9.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/1


BESLUIT (EU) 2017/2269 VAN DE RAAD

van 7 december 2017

tot vaststelling van een meerjarenkader voor 2018-2022 voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 352,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten („het Bureau”) zijn taken naar behoren te laten uitvoeren, moet de Raad iedere vijf jaar een meerjarenkader vaststellen met de thematische werkterreinen van het Bureau, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad (2).

(2)

Het eerste meerjarenkader werd vastgesteld bij Besluit 2008/203/EG van de Raad (3). Het tweede meerjarenkader werd vastgesteld bij Besluit nr. 252/2013/EU van de Raad (4).

(3)

Het meerjarenkader dient binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie te worden uitgevoerd.

(4)

Het meerjarenkader dient in overeenstemming te zijn met de prioriteiten van de Unie, waarbij terdege rekening dient te worden gehouden met de beleidslijnen die voortvloeien uit de resoluties van het Europees Parlement en de conclusies van de Raad op het gebied van de grondrechten.

(5)

In het meerjarenkader dienen de financiële en personele middelen van het Bureau naar behoren in aanmerking te worden genomen.

(6)

Het meerjarenkader dient bepalingen te omvatten ter waarborging van de complementariteit met de werkzaamheden van andere organen, instanties en agentschappen van de Unie, alsook met die van de Raad van Europa en andere internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de grondrechten. De meest relevante organen, instanties en agentschappen van de Unie in verband met dit meerjarenkader zijn het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (European Asylum Support Office — EASO), opgericht bij Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5), het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad (6) en een nieuwe naam heeft gekregen bij Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad (7), het Europees migratienetwerk, opgezet bij Beschikking 2008/381/EG van de Raad (8), het Europees Instituut voor gendergelijkheid (European Institute for Gender Equality — EIGE), opgericht bij Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad (9), de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (European Data Protection Supervisor — EDPS), ingesteld bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (10), het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (European Agency for Network and Information Security — Enisa), opgericht bij Verordening (EU) nr. 526/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11), Eurojust, opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (12), de Europese Politiedienst (Europol), opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ van de Raad (13), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol), opgericht bij Verordening (EU) 2015/2219 van het Europees Parlement en de Raad (14), de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad (15), en het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad (16).

(7)

De thematische werkterreinen van het Bureau dienen onder meer de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid te omvatten.

(8)

Gezien het belang van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting voor de Unie, die het onderwerp tot een van de vijf doelen van de groeistrategie „Europa 2020” heeft gemaakt, dient het Bureau bij het verzamelen en verspreiden van gegevens op de in dit besluit vastgestelde thematische werkterreinen rekening te houden met de economische en maatschappelijke voorwaarden voor de doeltreffende uitoefening van grondrechten.

(9)

De Commissie heeft bij het opstellen van haar voorstel de raad van bestuur van het Bureau geraadpleegd en op 1 maart 2016 een schriftelijk advies ontvangen. De raad van bestuur van het Bureau is voorts geraadpleegd op zijn vergadering van 19 en 20 mei 2016.

(10)

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 168/2007 kan het Bureau op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie werkzaamheden verrichten die geen betrekking hebben op de in het meerjarenkader vastgelegde thematische werkterreinen, mits daarvoor voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Meerjarenkader

1.   Met betrekking tot het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten („het Bureau”) wordt een meerjarenkader voor de periode 2018-2022 vastgesteld.

2.   Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 168/2007 vervult het Bureau de in artikel 4, lid 1, van die verordening omschreven taken op de thematische werkterreinen die genoemd worden in artikel 2 van dit besluit.

Artikel 2

Thematische werkterreinen

De thematische werkterreinen zijn de volgende:

a)

slachtoffers van misdrijven en toegang tot de rechter;

b)

gelijkheid en discriminatie op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, of op grond van nationaliteit;

c)

informatiemaatschappij, in het bijzonder eerbied voor de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens;

d)

justitiële samenwerking, behalve in strafzaken;

e)

migratie, grenzen, asiel en integratie van vluchtelingen en migranten;

f)

racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid;

g)

rechten van het kind;

h)

integratie en sociale inclusie van Roma.

Artikel 3

Complementariteit en samenwerking met andere organen

1.   Ter uitvoering van het meerjarenkader zorgt het Bureau voor de nodige samenwerking en coördinatie met de bevoegde instellingen, organen en instanties van de Unie, de lidstaten, internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld, overeenkomstig de artikelen 6, 7, 8 en 10 van Verordening (EG) nr. 168/2007.

2.   Het Bureau behandelt kwesties betreffende discriminatie op grond van geslacht alleen als onderdeel van, en voor zover dit relevant is, voor zijn werkzaamheden inzake algemene discriminatiekwesties, zoals vermeld in artikel 2, onder b), aangezien het aan het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) is om gegevens over gendergelijkheid en non-discriminatie op grond van geslacht te verzamelen. Het Bureau en het EIGE werken samen, in overeenstemming met de samenwerkingsovereenkomst van 22 november 2010.

3.   Het Bureau werkt samen met andere organen en instanties van de Unie, zoals de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), in overeenstemming met de samenwerkingsovereenkomst van 8 oktober 2009, het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), in overeenstemming met de samenwerkingsovereenkomst van 26 mei 2010, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), in overeenstemming met de werkafspraak van 11 juni 2013, Eurojust, in overeenstemming met het memorandum van overeenstemming van 3 november 2014, en het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), in overeenstemming met de werkafspraak van 6 juli 2016. Het Bureau werkt voorts samen met de Europese Politiedienst (Europol), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en het Europees migratienetwerk, overeenkomstig de respectieve toekomstige samenwerkingsovereenkomsten. De samenwerking met die instanties is beperkt tot activiteiten die behoren tot de in artikel 2 bepaalde thematische werkterreinen.

4.   Het Bureau vervult zijn taken in verband met de informatiemaatschappij, met name wat de eerbiediging van het privéleven en de bescherming van persoonsgegevens betreft, in samenwerking met, en ter aanvulling van de werkzaamheden van, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS), het Europees Comité voor gegevensbescherming, het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) en het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie (JRC).

5.   Het Bureau coördineert zijn activiteiten met die van de Raad van Europa overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 168/2007 en de in dat artikel bedoelde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Raad van Europa inzake samenwerking tussen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Raad van Europa (17).

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2018.

Gedaan te Brussel, 7 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

A. ANVELT


(1)  Goedkeuring van 1 juni 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1).

(3)  Besluit 2008/203/EG van de Raad van 28 februari 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 168/2007, wat de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor 2007-2012 betreft (PB L 63 van 7.3.2008, blz. 14).

(4)  Besluit 252/2013/EU van de Raad van 11 maart 2013 tot vaststelling van een meerjarenkader voor 2013-2017 voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (PB L 79 van 21.3.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (PB L 132 van 29.5.2010, blz. 11).

(6)  Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad en Besluit 2005/267/EG van de Raad (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 1).

(8)  Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk (PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7).

(9)  Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid (PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9).

(10)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) nr. 526/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 inzake het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 460/2004 (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 41).

(12)  Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1).

(13)  Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol) (PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37).

(14)  Verordening (EU) 2015/2219 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en tot vervanging en intrekking van Besluit 2005/681/JBZ van de Raad (PB L 319 van 4.12.2015, blz. 1).

(15)  Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1).

(17)  Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Raad van Europa inzake samenwerking tussen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Raad van Europa (PB L 186 van 15.7.2008, blz. 7).