14.3.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 71/10 |
VERORDENING (EU) 2018/395 VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2018
tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 8, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie moet de nodige uitvoeringsbepalingen vaststellen om veilige omstandigheden voor vluchtuitvoeringen met ballonnen tot stand te brengen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008, voor zover die luchtvaartuigen voldoen aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b) en c), van die verordening. |
(2) |
Gezien het specifieke karakter van vluchtuitvoeringen met ballonnen moeten specifieke vluchtuitvoeringsvoorschriften worden opgesteld en vastgelegd in een afzonderlijke verordening. Die voorschriften moeten gebaseerd zijn op de algemene voorschriften voor vluchtuitvoeringen die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (2), maar ze moeten worden geherstructureerd en vereenvoudigd, zodat ze evenredig zijn en gebaseerd zijn op een risicogebaseerde benadering, en zodat tegelijk wordt gegarandeerd dat vluchtuitvoeringen met ballonnen veilig worden verricht. |
(3) |
De specifieke voorschriften voor vluchtuitvoeringen met ballonnen mogen echter geen betrekking hebben op de eisen met betrekking tot toezicht op vluchtuitvoeringen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, aangezien die voorschriften niet specifiek zijn voor een bepaald type vluchtuitvoering, maar horizontaal van toepassing zijn op alle vluchtuitvoeringen. Wat toezicht betreft, blijven de voorschriften van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 965/2012 en bijlage II bij die verordening ook van toepassing op vluchtuitvoeringen met ballonnen. |
(4) |
In het belang van de veiligheid, en met het oog op de naleving van de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008, zijn alle onder deze verordening vallende exploitanten van ballonnen, met uitzondering van ontwerp- of productieorganisaties die bepaalde activiteiten verrichten, onderworpen aan een reeks basisvoorschriften. |
(5) |
Om passagiers van ballonnen extra bescherming te bieden, moet worden voorzien in bepaalde aanvullende voorschriften voor exploitanten die betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen; deze voorschriften gelden in aanvulling op de basisvoorschriften. |
(6) |
In deze aanvullende voorschriften moet rekening worden gehouden met het minder complexe karakter van commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen, in vergelijking met andere vormen van commerciële luchtvaart; voorts moeten deze aanvullende voorschriften evenredig zijn en op een risicogebaseerde benadering gestoeld zijn. Het is dan ook passend om het bij artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 216/2008 vereiste certificaat voor commerciële vluchtuitvoeringen te vervangen door een verplichting om een voorafgaande verklaring in te dienen bij de bevoegde autoriteit; er moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld voor het opstellen van dergelijke verklaringen, samen met bepaalde andere aanvullende voorschriften. |
(7) |
Gezien het relatief lage niveau van complexiteit en de risicogebaseerde benadering moeten exploitanten die betrokken zijn bij bepaalde commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen worden vrijgesteld van de certificeringseis en van die aanvullende voorschriften, waaronder de verplichting om een voorafgaande verklaring in te dienen. Ze moeten alleen worden onderworpen aan de basisvoorschriften van de onderhavige verordening die van toepassing zijn op alle onder deze verordening vallende vluchtuitvoeringen met ballonnen. |
(8) |
Om een vlotte overgang te garanderen en verstoringen ten gevolge van de invoering van de in deze verordening vastgestelde nieuwe, specifieke regeling voor vluchtuitvoeringen met ballonnen zo veel mogelijk te vermijden, blijven alle certificaten, vergunningen en goedkeuringen die aan exploitanten van ballonnen zijn afgegeven overeenkomstig de regels die vóór de datum van toepassing van deze verordening van toepassing waren, geldig en worden ze geacht een verklaring te vormen in de zin van deze verordening, voor een beperkte periode. Na het verstrijken van die periode moeten alle exploitanten die betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen een verklaring indienen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening. |
(9) |
Om een vlotte overgang te garanderen en alle betrokken partijen voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op de toepassing van die nieuwe regeling, wordt deze verordening pas met ingang van een passende latere datum van toepassing. |
(10) |
Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsvoorschriften opgesteld en deze als advies (3) bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder b), en artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. In deze verordening worden gedetailleerd voorschriften voor vluchtuitvoeringen met ballonnen vastgesteld, voor zover die luchtvaartuigen voldoen aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 216/2008.
2. Deze verordening is niet van toepassing op vluchtuitvoeringen met verankerde gasballonnen.
Artikel 2
Definities
Met het oog op de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. „ballon”: een bemand luchtvaartuig dat lichter is dan lucht, niet door een motor wordt aangedreven en in de lucht blijft door middel van gas dat lichter is dan lucht of een brander waarmee de lucht wordt verhit, m.i.v. gasballonnen, heteluchtballonnen, gas-luchtballonnen en, motoraangedreven, luchtschepen met hete lucht;
2. „gasballon”: een vrije ballon die opstijgt dankzij een gas dat lichter is dan lucht;
3. „verankerde gasballon”: een ballon met een verankeringssysteem waarmee de ballon tijdens de vluchtuitvoering permanent aan een vast punt verankerd blijft;
4. „vrije ballon”: een ballon die niet permanent verankerd is aan een vast punt tijdens de vluchtuitvoering;
5. „heteluchtballon”: een vrije ballon die opstijgt dankzij verwarmde lucht;
6. „gas-luchtballon”: een vrije ballon die opstijgt dankzij een combinatie van verwarmde lucht en een niet-ontvlambaar gas dat lichter is dan lucht;
7. „hetelucht-luchtschip”: een motoraangedreven heteluchtballon, waarbij de motor geen stijgkracht creëert;
8. „wedstrijdvlucht”: een vluchtuitvoering met een ballon met het oog op deelname aan vliegwedstrijden, met inbegrip van oefenvluchten voor een dergelijke vluchtuitvoering en vluchten naar en van vliegwedstrijden;
9. „luchtvaartvertoning”: een vluchtuitvoering met een ballon met het oog op het geven van een demonstratie of het verschaffen van amusement tijdens een voor het publiek opengesteld, aangekondigd evenement, met inbegrip van oefenvluchten voor een dergelijke vluchtuitvoering en vluchten naar en van het aangekondigde evenement;
10. „kennismakingsvlucht”: een rondvlucht van korte duur tegen een beloning of andere vergoeding, die wordt aangeboden door een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1178/2011 erkende opleidingsorganisatie (4) of een organisatie die de luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen wil promoten, met het oog op het aantrekken van nieuwe stagiairs of leden;
11. „hoofdvestiging”: het hoofdkantoor of de maatschappelijke zetel van de exploitant van de ballon, waar de belangrijkste financiële functies en de operationele controle over de in deze verordening bedoelde activiteiten worden verricht;
12. „dryleaseovereenkomst”: een overeenkomst tussen ondernemingen krachtens welke de ballon wordt geëxploiteerd onder verantwoordelijkheid van de huurder.
Artikel 3
Vluchtuitvoeringen
1. Exploitanten van ballonnen verrichten vluchtuitvoeringen met de ballon overeenkomstig de voorschriften van subdeel BAS van bijlage II.
De eerste alinea is echter niet van toepassing op ontwerp- of productieorganisaties die voldoen aan de artikelen 8 en 9 van Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie (5) en die, binnen hun bevoegheidsgebied, vluchtuitvoeringen met ballonnen verrichten met het oog op de introductie of wijziging van ballontypes.
2. Bij wijze van uitzondering op artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 216/2008 is de in dat artikel vervatte certificeringsverplichting niet van toepassing op exploitanten die betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen.
Die exploitanten mogen dergelijke vluchtuitvoeringen alleen verrichten nadat zij aan de bevoegde autoriteit hebben verklaard over de capaciteiten en middelen te beschikken om zich te kwijten van hun verantwoordelijkheden met betrekking tot vluchtuitvoeringen met de ballon. Ze leggen die verklaring af en verrichten vluchtuitvoeringen met de ballon overeenkomstig de voorschriften van subdeel ADD van bijlage II, naast de in subdeel BAS uiteengezetten voorschriften.
De tweede alinea is echter niet van toepassing op exploitanten die betrokken zijn bij de volgende vluchtuitvoeringen met ballonnen:
a) |
vluchtuitvoeringen waarbij de kosten worden gedeeld door vier personen of minder, met inbegrip van de piloot, voor zover de directe kosten van de vlucht met de ballon en een proportioneel gedeelte van de jaarlijkse kosten voor de opslag, de verzekering en het onderhoud van de ballon door al die personen worden gedeeld; |
b) |
wedstrijdvluchten of luchtvaartvertoningen, voor zover de beloning of andere vergoeding voor dergelijke vluchten beperkt is tot de directe kosten van de vlucht met de ballon en een proportioneel gedeelte van de jaarlijkse kosten voor de opslag, de verzekering en het onderhoud van de ballon, en dat alle eventuele prijzen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde waarde niet overschrijden; |
c) |
kennismakingsvluchten met vier personen of minder, met inbegrip van de piloot, en parachuteringsvluchten, uitgevoerd door een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1178/2011 goedgekeurde opleidingsorganisatie met hoofdvestiging in een lidstaat of door een organisatie die is opgericht voor het promoten van de vliegsport of luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen, voor zover de organisatie de vluchtuitvoeringen met de ballon verricht op basis van eigendom of een dryleaseovereenkomst, dat de vlucht geen winst oplevert die buiten de organisatie wordt uitgekeerd en dat dergelijke vluchten slechts een marginale activiteit vormen voor de organisatie; |
d) |
opleidingsvluchten, uitgevoerd door een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1178/2011 goedgekeurde opleidingsorganisatie met hoofdvestiging in een lidstaat. |
Artikel 4
Overgangsbepalingen
Certificaten, vergunningen en goedkeuringen die vóór 8 april 2019 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 of overeenkomstig de bepalingen van de nationale wetgeving die in overeenstemming zijn met artikel 10, leden 2, 3 en 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 965/2012, door de lidstaten zijn afgegeven aan exploitanten van ballonnen, blijven geldig tot 8 oktober 2019.
Tot 8 oktober 2019 wordt elke verwijzing in deze verordening naar een verklaring begrepen als een verwijzing naar de certificaten, vergunningen of goedkeuringen die vóór 8 april 2019 door de lidstaten zijn afgegeven.
Artikel 5
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 8 april 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).
(3) Advies nr. 01/2016 van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart van 6 januari 2016 inzake een verordening van de Commissie inzake de herziening van de uitvoeringsvoorschriften voor ballonnen.
(4) Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).
BIJLAGE I
DEFINITIES
[DEEL-DEF]
Met het oog op de toepassing van bijlage II wordt verstaan onder:
1. „aanvaardbare wijzen van naleving (Acceptable Means of Compliance, AMC)”: door het Agentschap vastgestelde niet-bindende normen waarin is aangegeven met welke middelen Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan kunnen worden nageleefd;
2. „alternatieve wijzen van naleving (Alternative Means of Compliance, AltMoC)”: wijzen van naleving die een alternatief voorstellen op een bestaande aanvaardbare wijze van naleving of die een nieuwe methode voorstellen om overeenstemming te bereiken met Verordening (EG) nr. 216/2008 en de uitvoeringsvoorschriften daarvan waarvoor het Agentschap geen bijbehorende aanvaardbare wijzen van naleving heeft vastgesteld;
3. „gezagvoerder”: de piloot aan wie het gezag over het luchtvaartuig is toegewezen en die verantwoordelijk is voor de veilige uitvoering van de vlucht;
4. „bemanningslid”: een persoon die door een exploitant is aangesteld om taken aan boord van de ballon of, voor zover de taken rechtstreeks verband houden met de vluchtuitvoering met de ballon, op de grond uit te voeren;
5. „cockpitbemanningslid”: een bemanningslid dat in het bezit is van een bewijs van bevoegdheid en belast is met taken die van essentieel belang zijn voor de vluchtuitvoering met een luchtvaartuig tijdens een vluchtdienstperiode;
6. „psychoactieve stoffen”: alcohol, opioïden, cannabinoïden, sedativa en hypnotica, cocaïne, andere psychostimulantia, hallucinogene middelen en vluchtige oplosmiddelen, met uitzondering van koffie en tabak;
7. „ongeval”: een voorval dat verband houdt met de vluchtuitvoering met een ballon, tussen het ogenblik waarop begonnen wordt met het opblazen van de ballon en het ogenblik waarop de ballon volledig is leeggelopen, en waarbij:
(a) |
een persoon dodelijk of ernstig verwond raakt omdat hij zich in de ballon bevond of rechtstreeks in contact kwam met een onderdeel van de ballon, met inbegrip van onderdelen die van de ballon zijn losgekomen, maar met uitzondering van verwondingen die een natuurlijke oorzaak hebben of die zelf of door anderen zijn toegebracht; |
(b) |
de ballon schade of een structureel defect oploopt dat de sterkte van de structuur, de prestaties of de vliegkenmerken van de ballon negatief beïnvloedt en ingrijpende herstelwerkzaamheden of vervanging van het desbetreffende onderdeel vereist, of |
(c) |
de ballon vermist is of volledig ontoegankelijk is; |
8. „incident”: een voorval, anders dan een ongeval, dat verband houdt met de vluchtuitvoering met een ballon en dat de veiligheid van de vluchtuitvoering beïnvloedt of kan beïnvloeden;
9. „ernstig incident”: een voorval dat verband houdt met de vluchtuitvoering met een ballon, tussen het ogenblik waarop begonnen wordt met het opblazen van de ballon en het ogenblik waarop de ballon volledig is leeggelopen, en waarbij de kans op een ongeval groot was;
10. „kritieke vluchtfasen”: opstijgen, eindnadering, afgebroken nadering, landen en alle andere vluchtfasen die door de gezagvoerder als kritiek voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon worden bestempeld;
11. „vlieghandboek van het luchtvaartuig (Aircraft Flight Manual, AFM)”: het document dat de toepasselijke en goedgekeurde vluchtuitvoeringsbeperkingen en informatie over de ballon bevat;
12. „gevaarlijke goederen”: artikelen of stoffen die een gevaar kunnen inhouden voor de gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu en die voorkomen op de lijst van gevaarlijke goederen in de technische voorschriften of die als zodanig moeten worden ingedeeld overeenkomstig die voorschriften;
13. „technische voorschriften”: de meest recente toepasselijke uitgave van de „Technical Instructions for the Safe Transport of Dangerous Goods by Air”, met inbegrip van het supplement en eventuele addenda, gepubliceerd door de ICAO in document 9284-AN/905;
14. „vluchtuitvoeringslocatie”: een locatie die door de gezagvoerder of de exploitant is uitgekozen voor landen, opstijgen of activiteiten in verband met externe lading;
15. „tanken”: het vullen van brandstofcilinders of brandstoftanks uit een externe bron, met uitzondering van het vervangen van brandstofcilinders;
16. „nacht”: de periode tussen het einde van de burgerlijke avondschemering en het begin van de burgerlijke ochtendschemering. De burgerlijke schemering eindigt 's avonds wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat en begint 's morgens wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat;
17. „gespecialiseerde vluchtuitvoering met een ballon”: een commerciële of niet-commerciële vluchtuitvoering met een ballon die niet als belangrijkste doel heeft passagiers te vervoeren voor sightseeing of vliegervaringen, maar voor parachutesprongen, zeilvliegdroppings, luchtvaartvertoningen, competitievluchten of soortgelijke gespecialiseerde activiteiten;
18. „verkeerslading”: de totale massa van passagiers, bagage en draagbare gespecialiseerde apparatuur;
19. „lege massa van de luchtballon”: de massa die wordt bepaald door weging van de luchtballon inclusief alle geïnstalleerde apparatuur vermeld in het vlieghandboek;
20. „wetleaseovereenkomst”: een overeenkomst tussen exploitanten krachtens welke de ballon wordt geëxploiteerd onder verantwoordelijkheid van de verhuurder;
21. „commerciële ballonvluchten met passagiers”: een vorm van commercieel luchtvervoer met een ballon waarbij passagiers tegen vergoeding of andere beloning worden meegenomen op sightseeing- of vliegervaringsvluchten;
22. „commercieel luchtvervoer”: een vluchtuitvoering met een luchtvaartuig voor het vervoer van passagiers, vracht of post tegen vergoeding of andere beloning.
BIJLAGE II
VLUCHTUITVOERINGEN MET BALLONNEN
[DEEL-BOP]
SUBDEEL BAS
OPERATIONELE BASISVOORSCHRIFTEN
Afdeling 1
Algemene voorschriften
BOP.BAS.001 Toepassingsgebied
Overeenkomstig artikel 3 zijn in dit subdeel de voorschriften vastgesteld waaraan moet worden voldaan door alle exploitanten van ballonnen, met uitzondering van de ontwerp- of productieorganisaties als bedoeld in artikel 3, lid 1, tweede alinea.
BOP.BAS.005 Bevoegde autoriteit
De bevoegde autoriteit is de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of, als de exploitant geen hoofdvestiging heeft, de plaats waar de exploitant is gevestigd of verblijft. Die autoriteit is onderworpen aan de voorschriften van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 965/2012, overeenkomstig artikel 1, lid 7, van die verordening.
BOP.BAS.010 Bewijzen van naleving
a) |
Wanneer een exploitant daarom wordt verzocht door de bevoegde autoriteit die de blijvende naleving verifieert overeenkomstig punt ARO.GEN.300(a)(2) van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012, moet hij aantonen dat hij voldoet aan de essentiële voorschriften van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 en aan de voorschriften van de onderhavige verordening. |
b) |
Om dit aan te tonen, dient de exploitant dient een van de volgende middelen te gebruiken:
|
BOP.BAS.015 Kennismakingsvluchten
Kennismakingsvluchten:
a) |
worden overdag uitgevoerd volgens zichtvliegvoorschriften (VFR), en |
b) |
staan onder veiligheidstoezicht door een persoon die is aangewezen door de organisatie die de kennismakingsvluchten uitvoert. |
BOP.BAS.020 Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem
De exploitant legt het volgende ten uitvoer:
a) |
veiligheidsmaatregelen waarvoor de bevoegde autoriteit opdracht heeft gegeven overeenkomstig punt c) van ARO.GEN.135 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012, en |
b) |
luchtwaardigheidsrichtlijnen en andere verplichte informatie die door het Agentschap is uitgegeven overeenkomstig punt j) van artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008. |
BOP.BAS.025 Aanwijzing als gezagvoerder
De exploitant wijst een gezagvoerder aan die gekwalificeerd is om als gezagvoerder op te treden overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.
BOP.BAS.030 Verantwoordelijkheden van de gezagvoerder
a) |
De gezagvoerder:
|
b) |
In een van de volgende situaties vervult de gezagvoerder geen taken aan boord van een ballon:
|
c) |
Wanneer bemanningsleden betrokken zijn bij de vluchtuitvoering met een ballon, ziet de gezagvoerder erop toe dat:
|
BOP.BAS.035 Bevoegdheid van de gezagvoerder
De gezagvoerder heeft de bevoegdheid om:
a) |
alle opdrachten te geven en alle passende maatregelen te nemen voor het waarborgen van de veiligheid van de ballon en van alle personen of eigendommen die daarin worden vervoerd, en |
b) |
te weigeren personen te laten instappen of bagage te vervoeren indien zij de veiligheid van de ballon of de daarin vervoerde personen of eigendommen in gevaar kunnen brengen. |
BOP.BAS.040 Verantwoordelijkheden van bemanningsleden
a) |
Elk bemanningslid is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van zijn of haar taken met betrekking tot de vluchtuitvoering met de ballon. |
b) |
Bemanningsleden voeren geen taken uit aan boord van een ballon wanneer zij, om welke reden dan ook, waaronder verwondingen, ziekte, medicatie, vermoeidheid of de effecten van een psychoactieve stof, niet in staat zijn dit te doen, of zich om een andere reden ongeschikt voelen. |
c) |
Bemanningsleden melden het volgende aan de gezagvoerder:
|
d) |
Elk bemanningslid dat taken verricht voor meerdere exploitanten:
|
BOP.BAS.045 Naleving van wetten, regels en procedures
a) |
De gezagvoerder en alle andere bemanningsleden leven de wetten, regels en procedures na van de staten waarin vluchtuitvoeringen worden verricht. |
b) |
De gezagvoerder is vertrouwd met de wetten, regels en procedures die van belang zijn voor de uitvoering van zijn of haar taken in de overvlogen gebieden, de gebruikte vluchtuitvoeringslocaties en de daarmee samenhangende luchtvaartnavigatiefaciliteiten. |
BOP.BAS.050 Documenten, handleidingen en informatie die moeten worden meegenomen aan boord
a) |
Het origineel of een kopie van alle volgende documenten, handleidingen en informatie wordt meegenomen op elke vlucht:
|
b) |
Het origineel of een kopie van alle volgende documenten, handleidingen en informatie wordt meegenomen op elke vlucht of wordt bewaard in de volgauto:
|
c) |
Indien de bevoegde autoriteit daarom vraagt, stelt de gezagvoerder of de exploitant de originele documenten binnen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde termijn, die niet minder dan 24 uur mag bedragen, ter beschikking van de bevoegde autoriteit. |
BOP.BAS.055 Gevaarlijke goederen
a) |
Het vervoer van gevaarlijke goederen aan boord van de ballon vindt plaats overeenkomstig de eisen van bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago, zoals laatstelijk gewijzigd en aangevuld door de technische voorschriften. |
b) |
De gezagvoerder neemt alle redelijke maatregelen om te voorkomen dat onbedoeld gevaarlijke goederen aan boord van de ballon worden vervoerd. |
c) |
Voor zover het vervoer aan boord van redelijke hoeveelheden artikelen en stoffen die anders als gevaarlijke goederen zouden worden geclassificeerd en die gebruikt worden om de veiligheid van de vlucht te faciliteren, raadzaam is om te garanderen dat ze tijdig beschikbaar zijn voor operationele doeleinden, wordt dit vervoer toegestaan overeenkomstig punt 2.2.1, onder a), van deel 1 van de technische voorschriften, ongeacht of deze artikelen en stoffen al dan niet moeten worden vervoerd of bestemd zijn om te worden gebruikt in verband met een specifieke vlucht. De gezagvoerder ziet erop toe dat deze artikelen en stoffen zodanig worden verpakt en in de ballon worden geladen dat ze tijdens de vluchtuitvoering zo weinig mogelijk risico inhouden voor de bemanningsleden, passagiers en de ballon. |
d) |
De gezagvoerder of, als de gezagvoerder niet in staat is zijn taken uit te voeren, de exploitant meldt onverwijld alle ongevallen of incidenten met gevaarlijke goederen aan de instantie voor veiligheidsonderzoeken in de staat op wiens grondgebied het voorval plaatsvond, aan de noodhulpdiensten van die staat, aan alle andere autoriteiten die door die staat zijn aangewezen en aan de bevoegde autoriteit. |
BOP.BAS.060 Lossen van gevaarlijke goederen
a) |
De gezagvoerder mag geen gevaarlijke goederen lossen als hij of zij een ballonvlucht uitvoert boven dichtbevolkte steden, gemeenten of woongebieden of boven grote toeschouwersmenigten in de openlucht. |
b) |
Onverminderd het bepaalde onder a) mogen parachutisten de ballon verlaten voor een demonstratie parachutespringen boven dichtbevolkte gebieden of boven grote toeschouwersmenigten in de openlucht terwijl ze rookmachines dragen, mits deze machines voor dit doel zijn vervaardigd. |
BOP.BAS.065 Ballonlogboek
Voor elke vlucht of reeks vluchten worden nadere gegevens over de ballon, de bemanning en elke reis geregistreerd in de vorm van een ballonlogboek of gelijkwaardig document.
Afdeling 2
Vluchtuitvoeringsprocedures
BOP.BAS.100 Gebruik van vluchtuitvoeringslocaties
De gezagvoerder mag alleen vluchtuitvoeringslocaties gebruiken die geschikt zijn voor het desbetreffende type ballon en de desbetreffende vluchtuitvoering.
BOP.BAS.105 Procedures ter beperking van geluidshinder
De gezagvoerder houdt rekening met vluchtuitvoeringsprocedures om het effect van het lawaai van verwarmingssystemen tot een minimum te beperken, maar ziet er tegelijk op toe dat veiligheid voorrang heeft op de beperking van geluidshinder.
BOP.BAS.110 Voorraad en planning van brandstof en ballast
De gezagvoerder begint een vlucht alleen als zich aan boord van de ballon voldoende reservebrandstof of ballast bevinden om een veilige landing te garanderen.
BOP.BAS.115 Passagiersbriefing
De gezagvoerder ziet erop toe dat de passagiers vóór en, voor zover passend, tijdens de vlucht een briefing krijgen over normale, abnormale en noodprocedures.
BOP.BAS.120 Vervoer van speciale categorieën passagiers
De gezagvoerder ziet erop toe dat personen die bijzondere omstandigheden, bijstand of apparaten nodig hebben wanneer zij meevliegen aan boord van een ballon, worden vervoerd onder omstandigheden waarin de veiligheid van de ballon en van alle daarin vervoerde personen en eigendommen is gegarandeerd.
BOP.BAS.125 Indienen van het vliegplan van de luchtverkeersdienst
a) |
Als een vliegplan van de luchtverkeersdienst (ATS-vliegplan) niet wordt ingediend omdat het niet vereist is overeenkomstig punt b) van SERA.4001 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, dan dient de gezagvoerder passende informatie in zodat indien nodig waarschuwingsdiensten kunnen worden ingeschakeld. |
b) |
Bij een vluchtuitvoering vanop een vluchtuitvoeringslocatie waar het onmogelijk is een ATS-vliegplan in te dienen, ook al is dit vereist overeenkomstig punt b) van SERA.4001 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, dient de gezagvoerder het ATS-vliegplan in na het opstijgen. |
BOP.BAS.130 Vluchtvoorbereiding
Alvorens een vlucht te beginnen, dient de gezagvoerder vertrouwd te zijn met alle beschikbare meteorologische informatie en luchtvaartinlichtingen die passend zijn voor de geplande vlucht, en die het volgende omvatten:
a) |
een studie van de beschikbare actuele weersverslagen en -voorspellingen; |
b) |
de planning van een alternatieve actie in het geval de vlucht niet volgens planning kan worden uitgevoerd. |
BOP.BAS.135 Roken aan boord
Aan boord van een ballon of in de directe omgeving van een ballon mag tijdens geen enkele vluchtfase worden gerookt.
BOP.BAS.140 Vervoer en gebruik van wapens
a) |
De gezagvoerder ziet erop toe dat niemand een wapen aan boord van de ballon meeneemt of gebruikt. |
b) |
Bij wijze van uitzondering op punt a) mag de gezagvoerder toestaan dat wapens aan boord van de ballon worden meegenomen en gebruikt als dit vereist is om de veiligheid van de bemanningsleden of de passagiers te garanderen. In dat geval ziet de gezagvoerder erop toe dat deze wapens veilig worden opgeborgen als ze niet worden gebruikt. |
BOP.BAS.145 Weersomstandigheden
De gezagvoerder begint of vervolgt een vlucht volgens zichtvliegregels (VFR) alleen als uit de recentste beschikbare meteorologische informatie blijkt dat de weersomstandigheden langs de route en op de geplande bestemming op het verwachte tijdstip van gebruik als volgt zullen zijn:
a) |
gelijk aan of beter dan de toepasselijke VFR-vluchtuitvoeringsminima, en |
b) |
binnen de in het vlieghandboek vermelde meteorologische grenzen. |
BOP.BAS.150 Omstandigheden bij opstijgen
Alvorens met het opstijgen te beginnen vergewist de gezagvoerder zich ervan dat de weersomstandigheden op de vluchtuitvoeringslocatie, volgens de meest recente beschikbare informatie, veilig opstijgen en vertrekken mogelijk maken.
BOP.BAS.155 Omstandigheden bij nadering en landing
Alvorens met de landingsnadering te beginnen vergewist de gezagvoerder zich ervan, behalve in noodsituaties, dat de omstandigheden op de geplande vluchtuitvoeringslocatie, volgens de meest recente beschikbare informatie, veilig naderen en landen mogelijk maken.
BOP.BAS.160 Gesimuleerde situaties tijdens de vlucht
a) |
Wanneer de gezagvoerder passagiers vervoert, simuleert hij geen situaties waarin abnormale of noodprocedures moeten worden toegepast. |
b) |
Bij wijze van uitzondering op punt a) mag de gezagvoerder dergelijke situaties simuleren, tijdens andere dan commerciële vluchtuitvoeringen met de ballon, wanneer hij opleidingsvluchten uitvoert met leerling-piloten of met passagiers, voor zover de passagiers daar van tevoren van op de hoogte zijn gebracht en hebben ingestemd met de simulatie. |
BOP.BAS.165 Brandstofbeheer tijdens de vlucht
De gezagvoerder verifieert regelmatig tijdens de vlucht of de hoeveelheid brandstof of ballast niet minder is dan de hoeveelheid brandstof of ballast die is vereist om de beoogde vlucht te voltooien plus de voor de landing geplande reserve.
BOP.BAS.170 Tanken met passagiers aan boord
a) |
Ballonnen mogen niet worden bijgetankt met passagiers aan boord. |
b) |
Bij wijze van uitzondering op punt a) mag de motor van een hetelucht-luchtschip worden bijgetankt terwijl de gezagvoerder zich aan boord bevindt. |
BOP.BAS.175 Gebruik van retentiesystemen
Wanneer een retentiesysteem vereist is overeenkomstig punt BOP.BAS.320, draagt de gezagvoerder het systeem ten minste tijdens de landing.
BOP.BAS.180 Gebruik van aanvullende zuurstof
De gezagvoerder ziet erop toe dat:
a) |
alle bemanningsleden die worden ingezet voor taken die van essentieel belang zijn voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon, permanent aanvullende zuurstof gebruiken als hij of zij vaststelt dat het zuurstofgebrek op de geplande vlieghoogte hun functioneren in gevaar kan brengen, en |
b) |
voor passagiers aanvullende zuurstof is beschikbaar als zij schadelijke effecten kunnen ondervinden van het gebrek aan zuurstof. |
BOP.BAS.185 Vluchtuitvoeringsbeperkingen voor nachtvliegen
a) |
Heteluchtballonnen:
|
b) |
Gasballonnen en gas-luchtballonnen:
|
c) |
Vluchtuitvoeringen met hetelucht-luchtschepen vinden plaats volgens hun goedgekeurde VFR-vluchtuitvoeringsbeperkingen en -inlichtingen voor nachtvliegen. |
BOP.BAS.190 Gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met ballonnen — Risicobeoordeling en controlelijst
a) |
Alvorens te beginnen met een gespecialiseerde vluchtuitvoering met een ballon, voert de gezagvoerder een risicobeoordeling uit, waarbij hij de complexiteit van de activiteit beoordeelt teneinde de gevaren en bijbehorende risico's van de voorgenomen vluchtuitvoering te bepalen en, indien nodig, risicobeperkende maatregelen te nemen. |
b) |
Gespecialiseerde vluchtuitvoeringen vinden plaats in overeenstemming met een controlelijst. De gezagvoerder stelt die controlelijst op en ziet erop toe dat ze passend is voor de gespecialiseerde vluchtuitvoering en de gebruikte ballon, dat ze gebaseerd is op de risicobeoordeling en dat ze rekening houdt met alle voorschriften van dit subdeel. De gezagvoerder en de andere bemanningsleden moeten op elke vlucht toegang hebben tot de controlelijst, voor zover dit relevant is voor de uitvoering van hun taken. |
c) |
De gezagvoerder herbekijkt en actualiseert de controlelijst regelmatig, voor zover dit nodig is om op passende wijze rekening te houden met de risicobeoordeling. |
Afdeling 3
Prestaties en vluchtuitvoeringsbeperkingen
BOP.BAS.200 Vluchtuitvoeringsbeperkingen
De gezagvoerder ziet erop toe dat de ballon, tijdens elke fase van de vluchtuitvoering, geen enkele van de in het vlieghandboek of gelijkwaardig document(en) vastgestelde grenzen overschrijdt.
BOP.BAS.205 Weging
a) |
De weging van de ballon wordt uitgevoerd door de fabrikant van de ballon, of overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014. |
b) |
De exploitant ziet erop toe dat de massa van de ballon vóór de eerste ingebruikname door een effectieve weging is bepaald. De gezamenlijke effecten van modificaties en reparaties op de massa dienen in rekening te worden gebracht en goed te worden gedocumenteerd. Deze informatie wordt ter beschikking van de gezagvoerder gesteld. Ballonnen moeten opnieuw worden gewogen indien de gevolgen van modificaties of reparaties voor de massa niet gekend zijn. |
BOP.BAS.210 Prestaties — Algemeen
De gezagvoerder verricht alleen vluchtuitvoeringen met de ballon als de prestaties van de ballon volstaan om te voldoen aan de voorschriften van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en alle andere beperkingen die van toepassing zijn op de vlucht, het luchtruim of de gebruikte vluchtuitvoeringslocaties, en ziet erop toe dat steeds de meest recente beschikbare uitgave van kaarten wordt gebruikt.
Afdeling 4
Instrumenten en apparatuur
BOP.BAS.300 Instrumenten en apparatuur — Algemeen
a) |
De uit hoofde van deze afdeling vereiste instrumenten en apparatuur worden goedgekeurd overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012, voor zover een van de volgende voorwaarden is vervuld:
|
b) |
Bij wijze van uitzondering op punt a) is voor de volgende instrumenten of apparatuur, indien vereist uit hoofde van deze afdeling, geen goedkeuring nodig:
|
c) |
Instrumenten en apparatuur die niet uit hoofde van deze afdeling worden vereist en alle andere uitrusting die niet uit hoofde van deze bijlage is vereist, maar die wel aan boord van een ballon wordt meegenomen tijdens een vlucht, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
|
d) |
De instrumenten en apparatuur moeten gemakkelijk en snel bedienbaar of bereikbaar zijn vanaf de post die is toegewezen aan het bemanningslid dat die instrumenten of uitrusting moet gebruiken. |
e) |
Alle vereiste nooduitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn voor direct gebruik. |
BOP.BAS.305 Minimuminstrumenten en -apparatuur voor de vlucht
Een ballonvlucht mag niet van start gaan als een van de voor de voor de geplande ballonvlucht vereisten instrumenten of apparaten ontbreken, buiten werking zijn of niet over de vereiste functies beschikken.
BOP.BAS.310 Vluchtuitvoeringslichten
Ballonnen waarmee nachtvluchten worden uitgevoerd, worden uitgerust met elk van de volgende:
a) |
een antibotsingslicht; |
b) |
een systeem dat zorgt voor voldoende verlichting van alle instrumenten en apparatuur die essentieel zijn voor veilige vluchtuitvoeringen met de ballon; |
c) |
een onafhankelijk werkende, draagbare lamp. |
BOP.BAS.315 vlieg- en navigatie-instrumenten en -apparatuur
Ballonnen waarmee overdag vluchtuitvoeringen volgens vliegvoorschriften worden verricht, worden uitgerust met elk van de volgende:
a) |
een middel om weer te geven in welke richting de ballon zweeft; |
b) |
een middel om de volgende parameters te meten en weer te geven:
|
BOP.BAS.320 Retentiesystemen
Ballonnen worden uitgerust met een retentiesysteem voor de gezagvoerder wanneer de ballon is uitgerust met een van de volgende:
a) |
een afzonderlijk compartiment voor de gezagvoerder; |
b) |
draaiklep(pen). |
BOP.BAS.325 Aanvullende zuurstof
Ballonnen waarmee vluchten worden uitgevoerd op een hoogte die zuurstofvoorziening vereist overeenkomstig BOP.BAS.180, worden uitgerust met zuurstofapparatuur waarmee de vereiste zuurstofvoorraden kunnen worden opgeslagen en toegediend.
BOP.BAS.330 Verbandtrommels voor eerste hulp bij ongevallen
(a) |
Ballonnen worden uitgerust met een verbandtrommel voor eerste hulp bij ongevallen. |
(b) |
De verbandtrommel moet:
|
BOP.BAS.335 Handbrandblussers
Met uitzondering van gasballonnen worden alle ballonnen uitgerust met ten minste één handbrandblusser.
BOP.BAS.340 Levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen — Vluchten boven water
De gezagvoerder van een ballon waarmee vluchten boven water worden uitgevoerd, schat vóór het begin van de vlucht in hoe groot de levensbedreigende risico's voor de personen in de ballon zouden zijn in geval van een noodlanding op het water. Op basis van die risico's bepaalt hij of zij of het noodzakelijk is levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen en mee te nemen.
BOP.BAS.345 Levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen — Moeilijkheden bij opsporing en redding
Ballonnen waarmee vluchten worden uitgevoerd boven gebieden waar opsporing en redding bijzonder moeilijk zouden zijn, worden uitgerust met levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen die passend zijn voor het gebied waarboven de vlucht plaatsvindt.
BOP.BAS.350 Overige apparatuur
(a) |
Ballonnen worden uitgerust met beschermende handschoenen voor elk bemanningslid. |
(b) |
Gemengde ballonnen, heteluchtballonnen en hetelucht-luchtschepen worden uitgerust met elk van de volgende:
|
(c) |
Gasballonnen worden uitgerust met elk van de volgende:
|
BOP.BAS.355 Radiocommunicatieapparatuur
a) |
Ballonnen moeten zijn uitgerust met radiocommunicatieapparatuur om de communicatie mogelijk te maken die vereist is uit hoofde van aanhangsel 4 bij de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en, als de vlucht in het luchtruim van een derde land plaatsvindt, uit hoofde van de wetgeving van dat derde land. |
b) |
De radiocommunicatieapparatuur dient communicatie op de noodfrequentie voor luchtvaartradioverkeer (121,5 MHz) mogelijk te maken. |
BOP.BAS.360 Transponder
Ballonnen moeten zijn uitgerust met een transponder voor de secundaire surveillanceradar (SSR), die over alle mogelijkheden beschikt die vereist zijn uit hoofde van punt b) van SERA.6005 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en, als de vlucht in het luchtruim van een derde land plaatsvindt, uit hoofde van de wetgeving van dat derde land.
SUBDEEL ADD
AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN VOOR COMMERCIËLE VLUCHTUITVOERINGEN
Afdeling 1
Algemene organisatievoorschriften
BOP.ADD.001 Toepassingsgebied
Overeenkomstig artikel 3 zijn in dit subdeel de voorschriften vastgesteld waaraan, naast de voorschriften van subdeel BAS, moet worden voldaan door elke exploitant van commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen, met uitzondering van de exploitanten die vermeld zijn in de laatste alinea van artikel 3, lid 2.
BOP.ADD.005 Verantwoordelijkheden van de exploitant
a) |
De exploitant is verantwoordelijk voor de vluchtuitvoeringen met de ballon overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008, de eisen van dit subdeel en zijn verklaring. |
b) |
Iedere vlucht wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van het vluchthandboek. |
c) |
De exploitant zorgt ervoor dat de uitrusting van de ballon en de kwalificaties van alle bemanningsleden voldoen aan de voorschriften voor het desbetreffende gebied en type vluchtuitvoering. |
d) |
De exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden die worden ingezet voor of rechtstreeks betrokken zijn bij vluchtuitvoeringen aan elke van de onderstaande voorwaarden voldoen:
|
e) |
De exploitant stelt procedures en instructies op voor veilige vluchtuitvoeringen met elk type ballon; deze bevatten de taken en verantwoordelijkheden van de bemanningsleden voor alle types vluchtuitvoeringen. Deze procedures en instructies mogen van de bemanningsleden niet vereisen dat zij tijdens kritieke vluchtfasen andere werkzaamheden verrichten dan die welke noodzakelijk zijn voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon. |
f) |
De exploitant zorgt ervoor dat de bemanningsleden en het personeel die betrokken zijn bij de vluchtuitvoering met de ballon onder toezicht staan van personen met passende ervaring en vaardigheden, teneinde te garanderen dat de in het vluchthandboek vastgesteld normen worden gehaald. |
g) |
De exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden en personeelsleden die betrokken zijn bij de vluchtuitvoering met de ballon erop worden gewezen dat zij de voor de uitvoering van hun taken relevante wetten, regels en procedures moeten naleven van de staten waarin de vluchtuitvoering plaatsvindt. |
h) |
De exploitant specificeert vluchtplanningsprocedures voor een veilige vluchtuitvoering op basis van de prestaties van de ballon, overige vluchtuitvoeringsbeperkingen en relevante verwachte omstandigheden op de te volgen route en op de desbetreffende vluchtuitvoeringslocaties. Deze procedures worden in het vluchthandboek opgenomen. |
BOP.ADD.010 Kennisgeving van alternatieve wijzen van naleving
Als de exploitant zijn verklaring indient overeenkomstig BOP.ADD.100, moet hij de bevoegde autoriteit in kennis stellen van de lijst van alternatieve wijzen van naleving (AltMoC) als hij voornemens is AltMoC te gebruiken om de naleving aan te tonen, voor zover die vereist is overeenkomstig BOP.BAS.010. Die lijst moet verwijzingen bevatten naar de aanvaardbare wijzen van naleving (AMC) die zij vervangen, in het geval bijbehorende AMC's zijn vastgesteld door het Agentschap.
BOP.ADD.015 Toegang
a) |
Om te kunnen nagaan of de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 en de voorschriften van de onderhavige verordening worden nageleefd, verleent de exploitant te allen tijde aan alle door de bevoegde autoriteit gemachtigde personen toegang tot alle faciliteiten, ballonnen, documenten, archieven, gegevens, procedures of al het overige materiaal dat relevant is voor de onder deze verordening vallende activiteit van de exploitant, ongeacht of de activiteit is uitbesteed of niet. |
b) |
Toegang tot de ballon omvat, in het geval van commerciële passagiersvluchten met ballonnen, de mogelijkheid om in de ballon te stappen en er te blijven tijdens nachtvluchten, tenzij dit de vlucht in gevaar zou brengen. |
BOP.ADD.020 Bevindingen
Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen die door de bevoegde autoriteiten zijn gedaan overeenkomstig ARO.GEN.350, ARO.GEN.355 en ARO.GEN.360 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012, doet de exploitant al het volgende:
a) |
de onderliggende oorzaak van de niet-naleving identificeren; |
b) |
een corrigerend actieplan opstellen; |
c) |
de tenuitvoerlegging van het corrigerend actieplan binnen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde termijn aantonen aan die autoriteit, overeenkomstig ARO.GEN.350 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012. |
BOP.ADD.025 Melding van voorvallen
a) |
Als onderdeel van zijn managementsysteem past de exploitant een regeling voor de melding van voorvallen toe, welke voorziet in verplichte en vrijwillige rapportering overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3). |
b) |
Onverminderd punt a) meldt de exploitant alle storingen, technische defecten, overschrijdingen van technische beperkingen of voorvallen die erop wijzen dat de overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 opgestelde informatie onnauwkeurig, onvolledig of dubbelzinnig is en alle andere voorvallen die een incident zijn, maar geen ongeval of ernstig incident, aan de bevoegde autoriteit en de organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp van de ballon. |
c) |
De exploitant neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gezagvoerder, alle andere bemanningsleden en alle personeel artikel 9 van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) naleven met betrekking tot alle ernstige incidenten of ongevallen die verband houden met vluchtuitvoeringen met een ballon. |
BOP.ADD.030 Managementsysteem
a) |
De exploitant zorgt voor de opstelling, toepassing en actualisering van een managementsysteem dat elk van de volgende omvat:
|
b) |
Het managementsysteem moet overeenstemmen met de omvang van de exploitant en de aard en complexiteit van zijn activiteiten, waarbij rekening wordt gehouden met de gevaren en bijbehorende risico's van deze activiteiten. |
BOP.ADD.035 Uitbestede activiteiten
Als de exploitant een deel van de onder het toepassingsgebied van deze verordening vallende activiteiten uitbesteedt, draagt hij de verantwoordelijkheid te garanderen dat de organisatie waaraan de taken worden uitbesteed de activiteiten uitvoert overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 en de voorschriften van de onderhavige verordening. De exploitant ziet er ook op toe dat de bevoegde autoriteit toegang krijgt tot de organisatie waaraan de taken worden uitbesteed, zodat kan worden vastgesteld of deze organisatie de toepasselijke eisen naleeft.
BOP.ADD.040 Personeelsvoorschriften
a) |
De exploitant stelt een verantwoordelijke manager aan die de bevoegdheid heeft ervoor te zorgen dat alle activiteiten die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, kunnen worden gefinancierd en uitgevoerd overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 en de voorschriften van de onderhavige verordening. Deze manager is verantwoordelijk voor het vaststellen en onderhouden van een effectief managementsysteem. |
b) |
De exploitant moet:
|
c) |
De exploitant benoemt één of meer personen die verantwoordelijk zijn voor het management van en het toezicht op de volgende gebieden:
|
BOP.ADD.045 Voorschriften voor faciliteiten
De exploitant dient te beschikken over faciliteiten die volstaan voor de uitvoering en het management van alle taken en activiteiten die nodig zijn om de in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgestelde essentiële eisen en de voorschriften van deze verordening na te leven.
Afdeling 2
Verklaring, luchtwaardigheid en wet- en dry-lease
BOP.ADD.100 Verklaring
a) |
In de in de tweede alinea van artikel 3, lid 2, bedoelde verklaring bevestigt de exploitant dat hij alle in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgestelde essentiële eisen en de voorschriften van deze verordening naleeft en zal blijven naleven. |
b) |
De exploitant neemt al de volgende informatie op in de verklaring:
|
c) |
Voor zover van toepassing hecht de exploitant de lijst van alternatieve wijzen van naleving (AltMoC), overeenkomstig BOP.ADD.010, als bijlage aan de verklaring. |
d) |
De exploitant gebruikt het als aanhangsel bij deze bijlage gevoegde formulier om de verklaring op te stellen. |
BOP.ADD.105 Wijzigingen van de verklaring en stopzetting van commerciële vluchtuitvoeringen
a) |
De exploitant stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van alle wijzigingen van omstandigheden die gevolgen hebben voor zijn naleving van de in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgestelde essentiële eisen en de voorschriften van deze verordening, zoals vermeld in de verklaring aan de bevoegde autoriteit, en van alle wijzigingen met betrekking tot de in BOP.ADD.100, onder b), bedoelde informatie en de in BOP.ADD.100, onder c), bedoelde lijst van AltMoC, zoals opgenomen in de verklaring of als bijlage bij de verklaring gevoegd. |
b) |
De exploitant stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis wanneer hij geen commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen meer verricht. |
BOP.ADD.110 Luchtwaardigheidsvoorschriften
Ballonnen hebben een bewijs van luchtwaardigheid dat is afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 of vormen, in het geval van ballonnen die in een derde land zijn geregistreerd, het voorwerp van een wetlease- of dryleaseovereenkomst overeenkomstig BOP.ADD.115.
BOP.ADD.115 Wetlease en drylease van een ballon die in een derde land is geregistreerd
a) |
De exploitant stelt de bevoegde autoriteit in kennis van alle wetlease- of dryleaseovereenkomsten met betrekking tot een ballon die in een derde land is geregistreerd. |
b) |
Als een wetleaseovereenkomst is afgesloten voor een in een derde land geregistreerde ballon, ziet de exploitant erop toe dat het veiligheidsniveau dat voortvloeit uit de toepassing van de veiligheidsnormen met betrekking tot permanente luchtwaardigheid en vluchtuitvoering die van toepassing zijn op de exploitant uit een derde land, minstens gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau dat voortvloeit uit de toepassing van de voorschriften van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 en van de onderhavige verordening. |
c) |
Als een in een derde land geregistreerde ballon het voorwerp vormt van een dryleaseovereenkomst, ziet de exploitant erop toe dat de in bijlagen I en IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 uiteengezette essentiële eisen met betrekking tot permanente luchtwaardigheid en de voorschriften van deze verordening worden nageleefd. |
Afdeling 3
Handboeken en bewaarde gegevens
BOP.ADD.200 Vluchthandboek
a) |
De exploitant stelt een vluchthandboek op. |
b) |
De inhoud van het vluchthandboek vormt een weergave van de in deze bijlage uiteengezette voorschriften en mag niet in strijd zijn met de informatie in de verklaring van de exploitant. |
c) |
Het vluchthandboek kan uit afzonderlijke delen bestaan. |
d) |
Alle personeelsleden van de exploitant moeten gemakkelijk toegang hebben tot de delen van het vluchthandboek die relevant zijn voor hun taken. |
e) |
Het vluchthandboek moet up-to-date worden gehouden. Alle personeelsleden van de exploitant moeten worden gewezen op wijzigingen van het vluchthandboek die relevant zijn voor hun taken. |
f) |
De exploitant zorgt ervoor dat alle informatie die als basis voor de inhoud van het vluchthandboek is gebruikt en alle wijzigingen daarvan correct worden weergegeven in het vluchthandboek. |
g) |
De exploitant zorgt ervoor dat alle personeelsleden de taal begrijpen waarin de delen van het vluchthandboek die relevant zijn voor hun taken, zijn geschreven. De inhoud van het vluchthandboek wordt gepresenteerd in een vorm die zonder problemen kan worden gebruikt. |
BOP.ADD.205 Bewaren van gegevens
a) |
De exploitant stelt een systeem voor het bewaren van gegevens op, dat passende archivering en betrouwbare opspoorbaarheid van zijn activiteiten mogelijk maakt. |
b) |
Het formaat van de bewaarde gegevens wordt beschreven in de procedures of handboeken van de exploitant. |
Afdeling 4
Cockpitbemanning
BOP.ADD.300 Samenstelling van de cockpitbemanning
a) |
De samenstelling van de cockpitbemanning beantwoordt minstens aan de voorschriften van het vluchthandboek of de vluchtuitvoeringsbeperkingen van de ballon. |
b) |
Indien het type vluchtuitvoering dit vereist, worden extra bemanningsleden aan de cockpitbemanning toegevoegd. Het aantal cockpitbemanningsleden mag niet lager zijn dan het in het vluchthandboek voorgeschreven aantal. |
c) |
Alle cockpitbemanningsleden beschikken over een bewijs van bevoegdheid en bevoegdverklaringen die zijn afgegeven of aanvaard in overeenstemming met bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie en die passend zijn voor de hun toegewezen taken. |
d) |
Cockpitbemanningsleden mogen tijdens de vlucht bij de uitvoering van hun taken als bestuurder worden afgelost door een ander voldoende gekwalificeerd cockpitbemanningslid. |
e) |
Als de exploitant een beroep doet op de diensten van cockpitbemanningsleden die op freelance- of parttimebasis werken, gaat hij na of elk van de volgende voorschriften is nageleefd:
|
BOP.ADD.305 Aanwijzing als gezagvoerder
a) |
De exploitant wijst één piloot onder zijn cockpitbemanningsleden aan als gezagvoerder. |
b) |
De exploitant wijst een cockpitbemanningslid alleen aan als gezagvoerder als deze persoon:
|
BOP.ADD.310 Opleiding en controle
Alle uit hoofde van BOP.ADD.315 vereiste opleiding en controle van cockpitbemanningsleden gebeurt:
a) |
overeenkomstig de opleidingsprogramma's en syllabi die door de exploitant zijn vastgesteld in het vluchthandboek; |
b) |
door passend gekwalificeerde personen en, wat vliegopleiding en -controles betreft, door personen die gekwalificeerd zijn overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011. |
BOP.ADD.315 Periodieke opleiding en controle
a) |
Elke cockpitbemanningslid voltooit om de twee jaar een periodieke opleiding in de lucht en op de grond die relevant is voor de klasse van ballonnen waarmee hij of zij vluchten uitvoert, met inbegrip van opleiding betreffende de locatie en het gebruik van de nood- en veiligheidsuitrusting aan boord. |
b) |
Elk cockpitbemanningslid dient vaardigheidscontroles van de exploitant te ondergaan om aan te tonen dat hij of zij over de vaardigheden voor het uitvoeren van normale, abnormale en noodprocedures beschikt. Deze controles hebben betrekking op de relevante aspecten die verband houden met de gespecialiseerde taken die in het vluchthandboek worden beschreven. Bij het uitvoeren van deze controles wordt rekening gehouden met bemanningsleden die nachtvluchten volgens VFR uitvoeren. |
c) |
De vaardigheidscontroles van de exploitant zijn geldig voor 24 kalendermaanden, beginnende vanaf het einde van de maand waarin de controle werd uitgevoerd of, in het geval de controle in de laatste drie maanden van de geldigheidsduur van de vorige controle wordt uitgevoerd, vanaf de laatste dag van de geldigheidsperiode van die vorige controle. |
Afdeling 5
Algemene vluchtuitvoeringsvoorschriften
BOP.ADD.400 Verantwoordelijkheden van de gezagvoerder
De gezagvoerder dient te voldoen aan elk van de volgende:
a) |
de relevante voorschriften van de in BOP.ADD.025 bedoelde regeling voor de melding van voorvallen; |
b) |
alle vlucht- en diensttijdbeperkingen en rustverplichtingen die van toepassing zijn op zijn of haar activiteiten overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waar de hoofdvestiging van de exploitant is gelegen. |
BOP.ADD.405 Bevoegdheid van de gezagvoerder
Onverminderd BOP.BAS.035 neemt de exploitant alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat alle in de ballon vervoerde personen gehoor geven aan alle rechtmatige bevelen die door de gezagvoerder worden gegeven met het oog op de waarborging van de veiligheid van de ballon, van alle daarin vervoerde personen of eigendommen of van personen of eigendommen op de grond.
BOP.ADD.410 Extra ballonbemanningslid
Als een ballon meer dan 19 passagiers vervoert, bevindt zich, naast de uit hoofde van punten a) en b) van BOP.ADD.300 vereiste bemanningsleden, minstens één extra bemanningslid aan boord van de ballon om de passagiers bij te staan in noodgevallen. Dat extra bemanningslid moet voldoende ervaren en opgeleid zijn.
BOP.ADD.415 Geschiktheid voor diepzeeduiken en bloeddonaties
Bemanningsleden mogen geen taken aan boord van de ballon verrichten als hun geschiktheid verminderd is ten gevolge van diepzeeduiken of bloeddonaties.
BOP.ADD.420 Gemeenschappelijke taal
De exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden met elkaar kunnen communiceren in een gemeenschappelijke taal.
BOP.ADD.425 Psychoactieve stoffen
De exploitant neemt alle redelijke maatregelen om te garanderen dat iemand die onder invloed is van psychoactieve stoffen geen toegang krijgt tot de ballon of zich niet in de ballon kan bevinden als de aanwezigheid van deze persoon waarschijnlijk de veiligheid van de ballon of van de daarin vervoerde personen of eigendommen of van personen of eigendommen op de grond in gevaar zal brengen.
BOP.ADD.430 Het veroorzaken van gevaar
De exploitant neemt alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat niemand bewust roekeloos of nalatig handelt of nalaat te handelen, met een van de volgende gevolgen:
a) |
de ballon of personen in de ballon of op de grond worden in gevaar gebracht; |
b) |
de ballon brengt personen of eigendommen in gevaar of kan ze in gevaar brengen. |
BOP.ADD.435 Mee te nemen documenten, handleidingen en informatie
a) |
Op elke vlucht wordt het origineel of een kopie van al de volgende documenten, handleidingen en informatie meegenomen:
|
b) |
Het origineel van alle volgende documenten, handleidingen en informatie wordt op een veilige plaats opgeborgen tijdens de vlucht, niet aan boord van de ballon:
|
c) |
Indien de bevoegde autoriteit daarom vraagt, stelt de gezagvoerder of de exploitant de originele documenten, handleidingen en informatie binnen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde termijn, die niet minder dan 24 uur mag bedragen, ter beschikking van die autoriteit. |
BOP.ADD.440 Gevaarlijke goederen
De exploitant moet:
a) |
procedures opstellen om te garanderen dat alle redelijke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat gevaarlijke goederen onbedoeld worden vervoerd aan boord van de ballon, en |
b) |
de nodige informatie verstrekken aan de bemanningsleden, zodat zij op passende wijze hun taken kunnen uitvoeren met betrekking tot gevaarlijke goederen die aan boord van de ballon worden vervoerd of bestemd zijn om aan boord van de ballon te worden vervoerd. |
Afdeling 6
Vluchtuitvoeringsprocedures
BOP.ADD.500 Brandstof- of ballastberekeningen
De exploitant ziet erop toe dat de berekeningen met betrekking tot reservebrandstof of ballast worden gedocumenteerd in een vliegplan.
BOP.ADD.505 Vervoer van speciale categorieën passagiers
De exploitant stelt procedures op voor het vervoer van personen die bijzondere omstandigheden, bijstand of apparaten nodig hebben wanneer zij meevliegen aan boord van een ballon, onder omstandigheden waarin de veiligheid van de ballon en van alle daarin vervoerde personen en eigendommen is gegarandeerd.
BOP.ADD.510 Commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met ballonnen — Standaardvluchtuitvoeringsprocedures
Onverminderd BOP.BAS.190:
a) |
Alvorens te beginnen met een commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoering met een ballon, voert de gezagvoerder een risicobeoordeling uit, waarbij hij de complexiteit van de geplande vluchtuitvoering beoordeelt om de gevaren en bijbehorende risico's van de vluchtuitvoering te bepalen en, indien nodig, risicobeperkende maatregelen te nemen. |
b) |
Aan de hand van de risicoanalyse stelt de exploitant, alvorens te beginnen met de commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoering met de ballon, standaardvluchtuitvoeringsprocedures op die passend zijn voor de geplande vluchtuitvoering en de gebruikte ballon. Deze standaardvluchtuitvoeringsprocedures maken deel uit van de het vluchthandboek of worden vastgesteld in een afzonderlijk document. De gezagvoerder herbekijkt en actualiseert regelmatig de standaardvluchtuitvoeringsprocedures, voor zover dit nodig is om op passende wijze rekening te houden met de risicobeoordeling. |
c) |
De exploitant ziet erop toe dat de commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met de ballon worden uitgevoerd overeenkomstig de standaardprocedures voor vluchtuitvoering. |
Afdeling 7
Prestaties en vluchtuitvoeringsbeperkingen
BOP.ADD.600 Systeem voor het bepalen van de massa
a) |
De exploitant stelt een systeem op waarin gespecificeerd is hoe al de volgende punten nauwkeurig worden bepaald voor elke vlucht, zodat de gezagvoerder kan controleren of de beperkingen van het vluchthandboek zijn nageleefd:
|
b) |
De gezagvoerder dient de massabepaling op basis van elektronische berekeningen te kunnen herhalen. |
c) |
De massadocumentatie, waarin de onder a) vermelde punten zijn gespecificeerd, wordt voorafgaand aan iedere vlucht opgesteld en in een vliegplan gedocumenteerd. |
(1) Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).
(4) Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).