2.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 60/23


BESLUIT (EU) 2018/311 VAN DE RAAD

van 27 februari 2018

tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Azerbeidzjan inzake de versoepeling van de afgifte van visa, betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van deze overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien Besluit 2014/242/EU van de Raad van 14 april 2014 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Azerbeidzjan inzake de versoepeling van de afgifte van visa (1),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 12 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Azerbeidzjan inzake de versoepeling van de afgifte van visa (2) („de overeenkomst”) is een Gemengd Comité (het „Gemengd Comité”) opgericht. Dat artikel bepaalt met name dat het Gemengd Comité moet toezien op de uitvoering van de overeenkomst.

(2)

In Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn de procedures en voorwaarden vastgelegd voor de afgifte van visa voor de doorreis over of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

(3)

Er moeten gemeenschappelijke richtsnoeren worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten de overeenkomst volledig consequent uitvoeren en om het verband te verduidelijken tussen de bepalingen van de overeenkomst en de andere door de overeenkomstsluitende partijen aangenomen wetgevingsbepalingen die van toepassing blijven op visumkwesties die niet onder de overeenkomst vallen.

(4)

Het is passend het standpunt te bepalen dat in het Gemengd Comité namens de Unie moet worden ingenomen met betrekking tot de vaststelling van de gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de overeenkomst.

(5)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (4); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(6)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG (5); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat

(7)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit besluit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité dient als basis voor het standpunt dat in het bij artikel 12 van de Overeenkomst tussen de Unie en de Republiek Azerbeidzjan inzake de versoepeling van de afgifte van visa opgerichte Gemengd Comité namens de Europese Unie moet worden ingenomen betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van die overeenkomst.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 27 februari 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ZAHARIEVA


(1)  PB L 128 van 30.4.2014, blz. 47.

(2)  PB L 128 van 30.4.2014, blz. 49.

(3)  Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).

(4)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(5)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/201… VAN HET GEMENGD COMITÉ OPGERICHT KRACHTENS DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE REPUBLIEK AZERBEIDZJAN INZAKE DE VERSOEPELING VAN DE AFGIFTE VAN VISA

van …

betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van deze overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Azerbeidzjan inzake de versoepeling van de afgifte van visa (1) („de overeenkomst”), en met name artikel 12,

Overwegende dat de overeenkomst op 1 september 2014 in werking is getreden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Azerbeidzjan inzake de versoepeling van de afgifte van visa zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor de Europese Unie

Voor de Republiek Azerbeidzjan


(1)  PB EU L 128 van 30.4.2014, blz. 49.


BIJLAGE

GEMEENSCHAPPELIJKE RICHTSNOEREN VOOR DE UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE REPUBLIEK AZERBEIDZJAN INZAKE DE VERSOEPELING VAN DE AFGIFTE VAN VISA

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Azerbeidzjan inzake de versoepeling van de afgifte van visa, die op 1 september 2014 in werking is getreden („de overeenkomst”), is bedoeld om op basis van wederkerigheid de procedures voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van de Unie en van de Republiek Azerbeidzjan te versoepelen.

De overeenkomst stelt op basis van wederkerigheid juridisch bindende rechten en verplichtingen vast voor de versoepeling van de procedures voor de afgifte van visa aan burgers van de Unie en de Republiek Azerbeidzjan.

De richtsnoeren, die door het bij artikel 12 van de overeenkomst ingestelde Gemengd Comité („het gemengd comité”) worden vastgesteld, moeten ervoor zorgen dat de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten van de Unie („lidstaten”) en van de Republiek Azerbeidzjan de overeenkomst op een geharmoniseerde wijze uitvoeren. De richtsnoeren maken geen deel uit van de overeenkomst en zijn derhalve niet juridisch bindend. Het wordt echter ten zeerste aanbevolen dat het diplomatiek en consulair personeel bij de uitvoering van de overeenkomst de richtsnoeren consequent volgt.

Deze richtsnoeren zijn bestemd om onder de verantwoordelijkheid van het gemengd comité te worden aangepast in het licht van de ervaring met de uitvoering van de overeenkomst.

Om de duurzame en geharmoniseerde uitvoering van de overeenkomst te garanderen en overeenkomstig het reglement van orde van het Gemengd Comité visumversoepeling zijn de partijen overeengekomen om in de perioden tussen de formele vergaderingen van het gemengd comité informele contacten te onderhouden om dringende aangelegenheden te behandelen. Op de eerstvolgende vergadering van het gemengd comité wordt uitvoerig verslag gedaan van deze kwesties en de informele contacten.

I.   ALGEMENE ASPECTEN

1.1.   Doel en toepassingsgebied

Artikel 1 van de overeenkomst bepaalt het volgende: „Deze overeenkomst is bedoeld om op basis van wederkerigheid de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van de Unie en de Republiek Azerbeidzjan te versoepelen.”.

De overeenkomst is van toepassing op alle burgers van de Unie en van de Republiek Azerbeidzjan die een visum voor kort verblijf aanvragen, ongeacht het land waarin zij verblijven.

De overeenkomst is niet van toepassing op staatloze personen die beschikken over een verblijfsvergunning die is afgegeven door een van de lidstaten of door de Republiek Azerbeidzjan. Voor deze categorie personen gelden de regels van het acquis van de Unie inzake visa en de nationale wetgeving van de Republiek Azerbeidzjan.

1.2.   Toepassingsgebied van de overeenkomst

Artikel 2 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   De bij deze overeenkomst geregelde soepeler afgifte van visa geldt voor burgers van de Unie en de Republiek Azerbeidzjan voor zover zij niet zijn vrijgesteld van de visumplicht op grond van de wet- en regelgeving van de Republiek Azerbeidzjan, de Unie of de lidstaten, deze overeenkomst of andere internationale overeenkomsten.

2.   Op kwesties die niet onder de bepalingen van deze overeenkomst vallen, zoals de weigering om een visum af te geven, de erkenning van reisdocumenten, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, inreisverboden en uitzettingsmaatregelen, is de nationale wetgeving van de Republiek Azerbeidzjan, de nationale wetgeving van de lidstaten of het Unierecht van toepassing.”.

Onverminderd artikel 10 (dat bepaalt dat burgers van de Europese Unie en van de Republiek Azerbeidzjan die houder zijn van een geldig diplomatiek paspoort, worden vrijgesteld van de visumplicht) heeft de overeenkomst geen gevolgen voor de bestaande regels inzake visumverplichtingen en -vrijstellingen. Aan de mogelijkheid voor de lidstaten om op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (1) bepaalde categorieën personen, zoals civiele vliegtuig- en scheepsbemanningsleden, van de visumplicht vrij te stellen, wordt bijvoorbeeld niet geraakt.

In dit verband moet erop worden gewezen dat overeenkomstig artikel 21 van de overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985 tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (2) alle Schengenlidstaten de door elkaar afgegeven visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen moeten aanvaarden voor verblijf van korte duur op elkaars grondgebied. Alle Schengenlidstaten aanvaarden verblijfsvergunningen, D-visa en visa voor kort verblijf van met Schengen geassocieerde landen voor binnenkomst en kort verblijf op elkaars grondgebied, en omgekeerd.

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) (de „Visumcode”) is van toepassing op alle kwesties die niet onder de in dit besluit bedoelde overeenkomst vallen, zoals het bepalen van de Schengenlidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de visumaanvraag, de motivering van de weigering van visumafgifte, het recht van beroep tegen een negatieve beslissing en de algemene regels inzake het persoonlijk onderhoud met de visumaanvrager en het verstrekken van alle relevante informatie met betrekking tot de visumaanvraag. De Schengenregels en met name Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (4) (inzake weigering van toegang tot het grondgebied, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen enz.) en het nationaal recht blijven, waar nodig, eveneens van toepassing op kwesties die niet onder de overeenkomst vallen, zoals de erkenning van reisdocumenten, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, weigering van toegang tot het grondgebied van de lidstaten en uitzettingsmaatregelen.

Zelfs indien aan de voorwaarden van de overeenkomst is voldaan, bijvoorbeeld wanneer een visumaanvrager van een in artikel 4 genoemde categorie de nodige bewijsstukken betreffende het doel van de reis heeft voorgelegd, kan afgifte van een visum toch nog worden geweigerd als niet is voldaan aan de in artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad („Schengengrenscode”) vastgelegde voorwaarden, bijvoorbeeld wanneer de persoon niet over een geldig reisdocument beschikt, gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem (SIS) of als een bedreiging voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid wordt beschouwd.

De andere in de Visumcode vastgelegde mogelijkheden voor flexibiliteit bij de afgifte van visa blijven van toepassing. Meervoudige visa met een lange geldigheidsduur — tot vijf jaar — kunnen bijvoorbeeld worden afgegeven aan andere categorieën personen dan die welke zijn vermeld in artikel 5 van de overeenkomst, indien aan de voorwaarden van de artikel 24 van de Visumcode is voldaan. Evenzo blijven de bepalingen van artikel 16, leden 5 en 6 van de Visumcode met betrekking tot ontheffing en vermindering van de visumleges van toepassing.

Met betrekking tot de Republiek Azerbeidzjan blijven de migratiecode (5) en andere overeenkomstige normatieve rechtshandelingen van de Republiek Azerbeidzjan van toepassing op alle kwesties die niet onder de overeenkomst vallen, zoals de motivering van de weigering van visumafgifte, het recht van beroep tegen een negatieve beslissing, de algemene regels inzake het persoonlijk onderhoud met de visumaanvrager, het verstrekken van informatie met betrekking tot de visumaanvraag, de erkenning van reisdocumenten, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, de weigering van toegang tot het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan en uitzettingsmaatregelen.

De andere in de nationale wetgeving van de Republiek Azerbeidzjan vastgelegde mogelijkheden voor flexibiliteit bij de afgifte van visa blijven van toepassing, indien zij voorzien in een gunstiger regeling voor de aanvrager. Zo blijven de bepalingen van artikel 17.2 van toepassing die in de Azerbeidzjaanse wet over aan de staat verschuldigde vergoedingen zijn vastgesteld met betrekking tot vrijstelling van de visumleges, alsook de bepalingen van artikel 38 van de migratiecode van de Republiek Azerbeidzjan over de mogelijkheid tot afgifte van elektronische visa.

Zelfs indien aan de voorwaarden van de overeenkomst is voldaan, bijvoorbeeld wanneer een visumaanvrager van een in artikel 4 genoemde categorie de nodige bewijsstukken betreffende het doel van de reis heeft voorgelegd, kan afgifte van een visum toch nog worden geweigerd als niet is voldaan aan de in artikel 36 van de migratiecode van de Republiek Azerbeidzjan vastgelegde voorwaarden (met uitzondering van paragraaf 36.1.7) of als er sprake is van omstandigheden als genoemd in artikel 16 van de migratiecode van de Republiek Azerbeidzjan.

1.3.   Soorten visa die tot het toepassingsgebied van de overeenkomst behoren

In artikel 3, punt d), van de overeenkomst wordt „visum” gedefinieerd als „een machtiging die door een lidstaat of door de Republiek Azerbeidzjan wordt afgegeven voor een doorreis over of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten of de Republiek Azerbeidzjan van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.”.

De versoepelingen waarin de overeenkomst voorziet, zijn van toepassing op zowel eenvormige visa die geldig zijn voor het hele grondgebied van de lidstaten als visa met een beperkte territoriale geldigheid.

De versoepelingen waarin de overeenkomst voorziet, zijn van toepassing op alle visa als bepaald in hoofdstuk 5 van de migratiecode van de Republiek Azerbeidzjan.

1.4.   Berekening van de volgens het visum toegestane verblijfsduur

De Schengengrenscode9 definieert het begrip „kort verblijf” als volgt: „ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, waarbij voor iedere dag van het verblijf de 180 voorafgaande dagen in aanmerking worden genomen”.

Deze definitie is ook van toepassing op visa voor kort verblijf die door de Republiek Azerbeidzjan zijn afgegeven in overeenstemming met de overeenkomst.

Als inreisdatum geldt de eerste dag van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten en als uitreisdatum de laatste dag van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Er wordt uitgegaan van een dynamische referentieperiode van 180 dagen; op elke dag van het verblijf wordt gekeken naar de aan die dag voorafgaande periode van 180 dagen om na te gaan of nog steeds aan de voorwaarden van 90 dagen per 180 dagen wordt voldaan. Dat betekent dat een ononderbroken afwezigheid van het grondgebied van de lidstaten van 90 dagen recht geeft op een nieuw verblijf van maximaal 90 dagen.

Voor het berekenen van de toegestane duur van kort verblijf volgens de nieuwe regels kan gebruik worden gemaakt van een calculator die beschikbaar is op het volgende adres: http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/policies/borders-and-visas/border-crossing/index_en.htm.

Voorbeeld van berekening van de verblijfsduur op basis van de huidige definitie:

Iemand heeft een meervoudig visum met een geldigheidsduur van één jaar (18 april 2014 — 18 april 2015) en komt voor het eerst de lidstaten binnen op 19 april 2014 en blijft drie dagen. Daarna komt hij op 18 juni 2014 opnieuw binnen op het grondgebied van de lidstaten en blijft 86 dagen. Wat is de situatie op bepaalde specifieke data? Wanneer wordt deze persoon opnieuw tot het grondgebied van de lidstaten toegelaten?

Op 11 september 2014: in de afgelopen 180 dagen (16 maart 2014 — 11 september 2014) heeft het verblijf van de betrokkene drie dagen (19 — 21 april 2014) plus 86 dagen (18 juni 2014 — 11 september 2014) geduurd = 89 dagen. De verblijfsduur is niet overschreden. De betrokkene mag nog één dag blijven.

Vanaf 16 oktober 2014: de betrokkene mag na binnenkomst drie dagen blijven (op 16 oktober 2014 is het verblijf van 19 april 2014 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen), op 17 oktober 2014 is het verblijf van 20 april 2014 niet meer relevant enz.).

Met ingang van 15 december 2014 de betrokkene mag na binnenkomst 86 dagen blijven (op 15 december 2014 is het verblijf van 18 juni 2014 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen), op 16 december 2014 is het verblijf van 19 juni 2014 niet meer relevant enz.).

1.5.   De situatie met betrekking tot de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen, de lidstaten die niet deelnemen aan het gemeenschappelijk visumbeleid van de Unie en de geassocieerde landen

De lidstaten die tot de Unie zijn toegetreden in 2004 (Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije), 2007 (Bulgarije en Roemenië) en 2013 (Kroatië) zijn aan de overeenkomst gebonden vanaf de inwerkingtreding ervan.

Bulgarije, Cyprus, Kroatië en Roemenië passen het Schengenacquis nog niet volledig toe. Zij zullen nationale visa blijven afgeven die enkel geldig zijn voor hun grondgebied. Zodra deze lidstaten het Schengenacquis volledig uitvoeren, zullen zij de overeenkomst volledig toepassen.

In afwachting van de volledige uitvoering van het Schengenacquis door die lidstaten blijft het nationaal recht van toepassing op de kwesties die niet onder de overeenkomst vallen. Vanaf de datum van volledige uitvoering van het Schengenacquis zullen deze kwesties door de Schengenvoorschriften en/of het nationaal recht worden geregeld.

Bulgarije, Cyprus, Kroatië en Roemenië zijn gemachtigd om verblijfsvergunningen, D-visa en visa voor kort verblijf die zijn afgegeven door alle Schengenlidstaten en geassocieerde landen, te aanvaarden voor kort verblijf op hun grondgebied (6).

Krachtens artikel 21 van de overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen moeten alle overeenkomstsluitende partijen de door elkaar afgegeven visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen aanvaarden voor verblijf van korte duur op elkaars grondgebied. Deze partijen aanvaarden verblijfsvergunningen, D-visa en visa voor kort verblijf van geassocieerde landen voor binnenkomst en kort verblijf op elkaars grondgebied, en omgekeerd.

De overeenkomst is niet van toepassing op Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, maar behelst gezamenlijke verklaringen waarin wordt aangegeven dat het wenselijk is dat deze lidstaten bilaterale overeenkomsten sluiten met de Republiek Azerbeidzjan over versoepeling van de afgifte van visa voor kort verblijf.

Hoewel IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland geassocieerd zijn met Schengen, is de in dit besluit bedoelde overeenkomst niet van toepassing op deze landen. De in dit besluit bedoelde overeenkomst bevat evenwel een gemeenschappelijke verklaring waarin wordt gesteld dat het voor deze met Schengen geassocieerde landen passend is onverwijld bilaterale overeenkomsten over visumversoepeling te sluiten met de Republiek Azerbeidzjan.

De overeenkomst inzake de versoepeling van de afgifte van visa tussen de regering van de Republiek Azerbeidzjan en de regering van het Koninkrijk Noorwegen is op 3 december 2013 ondertekend en op 1 juni 2015 in werking getreden. De overeenkomst inzake de versoepeling van de afgifte van visa tussen de regering van de Republiek Azerbeidzjan en de Zwitserse Bondsraad is ondertekend op 10 oktober 2016 en op 1 april 2017 in werking getreden. De overeenkomst tussen de regering van de Republiek Azerbeidzjan en de regering van het Vorstendom Liechtenstein over de wederzijdse toepassing van de regels, als bedoeld in de „Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Azerbeidzjan inzake de versoepeling van de afgifte van visa” is op 15 februari 2017 in werking getreden.

1.6.   Verhouding tussen de overeenkomst en bilaterale overeenkomsten

Artikel 13 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„Zodra deze overeenkomst in werking treedt, heeft zij voorrang op de bepalingen van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die zijn gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en de Republiek Azerbeidzjan, voor zover de bepalingen daarvan betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze overeenkomst worden geregeld.”.

Sinds de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zijn de bepalingen van de bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en de Republiek Azerbeidzjan inzake de kwesties die onder de overeenkomst vallen, niet langer van toepassing. Overeenkomstig het recht van de Unie moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om de onverenigbaarheden tussen hun bilaterale overeenkomsten en de overeenkomst weg te nemen.

Indien een lidstaat een bilaterale overeenkomst of regeling met Republiek Azerbeidzjan heeft gesloten over kwesties die niet onder de overeenkomst met de Europese Unie vallen, bijvoorbeeld de vrijstelling van de visumplicht voor houders van dienstpaspoorten, blijft de vrijstelling ook na de inwerkingtreding van de overeenkomst van toepassing.

De volgende lidstaten hebben een bilaterale overeenkomst met Republiek Azerbeidzjan gesloten op grond waarvan houders van een dienstpaspoort vrijgesteld zijn van de visumplicht: Bulgarije, Hongarije, Italië, Kroatië, Letland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije (7).

De visumvrijstelling die een lidstaat verleent aan houders van dienstpaspoorten, is enkel van toepassing voor het reizen op het grondgebied van die lidstaat, en niet voor het reizen naar andere Schengenlidstaten.

II.   SPECIFIEKE BEPALINGEN

2.1.   Regels die voor alle visumaanvragers gelden

De onderstaande versoepelingen met betrekking tot de visumleges, de duur van de behandeling van een visumaanvraag, vertrek in geval van verloren of gestolen documenten en de verlenging van visa in buitengewone omstandigheden zijn van toepassing op alle burgers van de Republiek Azerbeidzjan of van door de overeenkomst gebonden lidstaten die houder zijn van een visum of een visum aanvragen, met inbegrip van toeristen.

2.1.1.   Leges voor de behandeling van een visumaanvraag

Artikel 6, lid 1, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   Voor de behandeling van een visumaanvraag wordt 35 EUR in rekening gebracht.”.

Overeenkomstig artikel 6, lid 1 van de overeenkomst bedragen de leges voor de behandeling van een visumaanvraag 35 EUR. Deze leges gelden voor alle visumaanvragers die onderdanen zijn van de EU en van Azerbeidzjan (ook toeristen) en die een visum voor kort verblijf aanvragen, ongeacht het aantal binnenkomsten.

Artikel 6, lid 2, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„2.   Onverminderd lid 3 worden aan de volgende categorieën personen geen kosten in rekening gebracht voor de behandeling van een visumaanvraag:

a)

naaste familieleden — echtgenoten, kinderen (met inbegrip van adoptiekinderen), ouders (met inbegrip van voogden), grootouders en kleinkinderen — van EU-burgers die legaal in de Republiek Azerbeidzjan verblijven, van burgers van de Republiek Azerbeidzjan die legaal in de lidstaten verblijven, van EU-burgers die verblijven in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, of van burgers van de Republiek Azerbeidzjan die in Azerbeidzjan verblijven;

b)

leden, waaronder permanente leden, van officiële delegaties die op officiële uitnodiging gericht aan de lidstaten, de Europese Unie of de Republiek Azerbeidzjan deelnemen aan officiële bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties worden gehouden op het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan of één van de lidstaten;

c)

scholieren, studenten, postdoctoraal studenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, inclusief in het kader van uitwisselingsprogramma's en andere schoolgerelateerde activiteiten;

d)

gehandicapten en personen die hen indien nodig begeleiden;”.

Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges, moeten beide visumaanvragers aantonen dat zij tot deze categorie behoren. Wanneer de handicap van de verzoekers duidelijk zichtbaar is (bv. bij blinden of personen met één been) volstaat een visuele vaststelling door de visumdienst van het consulaat.

In gerechtvaardigde gevallen mag de visumaanvraag worden ingediend door een vertegenwoordiger of de voogd van de gehandicapte.)

„e)

deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve vergezellen; (NB: supporters worden niet als begeleiders beschouwd);

f)

deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma's;

g)

personen die documenten hebben overgelegd waaruit blijkt dat hun reis om humanitaire redenen noodzakelijk is, bijvoorbeeld om een dringende medische behandeling te ondergaan, in welk geval de vrijstelling ook geldt voor degene die de betrokkene begeleidt, of om een begrafenis van een naast familielid bij te wonen of een ernstig ziek naast familielid te bezoeken;

h)

vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's;”.

Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges, moeten de visumaanvragers aantonen dat zij lid zijn van in de lidstaten of in de Republiek Azerbeidzjan geregistreerde maatschappelijke organisaties of non-profitorganisaties —zie artikel 4 van de overeenkomst.

„i)

gepensioneerden;”.

Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges, moeten de visumaanvragers aantonen dat zij gepensioneerd zijn. De vrijstelling is niet gerechtvaardigd wanneer het doel van de reis erin bestaat een bezoldigde activiteit te verrichten.

„j)

kinderen jonger dan 12 jaar;

k)

journalisten en technisch personeel dat hen beroepshalve vergezelt;”.

Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges, moeten de visumaanvragers aantonen dat zij lid zijn van beroepsorganisaties voor journalisten of media —zie artikel 4 van de overeenkomst.

Wat de lidstaten betreft, zijn de bovenbedoelde categorieën personen vrijgesteld van betaling van de leges. Daarnaast worden overeenkomstig artikel 16, lid 4, van de Visumcode ook de volgende categorieën personen vrijgesteld van betaling van de leges:

onderzoekers uit derde landen die in de Europese Unie reizen voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in de zin van Aanbeveling 2005/761/EG van het Europees Parlement en de Raad (8);

vertegenwoordigers van non-profitorganisaties die vijfentwintig jaar of jonger zijn en deelnemen aan door non-profitorganisaties georganiseerde studiebijeenkomsten, conferenties, sportieve, culturele of educatieve evenementen.

Artikel 16, lid 6, van de Visumcode bepaalt het volgende:

„6.   In individuele gevallen kan het te betalen bedrag aan visumleges worden kwijtgescholden of verminderd wanneer daarmee culturele of sportieve belangen alsmede belangen op het gebied van buitenlands beleid, ontwikkelingsbeleid en andere vitale openbare belangen of humanitaire redenen gediend zijn.”.

Voorts wordt in artikel 16, lid 7, van de Visumcode bepaald dat de visumleges worden geheven in euro, in de nationale munt van het derde land waar de aanvraag wordt ingediend of in de munt die doorgaans in dat land wordt gebruikt, en dat de visumleges niet worden terugbetaald, behalve in geval van een niet-ontvankelijke aanvraag of wanneer het consulaat niet bevoegd is.

Om te vermijden dat er discrepanties zijn die leiden tot visumshoppen, moeten de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten er in de Republiek Azerbeidzjan voor zorgen dat alle Azerbeidzjaanse visumaanvragers vergelijkbare visumleges betalen wanneer die in een buitenlandse valuta worden geheven.

Wat de Republiek Azerbeidzjan betreft, zijn de volgende categorieën buitenlanders overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de Azerbeidzjaanse wet over aan de staat verschuldigde vergoedingen vrijgesteld van betaling van de leges:

leden van overheidsdelegaties en ambtenaren;

vertegenwoordigers van internationale humanitaire organisaties in de Republiek Azerbeidzjan;

personen die in het kader van overheidsprogramma's studeren of betrokken zijn bij pedagogische activiteiten;

personen die reizen voor defensiedoeleinden.

Visumaanvragers uit de Unie en de Republiek Azerbeidzjan krijgen een kwitantie voor de betaalde leges.

Artikel 6, lid 3, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„3.   Indien een lidstaat of de Republiek Azerbeidzjan bij het afgeven van visa samenwerkt met een externe dienstverlener mag deze dienstverlener kosten in rekening brengen. Deze dienstverleningskosten moeten in verhouding staan tot de kosten die de externe dienstverlener moet maken voor het uitvoeren van zijn taken en mogen ten hoogste 30 EUR bedragen. De lidstaten en de Republiek Azerbeidzjan handhaven voor alle aanvragers de mogelijkheid rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun consulaat.

Voor de Unie verricht de externe dienstverlener zijn werkzaamheden overeenkomstig de Visumcode en met eerbiediging van de wetgeving van de Republiek Azerbeidzjan.

Voor de Republiek Azerbeidzjan verricht de externe dienstverlener zijn werkzaamheden overeenkomstig de wetgeving van de Republiek Azerbeidzjan en die van de EU-lidstaten.”.

Artikel 43 van de Visumcode bevat regelingen met betrekking tot de taken van de externe dienstverleners waarmee wordt samengewerkt.

2.1.2.   Duur van de behandeling van een visumaanvraag

Artikel 7 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten en de Republiek Azerbeidzjan nemen binnen tien kalenderdagen na ontvangst van de visumaanvraag en de benodigde bewijsstukken een beslissing over de visumaanvraag.

2.   De periode voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag kan in individuele gevallen worden verlengd tot 30 kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag nodig is.

3.   De periode voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag kan in dringende gevallen worden beperkt tot twee werkdagen of minder.”.

In beginsel zal binnen tien kalenderdagen vanaf de datum van indiening van de ontvankelijke visumaanvraag een beslissing worden genomen over de visumaanvraag.

Deze termijn kan in individuele gevallen worden verlengd tot dertig kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag noodzakelijk is, of in geval van vertegenwoordiging, wanneer de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat worden geraadpleegd.

De termijn begint pas te lopen vanaf het moment dat de visumaanvraag volledig is, d.w.z. vanaf ontvangst van de visumaanvraag en de bewijsstukken.

Bij diplomatieke en consulaire posten die een afsprakensysteem hanteren, wordt de termijn voor het krijgen van een afspraak in beginsel niet bij de behandelingstijd gerekend. Met betrekking tot deze kwestie en andere praktische voorschriften voor het indienen van een visumaanvraag, zijn de Visumcode (artikel 9) en de migratiecode van de Republiek Azerbeidzjan van toepassing.

Artikel 7, lid 3, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„Indien visumaanvragers een afspraak moeten maken voor het indienen van een aanvraag, bedraagt de wachttijd tot de afspraak in de regel ten hoogste twee weken, te rekenen van de datum waarop om de afspraak is verzocht.”.

„In gemotiveerde dringende gevallen (bijvoorbeeld wanneer de aanvrager om redenen die hij niet kon voorzien, het visum niet eerder kon aanvragen) kan het consulaat aanvragers toestaan hun aanvraag zonder afspraak in te dienen of vindt de afspraak onmiddellijk plaats.”.

Met het oog op de toepassing van artikel 7, lid 3, van de overeenkomst moet bij het maken van een afspraak rekening worden gehouden met de eventuele door de visumaanvrager aangevoerde urgentie. De beslissing over het sneller behandelen van een visumaanvraag wordt door de consulaire ambtenaar genomen.

2.1.3.   Bij het verlaten van het land in het geval van verlies van identiteitsdocumenten

Artikel 8 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„Burgers van de Europese Unie en de Republiek Azerbeidzjan die hun identiteitsbewijs hebben verloren of van wie het identiteitsbewijs is gestolen tijdens hun verblijf op het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan respectievelijk van de lidstaten, kunnen dat grondgebied zonder visum of een andere machtiging verlaten met een geldig identiteitsbewijs waarmee de grens mag worden overschreden, dat is afgegeven door een diplomatieke of consulaire post van de lidstaten respectievelijk de Republiek Azerbeidzjan.”.

In geval van verlies of diefstal van identiteitsbewijzen volstaan geldige identiteitsbewijzen die visumhouders het recht geven om de grens te overschrijden en die zijn afgegeven door een diplomatieke of consulaire post, als basis voor het verlaten van het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan of het Schengengebied. De autoriteiten van het ontvangende land mogen van de visumhouder of de consulaire post niet verlangen dat deze aanvullende documenten of vergunningen voorlegt of aanvullende formaliteiten vervult.

2.1.4.   Verlenging van het visum in buitengewone omstandigheden

Artikel 9 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„Van burgers van de Europese Unie en de Republiek Azerbeidzjan die door overmacht niet in staat zijn het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan respectievelijk de lidstaten binnen de in hun visum vermelde termijn te verlaten, wordt de geldigheidsduur van het verstrekte visum en/of de verblijfsduur kosteloos verlengd volgens de wetgeving van de Republiek Azerbeidzjan of de gastlidstaat voor de periode die nodig is tot hun terugkeer naar hun eigen land.”.

Met betrekking tot de mogelijkheid de geldigheid van het visum te verlengen om gemotiveerde persoonlijke redenen, zijn, wanneer de houder van een visum door overmacht niet in staat is het grondgebied van de lidstaat binnen de op de visumsticker vermelde termijn te verlaten, de bepalingen van artikel 33 van de Visumcode van toepassing voor zover deze in overeenstemming zijn met de overeenkomst. Aan de verlenging van het visum in geval van overmacht of om humanitaire redenen zijn echter geen kosten verbonden.

De migratiecode van de Republiek Azerbeidzjan is van toepassing op kwesties die betrekking hebben op de verlenging van het tijdelijke verblijf van buitenlanders in de Republiek Azerbeidzjan.

De beslissing betreffende de verlenging van het tijdelijke verblijf van vreemdelingen in de Republiek Azerbeidzjan wordt beschouwd als een officieel document dat buitenlanders het recht geeft tijdelijk in de Republiek Azerbeidzjan te verblijven.

Buitenlanders van wie het tijdelijke verblijf in de Republiek Azerbeidzjan is verlengd, kunnen het land via grensdoorlaatposten verlaten op vertoon van hun paspoort of andere documenten voor het overschrijden van de grenzen en de beslissing tot verlenging van het tijdelijke verblijf.

2.2.   Regels voor bepaalde categorieën visumaanvragers

2.2.1.   Bewijsstukken betreffende het doel van de reis

De in artikel 4, lid 1, van de overeenkomst genoemde categorieën personen dienen wat het doel van de reis betreft, enkel de in dat artikel vermelde documenten over te leggen. Zoals artikel 4, lid 3, van de overeenkomst bepaalt, zijn geen andere vormen van motivering, uitnodiging of validering betreffende het doel van de reis nodig.

Dit houdt echter geen vrijstelling in van de ongewijzigd geldig blijvende algemene vereiste om persoonlijk te verschijnen voor het indienen van een visumaanvraag en het overleggen van bewijsstukken betreffende bijvoorbeeld de bestaansmiddelen.

Als er in individuele gevallen twijfel blijft bestaan over de echtheid van het document tot staving van het doel van de reis, kan de visumaanvrager krachtens artikel 21, lid 8, van de Visumcode en de migratiecode van de Republiek Azerbeidzjan door de ambassade en/of het consulaat worden uitgenodigd voor een aanvullend gesprek over het echte doel van zijn bezoek of zijn voornemen om terug te keren. In dergelijke gevallen kan de visumaanvrager aanvullende bewijsstukken overleggen of kan de consulaire ambtenaar bij uitzondering om aanvullende bewijsstukken verzoeken. Deze praktijk wordt echter niet systematisch en enkel onder nauw toezicht van het gemengd comité toegepast.

In beginsel moet bij de visumaanvraag het origineel van het document worden overgelegd dat op grond van artikel 4, lid 1, van de overeenkomst, vereist is. Het consulaat kan de visumaanvraag echter al in behandeling nemen op basis van een duplicaat of kopie van dit document. Het consulaat kan echter in geval van een eerste visumaanvraag om het originele document verzoeken en moet in individuele twijfelgevallen om het originele document verzoeken.

Op de categorieën die niet in artikel 4 van de overeenkomst worden vermeld (bijvoorbeeld toeristen), blijven wat betreft de bewijsstukken inzake het doel van de reis de algemene regels van toepassing. Hetzelfde geldt voor documenten voor ouderlijke toestemming voor kinderen jonger dan 18 jaar.

Op kwesties die niet onder deze overeenkomst vallen, zoals de erkenning van reisdocumenten en waarborgen betreffende terugkeer en voldoende bestaansmiddelen, is de Schengenregelgeving en het nationaal recht van toepassing.

Artikel 4, lid 1, van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   Voor de hieronder genoemde categorieën burgers van de Unie en de Republiek Azerbeidzjan volstaan de volgende documenten als rechtvaardiging van het doel van de reis naar de andere partij:

a)

voor naaste familieleden — echtgenoten, kinderen (met inbegrip van adoptiekinderen), ouders (met inbegrip van voogden), grootouders en kleinkinderen — die op bezoek gaan bij burgers van de Europese Unie die legaal in de Republiek Azerbeidzjan verblijven, bij burgers van de Republiek Azerbeidzjan die legaal in de lidstaten verblijven, bij burgers van de Europese Unie die verblijven in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, of bij burgers van de Republiek Azerbeidzjan die in Azerbeidzjan verblijven:

een schriftelijke uitnodiging van de gastheer of -vrouw;”.

De echtheid van de handtekening van de uitnodiger moet worden bevestigd door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de nationale wetgeving van het land van verblijf. De uitnodiging moet worden gevalideerd door de bevoegde autoriteiten.

Deze bepaling is ook van toepassing op familieleden van personeel van diplomatieke en consulaire posten die voor een periode van hoogstens 90 dagen naar het grondgebied van de lidstaten of van de Republiek Azerbeidzjan reizen om er familie te bezoeken; in dergelijke gevallen hoeft echter geen bewijs te worden verstrekt van legaal verblijf en van de familieband.

„b)

onverminderd artikel 10, voor leden, waaronder permanente leden, van officiële delegaties die op officiële uitnodiging gericht aan de lidstaten, de Europese Unie of de Republiek Azerbeidzjan deelnemen aan officiële bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties worden gehouden op het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan of één van de lidstaten:

een brief van een bevoegde instantie van een lidstaat of de Republiek Azerbeidzjan of van een instelling van de Europese Unie, waarin wordt bevestigd dat de aanvrager lid of permanent lid is van de delegatie die naar het grondgebied van de andere partij afreist om deel te nemen aan een hierboven bedoeld evenement, en een kopie van de officiële uitnodiging;”.

De brief van de bevoegde autoriteit moet de naam van de betrokkene vermelden en bevestigen dat hij lid is van een delegatie die naar het grondgebied van een andere partij reist om er deel te nemen aan een officiële ontmoeting. Hoewel een officiële uitnodiging aan een specifieke persoon gericht kan zijn, is het niet noodzakelijk dat de naam van de aanvrager ook op de officiële uitnodiging voor de ontmoeting wordt vermeld.

Deze bepaling is van toepassing op leden van officiële delegaties, ongeacht het soort paspoort dat ze hebben (dienstpaspoort of gewoon paspoort).

„c)

voor zakenlieden en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties:

een schriftelijke uitnodiging van een in het gastland gevestigde rechtspersoon of onderneming of organisatie, of een bureau of filiaal daarvan, van nationale of lokale autoriteiten van de Republiek Azerbeidzjan of van de lidstaten of van organisatiecomités van handels- en industrietentoonstellingen, -conferenties en -symposia die worden gehouden op het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan of de lidstaten en de instemming genieten van de bevoegde instanties overeenkomstig de nationale wetgeving;”.

Bovendien zal het nationale bureau voor openbare registratie een document afgeven als bevestiging van het bestaan van de bedrijfsorganisaties.

„d)

voor chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen tussen de Republiek Azerbeidzjan en de lidstaten met voertuigen die zijn geregistreerd in de lidstaten of in de Republiek Azerbeidzjan:

een schriftelijke uitnodiging van de nationale onderneming of vereniging (vakbond) van vervoerders van de Republiek Azerbeidzjan of van een nationale vereniging van vervoerders van een lidstaat die internationaal vervoer over de weg verzorgen, waarin het doel, de duur en de frequentie van de reizen staan vermeld;”.

Het is de nationale vereniging van het land van oorsprong van de chauffeur die bevoegd is voor het afgeven van de schriftelijke uitnodiging. De schriftelijke uitnodiging kan ook worden afgegeven door regionale of andere branches van nationale verenigingen van de lidstaten.

„e)

voor scholieren, studenten, postdoctoraal studenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, inclusief in het kader van uitwisselingsprogramma's en andere schoolgerelateerde activiteiten:

een schriftelijke uitnodiging of een inschrijvingsbewijs van de universiteit, academie, instelling, het college of de school waar de betrokkene te gast is, of een studentenkaart of inschrijvingsbewijs van de te volgen cursussen;”.

Een studentenkaart wordt alleen als bewijs van het doel van de reis aanvaard als zij is afgegeven door de universiteit, het college of de school waar de studie of opleiding zal plaatsvinden.

„f)

voor deelnemers aan wetenschappelijke, academische, culturele en artistieke activiteiten, zoals universitaire en andere uitwisselingsprogramma's:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie om deel te nemen aan deze activiteiten;

g)

voor journalisten en het technisch personeel dat hen beroepshalve vergezelt:

een certificaat of ander document van een beroepsorganisatie of van de werkgever van de aanvrager waaruit blijkt dat de betrokkene een gekwalificeerd journalist is en dat de reis is bedoeld om journalistiek werk te verrichten, of waaruit blijkt dat de betrokkene behoort tot het technisch personeel dat de journalist beroepshalve vergezelt;”.

Freelancejournalisten en hun assistenten behoren niet tot deze categorie.

Er moet een door een beroepsorganisatie van journalisten of door de werkgever van de visumaanvrager afgegeven certificaat of document worden overgelegd waaruit blijkt dat de visumaanvrager een professioneel journalist is of een persoon die deze journalist beroepshalve vergezelt, en waarin staat dat de reis is bedoeld om journalistiek werk te verrichten of daarbij te assisteren.

„h)

voor deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie, bevoegde instanties, nationale sportfederaties van de lidstaten of van de Republiek Azerbeidzjan of het Nationaal Olympisch Comité van de Republiek Azerbeidzjan of dat van een van de lidstaten;”.

Op de lijst van begeleiders bij internationale sportevenementen worden enkel personen opgenomen die de sporters beroepshalve begeleiden: trainers, masseurs, managers, medisch personeel en het hoofd van de sportclub. Supporters worden dus niet als begeleiders beschouwd.

„i)

voor deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma's van zustersteden:

een schriftelijke uitnodiging van het hoofd van het stadsbestuur/de burgemeester van deze steden;”.

Het is het hoofd van het stadsbestuur/de burgemeester van de stad of gemeente waar de uitwisseling zal plaatsvinden dat/die bevoegd is om een schriftelijke uitnodiging af te geven. Enkel officiële uitwisselingen vallen onder deze categorie.

„j)

voor personen die om medische redenen reizen en hun noodzakelijke begeleiders:

een officieel document van de medische instelling waaruit blijkt dat medische behandeling in deze instelling noodzakelijk is en dat de betrokkene onder begeleiding moet reizen, en bewijs van voldoende financiële middelen om de behandeling te betalen;”.

Er moet een door een medische instelling afgegeven document worden overgelegd waaruit de drie punten blijken: dat medische behandeling in deze instelling noodzakelijk is, dat de betrokkene onder begeleiding moet reizen, en (bijvoorbeeld aan de hand van het bewijs van betaling van een voorschot) dat de betrokkene over voldoende financiële middelen beschikt om de medische behandeling te betalen.

„k)

voor beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen die worden gehouden in de Republiek Azerbeidzjan of de lidstaten:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie waaruit blijkt dat de betrokkene deelneemt aan het evenement;

l)

voor vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's:

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie, een bevestiging dat de betrokkene de maatschappelijke organisatie vertegenwoordigt en het oprichtingsdocument van de organisatie uit het desbetreffende register, afgegeven door een nationale instantie overeenkomstig de nationale wetgeving;”.

Er moet een document van de maatschappelijke organisatie worden overgelegd waarin wordt bevestigd dat de visumaanvrager deze organisatie vertegenwoordigt.

Individuele leden van de maatschappelijke organisaties vallen niet onder de overeenkomst.

„m)

voor familieleden die een begrafenisplechtigheid bijwonen:

een officieel overlijdenscertificaat en een bevestiging dat er sprake is van een familierelatie of een andere relatie tussen de visumaanvrager en de overledene;

n)

voor bezoekers van militaire of civiele begraafplaatsen:

een officieel document waaruit blijkt dat het graf bestaat en blijft voortbestaan en dat er sprake is van een familierelatie of een andere relatie tussen de aanvrager en de overledene.”.

In de overeenkomst is niet vastgelegd of bovengenoemd officieel document moet worden afgegeven door de autoriteiten van het land waar de begraafplaats zich bevindt of door de autoriteiten van het land van verblijf van de persoon die de begraafplaats wenst te bezoeken. Officiële documenten van elk van beide landen dienen te worden aanvaard.

Uit bovengenoemd officieel document moet blijken dat het graf bestaat en blijft voortbestaan en dat er sprake is van een familierelatie of een andere relatie tussen de visumaanvrager en de overledene.

De overeenkomst doet geen nieuwe aansprakelijkheidsregels ontstaan voor de natuurlijke of rechtspersonen die de schriftelijke uitnodiging afgeven. Op valse uitnodigingen is het desbetreffende Unierecht en/of nationaal recht van toepassing.

2.2.2.   Afgifte van meervoudige visa

Wanneer de visumaanvrager frequent naar het grondgebied van de lidstaten of van de Republiek Azerbeidzjan moet reizen, kunnen visa voor kort verblijf voor meerdere bezoeken worden afgegeven; de totale duur van deze bezoeken mag evenwel niet langer zijn dan 90 dagen per periode van 180 dagen.

Artikel 5 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten en de Republiek Azerbeidzjan verstrekken meervoudige visa met een geldigheidsduur van vijf jaar aan de volgende categorieën burgers:

a)

echtgenoten, kinderen (met inbegrip van adoptiekinderen) die jonger zijn dan 21 jaar of ten laste komen van de aanvrager, en ouders (met inbegrip van voogden) die op bezoek gaan bij burgers van de Europese Unie die legaal in de Republiek Azerbeidzjan verblijven, bij burgers van de Republiek Azerbeidzjan die legaal in de lidstaten verblijven, bij burgers van de Europese Unie die verblijven in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, of bij burgers van de Republiek Azerbeidzjan die in Azerbeidzjan verblijven;

b)

permanente leden van officiële delegaties die op officiële uitnodiging gericht aan de lidstaten, de Europese Unie of de Republiek Azerbeidzjan regelmatig deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties worden gehouden op het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan of één van de lidstaten;

In afwijking van de eerste zin, wordt, wanneer duidelijk is dat de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen slechts voor een kortere periode geldt, de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode, met name wanneer:

in het geval van de onder a) bedoelde personen: de geldigheidsduur van de machtiging tot legaal verblijf van burgers van de Republiek Azerbeidzjan die legaal in de lidstaten verblijven of van burgers van de Unie die legaal in de Republiek Azerbeidzjan verblijven;

in het geval van de onder b) bedoelde personen: de geldigheidsduur van de status als permanent lid van een officiële delegatie;

korter is dan vijf jaar.”.

Gelet op de beroepsstatus van deze categorieën personen of hun familieband met een legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijvende burger van de Republiek Azerbeidzjan, met een legaal op het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan verblijvende burger van de Unie, of met een burger van de Unie die verblijft in de lidstaat waarvan hij onderdaan is, is het gerechtvaardigd een meervoudig visum af te geven met een geldigheidsduur van vijf jaar of met een beperkte geldigheidsduur die overeenstemt met de mandaatsperiode of de duur van het legaal verblijf indien die korter zijn dan vijf jaar.

Personen die onder artikel 5, lid 1, onder a), van de overeenkomst vallen, moeten bewijs van legaal verblijf van de uitnodiger overleggen.

Voor personen die onder artikel 5, lid 1, onder b), van de overeenkomst vallen, moet bewijs worden overgelegd van hun beroepsstatus en de duur van hun mandaat.

Dat geldt echter niet als de personen die onder artikel 5, lid 1, onder b), van de overeenkomst vallen, op grond van de overeenkomst zijn vrijgesteld van de visumplicht, d.w.z. voor houders van een diplomatiek paspoort.

Indien de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen kennelijk slechts voor een kortere periode geldt, wordt de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode.

„2.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten en de Republiek Azerbeidzjan verstrekken meervoudige visa met een geldigheidsduur van een jaar aan de volgende categorieën burgers, mits deze in het voorafgaande jaar ten minste één visum hebben verkregen waarvan zij gebruik hebben gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat:

a)

studenten en postdoctoraal studenten die regelmatig reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's;

b)

journalisten en technisch personeel dat hen beroepshalve vergezelt;

c)

deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma's van zustersteden;

d)

chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen tussen de Republiek Azerbeidzjan en de lidstaten met voertuigen die zijn geregistreerd in de lidstaten of in de Republiek Azerbeidzjan;

e)

personen die om medische redenen regelmatig naar de lidstaten moeten reizen en hun noodzakelijke begeleiders;

f)

beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen die regelmatig naar de Republiek Azerbeidzjan of de lidstaten reizen;

g)

vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties die regelmatig naar de Republiek Azerbeidzjan of naar de lidstaten reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's;

h)

deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma's, die regelmatig naar de Republiek Azerbeidzjan of de lidstaten reizen;

i)

deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve vergezellen;

j)

leden van officiële delegaties die op officiële uitnodiging gericht aan de lidstaten, de Europese Unie of de Republiek Azerbeidzjan regelmatig deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties worden gehouden op het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan of één van de lidstaten;

k)

zakenlieden en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties die regelmatig naar de Republiek Azerbeidzjan of de lidstaten reizen.

In afwijking van de eerste zin wordt, wanneer duidelijk is dat de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen slechts voor een kortere periode geldt, de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode.”.

Aan personen van de bovengenoemde categorieën worden in beginsel meervoudige visa met een geldigheidsduur van een jaar afgegeven mits zij in het voorafgaande jaar (twaalf maanden) ten minste één visum hebben verkregen waarvan zij gebruik hebben gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf op het grondgebied van de bezochte staat of staten (de betrokkene is bijvoorbeeld niet langer gebleven dan toegestaan) en er redenen zijn om een meervoudig visum aan te vragen.

Wanneer het niet gerechtvaardigd is een visum van één jaar af te geven, bijvoorbeeld wanneer de duur van het uitwisselingsprogramma minder dan een jaar bedraagt of de persoon niet gedurende een volledig jaar hoeft te reizen, wordt een visum met een geldigheidsduur van minder dan een jaar afgegeven, mits aan alle andere voorwaarden voor afgifte is voldaan.

„3.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten en van de Republiek Azerbeidzjan verstrekken de in lid 2 bedoelde personen meervoudige visa met een geldigheidsduur van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar, mits deze personen in de voorafgaande twee jaar overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat gebruik hebben gemaakt van het meervoudig visum voor één jaar, tenzij duidelijk is dat de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen voor een kortere periode geldt; in dat geval wordt de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode.

4.   De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde personen mogen in totaal ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten of in de Republiek Azerbeidzjan verblijven.”.

Aan personen van de in artikel 5, lid 2, van de overeenkomst bedoelde categorieën worden meervoudige visa met een geldigheidsduur van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar afgegeven, mits deze personen in de voorafgaande twee jaar (24 maanden) gebruik hebben gemaakt van de twee meervoudige visa voor één jaar overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat of staten en de redenen om een meervoudig visum aan te vragen nog steeds geldig zijn. Er wordt slechts een visum met een geldigheid van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar afgegeven indien aan de visumaanvrager in de voorafgaande twee jaar (24 maanden) twee visa met een geldigheidsduur van — ten minste — één jaar zijn afgegeven en hij van deze visa gebruik heeft gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat of staten. De diplomatieke en consulaire posten beslissen op basis van een individuele beoordeling van iedere visumaanvraag over de geldigheidsduur van deze visa, die ten minste twee en ten hoogste vijf jaar bedraagt.

Er hoeft geen meervoudig visum te worden afgegeven indien de visumaanvrager geen gebruik heeft gemaakt van een eerder afgegeven visum.

2.2.3.   Houders van diplomatieke paspoorten

Artikel 10 van de overeenkomst bepaalt het volgende:

„1.   Burgers van de Europese Unie en de Republiek Azerbeidzjan die houder zijn van een geldig diplomatiek paspoort hebben geen visum nodig voor een inreis in, een uitreis uit of een doorreis over het grondgebied van de Republiek Azerbeidzjan respectievelijk de lidstaten.

2.   De in lid 1 bedoelde personen mogen ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten verblijven.”.

De procedures voor het uitzenden van diplomaten naar de lidstaten worden niet door de overeenkomst geregeld. Daarop is de normale accreditatieprocedure van toepassing.

III.   SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN REISDOCUMENTEN

In een aan de overeenkomst gehechte gemeenschappelijke verklaring komen de partijen overeen dat het Gemengd Comité een beoordeling moet uitvoeren van het effect van het beveiligingsniveau van de respectieve reisdocumenten op de werking van de overeenkomst. Daartoe zijn de partijen overeengekomen elkaar regelmatig op de hoogte te houden van de maatregelen om de wildgroei van reisdocumenten tegen te gaan, de technische aspecten van reisdocumentenbeveiliging te ontwikkelen en de afgifte van reisdocumenten verder te personaliseren.

IV.   STATISTIEKEN

Opdat het Gemengd Comité effectief toezicht kan houden op de uitvoering van de overeenkomst, dienen de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten bij de Commissie elke zes maanden statistieken in, indien mogelijk uitgesplitst per maand, met betrekking tot:

het aantal weigeringen van afgifte van visa;

het aantal afgegeven meervoudige visa;

de geldigheidsduur van de afgegeven meervoudige visa;

het aantal visa dat zonder betaling van legeskosten is afgegeven.


(1)  Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB EU L 81 van 21.3.2001, blz. 1).

(2)  PB EU L 239 van 22.9.2000, blz. 19.

(3)  Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).

(4)  Met name Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).

(5)  De migratiecode van de Republiek Azerbeidzjan is op 2 juli 2013 bij wet 713-IVQ van de Republiek Azerbeidzjan vastgesteld en op 1 augustus 2013 in werking getreden.

(6)  Op basis van Besluit nr. 565/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot instelling van een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië van bepaalde documenten als gelijkwaardig met hun nationale visa voor de doorreis over hun grondgebied of een voorgenomen verblijf op hun grondgebied van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen en tot intrekking van de Beschikkingen nr. 895/2006/EG en nr. 582/2008/EG (PB EU L 157 van 27.5.2014, blz. 23). Als gevolg van het ontbreken van diplomatieke betrekkingen stelt Cyprus houders van een Azerbeidzjaans paspoort (met uitzondering van diplomatieke paspoorten) momenteel vrij van toepassing van Besluit nr. 565/2014/EU.

(7)  Vrijstelling van de visumplicht overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad.

(8)  Aanbeveling nr. 2005/761/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 tot vergemakkelijking van de afgifte door de lidstaten van eenvormige visa voor een verblijf van korte duur aan onderzoekers die onderdaan zijn van een derde land en die zich met het oog op wetenschappelijk onderzoek verplaatsen in de Gemeenschap (PB EU L 289 van 3.11.2005, blz. 23).