52001DC0106

Evaluatieverslag van de Commissie voor de Raad en het Europees Parlement over de toepassing van de aanbeveling van de Raad van 24 september 1998 over de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid /* COM/2001/0106 def. */


EVALUATIEVERSLAG VAN DE COMMISSIE VOOR DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT OVER DE TOEPASSING VAN DE AANBEVELING VAN DE RAAD VAN 24 SEPTEMBER 1998 over de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding 3

2. De vragenlijst 5

3. Resultaten 5

3.1. Internet 5

3.1.1. Zelfregulering en gedragscodes 5

3.1.2. Illegale en schadelijke inhoud 7

3.1.3. Filtering en educatie 8

3.1.4. Europese en internationale samenwerking 10

3.2. Televisie 10

3.3. Andere initiatieven 12

4. Conclusie 14

Bijlage 16

1. Inleiding

Op 24 september 1998 heeft de Raad een aanbeveling goedgekeurd betreffende de ontwikkeling van de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten door de bevordering van nationale kaders teneinde een vergelijkbaar en doeltreffend niveau van bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid te bereiken (98/560/EG) [1] (de aanbeveling).

[1] PB L 270 van 07.10.1998, blz. 48.

Deel III, punt 4, van de aanbeveling verzoekt de Commissie twee jaar na de goedkeuring van de aanbeveling een evaluatieverslag over de toepassing ervan in de lidstaten aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen.

Met deze mededeling voldoet de Commissie aan dit verzoek.

De ontwikkeling van digitale media (in de vorm van internet, digitale televisie en videospelletjes) vormt een belangrijke uitdaging voor het audiovisueel beleid van de Europese Unie, en met name voor de bescherming van minderjarigen.

Aanvankelijk waren er maar weinig omroepen in de lidstaten en werden aardse zenders gebruikt. Omroepen ressorteerden wettelijk uitsluitend onder de lidstaat waar ze waren gevestigd. Met de komst van kabelmaatschappijen en satellieten is de situatie veranderd en zijn omroepen niet langer in een bepaalde lidstaat gevestigd. Hierdoor ontstond de behoefte aan een communautair kader waaraan is voldaan door Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten [2], gewijzigd door Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (richtlijn "Televisie zonder grenzen") [3]. De richtlijn gaat voorts over de bescherming van minderjarigen tegen schadelijke inhoud via "watersheds" (een procédé waarbij schadelijke programma's pas worden uitgezonden op een tijdstip waarop de kans klein is dat jongeren nog kijken) en andere technische middelen.

[2] PB L 298 van 17/10/1989, blz. 23

[3] PB L 202 van 30/07/1997, blz. 60

Digitale televisie biedt zowel inhoudelijk als technologisch meer mogelijkheden dan analoge televisie. Digitale televisie vormt daarom niet alleen een uitdaging, maar biedt ook nieuwe mogelijkheden om minderjarigen te beschermen. Overeenkomstig artikel 22b van de richtlijn "Televisie zonder grenzen" - een artikel dat bepaalt dat de Commissie een onderzoek moet instellen naar de controle van ouders op televisie-uitzendingen - heeft een consulent (de universiteit van Oxford) [4] een studie uitgevoerd. Uit de studie bleek dat digitale televisie in vergelijking met analoge technologie de mogelijkheid biedt om veel betrouwbaardere, verfijndere en veiligere filtreersystemen te ontwikkelen. De studie beklemtoont verder dat technische maatregelen geen volledig waterdicht alternatief vormen voor de verantwoordelijkheidszin van de omroepen en dat de culturele verscheidenheid van de Europese audiovisuele markt een geharmoniseerde aanpak onmogelijk maakt. Wel kan de audiovisuele inhoud op basis van gemeenschappelijk criteria consequent worden beschreven, ook al is het aan de bevoegde nationale en regionale autoriteiten om de audiovisuele inhoud te evalueren. De studie kwam tot de slotsom dat de in de verschillende media - film, televisie, videospelletjes en internet - gangbare beoordelingssystemen beter op elkaar moeten worden afgestemd en tot een coherenter geheel moeten worden omgesmeed. De Commissie heeft zich door de studie laten inspireren tot een mededeling aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité: "Studie over de controle van ouders op het gebied van televisie-uitzendingen" (COM/99/371 def.).

[4] http://europa.eu.int/comm/dg10/avpolicy/key_doc/parental_control/index.html

Op 5 oktober 2000 heeft het Europees Parlement een resolutie goedgekeurd over de mededeling van de Commissie "Studie over de controle van ouders op het gebied van televisie-uitzendingen". De resolutie schenkt ook aandacht aan internet en beklemtoont dat in heel de Europese Unie systematisch voor zelfregulering moet worden gezorgd. Bovendien moet zowel op nationaal als regionaal vlak een debat over de bescherming van minderjarigen worden geopend.

De ontwikkeling van internet maakt het nog moeilijker om minderjarigen te beschermen. Terwijl bij traditionele - analoge of digitale - uitzendingen de omroep gemakkelijk kan worden geïdentificeerd, is het moeilijk (en soms zelfs onmogelijk) om de herkomst van materiaal op internet op te sporen. Internetgebruikers hebben gemakkelijk - en soms zelfs ongewild - toegang tot schadelijke en illegale inhoud.

Om internet veiliger te maken hebben het Europees Parlement en de Raad op 25 januari 1999 Beschikking nr. 276/1999/EG goedgekeurd tot vaststelling van een communautair meerjarenactieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van internet door het bestrijden van illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken [5] (het actieplan voor een veiliger internet). In het kader van het actieplan wordt financiële steun verleend om illegale en schadelijke inhoud op mondiale netwerken te bestrijden. De projecten spitsen zich vooral toe op het opzetten van een Europees netwerk van meldpunten ('hotlines'), steun voor zelfregulering en gedragscodes, beoordelings- en filtreermechanismen en voorlichtingscampagnes over de voor- en nadelen van internet.

[5] PB L33 van 6/2/1999, blz.1.

De technologische ontwikkelingen vergen een nieuwe benadering van het audiovisueel beleid. Traditionele voorschriften alleen - ook al waren ze in het analoge tijdperk toereikend - voldoen niet noodzakelijk aan de eisen van het digitale tijdperk.

Om aan deze uitdaging het hoofd te bieden heeft de Raad Aanbeveling 98/560/EG goedgekeurd. De aanbeveling verzoekt de lidstaten ter aanvulling van de bestaande regelgevingskaders nationale zelfreguleringskaders op te richten. Doel: een betere bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid in de omroepwereld en de internetsector.

De aanbeveling vloeide rechtstreeks voort uit de openbare raadpleging over het groenboek van de Commissie uit 1996 over de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid in de context van de audiovisuele en informatiediensten [6]. Tijdens de raadpleging bleek dat alle partijen het over een aantal punten eens waren, onder meer dat - nu bijna iedereen toegang heeft tot een nagenoeg onbeperkte hoeveelheid materiaal uit heel de wereld - internationaal moet worden samengewerkt en zelfregulering de bestaande wetgeving moet aanvullen.

[6] COM (96) 483 def.

Om nationale kaders voor een vergelijkbaar en doeltreffend niveau van bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid te bevorderen worden in de aanbeveling verschillende doelstellingen opgesomd die door (i) de lidstaten, (ii) het bedrijfsleven en andere betrokken partijen en (iii) de Commissie moeten worden uitgevoerd.

2. De vragenlijst

Ter voorbereiding van dit evaluatieverslag werd op 2 augustus 2000 een vragenlijst (zie bijlage) over zelfregulering, gedragscodes en technische en educatieve maatregelen naar alle lidstaten gestuurd. Voorts werd de lidstaten gevraagd of de activiteiten van verschillende media ter bescherming van minderjarigen beter op elkaar moeten worden afgestemd. Gezien de convergentie en de in technologisch opzicht neutrale regelgevende benadering van communicatienetwerken door de Commissie werd de lidstaten ook gevraagd of een gemeenschappelijk classificatiesysteem voor alle audiovisuele media minderjarigen beter zou beschermen.

Alle lidstaten hebben op de vragenlijst gereageerd en alles bij elkaar ontving de Commissie achttien reacties (in één lidstaat werd de vragenlijst zowel door de Vlaamse als de Franstalige Gemeenschap beantwoordt [7]; in een andere lidstaat stuurden zowel de federale regering als twee regio's hun antwoorden naar de Commissie [8]). Eén lidstaat liet de vragen over internet (bij gebrek aan een vereniging van exploitanten) en videospelletjes (bij gebrek aan wettelijke voorschriften) onbeantwoord [9].

[7] België

[8] Oostenrijk

[9] Portugal

3. Resultaten

3.1. Internet

3.1.1. Zelfregulering en gedragscodes

Deel I, punt 1, van de aanbeveling bepaalt dat de lidstaten de oprichting van nationale zelfreguleringskaders door de exploitanten van onlinediensten moeten bevorderen. Dat impliceert op zijn minst dat de exploitanten op gezette tijden contact met elkaar opnemen. In de meeste lidstaten [10] zijn reeds verenigingen van internetexploitanten opgericht en in minstens één lidstaat [11] worden besprekingen over de oprichting ervan gevoerd. In vier lidstaten [12] worden de exploitanten door verschillende verenigingen vertegenwoordigd. In de overige lidstaten is er slechts één vereniging van internetexploitanten. Providers van internetdiensten uit tien lidstaten [13] zijn lid van EuroISPA (European Internet Service Providers Association) [14], de op 6 augustus 1997 opgerichte pan-Europese koepelorganisatie van verenigingen van providers van internetdiensten in de Europese Unie. Doel van EuroISPA is internet te bevorderen, de ontwikkeling van een vrije en open telecommunicatiemarkt te steunen, professionele normen voor het bedrijfsleven te ontwikkelen, de ontwikkeling van technische normen te beïnvloeden, de zelfregulering door de internetsector te bevorderen en de regelgeving namens diezelfde sector te beïnvloeden. Gedragscodes [15] - voor zover die er zijn - houden verband met de verantwoordelijkheid van providers voor de inhoud die ze aanbieden, de bescherming van minderjarigen en klachtenprocedures.

[10] Oostenrijk, België, Denemarken, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland, Zweden, Finland, Verenigd Koninkrijk

[11] Luxemburg

[12] Duitsland, Spanje, Italië, Finland

[13] Oostenrijk, België, Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland, Finland, Verenigd Koninkrijk

[14] http://www.euroispa.org

[15] http://www.euroispa.org/coc.html

In acht lidstaten kan informatie over de doelstellingen en activiteiten van deze verenigingen rechtstreeks via één of meer internetsites [16] worden geraadpleegd.

[16] Oostenrijk, België, Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Ierland, Nederland, Zweden

Deel II, punt 2, van de aanbeveling beveelt de bedrijfstakken en de andere betrokken partijen aan gedragscodes op te stellen ter bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid, onder andere om een klimaat te scheppen dat gunstig is voor de ontwikkeling van nieuwe diensten. De gedragscodes moeten betrekking hebben op (i) basisregels betreffende de aard van de informatie die aan de gebruikers moet worden verstrekt en de tijdstippen waarop en de vorm waarin zulks moet gebeuren, (ii) basisregels voor de betrokken exploitanten van onlinediensten en voor gebruikers en leveranciers van inhoud, (iii) basisregels betreffende de omstandigheden waarin, waar mogelijk, aanvullende voorzieningen en diensten moeten worden verschaft ter ondersteuning van het ouderlijk toezicht, (iv) basisregels betreffende het omgaan met klachten, teneinde de exploitanten ertoe aan te zetten de nodige instrumenten en structuren te ontwikkelen om een vlotte verzending en ontvangst van de klachten te verzekeren en procedures in te voeren voor de behandeling van de klachten en (v) basisregels betreffende de procedures voor samenwerking tussen de exploitanten en de bevoegde overheidsinstanties.

In alle lidstaten (op één uitzondering na) met verenigingen van exploitanten bestaan reeds gedragscodes of wordt volop aan gedragscodes gewerkt [17]. Uit de antwoorden bleek dat één lidstaat [18] een gedragscode overbodig vindt, omdat de nationale wetgeving actueel genoeg is om internetmisdrijven te bestrijden. Heel wat Finse exploitanten laten zich echter leiden door een algemeen geldende « netiquette » die voorziet in de bescherming van minderjarigen en kan uitgroeien tot een gedragscode overeenkomstig het voorstel van de bevoegde autoriteiten. Twee lidstaten [19] passen het model van EuroISPA toe.In één Scandinavisch land [20] spitst de gedragscode zich toe op goede bedrijfspraktijken zonder aandacht te schenken aan de bescherming van minderjarigen.

[17] Oostenrijk, België, Duitsland, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Italië, Nederland, Zweden, Finland, Verenigd Koninkrijk

[18] Finland

[19] Oostenrijk, België

[20] Zweden

De aanbeveling beklemtoont dat betrokken partijen, zoals de gebruikers, de consumenten, het bedrijfsleven en de overheid, bij de vaststelling, de uitvoering en de evaluatie van nationale maatregelen moeten worden betrokken. In drie lidstaten hebben de overheid en/of de consumenten bij deze activiteiten reeds een rol gespeeld [21].

[21] België en Ierland: overheid, Italië: overheid en consumenten

3.1.2. Illegale en schadelijke inhoud

Slechts drie lidstaten [22] maken melding van bijkomende specifieke wettelijke voorschriften waarin de verplichtingen van exploitanten ten aanzien van door hen aangeboden illegale inhoud worden vastgesteld. Eén lidstaat [23] beraadt zich over de vraag hoe voorschriften inzake internet in de nationale telecommunicatiewetgeving kunnen worden geïntegreerd. De andere lidstaten lijken van mening dat illegale inhoud genoegzaam via het burgerlijk en strafrecht kan worden aangepakt.

[22] Duitsland, Italië, Zweden

[23] Oostenrijk

Inzake specifieke wettelijke voorschriften heeft één lidstaat [24] een systeem ingevoerd waarbij inhouden afhankelijk van de mate waarin ze schadelijk zijn, in drie categorieën worden ingedeeld. Het strafrecht moest voor onlinediensten wel worden aangepast. Schadelijke (maar niet illegale) inhoud kan met een speciaal merkteken worden aangeduid. De verspreiding ervan is dan alleen toegestaan als met technische middelen wordt gewaarborgd dat minderjarigen er geen toegang toe hebben. Als geen maatregelen kunnen worden genomen tegen degene die voor de inhoud verantwoordelijk is, kan direct tegen de exploitant worden opgetreden. De exploitanten moeten minderjarigen efficiënt beschermen. Ze moeten daartoe iemand in dienst nemen of een organisatie inschakelen. Exploitanten zijn volledig verantwoordelijk voor eigen inhoud, beperkt verantwoordelijk voor aangeboden inhoud van anderen en niet verantwoordelijk voor de toegang tot internet. In twee andere lidstaten [25] bepalen specifieke wettelijke voorschriften dat exploitanten met het gerecht moeten samenwerken ingeval van illegale of schadelijke inhoud. In één lidstaat [26] bepaalt een speciale wet dat internetexploitanten tot op zekere hoogte verantwoordelijk zijn voor eigen inhoud. Dat houdt onder meer in dat ze informatie die duidelijk onder het strafrecht valt, moeten verwijderen of de verspreiding ervan moeten voorkomen.

[24] Duitsland

[25] Italië, Zweden

[26] Zweden

Slechts in één lidstaat bepalen specifieke voorschriften dat het gerecht en/of de politie van illegale inhoud op de hoogte moeten worden gebracht [27]. Terwijl de Scandinavische landen op het gezonde oordeel van de exploitanten vertrouwen, geldt [28] in één lidstaat op dit punt een gedragscode. In twee lidstaten [29] moeten de exploitanten illegale inhoud (waarvan ze het bestaan kennen) verwijderen, anders kunnen ze strafrechtelijk worden vervolgd.

[27] Italië

[28] België

[29] Ierland, Luxemburg

In bijna alle lidstaten bestaan meldpunten (of wordt volop gewerkt aan meldpunten) waar klachten over schadelijke of illegale inhoud worden behandeld.

In vijf lidstaten heeft de politie een meldpunt geopend voor vooral klachten over kinderpornografie [30] en in één lidstaat wordt overwogen om een dergelijk meldpunt te openen [31]. In zes lidstaten bestaan reeds meldpunten die zijn aangesloten bij INHOPE [32], het Europees netwerk van meldpunten dat door de Commissie wordt gefinancierd en een onderdeel vormt van het actieplan (zie hieronder) [33]. Meldpunten uit twee andere lidstaten [34] zullen zich in de nabije toekomst bij INHOPE aansluiten en meldpunten uit nog twee andere lidstaten [35] komen in het kader van het netwerk in aanmerking voor medefinanciering. In één lidstaat [36] beschikken de grote exploitanten over een speciale dienst die zich met misbruiken bezighoudt en de politie informeert over alle gemelde gevallen van illegale inhoud. Bovendien helpt een ombudsman internetgebruikers technische en inhoudelijke problemen oplossen. Voorts bestaat in Zweden een speciaal meldpunt voor de bescherming van kinderen.

[30] Oostenrijk, België, Duitsland, Denemarken, Finland

[31] Spanje

[32] http://www.inhope.org

[33] Oostenrijk (ISPA), Duitsland (FSM, Newswatch, jugendschutz.net), Frankrijk (AFA-Frankrijk), Ierland (Hotline), Nederland (Meldpunt), (Verenigd Koninkrijk(IWF))

[34] Spanje, Zweden

[35] Denemarken, Italië

[36] Zweden

Meldpunten kunnen meer effect sorteren als de internetgebruikers beter van hun bestaan op de hoogte zijn. Toch zijn in slechts vijf lidstaten grootschalige informatiecampagnes gevoerd [37]. In twee andere lidstaten is op kleine schaal informatie verspreid [38]. Eén lidstaat overweegt een informatiecampagne op touw te zetten [39].

[37] Denemarken, Ierland, Nederland, Finland, Verenigd Koninkrijk

[38] Duitsland, Zweden

[39] Spanje

In het algemeen vinden de lidstaten meldpunten belangrijk, maar de meningen lopen uiteen over de efficiëntie ervan. Het is wellicht nog te vroeg voor een definitieve conclusie.

Volgens bijna alle lidstaten die de vragenlijst hebben beantwoord, stammen veruit de meeste internetsites met illegale inhoud geografisch niet uit de Europese Unie. Internetsites met politiek extremistisch gedachtegoed en seksueel geweld komen vooral uit de VSA, terwijl Rusland en Azië de kroon spannen op het vlak van pornografische en pedofiele sites.

3.1.3. Filtering en educatie

Ter aanvulling van in het kader van het EU-actieplan medegefinancierde projecten zijn in drie lidstaten [40] specifieke programma's op touw gezet om filtreersystemen te ontwikkelen. Eén lidstaat heeft dit soort activiteiten in het nationale onderzoeks- en ontwikkelingsplan geïntegreerd, maar gaf verder geen details [41]. Eén lidstaat beklemtoonde [42] dat de bestaande filtreersystemen (bijvoorbeeld "Websense") in eerste instantie voor de Engelstalige markt zijn ontwikkeld en aanpassingen vergen. Volgens een andere lidstaat [43] zijn de mogelijkheden van filtreersystemen beperkt bij gebrek aan een gemeenschappelijke kwalificatiestandaard. Slechts in één lidstaat moeten de exploitanten de gebruikers informeren over filtreer- en beoordelingssystemen en software om de leeftijd van gebruikers te bepalen [44]. In een andere lidstaat maakt deze informatieplicht deel uit van de gedragscode voor exploitanten [45].

[40] Duitsland, Griekenland, Verenigd Koninkrijk

[41] Spanje

[42] Oostenrijk

[43] Duitsland

[44] Frankrijk

[45] Spanje

Overeenkomstig deel II, punt 4, van de aanbeveling heeft het bedrijfsleven via onderzoek naar filtreer- en beoordelingssystemen en de oprichting van "walled gardens" (veilige zones) ernstige inspanningen geleverd om internet veiliger te maken.

In het voorjaar van 1999 heeft een groep vooraanstaande internationale internetbedrijven en internetverenigingen de onafhankelijke non-profitorganisatie ICRA (Internet Content Rating Association) opgericht. De opdracht van ICRA bestaat erin een internationaal aanvaardbaar vrijwillig zelfbeoordelingssysteem te ontwikkelen, in praktijk te brengen en te beheren dat internetgebruikers wereldwijd de mogelijkheid biedt om de toegang tot - vooral voor kinderen - schadelijke inhoud te beperken [46].

[46] ICRA stelt ouders in de Europese Unie in staat om zelf de criteria te bepalen waaraan internetsites moeten voldoen om door de filter te geraken. Daarin verschilt ICRA van zijn voorganger RSACi, die consumenten informeert over de hoeveelheid seks, bloot, geweld en (vulgaire of hatelijke) beledigingen op internetsites en zich daarbij uitsluitend laat leiden door culturele waarden die in de VSA gangbaar zijn. Nadere informatie vindt u op www.icra.org.

"Walled gardens" zijn speciale portalen. De exploitanten waarborgen de kwaliteit van sites die via deze portalen toegankelijk zijn.

In de meeste lidstaten [47] zijn campagnes gevoerd om het gebruik van internet veiliger te maken. Verschillende lidstaten beklemtonen dat vooral via scholen educatieve maatregelen kunnen worden genomen.

[47] Oostenrijk, België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Ierland, Nederland, Luxemburg, Zweden, Finland, Verenigd Koninkrijk

Heel wat lidstaten zijn zich van de gevaren van internet bewust, maar geen enkele lidstaat vindt dat deze gevaren de ontwikkeling van internet hebben vertraagd.

Deel III van de aanbeveling verzoekt de Commissie de internationale samenwerking te bevorderen en bij te dragen tot de uitwisseling van ervaring en goede praktijken en het opzetten van netwerken tussen de instanties die verantwoordelijk zijn voor het vaststellen en uitvoeren van nationale zelfreguleringskaders. Het belangrijkste instrument van de Commissie bestaat erin projecten die op velerlei wijzen bijdragen tot het opzetten van netwerken in het kader van het actieplan voor een veiliger internet mede te financieren. Actiepunt 1 beoogt een veiliger klimaat te scheppen door een Europees netwerk van meldpunten (INHOPE) op te zetten, links tussen INHOPE en meldpunten in derde landen te leggen en op Europees vlak richtsnoeren voor gedragscodes te helpen ontwikkelen. Een ander actiepunt beoogt de invoering van Europese filtreer- en beoordelingssystemen aan te moedigen, de gebruikers met het gebruik ervan vertrouwd te maken en de voordelen van filtreer- en beoordelingssystemen aan te tonen [48].

[48] Er lopen reeds vijf projecten en de Commissie bereidt een nieuwe oproep tot het indienen van voorstellen voor. De maatregelen omvatten vooral (i) "walled gardens", (ii) de aanpassing van bestaande software aan nieuwe talen, (iii) "gezinsvriendelijk" zoeken, (iv) de levering door derden van templates en lijsten die kunnen worden gebruikt in combinatie met filtreeropties in browsers van commerciële en niet-commerciële, waardegeoriënteerde organisaties en (v) de benchmarking van filtreersoftware en filtreervoorzieningen (http://europa.eu.int/ISPO/iap).

Voorts benadrukt het actieplan het belang van internationale samenwerking tussen exploitanten en andere betrokken partijen in de Europese Unie en hun partners elders. Verder omvat het actieplan bewustmakingsacties die bijdragen tot het vergroten van het vertrouwen van ouders en leerkrachten in een veiliger gebruik van internet door kinderen. In het kader van het actieplan worden ook de juridische implicaties beoordeeld (vooral met betrekking tot de geldende wetten en procedures) gezien het feit dat de rechtsorde op territoriale basis - nationaal of, in het geval van het Gemeenschapsrecht, in de Europese Unie - functioneert, terwijl internet op mondiale basis functioneert.

Op 21 december 2000 [49] heeft de Commissie een mededeling en een voorstel goedgekeurd voor een kaderbesluit met betrekking tot de bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. Het gaat om een voorstel waarin voornamelijk gemeenschappelijke definities, straffen en strafbaarstelling worden vastgesteld. Het voorstel gaat ook in op kinderpornografische misdrijven met computers (bijvoorbeeld de verspreiding van kinderpornografie via internet).

[49] COM/2000/854def.

3.1.4. Europese en internationale samenwerking

Alle lidstaten die de vragenlijst hebben beantwoord, vinden Europese samenwerking - en vooral het Europese actieplan - een goede zaak. Eén lidstaat [50] betreurt uitdrukkelijk het gebrek aan harmonisering van de nationale wetten. Verschillende lidstaten beklemtonen echter dat Europese samenwerking onvoldoende is: wereldwijd moet worden samengewerkt en moeten minimumnormen worden vastgesteld.

[50] Duitsland

3.2. Televisie

Deel I, punt 2, van de aanbeveling verzoekt de lidstaten de omroeporganisaties in hun rechtsgebied ertoe aan te zetten om, bij wijze van aanvulling op de nationale en communautaire regelgeving op omroepgebied, op vrijwillige basis onderzoek te verrichten naar en te experimenteren met nieuwe middelen voor de bescherming van minderjarigen en de voorlichting van de televisiekijkers.

Uit de antwoorden van de lidstaten blijkt dat televisie minder aan zelfregulering is onderworpen dan internet. In één lidstaat [51] is een (zelfregulerings)systeem ontwikkeld voor verschillende media, waaronder televisie (zie het onderstaande kader).

[51] Nederland

In sommige lidstaten nemen openbare en commerciële omroepen een verschillende houding aan ten aanzien van zelfregulering. In vijf lidstaten hanteren de openbare omroepen een interne gedragscode [52]en in één lidstaat hebben de commerciële omroepen een organisatie voor zelfregulering opgericht [53]. In één lidstaat [54] is een onafhankelijke Television Commission and Radio Authority exclusief verantwoordelijk voor particuliere omroepen. In andere lidstaten gelden meer algemene voorschriften voor omroepen [55] of heeft zelfregulering uitsluitend [56] of voornamelijk [57] betrekking op de bescherming van minderjarigen. In sommige lidstaten ten slotte passen particuliere omroepen hun eigen gedragscode toe [58].

[52] Oostenrijk, België (Wallonië), Duitsland, Frankrijk, Ierland

[53] Duitsland

[54] Verenigd Koninkrijk

[55] Griekenland, Italië

[56] Italië, Finland

[57] Spanje

[58] België (Vlaanderen), Frankrijk

Artikel 22, lid 3, van de richtlijn "Televisie zonder grenzen" bepaalt dat programma's die voor minderjarigen schadelijk kunnen zijn, door een akoestische waarschuwing moeten worden voorafgegaan of gedurende de gehele uitzending aan een visueel symbool herkenbaar moeten zijn. Alle lidstaten die de vragenlijst hebben beantwoord, hebben dit artikel in nationale wetten omgezet.

Alleen voor digitale uitzendingen worden filtreersystemen gebruikt. In één lidstaat [59] wordt een onderscheid gemaakt tussen digitale openbare en digitale commerciële omroepen: voor openbare omroepen geldt hetzelfde als voor analoge openbare omroepen ("watersheds", akoestische en visuele waarschuwingssignalen), terwijl commerciële omroepen "watersheds" kunnen vervangen door speciale pincodes. In twee lidstaten worden pincodes ook gebruikt voor particuliere omroepen en voor betaaltelevisie [60]. Elektronische versleuteling komt voor in vijf lidstaten [61].

[59] Duitsland

[60] Frankrijk; betaaltelevisie: Verenigd Koninkrijk

[61] Denemarken, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Zweden

Overeenkomstig artikel 22b van de richtlijn "Televisie zonder grenzen" heeft de Commissie de Universiteit van Oxford verzocht een studie te maken over ouderlijk toezicht op televisie-uitzendingen [62]. De studie kwam tot de slotsom dat in het huidige analoge systeem de in de VS en Canada gangbare methode op basis van V-chips technisch niet haalbaar is. De regelgeving zou oog moeten hebben voor de mogelijkheden en uitdagingen van het digitale tijdperk in plaats van de aandacht te veel op V-chips toe te spitsen. Dankzij digitale technologie kunnen immers technische middelen worden ingezet die veel meer bescherming bieden.

[62] zie voetnoot 4.

De belangrijkste conclusies van de bovengenoemde studie zijn aan bod gekomen in een mededeling van de Commissie over de "Studie over de controle van ouders op het gebied van televisie-uitzendingen" [63]. Het Europees Parlement heeft een resolutie over deze mededeling goedgekeurd [64] waarin het kennis neemt van de conclusies van de studie van de Universiteit van Oxford betreffende de Europese televisiesystemen en hoopt dat de werkzaamheden van Digital Video Broadcasting (zie hieronder) in de nabije toekomst een gunstige uitwerking hebben in het belang van de ondernemingen en de gezinnen. Voorts wijst het Europees Parlement er met nadruk op dat elk gezin tegen een betaalbare prijs moet kunnen beschikken over apparatuur voor het filteren van televisieprogramma's en dat alle Europese omroeporganisaties met het oog op de bescherming van minderjarigen een zelfreguleringscode moeten vaststellen.

[63] COM (1999) 371 def.

[64] A5-0258/2000

Deel II, punt 4, van de aanbeveling verzoekt het bedrijfsleven en andere betrokken partijen positieve maatregelen ten behoeve van minderjarigen te ontwikkelen, waaronder initiatieven die erop gericht zijn de toegang van minderjarigen tot de audiovisuele diensten te verruimen en een mogelijke schadelijke inhoud te voorkomen.

Na ontvangst van de studie over de controle van ouders op het gebied van televisie-uitzendingen begin 1999 heeft de Commissie DVB (Digital Video Broadcasting Consortium) geraadpleegd over de voorwaarden waaronder technische middelen voor een betere controle van ouders of voogden op programma's waarnaar minderjarigen kijken, operationeel kunnen worden gemaakt. DVB is een consortium van meer dan 200 organisaties: openbare en commerciële omroepen, producenten van consumentengoederen en professionele apparatuur, exploitanten van satelliet-, kabel- en aardse netwerken en regelgevers (onder meer de Europese Commissie).

DVB is van mening [65] dat internet zich - door de ontwikkeling van videostreaming via ADSL en kabelmodemtechnologieën - snel tot een medium voor het uitzenden van video's aan het ontwikkelen is. Bovendien brengt een aantal exploitanten momenteel decoders in de handel waarmee de kijkers via de afstandsbediening van hun televisietoestel toegang hebben tot traditionele uitzendingen en internet. DVB vindt daarom dat een nieuw, uitsluitend voor digitale uitzendingen bedoeld technisch systeem voor meer ouderlijk toezicht de markt onnodig zou verstoren. Het zou traditionele omroepen en distributeurs met een concurrentienadeel opzadelen. DVB is van oordeel dat elk nieuw systeem voor meer ouderlijk toezicht proportioneel op alle thuismedia moet worden toegepast en dat een dergelijk systeem in de praktijk mogelijk is, ondanks niet te verwaarlozen technische en institutionele problemen. DVB opteert voor een oplossing op lange termijn zonder zich al te veel zorgen te maken over overgangsproblemen. Vooral een onbevredigende en gedwongen convergentie tussen televisie en internet zou een stap achteruit betekenen. Om zich van de steun van het bedrijfsleven te verzekeren moet worden vermeden dat de markt met terugwerkende kracht veranderingen aan reeds geïnstalleerde apparatuur moet aanbrengen.

[65] Brief van de heer Theo Peek (voorzitter van DVB) aan de Commissie van 13 december 2000

Voorts is DVB bereid met de Commissie, vertegenwoordigers van de lidstaten en andere actoren samen te werken bij het onderzoek naar en de concrete toepassing van een beoordelingssysteem dat inhoud objectief beschrijft. DVB is met name bereid (i) beoordelingssystemen voor internet te onderzoeken en advies te verlenen over het gebruik ervan in het toekomstige televisielandschap, (ii) technische specificaties uit te werken die borg staan voor de verspreiding van beoordelingsgegevens over het televisietransmissienetwerk en (iii) samen met anderen een brede consensus tot stand te helpen brengen over de leidende rol van het bedrijfsleven bij het zoeken naar oplossingen.

3.3. Andere initiatieven

Slechts in een minderheid van de lidstaten [66] gelden wettelijke voorschriften met betrekking tot de classificatie van videospelletjes. In één lidstaat worden leeftijdsgrenzen voor films, videocassettes, videospelletjes en abonnementen vermeld [67]. In een andere lidstaat is de verkoop van illegale videospelletjes verboden en de verspreiding van voor minderjarigen potentieel schadelijke videospelletjes aan banden gelegd [68]. Eén lidstaat overweegt videospelletjes naar leeftijdscategorie in te delen [69] en in een andere lidstaat zijn illegale videospelletjes wettelijk verboden [70]. Slechts in een minderheid van de lidstaten wordt de beoordeling van videospelletjes aan zelfregulering overgelaten [71].

[66] Duitsland, Frankrijk, Ierland, Zweden, Finland, Verenigd Koninkrijk

[67] Finland

[68] Duitsland

[69] Zweden

[70] Frankrijk

[71] Duitsland, Denemarken, Frankrijk, Nederland, Zweden, Verenigd Koninkrijk

Slechts drie lidstaten [72] vinden dat hun maatregelen minderjarigen doeltreffend tegen videospelletjes beschermen. Drie lidstaten [73] vinden het nog te vroeg om een standpunt in te nemen.

[72] Oostenrijk, Nederland, Verenigd Koninkrijk

[73] België, Ierland, Zweden

Twee lidstaten [74] hebben in het kader van specifieke initiatieven afstand genomen van de traditie om voor elk informatiekanaal (bijvoorbeeld radio- en televisie-uitzendingen, internet, videocassettes, DVD's en videospelletjes) afzonderlijk een oplossing te zoeken. De initiatieven van beide landen lijken ook te bevestigen dat zelfregulering kan bijdragen tot een betere bescherming van minderjarigen in de audiovisuele media. Voorwaarde is wel dat alle betrokken partijen nauw samenwerken.

[74] Nederland, Verenigd Koninkrijk

In Nederland werd op 1 december 1999 naar aanleiding van de aanbeveling het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media (NICAM) opgericht. Drie ministeries waren bij de oprichting van NICAM betrokken: het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het ministerie van Justitie en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

NICAM verenigt de Nederlandse overheid, commerciële omroeporganisaties, film- en videoproducenten, videotheken, winkels en distributeurs van computerspelletjes. Bovendien onderhouden heel wat academici en andere organisaties en personen contacten met NICAM door hun lidmaatschap van de adviescommissie of de onafhankelijke klachten- en beroepscommissie.

NICAM werd opgericht om voor een doeltreffend en uniform classificatiesysteem voor alle audiovisuele media te zorgen. NICAM stelt classificatierichtsnoeren op, behandelt klachten en is het belangrijkste Nederlandse kenniscentrum op het vlak van de bescherming van jongeren tegen de schadelijke effecten van audiovisuele media. Consumenten, journalisten, politici en al wie bij de classificatie van audiovisuele media betrokken is, kunnen bij NICAM informatie inwinnen over leeftijdscategorieën en andere vormen van classificatie. Voorts wil NICAM consumenten informeren zodat ze op basis van een beschrijving van een computerspelletje, een film of een televisieprogramma rationeel kunnen afwegen of het product al dan niet voor jongeren geschikt is. Deze vorm van informatie is nieuw en vult bestaande en toekomstige classificatiesystemen aan waarbij leeftijd als criterium wordt gehanteerd (bijvoorbeeld het classificatiesysteem van de Nederlandse Filmkeuring).

In het Verenigd Koninkrijk is een witboek over communicatiemiddelen (Communications White Paper) gepubliceerd waarin een nieuw wetgevend kader voor communicatiemiddelen wordt geschetst [75]. Overeenkomstig het witboek zullen voor de meest verbreide omroepdiensten wettelijke codes worden ontwikkeld. Door met het bedrijfsleven samen te werken zullen doeltreffende mede- en zelfregulerende methoden worden ontwikkeld om andere diensten (bijvoorbeeld internet) te beschermen. Steun zal worden verleend aan systemen die mensen een verstandige keuze uit het media-aanbod helpen maken en hen met de media vertrouwd maken. Het witboek verwacht dat duurzame en doeltreffende mechanismen zullen worden ontwikkeld om illegaal materiaal op internet te bestrijden, wat trouwens onder de auspiciën van de Internet Watch Foundation reeds gebeurt. Het witboek vermeldt ook de bevordering van filtreer- en beoordelingssystemen om internetgebruikers te helpen de inhoud van sites voor zichzelf en hun kinderen te controleren. Ten slotte staat het witboek stil bij de plaats die het preclassificatiesysteem voor video's, DVD's en computerspelletjes in de wetgeving inneemt.

[75] www.communicationswhitepaper.gov.uk

4. Conclusie

De aanbeveling verzoekt de lidstaten, het bedrijfsleven, de Commissie en andere betrokken partijen maatregelen te nemen om minderjarigen en de menselijke waardigheid in de omroepwereld en de internetsector beter te beschermen. Bij de goedkeuring van de bovenvermelde resolutie over de controle van ouders heeft het Europees Parlement onlangs beklemtoont dat een veilig klimaat moet worden geschapen. Alles bij elkaar heeft de uitvoering van de aanbeveling na twee jaar bemoedigende resultaten opgeleverd, hoewel het beter was geweest als alle betrokken partijen (en vooral de consumenten) intensiever bij het ontwikkelen van gedragscodes betrokken waren geweest.

De lidstaten hebben de aanbeveling verschillend uitgevoerd. Ondanks de verschillen hebben de meeste lidstaten campagnes voor een veiliger gebruik van internet gevoerd. In een aantal lidstaten hebben nieuwe wetten het licht gezien of is steun aan bepaalde maatregelen (bijvoorbeeld politiemeldpunten ter bestrijding van kinderpornografie) verleend. Gezien de culturele verscheidenheid en de ongelijke ontwikkeling van internet, hoeft het heterogene karakter van de genomen maatregelen niet te verbazen. Twee jaar is bovendien een betrekkelijk korte periode om de aanbeveling volledig uit te voeren.

Niet alle audiovisuele media krijgen evenveel aandacht. Bij de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid gaat de meeste aandacht uit naar internet, wat niet verwonderlijk is aangezien de aanbeveling vooral over internet gaat. Aan videospelletjes wordt het minst aandacht geschonken. Uit een vergelijking blijkt dat de acties van de lidstaten onderling sterk verschillen: sommige lidstaten zetten - met name rond internet - nauwelijks activiteiten op touw, andere lidstaten leveren grote inspanningen om voor de verschillende audiovisuele media een gemeenschappelijk beleid te ontwikkelen.

Vooral via ICRA werkt het bedrijfsleven aan de ontwikkeling van betrouwbare filtreer- en beoordelingssystemen voor internet die aan de culturele waarden van de burgers in de verschillende lidstaten kunnen worden aangepast. Aan digitale televisie heeft het bedrijfsleven minder aandacht besteed. DVB heeft de Commissie te kennen gegeven op dit punt het voortouw te willen nemen. Voorwaarde is dat de Europese wetgever het bedrijfsleven een duidelijk signaal geeft [76].

[76] De laatste alinea van de in voetnoot 65 vermelde brief luidt als volgt: "Het is duidelijk van essentieel belang de opvattingen van de lidstaten en het Europees Parlement op dit punt te kennen, vooraleer nieuwe inspanningen rond een bepaalde methode worden geleverd. Voorwaarde is dat een consensus wordt bereikt."

De Commissie heeft via de uitvoering van het actieplan voor een veiliger internet ertoe bijgedragen dat minderjarigen in de audiovisuele media beter worden beschermd. Op verzoek van de lidstaten en op grond van het actieplan zal de Commissie zich blijven inzetten voor meer Europese en internationale samenwerking.

Hoewel de aanbeveling niet rechtstreeks met de richtlijn "Televisie zonder grenzen" verband houdt, kunnen de resultaten van het evaluatieverslag worden gebruikt voor een eventuele nieuwe richtlijn inzake de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid ten aanzien van alle elektronische inhoud.

Overeenkomstig de bepalingen van de richtlijn zal de Commissie het initiatief nemen voor een volledige evaluatie waarover in alle openheid en op grote schaal met alle betrokken partijen overleg zal worden gepleegd.

Uit de resultaten van het verslag blijkt dat de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid in alle media (internet, televisie, videospelletjes, videocassettes en DVD's) problemen oplevert waarvoor een oplossing moet worden gevonden. Er zullen nog meer inspanningen moeten worden geleverd met het oog op een coherent beleid, vooral omdat met internet-televisie, interactieve uitzendingen en het downloaden van videospelletjes van internet de convergentie nog zal toenemen. Bovendien moeten de gebruikers (inclusief de consumenten) nauwer bij de problematiek worden betrokken. Uit een aantal initiatieven (bijvoorbeeld de oprichting van het NICAM-instituut en het Britse witboek over communicatiemiddelen) blijkt dat veel problemen via mede- of zelfregulering kunnen worden opgelost. Bovendien kunnen deze initiatieven als richtsnoer dienen bij de verdere uitvoering van de aanbeveling.

Bijlage

Vragenlijst

over de Aanbeveling van de Raad van 24 september 1998 betreffende de ontwikkeling van de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten door de bevordering van nationale kaders teneinde een vergelijkbaar en doeltreffend niveau van bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid te bereiken (98/560/EC)

Inleiding

In deel III, punt 4, van bovengenoemde aanbeveling wordt de Commissie gevraagd twee jaar na de goedkeuring ervan een evaluatieverslag bij het Europees Parlement en de Raad in te dienen. Met deze vragenlijst wil de Commissie de nodige informatie en standpunten verzamelen om grondig verslag te kunnen uitbrengen over de doeltreffendheid van de aanbeveling.

Achtergrond

In de audiovisuele sector werden minderjarigen vanouds beschermd door het classificeren van bioscoopfilms en "watersheds" (het uitzenden van televisieprogramma's die schadelijk kunnen zijn voor minderjarigen op tijdstippen waarop er weinig kans is dat zij ernaar kijken). Deze aanpak is meestal gebaseerd op regelgeving. De digitale technologie, in het bijzonder internet, maakt nieuwe manieren mogelijk om audiovisuele inhoud te leveren en te bekijken; daarom zijn nieuwe methoden nodig om minderjarigen te beschermen tegen schadelijke inhoud en om illegale inhoud die de menselijke waardigheid aantast, uit te roeien. Als antwoord op deze uitdaging heeft de Raad op 24 september 1998 een aanbeveling goedgekeurd. Kort samengevat wordt in deze aanbeveling gevraagd nationale zelfreguleringskaders op te richten om de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid in de audiovisuele en internetsector te bevorderen.

De aanbeveling was een rechtstreeks resultaat van de openbare raadpleging over het Groenboek van de Commissie over de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid in de context van de audiovisuele en informatiediensten. Uit de consultatie bleek op sommige punten een duidelijke consensus te bestaan, zoals de behoefte aan een zelfregulerende aanpak ter aanvulling op het wettelijke kader in een omgeving waarin een vrijwel onbeperkte hoeveelheid inhoud van om het even waar ter wereld kan worden aangeboden en geraadpleegd. De resultaten van de raadpleging staan in bijlage I, de tekst van de aanbeveling in bijlage II.

Vragen

Internet

Is er in uw land een vereniging van providers van internetdiensten opgericht- Geef nadere gegevens over de vereniging(en) van providers.

Hebben de providers in uw land een gedragscode opgesteld- Voeg zo mogelijk een kopie ervan bij of geef het internetadres waarop de code kan worden geraadpleegd.

In hoeverre zijn de overheid en de consumenten betrokken bij de opstelling van de gedragscode van de providers- Moeten de overheid en de consumenten worden geraadpleegd wanneer de gedragscode wordt herzien of gewijzigd-

Zijn er in uw land wettelijke voorschriften die specifiek van toepassing zijn op providers en de wijze waarop zij illegale of schadelijke inhoud op het internet moeten aanpakken- Zo ja, welke zijn deze voorschriften-

Zijn er specifieke voorschriften die de providers ertoe verplichten de politie of het gerecht in te lichten over illegale inhoud die de menselijke waardigheid aantast op het internet-

Is er in uw land een meldpunt voor schadelijke of illegale internetinhoud- Zo ja, geef nadere informatie over het (de) meldpunt(en) te verstrekken, bijvoorbeeld internet- en e-mailadres en wijze van financiering.

Hoe groot is ongeveer het gedeelte van de gemelde problematische internetinhoud dat afkomstig is van hosts buiten uw land of buiten de EU-

Welke maatregelen en initiatieven zijn er genomen, hetzij door de overheid, hetzij door de exploitanten, om de meldpunten bij het publiek bekend te maken- Zijn deze maatregelen en initiatieven effectief gebleken-

Indien er meldpunten zijn, geef zo mogelijk een inschatting van hoe doeltreffend het is om de verspreiding en de toegankelijkheid van schadelijke en illegale inhoud te beperken. Het kan daarbij zowel gaan om de publieke opinie als de mening van de exploitanten over de doeltreffendheid van de meldpunten.

Hebben het bedrijfsleven of de overheid, afgezien van eventuele betrokkenheid bij de werkzaamheden die worden gefinancierd door het communautair actieplan ter bevordering van een veiliger gebruik van internet, geprobeerd om in uw land een filtreer- en beoordelingssysteem voor internet in te voeren- Zo ja, hoever is het gevorderd en welke problemen zijn er gerezen-

Verplichten de wet of de desbetreffende gedragscodes de providers ertoe hun abonnees in te lichten over de beschikbare filtreer- en beoordelingssystemen en software om de leeftijd van de gebruikers na te gaan-

Welke maatregelen zijn er op nationaal, lokaal of regionaal niveau getroffen om het publiek voor te lichten over een veiliger gebruik van internet- Maken deze deel uit van een ruimer programma voor "mediaopvoeding"- Worden zij gesteund met overheidsmiddelen, door particuliere financiering (bijvoorbeeld door het bedrijfsleven of verenigingen) of door een combinatie van beide-

Zijn er aanwijzingen dat de ontwikkeling van internet in uw land is vertraagd door ongerustheid bij de bevolking over schadelijke en illegale inhoud die via internet toegankelijk is-

Vindt u dat er op dit vlak voldoende internationale samenwerking is, met name in Europa- Zo niet, welke maatregelen kunnen worden genomen om de samenwerking te verbeteren-

Televisie

Hebben de omroepen in uw land een zelfreguleringssysteem ingevoerd- Gelieve nadere gegevens te verstrekken, met name over het lidmaatschap.

Houdt dit zelfreguleringssysteem een gedragscode voor de bescherming van minderjarigen tegen schadelijke inhoud in- (Let wel: deze vraag betreft geen reclame die speciaal op minderjarigen is gericht, maar audiovisuele inhoud die schadelijk kan zijn voor minderjarigen, ongeacht of deze deel uitmaakt van reclame of gewone programma's.)

Maken de wetgeving of gedragscodes waarschuwingstekens op het scherm verplicht bij mogelijk schadelijke televisieprogramma's- Maken de wetgeving of gedragscodes akoestische waarschuwingen vóór dergelijke programma's verplicht- Zo ja, blijken deze maatregelen doeltreffend te zijn-

Zijn er in uw land omroepen die filterapparatuur gebruiken om te voorkomen dat minderjarigen schadelijke programma's bekijken- Zo ja, welke maatregelen en initiatieven zijn er genomen om ouders en voogden van het bestaan en de werking van deze apparatuur op de hoogte te brengen- Wordt deze apparatuur in uw land doeltreffend geacht om minderjarigen te beschermen-

Software voor videospelletjes

Bestaan er in uw land specifieke wettelijke voorschriften voor de verkoop van videospelletjes- (Deze vraag betreft de fysieke verkoop van software voor videospelletjes, niet het aanbieden op internet van software die op computers kan worden gedownload.

Bestaat er een zelfreguleringssysteem dat zich bezighoudt met het indelen van videospelletjes in leeftijdscategorieën- Zo ja, geef nadere informatie.

Worden de huidige maatregelen om minderjarigen tegen schadelijke videospelletjes te beschermen doeltreffend geacht-

Andere systemen voor het leveren van inhoud

Zijn er in uw land sinds 1998 belangrijke ontwikkelingen geweest op het gebied van beoordelingssystemen voor bioscoop-, video- en DVD-films-

Algemeen

Wordt het gebrek aan samenhang tussen de verschillende beoordelings- en classificatiesystemen voor audiovisuele media (bioskoop, televisie, videocassettes, videospelletjes, internet) in uw land als een probleem beschouwd, bijvoorbeeld omdat het verwarring kan stichten bij de consument- Worden er maatregelen of initiatieven overwogen om meer samenhang te brengen in de wijze waarop audiovisuele media worden beoordeeld en geclassificeerd-

De Commissie is zich ervan bewust dat de overheden van de lidstaten misschien niet in staat zijn om al deze vragen te beantwoorden. Toch verzoeken wij u om de vragen voor zover mogelijk te beantwoorden. Gelieve ook alle aanvullende informatie en zienswijzen ter zake te geven die de Commissie kunnen helpen om de doeltreffendheid te evalueren van de zelfregulerende aanpak zoals bedoeld in de aanbeveling betreffende de bescherming van minderjarigen.