ict/policy/ict-skills.htm (Engels).

3. De mogelijkheden van de interne markt maximaal benutten

De e-economie kan de interne markt een extra duw in de rug geven. De door de euro nog doorzichtiger gemaakte prijzen en de ruimere keuze aan en grotere eenvoud van grensoverschrijdende orders bevorderen de interne markt in hoge mate. De groei van de e-activiteiten maakt echter ook de beperkingen van de bestaande wetgeving op nationaal en communautair niveau duidelijk. De verschillen in de door de lidstaten gevolgde wegen om de interne markt te bevorderen worden zichtbaarder, evenals de mogelijke scheeftrekkingen tussen verschillende distributiekanalen en de risico's op concurrentieverstoring tussen Europese en niet-Europese bedrijven.

De regelgeving moet de ontwikkeling van de e-economie bevorderen, niet hinderen. Verschillen in de regelgeving inzake on- en off-linehandelspraktijken maken het de ondernemingen duidelijk moeilijker hun on- en off-lineaanbod te integreren. De richtlijn inzake elektronische handel [16] heeft de rechtsgrond voor elektronische diensten vastgesteld. Er is behoefte aan een systematische evaluatie van de mate waarin de bestaande wetgeving aan de eisen van de e-economie voldoet. Er is nog meer werk nodig, vooral op het gebied van productwetgeving, consumentenbescherming en off-linediensten [17]. De beleidsmakers moeten de belemmeringen voor het consumentenvertrouwen in grensoverschrijdende aankopen en voor het grensoverschrijdend aanbod door bedrijven aanpakken.

[16] Richtlijn 2000/31/EG, PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.

[17] Daarom is de Commissie met een "internemarktstrategie voor de dienstensector" gestart (COM(2000) 888 definitief van 29.12.2000) en heeft ze een Groenboek over de consumenten bescherming gepubliceert, dat verschillende van deze aspecten behandelt COM(2001) 531 definitief van 2.10.2001. Ze heeft ook een voorstel voor een verordening inzake verkooppromotie in de interne markt ingediend, COM(2001) 546 definitief van 2.10.2001.

Het EU-beleid heeft nog steeds een rol bij de aanpak van de belemmeringen voor ondernemingen die e-activiteiten willen ontwikkelen. Met het oog op doorzichtigheid en toegankelijkheid is het ook van belang dat de productwetgeving en -normen on line beschikbaar zijn om de naleving te vergemakkelijken. Bovendien komt de geldigheid van de bestaande conformiteitsbeoordelingsprocedures in het gedrang door het mondiale karakter van e-handel, met name als fabrikanten uit derde landen hun producten in de EU willen laten certificeren. Er moet ook meer in detail worden gecontroleerd of de productwetgeving niet tussen on- en off-linedistributie discrimineert. E-handel doet het aantal grensoverschrijdende transacties toenemen. Dat kan tot conflicten tussen de nationale regels inzake productdistributie leiden (voor bv. verkoop op afstand van farmaceutische producten). Tegelijk roept de e-handel nieuwe vragen op wat het toezicht op de markt en de naleving van de productvoorschriften betreft, voor zowel B2B (bv. illegale chemicaliën) als B2C (bv. niet in de EU goedgekeurde geneesmiddelen). Er moet worden gezorgd dat de instanties voor markttoezicht doeltreffend kunnen controleren of de producten die door bedrijven buiten de EU op hun grondgebied worden verkocht, aan de Europese productwetgeving terzake voldoen.

Wetgeving kan echter niet alle problemen oplossen. Zelfregulering kan een grote rol spelen bij de opbouw van vertrouwen tussen de partners in elektronische transacties. Het overheidsbeleid moet erop gericht zijn de geloofwaardigheid van zelfregulering te verhogen en de naleving van de gedragscodes af te dwingen door rechtsmiddelen ter beschikking te stellen voor het geval ze nodig zijn.

Om deze kwesties aan te pakken is het nodig om:

- te blijven controleren of de bestaande productwetgeving, met name de certificatie-eisen en -procedures, verschillende wijzen van product- of dienstenlevering neutraal behandelt;

- de gevolgen van e-activiteiten voor de diverse distributiekanalen en met name mogelijke conflicten tussen de wetgeving in verschillende lidstaten (bv. inzake marketing en reclame) te analyseren;

- het markttoezicht te versterken, met name wat illegale invoer en oneerlijke handelspraktijken van derde landen betreft, en de coördinatie en samenwerking terzake tussen de lidstaten te verbeteren;

- de regelgeving te vereenvoudigen en te harmoniseren om snelle ontwikkeling van pan-Europese bedrijven mogelijk te maken; eerlijke B2B- en B2C-handel te stimuleren, met name door de zelfreguleringsmechanismen te versterken;

- de gevolgen van de e-economie voor vervoer en logistiek te blijven analyseren.

4. Openheid en concurrentie stimuleren

De ontwikkeling van de e-economie en met name van innovatieve nieuwe bedrijfs- en marktmodellen doet de concurrentie waarschijnlijk toenemen, kan de doorzichtigheid van de markt verhogen, draagt bij tot meer integratie van gescheiden geografische markten en bevordert de uitbreiding naar nieuwe wereldmarkten. Er zijn echter ook potentiële problemen. Gegevens zijn vaak moeilijk te vinden en de producten en diensten zijn vaak technisch complex en veranderen snel, wat vragen oproept over de bepaling van de relevante markt.

De bestaande mededingingsregels zijn krachtige en flexibele instrumenten om concurrentievervalsing te verbieden, aangezien het verbod op concurrentievervalsing in algemene termen is uitgedrukt. Er zijn een aantal aandachtspunten op het gebied van infrastructuur (communicatie-infrastructuur, domeinnamen en encryptie) en diensten (B2B-beurzen, portalen voor consumenten, on-linemuziek, interactieve televisie) naar voren gekomen. Vooral inzake marktdominantie, informatiebeheer, gezamenlijke aan- en verkoop, discriminatie en collusie is bezorgdheid geuit. De mededingingsinstanties in de EU, de VS en de lidstaten hebben onlangs een aantal individuele gevallen onderzocht, vooral in de auto- en de financiële sector. Tot dusver is er in de meeste gevallen geen grote bezorgdheid gerezen over het risico op concurrentieverstoring en hebben de instanties het licht op groen gezet. Hervorming van de mededingingsregels lijkt niet nodig, de Commissie blijft zich echter op de hoogte houden van de ontwikkelingen om zowel in on- als off-lineomgevingen voor een coherente toepassing van de regels te zorgen en op deze manier de concurrentie zo min mogelijk te beperken en marktdominantie te voorkomen.

Ook normalisatie is een krachtig middel om openheid te stimuleren. Normalisatie is in Europa een vrijwillig, door industrier geleid en op consensus berustend proces dat heeft bijgedragen tot eerlijke productconcurrentie. Ze heeft in de e-economie echter nieuwe aspecten. Door de ontwikkeling van digitale technologie en de komst van internet vervagen de grenzen tussen telecommunicatie, omroepdiensten en IT nog meer. Er komen nieuwe geïntegreerde diensten, producten en toepassingen. Daarnaast is de e-economie mondiaal en marktgestuurd van aard. Er is een hoge mate van samenwerking tussen de belanghebbenden nodig om de technische en organisatorische interoperabiliteitsproblemen op te lossen.

De Commissie wil er absoluut voor zorgen dat het Europese normalisatiesysteem een open, neutraal en doorzichtig platform voor deelname aan de e-economie is. Normalisatie moet alle Europese belanghebbenden (dienstverleners en consumenten) in de eerste plaats gemeenschappelijke platformen aanbieden om de economische efficiëntie van de bedrijven te verhogen en het ruimere algemene belang van het mededingingsbeleid te verdedigen. De organisatiestructuren voor de Europese normalisatie en de rol van de nationale normalisatie instituten moeten dus worden geëvalueerd om de met de e-economie samenhangende problemen aan te pakken. De Commissie heeft onlangs een verslag opgesteld dat met name aangeeft hoe normen en andere vormen van vrijwillige overeenkomsten beter kunnen worden ingezet om voor open e-markten te zorgen en het nodige vertrouwen op te bouwen [18].

[18] Verslag inzake genomen maatregelen ingevolge de resoluties betreffende Europese normalisatie die in 1999 door de Raad en het Europees Parlement zijn aangenomen, COM(2001) 527 definitief, van 26.9.2001. De Raad stipte deze punten in zijn Resolutie van 28 oktober 1999 betreffende "de rol van de normalisatie in Europa", PB C 141 van 19.5.2000, aan.

In dit opzicht is het nodig om:

- de mogelijke mededingingsproblemen geval per geval te blijven evalueren;

- de opstelling van gedragscodes voor B2B en B2C te stimuleren, met name om de toegankelijkheid en openheid van de e-markten te garanderen;

- formele en informele normalisatie te ondersteunen, met name in het kader van het actieplan eEuropa 2002;

- met lidstaten en belanghebbende partijen de rol in het EU-beleid van "nieuwe instrumenten van de normalisatie" op basis van flexibelere regels en snellere goedkeuring te bespreken.

5. Onderzoek naar de e-economie stimuleren

Om concurrerend te blijven moeten de Europese ondernemingen op ICT-intensieve productiesystemen overschakelen. ICT is echter zeer arbeidsintensief en voor vele bedrijven nog steeds relatief duur. Daarnaast zijn ICT-systemen nog te vaak minder toegankelijk, functioneel en open dan de gebruiker verwacht. Het risico bestaat dat deze elementen samen de verdere integratie van ICT in de bedrijven vertragen. Er is onderzoek nodig om deze problemen op te vangen, vooral door de ontwikkeling van gebruiksvriendelijke, betaalbare en interoperabele technische oplossingen die cruciaal zijn om de ontwikkeling van de e-economie bij de bedrijven te ondersteunen.

Bovendien vereist de modernisering van de Europese bedrijven in de e-economie complementair onderzoek inzake technologie, verwante sociaal-economische vraagstukken en de gevolgen voor de menselijke hulpbronnen. Het Europese onderzoek richt zich onder meer op stimulering van vaardigheid, mobiliteit en sectorale opleidingsplannen en van nieuwe interdisciplinaire werkwijzen.

Het is daarom nodig om:

- ambitieus multidisciplinair onderzoek naar flexibelere, duurzame kennisondernemingen in de e-economie te ondersteunen;

- het beheer van veranderingen in de organisatie van ondernemingen binnen de e-economie via onderzoek en demonstraties (bv. van efficiënte en betrouwbare B2B- en B2C-werkmiddelen die de waardeketen in haar geheel verbeteren) te stimuleren;

- introductie-initiatieven voor onder meer de volgende punten te organiseren: - technologie en toepassingen met een mondiale dimensie voor de concurrentiekracht van de bedrijven (bv. mobiele activiteiten en e-arbeidsomgevingen); - oplossingen om de werking van de interne markt te verbeteren (bv. interoperabele systemen voor financiën en e-logistiek voor de hele EU, e-overheid, beveiligingsoplossingen); - indicatoren, maatstaven, modellen en scenario's voor de e-economie om de gevolgen van het technologie- en het ondernemingenbeleid op middellange en lange termijn te evalueren.

6. De interactie tussen overheid en bedrijfsleven efficiënter maken

Contacten tussen overheid en bedrijfsleven kunnen de e-economie sterk aanwakkeren. De overheid kan het gedrag op dit gebied met positieve voorbeelden van on-linetoepassingen beïnvloeden. Ze moet met name on-linediensten aanbieden om de administratiekosten voor burgers en bedrijven te drukken. Daarvoor moet ze proberen e-overheidsoplossingen zoals betaalmechanismen en authenticatieprocedures in hetzelfde tempo en met dezelfde technische strategieën als die van commerciële bedrijven te ontwikkelen. Tegelijk met de eliminatie van discriminatie tegen elektronische handtekeningen en contracten in de privé-sector moet ook de discriminatie tegen elektronische indiening van officiële documenten geleidelijk worden weggewerkt. In dat opzicht is het gebruik van open normen en standaardapplicaties essentieel voor de interoperabiliteit.

Een dergelijke openheid moet ook over de grenzen heen worden bereikt, vooral in gevallen met gevolgen voor de doelen van de interne markt. De overheidsapplicaties moeten zoveel mogelijk niet alleen voor bedrijven binnen een lidstaat, maar voor alle Europese bedrijven toegankelijk zijn.

In dit opzicht is het nodig om:

- de on-linebeschikbaarheid en -uitwisseling van informatie te stimuleren. Dit moet op elk niveau gebeuren, zowel tussen fabrikanten en overheidsinstanties als tussen instanties onderling en bij certificatie- en normalisatie-instellingen. De Commissie zal de lidstaten aanmoedigen e-registratie van producten mogelijk te maken;

- interoperabiliteit met betrekking tot infrastructuren (bv. elektronische handtekeningen, wederzijdse certificatie en slimme kaarten)en met betrekking tot diensten, te stimuleren met het oog op ruime interoperabiliteit, zowel grensoverschrijdend als tussen overheidsinstanties en bedrijven;

- de on-lineoverheidsdiensten in de lidstaten te benchmarken. Daarvoor wordt een onderzoek gestart om de bestaande oplossingen te evalueren en na te gaan wat de beste werkwijze is.

CONCLUSIE

In maart 2001 bespraken de leiders van een aantal grote Europese bedrijven met voorzitter Prodi en zes leden van de Europese Commissie op het door de Commissie georganiseerde congres over de e-economie de transformatie van de Europese economie door de proliferatie van ICT. Het is nu algemeen aanvaard dat de verbreiding van ICT de productiviteit en dus de concurrentiekracht van de ondernemingen en van de economie in haar geheel doet toenemen. Dat leidt tot meer economische groei dan anders mogelijk was geweest.

De recente economische vertraging en de ondergang van vele dotcoms tonen aan dat de "nieuwe" economie evenzeer aan de schommelingen van de economische cyclus is blootgesteld als de "oude" en dat geen enkel bedrijf zonder goed beheer kan overleven. Dat doet echter niets af aan de potentiële bijdrage van ICT tot de verhoging van de productiviteit van ondernemingen, de verbetering van hun organisatorische efficiëntie en de optimalisatie van de structuur van de waardeketen. De Commissie is ervan overtuigd dat de succesvolle integratie van ICT in de kernactiviteiten van ondernemingen zowel op macro-economisch als op bedrijfsniveau essentieel is voor een aanhoudende en duurzame concurrentiekracht.

Daarom is het belangrijk dat de Europese ondernemingen met de mogelijkheden van ICT bekend worden gemaakt. In die context is het in 2001 gestarte initiatief "Het KMO helpen om digitaal te gaan werken" een belangrijke beleidsstap om Europa's 19 miljoen kleine en middelgrote bedrijven te helpen de mogelijkheden van ICT en e-activiteiten te benutten.

Deze mededeling zet uiteen welke maatregelen nu moeten worden genomen om de voordelen van de e-economie voor de Europese bedrijven zoveel mogelijk te benutten. Ze omvatten de bevordering van een cultuur van ondernemerschap en innovatie, verbetering van de ICT-vaardigheid tot het vereiste niveau om doeltreffend aan de e-economie deel te nemen, verhoging van de concurrentiekracht van de Europese ondernemingen in de moderne wereldeconomie en verdere verbetering van de werking van de interne markt.

Deze kwesties moeten worden aangepakt met een heldere, gezamenlijke visie en een langetermijnstrategie voor het ondernemingenbeleid. De praktische uitvoering van de beleidsmaatregelen vereist goede en vlotte samenwerking. Daarvoor moeten alle betrokkenen zich achter de doelstelling van de Europese Raad van Lissabon scharen om van Europa binnen tien jaar de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie te maken en moet het e-aspect ook systematisch in elk EU-beleid inzake het Europese bedrijfsleven, inclusief het MKB, worden geïntegreerd.

De Commissie zal daarom in 2002 het debat en haar samenwerking met alle belanghebbenden, waaronder de lidstaten, de sector en de sociale partners en de consumenten, intensiveren met het oog op een agenda om de voordelen van de e-economie voor Europese ondernemingen maximaal te benutten.

BIJLAGE 1: Groei van BBP, productiviteit en werkgelegenheid

Groei van het BBP

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Totale groei van de factorproductiviteit Groei van de werkgelegenheid

Procentuele verandering, jaargemiddelde

Deze grafiek toont gegevens over de groei van BBP, werkgelegenheid en productiviteit [19] van 1996 tot 2000 voor de EU-lidstaten en de VS.

[19] Gemeten als de groei van de totale factorproductiviteit (TFP). De TFP is het deel van de productiegroei dat niet door de toename in kapitaal- en arbeidsinputs wordt verklaard en is waarschijnlijk de bijdrage van de technologie, waaronder sinds kort de informatietechnologie, tot de economische groei.

Er is te zien dat de groei van het BBP in alle landen hoger lag dan die van de werkgelegenheid, zodat de arbeidsproductiviteit in deze periode is gestegen. De beste combinatie van productie- en werkgelegenheidsgroei in de periode werd echter duidelijk door een groep landen bestaande uit Spanje, Finland, Ierland, Nederland en de VS opgetekend, de slechtste door Duitsland en Italië. De cijfers voor de overige lidstaten en het gemiddelde voor de EU-15 liggen dicht bij elkaar tussen beide groepen.

BIJLAGE 2: Verschil in groei van de totale factorproductiviteit

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Verschil tussen het gemiddelde voor 1995-2001 en dat voor 1990-1995, in procentpunten.

Bron: Europese Commissie - Ameco-databank

BIJLAGE 3: Geschatte kostenbesparingen door B2B, per sector

Sector // Geschatte besparing

Lucht- en ruimtevaart, onderdelen // 11 %

Chemicaliën // 10 %

Kolen // 2 %

Communicatie // 5-15 %

Informatica // 11-20 %

Elektronische onderdelen // 29-39 %

Voedingsingrediënten // 3-5 %

Bosproducten // 15-25 %

Vrachtvervoer // 15-20 %

Gezondheid // 5 %

Biowetenschappen // 12-19 %

Metaalbewerking // 22 %

Media en reclame // 10-15 %

Olie en gas // 5-15 %

Papier // 10 %

Staal // 11 %

Bron: Goldman Sachs (2000)

BIJLAGE 4: Sectorale affiniteit met de e-markten

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Bron: Forrester Research (2001)

Product fit = Geschiktheid product

Industry = Rijpheid sector

Food = Voedingsmiddelen en landbouw

Shipping = Expeditie en opslag

Aerospace = Ruimtevaart en defensie

Heavy = Zware industrie

Motor = Motorvoertuigen

Consumer = Consumentenproducten

Paper = Papier en kantoorartikelen

Pharmaceutical = Farmaceutische en medische producten

Petrochemicals = Petrochemie

Computing = Informatica en elektronica

Industrial = Industriële uitrusting en hulpstoffen

BIJLAGE 5: Drie casestudies

Casestudy 1: de auto-industrie

Voortbouwend op haar uitgebreide gebruik van EDI heeft de auto-industrie veel innovatieve toepassingen van internettechnologie ontwikkeld. Voor de toeleveringsketen zijn diverse internetplatformen opgericht. Sommige zijn bedrijfsspecifiek (bv. BMW), andere worden door een aantal fabrikanten gedeeld (Covisint) of door IT-ondernemingen beheerd (bv. IBM). Het gaat daarbij om een nieuwe aanpak van de integratie van de toeleveringsketen door meer open communicatie tussen fabrikanten en leveranciers en meer functionaliteit (onderhandelingshulpmiddelen, collaborative-designsoftware). Deze wijzigingen van de toeleveringsketen maken deel uit van een bredere transformatie, die ook het netwerken (e-enabling) van interne bedrijfsprocessen en uiteindelijk ook de klantzijde omvat.

De sector verwacht kostenbesparingen als gevolg van:

- een daling van de leveranciersprijzen door meer concurrentie tussen de leveranciers (door Ford op 3 à 14 % geschat);

- een daling van de zakelijke transactiekosten (met 90 %, volgens DaimlerChrysler);

- snellere communicatie en levering en lagere voorraadkosten. Op dit gebied worden van het internet beduidende kostenvoordelen verwacht in vergelijking met de vroegere net-op-tijdsystemen (JIT). Over het algemeen wordt een totale besparing in de toeleveringsketen van 3 500 euro per voertuig beoogd (Ford 2001).

Behalve kostenbesparingen levert het netwerken de onderneming essentiële bedrijfsvoordelen op: kortere doorlooptijden, een beter reactievermogen op marktveranderingen, kleinere voorraden en productie op maat. Tegelijk maakt nauwere samenwerking optimale productontwikkeling (gezamenlijk, in real time), betere inkoopprocedures (zoals on-lineaanvragen en -aanbestedingen) en een doeltreffender beheer van de toeleveringsketen (onmiddellijk overzicht van de hele keten, optimaal voorraadbeheer en beter logistiek beheer) mogelijk. Elektronische markten zijn een in het oog springende ontwikkeling. Covisint ging in oktober 2000 van start. Het systeem verbindt fabrikanten (de vier oprichters, Ford, General Motors, DaimlerChrysler en Renault-Nissan, en later nog vijf andere) met toeleveranciers van onderdelen. Dit bleek in de praktijk verre van eenvoudig. Er waren vele problemen, waaronder rechtsonzekerheid, technologische moeilijkheden en commerciële problemen zoals cultuurverandering en parallelle marktactiviteiten door de ondersteunende partijen. Covisint heeft zijn kinderziekten achter de rug. Het toont aan dat de oprichting van nieuwe markten met beduidende moeilijkheden gepaard gaat.

B2C heeft voor de autosector nog niet de voorspelde revolutionaire gevolgen gehad. De rechtstreekse verkoop aan de consument blijft beperkt: internet wordt in de VS voor 45 % van de autoaankopen gebruikt, maar dat blijft meestal beperkt tot informatieverzameling. Er ontstaan echter diverse innovatieve bedrijfsmodellen, zoals diensten door derden (verwijzingsdiensten die niet zelf verkopen maar de klant naar een dealer doorverwijzen, zoals Autobytel), makelaars (die rechtstreeks aan de klant verkopen, zoals Virgincars), informatiediensten (die inkomsten halen uit advertenties en partnerschappen met dealers, zoals Yahoo-cars), jointventuresites van fabrikanten en dealers (zoals FordDirect), sites van fabrikanten (met informatie, doorverwijzing naar dealers en koopjes, zoals Citroën) en sites van groepen dealers (zoals de Franse dealervereniging Ecarcom). Door de toenemende prijstransparantie en grensoverschrijdende keuze oefent het internet ook steeds meer druk uit op de bestaande distributiesystemen.

Casestudy 2: de detailhandels- en distributiesector

De omzet van de Europese detailhandel bedroeg in 2000 bijna 1 800 miljard euro. De markt is zeer verscheiden, met zowel grote spelers met mondiale activiteiten (Carrefour, Metro, Ahold, Tesco enz.) als een groot aantal kleine, middelgrote en familiebedrijven, met name in Zuid-Europa. Over het algemeen ondergaat de sector een snelle en indirect door ICT en internet versnelde herstructurering met drie hoofdtrends:

- concentratie (met nauwere banden tussen fabrikanten en groot- en detailhandelaren);

- diversificatie (bv. stroomafwaarts naar financiële diensten en reizen en stroomopwaarts naar gezamenlijke fabricage en logistiekbeheer);

- mondialisatie (Europese detailhandelaren als Ahold breiden buiten de EU uit en Amerikaanse handelaren als Wal-Mart en Costco leggen zich op Europa toe).

Deze sector werd bij uitstek voor de e-revolutie geschikt geacht. De aanvankelijke verwachtingen voor B2C (bv. de voorspelling van Merrill Lynch dat B2C in 2000 5 à 7 % van de totale detailhandelsmarkt in de EU zou innemen) zijn bijgesteld. De werkelijke revolutie gebeurt stroomopwaarts bij de toelevering en de inkopen, waar grote groepen e-activiteiten zijn begonnen om de kosten te drukken, de voorraden te beperken, op de marktvraag te reageren en hun service te verbeteren. Het aantal pure internethandelaren is na de ondergang van de dotcoms afgenomen. Vele zijn door grotere groepen overgenomen. Internet maakt nu deel uit van een gediversifieerde kanaalstrategie van de detailhandelaren.

Aan de aanbodzijde hebben grote detailhandelaren in de EU nieuwe inkoop- en samenwerkingsplatformen opgericht. Sommige groepen (Carrefour, Sears) maken gebruik van e-markten voor meerdere ondernemingen (bv. GlobalNetXchange), andere verkiezen bedrijfsspecifieke inkoopplatformen (bv. Tesco Information Exchange). De grootste van deze platformen beogen een neutrale, open omgeving met, in tegenstelling tot de vroeger door de sector gebruikte EDI-systemen, lage toetredingskosten voor de leveranciers. Aanvankelijk was het de bedoeling de gecombineerde goederenaankopen voor naar schatting 85 miljard euro van 85 000 toeleveranciers in de hele wereld volledig te automatiseren.

Kostenbesparingen zijn belangrijk in deze sector, die vanouds met lage marges werkt. Carrefour schat dat het gemiddeld 10 % heeft bespaard door via een digitale beurs in te kopen (al is het niet duidelijk of de besparing in werkelijkheid geen margeverlaging door de leveranciers is) en Sainsbury verwacht dat zijn investering van 300 000 euro in e-inkoopplatformen in meer dan 18 maanden 3,3 miljoen euro zal opleveren en bovendien de voorraden zal verkleinen en betere reacties op marktveranderingen mogelijk zal maken.

De detailhandelaren beschouwen de integratie van inkoopplatformen met applicaties voor winkelbeheer en klantenbeheer als de grootste moeilijkheid. Dat geldt vooral voor kleinere detailhandelaren met een gebrek aan financiële en technische middelen om dergelijke systemen te installeren en doeltreffend te gebruiken. Door het grote aantal leveranciers (vooral voor klantenbeheer) en de praktische problemen bij de integratie van inkopen- en klantenapplicaties zijn de voordelen van zo'n integratie tot dusver moeilijk te realiseren gebleken.

Aan de klantzijde is klantgerichtheid door de steeds grotere concurrentie essentieel geworden. Op dit gebied hebben de huidige traditionele detailhandelaren voor zowel klantenwerving als -behoud een doorslaggevend voordeel ten opzichte van internetspecifieke bedrijven. De detailhandelaren met het meeste succes (zoals Tesco en Sainsbury) werken via meerdere kanalen en integreren het klantenbeheer in de winkel en on line.

Casestudy 3: de multimediasector

Als gevolg van de convergentie van netwerken, platformen en inhoud is de multimediasector de voorbije jaren snel gegroeid. De mogelijkheid inhoud te digitaliseren en op vele verschillende platformen te benutten heeft tot grote multimedia-allianties als AOL-Time Warner en Vivendi-Universal geleid en met name in Europa ook de oprichting van een groot aantal kleinere ondernemingen aangewakkerd.

De voornaamste gevolgen van de e-economie zijn:

- de ontwikkeling van nieuwe bedrijfsmodellen Er worden diverse nieuwe bedrijfsmodellen opgesteld op basis van nieuwe distributiekanalen en van de herbestemming van inhoud voor nieuwe media. De uitgeverij- en de muzieksector lopen bij deze nieuwe ontwikkelingen voorop en de filmsector test het internet momenteel als nieuw distributiekanaal. Het risico van kannibalisatie van bestaande distributiekanalen (bv. door de gevolgen van filmdistributie via internet voor de abonneetelevisie en van internetkranten en -tijdschriften voor de krantenverkoop) en de opkomst van door internet mogelijk gemaakte nieuwe distributiekanalen (bv. Napster) zijn belangrijke aspecten. Over het algemeen hebben louter op internet gerichte activiteiten weinig succes geboekt, of omdat ze onvoldoende middelen kregen van de moederbedrijven (bv. sluiting van een aantal webzines die eind jaren negentig met veel ruchtbaarheid zijn uitgebracht), of omdat de traditionele spelers met succes rechtszaken hebben aangespannen. In tegenstelling daarmee wordt distributie via meerdere kanalen (door herbestemming en kruispromotie van inhoud over verschillende kanalen) de regel;

- de opkomst van nieuwe beleidsproblemen Dit zijn onder meer concurrentiekwesties (op het gebied van multimedia bv. rechtszaken door commerciële uitgeverijen en multimediabedrijven, zoals Pearson, tegen gesubsidieerde Europese omroepen) en zeer belangrijke vraagstukken op het gebied van het auteursrecht en rechten voor digitaal beheer.