41996A1023(01)

Protocol opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen - Verklaringen van de Lid-Staten bij de aanneming van de akte tot vaststelling van het protocol

Publicatieblad Nr. C 313 van 23/10/1996 blz. 0002 - 0010


BIJLAGE

PROTOCOL opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN bij dit protocol, Lid-Staten van de Europese Unie,

ONDER VERWIJZING NAAR de akte van de Raad van de Europese Unie van 27 september 1996,

WENSEND ERVOOR TE ZORGEN dat hun strafwetgeving doeltreffend bijdraagt tot de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen,

ERKENNEND het belang dat de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen heeft met het oog op de bestrijding van fraude met betrekking tot de communautaire ontvangsten en uitgaven,

ZICH ERVAN BEWUST dat de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen geschaad of bedreigd kunnen worden door andere strafbare feiten, met name daden van omkoping welke begaan kunnen worden tegen of door nationale zowel als communautaire ambtenaren, die belast zijn met de inning, het beheer of de besteding van communautaire middelen waarop zij controle uitoefenen,

OVERWEGENDE dat bij dergelijke daden van omkoping personen van verschillende nationaliteit en in dienst van verschillende openbare instanties of instellingen betrokken kunnen zijn en dat het, ter wille van een doeltreffend optreden tegen dergelijke internationaal vertakte operaties, van belang is dat het laakbare karakter ervan in het strafrecht van de Lid-Staten volgens vergelijkbare maatstaven wordt beoordeeld,

CONSTATEREND dat in verscheidene Lid-Staten de strafwetgeving inzake ambtsdelicten in het algemeen en omkoping in het bijzonder alleen betrekking heeft op handelingen die door of tegen hun nationale ambtenaren worden verricht, en niet of slechts in uitzonderlijke gevallen ook op gedragingen waarbij communautaire ambtenaren of ambtenaren van andere Lid-Staten betrokken zijn,

ERVAN OVERTUIGD dat de nationale wetgevingen moeten worden aangepast voor zover zij daden van omkoping waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden of kunnen worden geschaad en waarbij communautaire ambtenaren of ambtenaren van andere Lid-Staten betrokken zijn, niet strafbaar stellen,

ERVAN OVERTUIGD dat deze aanpassing van de nationale wetgevingen ten aanzien van communautaire ambtenaren voorts niet beperkt mag blijven tot daden van actieve of passieve omkoping, maar ook moet gelden voor andere strafbare feiten die ten koste gaan of kunnen gaan van de ontvangsten of uitgaven van de Europese Gemeenschappen, met inbegrip van feiten gepleegd door of tegen personen die met de hoogste verantwoordelijkheden zijn bekleed,

OVERWEGENDE voorts dat inzake bevoegdheden en onderlinge samenwerking moet worden voorzien in passende regels, waaronder eventueel opheffing van immuniteit, onverminderd de juridische voorwaarden voor de concrete toepassing ervan,

OVERWEGENDE tenslotte dat de relevante bepalingen van de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen toepasselijk moeten worden gemaakt op de in dit protocol bedoelde strafbare feiten,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit protocol bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen:

1. a) wordt onder "ambtenaar" verstaan, een "communautair" of een "nationaal" ambtenaar, met inbegrip van elke nationale ambtenaar van een andere Lid-Staat;

b) wordt onder "communautair ambtenaar" verstaan:

- eenieder die bij overeenkomst is aangesteld in de hoedanigheid van ambtenaar of ander personeelslid in de zin van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen;

- eenieder die door de Lid-Staten of door een overheids- of particuliere instelling ter beschikking van de Europese Gemeenschappen is gesteld om daar functies uit te oefenen die overeenstemmen met de functies die worden uitgeoefend door ambtenaren of andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen;

Met ambtenaren van de Europese Gemeenschappen worden gelijkgesteld de leden van de organen die overeenkomstig de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen in het leven zijn geroepen, alsook de personeelsleden van deze organen, voor zover het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen niet voor hen geldt;

c) wordt de term "nationaal ambtenaar" uitgelegd overeenkomstig de definitie van "ambtenaar" of "overheidspersoon" in de zin van het nationale recht van de Lid-Staat waar de betrokkene die hoedanigheid heeft voor de toepassing van het strafrecht van die Lid-Staat.

Wanneer een Lid-Staat echter strafvervolging instelt tegen een ambtenaar van een andere Lid-Staat, behoeft deze de definitie van "nationaal ambtenaar" alleen toe te passen voor zover dat verenigbaar is met zijn nationale recht;

2. wordt onder "Overeenkomst" verstaan: de Overeenkomst die op 26 juli 1995 is vastgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (1).

Artikel 2

Passieve corruptie

1. Voor de toepassing van dit protocol bestaat passieve corruptie in het feit dat een ambtenaar opzettelijk, onmiddellijk of middellijk, voordelen, ongeacht de aard daarvan, voor zichzelf of voor een ander aanneemt of vraagt, dan wel ingaat op een desbetreffende toezegging teneinde in strijd met zijn ambtsplicht, een ambtshandeling of een handeling in de uitoefening van zijn ambt te verrichten of na te laten, waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden of kunnen worden geschaad.

2. Elke Lid-Staat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde gedragingen strafbaar worden gesteld.

Artikel 3

Actieve corruptie

1. Voor de toepassing van dit protocol bestaat actieve omkoping in het feit dat iemand opzettelijk een ambtenaar onmiddellijk of middellijk een voordeel, ongeacht de aard daarvan, voor hemzelf of voor een ander belooft of verstrekt, om in strijd met zijn ambtsplicht een ambtshandeling of een handeling in de uitoefening van zijn ambt te verrichten of na te laten, waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden of kunnen worden geschaad.

2. Elke Lid-Staat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde gedragingen strafbaar worden gesteld.

Artikel 4

Assimilatie

1. Elke Lid-Staat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in zijn strafrecht de omschrijving van de overtredingen die één van de in artikel 1 van de Overeenkomst bedoelde gedragingen uitmaken en die worden begaan door zijn nationale ambtenaren in de uitoefening van hun ambt, ook van toepassing is in gevallen waarin de feiten worden begaan door communautaire ambtenaren in de uitoefening van hun ambt.

2. Elke Lid-Staat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat in zijn strafrecht de in lid 1 en de artikelen 2 en 3 bedoelde omschrijvingen van overtredingen die door of tegen ministers van zijn regering, verkozen leden van zijn Parlement, leden van zijn hoogste rechterlijke instanties of van de Rekenkamer in de uitoefening van hun ambt worden gepleegd, ook van toepassing zijn in gevallen waarin de feiten worden gepleegd door of tegen leden van respectievelijk de Commissie van de Europese Gemeenschappen, het Europees Parlement, het Hof van Justitie en de Rekenkamer van de Europese Gemeenschappen in de uitoefening van hun ambt.

3. Wanneer in een Lid-Staat speciale wetgeving is uitgevaardigd met betrekking tot handelen of nalaten waarvoor ministers van zijn regering verantwoordelijk zijn op grond van hun bijzondere politieke positie in die Lid-Staat, is het bepaalde in lid 2, niet noodzakelijk van toepassing op die wetgeving, op voorwaarde dat de Lid-Staat ervoor zorgt dat leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen vallen onder de strafwetgeving ter uitvoering van de artikelen 2, 3 en 4, lid 1.

4. De vorige leden laten de in elke Lid-Staat van toepassing zijnde bepalingen inzake de strafrechtelijke procedure en de vaststelling van de bevoegde gerechten, onverlet.

5. Dit protocol is van toepassing onverminderd de bepalingen van de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, van de Statuten van het Hof van Justitie, en van de teksten ter uitvoering daarvan, betreffende de opheffing van de immuniteiten.

Artikel 5

Sancties

1. Elke Lid-Staat treft de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 2 en 3 bedoelde gedragingen alsmede medeplichtigheid aan en uitlokking van die gedragingen, worden gestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen, waaronder, ten minste in ernstige gevallen, vrijheidsstraffen die aanleiding kunnen geven tot uitlevering.

2. Lid 1 geldt onverminderd de uitoefening van disciplinaire bevoegdheden tegen nationale of communautaire ambtenaren door de bevoegde instanties. De nationale rechterlijke instanties kunnen bij de straftoemeting op grond van de beginselen van hun nationale recht rekening houden met eventuele disciplinaire straffen die dezelfde persoon voor dezelfde gedragingen reeds zijn opgelegd.

Artikel 6

Rechtsmacht

1. Elke Lid-Staat treft de nodige maatregelen om zijn rechtsmacht te vestigen ten aanzien van de overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 4 strafbaar gestelde feiten in de volgende gevallen:

a) het strafbare feit wordt geheel of gedeeltelijk op zijn grondgebied gepleegd,

b) de dader van het strafbare feit is een onderdaan of een ambtenaar van de betrokken Lid-Staat,

c) het strafbare feit is gepleegd tegen een van de in artikel 1 genoemde personen, of tegen een lid van de in artikel 4, lid 2, bedoelde instellingen, die onderdaan is van de betrokken Lid-Staat,

d) de dader van het strafbare feit is communautair ambtenaar in dienst van een Instelling van de Europese Gemeenschappen of van een overeenkomstig de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen ingesteld orgaan dat zijn zetel in de betrokken Lid-Staat heeft.

2. Elke Lid-Staat kan bij de in artikel 9, lid 2, bedoelde kennisgeving verklaren dat hij een of meer van de in lid 1, onder b), c) en d), genoemde regels niet of alleen in bepaalde gevallen of onder bepaalde voorwaarden toepast.

Artikel 7

Verband met de Overeenkomst

1. Artikel 3, artikel 5, de leden 1, 2 en 4, en artikel 6 van de Overeenkomst zijn ook van toepassing alsof naar de in de artikelen 2, 3 en 4 van dit protocol bedoelde gedragingen verwezen was.

2. Op dit protocol zijn tevens de volgende bepalingen van de Overeenkomst van toepassing:

- artikel 7, met dien verstande dat verklaringen in de zin van artikel 7, lid 2, van de Overeenkomst ook voor dit protocol gelden, tenzij bij de in artikel 9, lid 2, bedoelde kennisgeving anders wordt bepaald,

- artikel 9,

- artikel 10.

Artikel 8

Hof van Justitie

1. Geschillen tussen de Lid-Staten over de uitlegging of de toepassing van dit protocol worden, met het oog op een oplossing, in een eerste fase in de Raad besproken volgens de procedure van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Indien binnen zes maanden geen oplossing is gevonden, kan de zaak door een bij het geschil betrokken partij aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden voorgelegd.

2. Ieder geschil tussen een of meer Lid-Staten en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende artikel 1, met uitzondering van punt 1, onder c), en betreffende de artikelen 2, 3 en 4 en artikel 7, lid 2, derde streepje, van dit protocol, dat niet door onderhandelingen kon worden opgelost, kan aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen worden voorgelegd.

Artikel 9

Inwerkingtreding

1. Dit protocol wordt de Lid-Staten ter aanneming volgens hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen voorgelegd.

2. De Lid-Staten stellen de Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de voltooiing van de overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen voor de aanneming van dit protocol vereiste procedures.

3. Dit protocol treedt in werking negentig dagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving door de Lid-Staat van de Europese Unie die als laatste daartoe overgaat. Indien de Overeenkomst evenwel op die datum nog niet in werking is getreden, treedt het protocol in werking op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst.

Artikel 10

Toetreding van nieuwe Lid-Staten

1. Elke Staat die lid wordt van de Europese Unie, kan tot dit protocol toetreden.

2. De door de Raad van de Europese Unie vastgestelde tekst van dit protocol in de taal van de toetredende Staat, is authentiek.

3. De akten van toetreding worden neergelegd bij depositaris.

4. Dit protocol treedt ten aanzien van elke toetredende Staat in werking negentig dagen nadat diens akte van toetreding is neergelegd, of op de datum van zijn inwerkingtreding indien dit protocol bij het verstrijken van de genoemde periode van negentig dagen nog niet in werking is getreden.

Artikel 11

Voorbehouden

1. Behoudens in het in artikel 6, lid 2, genoemde geval, kunnen er geen voorbehouden worden gemaakt.

2. Lid-Staten die een voorbehoud hebben gemaakt, kunnen dat te allen tijde geheel of gedeeltelijk intrekken door middel van een kennisgeving aan de depositaris. De intrekking wordt van kracht op de datum waarop de depositaris de kennisgeving ontvangt.

Artikel 12

Depositaris

1. De Secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is depositaris van dit protocol.

2. De depositaris maakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen de stand van de aannemingen en toetredingen, alsmede de verklaringen, voorbehouden en andere kennisgevingen met betrekking tot dit protocol bekend.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gezet.

Opgesteld in één exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, dat wordt nedergelegd in het archief van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Pour le gouvernement du Royaume de Belgique

Voor de Regering van het Koninkrijk België

Für die Regierung des Königreichs Belgien

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

For regeringen for Kongeriget Danmark

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Für die Regierung der Bundesrepublik Deutschland

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Ãéá ôçí ÊõâÝñíçóç ôçò ÅëëçíéêÞò Äçìïêñáôßáò

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Pour le gouvernement de la République française

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Thar ceann Rialtas na hÉireann

For the Government of Ireland

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Per il Governo della Repubblica italiana

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Pour le gouvernement du Grand-Duché de Luxembourg

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Voor de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Für die Regierung der Republik Österreich

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Pelo Governo da República Portuguesa

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Suomen hallituksen puolesta

På finska regeringens vägnar

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

På svenska regeringens vägnar

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

For the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

Por el Gobierno del Reino de España

>REFERENTIE NAAR EEN FILM>

(1) PB nr. C 316 van 27. 11. 1995, blz. 49.

BIJLAGE

Verklaringen van de Lid-Staten bij de aanneming van de akte tot vaststelling van het protocol

1. Verklaring van de Duitse delegatie:

"De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland geeft haar voornemen te kennen om ten aanzien van het protocol bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen (ambtenaren), voor de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen inzake de prejudiciële-beslissingsprocedure binnen dezelfde termijn dezelfde regeling tot stand te brengen als waarnaar ten aanzien van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen wordt gestreefd.".

2. Gezamenlijke verklaring van de Belgische, de Luxemburgse en de Nederlandse delegatie:

"De Regeringen van het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg zijn van oordeel dat, om de inwerkingtreding van het onderhavige protocol mogelijk te maken, vóór eind november 1996 en bevredigende oplossing moet worden gevonden met betrekking tot de bevoegdheid die voor de interpretatie van dit protocol aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen moet worden toegekend, bij voorkeur in het kader van de lopende besprekingen over het verlenen van een prejudiciële bevoegdheid aan het Hof van Justitie voor de interpretatie van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.".

3. Verklaring van de Oostenrijkse delegatie:

"Oostenrijk gaat ervan uit dat de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in prejudiciële zaken binnen afzienbare tijd op positieve wijze geregeld wordt en zal zich daar in de toekomst ook voor inzetten.".