20.9.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/6


RICHTLIJN (EU) 2017/1564 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 september 2017

inzake bepaalde toegestane vormen van gebruik van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, en tot wijziging van Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Rechtshandelingen van de Unie op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten bieden rechtszekerheid en een hoog niveau van bescherming voor de rechthebbenden en vormen een geharmoniseerd wettelijk kader. Dat kader draagt bij aan de goede werking van de interne markt en stimuleert innovatie, creatie, investeringen en de productie van nieuwe inhoud, onder meer in de digitale omgeving. Het is tevens bedoeld om toegang tot kennis en cultuur te bevorderen door werken en ander materiaal te beschermen en door uitzonderingen of beperkingen in het algemeen belang toe te staan. Een billijk evenwicht tussen de rechten en belangen van rechthebbenden en gebruikers moet worden gewaarborgd.

(2)

Door de Richtlijnen 96/9/EG (3), 2001/29/EG (4), 2006/115/EG (5) en 2009/24/EG (6) van het Europees Parlement en de Raad zijn de rechten van rechthebbenden op het gebied van het auteursrecht en de naburige rechten geharmoniseerd. Die richtlijnen bieden, samen met Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), een uitputtende lijst van uitzonderingen op en beperkingen van die rechten, waardoor het gebruik van inhoud zonder toestemming van de rechthebbenden onder bepaalde voorwaarden is toegestaan met het oog op de verwezenlijking van bepaalde beleidsdoelstellingen.

(3)

Personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben, ondervinden nog altijd tal van belemmeringen bij de toegang tot door het auteursrecht en naburige rechten beschermde boeken en ander gedrukt materiaal. Rekening houdend met de rechten van blinden, visueel gehandicapten of personen met een andere leeshandicap zoals erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het „Handvest”) en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (het „UNCRPD”), moeten maatregelen worden genomen om de beschikbaarheid van boeken en ander gedrukt materiaal in toegankelijke vormen te bevorderen en het verkeer ervan op de interne markt te verbeteren.

(4)

Het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (het „Verdrag van Marrakesh”), is op 30 april 2014 namens de Unie ondertekend (8). Dat verdrag heeft tot doel de beschikbaarheid en de grensoverschrijdende uitwisseling van bepaalde werken en ander beschermd materiaal in toegankelijke vormen te verbeteren voor personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben. Het Verdrag van Marrakesh verplicht de verdragsluitende partijen te voorzien in uitzonderingen op of beperkingen van het auteursrecht en de naburige rechten ten behoeve van de vervaardiging en verspreiding van exemplaren van bepaalde werken en ander beschermd materiaal in toegankelijke vormen en ten behoeve van de grensoverschrijdende uitwisseling van die exemplaren. De sluiting van het Verdrag van Marrakesh door de Unie vereist een aanpassing van het Unierecht door voor vormen van gebruik, voor werken en voor begunstigden die onder dat verdrag vallen, een verplichte en geharmoniseerde uitzondering vast te stellen.

(5)

Volgens Advies 3/15 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (9) moeten de beperkingen of uitzonderingen van auteursrechten en naburige rechten ten behoeve van de vervaardiging en verspreiding van exemplaren in toegankelijke vormen van bepaalde werken en ander materiaal die in het Verdrag van Marrakesh zijn neergelegd, ten uitvoer worden gelegd in het kader van het door Richtlijn 2001/29/EG geharmoniseerde gebied.

(6)

Deze richtlijn dient ertoe om op geharmoniseerde wijze de verplichtingen waaraan de Unie uit hoofde van het Verdrag van Marrakesh moet voldoen, uit te voeren om ervoor te zorgen dat de overeenkomstige maatregelen op de gehele interne markt op uniforme wijze worden toegepast. Deze richtlijn moet daarom voorzien in een verplichte uitzondering op de rechten die door het Unierecht zijn geharmoniseerd en die relevant zijn voor de vormen van gebruik en de werken die onder het Verdrag van Marrakesh vallen. Het gaat daarbij met name om de rechten van reproductie, mededeling aan het publiek, beschikbaarstelling aan het publiek, distributie en uitlening, als voorzien in de Richtlijnen 2001/29/EG, 2006/115/EG en 2009/24/EG, alsmede de dienovereenkomstige rechten als voorzien in Richtlijn 96/9/EG. Aangezien de reikwijdte van de uitzonderingen of beperkingen die door het Verdrag van Marrakesh worden vereist, ook werken in audioformaat, zoals luisterboeken, omvat, dient de in deze richtlijn voorziene verplichte uitzondering ook te gelden voor de naburige rechten.

(7)

Deze richtlijn betreft personen die blind of visueel gehandicapt zijn; personen die een visuele handicap hebben die niet zodanig kan worden verbeterd dat zij het gezichtsvermogen krijgen dat wezenlijk gelijkwaardig is aan dat van een persoon zonder een dergelijke handicap; personen die een waarnemings- of leeshandicap hebben, met inbegrip van dyslexie of een andere leerstoornis, waardoor zij niet in wezenlijk dezelfde mate als personen zonder een dergelijke handicap in staat zijn gedrukte werken te lezen, en personen die ten gevolge van een lichamelijke handicap niet in staat zijn een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of hun ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht, voor zover die personen ten gevolge van dergelijke handicaps niet in staat zijn gedrukte werken te lezen in wezenlijk dezelfde mate als personen zonder dergelijke handicaps. Deze richtlijn heeft daarom tot doel de beschikbaarheid te verbeteren van boeken, waaronder e-boeken, dagbladen, kranten, tijdschriften en andere soorten geschriften, notaties, waaronder bladmuziek, en ander gedrukt materiaal, waaronder in audioformaat, zowel digitaal als analoog, zowel online als offline, in vormen waardoor die werken en dat ander materiaal voor die personen in wezenlijk dezelfde mate toegankelijk zijn als voor personen zonder een dergelijke handicap. Toegankelijke vormen zijn bijvoorbeeld braille, groteletterdruk, aangepaste e-boeken, luisterboeken en radio-uitzendingen.

(8)

De in deze richtlijn voorziene verplichte uitzondering moet het reproductierecht inperken, zodat elke handeling wordt toegestaan die noodzakelijk is om in een werk of ander materiaal wijzigingen aan te brengen of om dit werk of ander materiaal om te zetten of aan te passen om een exemplaar in toegankelijke vorm te vervaardigen waarmee de begunstigden toegang kunnen krijgen tot dat werk of ander materiaal. Dit omvat het voorzien in de nodige middelen voor de navigatie in een exemplaar in toegankelijke vorm. Het omvat ook wijzigingen die vereist kunnen zijn in gevallen waarin de vorm van een werk of van ander materiaal al toegankelijk is voor bepaalde begunstigden, terwijl het misschien niet toegankelijk is voor andere begunstigden, vanwege verschillende handicaps of de verschillende graad van dergelijke handicaps.

(9)

In deze richtlijn vastgestelde toegestane vormen van gebruik moeten het vervaardigen van exemplaren in toegankelijke vorm omvatten door begunstigden of door toegelaten entiteiten die in hun behoeften voorzien, ongeacht of die toegelaten entiteiten openbare of private organisaties zijn, met name bibliotheken, onderwijsinstellingen en andere organisaties zonder winstoogmerk, die personen met een leeshandicap bedienen als een van hun hoofdactiviteiten, institutionele verplichtingen of in het kader van hun taken van openbaar belang. De in deze richtlijn vastgestelde vormen van gebruik moeten ook het vervaardigen van exemplaren in toegankelijke vorm voor het exclusieve gebruik door begunstigden omvatten, door een natuurlijke persoon die dit namens een begunstigde doet of die de begunstigde helpt bij het vervaardigen van dergelijke exemplaren. Exemplaren in toegankelijke vorm mogen alleen worden vervaardigd van werken of ander materiaal waartoe begunstigden of toegelaten entiteiten rechtmatige toegang hebben. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat contractuele bepalingen die tot doel hebben de toepassing van de uitzondering op enigerlei wijze te voorkomen of te beperken, zonder enig rechtsgevolg blijven.

(10)

De in deze richtlijn voorziene uitzondering moet het de toegelaten entiteiten mogelijk maken binnen de Unie exemplaren in toegankelijke vorm van werken of ander materiaal die onder deze richtlijn vallen, te vervaardigen en online en offline te verspreiden. Deze richtlijn mag geen verplichting opleggen aan toegelaten entiteiten om dergelijke exemplaren te vervaardigen en te verspreiden.

(11)

Het moet mogelijk zijn exemplaren in toegankelijke vorm die in een lidstaat zijn vervaardigd, in alle lidstaten beschikbaar te maken, zodat een grotere beschikbaarheid ervan op de hele interne markt wordt gegarandeerd. Dit zou leiden tot een daling van de vraag naar dubbel werk bij de productie van exemplaren in toegankelijke vorm van een en hetzelfde werk of ander materiaal in de hele Unie, hetgeen besparingen en efficiëntiewinsten oplevert. Deze richtlijn moet derhalve verzekeren dat exemplaren in toegankelijke vorm die door toegelaten entiteiten in een lidstaat zijn vervaardigd, in de hele Unie in het verkeer kunnen worden gebracht en toegankelijk kunnen worden gemaakt voor begunstigden en toegelaten entiteiten. Om dergelijke grensoverschrijdende uitwisseling te bevorderen en de wederzijdse identificatie en onderlinge samenwerking van toegelaten entiteiten te vergemakkelijken, moet de vrijwillige uitwisseling van informatie betreffende de namen en de contactgegevens van de in de Unie gevestigde toegelaten entiteiten, met inbegrip van websites voor zover beschikbaar, worden aangemoedigd. De lidstaten moeten de van de toegelaten entiteiten ontvangen informatie daarom aan de Commissie verstrekken. Dit mag voor de lidstaten geen verplichting inhouden om te controleren of die informatie volledig en juist is of strookt met hun nationale recht tot omzetting van deze richtlijn. Die informatie moet door de Commissie online beschikbaar worden gemaakt via een centraal informatietoegangspunt op het niveau van de Unie. Dit zou ook zowel de toegelaten entiteiten als de begunstigden en rechthebbenden helpen om met de toegelaten entiteiten contact op te nemen om in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn en Verordening (EU) 2017/1563 van het Europees Parlement en de Raad (10) nadere informatie te verkrijgen. Het voormelde centrale informatietoegangspunt moet een aanvulling vormen op het informatietoegangspunt dat het Internationale Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO) zal instellen, zoals bepaald in het Verdrag van Marrakesh, teneinde de identificatie van, en de samenwerking tussen, de toegelaten entiteiten op internationaal niveau te vergemakkelijken.

(12)

Met het oog op een betere beschikbaarheid van exemplaren in toegankelijke vorm en ter voorkoming van de illegale verspreiding van werken of ander materiaal moeten toegelaten entiteiten die actief zijn op het gebied van de distributie, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling aan het publiek van exemplaren in toegankelijke vorm, aan bepaalde verplichtingen voldoen.

(13)

De toelatings- of erkenningsvereisten die de lidstaten aan toegelaten entiteiten kunnen opleggen, bijvoorbeeld in verband met het verlenen van diensten van algemene aard aan de begunstigden, mogen er niet toe leiden dat entiteiten die vallen onder de definitie van een toegelaten entiteit in het kader van deze richtlijn, niet kunnen overgaan tot de krachtens deze richtlijn toegestane vormen van gebruik.

(14)

Gezien het specifieke karakter van de in deze richtlijn voorziene uitzondering, het specifieke toepassingsgebied en de noodzaak van rechtszekerheid voor de begunstigden mogen de lidstaten geen aanvullende eisen met betrekking tot de toepassing van de uitzondering stellen die niet in deze richtlijn zijn vervat, zoals de voorafgaande verificatie van de commerciële beschikbaarheid van werken in toegankelijke vorm. De lidstaten mogen alleen voorzien in compensatieregelingen betreffende de toegestane vormen van gebruik van werken of ander materiaal door de toegelaten entiteiten. Om de begunstigden niet te belasten, de grensoverschrijdende verspreiding van exemplaren in toegankelijke vorm niet te belemmeren en het opleggen van buitensporige eisen aan toegelaten entiteiten te voorkomen, is het belangrijk dat de mogelijkheid voor de lidstaten om in dergelijke compensatieregelingen te voorzien wordt beperkt. Bijgevolg mogen in compensatieregelingen geen betalingen door de begunstigden worden vereist. Zij mogen alleen gelden voor vormen van gebruik door toegelaten entiteiten die gevestigd zijn op het grondgebied van de lidstaat die in een dergelijke regeling voorziet, en er mogen geen betalingen worden verlangd door toegelaten entiteiten die gevestigd zijn in andere lidstaten of derde landen die partij zijn bij het Verdrag van Marrakesh. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat dergelijke compensatieregelingen geen zwaardere vereisten stellen aan de grensoverschrijdende uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm dan bij niet-grensoverschrijdende situaties het geval is, ook niet wat de vorm en de mogelijke hoogte van de compensatie betreft. Bij het bepalen van de hoogte van de compensatie moet naar behoren rekening worden gehouden met de niet-winstgevende aard van de activiteiten van de toegelaten entiteiten, de doelstellingen van algemeen belang van deze richtlijn, de belangen van de begunstigden van de uitzondering, de eventuele schade voor de rechthebbenden en de noodzaak om de grensoverschrijdende verspreiding van exemplaren in toegankelijke vorm te waarborgen. Ook moet rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van elk geval, als gevolg van de vervaardiging van een welbepaald exemplaar in toegankelijke vorm. Indien de schade voor een rechthebbende minimaal is, mag er geen verplichting tot betaling van een compensatie ontstaan.

(15)

Het is van essentieel belang dat de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze richtlijn gebeurt in overeenstemming met de grondrechten, met inbegrip van het recht op de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van de artikelen 7 en 8 van het Handvest, en het is noodzakelijk dat dergelijke verwerking ook gebeurt in overeenstemming met Richtlijnen 95/46/EG (11) en 2002/58/EG (12) van het Europees Parlement en de Raad, die betrekking hebben op de verwerking van persoonsgegevens, wanneer dit door toegelaten entiteiten kan worden uitgevoerd in het kader van deze richtlijn en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met name de openbare onafhankelijke autoriteiten die door de lidstaten zijn aangeduid.

(16)

Het UNCRPD, waarbij de Unie partij is, garandeert personen met een handicap het recht op toegang tot informatie en onderwijs en het recht op deelname aan het culturele, economische en sociale leven, op voet van gelijkheid met anderen. Op grond van het UNCRPD moeten de partijen bij dat verdrag in overeenstemming met het internationale recht alle passende maatregelen nemen om te waarborgen dat wetgeving ter bescherming van de intellectuele eigendom geen onredelijke of discriminatoire belemmering vormt voor de toegang van personen met een handicap tot cultuuruitingen.

(17)

Krachtens het Handvest is iedere vorm van discriminatie, waaronder discriminatie op grond van handicap, verboden en erkent en eerbiedigt de Unie het recht van personen met een handicap op maatregelen die beogen hun zelfstandigheid, hun maatschappelijke en beroepsintegratie en hun deelname aan het gemeenschapsleven te bewerkstelligen.

(18)

Met de vaststelling van deze richtlijn wil de Unie ervoor zorgen dat begunstigden in de hele interne markt toegang krijgen tot boeken en ander gedrukt materiaal in toegankelijke vormen. Deze richtlijn is bijgevolg een essentiële eerste stap in het verbeteren van de toegang tot werken voor personen met een handicap.

(19)

De Commissie moet de situatie met betrekking tot de beschikbaarheid van werken en ander materiaal in andere toegankelijke vormen die niet onder deze richtlijn vallen, beoordelen, alsmede de beschikbaarheid van werken en ander materiaal in toegankelijke vormen voor personen met andere handicaps. Het is belangrijk dat de Commissie de situatie in dat opzicht nauwlettend in het oog houdt. Op basis van een verslag van de Commissie kunnen zo nodig wijzigingen in het toepassingsgebied van deze richtlijn in overweging worden genomen.

(20)

Het moet de lidstaten toegestaan zijn op grond van artikel 5, lid 3, onder b), van Richtlijn 2001/29/EG te blijven voorzien in een uitzondering of een beperking ten behoeve van personen met een handicap in gevallen die niet onder deze richtlijn vallen, met name ten aanzien van werken en ander materiaal en handicaps die niet onder deze richtlijn vallen. Deze richtlijn belet de lidstaten niet te voorzien in uitzonderingen op of beperkingen van rechten die niet zijn geharmoniseerd in het auteursrechtelijk kader van de Unie.

(21)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de met name in het Handvest en het UNCRPD erkende beginselen in acht. Deze richtlijn dient in het licht van deze rechten en beginselen te worden uitgelegd en toegepast.

(22)

Het Verdrag van Marrakesh legt bepaalde verplichtingen op wat betreft de uitwisseling van exemplaren in toegankelijke vorm tussen de Unie en derde landen die partij zijn bij dat verdrag. De maatregelen die de Unie heeft genomen ter nakoming van die verplichtingen, zijn opgenomen in Verordening (EU) 2017/1563, die moet worden gelezen in samenhang met deze richtlijn.

(23)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van de toegang in de Unie tot door het auteursrecht en naburige rechten beschermde werken en ander materiaal voor personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en gevolgen ervan beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(24)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (13) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Het doel van deze richtlijn is de verdere harmonisatie van het Unierecht met betrekking tot het auteursrecht en naburige rechten in het kader van de interne markt, door de vaststelling van voorschriften over het gebruik van bepaalde werken en ander materiaal zonder de toestemming van de rechthebbende, ten behoeve van personen die blind of visueel gehandicapt zijn of anderszins een leeshandicap hebben.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   „werk of ander materiaal”: een werk in de vorm van een boek, dagblad, krant, tijdschrift of ander soort geschrift, notaties met inbegrip van bladmuziek en daarmee samenhangende illustraties, op om het even welke drager, met inbegrip van audioformaten, zoals luisterboeken en digitale formaten, dat wordt beschermd door het auteursrecht of naburige rechten en dat is gepubliceerd of op een andere geoorloofde wijze algemeen beschikbaar is gesteld;

2.   „begunstigde”: onverminderd andere handicaps, een persoon:

a)

die blind is;

b)

met een visuele handicap die niet zodanig kan worden verbeterd dat de persoon het gezichtsvermogen krijgt dat wezenlijk gelijkwaardig is aan dat van een persoon zonder een dergelijke handicap en die ten gevolge daarvan niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen;

c)

met een waarnemings- of leeshandicap en die ten gevolge daarvan niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen, of

d)

die anderszins, ten gevolge van een fysieke handicap, niet in staat is een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of zijn ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht;

3.   „exemplaar in toegankelijke vorm”: een exemplaar van een werk of ander materiaal in een alternatieve vorm waarmee dat werk of dat andere materiaal voor een begunstigde toegankelijk wordt, onder meer om de toegang tot het werk voor die begunstigde even eenvoudig en gemakkelijk te maken als voor een persoon zonder een van de in punt 2 bedoelde handicaps;

4.   „toegelaten entiteit”: een entiteit die door een lidstaat is gemachtigd of erkend om zonder winstoogmerk onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot informatie aan begunstigden te bieden. Deze term omvat tevens openbare instellingen of organisaties zonder winstoogmerk die begunstigden dezelfde diensten aanbieden als een van hun hoofdactiviteiten, institutionele verplichtingen of in het kader van hun taken van openbaar belang.

Artikel 3

Toegestane vormen van gebruik

1.   De lidstaten voorzien in een uitzondering zodat geen toestemming is vereist van de rechthebbende van een auteursrecht of een naburig recht op een werk of ander materiaal op grond van de artikelen 5 en 7 van Richtlijn 96/9/EG, de artikelen 2, 3 en 4 van Richtlijn 2001/29/EG, artikel 1, lid 1, artikel 8, leden 2 en 3, en artikel 9 van Richtlijn 2006/115/EG en artikel 4 van Richtlijn 2009/24/EG voor een handeling die noodzakelijk is voor:

a)

een begunstigde of een namens hem optredende persoon om een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of ander materiaal waartoe de begunstigde rechtmatige toegang heeft, te vervaardigen voor exclusief gebruik door de begunstigde, en

b)

een toegelaten entiteit om een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of ander materiaal waartoe zij rechtmatige toegang heeft, te vervaardigen of zonder winstoogmerk een exemplaar in toegankelijke vorm aan een begunstigde of een andere toegelaten entiteit mee te delen, beschikbaar te stellen, te distribueren of uit te lenen met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat elk exemplaar in toegankelijke vorm de integriteit van het werk of ander materiaal eerbiedigt, met inachtneming van de veranderingen die nodig zijn om het werk of ander materiaal in de alternatieve vorm toegankelijk te maken.

3.   De in lid 1 voorziene uitzondering mag slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of ander materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.

4.   Artikel 6, lid 4, eerste, derde en vijfde alinea, van Richtlijn 2001/29/EG is van toepassing op de in lid 1 van dit artikel vastgestelde uitzondering.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat van de in lid 1 voorziene uitzondering niet kan worden afgeweken bij overeenkomst.

6.   De lidstaten kunnen bepalen dat krachtens deze richtlijn toegestane vormen van gebruik, indien daartoe wordt overgegaan door toegelaten entiteiten die op hun grondgebied gevestigd zijn, worden onderworpen aan compensatieregelingen binnen de in deze richtlijn vastgestelde grenzen.

Artikel 4

Exemplaren in toegankelijke vorm op de interne markt

De lidstaten zorgen ervoor dat een toegelaten entiteit die op hun grondgebied is gevestigd, de verrichtingen als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b), mag uitvoeren voor een begunstigde of een andere toegelaten entiteit die in een lidstaat gevestigd is. De lidstaten zorgen er eveneens voor dat een begunstigde of een toegelaten entiteit die op hun grondgebied is gevestigd, toegang kan verkrijgen of kan hebben tot een exemplaar in toegankelijke vorm van een toegelaten entiteit die in een lidstaat is gevestigd.

Artikel 5

Verplichtingen van toegelaten entiteiten

1.   De lidstaten bepalen dat een toegelaten entiteit die op hun grondgebied is gevestigd en die de in artikel 4 bedoelde handelingen uitvoert, haar eigen praktijken vaststelt en deze praktijken volgt om te waarborgen dat zij:

a)

exemplaren in toegankelijke vorm uitsluitend distribueert, meedeelt of beschikbaar stelt aan begunstigden of aan andere toegelaten entiteiten;

b)

passende maatregelen neemt om de ongeoorloofde reproductie, distributie, mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling aan het publiek van exemplaren in toegankelijke vorm te ontmoedigen;

c)

getuigt van de nodige zorgvuldigheid bij, en registers bijhoudt van, de handelingen die zij uitvoert met werken of ander materiaal en met de exemplaren in toegankelijke vorm daarvan, en

d)

op haar website, in voorkomend geval, of via andere online- of offlinekanalen, informatie publiceert en actualiseert over de manier waarop zij voldoet aan de verplichtingen van het bepaalde onder a) tot en met c).

De lidstaten zorgen ervoor dat de in de eerste alinea bedoelde praktijken met volledige inachtneming van de regels die van toepassing zijn op de in artikel 7 bedoelde verwerking van persoonsgegevens van begunstigden, worden vastgesteld en gevolgd.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat een toegelaten entiteit die op hun grondgebied is gevestigd en die de in artikel 4 bedoelde handelingen uitvoert, op verzoek en op een toegankelijke manier de volgende informatie verstrekt aan begunstigden, andere toegelaten entiteiten of rechthebbenden:

a)

de lijst met werken of ander materiaal waarvan zij over exemplaren in toegankelijke vorm beschikt, alsmede de beschikbare vormen, en

b)

de naam en de contactgegevens van de toegelaten entiteiten waarmee zij exemplaren in toegankelijke vorm op grond van artikel 4 heeft uitgewisseld.

Artikel 6

Transparantie en uitwisseling van informatie

1.   De lidstaten moedigen de toegelaten entiteiten die op hun grondgebied zijn gevestigd en die de in artikel 4 van deze richtlijn en in de artikelen 3 en 4 van Verordening (EU) 2017/1563 bedoelde handelingen uitvoeren, ertoe aan op vrijwillige basis hun namen en contactgegevens aan hen mee te delen.

2.   De lidstaten verstrekken de informatie die zij op grond van lid 1 ontvangen hebben, aan de Commissie. De Commissie maakt deze informatie online openbaar via een centraal informatietoegangspunt en houdt ze actueel.

Artikel 7

Bescherming van persoonsgegevens

De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn vindt plaats overeenkomstig Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.

Artikel 8

Wijziging van Richtlijn 2001/29/EG

Artikel 5, lid 3, onder b), van Richtlijn 2001/29/EG wordt vervangen door:

„b)

het gebruik ten behoeve van mensen met een handicap, dat direct met de handicap verband houdt en van niet-commerciële aard is en voor zover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees Parlement en de Raad (*1);

Artikel 9

Verslag

Uiterlijk 11 oktober 2020 dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de beschikbaarheid op de interne markt van werken en ander materiaal in toegankelijke vorm die niet onder de definitie van artikel 2, punt 1, vallen voor begunstigden, en van werken en ander materiaal voor personen met andere handicaps dan de in artikel 2, punt 2, bedoelde handicaps. In het verslag wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in verband met de relevante technologie en het bevat een beoordeling van de geschiktheid van een verruiming van het toepassingsgebied van deze richtlijn met het oog op het verbeteren van de toegang tot andere soorten werken en ander materiaal en het verbeteren van toegang voor personen met een andere handicap, dan die welke onder deze richtlijn vallen.

Artikel 10

Evaluatie

1.   Uiterlijk 11 oktober 2023 voert de Commissie een evaluatie van deze richtlijn uit en presenteert zij in een verslag de voornaamste bevindingen aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, die in voorkomend geval vergezeld gaan van voorstellen tot wijziging van deze richtlijn. Die evaluatie omvat een beoordeling van de gevolgen van de compensatieregelingen, waarin de lidstaten op grond van artikel 3, lid 6, voorzien, voor de beschikbaarheid van exemplaren in toegankelijke vorm ten behoeve van begunstigden en voor de grensoverschrijdende uitwisseling ervan. In het verslag van de Commissie wordt rekening gehouden met de standpunten van relevante maatschappelijke actoren en niet-gouvernementele organisaties, waaronder organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen en organisaties die ouderen vertegenwoordigen.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie de informatie die nodig is voor de opstelling van het in lid 1 van dit artikel bedoelde verslag en de opstelling van het in artikel 9 bedoelde verslag.

3.   Een lidstaat die gegronde redenen heeft voor de opvatting dat de uitvoering van deze richtlijn aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor de commerciële beschikbaarheid van werken of ander materiaal in toegankelijke vormen voor begunstigden, kan de zaak samen met al het relevante bewijs onder de aandacht van de Commissie brengen. De Commissie houdt met dat bewijs rekening wanneer zij het in lid 1 bedoelde verslag opstelt.

Artikel 11

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 11 oktober 2018 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 13 september 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  PB C 125 van 21.4.2017, blz. 27.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 6 juli 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 juli 2017.

(3)  Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20).

(4)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).

(5)  Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 28).

(6)  Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (PB L 111 van 5.5.2009, blz. 16).

(7)  Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (PB L 299 van 27.10.2012, blz. 5).

(8)  Besluit 2014/221/EU van de Raad van 14 april 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van het Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (PB L 115 van 17.4.2014, blz. 1).

(9)  Advies van het Hof van Justitie van 14 februari 2017, 3/15, ECLI:EU:C:2017:114, punt 112.

(10)  Verordening (EU) 2017/1563 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake de grensoverschrijdende uitwisseling tussen de Unie en derde landen van exemplaren in toegankelijke vorm van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad) ).

(11)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31). Deze richtlijn wordt met ingang van 25 mei 2018 ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(12)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(13)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.