19.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 103/17


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/699 VAN DE COMMISSIE

van 18 april 2017

tot vaststelling van een gemeenschappelijke methode voor de berekening van het gewicht van de in elke lidstaat in de handel gebrachte elektrische en elektronische apparatuur (EEA) en van een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de hoeveelheid gegenereerde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) in gewicht in elke lidstaat

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (1), en met name artikel 7, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ter waarborging van eenvormige voorwaarden voor de berekening van het minimale jaarlijkse inzamelingspercentage AEEA door de lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2012/19/EU, is het noodzakelijk een door de lidstaten toe te passen gemeenschappelijke methode vast te stellen waarbij zij dat inzamelingspercentage berekenen op basis van het gewicht van de in een lidstaat in de nationale handel gebrachte elektrische en elektronische apparatuur (EEA), alsmede een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de totale hoeveelheid gegenereerde AEEA in gewicht in elke lidstaat, die moet worden toegepast wanneer die optie overeenkomstig Richtlijn 2012/19/EU beschikbaar wordt voor de lidstaten.

(2)

Het is passend om in deze verordening specifieke parameters zoals het „gewicht van de EEA” en „gegenereerde AEEA” te bepalen om een geharmoniseerd gebruik van de gemeenschappelijke methoden voor de berekening van het gewicht van in de handel gebrachte EEA en voor de berekening van de totale hoeveelheid gegenereerde AEEA mogelijk te maken.

(3)

Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke methoden voor de berekening van het gewicht van de in de handel gebrachte EEA en voor de berekening van de totale hoeveelheid gegenereerde AEEA in een lidstaat, is het noodzakelijk dat de methoden een voor elke lidstaat aangepast berekeningsinstrument omvatten.

(4)

Wanneer de overeenkomstig artikel 16 van en bijlage X, deel B, bij Richtlijn 2012/19/EU door de producenten of hun gevolmachtigden te rapporteren gegevens niet beschikbaar of niet volledig zijn, kunnen de lidstaten onderbouwde ramingen maken van de hoeveelheid EEA die in de nationale handel is gebracht. Ter waarborging van eenvormige voorwaarden voor de rapportage, controle en beoordeling van de gegevens, moet een gemeenschappelijke methode worden gehanteerd wanneer dergelijke ramingen moeten worden gemaakt.

(5)

De gemeenschappelijke methode voor de berekening van onderbouwde ramingen van de hoeveelheid in de handel gebrachte EEA moet er rekening mee houden dat de hoeveelheid op het grondgebied van een lidstaat in de handel gebrachte EEA moet worden beschouwd als het gewicht van de EEA die op de nationale markt is aangeboden, uitgezonderd EEA die het grondgebied heeft verlaten nadat het in die lidstaat in de handel is gebracht. Om die reden en gezien de beschikbare statistische informatie moet de berekening van het gewicht van de in de handel gebrachte EEA worden gebaseerd op gegevens betreffende de binnenlandse productie van EEA in de betrokken lidstaat en op gegevens betreffende de invoer van EEA in die lidstaat uit andere lidstaten of uit derde landen en betreffende de uitvoer van EEA vanuit die lidstaat naar een andere lidstaat of naar een derde land. De gegevens moeten worden verkregen met behulp van de databank van Eurostat (Eurobase) waarin met name de binnenlandse productie van EEA is geregistreerd volgens het communautaireproductiesysteem (met Prodcom-codes). Die codes zijn ook verbonden met de in handelsstatistieken gehanteerde codes (de codes van de gecombineerde nomenclatuur). Statistieken betreffende de goederenhandel meten de omvang van het handelsverkeer tussen de lidstaten en het handelsverkeer tussen de lidstaten en derde landen.

(6)

Nationale gegevens over de binnenlandse productie van EEA alsook over de invoer en uitvoer worden gerapporteerd volgens het communautaireproductiesysteem met gebruik van Prodcom-codes en niet volgens de in de bijlagen I en III bij Richtlijn 2012/19/EU vastgestelde categorieën van EEA. Wanneer de lidstaten ramingen maken van de hoeveelheid in de handel gebrachte EEA, is het echter belangrijk dat zij een gemeenschappelijke classificatiemethode hanteren om statistieken over binnenlandse productie, invoer en uitvoer om te zetten in gegevens die overeenkomen met het gewicht van de EEA die in de verschillende lidstaten in de handel is gebracht volgens de in Richtlijn 2012/19/EU vastgestelde categorieën van EEA.

(7)

Voor de berekening van de totale hoeveelheid AEEA die in een bepaald jaar op het grondgebied van een lidstaat wordt gegenereerd, is het belangrijk dat de lidstaten een gemeenschappelijke methode hanteren die rekening houdt met gegevens betreffende de hoeveelheid EEA die in het verleden in elke lidstaat in de handel is gebracht en met gegevens betreffende de levensduur van verschillende EEA op basis van het type, het verzadigingsniveau van de nationale markt en de verschillende levenscycli van EEA in de lidstaten. Een op deze methode gebaseerd berekeningsinstrument voor AEEA moet ter beschikking van de lidstaten worden gesteld en moet reeds de nodige gegevens bevatten, zodat het onmiddellijk kan worden gebruikt. De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen de in het instrument gebruikte gegevens die over in vorige jaren in de handel gebrachte EEA en/of over de levensduur bij te werken op basis van relevante gegevens en met bewijzen om dergelijke bijwerkingen te verantwoorden.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Deze verordening voorziet in een gemeenschappelijke methode voor de berekening van het gewicht van de elektrische en elektronische apparatuur (EEA) die in een lidstaat in de handel is gebracht en een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de totale hoeveelheid gegenereerde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) in gewicht in een lidstaat die door de lidstaten, indien relevant, moeten worden gehanteerd voor de berekening van de inzamelingspercentages van AEEA. Hiertoe voorziet zij ook in de beschikbaarheid van een voor elke lidstaat aangepast AEEA-berekeningsinstrument dat door de Commissie wordt ontwikkeld en beschikbaar gesteld als een integraal onderdeel van deze methoden.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „gewicht van de EEA”: het bruto (verzend)gewicht van alle EEA die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2012/19/EU valt, met inbegrip van alle elektrische en elektronische accessoires, maar met uitzondering van verpakkingen, batterijen/accu's, instructies, handleidingen, niet-elektrische/elektronische accessoires en verbruiksgoederen;

b)   „gegenereerde AEEA” in een lidstaat: het totale gewicht van AEEA afkomstig van EEA die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2012/19/EU valt, dat in die lidstaat in de handel is gebracht, vóór activiteiten zoals inzameling, voorbereiding voor hergebruik, verwerking, nuttige toepassing, met inbegrip van recycling, of uitvoer.

Artikel 3

Berekening van het gewicht van de in een lidstaat in de handel gebrachte EEA

1.   Wanneer een lidstaat het inzamelingspercentage berekent op basis van het gemiddelde gewicht van de EEA die in de handel is gebracht, berekent die lidstaat het gewicht van de EEA die in een bepaald jaar in die lidstaat in de handel is gebracht op basis van de informatie die de producenten van EEA of, in voorkomend geval, hun gevolmachtigden, overeenkomstig artikel 16, lid 2, onder c), van Richtlijn 2012/19/EU en deel B van bijlage X bij die richtlijn verstrekken.

2.   Wanneer een lidstaat niet in staat is het gewicht van de EEA die in die lidstaat in de handel is gebracht te berekenen overeenkomstig lid 1, maakt hij in plaats daarvan onderbouwde ramingen van het gewicht van de EEA die in het betrokken jaar in die lidstaat in de handel is gebracht op basis van gegevens betreffende de binnenlandse productie, invoer en uitvoer van EEA op zijn grondgebied. Hiertoe hanteert de lidstaat de in bijlage I bij deze verordening vastgestelde methode.

Artikel 4

Berekening van de totale hoeveelheid in een lidstaat gegenereerde AEEA

Wanneer een lidstaat het inzamelingspercentage berekent op basis van de hoeveelheid op zijn grondgebied gegenereerde AEEA, berekent die lidstaat de totale hoeveelheid in een bepaald jaar op zijn grondgebied gegenereerde AEEA op basis van de in bijlage II vastgestelde methode.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 april 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38.

(2)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).


BIJLAGE I

Methode voor de berekening van onderbouwde ramingen van het gewicht van de in een lidstaat in de handel gebrachte EEA

1.

Onderbouwde ramingen van het gewicht van de in een referentiejaar in een lidstaat in de handel gebrachte EEA worden berekend aan de hand van de schijnbareconsumptiemethode, die gebaseerd is op onderstaande vergelijking:

In de handel gebrachte EEA(t) = Binnenlandse productie(t) + Invoer(t) – Uitvoer(t)

Waarbij

Binnenlandse productie(t)

=

het gewicht (in ton) van afgewerkte EEA geproduceerd in een referentiejaar t in een lidstaat

Invoer(t)

=

het gewicht (in ton) van EEA afkomstig uit een andere lidstaat of derde land die in een referentiejaar t een lidstaat binnenkomt voor distributie, consumptie of gebruik

Uitvoer(t)

=

het gewicht (in ton) van EEA die in een referentiejaar t vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat of een derde land wordt uitgevoerd voor distributie, consumptie of gebruik

2.

De lidstaten gebruiken de gegevens betreffende de binnenlandse productie van EEA in gewicht die zijn gerapporteerd volgens het communautaireproductiesysteem (Prodcom-codes).

De lidstaten gebruiken de gegevens betreffende de invoer en uitvoer van EEA in gewicht die zijn gerapporteerd volgens de codes van de gecombineerde nomenclatuur (GN-codes).

3.

De lidstaten gebruiken het in artikel 1 van deze verordening genoemde AEEA-berekeningsinstrument om de hoeveelheden in de lidstaten geproduceerde, ingevoerde en uitgevoerde EEA die volgens de GN-codes worden gerapporteerd om te zetten in hoeveelheden in de handel gebrachte EEA volgens de in de bijlagen I en III bij Richtlijn 2012/19/EU vastgestelde categorieën.


BIJLAGE II

Methode voor de berekening van de totale hoeveelheid in een lidstaat gegenereerde AEEA

1.

De totale hoeveelheid in een bepaald jaar in een lidstaat gegenereerde AEEA wordt berekend op basis van de hoeveelheid in de vorige jaren in die lidstaat in de handel gebrachte EEA en de overeenkomstige levensduur van de producten geraamd op basis van een afdankingspercentage per product, zoals vastgesteld in onderstaande vergelijking:

Formula

Waarbij

W(n)

=

de hoeveelheid (in ton) gegenereerde AEEA in beoordelingsjaar n;

POM(t)

=

de hoeveelheid (in ton) in de handel gebrachte EEA in een jaar t;

t 0

=

het eerste jaar waarin een EEA in de handel is gebracht;

L (p) (t, n)

=

het op afdanking gebaseerde levensverwachtingsprofiel voor de groep in jaar t in de handel gebrachte EEA, dat het waarschijnlijke afdankingspercentage in evaluatiejaar n weerspiegelt (afgedankt materiaal als percentage van de totale verkoop in jaar n) en als volgt wordt berekend met behulp van een Weibull-verdelingsfunctie bepaald door een tijdsafhankelijke vormparameter α(t) en een schaalparameter β(t):

Formula

Wanneer dezelfde levensduurparameters in de tijd worden toegepast, wordt de verdeling van de levensduur van EEA vereenvoudigd tot onderstaande formule:

Formula

Waarbij

α (alfa)

=

de „vormparameter” van de kansverdeling

β (bèta)

=

de „schaalparameter” van de kansverdeling

2.

Voor de berekening van de totale hoeveelheid AEEA die in een bepaald jaar op hun grondgebied wordt gegenereerd, gebruiken de lidstaten het in artikel 1 van deze verordening bedoelde AEEA-berekeningsinstrument dat wordt ontwikkeld op basis van de in punt 1 beschreven methode.

3.

In het AEEA-berekeningsinstrument worden op voorhand gegevens ingevoerd voor elke lidstaat betreffende de hoeveelheid in de handel gebrachte EEA voor de periode 1980-2014, berekend op basis van de in bijlage I omschreven schijnbareconsumptiemethode, alsook gegevens betreffende de levensduur voor de periode 1980-2030. De in punt 1 bedoelde vorm- en schaalparameters van de kansverdeling die voor elke lidstaat worden bepaald, worden in het instrument als standaardwaarden opgenomen.

4.

Voor de berekening van het gewicht van de in een bepaald jaar gegenereerde AEEA voeren de lidstaten in het AEEA-berekeningsinstrument de jaarlijkse gegevens in betreffende in de handel gebrachte EEA vanaf 2015 tot het jaar voorafgaand aan het referentiejaar.

5.

De lidstaten mogen de gegevens betreffende in de handel gebrachte EEA of de gegevens betreffende de levensduur van producten die overeenkomstig punt 3 in het AEEA-berekeningsinstrument worden gebruikt bijwerken. Voor zij dergelijke bijwerkingen doen, stellen de lidstaten de Commissie daarvan in kennis en verstrekken zij relevante bewijzen daarvoor, zoals officiële marktonderzoeken, auditresultaten of geanalyseerde en onderbouwde gegevens afkomstig van de consultatie van relevante belanghebbenden.