52001DC0707

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Civiele bescherming - Preventieve waakzaamheid voor eventuele noodsituaties /* COM/2001/0707 def. */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT - Civiele bescherming - Preventieve waakzaamheid voor eventuele noodsituaties

1. De nieuwe uitdaging

Na de ongekende en tragische terroristische aanvallen in de VS hebben regeringen op alle niveau opnieuw moeten bezien in hoeverre ze paraat en in staat zijn om de effecten van deze bedreigingen voor onze maatschappij te voorkomen of te beperken.

In de Europese Unie is er resoluut en snel gereageerd. In de Raad [1] hebben de ministers benadrukt dat er een gecoördineerd optreden nodig is om onze gezamenlijke middelen te combineren en te bundelen. De staatshoofden hebben een duidelijk signaal gegeven dat er manieren moeten worden gevonden om de samenwerking tussen de lidstaten te verbeteren.

[1] De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (20 september 2001), de Raad Onderzoek (30 oktober 2001) en de Raad Volksgezondheid (15 november 2001).

De Europese Raad in Gent (19 oktober 2001) heeft de Raad en de Commissie verzocht "een programma op te stellen dat gericht is op verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten wat betreft risicobeoordeling, waarschuwing en interventie alsmede inzake de opslag van middelen en op het gebied van onderzoek. Dit programma moet betrekking hebben op zowel de opsporing en identificatie van besmettelijke en giftige stoffen als de voorkoming en behandeling van chemische of biologische aanslagen. De aanwijzing van een Europees coördinator voor civielebeschermingsacties zal deel van dat programma uitmaken".

De Commissie heeft van haar kant de mogelijkheden waarover zij in het kader van de huidige programma's en activiteiten beschikt, snel gemobiliseerd. Ze heeft de verschillende diensten en netwerken die verantwoordelijk zijn voor civiele bescherming, bescherming van de gezondheid en de deskundigheid op het gebied van onderzoek, onder één paraplu samengebracht.

Dit vormt de basis voor de coördinatie van een optimale reactie van de Gemeenschap op alle soorten noodsituaties. Alle landen zullen profiteren van de bundeling van kennis en apparatuur in alle lidstaten en de Commissie met haar unieke infrastructuur en haar multinationale personeelsbestand en contacten zal haar middelen en politieke wil gebruiken om dit gezamenlijke gebruik van al onze mogelijkheden te bevorderen.

Deze mededeling is een bijdrage tot de gezamenlijke reactie van de Commissie en de Raad op de uitdaging die door de staatshoofden is geformuleerd. Zij bevat de hoofdlijnen van de maatregelen die wenselijk zijn om de samenwerking in de hele Europese Unie te verbeteren.

2. Civiele bescherming: het kader

2.1. Een toenemend besef dat een communautaire reactie nodig is

De afgelopen jaren heeft de eenheid voor civiele bescherming van de Commissie, door verzoeken om hulp te coördineren en door te geven, steun verleend aan instanties die met grote rampen werden geconfronteerd. Het optreden naar aanleiding van de aardbeving in Midden-Italië in 1997 of in een recenter verleden na het vergaan van de Erika voor de kust van Bretagne in 1999 of de verontreiniging van de Donau in 2000 heeft een warm onthaal gekregen.

Naar aanleiding van de schaal van andere rampen, zoals de aardbeving in Turkije in 1999, zijn er maatregelen genomen om de mogelijkheden van de Gemeenschap op het gebied van civiele bescherming uit te breiden. Dit hield een erkenning in van de waarde van een effectieve coördinatie op één plaats, de Commissie in Brussel, van de verschillende nationale reddings- of interventieteams. In september 2000 heeft de Commissie dan ook een voorstel ingediend voor een mechanisme om de samenwerking bij het bieden van hulp en interventie inzake civiele bescherming te vergemakkelijken en te intensiveren. Dit mechanisme is nu door de Raad goedgekeurd en treedt in 2002 in werking. Dit betekent dat elke lidstaat een beroep op het mechanisme kan doen om onmiddellijk toegang te krijgen tot de in de hele Gemeenschap beschikbare middelen.

2.2. Hoe het mechanisme werkt

Een land dat met een ramp wordt geconfronteerd, behoeft niet langer waardevolle tijd te verspillen met het zoeken naar en contact opnemen met verschillende bronnen van hulp. Het hoeft alleen maar een beroep te doen op het netwerk van de Commissie om toegang te krijgen tot één universeel "depot" met gespecialiseerd personeel en andere hulpmiddelen.

De Commissie werkt intensief samen met de instanties van de lidstaten voor de ontwikkeling van dit mechanisme waarvan de vijf belangrijkste onderdelen zijn:

- een waarnemings- en informatiecentrum binnen de Commissie om het verloop van de gebeurtenissen te volgen en informatie te verstrekken, dat 24 uur per dag bereikbaar is en kan reageren;

- een voorlopige inventarisatie van interventieteams die bij de diensten voor civiele bescherming of andere diensten voor noodsituaties in de lidstaten beschikbaar zijn;

- een opleidingsprogramma dat bedoeld is om de mogelijkheden om op voorvallen te reageren en de samenwerking tussen en verspreiding van deskundigheid over de interventieteams te verbeteren;

- de mobilisatie van evaluatie- en coördinatieteams die onmiddellijk kunnen worden ingezet waar dat nodig is;

- een gemeenschappelijk communicatiesysteem voor noodsituaties tussen de diensten voor civiele bescherming in de lidstaten en de betrokken diensten van de Commissie.

Voorbeeld: In de dagen na 11 september heeft de Commissie de alarmdienst van 24 uur per dag bij haar eenheid voor civiele bescherming geactiveerd. De eenheid heeft geïnventariseerd welke steun er door de lidstaten aan de VS kon worden aangeboden. Binnen enkele uren stonden er meer dan 1000 reddingswerkers met alle benodigde apparatuur uit de lidstaten en uit Noorwegen en IJsland klaar om naar de VS te vertrekken. Zodoende kon de Commissie in nauwe samenwerking met de Belgische consul-generaal, geheel in de geest van het mechanisme dat op stapel staat, contacten met de overheid in New York leggen om de vanuit de Europese Unie beschikbare potentiële steun aan te bieden.

2.3. De eerste stappen

De vergadering van de Commissie met de nationale hoofden van de civiele bescherming [2] heeft tot de conclusie geleid dat de lidstaten weliswaar verantwoordelijk blijven voor de reactie op de gevolgen van terroristische aanslagen, maar dat er rond het samenwerkingsmechanisme voor civiele bescherming een zo intensief mogelijke samenwerking moet worden opgezet om deze nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden. Daartoe is er een actieplan vastgesteld voor de aanpak van de gevolgen van nucleaire, biologische en chemische aanvallen.

[2] Tijdens de buitengewone vergadering in Knokke op 11 en 12 oktober 2001 met de lidstaten, de EER-landen en de kandidaat-lidstaten.

In het kader van dit actieplan is er een eerste pakket maatregelen ingevoerd:

* De opbouw van het waarnemings- en informatiecentrum van het mechanisme. Dankzij de onmiddellijke detachering van vooraanstaande nationale deskundigen uit België, Frankrijk en Zweden heeft de Commissie het waarnemings- en informatiecentrum op 29 oktober 2001 kunnen lanceren. Dit betekent dat de Commissie permanent in contact kan blijven met de operationele centra van de lidstaten en ervoor kan zorgen dat de informatie tussen de lidstaten wordt uitgewisseld.

* De verzameling van informatie over nucleaire, bacteriologische en chemische deskundigheid. De verzameling van informatie over deze deskundigheid in de lidstaten bleek een moeilijke opgave te zijn, omdat deze informatie niet zo maar toegankelijk was. Toch zijn de lidstaten erin geslaagd deze informatie snel te vergaren.

* De verzameling van informatie over sera en vaccins. Het vergaren van informatie over sera en vaccins was nóg moeilijker, vooral omdat deze informatie zeer vertrouwelijk van aard is. Er zijn nu echter de nodige informatiekanalen opgebouwd.

Deze werkzaamheden hebben gezorgd voor gemeenschappelijke informatie en gebundelde deskundigheid die zodra dit nodig is via het mechanisme voor civiele bescherming kunnen worden geactiveerd.

2.4. Plannen voor de toekomst - opbouw van een netwerk van netwerken

Onmiddellijk na de Europese Raad in Laken zal de Commissie samen met het Belgische Voorzitterschap specialisten op verschillende gebieden, waaronder civiele bescherming en de volksgezondheid, uitnodigen om nucleaire, biologische en chemische bedreigingen te bespreken. Het is de bedoeling daardoor tot een nóg betere samenwerking en coördinatie tussen de betrokkenen op de relevante gebieden te komen. Vervolgens zal de Commissie de meest urgente maatregelen die nodig zijn organiseren en financieren voorzover dit met de bestaande communautaire instrumenten mogelijk is.

Dit biedt een unieke gelegenheid om op basis van de maatregelen waartoe al besloten is en de conclusies van Laken een programma voor maatregelen op korte, middellange en lange termijn op alle betrokken gebieden en met name de civiele bescherming, de volksgezondheid en onderzoek samen te stellen. Deze verschillende netwerken en beleidsterreinen zorgen voor input en diensten die van onschatbare waarde zijn. Het mechanisme voor civiele bescherming is een manier om ze te combineren zodra de noodzaak zich voordoet en is een manier om de bezinning op en het streven naar methoden waarop ze een optimale bijdrage kunnen leveren om het hoofd te bieden aan de uitdaging die de terroristische bedreiging inhoudt, te stimuleren.

3. Bescherming van de gezondheid

Een van de problemen van bioterrorisme is dat de bedreigingen onzichtbaar zijn. De gezondheidszorg vormt de eerste verdedigingslijn tegen de gevolgen van deze bedreigingen. Daarom zijn er specifieke plannen voor paraatheid nodig die verder gaan dan wat er tot op heden is gebeurd om bedreigingen door ziekten het hoofd te bieden. De lidstaten zijn momenteel bezig met een evaluatie van hun plannen voor paraatheid op gezondheidsrisico's in verband met terroristische aanvallen. De Europese Commissie heeft al het initiatief genomen om de bestaande instrumenten te inventariseren en verder uit te bouwen.

3.1. Het netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Gemeenschap

In 1998 is er een netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in de Europese Gemeenschap opgezet [3]. Het in dit netwerk opgenomen systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen is bedoeld om een mogelijke uitbraak van een overdraagbare ziekte, ongeacht de aard en de herkomst, te signaleren. Voortbordurend op deze bepalingen is de Commissie al begonnen met activiteiten om de paraatheid op te voeren. De mogelijkheden van het netwerk voor de rapportage van ongebruikelijke epidemische verschijnselen moeten echter dringend worden verbeterd.

[3] Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 1998.

3.2. Initiatieven die al op het gebied van de gezondheid genomen zijn

Na de Europese Raad in Gent zijn er tussen de lidstaten en de Commissie verschillende vergaderingen met ministers en hoge ambtenaren gehouden, die duidelijkheid hebben gebracht in de uitdagingen die de biologische en chemische bedreigingen van de gezondheid inhouden.

Op internationaal niveau is in Ottawa een vergadering van de ministers van Volksgezondheid van de G7+ (VS, Canada, Japan, Frankrijk, Italië, VK, Duitsland en Mexico) gehouden (waaraan ook de Commissie heeft deelgenomen), waar een plan ter verbetering van de internationale bescherming van de gezondheid is bestudeerd. In deze context zullen de contacten met de WHO en andere internationale partners, die nu al intensief zijn, verder worden opgevoerd.

De ministers van Volksgezondheid hebben de Commissie tijdens hun vergadering op 15 november 2001 verzocht een actieprogramma op te zetten waarin de volgende vijf prioriteiten aan de orde komen:

(1) de ontwikkeling van een mechanisme voor overleg bij een crisis in verband met bioterroristische risico's en een mogelijkheid voor de inzet van gezamenlijke onderzoekteams;

(2) de ontwikkeling van een mechanisme voor informatie over de mogelijkheden van Europese laboratoria bij de preventie en bestrijding van bioterrorisme;

(3) de ontwikkeling van een mechanisme voor informatie over de beschikbaarheid van sera, vaccins en antibiotica met gecoördineerde strategieën voor de ontwikkeling en het gebruik van dergelijke producten;

(4) de opbouw van een Europees netwerk van deskundigen die in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de evaluatie, de beheersing en de bekendmaking van risico's;

(5) de bevordering van de ontwikkeling van vaccins, geneesmiddelen en behandelingen.

Bij de ontwikkeling van dit programma is er een intensieve coördinatie van dergelijke initiatieven met de opbouw van een communautair mechanisme voor de coördinatie van maatregelen inzake civiele bescherming nodig en moet er rekening worden gehouden met de vereiste vertrouwelijkheid van gevoelige gegevens. De Commissie heeft op verzoek van de ministers van Volksgezondheid een comité ad hoc voor de bescherming van de gezondheid ingesteld, dat bestaat uit hoge vertegenwoordigers van de lidstaten. Naar aanleiding hiervan leveren de lidstaten deskundigen voor een task force die bij de Commissie wordt ingesteld voor de coördinatie en ondersteuning van de paraatheid en reactiemogelijkheden inzake de gezondheid en voor de verbetering van de planning voor aanvallen met biologische en chemische agentia.

Na de Raad Volksgezondheid werken de Commissie en de lidstaten nu aan de ontwikkeling van een uitgebreid samenwerkingsprogramma.

3.3. Activiteiten op het gebied van geneesmiddelen

Bij plannen om bioterrorisme te voorkomen en tegen te gaan is uiteraard een belangrijke rol weggelegd voor intensieve samenwerking met de farmaceutische industrie. Daarvoor heeft de Commissie al belangrijk werk gedaan en de resultaten zullen een waardevol hulpmiddel zijn waar de civiele bescherming gebruik van kan maken.

Als een van de eerste stappen is er een task force met de industrie ingesteld die een aantal onderwerpen moet bestuderen zoals behandelingen, productiecapaciteit, controle van de distributie en vaccins. De instanties van de lidstaten hebben ook de beschikbaarheid van geneesmiddelen in de context van biologische bedreigingen onderzocht. In samenwerking met het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling is een lijst opgesteld met de mogelijke pathogenen en daarnaast de beschikbare behandelingen en het scala van betrokken producten. Op basis van deze lijst is de lidstaten verzocht actuele informatie over de nationale inventaris van genomen maatregelen te verstrekken. De resultaten zullen door de Commissie worden geanalyseerd.

Er is overeenstemming bereikt over de noodzaak van een intensievere samenwerking tussen alle bevoegde instanties en een specifiek netwerk via het Geneesmiddelencomité, dat bestaat uit 15 contactpunten in de lidstaten. Dit netwerk zal informatie uitwisselen en er kunnen door de Commissie ad hoc vergaderingen worden uitgeschreven. Het zal intensief samenwerken met de task force farmaceutische industrie van de Commissie en als contactpunt optreden voor de conclusies van de besprekingen met de betrokken instanties op nationaal niveau.

4. De onderzoekactiviteiten

4.1. Mobilisatie van het Europese potentieel voor onderzoek en technologische ontwikkeling

Voor een verbetering van de mogelijkheden van Europa om op noodsituaties ten gevolge van biologische of chemische terroristische aanvallen te reageren zal het Europese potentieel voor onderzoek en technologische ontwikkeling moeten worden gemobiliseerd. Kennis omtrent nieuwe biologische gevaren en de manier waarop deze moeten worden aangepakt, is over verschillende actoren in Europa versnipperd.

Op korte termijn zal er een gezamenlijke evaluatie van de huidige stand van de kennis, van bestaande onderzoekcapaciteiten en van aanvullende onderzoekbehoeften moeten worden uitgevoerd. De Raad Onderzoek van 30 oktober 2001 heeft het initiatief van de Commissie om een groep van nationale deskundigen voor onderzoek op het gebied van de verdediging tegen biologische en chemische bedreigingen op te zetten, gesteund. De groep zal tot taak krijgen een inventaris van lopend onderzoek op dit gebied samen te stellen, leemtes in het onderzoek te signaleren en te bepalen in hoeverre coördinatie van nationale onderzoekinitiatieven op dit gebied nodig en wenselijk is. De eerste vergadering van de groep zal op 12 december 2001 worden gehouden.

Overeenkomstig de doelstelling dat er een echte Europese onderzoekruimte moet worden gecreëerd, zal het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (2002-2006) de mogelijkheden bieden voor de ondersteuning van de coördinatie van nationaal onderzoek en voor de ondersteuning van onderzoek dat een duidelijke Europese toegevoegde waarde inhoudt. Onderzoek op het gebied van de biologische defensie zou sterk profiteren van een bundeling van nationaal onderzoek en nationale middelen op gebieden van gemeenschappelijk belang.

Vooruitlopende op de wetenschappelijke en technologische behoeften van de EU zullen in het nieuwe kaderprogramma, zoals voorgesteld door de Europese Commissie, de mogelijkheden worden opgenomen om te reageren op urgente uitdagingen voor het onderzoek ter ondersteuning van communautaire beleidsterreinen als volksgezondheid of justitie en binnenlandse zaken. Nieuwe bedreigingen in verband met bioterrorisme vormen een goede illustratie van de voordelen van flexibiliteit bij de programmering van communautair onderzoek. Relevant onderzoek met perspectieven op langere termijn kan worden gefinancierd in het kader van de thematische prioriteiten "Genomica en biotechnologie voor de gezondheid" en "Voedselveiligheid en risico's voor de gezondheid".

4.2. Beschikbaarstelling van de deskundigheid van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek

De Europese Commissie heeft haar interne wetenschappelijke en technische deskundigheid op nucleair, chemisch en biologisch gebied in de vorm van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek. Het GCO is vaak actief in netwerken met nationale laboratoria en onderzoekcentra.

Het GCO werkt al zo lang ten behoeve van het Bureau veiligheidscontrole van Euratom en de Internationale Organisatie voor atoomenergie dat het een referentiecentrum voor nucleaire veiligheid in de EU is geworden. Daarnaast biedt het onderdak aan het Europees informatiebeheer en -analysecentrum voor non-proliferatie (IAC), dat wetenschappelijke en technische informatie verzamelt en valideert die nodig is voor de besluitvorming om de verspreiding van kernwapens tegen te gaan.

Op biologisch gebied heeft het GCO een werkgroep voor biorespons met specialistische analysecapaciteiten opgezet, die het ook coördineert, waarin geavanceerde laboratoria in de lidstaten en mondiale deskundigen voor de detectie en fingerprinting van transgene DNA-stammen zijn opgenomen. Deze werkgroep zal op 2 en 3 december bijeenkomen om scenario's voor de reactie op noodsituaties te bepreken. Daarbij zal in het licht van de recente gebeurtenissen in de VS onder andere worden gesproken over het gebruik van transgene planten voor de productie van vaccins voor pokken en andere ziekten. Het GCO zal zijn eigen installaties en die van de biorespons-werkgroep van het Europese netwerk van GGO-laboratoria die het coördineert, gebruiken voor de detectie en identificatie van relevante transgene stammen in de context van de respons op biologische aanvallen op de voedselketen (agriterrorisme).

Op chemisch gebied zal het GCO alle bevoegde diensten van de Europese Commissie en de lidstaten op verzoek toegang geven tot zijn verzameling van inlichtingen uit vrij toegankelijke bron over de aanwezigheid van chemische stoffen die onder het Verdrag inzake chemische wapens vallen.

Het GCO zal uitgaande van zijn prognosedeskundigheid onmiddellijk twee studies lanceren: één om de nieuwe wetenschappelijke kwesties en vragen in verband met bioterrorisme te bepalen en één om de technologische, sociale, economische en psychologische kwetsbaarheid van onze moderne maatschappij voor mogelijke terroristische aanvallen te evalueren.

4.3. Mondiale monitoring voor milieu en veiligheid (Global Monitoring for Environment and Security - GMES)

De Commissie heeft onlangs een mededeling over de opbouw van een mondiaal monitoringsysteem voor milieu en veiligheid (COM(2001)609 van 23 oktober 2001) goedgekeurd. De Raad van de EU heeft samen met de Raad van het Europees Ruimtevaartagentschap een actieplan goedgekeurd als voorbereiding op de totstandkoming van autonome en operationele mogelijkheden van de EU op dit gebied. De civiele bescherming zal een van de belangrijkste gebruikers van de GMES-diensten zijn. Deze toepassing in de ruimtevaart vormt een van de prioriteiten van het volgende kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2002-2003). Er zou kunnen worden gedacht aan de ontwikkeling van een proefproject, met name om aan te tonen hoe GMES kan voorzien in de behoeften van de civiele bescherming en vooral de strijd tegen het terrorisme.

5. Activiteiten op andere gebieden

In het brede scala van activiteiten en beleidslijnen van de Commissie zijn er veel waardevolle bijdragen te vinden waaruit de civiele bescherming kan putten.

5.1. Beveiliging van energie-installaties en -transport

De beveiliging van energie-installaties en -transport maakt deel uit van de follow-up van het groenboek over de continuïteit van de energievoorziening dat in november 2000 door de Commissie is ingediend. Overeenkomstig het verzoek van de Europese Raad in Nice wordt hier door de Commissie aan gewerkt. Het is de bedoeling dat er voor de Europese Raad in Barcelona een verslag over de continuïteit van de energievoorziening zal worden ingediend.

Naar aanleiding van de tragische branden in de Mont Blanc-tunnel en de Tauern-tunnel in Oostenrijk in 1999 en de recente brand in de Gotthard-tunnel is de discussie over de veiligheid in tunnels en hulp- en evacuatieprocedures bij ongevallen weer opgelaaid. Dit is een essentieel aspect van de totstandkoming van nationale plannen die voor evacuatie/hulp in noodsituaties nodig zijn. Naast de financiering van de trans-Europese netwerken zal de Commissie in 2002 voorstellen doen voor Europese voorschriften voor minimale veiligheidsnormen in tunnels.

Ten slotte zal GALILEO, het Europese systeem voor satellietnavigatie dat nu in de ontwikkelingsfase verkeert, mogelijkheden voor een nauwkeurige en betrouwbare plaatsbepaling bieden en zo helpen bij de uitvoering van civiele beschermingsoperaties.

5.2. Veiligheid op nucleair en radiologisch gebied

Kernenergie

De beveiligings- en veiligheidsnormen in de kernenergiesector behoren tot de strengste in de industriële wereld. Op communautair niveau wordt alles gedaan om ervoor te zorgen dat misbruik voor andere dan vreedzame doeleinden door een strikte verantwoording van nucleair materiaal wordt voorkomen.

Op het gebied van stralingsbescherming coördineert de Commissie de maatregelen van de nationale veiligheidsinstanties. Vanwege de gebeurtenissen op 11 september moet nu echter worden gekeken naar factoren die verband houden met de kwetsbaarheid van nucleaire installaties. In deze context werken de diensten van de Commissie nu in samenwerking met de Internationale Organisatie voor atoomenergie (IAEA) in Wenen aan een evaluatie van nucleaire installaties. In het licht van de resultaten van deze evaluatie zal de Commissie bezien welke follow-up nodig is.

Nucleaire noodsituaties

De Commissie en de lidstaten zijn verantwoordelijk voor de invoering en het onderhoud van een systeem voor snelle alarmering bij nucleaire en radiologische noodsituaties.

In de praktijk is het systeem van de Europese Gemeenschap voor de uitwisseling van urgente radiologische informatie (European Community Urgent Radiological Information Exchange - ECURIE) bij het Directoraat Milieu 24 uur per dag beschikbaar; het gebruikt gecodeerde informatie om de taalbarrières te omzeilen. Om de beschikbaarheid te controleren worden er ook geregeld oefeningen gehouden.

Bij nucleaire ongevallen heeft de Commissie als belangrijkste taak dat zij een eerste melding ontvangt, de inhoud van de boodschap controleert, alle lidstaten en de IAEA alarmeert en aanvullende informatie ontvangt en vervolgens doorstuurt naar alle lidstaten.

5.3. Beveiliging van netwerken en informatie

De beschikbaarheid van IT-netwerken is niet alleen van cruciaal belang voor de communicatiekanalen (b.v. civiele bescherming) bij bijvoorbeeld rampen (nucleaire, biologische of chemische bedreigingen of aanvallen), maar ook voor andere infrastructuren (bijvoorbeeld voor water, elektriciteit of energie). De Europese Raad van Stockholm heeft de beveiliging van elektronische netwerken al aangewezen als prioriteit. Aan de concrete uitvoeringsmaatregelen wordt in nauwe samenwerking met de Raad gewerkt en deze zullen worden opgenomen in een resolutie van de Raad die tijdens de Raad Telecommunicatie van 6 december zal worden vastgesteld om rekening te houden met de nieuwe dimensie van de terroristische dreiging.

5.4. Structuurfondsen

Via de structuurfondsen zijn financiële middelen beschikbaar om natuurrampen of technologische rampen te voorkomen; zo zijn in sommige regionale programma's maatregelen ter voorkoming van natuurlijke risico's opgenomen (versterking van rivierdijken, apparatuur voor centra voor de bestrijding van bosbranden, bescherming tegen erosie enz.). Er zijn ook mogelijkheden voor preventieve maatregelen als onderdeel van grensoverschrijdende en transnationale samenwerking (bijvoorbeeld alarmering bij overstromingen en technologische rampen, oprichting van internationale centra voor de bestrijding van bosbranden en samenwerking op het gebied van de veiligheid van populaire berggebieden).

De structuurfondsen kunnen als onderdeel van de regionale programma's in de normaal in aanmerking komende gebieden ook bijdragen in de financiering van bepaalde herstelwerkzaamheden na natuurrampen of technologische rampen.

5.5. Veiligheid in de chemische sector

Chemische installaties en opslagplaatsen kunnen het doelwit van terroristische aanslagen worden, met name wanneer ze dicht bij steden liggen. De exploitanten van dergelijke installaties moeten nu al nagaan hoe ze op mogelijke ernstige ongevallen zullen reageren. Nu wordt van hen verwacht dat ze de veiligheidsmaatregelen, met name de maatregelen voor toegangscontrole, zo veel mogelijk aanscherpen.

Bovendien is uit de terroristische aanvallen en de explosie in Toulouse op 21 september 2001 gebleken hoe belangrijk een adequate ruimtelijke ordening is om de gevolgen van mogelijke ongevallen, ongeacht de oorzaken, voor de bevolking te beperken. De Commissie bestudeert dit moeilijke vraagstuk momenteel samen met de lidstaten.

6. De Europese coördinator voor maatregelen op het gebied van de civiele bescherming

De in het voorgaande beschreven maatregelen moeten in het kader van het verzoek van de informele Europese Raad in Gent om de benoeming van een coördinator voor maatregelen op het gebied van de civiele bescherming worden geplaatst.

De Commissie heeft een unieke positie om samen te werken met groepen uit alle lidstaten en daarbuiten. Zij speelt een nuttige rol doordat zij verschillende communautaire netwerken - voor onderzoek, volksgezondheid en civiele bescherming - bundelt om in de behoeften te voorzien. Er zijn drie manieren waarop de Commissie dienaangaande steun kan verlenen:

- een directe reactie op voorvallen door de inzet van teams met specialisten enz.;

- planning om de voorbereiding op voorvallen te verbeteren, bijvoorbeeld door opleiding te bevorderen en aan voorraden vaccins en sera te werken;

- onderzoek en informatie op langere termijn als ondersteuning van zowel het beleid als de operationele respons.

Om deze rol te kunnen spelen is een effectieve en intensievere samenwerking met bestaande netwerken en middelen nodig en een ontvankelijkheid en vermogen om samen te werken met een uiteenlopende groep organisaties en verschillende belangen. Dit kan in de praktijk het best gebeuren door voort te borduren op de huidige activiteiten op het gebied van civiele bescherming en vooral door de volledige verwezenlijking van het communautaire mechanisme voor civiele bescherming.

De Commissie heeft derhalve het voornemen uit haar midden een hoge Europese coördinator te benoemen, die met name verantwoordelijk zal zijn voor het beheer van het communautaire mechanisme voor de coördinatie van activiteiten op het gebied van de civiele bescherming. Deze zal in die hoedanigheid de activering, uitvoering en follow-up van de vele beschikbare initiatieven van de Gemeenschap, met name degene die in deze mededeling worden beschreven, moeten coördineren.

7. Conclusies

De recente terroristische aanslagen hebben de bezorgdheid van de bevolking van de Europese Unie aangewakkerd.

De regeringen hebben gereageerd met een reeks maatregelen op nationaal niveau, maar het is veelbetekenend dat ze op het niveau van de Europese Unie bijeen zijn gekomen om de haalbaarheid en de bijdrage van een gecombineerd optreden te bezien. De staatshoofden hebben de Europese Commissie en de Raad verzocht te reageren en te organiseren.

Als reactie hierop heeft de Commissie aangetoond - en in deze mededeling wordt duidelijk beschreven hoe - dat zij al bereid, in staat en toegerust is om een belangrijke bijdrage tot de civiele bescherming te leveren. Zij is vooruitgelopen op de inwerkingtreding van het zogenaamde mechanisme voor civiele bescherming dat nu al "on-line" is en ter beschikking staat van alle lidstaten, kandidaat-lidstaten en andere landen. In de praktijk betekent dit dat moderne beheersmethoden en technologie worden gebruikt voor de coördinatie en beschikbaarstelling van alle middelen die worden geput uit de netwerken die op het gebied van het milieu, de gezondheidszorg, onderzoek, vervoer, energie en andere beleidsterreinen operationeel zijn.

Met name voor de gezondheidszorg werkt de Commissie naar aanleiding van het verzoek van de ministers van Volksgezondheid aan de samenstelling van een actieprogramma met de volgende doelstellingen:

- een mechanisme instellen voor de uitwisseling van informatie, raadpleging en coördinatie bij de aanpak van aan de gezondheidszorg gerelateerde aspecten van aanvallen waarbij biologische en chemische agentia zijn of kunnen worden gebruikt;

- het vermogen creëren om in de hele EU te zorgen voor een tijdige detectie en identificatie van biologische en chemische agentia die bij aanvallen kunnen worden gebruikt, en voor een snelle en betrouwbare signalering en diagnose van de desbetreffende gevallen;

- een databank met voorraden en gezondheidsdiensten creëren en een parate instantie die bij vermoedelijke of feitelijke aanvallen geneesmiddelen en medische specialisten beschikbaar kan stellen;

- regels opstellen en richtsnoeren verspreiden om het hoofd te bieden aan de gezondheidsaspecten van aanvallen en voor de coördinatie van de EU-respons en de contacten met derde landen en internationale organisaties.

Voor de verwezenlijking van deze doelstellingen moet de Commissie prioriteit geven aan de intensivering van haar activiteiten in het kader van huidige acties en programma's. In de toekomst zal ze de jaarlijkse beleidsverklaring en de begrotingsprocedures moeten gebruiken om bij die gelegenheid het verloop van deze activiteiten te evalueren.

De verschillende diensten van de Commissie werken intensief samen met de nationale instanties, met de industrie en met elkaar om de reeds uitgevoerde werkzaamheden uit te breiden en de bijdrage die de Commissie tot de civiele bescherming kan leveren, nog verder te verbeteren. De benoeming van een Europese coördinator is een bevestiging van de prioriteit die aan dit werkgebied wordt gegeven.

Dit is een duidelijk voorbeeld van de waarde van een optreden op communautair niveau, waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de nationale verantwoordelijkheid (voor de directe aanpak bij rampen) maar deze wel wordt bijgestaan en ondersteund met het complete pakket mogelijkheden waarover de Gemeenschap gezamenlijk beschikt.

De Commissie zal de Raad en het Parlement op de hoogte houden van de vorderingen die bij de uitvoering van dit programma worden geboekt.